K
'M
PI
sr* -in
DE GEHEIMZINNIGE
GENTLEMAN
POPPENKAST.
PAASCHMARKTEN.
«w#» «"""WIS 'n
WOENSDAG SO MAART 1932
Htüül
Maar nu kwam het toeval mij te nu]p In
Jaeh, antwoordde de ander vaag,
Brandende Paaschwielen.
De Paaschklokken.
n
^gemerkt Was het gesprek op geheim-
z'nn'ge, spookachtige dingen gekomen.
den kring der gasten van Consul Herm-
hens waren er verschillende, diie de wereld
gezien en allerlei gebieden betreden had
den, welke door gewone wereldreizigers
rilet bezochit worden
Zoo was er stof voor interessante ge
sprekken in overvloed. Juist had de jonge
geleerde doctor Manners die ondanks zijn
jeugd reeds een zeer bekwaam privaat do
cent aan de Universiteit was, een opwin
dend avontuur van zijn onderzoekingstocht
in het Hoogland van Tibeth ten beste ge
geven, toen consul Hermkens het stilzwij
gen, dat plotseling gevallen was in den
kring verbrak:
„Sta toe, mijne vrienden" zoo begon de
consul, dat ik ook mijn herinneringen weer
©ens opfrisch en een gebeurtenis vertel:
Gemompel van bijval onderbrak den spre-
^er< die een sigaret aanstak en toen ver-
Vol8d«;
"^bgeveer 20 jaar geleden moest ik voor
ccn pt-Qr^ handelsfirma naar Nederlandsch
dië reijgj^ maakte gebruik van eender
passagiet^ch^jigH, die' den regelmatigen
dienst met indië onderhouden. Evenals op
alle zeeschep^ maakten het de passagiers
zich ook hier heel gezellig onder elkaar, zij
ïereenigden zioh ftot één ^ote gemeen
schap, terwijl natuurlijk de afscheiding der
bassen bleef. De gemeenschappelijk© maal
tijden, de feestjes welke gegeven werden en
ö°g zooveel andere dingen brachten ons
Dij een alsof we eikaar al Jaren lang kenden,
ïfet waren over het algemeen nette lui, d;ie
zich tegelijk met mrij ingescheept hadden.
Slechts een enkele passagier kon niet on
der de rubriek „gewone sterveling" inge
deeld worden. Deze ééne man trok direct
tpijn aandacht. Gedurende den maaltijd zat
Dij piet bij de anderen, maar had een hoek
fe.faf!je voor zich alleen. Wanneer overdag
de gewone flirt in vollen gang was of wan
neer 's avonds de heeren in de rooksalon
bijeen kwamen, bleef hij eenzaam op zich
zelf. Hij wisselde nooit een woord met een
der medepassagiers maar gaf altijd een be
leefd, doch uiterst koel antwoord wanneer
men hem iets vroeg. Men merkte het al heel
spoedig en iie£ pem aan zich zelf over.
k„rrpJj den -naam van ,4e geheimzin-
mge Zag f(e man er keelemaal niet
renfflh™ïesmJeeSaaalja'gend Uit tüj h"f
drukking en deen' Zljn»ezicht was vol uit
buitengewonen tnoelT11 gPOOt Ver9land eD
leen zijn oogen hadd^ff T' m
zwaarmoedigs. Zijn wÏ
opgevoeden „gentleman". ned deu wel
Ik besloot met dezen zeldaan^ man in
fcontact te komen zoodra de gelegenheid
daarvoor gunstig was. Tot nu toe deed ik
alle moeite hem onopvallend te observee_
l-en. Al heel spoedig had ik ontdekt dat de
Scheepsofieieren ©p speciaal de kapitein
den „geheimzinnig©'' met l'uiitengewone
Vriendelijkheid behandelden. Hij mocht on
gehinderd op ieder en tijd de commando
brug betreden en verbleef vaak en lang }n
de cabine van den kapitein.
Gedeelten van, woorden, die ik af en toe
Van zijn gesprekken opving, gaven mij het
bewijs, dat ik met een geschoolden zeeman
te doen had. Dat had ik trouwens al bij
het begin der reis ondervond©^ t°en de
meeste passagiers zeeziek in de hutten la
gen. In dien tijd was hij een der weinigen
die op geregelde tijden aan tafel ver
scheen. Dit was weer een bewijs ervoor dat
hij dikwijls groote zeereizen gemaakt moest
hebben- In de Middellandsche Zee, kort
Voor het Suezlkanaal, kregen wij een over
tuigend bewijs zijner dapperheid. Door
eigen onvoorzichtigheid was een 12-jariige
knaap, de zoon van een Hollandschen ta
baksplanter overboord gevallen. Er hoersch-
t© geweldige opwinding. De moeder viel in
Smacht, de manschappen rukten als be
ffen aam de davits, waarin de reddings-
oten s© ^fnme'den en de passagiers ston-
en er &an ^Wringend rondom. Nu had de
.*eheim«e" den val van het kind niet
een van de havens kon ik hem door mijn
talenkennis van dienst zijn. Hij wilde een
waardevol voorwerp van een inlamdsch
handelaaj koppen en ik deed bij den koop
dienst als tolk ierwijl ik er voor oppaste,
dat de „geheimzinnige" niet overvraagd
werd. Van dit cogenblik af wisselden wij
nu en dan enkele woorden maar dit waé
voor mij al van groote waarde, want onctef
de®e omstandigheden kon ik immers ho
pen, nader met hem in kennis te komen.
Deze gelegenheid zou ook spoedig ko
men. De kapitein had een laatste feest ge
organiseerd. Terwijl alles in de groote salon
bijeen was en volop danste, ging ik wat op
het promenadedek wandelen. In de schadu
wen van een der scboorsteenen zag ik den
„geheimzinnige" in rok staan. Ik ging na ar
hem toe en wij begonnen een gesprek. Hij
scheen mij opgeruimder dan anders, want
hij praatte tamelijk druk. Wij spraken over
het einde der reis en over enkele passagiers
die van Batavia uit met een schip verder
wilden. Zonder inleiding begon de „geheim
zinnige te spreken:
„Ik geloof dat ik een verklaring schul
dig ben. U zult evengoed als al de anderen
mijn gedrag zonderling, zoo niet vervelend
gevonden hebben. Maar wees zoo goed
naar mij te luisteren. Ik zal u in het kort
mijn geschiedenis vertellen. Vroeger was ik
ook graag in gezelschap van vroolijike men-
schen en ik gold voor een onderhoudend
man. Dat werd plotseling anders, toen ik
een ontzettende gebeurtenis .beleefde.
Mijn vader was een aanzienlijk en rijk
reeder, die over een prachtige handelsvloot
beschikte. Evenals ik zou mijn broer, die 4
jaar jonger was, later in de zaak komen.
Maar reieds voor miijn vader zich uit de
zaak terug trok waren wij er in werkzaam,
Op zekeren dag nu moest mijn broer een
buitengewoon transport ju weel en uit de
Zuidzee naar Amsterdam convooieeren
Mijn vader wilde de controle over de edel-
steenen niet graag aan een vreemde over
laten en zoo moest Frits de reis maken. Het
zou zijn laatste reis zijn, want hij keerde
niet meer terug Een pf ander ongelukkig
gesternte zweefde boven zijn onderneming.
De helft van de bemanning was ziek en
moest door inlandsehe zeelui vervangen
worden. De schurken hadden er de lucht
van gekregen dat er een kostbare lading
aam boord was en sloegen aan het muiten.
Het was voor de misdadigers een gemakke
lijk spelletje de F.uropeesche matrozen te
overrompelen en van kant te maken. Later
hadden de misdadigers de luiken opengezet
en het schip tot zinken gebracht Maar de
kerels hadden er geen rekening mee gehou
den dat de marconist voortdurend op zijn
post gebleven was De brave man had tot
hot laatste oogenblik noodseinen de we
reld ingezonden en zelfs een tamelijk nauw
keurige plaatsbepaling van hat punt
geven waar het schip ten onder gegaan was.
Dat was van groote beteekenis voor de
onderzoekingen die mijn vader direct liet in
stellen. Een onzer schepen werd i,n een ber
gingsvaartuig veranderd en zocht de plaats
op waar heft schip gezonken was. He dui
kers hadden de ligging van het wrak spoe
dig gevonden, maar toen bleek dat het on
mogelijk was de dooden en de kostbare la
ding te bergen. De diept© van het water was
ongeschikt om du'ikwerk te verrichten. He
duikers weigelden af t© dalen. Tenslotte be
sloot ik zelf te duiken. Het was een gewel-
dl£e diiepte. Het schip had ik spoedig hg.
©eikt„ Ik moest mij haasten want, lang kon ik
en druk niet utthouden. Ik klauterde aan
001 d ©n begaf mij binnen in het schip en
r za® ik do ontzettends*© tragedie welke
miJn oogen aanschouwden. De overval der
munters had de bemaning verrast als een
HHH
kant en stonden voor de etalage te kijken of
ze geen spoor hadden achtergelaten. Toen hol
den ze het karretje na.
Vlekke haalde zijn eigen sleutel van de zaak
uit zijn zak, ging eveneens naar buiten en
eloop behoedzaam achter het karretje met de
drie kerels aan.
De Commissaris van politie sliep als nooit
tevoren, toen hij plotseling opgeschrikt werd
door de telefoon. Hij nam snel zijn maatregelen
De inval verliep schitterend. Het oude huisje
had maar één ingang en de kerels, die er met
hun buit er waren binnengegaan, konden niet
weg.
Daar hè-je die pop ook, kreet een van hen
toen ze Vlekke ontdekten. Vlekke streek eens
over zijn stijve haren.
Wat beteekent dat? vroeg de Commissaris.
Ik had me ais pop verkleed, zei Vlekke,
en stond in de etalage. Daar stonden zij ook.
Nee maar, zei de Commissaris, nee maar,
die is goed
't Kan zijn, zei Vlekke, maar één keer is
voldoende. Ik nooit meer
J. v. d. MAAS.
hen scène, uit „Het Huis der Vreezen door het Rotterdamsch Hofstadtooneel,
onder regie van Schwab opgevoerd, v.l.n.r. pie Car eisen, Hans van Ees, Louis van
Gasteren en Helene Treep- Vink.
bliksem
b'j helderen hemel. De meesten
Pezien, pas op het oogenblik
9 vran ^8 ©"^©©gedoken was.
de°nooXe *11^' 6011 °ffider h6m Vlug
met een prachtig gen ™ds schoot hij
Na meermalen g6c,ck g °Wr de reeling'
l.„. mrd Ml ,vWr Toüolijkertijd met de
Vn °°0r<l «,h«sche»-
I«er Md»-*» "11de,
Er Wo, km* be.
n en
rden
haast geen woord met hem gesp^T"0®
w.11 Irnrfina V» ae"«
a 4. v I
staan om met bem m hennis te Vn™
iets over hem te vernemen. \VjJ en en
reeds het einde van de reis en ik jjad
naderden
waren direct aan het werk dood gestoken
en neergeslagen Vreeselijk das de aanblik
der dooden. Aan tafel zat de marconist
Hansen, een zeeman dien ik zeer goed ken
de. Hij had de koptelefoon nogofn en hield
met de rechterhand de toetsen van het ap
paraat. Ilij zag er uit alsof hij 0ver zijn werk
in slaap gevalier. waSj als niet iets afschu
welijks mij. ande,rs geleerd had. Uit den rug
van Hansen stak het heft van een reusach
tig mes.... Handen had dus met het moor
dend staal in den rug, nog altijd zijn dienst
gedaan, lullend keerde ik mij af om mijn
broer Frits to zoeken, ik vond hem voor
zijn hut, ontzettend toegèkateld naast, den
kapitein liggen. Dat was te veel voor mijn
zenuwen. Vlug bond ik beide dooden aan
een touw en liet ze met mij ophalen. Van
de ©delsteenen hebl^n we niets meer gevon
den. En ik kon niet meer duiken omdat ik
direct na dit beleefde door zware ijlkoort
sen overvallen werd.
Ziet u, dat is de reden, waarom ik niet
meer zoo vroolijk en opgeruimd kan zijn als
andere menschen
Ik kon den man slechts vol ontroering de
hand drukken en keerde mij toen om, zoo
besloot de consul zijn vertelling.
Dat lukt je nooit, zei de commissaris
tegen Vlekke, inspecteur van de recherche!
En toch zou ik wel eens willen zien....
antwoordde de inspecteur.
Nou.... goed! zei de commissaris, dan
belast ik je bij deze ambtelijk met de ophelde
ring van deze zaak. Ik zal je niets vragen.
Als er nieuws is waarschuw je me maar.
Dank u. zei Vlekke.
Dit is zooveel als de overdracht van een
onderzoek in een diefstal, in een reeks van
diefstallen, die ten nadeele van een groot
kleedingmagazijn gedurende de laatste weken
waren gepleegd. De Commissaris van politie
had zelf het onderzoek geleid, had 's nachts
zélf de wacht gehouden in het gebouw, maar
als hij 's nachts in de zaak was geweest, dan
werd er 'e morgens ook niets buitengewoons
opgemerkt (tenzij men liet achterwege blijven
van diefstal Iets buitengewoons wilde noe
men, want er was de laatste weken voortdu
rend gestolen). Het pleitte zeer zeker voor
het prestige van den commissaris, dat er niets
werd gestolen, als hij een nacht in de zaak
verbleef, Maar daar kwam men niet verder
mee!
In een onderhoud met één van zijn beste
ondergeschikten, den inspecteur van de recher-
c e. lekke, had deze neiging getoond zich
met de zaak te bemoeien. De Commissaris
had nu besloten, Vlekke te laten toonen. wat
hij kon en heim de zaak In handen gegeven.
Daarom ging Vlekke tegen den avond naar
de zaak van heerenoonfectie-kleeding in een
piachtig costuum, dat hem als gegoten zat.
Zijn haren had hij flink met allerlei smeersels
waarvan hij anders placht te gruwen, bewerkt
en die plakten thans als een mahoniehouten
kapje od zijn schedel.
's Middags had hij geconfereerd met den
directeur van het magazijn, zoodat hij zioh
met geen formaliteiten behoefde op te houden,
Hij kreeg een sleutel van de zaak en was
overigens volkomen vrij in doen en laten.
Hij liep zoo onopvallend mogelijk den groo-
ten winkel binnen, keek even om zich heen,
of het erg druk was en toen hij zich vrij van
alle aandacht wist, tilde hij plotseling het
gordijn op, waarmee een van de groote uit
stalkasten van den winkel was afgesloten en
stapte voorzichtig in de étalage. De kams be
stond, dat menschen hem van buiten af in
de étalage hadden zien gaan. Daarom deed hij,
alsof hij ambtshalve met éen costuum bezig
was, waarmee een der poppen was uitgedost
eu knutselde zoo'n beetje aan 't dasje van
een bleeken, wassen heer. De menschen, die
hem gezien konden hebben, zouden nu ver
der geen aandacht meer aan hem schenken
©n dus verstrakte Vlekke langzaam zijn bewe
ging en eindelijk stond hij met een star ge
zicht d-oer de groote spiegelruit naar de straat
t0 staren. Zijn linkerarm hield hij een beetje
gebogen en zijwaarts, zooals hij dat van col
s-etalagepoppen gezien had en in zijn
rechterhand hield hij hoekig-sierlijk een hoo-
S?n hoed gekiemd, waarin achteloos een paar
a-cé-handsch oen e n waren gewor pen.
ZrtM' stond Vlekke uren achtereen. Er kwa-
'nen mensohen voor de étalage staan, die al
leef(]OPI>erl één V00r één Choken en Vlekke be-
1 i 8 ,eeïl benauwd kwartiertje, toen plotse-
Die voor de étalage zijn zwager stond,
grinn k Vlekk© strak aan, begon toen te
ma.'°e~n' te wenken en knipoogjes te geven,
maar keoV^ hl®W ZiCh E°e<i' hem wel
vreden h r over hem heen- Hij was te-
.~d hij zoo'n flinke laag poeder op
Z1' had gewreven, want hij kon niet
garandeeren, dat lletm het Woed niet e€a wel_
hooM ©teeg.
nij de zwager zijn tong uit en
Nog een half uur en dan zou
nrmnpii T °*en Worden. Er stonden zestien
Vlekke had ze zeker tien
aarvan was hij er één. Als het
e, er achteir te komen, wat zich
s avon s eigenlijk in die afspeelde, dan
lukte nooit iets.
T-oen het sluitingsuur k j al het
personeel naar huis. Geen levend wezen bleef
achter in de zaak, alleen hij, Vlekke. Hij zou
wachten op de dingen, die komen zouden. Hij
was gereed.
Reeds drie kwartier waren de lichten ge
doofd en ook op straat werd het stil
Plotseling voer Vlekke toch een rilling
door de leden. Hij had gedacht, dat er iemand
met een sleutel stiekum zou binnenkomen.
Haar dat was niet gebeurd. Wel hoorde hij
ineens een stern, gr moesten, zich dus een
paar personen hebben laten insluiten, anders
kónden ze er niet zijn. Hij wist niet direct te
zeggen, waar de stem vandaan kwam.
Het leek wel van den voorkant, maar dat
schreef hij toe aan de acoustiek van de etalage-
least.
Heb jij 'm gezien vroeg de stem kort.
'Nee, gelukkig niet
Zeg dat wel. Die vervelende kerel heeft
me gisteren weer kramp bezorgd, door hier den
heelen nacht rond te loopen. Je kunt geeneens
weg.
En je schiet er niets mee op, zei de andere
stem toen weer en vervolgde ben je er zeker
Van, dat hij er niet is
AbsoluutAnders had je hem trouwens
al hier in de kasthij zou ons gehoord hebben.
Ik heb de voordeur geen moment uit het oog
tortoren. Hij is er vandaag niet geweest.
In de kast, dacht Vlekke eri tegelijkertijd
Z©1 iemand„kom" en plotseling kwam er
beweging in de etalagekast. Twee poppen, die
vlak vóór hem stondenbewógen.
Voorzichtig, zei de linksche, en stapte
©chteruit.
yieltke werd beurtelings koud en warm hij
knipperde met de oogen. Rakelings schoven de
twee poppen links en rechts van hem. „Halt",
zei de rechtsche toen plotseling, en onmiddellijk
stonden ze beiden stil. „Daar komt net iemand
voorbij", beet de een den ander toe, vlak onder
Vlekke's neus door.
't Is en 't blijft riskant, zei toen de ander.
Ja, zei die van rechts weer. Wat was dat
daarstraks achter ons 'in de kast
Man, schei uit. Ik besterf 't nog, als ik
©r ©an denk. Die kerel kwam ineens aan m'n
'dasje prutsen. Ik dacht, dat we er gloeiend bij
waren. Hij heeft gelukkig m'n gezicht niet
aangeraakt.
Stond die ook hier vanmorgen vroeg
de rechtsche toen en tikte op den hoed, dien
Vlekke In de hand hield. De inspecteur dacht,
dat 't heele plakje haren op zijn schedel als
om scharnieren draaide en recht overeind ging
staan.
en toen gelukkig Kom die vent ls voorbij, en
meteen stapten de beide kerels uit de etalage
kast den winkel binnen. Vlekke dacht, dat de
ruit zou beslaan van den zucht, dien hij loosde.
Het gevaar was nu achter hem. Hij wilde de
kerels betrappen en ze niet ontijdig storen.
Achter zich hoorde hij nu de stemmen.
Hoe laat komt Jozef met 't karretje
Kwart voor elf
Wat denk je, waar zouden we mee be
ginnen
Och, 'n paar dure, zon ik zeggen. Hoe
beter waar, hoe meer opbrengst, 't Neemt alle
maal even veel plaats in.
Er klonk gesjouw met stoffen, ruischende
en ritselende costuums.
Leg ze maar dicht bij de deur, dan zijn
we zóó gereed.
Weet je wat óók een mooi costuumpje
was, zei een stem
Nou
Dat eene, wat die vent in de kast aan
had 1
Welke meen je
Vlekke keek snel om zioh heen naar de ver
schillende costuums. Welk daarvan konden ze
bedoelen
Wacht, ik zal 't je even wijzen, hernam
de stem en de twee kerels sprongen weer de
kast binnen. Voorzichtig keken ze door de ruit,
naar de straat, en teen naar de poppen.
Hier, dit! zei de eene kerel.
Vlekke's bloed stond stil. De vent wees naar
zijn maag.
Hjj is niet geprijsd
Nee, dht zal wel. Dat doen ze, om de
menschen niet af te schrikken. Maar mij de
kerel grijnslachte schrikken ze heelemaal
niet af. Hier voel 'ns wat een stofje, en tot
Vlekke's ontzetting greep de kerel een jas-
lapel en wreef er met duim en wijsvinger over.
Dat is goeie waar 1
Wou je 't hem uittrekken
Ja, wat zou dat Dat is gauw gebeurd
en dan gooien we hem achter de toonbank.
Vlekke opende een snelvuur van schietgebed
jes en staarde met brandende oogen naar bui
ten. Hij had er geen flauw vermoeden van,
wat er het volgende oogenblik zou gebeuren.
Plotseling werd hij rich bewust van een nieuw
element in de gebeurtenissen. De twee kerels
hadden ook luisterend het hoofd gelieven.
Da's Jozef.
Kom gauw, zei de een tegen den ander, de
kar mag hier niet te lang voor de deur staan,
en zij haastten zich weg.
Toen Vlekke tot bezinning kwam, sloten de lumaEviauoniadiijcD geen venoren j'
beide kerels juist de voordeur aan den bulten- j van 't antiek Palmyre zijn verdwaald.
Het aantal feestmarkten is te Parijs danig
ingekrompen. De meeste bestaan nog in de
herinnering of in den vorm van wijkkermis-
sen, die, als men ze maar weet te zoeken, het
heele jaar door te vinden zijn, behalve na
tuurlijk in den winter. Een paar draaimolens
en suikerkramen, een paar schiettenten en
een onmogelijk allegaartje van waarzegsters.
De oude „foor" heeft afgedaan. De grappig
ste speling van het tot is wel, dat die kermis
sen en feestmarkten, die het volk in kennis
moesten brengen met de „nouveautés", zijn
uitgeloopen op de foor van den ouden rommel.
De twee meest bekende van die historische
markten zijn nog ,„la foire la ferraille" van
Palmzondag tot beloken-Paschen en de „mar-
ché aux puces" die eiken Zondagochtend de
belangstellenden trekt naar de gesloopte for-
tifs bij de Porte St. Ouen.
Vlooienmarkten zijn er te Parijs bij de
vleet, want er is geen stad waar de bric-A-brac
zoo in eere wordt gehouden. Ze zijn het re
sultaat van de ingeboren zuinigheid van het
Frausche volk, dat de onmogelijkste dingen
blijft bewaren, die nog wel eens van zijn leven
te pas kunnen komen. Maar het succes ligt
toch in de Parijsche leepheid. Parijs is nu
eenmaal de stad van de kunst en van het
weten, en in deze museumstad heeft ieder zijn
verzameling. Wat de boer niet kent, weet de
Parijzenaar op zijn waarde te schatten en
daar hij overtuigd is dat de fortuin op straat
ligt, daar is hij in zijn vrijen tijd de eeuwige
scharrelaar en kwanselaar, die aan de uit
breiding van zijn antiek of van zijn kunst,
of hoe hij zijn curiosa aanslaat, blijft werken.
Hij flaneert langs de boekenstalletjes van de
Quai's, brengt devote bezoeken aan het
„Maisan de Vente", gluurt met jalnuzie alle
bric-è. brae's af en maakt ware excursies in
het droomenrijk als hij over de Marché-aux-
Puces kan dwalen, terwijl voor hem de Oud-
ijzerfoor de groote jaarbeurs is.
Nu is 't een feit dat de „Foire A la Fer
raille", die de geheele boulevard Richard
Lenoir bedekt van de Bastille tot de boulevard
Jules-Ferry ook voor den vreemdeling wel de
schilderachtigste onooglijkheid is, die hij op
het gebied van typisch stadsleven zou kunnen
ontdekken. Dit Leipzig van 't oud-ijzer is nog
altijd de kromme spijkers- en oude-sleutels-
markt, maar het schijnt dat zoo lang de
menschen iets op te ruimen hebben gehad het
begrip oud-roest zeer ruim werd opgevat en
alles bevatte waarmee men geen weg wist.
Want dat is toch wel het onveranderlijke
in onze „Foire A la ferraille", dat ze sinds
het grijs verleden de „foire de la débine" is
geweest. In den tijd dat ze nog op het eiland
van de Notre Dame werd gehouden, in het
hart van de Cité, zullen de eigenaars zelf wel
hun opruimerij naar de kwanselmarkt hebben
gedragen. In de middeleeuwen was het reeds
een handel en toen de uitzetting der stad de
foor naar de ruime boulevards dreef, vormden
zich van zelf die generaties van kramers
zonder mars, die aan twee schragen en een
plank genoeg hadden om een boutique op te
zetten van de koopwaar die uit de vuilnisbak
ken was gered.
Maar op den ochtend van Palm-Zondag ver
hulzen al die wijkmarkten naar de jaarbeurs
van de bric-A-brac.
Ongelooflijk wat er dan niet voor den dag
komt: gebruikte schroeven en ingeslagen
bustes, verminkte klokken en gescheurde
schilderijen, ondefinieerbare meubelen en op
gezette dieren, oude zinkroeren en (lees de
Parijsche „gemengdjes") nog nuttige revol
vers, ontzoolde schoenen en verschoten unifor
men, wespvormige mannequins en ontveerde
canapé's, grijnslachende waspoppen die door
ontribde skeletten verschrikt worden; je weet
nooit of in een Gibusdoos een hooge hoed of
een „gras tibi" zit, eerbiedwaardige folio's en
valsche Corot's, autobanden en radio-toestel
len, decoraties en zwempakjes.
En al die gespleten, gebarsten, geschaafde,
gehavende, verbleekte, in elk geval verbruikte
voorwerpen, liggen breed uitgespreid, mélancho-
liek en soms tragisch, altijd schaamtevol, te
wachten of er nog een hand is die zich naar
hen zal uitstrekken en als de Maartsche dag
somber is dan is het om naargeestig te wor
den, zoo hopeloos als dit slagveld van 't te
lang gebruik er uit ziet.
De kooplui laten hun klanten begaan, het
vakoog beloert de eigenlijke scharrelaars, de
ware kenners, die komen neuzen of niet een
antiquiteit of een parel met den rommel zijn
meegekomen. Die kenners kennen elkander
en houden elkander in de gaten Steelsgewijs
graaien ze in de verborgen hoeken, behoed
zaam loeren ze naar de signatures der schilde
rijen zooveel meesterstukken worden
vermist, zooveel sieraden worden verloren,
zooveel documenten raakten zoeken je
kunt toch nooit weten, of een gramophoon
niet op een Louis XV-commode werd gepoot,
of dat aanrechtluik niet de triptiek van een
bourgondisch meester voltooit, of in het doosje
met de ontwielde uurwerken en de hals- en
rozenkranskraaltjes geen verloren juweelen
Tot de weinigbekende onder de zeer vele
Paaschgebruiken mag zonder twijfel gerekend
worden het gebruik van dé z.g. „brandende
Paaschwielen", waarvan hier eenige bijzonder
heden volgen.
In een kleine Duitsche stad, Lügde, in Pyr-
mont gelegen, heeft tot yoor enkele jaren het
gebruik bestaan om het Paaschvuur te ver
vangen door groote brandende wielen van de
hooggelegen burcht langs den bergweg omlaag
te laten rollen.
Dit geschiedt op den avond van den Eersten
Paaschdag en het was een prachtig gezicht om
ze, gelijk rollende brandstapels, door de duis
ternis te zien voortbewegen.
In de Stille "Week gaan de z.g. „Paaschbroe-
ders" langs alle huizen, waar zij de bijdragen
voor Paschen komen ophalen. Algemeen gaf
men gaarne óf geld, öf stroo.
De „Paasehbroeders" laadden op den eersten
feestdag een groote hoeveelheid stroo op een
wagen. Op een anderen wagen werden vier
wielen, ongeveer van manshoogte, vervoerd.
Met die vracht ging men naar den z.g. Paasch-
berg, welke ten westen der stad gelegen ls.
Door spaken waren de wielen in vier vakken'
verdeeld; door de naaf werd een dennetak ge
stoken, terwijl de vier vakken werden opgevuld
met stroo, rijshout en werk. Daarna werden de
wielen met licht ontbrandbare stof overgoten.
Aan den voet van den berg werd een hooge
stapel van meidoorntakken, dennenhout en an
der hout gemaakt. Op den „grooten" avond ko
men nu de Inwoners om van het fraaie schouw
spel te genieten.
Dan klonk plotseling een schothet eerste
wiel wordt aangestoken. Twee mannen draaiden
het aan den dennentak langzaam een eindje
omlaag als het wiel de goede richting heeft,
geven ze het nog een duwtje, om het vervolgens
toe te laten. Voortdurend wordt de snelheid
van het rollende wiel nu grooter niets is in
staat het tegen te houden. Alles staat in brand:
vonken vliegen links en rechts omhoog. "Wan
neer het beneden tot stilstand gekomen is, gaan
de kinderen gauw het vuur blusschen, ten
einde de wielen te sparen Toch moeten er
om de drie jaren nieuwe wielen gemaakt wor
den.
Als ten slotte de vier wielen geloopen heb
ben, zingt het volk nogmaals een gemeenschap
pelijk koraal, om het geval thuis verder te
bespreken. Een zeker bijgeloof is aan het rollen
der wielen ook nog verbonden zijn ze goed
naar beneden gerold, dan zal het een goed jaar
worden. En hij, op wiens bouwland ©en wiel
blijft liggen, kan op een grooten en ruimen
oogst rekenen.
Vooral in Frankrijk weet ieder kind te ver
tellen, waarom van Goeden Vrijdag tot Paasch-
Zaterdag de klokken niet luiden. Want dan
zijn de klokken naar Rome. Op Goeden Vrij
dag hebben ze opeens hun werk in den steek ge
laten, zijn ze hun plicht vergeten en denken
ze aan geen Angelus en aan geen H. Mis meer
en laten zij de torens staan als huizen zonder
menschen. De vraag echter, wat de klokken in
Rome zijn gaan doen, schijnt moeilijk beant
woord te kunnen worden.
Niemand weet er met zekerheid de oplossing
voor, en terwijl de een meent, dat ze op visite
zijn gegaan bij den Paus, vermoedt de ander
met 'n ernstig gezicht, dat zij ia Rome zijn gaan
biechten en vergiffenis voor hun zonden zijn,,
gaan vragen.
Of de klokken dan wel zonden kunnen doen?
Natuurlijk doet 'n klok kwaad, wanneer hij
's morgens met een schorre stem de Angelus
beiert, of wanneer hij zoo laat begint te klepe
len voor de H. Mis, dat de menschen te laat
komen, en dat de oude gedienstige van den
gemeente-ontvanger, die 't voor haar meester
helaas ook meteen maar Waar moet nemen, in
haar haast struikelt over de arduinen treden
van het hordes voor de kerk
'n Derde fantaseert, dat alle klokken van
alle landen in optocht door Rome's straten rij
den, en dat zij gemakkelijk gezeten zijn op
prachtige zegewagens vol frissche lentebloemen.
De meeste kinderen zijn er echter van over
tuigd, dat de klokken in Rome Paascheieren
zijn gaan halen, die ze op hun terugtocht over
al rondstrooien in de tuinen, en in de parken
en door de open ramen.
Waar zouden al die Paascheieren ook anders
vandaan komen dan van Rome
We hebben 'n bijzonder rijk meisje, al was
zij maar rijk aan bonte fantasie, haar jonger
broertje mogen hooren uitleggen, dat er niets
van aan is, dat de klokken naar Rome gaan-
Ze gaan naar Jeruzalem, om Onzen Lieven
Heer te begraven op Goeden Vrijdag maar als
'tdan op Paasch-Zaterdag mooi weer ls en het
is lente, dan kunnen ze niet lang meer bedroefd
zijn, en dan keeren ze naar huis terug over
Rome, en goed, daar gaan ze den Paus bezoe
ken en daar gaan ze 'n bloemenoptocht honden,
en daar gaan ze eieren rapen, om die thuis
als reissouvenir rond te strooien.
Het voornaamste was echter, dat ze eerst
naar Jeruzalem gingen.
Daar wordt rondom onze feesten nog wel
nieuwe folklore gemaakt. Alleen wordt er min
der naar geluisterd, en worden dergelijke
staaltjes nog maar anecdote geheeten, in af
wachting van het feit, dat eens 'n heel nieuw
volk de klokken naar Jeruzalem zal sturen, om
Christus te begraven en om zich zelf 'n paar
dagen tevreden te stellen met het rauwe ge
luid van de ratels.
Voor persoonlijk gebruik?
De Alg. Ned. Kattenbak-Centrale zendt het
volgende drukwerk ter Invulling rond:
Ondergeteekende wenscht:
2 x per week een echoone bak, 3 x per week
een schoone bak.
Naam:
Adres:
Papa.
„O, vader", zej heit pas verloofde meisje,
wij zijn samen zoo gelukkig, twee zielen en
één gedachte".
„O, dat is nog niets bij mij vergeleken,"
lachte Pa, „toen ik trouwde, had ik heeto-
anaal geen gedachte".