UIT BAB/s
DAGBOEK
KEIZERIN ELISABETH VAN
OOSTENRIJK.
ONS KIND ONS
EIGENDOM?
KUNT U MIJ OOK
ZEGGEN.
^3$
ZATERDAG 9 APRIL 1932
ui (sioty.
DE GARDEROBE VOOR OUDERE
DAMES.
MODEPRAATJES.
EENIGE WENKEN VOOR ZIEKEN. 1
II (slot.)
Is ons kind dan niet ons eigendom, onbetwist
en absoluut Kunnen wij er dan niet mede
doen wat wij willen, naar willekeur en luim
In geen geval.
Volgens natuurwet en burgerrecht hebben
wij weliswaar de macht onze eigene kinderen
op te voeden, maar zijn wij ons wel volkomen
bewust, wat dit zeggen wil Zijn wij ons
bewust, dat wij innerlijk en uiterlijk de zwaar
ste verantwoording dragen, ons kind ten
goede op te voeden
Dat dit niet steeds gebeurt bewijzen vaak
de uitkomsten: bedroevende resultaten van een
opvoeding enkel en alleen gebaseerd op een
uiting van machtsbesef.
Aan de eene zijde staat dan het machts
bewustzijn der ouders aan de andere zijde
staat het kind dat enkel en alleen naar de
meest uiteenloopende bevelen te handelen
heeft. Vele ouders veroorloven zich tegenovei
het weerloos kind, alles wat hun in den zin
komt, schelden, slaan, kwellen, straffen, of
het tegenovergestelde: liefkoozen, vertroete
len, percies naar den luim van het oogenblik.
Het kind moet volgens de ouders dit alles
dulden; mag zich niet verzetten, geen eigen
opinie uitspreken, noch afweren; ,,'t is immers
maar 'n kind, waar men alles mee doen mag".
In zulke gevallen wordt het kind, eenvoudig
als 'n voorwerp, 'n zielloos, levenloos, willoos
voorwerp behandeld. En de ouders beseffen
niet, hoe al deze verkeerdheden en wispel
turige, vaak tegenstrijdige handelingen door
het kind worden ondergaan, oogenschijnlljk
met instemming, doch vaak met verzet. In
het diepst van z'n gevangen zieltje voelt het
kind hoe verkeerd dat alles is, maar het bukt
voor de overmacht van het geweld.
Maar wij, Christelijke ouders, die den plicht
tot opvoeding, niet zoozeer als natuurdrang
maar als een Goddelijke Instelling beschou
wen, voelen maar al te zeer de zware ver
antwoording.
In ons kind zien wij een levend mensch in
een proces van groei en wording. Het heeft
daartoe een heilig onvervreemdbaar recht op
onze hulp, onzen steun.
Natuurlijk moeten wij zijne verkeerde nei
gingen onderdrukken; en de kiemen ten goede
tot ontwikkeling brengen; langzaam aan moe
ten wij aankweeken alles wat het kind in het
latere leven, als volwassen mensch, goed en
geschikt tot de samenleving zal vormen
Wanneer wij het kind grondig bestudeeren,
en wie kan dat beter dan wij de natuur
lijke aangewezenen, die het kind van af z'n
eerste levensstonde mede maken en volgen,
dan zullen wij dikwijls voor groote verrassin
gen komen te staan; neiging, aanleg en karak
ter zullen soms juist het tegenovergestelde
zijn van ons zelf, van datgene wat wij wen-
schen en verwachten.
De tijden zijn voorbij dat voor den zoon
slechts één levensmogelijkheid bestond, vaders
- beroep, voor de dochter, evenal3 moeder, de
itujsbouding.
- Als wij onze kinderen oprecht liefhebben,
als zij ons vrijuit hunne verlangens mogen
toevertrouwen, dan zal geen moeite, geen hin
derpaal ons weerhouden, hen te helpen, te ge
leiden op den weg, die voor hen geluk betee-
kent naar ziel en lichaam, ook al kost het
ons een illusie, een stil gekoesterd hartsver-
langen.
Als een tuinier zijn bloemen, zoo moeten
wij de deugden en schoone karaktertrekken
onzer kinderen verzorgen en behoeden voor
alles wat den groei belemmert.
In dit geval zijn wij niet de bezitters,
maar de door God aangewezen uitvoerders
van Zijn H. Wil.
Het is ons opgedragen, de geestelijke schat
ten van onze kinderen met teederen eerbied
en ontzag te beschermen, aan te kweeken, met
trouw en liefde te koesteren, met medewer
king van al wat het kind te geven heeft, zijn
levensweg te banen en zoo te doen bewande
len, dat het een persoonlijkheid worde; toe
gerust voor den grooten kamp des levens.
Hoe ouder het kind wordt, des te geringer
wordt onze macht over zijn daden en willen.
Het kind rijpt tot man, tot vrouw; eigen
inzicht en verstand treden meer en meer naar
voren en zonder de liefde of den eerbied te
schaden, zal het eigen wegen willen volgen,
handelen volgens eigen overtuiging.
De neigingen van den grooten .zoon, van de
volwassen dochter zijn niet meer die van het
kleine kindje, dat aan onze hand liep te
springen, dat de armpjes om onzen hals sloeg
dat geheel van ons afhankelijk was. Juist als
wij dat gevoelen, hoe zij ons ontglippen, is
het zoo kritiek. Geven en nemen; en in lief
de dulden en berusten, begrijpen, dat ook wij
ééns zoo deden, is dan de weg, om hen te
behouden in innige verknochtheid en trouw.
Men zegt wel eens: voor de moeder blijft
de zoon, zelf vader geworden, toch altijd kind;
voor den vader de volwassen dochter, altijd
het kleine meisje, dat op z'n knie paardje
reed en met z'n horloge speelde. Het zij zoo
en het moge zoo blijven als sublieme uiting
van den innigen band tusschen ouders en
kind.
Zorgen wij dan, dat onze verhouding tot
het kind nooit eene van machtswellust en
tirannie moge zijn.
Moge het kind, in onzen wil, in ons bevel,
altijd die innige zorg voor zijn welzijn be
speuren. Dan wordt een band geweven, die
ons zoo sterk met het ziele- en gevoelsleven
der onzen verbindt, dat tijd noch meenings-
verschil, noch levensrichting deze vermogen
te slechten.
Eenmaal zal dan de groote zoon, zal de
groote dochter, onze steun, onze troost zijn,
als het leven ons vermoeid en verzwakt heeft.
Hun jonge kracht zal de onze stalen, en
wij zullen één zijn en blijven mét de kinderen.
En danja danmogen wij op de
vraag: „Is ons kind geheel en al ons eigen
dom?" met het volste recht in fier bewust
zijn, antwoorden: „Ja! geheel en al en volko
men"! HELLENEN.
Abonné MevrA. heeft een viertal vragen ge
steld, welke wij naar best vermogen trachten te
beantwoorden.
Traag 1: Hoe kan ik uit een cocosmat de
vlekken verwijderen?
Antwoord. Daar de vlekken niet door u ge
noemd worden veronderstellen wij dat het meer
stof en vochtvlekken zijn. Met (f n weinig zout
in 't water, spoelt u den geheelen mat af, en
borstelt deae daarna met zeepsop. Goed afspoe
len en buiten laten drogen.
Vraag 2. Ik heb tinnen vazen, die bij het ge
bruik, zwarte vlekken van binnen vertoonen;
hoe kan ik deze poetsen en zijn ze voor het ge
bruik geschikt
Antwoord. Wanneer de vazen zwart worden,
ia het mogelijk geen zuiver tin, doch vertind.
Alsdan bladdert het laagje tin af. Zoo niet,
overgiet ze dan met zeer heet water en poets
ze daarna met heel fijn krijt.
Zijn de vazen van echt tin overtuigt u dan
of ze niet de zgn. tinpest hebben.
Wanneer zich behalve genoemde vlekken ook
bobbels vertoonen, zal het tin op den duur tot
grijs poeder vergaan, richt u dan bijtijds tot
een vakman.
Vraag 3. Gaarne wil ik een kleine fauteuil
donker eiken opnieuw beitsen, passend bij „old
finish". Kan ik dat zelf doen of een vakman.
Antwoord. U kunt het zelf doen, doch wilt u
goeden raad, bespaart u veel moeite en erger-
Het hart nog vol rouw over den tragischen
dood van haar neef en jeugdvriend, koning
Ludwig, zou Elisabeth straks als moeder nog
wreeder getroffen worden in haar eigen, eeni-
gen en liefsten zoon, kroonprins Rudolf.
Met welbehagen had zij hem zien opgroeien
tot een knappen, veelbelovenden jongeman,
fier, onafhankelijk, met een afkeer voor tradi
ties en conventies, een ietwat liberalen geest,
een weerslag van haar eigen karakter.
Allerlei heimelijke invloeden schenen zich
intusschen op dezen jongeman, die eens geroe
pen zou worden tot heerscher over de meest-
Katholieke natie, te willen' doen gelden. De
eene verkeerd gekozen opvoeder scheen als bij
geheime overeenkomst den ander aan te trek
ken. En zoo werd om dezen jongeman een
ban van leiders en leeraars getrokken, die als
consigne sohenen te hebben den keizerlijken
prins als Katholiek karakter onverbiddellijk
ten gronde te richten.
Keizer Frans Jozef, noch keizerin Elisabeth
hebben zich, tot hun tragische ontgoocheling,
hiervan ooit voldoende rekenschap gegeven:
De keizer zelf heeft het te laat ingezien, en
begon eerst te begrijpen, toen de liberale men
taliteit zich bij den jongeman als onherstel
baar gezet had. Gevolg hiervan was een voort
durende gespannen verhouding tusschen va
der en zoon, wat Rudolf nog meer deed hangen
aan zijn moeder, die, verblind door haar liefde,
den eenigen en zoo vurig afgebeden zoon afgo
disch vereerde.
In 1881 had Rudolf den leeftijd bereikt, dat
het passend werd gevonden, dat hij in het hu
welijk zou treden. De keizer drong daar ten
zeerste op aan, niet alleen uit dynastieke over
wegingen, maar ook in de hoop den kroonprins
meer levensernst bij te brengen en hem af te
houden van allerlei avontuurlijke escapades,
waartoe verkeerde vrienden hem verleidden.
Op dit punt wist Frans Jozef zijn zin door
te drijven en op 10 Mei 1881 werd het huwelijk
voltrokken tusschen kroonprins Rudolf en de
dochter van het Belgische koningspaar, prinses
Stephanie, amper zeventien jaar oud.
Maar de vader zag zijn hoopvolle verwachtin
gen, welke hij op dit huwelijk had gebouwd,
iue$ la vervulüng gaan. Nu Rudolf, mede door
zijn huwelijk een nog meer officieels plaats
ging innemen in het openbaar leven als de
aanstaande opvolger, ging hij zich ook met nog
meer ambitie met de politiek bemoeien. En
weer koos hij zich hierbij vrienden en raad
gevers, wier richtingen niet strookten met de
inzichten van zijn vader, noch met die van de
hof- en regeringskringen. Wat ontstemming
en ergernis wekte, temeer, daar de jonggehuw
de zich ook in zijn particuliere levensgedragin-
geu niet liet leiden door de verplichtingen,
welke hij tegenover zijn jonge gade had aange
gaan. Herhaaldelijk werd hij door den keizer
tot de orde geroepen, maar Rudolf bleek onver-
e ei ijk. Met zijn onstuimige, radicale toe
komstplannen wendde Rudolf zich meer ver-
rouwe ij tot zijn moeder, met wie hij zich
meer geestverwant voelde. Elisabeth hoorde
ern zwijgend en droom end aan, met haar bijna
J-oyun en blik. Maar zij openbaarde haar
g achten niet, die als angstig uitgingen naar
een toekomst voor Oostenrijk, welke zij niet
in woorden dorst uit te spreken.
.J" hlt„be!1lnf de maan<1 Januari 1889 ver
toefde Elisabeth te München, waar zij twee we
ken doorbracht met bidden op het graf van ko
mug Ludwig van Beieren. Op 22 Januari keer
de zij naar Weenen terug. Rudolf was toen der
tig jaar oud, zijn vrouw prinses Stephanie pas
vijfentwintig, terwijl uit hun huwelijk eeln
dochtertje geboren was, dat naar de keizerin
ook den naam Elisabeth ontvangen bad en dat
den lieftalligen leeftijd van vijf jaren had be
reikt.
Bij haar terugkomst in de hofstad trof Elisa
beth keizer Frans Josef in een toestand van de
hevigste opwinding. Kroonprins Rudolf had
een liefdesbetrekking aangeknoopt met een
jong meisje uit de adellijke ambtenaarskringen,
baronesse Marie de Vetsera. De keizer was be
sloten zoo streng en onverbiddellijk mogelijk
op te treden. In een heftig onderhoud dreigde
hij zijn zoon onvoorwaardelijk te onterven als
deze niet onmiddellijk een definitief einde
maakte aan deze onteerende relatie.
Rudolf, verschrikt door het beslist optreden
van zijn vader, stemde toe, gaf zijn eerewoord.
Dit onderhoud had plaats in den middag van
28 Januari 1889. In den volgenden nacht speel
de zich het bekende, wereldschokkende drama
van Maijerling af Kroonprins Rudolf en de
Er is, gelukkig, nog een groot aantal dames,
dat er zich niet voor schaamt de periode der
„jonkheid" reeds achter den rug te hebben.
Deze dames schikken zich niet naar de dicta
tuur van de mode, doch zij volgen een eigen
weg en kiezen zich een garderobe, volkomen
in overeenstemming met haar jaren en opvat
tingen.
Een uitnemend toilet voor deze dames is een
zoogenaamd klein costuum, dat zich bij uitstek
leent tot het winkelen in de ochtenduren.
Bijzonder zijn voor dit doel geschikt losse
stoffen met een patroontje, een ruitje of een
streepje dus, waarmede door de afwisselende
toepassing der in de stof gewerkte figuren
velerlei variaties zijn te verkrijgen, 'n Plooien-
rijke rok, een eenzijdige lichte opslag, die
in een sjaalkraag overgaat, vormen met een
smallen ceintuur en kleine, lichte, bij de
revers passende, manchetten een geheel van
groote aantrekkelijkheid, (afb. 1).
Voor grootere of kleinere reizen, weekends
en uitstapjes, zijn strakke lijnen gewenscht.
Daarom bepaalt men zich bij dit genre in
hoofdzaak tot de keuze van frisch, degelijk
materiaal en tot een goeden pasvorm. Onze
tweede afbeelding is er een voorbeeld van:
een fraai reiscostuum gecompleteerd met een
zevenachtste paletot.
Voor een elegant namiddagtoilet komt don
kere zijde in zwart marine- of middernacht-
blauw in aanmerking. Den rok make men met
boogvormige klimmende naar onderen zich ver-
breedende banen. Een breede cape op het lijfje
is zeer doelmatig voor het afzakken der con
touren van de figuur. Daarop zal een naar
Ierschen trant geborduurden kraag aan het
geheel een voornaam cachet schenken (afb. S
Natuurlijk mag in geen enkele garderobe
een elegante mantel, öf uit dunne stof, óf uit
zware zijde vervaardigd, ontbreken. Hij is be
stemd om, zoowel over de namiddagkleeding
als over de avondtoiletten gedragen te worden.
Een voorbeeld van gracieus lijnenspel, met
origineele dikke passepoil-effecten, is ongetwij
feld het model der laatste silhouette.
Het verdient aanbeveling, daar, zooals ge
zegd, deze mantel bij alle gelegenheden en op
alle kleeren moet dienst doen, de kleur neu
traal te houden. Men zal derhalve goed doen
uitsluitend tot zwart de keuze te bepalen.
R.
nis, afschuren, de juiste toon treffen enz., en
gaat naar een vakman. U zult er geen spijt van
hebben en 't is niet dunr.
Traag 4. Kan ik donkerbruine pluche gordij
nen zelf wasschen
Antwoord. Pluche gordijnen kan men was
schen in een mengsel van petroleum ether op
spiritus (zuivere spiritus). Echter geen ge
drukt pluche. Het drogen en oppersen heeft zeer
vele bezwaren. U kunt ze veel beter laten stoo-
men of chemisch doorslaan, ze zijn dan geheel
als nieuw.
Een andere abonnê vraagt om een recept tot
bereiding van linoleum en meubelwas.. Een
zeer goede linoleum en meubelwas maakt men
door zuivere witte bijenwas te smelten (au
bain Marie). Men vermengt deze met bruine,
gele of roode beits naar verkiezing en enkele
druppels terpentijn. Zeer voorzichtig bij het
smelten op 't vuur zijn.
Traag 2. Het eenvoudigst middel om lino
leum mooi te houden?
Antwoord. Het beste is een afwassehing met
melk en water, half om, geregeld alle drie
weken.
Drie a 4 x per jaar wrijft men het in met
terpentijnspiritus, waarin wat was is opgelost.
Dagelijks met zachte doeken opwrijven.
Traag 3. Hoe kan men een schapenvel be
reiden.
Antwoord. Om kleine huiden te looien be
dient men zich van een looisel van 125 gram
aluin, 120 gram zout ih 2 liter water (kokend)
opgelost.
In dit mengsel wordt na afkoelen én bijvoe
ging van een beetje zwavelzuur de huid 24 uur
gelegd, daarna met de haarzijde naar beneden
op een plank gespannen, alle vleesch en vetdee-
len er afgeschrapt en daarna in de lucht ge
droogd.
Men wrijft tot een poeder samen twee lood
salmoniak, 1 lood gebrande aluin, 6 lood gezeef
de tabaksasch en 1 drachme aloé. Men be-
strijke de binnenzijde van de huid met terpen
tijnolie en legge hierop een dikke laag van het
genoemde poeder, dat er later weer afgaat. Ech
ter laat liever in deze de zuinigheid de wijs
heid niet bedriegen en geeft het liever aan
een vakman.
HUISMOEDER.
XXII. (Slot.)
„Scheiden tut Weh", zingt Ada wel eens in
een sentimenteele bui. En zoo voel ik me nu
ook: sentimenteel. Wè,t een dag!
Eerst afscheid genomen van tante Ines en
oom Edu, die weer voor een heele poos naar
Indië zijn gegaan. En danhet slot van m'n
dagboek.
Als je iedere week zoo knus al je belevenis
sen mocht publiceeren, als je wist dat de
„Maasbode"-lezeressen en -lezers met al je
doen en laten meeleefden, dan kreeg je zoo
onwillekeurig een klein trotsch gevoel in je
baby-gemoedje. Maar nuSchlusz zegt mam.
Maar dan zal ik toch ook voor 't laatst m'n
pen nog eens even over 't papier laten vliegen.
Dan zal ik nog gauw even vertellen, dat ik
plotseling drie boventanden heb, dat ik goed
los kan staan midden in de box, dat ik „ein
lieb Kind machen" kan door over m'n eigen
wang te aaien, en dat.dat.dat.ik
ga stotteren van enthousiasme.dat m'n
dagboek binnenkort in boekvorm zal verschij
nen.
Kom dan, oom Nelis, til me nu de lucht
in zooals u me indertijd beloofde, hoog op uw
schouders! Vertel het aan al uw trouwlustige
vrienden en vriendinnen. Zeg dat ze me koo-
pen! (M'n dagboek althans).
Och, dat doet me Ineens aan collega Lind
bergh denken. Daar heb ik toch zoo vreeselijk
mee te doen. Z'n arme daddy, die nu maar
rondvliegt om hem te zoeken, stakkerd. Ik zeg
maar: liever één pappie op den grond dan tien
in de lucht!
Maar om nu weer op m'n boek terug te
komen (wat grappig om op je eerste Jaar al
een boek te hebben geschreven; paps zegt ik
ben een lucratief kind!) er komen teekeningen
bij, téékenlngen, zoo mooi en fijn, dat alle ooms
en tantes het diièrvoor alleen al moesten willen
hebben!
Juist kreeg Ik, net op het nippertje, want ik
wil er graag nog wat over schrijven, een brief
van tante Rutokaka uit Canada. Die tante
schrijft heele interessante dingen over de
Canadeescbe babies. Die kinders zijn (net als
eenige van m'n studentenooms) enorme nacht
brakers!
Maar dat kunnen ze niet helpen, want ze
(die babies) hebben nu eenmaal geen Leentjes
of Ada's, die een oogje in de wieg kunnen hou
den als de familie eens uit wil. Dus sleepen
ze (ipso facto, zegt mam) hun kroost maar
mee. Soms gaat alles in de Ford (alle men-
schen daar wonen mijlen van elkaar af!) en
dan gaat het wel. Maar als ze met paard en
wagen moeten gaan werken, is 't een ander
geval. Op visite gaan ze dan toch, alleen de
allerhevigste kou, of een sneeuwstorm kan de
menschen daar ervan terughouden om bij elkaar
wat gezelligheid te zoeken. Zoo'n lange een
zame winter op de prairie moet dan ook niet
meevallen!
De babies dan worden in doeken en dekens,
in sweaters en truien en jasjes gepakt, zoadat
het heusch een wonder is, zegt tante, dat er
nog nooit eentje in al die omhulsels gestikt is.
Aldus toegetakeld worden z© dan op den bodem
van den wagen gelegd. Pas in de warme keuken
óf kamer van 't burenhuis worden ze weer uit
hun omwikkelingen gerold, en hun van huls
uit meegebrachte fleschjes verwarmd. Daarna
warden ze (de babies alweer) veilig op een bed
gelegd, en, gewend als ze nu eenmaal aan die
aardigheden zijn, dutten ze heel genoeglijk in.
Soms, bij een meer uitgebreid avondje, liggen
er wel een half dozijn of meer van die hummels
te ronken! De grootere kinderen spelen zoo'n
beetje, totdat die ook onder zeil gaan, maar
soms blijven ze wel tot 2 uur wakker!
Dat Is allemaal wel heel grappig. Maar nu
ga ik toch tot slot nog een3 iets óver mezelf
vertellen.
M'n nieuwste aanwendsel is m'n gil in de
hooge C. Ik vtnd het zelf zoo prachtig, maar
ieder die het hoort schijnt er heelemaal gek
van te worden. Vooral als ik het met kleine
tusschenpoozen, zoo ongeveer een uur lang vol
houd! Mams wil het me al dagen lang aflee-
ren. Dan kijkt ze heel boos, en zegt zoo streng
mogelijk: Hanneke! Hanneke dan toch! Stil!
Dat booze gezicht, dat is het geestige van
't geval, kan ik net zoo trekken. Als ik dat
dan doe, met m'n voorhoofd gefronst en m'n
wenkbrauwen bijna rollend over m'n oogen,
moet iedereen weer lachen. Ik ben een origi
neele pisang, zegt mam.
Dn nuSchluz Schlusz Schlusz.
Of ik al dien tijd wei de waarheid en niets
dan de waarheid heb gesproken, vroeg laatst
een tante. Met m'n hand op m'n kleine baby
hartje kan ik daar „ja" op antwoorden. Omdat
ik niet dik ben, ben ik misschien wat vlugger
dan sommige anderen. Maar „opgeschept" heb
ik toch nooit!
And now dear friends a long farewell.
Een brok schiet in m'n keel.
Dftg ddg dig dig dig!
Ensembles In twee kleuren zijn op het oogen
blik erg ia smaak, en terecht, want zij zijn
buitengewoon praetisch. Men heeft bij de keuze
een rijke verscheidenheid en kan allerlei aar
dige combinaties maken. Men kan bijv. een
mantel van gewensch-
te lengte in een lich
te tint kiezen, of zeif3
van wit bij een zwarte
Tobe. Maar zulk een
combinatie is meer ge-
eigend voor de warme
zomerdagen; op het
moment valt de voor
keur te geven aan een
donkeren mantel op
een lichtere robe.
Men kan den mantel
van zwarte, of marine
wol nemen, daar zoo
wel het een als het
ander veel gedragen
wordt. En, als men een
soepele stof kiest, kan
men deze doen gar-
neeren met een pele
rine-effect, dat bij deze
mantels heel erg in
trek Is en waarmede
men dan de montee
ring van de afneembare mouwen verbergen
kan. Want van den zomer zullen de mantels
veel met korte mouwen gedragen worden .De
ze creaties worden ook vaak zonder col ge
dragen.
Een aardig voorbeeld van zulk een ensem
ble geven wij hierboven weer. De mantel is
van dunne marine wol met een aardig pele
rine-effect. Zooals veel van de nieuwe model
len valt hij van voren niet over elkaar, zoodat
hij makkelijk half open gedragen kan worden.
De robe is uitgevoerd in beige crêpe-de-chine,
bedrukt met blauwe balletjes. Aan den hals is
de robe afgewerkt met een plastron van ge
drapeerd beige crêpe-georgette, versierd met
een strik op den schouder, die de halsopening
van den mantel sierlijk garneert.
Wordt er gestookt bij die ziiieket dan vemdiient
ajainibeweMmg, een ketel water op de kacihei te
laten atoomen; zeker ibdj hoestpatltenteni.
IJs voor een patiënt bewaart men bet beste
in een eimimer, gewiilkikeM in een wodilen doek
of deken en op een vergiet.
De gemaklkieMjkste marnier düt te Ibrieltoeni, ia
met een ihaimer, een groote spijker of ijspriem
in het ij® te drijven.
Een rinigkiussen tnag ndet te dik oipgelMazen
wanden, toet moet nog opgiervomwtem Ikiuiuinen
worden.
Wanneer men een a]ete( dfi|e d|£> k|rant
ben oven s-bufe karton onder de tonamt
igjeeft, -te dlit tazem ■vielert gsimalkikleiHjkier.
t.'t
Keizer Frans Jozef met keizerin Elisabeth
kort na hun huwelijk.
jonge Marie de Vetsera werden beiden dood-
gevonden. In een langen brief aan zijn moeder,
keizerin Elisabeth schreef Rudolf Moe
der, ik heb geen recht meer om te leven
Negen uur, des morgens, meldden pich prins
Philip van Coburg, een zwager van Rudolf, en
graaf Hoyos, die te zamen den kroonprins
daags te voren naar het slot Maijerling verge
zeld hadden, bij keizerin Elisabeth aan, om
haar de ontzettende tijding mede te deelen.
Als een versteende Niebe hoort de tragische
moeder den afschuwelijken dood van haar eeni
gen zoon en meest geliefd kind. Geen traan
welt meer in haar oogen. Maar ais de beide
ongeluksboodschappers nu ook den keizer wil
len gaan inlichten, dan zegt zij fier en vol
waardigheid„Neen, die taak behoort aan
mij."
En met vasten tred, het hoofd omhoog, maar
met bleek, vertrokken gezicht, gaat zij het
vertrek binnen van Frans Josef.
Als na de rampen van Solferino en Sadowa
vindt ook nu de rampzalige keizer zijn eenigen
troost en steun bij Elisabeth, zijn vrouw. En,
als later Frans Josef zijn droeve herinnerin
gen uitspreekt tegenover een andere vrouw, die
ook de volle tragiek van het leven haar deel
mocht noemen, keizerin Eugénie van Frank
rijk, dan getuigt hij met ontroering van Elisa
beth „Zonder haar zou ik niet de kracht heb
ben gevonden om deze beproeving te dragen;
had ik afstand gedaan van den troon."
Bij al het overstelpend leed van deze droeve
dagen, moest Frans Josef nog drie dagen lang
overleg plegen met het Vaticaan, met Paus
Deo XIII zelf, om het kerkelijk verlof te he
komen, dat het stoffelijk overschot van zijn
ong-elukkigen zoon bijgezet mocht worden in
den keizerlijken grafkelder der Habsburgers in
de Capucijnerkerk te Weenen.
Eerst ï.idat drie deskundige professoren in
een uitvoerig rapport onder eede verklaard
hadden, dat 't hun gebleken was, dat de kroon
prins in een vlaag van waanzin den dood moest
hebben gezocht, gaf de Paus, lettend ook op de
voorkomende krankzinnigheid in het van moe
derszijde aanverwante Wittelsbaohersgeslacht,
eindelijk toe.
Nauwelijks is de begrafenisplechtigheid ach
ter den rug, of EElisabeth ontvlucht opnieuw
Weenen, om weer haar rustelooze zwerftoch
ten over de wereld te hervatten.
Eens gaat zij naar haar moeder, op het oude
fami'Liekasteel Possenhoven aan de Starne-
bergersee. Daar spannen haar vier zusters, die
haar zoo hartelijk liefhebben, Maria, de ex-
koningin van Napels, Helene, prinses van Turn
en Taxis, Mathilde, gravin de Frani en Sophie,
hertogin d'Alengon al haar krachten in, om
haar leed te verlichten. Maar ook hier vindt
Elisabeth geen Tust, en, na'weer een kort ver
blijf in Tyrol, trekt zij weer naar haar geliefd
eiland Korfoe, waar zij zich een lustverblijf
bouwt, bekend onder den naam van „Achil
leion", naar den naam van haar geliefden hel
uit de Hios, Achilles, die, als zij, slechts van
zijn droomen wilde leven, omdat zijn droomen
hem kostbaarder schenen dan het lev®" ze
Na den dood van Elisabeth is dit ze zaam
sohoone buitenverblijf overgegaan in e ezi
van den Duitschen keizer, terwijl juis n c eze
dagen de Grieksche regeering hes o en ee er
een toeristen-home van te ma een.
Maar ook het heerlüke Korfoe kon haar
op den duur niet boeien, weer zwerft zij
eindeloos de wereld door, zonder ergens rust
of troost te vinden. Slechts sporadisch ver
toeft zij de laatste tien jaren van baar leven
enkele dagen te Weenen.
De brave keizer is zijn beklagenswaardige
vrouw in alles ter wille, slechts één voor
waarde heeft hij haar gesteld, n.l., dat zij ge
regeld met hem In correspondentie blijft. Dik
wijls op haar zwerftochten vertoeft zij ook aan
de Rivlèra, waar ook de ex-keizerin Eugenie
van Frankrijk gedurende den winter haar
stille woonplaats had. Hoe verschillend van
karakter en psyche ook, deze twee vrouwen
vinden elkaar in een zelfde gedragen bitter
leed en in eenzelfde onthechting van alle
vorstelijke, glorie.
In de lente van 1896 laat Elisabeth zich
nog eens verlokken haar koninklijke waardig
heid te doen gelden, 't Is bij het feest van ie
duizendjarig bestaan van het Honsaaiat 'e
rijk. Haar liefste onderdanen ontvangen aar
mét een liefde en vereering, welk® 0
in het diepste van haar wezen scho e
Dan hervat de arme vrouw a<"
rusteloos zwerversleven in de wan 0 - f|"
tuiging, dat weldra nieuwe rampen eze
korte vreugde weer zullen v®rge
Zij behoefde waarlijk niet an en.
Nog geen jaar daarna, 6 Mei 1897, werd de
wereld opgeschrikt door he an den
ontzettenden brand In de a ïaritfi"
te Parijs, waar over de hond d vr uwen ,m
de hoogste standen der ls °cratle
en adel een verschrikkeiyke dood vonden.
Onder de voornaamste slachtoffers bevond
zich de presidente van dezen Bazar, de efle]e
hertogin Sophie d'Alenson. keizerin Elisabeth's
eigen en liefste zuster.
Deze gruwzame dood van haar liefste bloed
verwant bracht wel den laatsten slag toe aan
de arme door zenuwen uitgeputte vrouw. Ze
begreep, dat menschelijke hulp haar niet meer
kon baten en haar eenige troost was, dat het
niet lang meer met haar zou duren.
In de eerste dagen van September 1898
hield keizerin Elisabeth verblijf in hotel
Beau-Rivage te Genève. In den namiddag van
den lOden dezer maand wandelde de keizerin,
in gezelschap van haar trouwe hofdame,
gravin Sztaray over de Mont-Blanckade met
het doel om daar aan boord te gaan en een
tocht te maken over het verrukkelijke meer.
Zij voelde zich minder neerslachtig dan anders,
want de hemel was stralend van licht en de
dag zeldzaam zoel.
..Kijk die kastanjes", zei de keizerin, „ze
beginnen waarlijk opnieuw te bloeien. De
keizer schreef mij, dat ook op Schönbrunn de
kastanjes opnieuw beginnen te bloesemen. Is
dat niet wonderlijk
Op datzelfde oogenblik naderde haar een
werkman en, zonder één woord te uiten, stak
hij met een enkel simpel gebaar een scherpe
vijl in het hart van de keizerin. De arme
vrouw bezweek onmiddellijk, blies den laatsten
adem uit.
De moordenaar was een jonge Italiaan,
Luigi Luccheni. Hij was een anarchist en een
ontaard mensch, verblind door haat en hoog
moed. Hij had in bravour gezworen 'n vorste
lijk persoon te vermoorden, het kwam er niet
op aan, wie. Het lot trof de ongelukkige
keizerin Elisabeth.
Toen de trieste gebeurtenis aan keizer
Krans Jozef bekend werd, wankelde de bij
her,aing z°° zWaar beproefde grijsaard, die
reeds vijftig jaar de kroon van de Donau-
monarchie droeg.
Toen
sprak hij tegen graaf Paar, zijn lijf-
ac Jnflant en graaf Goluchowski, zijn minister
n buitenlandsche zaken, deze ontroerende
woorden: „Zij was een zeldzame, edele vrouw;
Z1J Was het sieraad van mijn troon en mijn
'ovenIn de moeilijkste uren van mijn
bestaan was zij altijd mijn troost en mijn
steun. De wereld beeft nooit geweten, hoe wij
elkaar lief liadden. Ik heb geen andere toe
vlucht dan God
En hij gaf order, dat men niets zou sparen
om haar de meest luisterrijke begrafenis te
bereiden.
Op 17 September, in de eenvoudige kerk der
paters Capucijnen, woonde keizer Frans Jozef,
omringd door heel de keizerlijke familie, en
naast zich keizer Wilhelm van Duitschland,
en achter zich een uitgelezen schaar van
vorsten, prinsen en buitenlandsche gezanten
de plechtige uitvaart hij. Herhaaldelijk bracht
■de grijsaard bevend zijn handen voor z'n oogen
om de opkomende tranen te bedwingen. Maar
op het oogenblik van de ontroerende gebeden
van de Absoute, toen het koor het hier zoo
dubbel aangrijpende „Libera me, Domine"..,
inzette, toen brak de gebogen figuur van
Frans Jozef samen, en hij snikte lulde...
Veertien jaren later waren wij in Weenen,
bij gelegenheid van het Internationaal Eucha
ristisch Congres, en op een morgen daalden
wij van den keizerlijken grafkelder in de
Capucinergraft af, en daar voor ons zgaen
w'j twee metalen kisten naast elkaar ge
schoven, die met het stoffelijk overschot van
kroonprins Rudolf, en die met het brooze om
hulsel van zijn moeder, de tragische keizerin
Elisabeth. Beide kisten waren omstrengeld
door een en denzelfden krans.
Dien eigen Zondag was de laatste glorie
dag van keizer Frans Jozef. Wij zagen in de
luisterrijke processie door Weenen, zijn gala-
koetB, voor het laatst omringd door zijn ge
trouwe onderdanen iit zijn uitgestrekt en
machtig gebied. TyroleTs, Tsjechen, Bohemers,
Dalmatiers, Croatiërs en Oekralnen, in hun
bonte en schilderachtige kleedij.
En nu, dezen zomer nog, wist niemand ln
Weenen ons te zeggen, wat er geworden was
van de kleine Elisabeth, de eenige dochter
van kroonprins Rudolf, eens de oogentroost
van den ouden zwaar beproefden keizer Frans
Jozef.
Keizerin Elisabeth, de tragische, heeft het
noodlot der Habsburgers wel voorzien en voor
voeld.
P. HYACINTH HERMANS.