ssx rr,,1; Sr sriïss rsr tijd DE EERSTE KAMER EN BELGIE. EEN PSEUDO-MOERDIJK-KANAAL. »"e!? dM 5?Si?ta uSS^lSS^.^- STÜ?m^racht' ka-«- i» .ik cns1 ian^r^r1/1^6 b6teekeni9 is' SCHIJN BEDRIEGT. C\i:r„ -»"»i -*•«* DONDERDAG 31 MAART 1932 FELLE CRITIEK OP MINISTER BEELAERTS. Hoe staan de onderhandelingen aankomst mail P. DE GRUTTER ZOON. ST. WILLIBRORDUS-FEDERATIE Jaarvergadering te Utrecht. twïdehverbrndingBSar!maan hi^ T m seM.a batuït) TtT HET RAPPORT-WELTER. DE HAVEN VAN ROTTERDAM ZOU HAAR TOEKOMST VERLIEZEN. betere verbinling m<jt d<m Rjjg a, HET DRAMA OP DEN MAJELLATOREN duldeilX1 üir'hl,™ Het was todl DRIE DINGEN STAAN NU TAST Het was België, dat in het middenpunt der besprekingen stond over de begrooting van Buitenlandscbe Zaken. Men kon dit verwach ten na de duidelijke bewoordingen in de schriftelijke stukken en er waren dan ook vol doende belangstellenden op de gereserveerde tribune. Lehman, die zijn rede zorgvuldig had opge schreven als ware hij bang zich door zijn in- pulsieve natuur'te zullen laten meesleepen, heeft er aan gehecht in een klemmend betoog nog eens de positie te markeeren en de „Re geering in haar geheel" (alleen Minister Bee- laerts was echter aanwezig) te waarschuwen. Deze waarschuwing gold een beleid, dat de concessies zou overschrijden, neergelegd in het Nederlandsche Memorandum, door onzen gezant te Brussel op 7 Mei 1929 aan den Bel gischen minister van Buitenlandsche Zaken overhandigd. In dit Memorandum treft de allengs klas siek geworden zinsnede: „dat het toestaan aan België van het kanaal, voorzien in het verwor pen verdrag van 1925, of van ieder ander ka naal dat dezelfde kenmerken zou vertoonen, een politieke onmogelijkheid Is. Iedere Neder landsche Regeering die dit mocht vergeten zou door de natie gewraakt worden". Welnu, aldus prof. Lohman, de waterweg welke de Minister zich voorstelt aan België te geven, draagt de bestreden kenmerken. Hij schept een kunstmatigen Rijnmond te Antwer pen en een verlenging van Antwerpen's dok ken op Nederlandsch gebied. Wat de Minister in October in abstracto projecteerde, blijkt een werkelijke vaarweg te worden voor schend van 4000 ton. pen De heer Lohman heeft'nog eens zijn bittere teleurstelling geuit over den Minister en de. zen herinnerd aan het oude spreekwoord dat het beter is ten halve te keeren dan heeie'™,.! behalve dan waarschijnlijk baron van Wass* naer van Catwijck, tegen de geopperde A,ff werpen-Rijn-verbinding zijn. Minder scherp maar niet minder dnta„uli beeft de rrijheidsbondsche heer v d Berih gesproken. Deze afgevaardigde is 'w zoo fel als zijn c.h. collega die elke Jr met den Minister als een h™^ dlscu,ssie kenschetst. Voor den heer v"d Beretf rfw een verdrag, waarover nu reeds zoo werkelijke weergave van het NedeTlandsche 'Standpunt in Mei 1929. Is het een vergissing geweest, laat de minister heit dan zeggen. Is het geen vergissing geweest, maar is de minis ter sindsdien van meening veranderd, laajt Z.Exc. het dan ook zeggen. Er is in de Eerste Kamer een geprikkelde ■stemming een deel van die Kamer zou zelfs bereid zijn, den minister nu al weg te zenden Het moet toch waarlijk wel moeilijk zijn voor de C. H-fractie de begrooting goed te keuren van een minister, aan wien zij in een hoofdpunt van zijn beleid onomwonden het vertrouwen heeft opgezegd. Als echter de minister van standpunt zou zijn veranderd, dan kan dit nog niet tot uit drukking zijn gekomen in definitieve afspra ken. Voor zoover ons bekend is bestaan er alleen geparafeerde voorloopige verdruk ken, die vier maanden geUUg zV7s de^e teï 7n verstreken, dan zou men weer van voren tan b4wrtY'8'' W6ten wiJ genoeg. Maar, de VZaak ln haar geheel eerst voor bLht wlT^nWWTdisias te morden ge- wereld Pen DU zien' is omgekeerde eerst rit. m eJentuee' Belgisch verdrag moet sltiM -I W Kamer pa&seeren. Zij is nog B 6 T00rriaamste tak onzer Volksvertegen- menf !"ing en ket schijnt oms voor ons parle- i re stelsel een reëel gevaar, dat de Eerste mei binnen betrekkelijk korten tijd twee ïaai beslissend ingrijpt in een materie vóór e Tweede Kamer zich hiermee bezig hield. KIEVITSEIEREN AAN PRINSES JULIANA AANGEBODEN. Behalve het gisteren vermelde kievitse4 zijn ook heden kievitseieren aan Prinses Jull-- na aangeboden door P. van der Geer te Voor bout en J. H. Nijland te Goor (Overijsel). De mail van Eng. indië per Engelsche e. Malwa wordt Vrijdag 1 April 7 uur vjm. te Marseille verwacht. Uitkeering van 5 pet. interim dividend op de cum pref. aand. Op de 6 pet. cumulatief preferente en der 6 pet. cumulatief preferente winstdeelende aan- deelen zal een interim-dividend van 3 pet. (onv.) worden uitgekeerd. VERDRONKEN. Te Etten bij Terborg is de 20-jarige' vrouw B. te water geraakt en verdronken. WniemTL n werPetl-Rfjn-kanaal, dat bij ling buiten d et Ultra0nden, dat dus een rege- intL™ f ussch®nwateren behelst en van aan nog, dat het in strijd is met den boven sangehaakten zin uit het Memorandum. handel. Rotterdamsche Kamer van Koop- ^Onze groot-industrieei ware geen zakenmdn tt wij r het sprake van zijn, dat België""" lulra€rs geen ook nog 15 millioen gulden zniier. onze buren Bergh, zulke reusachtige 'uitvave/ted V' d' het wereldverkeer zoo is ingekromi tT1 totale Rijn-verkeer langs Lobith millioen ton in 1927 tot 42 miinjif rU1.m 54 ruggfe vallen in 1931 en dit jaar' mie s- t6~ 30 millioen ton zal dalen? Laat tot tot de tijd van 1927 er weert nTï *achtett al verloren, wat we door de nieuwe verbi^.^ te verliezen vreesden. nding De minister luisterde. Z.Exc. had een vel. papier voor zioh liggen, doch maakte goed als geen aanteekening, terwijl hij dit ijverig deed, toen de katholieke afgsvam-a^T ta heer P. W. de Jong, over de gebrekkig outillage van onzen buitenlandschen vooriteh tingsdienst sprak en meer beroepsconsuls vrraz Zal de minister weer niets zeggen of verklaring afleggen, die het bericht bevestigt van onzen Antwerpsohen correspondent,- m dat de onderhandelingen geschorst zijn In elk geval staan voor ons drie dingen vast. Er <s een tegenspraak tusschen de stellige mededeelingen over het geprojecteerde kanaal en de zinsnede in het Memorandum. Deze fiere verklaring ls óf een vergissing geweest of de In het gebouw van K. en W. te Utrecht ver gaderde gisteren de St. Willibrordusfederatie voor het houden van de twaalfde jaarvergade ring. In zijn openingswoord wees de voorzit ter, de heer H. G. de Boer op de publicaties omtrent de bezuinigingscommissie-Welter, ter wijl hij met nadruk vaststelde, dat, wanneer waar zou dreigen te worden, wat de kranten berichten dienaangaande doen vermoeden de federatie een actie zou ontplooien zooals 'nog nooit. Tot voorzitter en secretaris van het fede ratiebestuur werden herkozen de heeren H. G. de Boer en E. J. Luyf. Naar aanleiding van enkele voorstellen werd vervolgens besloten den strijd tegen de klas- sificatie met kracht voort te zetten. Een voor stel van de afdeel Ing Arnhem, om de gelegen heid te doen openen (door wijziging K. B.) om op vroegeren leeftijd dan 65 jaar te worden gepensionneerd werd na ampele discussie aan genomen. Met algemeene stemmen werd een motie aangenomen, waarin de federatie-vergadering als haar meening uitspreekt, dat het onge- wenscht is, dat de gehuwde onderwijzeres, niet-kostwinster in dienst is bij het onderwijs. Op voorstel van de afdeeling Leiden, werd besloten, dat het bestuur een enquête zou in stellen, omtrent de oorzaken van het feit, dat bij het Katholiek hijzonder onderwijs het per centage tijdelijke aanstellingen hooger is dan bij het openbaar of Protestant-Christelijk on derwijs. Besloten werd dat de federatie zou ijveren, dat de regeering de lagere school vrij laat ln het gebruik van de buigings-n. VOLVETTE GOUDSCHE BOEREN-KAAS. De vereeniging van kaashandelaren te Bode graven en omstreken heeft op de j.l. gehouden ledenvergadering met algemeene stemmen als hare meening uitgesproken dat de kwaliteit van de in 1931 opgelegde Kaas, volgens de oude methode gemaakt, verre de voorkeur verdient boven die gemaakt volgens de nieuwe methode. Waar ook de 14 partijen die op den 14 October J.l. gehouden kaasdag te Bodegraven door de jury de hoogste punten waardig ge keurd waren, alle volgens de oude methode gemaakt werden, daar meent het bestuur den landbouwers te moeten adviseeren de kaas volgen^de oude methode te blijven maken, waardoor het mogelijk zal zijn, dat de kwali teit van de volvette Goudeohe kaas op de boerderij gemaakt, haar ouden roem zal weten te handhaven DE REIS VAN DE „PATRIS". Volgens een draadloos telegram uit Athene ee t het s.s. Patris II, aan boord waarvan zich 6611 sro°t gezelschau Nederlanders bevindt, dÈmu1611 de ei'ahden Hykonos en Delos aange- De drie mannen op de banik hadden het over een vierde, die langzaam in hun richting liep. Carstairs, dé reiziger, die over het onderwerp begonnen was, zei slechts weinig. Doch Jenner, de schilder, en Thorpe, de schrijver, kwamen woorden te kort. „Het oog is de spiegel der ziel", zei Thorpe gedecideerd. „Let eens op zijn oogen Je voelt als het ware het gevaar, dat je van dien man dreigt. Ik voor mij zou niet graag op zijn teenen trappen Carstairs was niet overtuigd. „Hoe denk jij eT over", vroeg hij aan Jenner. De schilder keek scherp naar den wandelaar, die nog slechts een paar schreden van hen verwijderd was. „Dat zal ik je direct zeggen'antwoordde hij Nadat het niets vermoedende voorwerp van hun belangstelling gepasseerd was, begon Jen ner „Ik denk, dat Thorpe zeer waarschijnlijk gelijk heeft. Maar ik ga niet alleen af op die verbeten uitdrukking in 's man's oogen, Iemand'8 karakter te beoordeelen naar zijn gelaat is heel moeilijk. Naar mijn meening zijn dokters en schilders daartoe het meest be voegd". „Hoe zoo", vroeg Thorpe gepikeerd. Die eeuwige superioriteit van zijn vriend Jenner hinderde hem niet weinig. „Door hun kennis van'de psychologie", was het pedante antwoord. „De samengetrokken gelaatspieren van dien man vertelden me meer dan zijn oogen. Zijn scherpe, vooruitgestoken kin sprak van on verzettelijkheid. Aan zijn mondhoeken kon je duidelijk zien, dat hij het karakter heeft van een dwingeland. „Als ik kans had gehad' om zijn gezicht nauwkeuriger te besturen, zou ik je nog een heeleboel meer kunnen vertellen!" „Ach kom", viel Thorpe hem hatelijk in de rede. „Ik heb hem geen seconde langer gezien dan jij, maar zonder al die geleerdheid kan ik je toch een duidelijke beschrijving van dien snuiter geven: Een groote forsche man, met grijzend haar. Blauw-groene, en, zooals ik zei, dreigende oogen. Iemand, voor wien je Je in acht moet nemen. Een man, die geen te genspraak „Dat zijn allemaal maar hijzaken", zei Jen ner ongeduldig. „Kan je uit dien man z'n houding opmaken wat zijn beroep is?" „Zeker", was het vlugge antwoord. „Ik denk, dat hij groot-industrieel is. 'n Hardvoch tig, gevoelloos zakenman. Kijk, hij gaat het Palace-hotel binnen. Precies 'n hotel voor hem! Je behoeft geen zielkundige te zijn om te snappen, dat hij van een goed leventje houdt!" De schilder lachte sarcastisch. „Groote za kenlui hebben juist altijd een vriendelijk ge zicht! Met dwingen kan je geen zaken doen. Neen, 'n fijn diner, lekkere sigaren en meer van die poespas, dat zijn de manieren waar mee je zaken tot stand brengt. En die man had totaal niets vriendelijks over zich. Hij had 'n nijdig, ontevreden gezicht. Waarschijn lijk een tooneelspeler, die zich miskend voelt." „Eigenaardig", mengde Carstairs zich in 't gesprek, „dat twee menschen, die het in hoofd zaak eens zijn, met betrekking tot het punt waarover ze het eens zijn, oneenigheid krij gen! Toen ik over dit onderwerp begon, dacht Ik alleen maar aan het karakter van dien man. Niet aan hetgeen hij in de wereld uit voert. Om nu eens alleen bij zijn karakter te blijven: Jullie bent het er dus over eens, dat hij een nijdig, onaangenaam mensch is?" „Absoluut", bevestigden de twee anderen. „Dat spijt me voor jullie", zei Carstairs droog. „Ik voor mij vond hem altijd een van de beminnelijkste menschen, die ik ooit ont moet heb". Met stomme verbazing keken de twee ande ren hem aan. .Bedoel je, dat je ons al dien tijd voor den gek gehouden hebt?" begon Jenner veront waardigd. „Is het een kennis van je?" Heelemaal niet", was het antwoord, „maar ik heb veel over hem hooren spreken." „Hij heeft hier in Honeycombe Bay groote zaken en brengt de helft van zijn tijd in het Palace Hotel door. Zijn naam is Jordan en hij heeft de reputatie, de beminnelijkste man van de heele stad te zijn. Altijd hetzelfde, prettige humeur'. De beide anderen keken ongeloovig. Ze wis ten wel, dat Carstairs een grappenmaker was, doch nu sprak hij blijkbaar ernstig. MaaT tochJordan's gezicht was voor hen een open boek! „Daar geloof ik geen steek van", antwoord de Thorpe. „Maar natuurlijk, als hij 'n vriend van je is „Hij is geen vriend van me, heb ik je ge zegd", zei Carstairs kortaf. „Ik heb den man zelfs nooit gesproken. Toen ik den vorigen keer eens een royale bui had en in het Palace Hotel logeerde, viel hij me direct op. Eerst dacht ik precies hetzelfde als jullie; doch al gauw merkt© ik, dat ik me leeiijk vergist had. Weet je wat? Laten we naar het Palace Hotel gaan, dan zal ik probeeren jullie te overtuigen". De twee vrienden namen de uitnoodlging gretig aan, want hun nieuwsgierigheid was in hooge mate opgewekt. Terwijl het drietal de ruime hal van het hotel door liep, stootte Jenner opeens Cars tairs aan. „Daar staat ie", fluisterde hij, „bij het kan toor". Inderdaad stond Jordan vlak bij bet rekje, Waarin de voor de gasten bestemde brieven Werden gestoken. „Nieuwsgierige ouwe snaak", merkte Thor pe op. „Probeert zeker te weten te komen, Wie hier 1-ogeeren". „Dat denk ik ook', zei Carstairs. „Maar la ten we nu eens de proef op de som nemen". Carstairs liep naar het brie ven-rek je en, terwijl hij deed, of hij er een brief wilde uit nemen, trapte hij stevig op Jordan's linker voet. Neemt u me niet kwalijk", hoorden zijn Vrienden hem zeggen. Toen keken ze stom verbaasd naar Jordan. Deze toch boog beleefd voor Carstairs en zei verontschuldigend: „Heelemaal niet, het was absoluut mijn schuld, ik stond u in den weg!" Onder het uiten van deze woorden was er een merkwaardige verandering in Jordan's gezicht gekomen. De dreigende oogen hadden plaats gemaakt voor een paar vriendelijke, goedige kijkers. Van de „verbeten" uitdrukking was niets meer te bespeuren. Jordan's gezicht straalde van welwillendheid! „Nou? vroeg Carstairs 'n oogenblik later. Zouden jullie js aoo ingehouden hebben als een onhandige kerel plotseling op je ekster- oogen getrapt had. Zie je nu wel, dat je iemand niet naar zijn gezicht kunt beoordee len?" „Ik geef het op", zei Jenner ontmoedigd. Die man z'n gezicht is één groote leugen". „En jij, Thorpe, met je spiegels der ziel?" vroeg Carstairs sarcastisch. „Lachspiegels", was het korte antwoord. De drie vrienden namen plaats aan een ta feltje. Het is maar, hoe je de zaak beschouwt", begon Carstairs fijntjes. „Ik maak me sterk, dat er honderden menschen zijn, die er een eed op willen doen, dat jullie gelijk hadt. Daar tegenover zijn er ook honderden bereid te zweren, dat het net andersom is. En geen der twee partijen zou een valschen eed doen. Voor den een is Jordan een ontevreden dwin geland. Voor den ander de beminnelijkheid zelf! Jordan is namelijkdirecteur van het Palace Hotel en ook van Hotel Splendide. Tegenover zijn personeel van ruim duizend man moet hij wel streng optreden, anders liep de boel gauw in het honderd! Doch tegenover zijn duizenden gasten moet hij vóór alles be leefd en voorkomend zijn!" Weet je wat me eigenlijk verwondert?" vroeg Carstairs oolijk. „Dat hij nog 'n gezicht overgehouden heeft"! (NADRUK VERBODEN.) V. (Slot.) Het zijn wel scherp oonstrasteerende omstan digheden, waaronder in 1926 en 1927 de strijd tegen het Moerdijkkanaal werd gestreden en waaronder thans na vijf jaren de strijd tegen een even gevaarlijk pseudo-Moerdijk-kanaal moet worden gevoerd Toen een tijd van ople ving van de scheepvaart na beëindiging van den strijd in het Roergebied, thans een alge meene malaise, als in jaren niet meegemaakt en een perspectief, somberder dan ooit. Speciaal Rotterdam verkeert wel in een heel gewijzigde conditie. Kon men toen het pro- testeerend Rotterdam toevoegen„Wat maakt ge u toch druk, het gaat u toch naar den vleeze", momenteel verkeert Rotterdam, afge zien van de algemeene malaise, welke natuur lijk ook bier haar weerslag vindt, in een toe stand van zorgwekkende depressie. Rotterdam is voor het Rijk een. netelig pro bleem geworden. Het gevaar, dat als gevolg van vermindering van het Rijnverkeer voor de Rotterdamsche haven werd voorspeld, is in een acuut stadium getreden. Door het geheele land gaat het spook der werkloosheid, maar Rotterdam is het spookbeeld zelf geworden. Niet minder dan een derde deel van de Rot terdamsche zee- en handelsvloot is tot opleg ging gedoemd. De cijfers voor de Rijnvloot zou den een nog ongunstiger aspect vertoonen. Het goederenverkeer liep van 1930 tot 1931 terug met ruim 18 pot. en bewoog zich in de eerste maanden van dit jaar ln een nog dieper da lende lijn. In plaats van 220 schepen, die in het reeds ongunstige jaar 1931 wekelijks de haven nog bezochten, vallen nu nog slechts 180 schepen per week en dan goeddeels in bal last of met geringe lading de haven binnen. De moeilijkheden, waarin reederijen, carga doorshuizen, werven en alle andere onderne mingen zich bevinden, die met de haven in reehtstreeksch of indirect verband staan, zijn ongekend groot en de daaruit voortvloeiende financieele gevolgen voor de gemeente hoogst ernstig. Naast den geweldigen teruggang van allerlei inkomsten stijgen de uitgaven voor de werk- loozen, wier aantal de 40.000 nadert, tot onge kende hoogte en is te zwaar geworden voor de financieele draagkraoht deT gemeente. Conti nueert zich slechts de ongunstige toestand naar peil -yan het oogenblik, dan dreigt aileen aan werkloozenondersteuning een bedrag noo- tUg te zijn van ongeveer twintig millioen gul den per jaar. Waar dit heen moet, is werkelijk een raadsel, niet alleen voor het bestuur der stad zelf, maar mede voor de Regeering Is zóó de wankele positie van het slachtoffer, dat de aderlating zal moeten ondergaan, hoe geheel anders staat Antwerpen daar tegenover. Zeker, ook daar is de terugslag der algemeene wereldcrisis te merken. Geducht wellicht, zoo als overal. Maar in tegenstelling met Rotter dams positie, is de hare zeer benijdenswaard. Wij citeeren hier het officieel verslag van de haven van Antwerpen over 1931 (uitgave van het Gemeentebestuur van Antwerpen 1932) „Het scheepvaartverkeer in de Iiavea van Antwerpen gedurende het jaar 1931 mag be vredigend genoemd worden, in aanmerking genomen de over de gansche wereld heer- schende crisis, die het Scheepvaartbedrijt evenals alle andere zaken, gedrukt heeft. Volgen dan de vergelijkende cijfers aan gaande de binnengekomen schepen in 1930 en 1931, n.l. in 1930 11.002 schepen, tonne- maat 23.456.452, 1931 10.559 schepen, tonne- maat 22.388.342. Er is dus, vergeleken bij het vorig jaar, een vermindering van 443 schepen en 1.077.110 ton of iets minder dan 5 Op het gebied der binnenscheepvaart is de toestand zeer bevre digend, is er zelfs vooruitgang, vergeleken bij het vorig jaar Spoorwegen ter protectie van Hamburg. Zij heeft door diezelfde middelen het geheele vér- keer naar den Fransch geworden Rijnoever naar Antwerpen zien overgaan. De stad Rottetrdam wenscht niet, dat Neder land dergelijke middelen reciproceert. Wat zij echter wenscht, ja, wat zij eischt van Neder- *s- dat Nederland niet zelf nog gaat mede- tan t aan (,eze unfaire concurrentiepractij- esen Rotterdam. Zij vraagt geen belemme- v,,,;!11 Antwerpen, geen tegenwerking, be- 1 of openbaar. Zij denkt er -jiet aan, terzetten tegen rechtmatige tegemoet kom ng aan Antwerpsche verlangens naar een dit eenig aadeel voor Rotterdam beteekenen. Maar, waar ze zich tegen verzet en tot het uiterste zal blijven verzetten, is de verschaf fing aan Antwerpen van een kunstmatigen Rijn mond over Nederlandsch grondgebied Daarbij moge wellicht voor Antwerpen een groot belang zijn betrokken, voor Rotterdam staat daarbij haar toekomst als wereldhaven op het spel. België weet wel, wat het voor Antwerpen vraagt. Nederland moet weten, wat het voor Rotterdam heeft te weigeren. Dat ooit eene Nederlandsche Regeering de troeven voor de Rijnvaart, welvaartsbron voor Nederland, aan een vreemde regeering in han den zal spelen, wij kunnen het ons niet voor stellen. De Nederlandsche zeehavens, en Rotter dam daaronder in de eerste plaats, vormen de meest waardevolle bronnen der nationale volkswelvaart. Met Rotterdam zou heel het land, waarvan het een onmisbaar bestanddeel uitmaakt, den terugslag ten zwaarste onder vinden, wanneer zijn verkeer ondermijnd werd en- zijn havens verlaten lagen. Rotterdam en geheel Nederland zijn solidair, zoo niet door saamhoorigheidsgevoel, dan toch door de macht der feiten. Hoe zou België opkomen voor Antwerpens belangen, Indien onzerzijds eischen 'werden ge steld, als zij na den oorlog is gaan stellen ten nadeele van Rotterdam Laat de Nederland sche Regeering daar een voorbeeld aan nemen! Kunnen er goede internationale verhoudingen mede een bestaansvoorwaarde voor Rotterdam] ooit geboren w<yrden uit een houding, welke' na de duidelijke verklaringen van het' Memo randum van 1929, onmogelijk moest zijn Moge spoedig blijken, dat de bijna ongeloof lijke geruchten over zwichten onzer Regeering voor de onrechtmatige eischen van België niet op waarheid berustten, dat zij slechts middelen waren om de openbare meening eens te polsen, om te zien, hoe men op dergelijke anti-natio nale plannen als een pseudo-Moerdijk-kanaal zou reageeren. We gelooven, dat het antwoord, met alleen van Rotterdam, niet alleen van Brabant, maar van heel Nederland nu kort en bondig zal lul den Dat nooit 1931: 1930: AANGEKOMEN 45.725 schepen met totaal 13.837.432 ton 44.203 schepen met totaal 12.877»039 ton -f- 1.522 schepen met totaal -f 960.393 ton Wij gelooven, dat in het licht van deze cij fers geen verdere verduidelijking behoeft, het geen wij al eerder schreven over de wan jcele positie van Rotterdam, welke, zoodra men aan net Rijnverkeer van deze haven raakt. inee dreigt te storten. Natuurlijk hoopt Rotterdam, dat de der tijden weer eens zal keeren, dat vroegere positie weer zal kunnen hei n. Rotterdam weet echter, dat dit afhah 's van normale verhoudingen en van-Se 'I!'" verkeer. Zij weet zich slachtoffer 7. in zend en een kunst- en steuntniddelen waar- mede buitenlandsche havens do natio nale regeeringen werden £eS el voelt geducht de tegenwerking van U1tsche vqy MAACÏ. Htt EMGELqCH vam M. F. LEAM. «)- En meteen gooide ze het boek op zij, waar in ze was gaan lezen, en ging de kamer uit, om haar hoed en mantei te halen. Ik wilde Lord Eustace niet wegsturen, maar aan den anderen kant wilde ik voor hem toch nieit de Vespers verzuimen. Lord Eustace was mij voor. U moet u niet door mij laten afhouden, zei hij, opstaande. May en ik gaan altijd naar de Vespers, antwoordde ik, bij wijze vam verontschuldi gingen. Daarom eten we 's Zondags vroeg. Ik reikte hem de hand. Hij nam ze, en bracht haar aan zijn iippeon. Ik woonde in een lamd, waar zoo iets weinig beteekent. Ik vatte het derhalve op als een beleefdheid, niets meer. May kwam binnen, en er was nu geen tijd meer voor verdere verklaringen. Ik zei Lord Eustace haastig goeden dag, en k reedde mij aan, om met May naar de St. Gu- ciule te gaan. Maar met schaamte moet ik bekennen, dat onder de Veepens mijn gedach ten telkens afdwaalden naar onzen nieuwen kennis. En toch, wat was hij voor ons anders dan een vriend van mijn man? Hij was de vriend vam Hugb, en daarom was hij ook onze vriend, niets meer en niets minder. III. Ik kon me niet begTijpen, waarom mijn kind zulk een afkeer voor Lord Eustace edheen te hebDên opgevat. Haar gedrag had WJ geërgerd flf was er nu eenmaal o$ ge- Verdachte opnieuw tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld. Het Amsterdamsohe Gerechtshof heeft he den arrest gewezen tegen den leidekkersipa- troon M. die in hooger beroep terecht stond verdtaoht van moord op zijn compagnon A., den 2D«ten Maart 1829 Majellakerk te Amisteiidlam gepleegd. Op formeel© gronden vernietigde hef Hot het vonnis van de rechtbank en veroordeelde verdachte M. opnieuw recht doende tot le venslange gevangenüseJtraf AUTO TE WATER. De inzittenden gered. Door het bij bet passeeren in aanraking komen met een voorop rijdenden auto, is Woens dagmiddag een gesloten auto voorbij de z.g. ,,Roode Paal" te Nieuwer Amstel gereden. De beide inzittende personen een dame en heer uit Amsterdam wisten zich met zeer groote moeite uit den auto, welke geheel onder water gegaan was, t,e redden. Door eenige personen, die bet ongeluk hadden zien gebeuren, wer. den zij met behulp van stokken op het droge getrokken. De auto werd later gelicht. DUINBRAND. Rij de Westermient op Texel is, waarschijn- "jk door het achteloos wegwerpen van vuur brand in het duin ontstaan, waarbij het be- s?bermd natuurmonument, de Blèekersval- '6i> ter grootte van 16 H.A. duin geheel werd vernield. OVERREDEN EN GEDOOD. De jeugdige G. de M. te Angeren die Dins dag te Bemmel door de Betuwsche stoomtram werd overreden is gisteren aan de gevolgen overleden. zou als''ik _iffl0rw'n bem evenzeer bewonderen tafel 1000 dien avond samen aan kortaf tegen tOCh 200 Sluiten. Maar je was m6t ie wilde hem. ^Paald ruw tegen IS WU K06D vr'endechap hem slul. Nu ben je Jezelf niet meer t draagt Je altijd zoo aardig dn iJTZl Ach, wat geeft hij om mijn vader' hu zegt dat alleen, om bij u in <len smaak te vaJlen. 't Is allemaal comedle. Als hij worke lijk zooveel am Hugh gegeven had, denkt u dan, dat hij ai die viertien jaar niet ontdekt zon hebben, dat hij een weduwe en een kind had nagelaten? Die gedachte was nog niet bij me opgeko men. In sommige dingen was mijn kind meer een vrouw van de wereld, dan ik. Hij was toen nog jong, May, zeide Ik en misschien gaf bij er toen zooveel niet om. Maar als we ouder worden, beseffen we beter, wat het beteekent, een besten vriend te ver liezen. Lord Eustace was stellig diep getrof fen, toen hij jon en Hugh's portret mg. Hij keerde zloh af naar het venster, bedoelt u. Nu, dat is gemakkelijk genoeg. Kind, lieveling, je hebt vreeselijke voor- oordeelen tegen dien armen man. Hoe komt dat in hemels naam? Wat zie jij dan, dat je zoo'n afkeer van hem hebt? Dat kan ik niet zeggen, moedie. Hij heeft onaangename oogen. O May, zijn oogen zijn zoo mooi! i— Nn, dat ia dan een verschil van opvat ting. Ik vind van niet. Hij heeft een akelige manier van naar iemand te kijiken. Je vindt hem dus leeiijk? Neen, ik geloof juist, dat hij knap is, wat dat betreft. Maar, moedie, wat weet ik nu eigenlijk van mannen? En dain, je bent ander» altijd, zoo be leefd ln gezelschap, May. In zeker opzicht misschien wel. Maar we hebben niet noodig, dat di© menschen tuier blijven hangen. Of wel, lieve moedie? Zij kwam naar me toe, knielde bij me neer en legde haar hoofd aan mijn borat We zijn hier saampjes erg gelukkig, moe- die, zei ze dan, en ik ban voor u toch wel evenveel waard als alle mannen bij elkaar, Is 't niet? Die vraag schrikte mij op, alsof ik Iets ge daan had, wat niet goed wa». -O, zeker kind. Wiie heeft dan ooit ge zegd van niet? Maar we moeten beleefd zijn voor anderen, ala dat zoo voorkomt, lieveling. O, het kan me niet schelen, al» hier menschen komen op Dinsdag. Dat is nu een- vaif1 UW daarvoor. Maar ik houd er niet Laat T&t 01126 indagen bedorven worden. Id Eustace niet meer op Zondag ko- men- moedie. Dat is onze dag. en ik omhefc*fe h^(ni* Warm; PTOch rige° tovOvT11 een mand met tje van Lord Eustaice Annerlev Ik was zeer getroffen door die attent toen hij 's middag» kwam! 261 hem dat' Het is niets, zej hu „i,, blij, dat u ze mooi vindt. J*™ spijt me, n.l. dat nw kleine meid ©r wlet'hU l'f Ik heb gemerkt dat ze mij niet mag m ik zal alles doen. wat lik kan, om dié enti pathie bij haar weg te nemen. O, Lord Eustace, ik vertrouw, dat n haar die kinderlijke ondeugendheid niet att te kwalijk neemt. Ik ben bang, dat ze wat verwend is. Ze kan nauwelijks zelf beseffen, boe ruw haar manier van optreden moet schijnen. Denkt u, dat ik anders dan vriendelijk zou kunnen zijn voor het kind van Hugh? Neen, u kient mij niet. Ik ben erzóó op ge steld, oim vriendschap miet miss May te slui ten, dat ik met opzet mijn vertrek uit Brussel uitgesteld heb. U bant te goed, stamelde ik. HeeJemaaU niet. Ik doe bet, omdat ik er zelf schik in heb. Als de vorst aanhoudt, zal ik a.s. Zaterdag op het ijs kamen met een wedesgescherak, waarvoor naar ik hoop zelfs de koelheid van miss May zal smelten. Ik hoop maar, dat u de dankbaarheid zult oogsten, die u om uw vriendelijkibeid verdient. Ze is een heel lief kind, zooals u zelf zult zeggen, als u haar kent. Daar twijfel ik niet in bet minst aan. Hoe zou bet ook anders kunnen, bij zulke ouiders? Denkt u nog te gaan schaatsen vóór Zaterdag, mirs. Power? Ik hoop morgen op het ijs te zijn. Ik wist, toen Ik dit zei, dat Lord Eustace mij daar dan zou ontmoeten. Maar ik zag niet in, wat daar voor kwaads in kon schui ten, ais al mijn kennissen, en zoo goed ala iedereen er bij was. Bovendien was ik zeer gevleid door zijn klaarblijkelijk verlangen, om mijn vriendschap te winnen, en wilde lk gaarne de ruwheid van May goed maken, door hem te toonen, dat ik baar onredelijken af keer niet deelde. Wij zagen elkaar meer dan ééns gedurende die week, maar ik zei mijn kind daar niets van, den volgenden Zaterdagmiddag, en ook werd de naam van Lord Eustace niet tusschen ons genoemd. Zoodna May 'g middags thuis kwaim, verkleedde zij zioh en gingen wij sa. men naar het ij»- May, dile voortreffelijk reed, wa* al drie maal rond den vijver geweest^ vóór schaatsen aan 'bad- To6" b aar kwam, bemerkte ik, dat ze te ^prek was met Lord Eustace AnnerleU. i!<K>a,e lk ^t mijn ver- rassing hoorde, in 0(111 vuenf fichappeijj]£ ge- P_ eenfi, wat Lord Eustace mli e-eiee- f. moedie! zei ze, toen ik bii t, ven heeft wo— D1! hen was. 13 dat niet vreeselijk aardig? zjj wold mij een doosje van marokijnleer open voor, en jk zag een broche en <(0rbe„en, bezet met turkooizen. Het waren gee(n koet. bare dingen, misschien, maar juist van die aardige steraden, die «en kind heeft, en May had nooit eigen sieraden gehad Ik zag haar oogen schitteren, toen zij' naar de blauwe «teenen keek, en Mn uitdrukkln« als van spijt gleed over haar gezlch.t dat zij den gever zoo ruw behandeld had Zijn ze niet mooi, moedte?'l» het niet geweldig aanidiig"? zei ze weer. Ze zijn prachtig, lieveling ©n het is meer dan vriendelijk van Lord Eusrtaoe Werkelijk, ik geloof, dat i» hem eea standje moet ma ken, dat bij zooveel gehj b^toodit voor een heel ondeugend kimd. Ik zag Lord Eustace aan, terwijl ik dat zeide, maar ik las in zijn een zacht verwijt. O, laten we daar niet meer over spreken, Mrs. Power. May en ik zullen van nu af beste vrienden zijn, en voor altijd, hé, May? Ze zijn mooi, zei May, doelend op de sieraden. En bloemen ook, May? Wat ben jij ge lukkig! riep ik, ziende, dat Lord Eustace een klein bouquet in zijn hand hield. De bloemen zijn voor uals u ze wilt aannemen, zei hij op zachten toon tot mij. Ik lachte en misschien bloosde ik even toen ik het hcuquetje op mijn kleed vast- stak. Maar toen ik weer opkeek, schrok ik van den gestagen blik, waarmede Miay mij aanzag. Houd u ae zoolang voor mij, moedie! riep ze opeens, terwijl ze mij het doosje met de sieraden in mijn hand duwde. Ik ga even pra ten met Jeanne d'Armvilie. Ik kan niet langer stilstaan. En weg was ze, als een pijl uit den boog. - Heeft ze u bedankt? vroeg ik Lord Eustace, zonder hem aan te zien. Ik vraag geen dank, beste Mrs. Power. Als u er blij oan bent, ben ik tneer dan be loond. Ik kan niet ander» dan blij ziijn, als men vriendelijk is voor mijn kind. Dat wist ik, en daarom heb ak getracht haar een klein bewijs van vriendschap te ge ven. Uw vriendschap kan ik niet winnen zon der die van May. Dat zie ik duidelijk. En daar om moet ik tot eiken prijs May winnen. Ik was gevleid door het compliment. Maar dat laatste beviel mij niet. U denkt todh hopelijk niet, dat mijn kleine meid om te koop-en is? Heetemaal niet. Maar ze is een kind, en kinderen moet men winnen door zulke uiter lijke dingen. Wij, die geleefd en geleden beb- bein, spreken met elkander door den geest en hebben geen uiterlijk teeken noodig voor wat we voelen- Men noemt dat sympathie, Mrs. Power. Maar hoe zou een jong meisje, dait nooit heeft liefgehad of verloren, sympathie hebben voor hen, die dat wed ondervondem heb ben? Ze kan iets voor hen voelen, maar miet met hen meevoelen. U spreekt, alsof u hebt liefgehad en ver loren, Lord Eustace. Dat heb .k ook, hoewel ilk nooit echt verliefd geweeat ben. Ik ben een eenzaam man geworden. Dikwijls verlang ik naar den troost en de rust van ©en eigen tehuis en als ik dan zie, hoe gelukkig u en uw kind bijv. zijn, ■dam maakt me dat hard en jaloersch. (Wordtt iv)ervol®d).

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 6