UIT BAB/s DAGBOEK KEIZERIN ELISABETH VAN OOSTENRIJK. ONS KIND ONS EIGENDOM? KUNT U MIJ OOK ZEGGEN. ^3$ ZATERDAG 9 APRIL 1932 ui (sioty. DE GARDEROBE VOOR OUDERE DAMES. MODEPRAATJES. EENIGE WENKEN VOOR ZIEKEN. 1 II (slot.) Is ons kind dan niet ons eigendom, onbetwist en absoluut Kunnen wij er dan niet mede doen wat wij willen, naar willekeur en luim In geen geval. Volgens natuurwet en burgerrecht hebben wij weliswaar de macht onze eigene kinderen op te voeden, maar zijn wij ons wel volkomen bewust, wat dit zeggen wil Zijn wij ons bewust, dat wij innerlijk en uiterlijk de zwaar ste verantwoording dragen, ons kind ten goede op te voeden Dat dit niet steeds gebeurt bewijzen vaak de uitkomsten: bedroevende resultaten van een opvoeding enkel en alleen gebaseerd op een uiting van machtsbesef. Aan de eene zijde staat dan het machts bewustzijn der ouders aan de andere zijde staat het kind dat enkel en alleen naar de meest uiteenloopende bevelen te handelen heeft. Vele ouders veroorloven zich tegenovei het weerloos kind, alles wat hun in den zin komt, schelden, slaan, kwellen, straffen, of het tegenovergestelde: liefkoozen, vertroete len, percies naar den luim van het oogenblik. Het kind moet volgens de ouders dit alles dulden; mag zich niet verzetten, geen eigen opinie uitspreken, noch afweren; ,,'t is immers maar 'n kind, waar men alles mee doen mag". In zulke gevallen wordt het kind, eenvoudig als 'n voorwerp, 'n zielloos, levenloos, willoos voorwerp behandeld. En de ouders beseffen niet, hoe al deze verkeerdheden en wispel turige, vaak tegenstrijdige handelingen door het kind worden ondergaan, oogenschijnlljk met instemming, doch vaak met verzet. In het diepst van z'n gevangen zieltje voelt het kind hoe verkeerd dat alles is, maar het bukt voor de overmacht van het geweld. Maar wij, Christelijke ouders, die den plicht tot opvoeding, niet zoozeer als natuurdrang maar als een Goddelijke Instelling beschou wen, voelen maar al te zeer de zware ver antwoording. In ons kind zien wij een levend mensch in een proces van groei en wording. Het heeft daartoe een heilig onvervreemdbaar recht op onze hulp, onzen steun. Natuurlijk moeten wij zijne verkeerde nei gingen onderdrukken; en de kiemen ten goede tot ontwikkeling brengen; langzaam aan moe ten wij aankweeken alles wat het kind in het latere leven, als volwassen mensch, goed en geschikt tot de samenleving zal vormen Wanneer wij het kind grondig bestudeeren, en wie kan dat beter dan wij de natuur lijke aangewezenen, die het kind van af z'n eerste levensstonde mede maken en volgen, dan zullen wij dikwijls voor groote verrassin gen komen te staan; neiging, aanleg en karak ter zullen soms juist het tegenovergestelde zijn van ons zelf, van datgene wat wij wen- schen en verwachten. De tijden zijn voorbij dat voor den zoon slechts één levensmogelijkheid bestond, vaders - beroep, voor de dochter, evenal3 moeder, de itujsbouding. - Als wij onze kinderen oprecht liefhebben, als zij ons vrijuit hunne verlangens mogen toevertrouwen, dan zal geen moeite, geen hin derpaal ons weerhouden, hen te helpen, te ge leiden op den weg, die voor hen geluk betee- kent naar ziel en lichaam, ook al kost het ons een illusie, een stil gekoesterd hartsver- langen. Als een tuinier zijn bloemen, zoo moeten wij de deugden en schoone karaktertrekken onzer kinderen verzorgen en behoeden voor alles wat den groei belemmert. In dit geval zijn wij niet de bezitters, maar de door God aangewezen uitvoerders van Zijn H. Wil. Het is ons opgedragen, de geestelijke schat ten van onze kinderen met teederen eerbied en ontzag te beschermen, aan te kweeken, met trouw en liefde te koesteren, met medewer king van al wat het kind te geven heeft, zijn levensweg te banen en zoo te doen bewande len, dat het een persoonlijkheid worde; toe gerust voor den grooten kamp des levens. Hoe ouder het kind wordt, des te geringer wordt onze macht over zijn daden en willen. Het kind rijpt tot man, tot vrouw; eigen inzicht en verstand treden meer en meer naar voren en zonder de liefde of den eerbied te schaden, zal het eigen wegen willen volgen, handelen volgens eigen overtuiging. De neigingen van den grooten .zoon, van de volwassen dochter zijn niet meer die van het kleine kindje, dat aan onze hand liep te springen, dat de armpjes om onzen hals sloeg dat geheel van ons afhankelijk was. Juist als wij dat gevoelen, hoe zij ons ontglippen, is het zoo kritiek. Geven en nemen; en in lief de dulden en berusten, begrijpen, dat ook wij ééns zoo deden, is dan de weg, om hen te behouden in innige verknochtheid en trouw. Men zegt wel eens: voor de moeder blijft de zoon, zelf vader geworden, toch altijd kind; voor den vader de volwassen dochter, altijd het kleine meisje, dat op z'n knie paardje reed en met z'n horloge speelde. Het zij zoo en het moge zoo blijven als sublieme uiting van den innigen band tusschen ouders en kind. Zorgen wij dan, dat onze verhouding tot het kind nooit eene van machtswellust en tirannie moge zijn. Moge het kind, in onzen wil, in ons bevel, altijd die innige zorg voor zijn welzijn be speuren. Dan wordt een band geweven, die ons zoo sterk met het ziele- en gevoelsleven der onzen verbindt, dat tijd noch meenings- verschil, noch levensrichting deze vermogen te slechten. Eenmaal zal dan de groote zoon, zal de groote dochter, onze steun, onze troost zijn, als het leven ons vermoeid en verzwakt heeft. Hun jonge kracht zal de onze stalen, en wij zullen één zijn en blijven mét de kinderen. En danja danmogen wij op de vraag: „Is ons kind geheel en al ons eigen dom?" met het volste recht in fier bewust zijn, antwoorden: „Ja! geheel en al en volko men"! HELLENEN. Abonné MevrA. heeft een viertal vragen ge steld, welke wij naar best vermogen trachten te beantwoorden. Traag 1: Hoe kan ik uit een cocosmat de vlekken verwijderen? Antwoord. Daar de vlekken niet door u ge noemd worden veronderstellen wij dat het meer stof en vochtvlekken zijn. Met (f n weinig zout in 't water, spoelt u den geheelen mat af, en borstelt deae daarna met zeepsop. Goed afspoe len en buiten laten drogen. Vraag 2. Ik heb tinnen vazen, die bij het ge bruik, zwarte vlekken van binnen vertoonen; hoe kan ik deze poetsen en zijn ze voor het ge bruik geschikt Antwoord. Wanneer de vazen zwart worden, ia het mogelijk geen zuiver tin, doch vertind. Alsdan bladdert het laagje tin af. Zoo niet, overgiet ze dan met zeer heet water en poets ze daarna met heel fijn krijt. Zijn de vazen van echt tin overtuigt u dan of ze niet de zgn. tinpest hebben. Wanneer zich behalve genoemde vlekken ook bobbels vertoonen, zal het tin op den duur tot grijs poeder vergaan, richt u dan bijtijds tot een vakman. Vraag 3. Gaarne wil ik een kleine fauteuil donker eiken opnieuw beitsen, passend bij „old finish". Kan ik dat zelf doen of een vakman. Antwoord. U kunt het zelf doen, doch wilt u goeden raad, bespaart u veel moeite en erger- Het hart nog vol rouw over den tragischen dood van haar neef en jeugdvriend, koning Ludwig, zou Elisabeth straks als moeder nog wreeder getroffen worden in haar eigen, eeni- gen en liefsten zoon, kroonprins Rudolf. Met welbehagen had zij hem zien opgroeien tot een knappen, veelbelovenden jongeman, fier, onafhankelijk, met een afkeer voor tradi ties en conventies, een ietwat liberalen geest, een weerslag van haar eigen karakter. Allerlei heimelijke invloeden schenen zich intusschen op dezen jongeman, die eens geroe pen zou worden tot heerscher over de meest- Katholieke natie, te willen' doen gelden. De eene verkeerd gekozen opvoeder scheen als bij geheime overeenkomst den ander aan te trek ken. En zoo werd om dezen jongeman een ban van leiders en leeraars getrokken, die als consigne sohenen te hebben den keizerlijken prins als Katholiek karakter onverbiddellijk ten gronde te richten. Keizer Frans Jozef, noch keizerin Elisabeth hebben zich, tot hun tragische ontgoocheling, hiervan ooit voldoende rekenschap gegeven: De keizer zelf heeft het te laat ingezien, en begon eerst te begrijpen, toen de liberale men taliteit zich bij den jongeman als onherstel baar gezet had. Gevolg hiervan was een voort durende gespannen verhouding tusschen va der en zoon, wat Rudolf nog meer deed hangen aan zijn moeder, die, verblind door haar liefde, den eenigen en zoo vurig afgebeden zoon afgo disch vereerde. In 1881 had Rudolf den leeftijd bereikt, dat het passend werd gevonden, dat hij in het hu welijk zou treden. De keizer drong daar ten zeerste op aan, niet alleen uit dynastieke over wegingen, maar ook in de hoop den kroonprins meer levensernst bij te brengen en hem af te houden van allerlei avontuurlijke escapades, waartoe verkeerde vrienden hem verleidden. Op dit punt wist Frans Jozef zijn zin door te drijven en op 10 Mei 1881 werd het huwelijk voltrokken tusschen kroonprins Rudolf en de dochter van het Belgische koningspaar, prinses Stephanie, amper zeventien jaar oud. Maar de vader zag zijn hoopvolle verwachtin gen, welke hij op dit huwelijk had gebouwd, iue$ la vervulüng gaan. Nu Rudolf, mede door zijn huwelijk een nog meer officieels plaats ging innemen in het openbaar leven als de aanstaande opvolger, ging hij zich ook met nog meer ambitie met de politiek bemoeien. En weer koos hij zich hierbij vrienden en raad gevers, wier richtingen niet strookten met de inzichten van zijn vader, noch met die van de hof- en regeringskringen. Wat ontstemming en ergernis wekte, temeer, daar de jonggehuw de zich ook in zijn particuliere levensgedragin- geu niet liet leiden door de verplichtingen, welke hij tegenover zijn jonge gade had aange gaan. Herhaaldelijk werd hij door den keizer tot de orde geroepen, maar Rudolf bleek onver- e ei ijk. Met zijn onstuimige, radicale toe komstplannen wendde Rudolf zich meer ver- rouwe ij tot zijn moeder, met wie hij zich meer geestverwant voelde. Elisabeth hoorde ern zwijgend en droom end aan, met haar bijna J-oyun en blik. Maar zij openbaarde haar g achten niet, die als angstig uitgingen naar een toekomst voor Oostenrijk, welke zij niet in woorden dorst uit te spreken. .J" hlt„be!1lnf de maan<1 Januari 1889 ver toefde Elisabeth te München, waar zij twee we ken doorbracht met bidden op het graf van ko mug Ludwig van Beieren. Op 22 Januari keer de zij naar Weenen terug. Rudolf was toen der tig jaar oud, zijn vrouw prinses Stephanie pas vijfentwintig, terwijl uit hun huwelijk eeln dochtertje geboren was, dat naar de keizerin ook den naam Elisabeth ontvangen bad en dat den lieftalligen leeftijd van vijf jaren had be reikt. Bij haar terugkomst in de hofstad trof Elisa beth keizer Frans Josef in een toestand van de hevigste opwinding. Kroonprins Rudolf had een liefdesbetrekking aangeknoopt met een jong meisje uit de adellijke ambtenaarskringen, baronesse Marie de Vetsera. De keizer was be sloten zoo streng en onverbiddellijk mogelijk op te treden. In een heftig onderhoud dreigde hij zijn zoon onvoorwaardelijk te onterven als deze niet onmiddellijk een definitief einde maakte aan deze onteerende relatie. Rudolf, verschrikt door het beslist optreden van zijn vader, stemde toe, gaf zijn eerewoord. Dit onderhoud had plaats in den middag van 28 Januari 1889. In den volgenden nacht speel de zich het bekende, wereldschokkende drama van Maijerling af Kroonprins Rudolf en de Er is, gelukkig, nog een groot aantal dames, dat er zich niet voor schaamt de periode der „jonkheid" reeds achter den rug te hebben. Deze dames schikken zich niet naar de dicta tuur van de mode, doch zij volgen een eigen weg en kiezen zich een garderobe, volkomen in overeenstemming met haar jaren en opvat tingen. Een uitnemend toilet voor deze dames is een zoogenaamd klein costuum, dat zich bij uitstek leent tot het winkelen in de ochtenduren. Bijzonder zijn voor dit doel geschikt losse stoffen met een patroontje, een ruitje of een streepje dus, waarmede door de afwisselende toepassing der in de stof gewerkte figuren velerlei variaties zijn te verkrijgen, 'n Plooien- rijke rok, een eenzijdige lichte opslag, die in een sjaalkraag overgaat, vormen met een smallen ceintuur en kleine, lichte, bij de revers passende, manchetten een geheel van groote aantrekkelijkheid, (afb. 1). Voor grootere of kleinere reizen, weekends en uitstapjes, zijn strakke lijnen gewenscht. Daarom bepaalt men zich bij dit genre in hoofdzaak tot de keuze van frisch, degelijk materiaal en tot een goeden pasvorm. Onze tweede afbeelding is er een voorbeeld van: een fraai reiscostuum gecompleteerd met een zevenachtste paletot. Voor een elegant namiddagtoilet komt don kere zijde in zwart marine- of middernacht- blauw in aanmerking. Den rok make men met boogvormige klimmende naar onderen zich ver- breedende banen. Een breede cape op het lijfje is zeer doelmatig voor het afzakken der con touren van de figuur. Daarop zal een naar Ierschen trant geborduurden kraag aan het geheel een voornaam cachet schenken (afb. S Natuurlijk mag in geen enkele garderobe een elegante mantel, öf uit dunne stof, óf uit zware zijde vervaardigd, ontbreken. Hij is be stemd om, zoowel over de namiddagkleeding als over de avondtoiletten gedragen te worden. Een voorbeeld van gracieus lijnenspel, met origineele dikke passepoil-effecten, is ongetwij feld het model der laatste silhouette. Het verdient aanbeveling, daar, zooals ge zegd, deze mantel bij alle gelegenheden en op alle kleeren moet dienst doen, de kleur neu traal te houden. Men zal derhalve goed doen uitsluitend tot zwart de keuze te bepalen. R. nis, afschuren, de juiste toon treffen enz., en gaat naar een vakman. U zult er geen spijt van hebben en 't is niet dunr. Traag 4. Kan ik donkerbruine pluche gordij nen zelf wasschen Antwoord. Pluche gordijnen kan men was schen in een mengsel van petroleum ether op spiritus (zuivere spiritus). Echter geen ge drukt pluche. Het drogen en oppersen heeft zeer vele bezwaren. U kunt ze veel beter laten stoo- men of chemisch doorslaan, ze zijn dan geheel als nieuw. Een andere abonnê vraagt om een recept tot bereiding van linoleum en meubelwas.. Een zeer goede linoleum en meubelwas maakt men door zuivere witte bijenwas te smelten (au bain Marie). Men vermengt deze met bruine, gele of roode beits naar verkiezing en enkele druppels terpentijn. Zeer voorzichtig bij het smelten op 't vuur zijn. Traag 2. Het eenvoudigst middel om lino leum mooi te houden? Antwoord. Het beste is een afwassehing met melk en water, half om, geregeld alle drie weken. Drie a 4 x per jaar wrijft men het in met terpentijnspiritus, waarin wat was is opgelost. Dagelijks met zachte doeken opwrijven. Traag 3. Hoe kan men een schapenvel be reiden. Antwoord. Om kleine huiden te looien be dient men zich van een looisel van 125 gram aluin, 120 gram zout ih 2 liter water (kokend) opgelost. In dit mengsel wordt na afkoelen én bijvoe ging van een beetje zwavelzuur de huid 24 uur gelegd, daarna met de haarzijde naar beneden op een plank gespannen, alle vleesch en vetdee- len er afgeschrapt en daarna in de lucht ge droogd. Men wrijft tot een poeder samen twee lood salmoniak, 1 lood gebrande aluin, 6 lood gezeef de tabaksasch en 1 drachme aloé. Men be- strijke de binnenzijde van de huid met terpen tijnolie en legge hierop een dikke laag van het genoemde poeder, dat er later weer afgaat. Ech ter laat liever in deze de zuinigheid de wijs heid niet bedriegen en geeft het liever aan een vakman. HUISMOEDER. XXII. (Slot.) „Scheiden tut Weh", zingt Ada wel eens in een sentimenteele bui. En zoo voel ik me nu ook: sentimenteel. Wè,t een dag! Eerst afscheid genomen van tante Ines en oom Edu, die weer voor een heele poos naar Indië zijn gegaan. En danhet slot van m'n dagboek. Als je iedere week zoo knus al je belevenis sen mocht publiceeren, als je wist dat de „Maasbode"-lezeressen en -lezers met al je doen en laten meeleefden, dan kreeg je zoo onwillekeurig een klein trotsch gevoel in je baby-gemoedje. Maar nuSchlusz zegt mam. Maar dan zal ik toch ook voor 't laatst m'n pen nog eens even over 't papier laten vliegen. Dan zal ik nog gauw even vertellen, dat ik plotseling drie boventanden heb, dat ik goed los kan staan midden in de box, dat ik „ein lieb Kind machen" kan door over m'n eigen wang te aaien, en dat.dat.dat.ik ga stotteren van enthousiasme.dat m'n dagboek binnenkort in boekvorm zal verschij nen. Kom dan, oom Nelis, til me nu de lucht in zooals u me indertijd beloofde, hoog op uw schouders! Vertel het aan al uw trouwlustige vrienden en vriendinnen. Zeg dat ze me koo- pen! (M'n dagboek althans). Och, dat doet me Ineens aan collega Lind bergh denken. Daar heb ik toch zoo vreeselijk mee te doen. Z'n arme daddy, die nu maar rondvliegt om hem te zoeken, stakkerd. Ik zeg maar: liever één pappie op den grond dan tien in de lucht! Maar om nu weer op m'n boek terug te komen (wat grappig om op je eerste Jaar al een boek te hebben geschreven; paps zegt ik ben een lucratief kind!) er komen teekeningen bij, téékenlngen, zoo mooi en fijn, dat alle ooms en tantes het diièrvoor alleen al moesten willen hebben! Juist kreeg Ik, net op het nippertje, want ik wil er graag nog wat over schrijven, een brief van tante Rutokaka uit Canada. Die tante schrijft heele interessante dingen over de Canadeescbe babies. Die kinders zijn (net als eenige van m'n studentenooms) enorme nacht brakers! Maar dat kunnen ze niet helpen, want ze (die babies) hebben nu eenmaal geen Leentjes of Ada's, die een oogje in de wieg kunnen hou den als de familie eens uit wil. Dus sleepen ze (ipso facto, zegt mam) hun kroost maar mee. Soms gaat alles in de Ford (alle men- schen daar wonen mijlen van elkaar af!) en dan gaat het wel. Maar als ze met paard en wagen moeten gaan werken, is 't een ander geval. Op visite gaan ze dan toch, alleen de allerhevigste kou, of een sneeuwstorm kan de menschen daar ervan terughouden om bij elkaar wat gezelligheid te zoeken. Zoo'n lange een zame winter op de prairie moet dan ook niet meevallen! De babies dan worden in doeken en dekens, in sweaters en truien en jasjes gepakt, zoadat het heusch een wonder is, zegt tante, dat er nog nooit eentje in al die omhulsels gestikt is. Aldus toegetakeld worden z© dan op den bodem van den wagen gelegd. Pas in de warme keuken óf kamer van 't burenhuis worden ze weer uit hun omwikkelingen gerold, en hun van huls uit meegebrachte fleschjes verwarmd. Daarna warden ze (de babies alweer) veilig op een bed gelegd, en, gewend als ze nu eenmaal aan die aardigheden zijn, dutten ze heel genoeglijk in. Soms, bij een meer uitgebreid avondje, liggen er wel een half dozijn of meer van die hummels te ronken! De grootere kinderen spelen zoo'n beetje, totdat die ook onder zeil gaan, maar soms blijven ze wel tot 2 uur wakker! Dat Is allemaal wel heel grappig. Maar nu ga ik toch tot slot nog een3 iets óver mezelf vertellen. M'n nieuwste aanwendsel is m'n gil in de hooge C. Ik vtnd het zelf zoo prachtig, maar ieder die het hoort schijnt er heelemaal gek van te worden. Vooral als ik het met kleine tusschenpoozen, zoo ongeveer een uur lang vol houd! Mams wil het me al dagen lang aflee- ren. Dan kijkt ze heel boos, en zegt zoo streng mogelijk: Hanneke! Hanneke dan toch! Stil! Dat booze gezicht, dat is het geestige van 't geval, kan ik net zoo trekken. Als ik dat dan doe, met m'n voorhoofd gefronst en m'n wenkbrauwen bijna rollend over m'n oogen, moet iedereen weer lachen. Ik ben een origi neele pisang, zegt mam. Dn nuSchluz Schlusz Schlusz. Of ik al dien tijd wei de waarheid en niets dan de waarheid heb gesproken, vroeg laatst een tante. Met m'n hand op m'n kleine baby hartje kan ik daar „ja" op antwoorden. Omdat ik niet dik ben, ben ik misschien wat vlugger dan sommige anderen. Maar „opgeschept" heb ik toch nooit! And now dear friends a long farewell. Een brok schiet in m'n keel. Dftg ddg dig dig dig! Ensembles In twee kleuren zijn op het oogen blik erg ia smaak, en terecht, want zij zijn buitengewoon praetisch. Men heeft bij de keuze een rijke verscheidenheid en kan allerlei aar dige combinaties maken. Men kan bijv. een mantel van gewensch- te lengte in een lich te tint kiezen, of zeif3 van wit bij een zwarte Tobe. Maar zulk een combinatie is meer ge- eigend voor de warme zomerdagen; op het moment valt de voor keur te geven aan een donkeren mantel op een lichtere robe. Men kan den mantel van zwarte, of marine wol nemen, daar zoo wel het een als het ander veel gedragen wordt. En, als men een soepele stof kiest, kan men deze doen gar- neeren met een pele rine-effect, dat bij deze mantels heel erg in trek Is en waarmede men dan de montee ring van de afneembare mouwen verbergen kan. Want van den zomer zullen de mantels veel met korte mouwen gedragen worden .De ze creaties worden ook vaak zonder col ge dragen. Een aardig voorbeeld van zulk een ensem ble geven wij hierboven weer. De mantel is van dunne marine wol met een aardig pele rine-effect. Zooals veel van de nieuwe model len valt hij van voren niet over elkaar, zoodat hij makkelijk half open gedragen kan worden. De robe is uitgevoerd in beige crêpe-de-chine, bedrukt met blauwe balletjes. Aan den hals is de robe afgewerkt met een plastron van ge drapeerd beige crêpe-georgette, versierd met een strik op den schouder, die de halsopening van den mantel sierlijk garneert. Wordt er gestookt bij die ziiieket dan vemdiient ajainibeweMmg, een ketel water op de kacihei te laten atoomen; zeker ibdj hoestpatltenteni. IJs voor een patiënt bewaart men bet beste in een eimimer, gewiilkikeM in een wodilen doek of deken en op een vergiet. De gemaklkieMjkste marnier düt te Ibrieltoeni, ia met een ihaimer, een groote spijker of ijspriem in het ij® te drijven. Een rinigkiussen tnag ndet te dik oipgelMazen wanden, toet moet nog opgiervomwtem Ikiuiuinen worden. Wanneer men een a]ete( dfi|e d|£> k|rant ben oven s-bufe karton onder de tonamt igjeeft, -te dlit tazem ■vielert gsimalkikleiHjkier. t.'t Keizer Frans Jozef met keizerin Elisabeth kort na hun huwelijk. jonge Marie de Vetsera werden beiden dood- gevonden. In een langen brief aan zijn moeder, keizerin Elisabeth schreef Rudolf Moe der, ik heb geen recht meer om te leven Negen uur, des morgens, meldden pich prins Philip van Coburg, een zwager van Rudolf, en graaf Hoyos, die te zamen den kroonprins daags te voren naar het slot Maijerling verge zeld hadden, bij keizerin Elisabeth aan, om haar de ontzettende tijding mede te deelen. Als een versteende Niebe hoort de tragische moeder den afschuwelijken dood van haar eeni gen zoon en meest geliefd kind. Geen traan welt meer in haar oogen. Maar ais de beide ongeluksboodschappers nu ook den keizer wil len gaan inlichten, dan zegt zij fier en vol waardigheid„Neen, die taak behoort aan mij." En met vasten tred, het hoofd omhoog, maar met bleek, vertrokken gezicht, gaat zij het vertrek binnen van Frans Josef. Als na de rampen van Solferino en Sadowa vindt ook nu de rampzalige keizer zijn eenigen troost en steun bij Elisabeth, zijn vrouw. En, als later Frans Josef zijn droeve herinnerin gen uitspreekt tegenover een andere vrouw, die ook de volle tragiek van het leven haar deel mocht noemen, keizerin Eugénie van Frank rijk, dan getuigt hij met ontroering van Elisa beth „Zonder haar zou ik niet de kracht heb ben gevonden om deze beproeving te dragen; had ik afstand gedaan van den troon." Bij al het overstelpend leed van deze droeve dagen, moest Frans Josef nog drie dagen lang overleg plegen met het Vaticaan, met Paus Deo XIII zelf, om het kerkelijk verlof te he komen, dat het stoffelijk overschot van zijn ong-elukkigen zoon bijgezet mocht worden in den keizerlijken grafkelder der Habsburgers in de Capucijnerkerk te Weenen. Eerst ï.idat drie deskundige professoren in een uitvoerig rapport onder eede verklaard hadden, dat 't hun gebleken was, dat de kroon prins in een vlaag van waanzin den dood moest hebben gezocht, gaf de Paus, lettend ook op de voorkomende krankzinnigheid in het van moe derszijde aanverwante Wittelsbaohersgeslacht, eindelijk toe. Nauwelijks is de begrafenisplechtigheid ach ter den rug, of EElisabeth ontvlucht opnieuw Weenen, om weer haar rustelooze zwerftoch ten over de wereld te hervatten. Eens gaat zij naar haar moeder, op het oude fami'Liekasteel Possenhoven aan de Starne- bergersee. Daar spannen haar vier zusters, die haar zoo hartelijk liefhebben, Maria, de ex- koningin van Napels, Helene, prinses van Turn en Taxis, Mathilde, gravin de Frani en Sophie, hertogin d'Alengon al haar krachten in, om haar leed te verlichten. Maar ook hier vindt Elisabeth geen Tust, en, na'weer een kort ver blijf in Tyrol, trekt zij weer naar haar geliefd eiland Korfoe, waar zij zich een lustverblijf bouwt, bekend onder den naam van „Achil leion", naar den naam van haar geliefden hel uit de Hios, Achilles, die, als zij, slechts van zijn droomen wilde leven, omdat zijn droomen hem kostbaarder schenen dan het lev®" ze Na den dood van Elisabeth is dit ze zaam sohoone buitenverblijf overgegaan in e ezi van den Duitschen keizer, terwijl juis n c eze dagen de Grieksche regeering hes o en ee er een toeristen-home van te ma een. Maar ook het heerlüke Korfoe kon haar op den duur niet boeien, weer zwerft zij eindeloos de wereld door, zonder ergens rust of troost te vinden. Slechts sporadisch ver toeft zij de laatste tien jaren van baar leven enkele dagen te Weenen. De brave keizer is zijn beklagenswaardige vrouw in alles ter wille, slechts één voor waarde heeft hij haar gesteld, n.l., dat zij ge regeld met hem In correspondentie blijft. Dik wijls op haar zwerftochten vertoeft zij ook aan de Rivlèra, waar ook de ex-keizerin Eugenie van Frankrijk gedurende den winter haar stille woonplaats had. Hoe verschillend van karakter en psyche ook, deze twee vrouwen vinden elkaar in een zelfde gedragen bitter leed en in eenzelfde onthechting van alle vorstelijke, glorie. In de lente van 1896 laat Elisabeth zich nog eens verlokken haar koninklijke waardig heid te doen gelden, 't Is bij het feest van ie duizendjarig bestaan van het Honsaaiat 'e rijk. Haar liefste onderdanen ontvangen aar mét een liefde en vereering, welk® 0 in het diepste van haar wezen scho e Dan hervat de arme vrouw a<" rusteloos zwerversleven in de wan 0 - f|" tuiging, dat weldra nieuwe rampen eze korte vreugde weer zullen v®rge Zij behoefde waarlijk niet an en. Nog geen jaar daarna, 6 Mei 1897, werd de wereld opgeschrikt door he an den ontzettenden brand In de a ïaritfi" te Parijs, waar over de hond d vr uwen ,m de hoogste standen der ls °cratle en adel een verschrikkeiyke dood vonden. Onder de voornaamste slachtoffers bevond zich de presidente van dezen Bazar, de efle]e hertogin Sophie d'Alenson. keizerin Elisabeth's eigen en liefste zuster. Deze gruwzame dood van haar liefste bloed verwant bracht wel den laatsten slag toe aan de arme door zenuwen uitgeputte vrouw. Ze begreep, dat menschelijke hulp haar niet meer kon baten en haar eenige troost was, dat het niet lang meer met haar zou duren. In de eerste dagen van September 1898 hield keizerin Elisabeth verblijf in hotel Beau-Rivage te Genève. In den namiddag van den lOden dezer maand wandelde de keizerin, in gezelschap van haar trouwe hofdame, gravin Sztaray over de Mont-Blanckade met het doel om daar aan boord te gaan en een tocht te maken over het verrukkelijke meer. Zij voelde zich minder neerslachtig dan anders, want de hemel was stralend van licht en de dag zeldzaam zoel. ..Kijk die kastanjes", zei de keizerin, „ze beginnen waarlijk opnieuw te bloeien. De keizer schreef mij, dat ook op Schönbrunn de kastanjes opnieuw beginnen te bloesemen. Is dat niet wonderlijk Op datzelfde oogenblik naderde haar een werkman en, zonder één woord te uiten, stak hij met een enkel simpel gebaar een scherpe vijl in het hart van de keizerin. De arme vrouw bezweek onmiddellijk, blies den laatsten adem uit. De moordenaar was een jonge Italiaan, Luigi Luccheni. Hij was een anarchist en een ontaard mensch, verblind door haat en hoog moed. Hij had in bravour gezworen 'n vorste lijk persoon te vermoorden, het kwam er niet op aan, wie. Het lot trof de ongelukkige keizerin Elisabeth. Toen de trieste gebeurtenis aan keizer Krans Jozef bekend werd, wankelde de bij her,aing z°° zWaar beproefde grijsaard, die reeds vijftig jaar de kroon van de Donau- monarchie droeg. Toen sprak hij tegen graaf Paar, zijn lijf- ac Jnflant en graaf Goluchowski, zijn minister n buitenlandsche zaken, deze ontroerende woorden: „Zij was een zeldzame, edele vrouw; Z1J Was het sieraad van mijn troon en mijn 'ovenIn de moeilijkste uren van mijn bestaan was zij altijd mijn troost en mijn steun. De wereld beeft nooit geweten, hoe wij elkaar lief liadden. Ik heb geen andere toe vlucht dan God En hij gaf order, dat men niets zou sparen om haar de meest luisterrijke begrafenis te bereiden. Op 17 September, in de eenvoudige kerk der paters Capucijnen, woonde keizer Frans Jozef, omringd door heel de keizerlijke familie, en naast zich keizer Wilhelm van Duitschland, en achter zich een uitgelezen schaar van vorsten, prinsen en buitenlandsche gezanten de plechtige uitvaart hij. Herhaaldelijk bracht ■de grijsaard bevend zijn handen voor z'n oogen om de opkomende tranen te bedwingen. Maar op het oogenblik van de ontroerende gebeden van de Absoute, toen het koor het hier zoo dubbel aangrijpende „Libera me, Domine".., inzette, toen brak de gebogen figuur van Frans Jozef samen, en hij snikte lulde... Veertien jaren later waren wij in Weenen, bij gelegenheid van het Internationaal Eucha ristisch Congres, en op een morgen daalden wij van den keizerlijken grafkelder in de Capucinergraft af, en daar voor ons zgaen w'j twee metalen kisten naast elkaar ge schoven, die met het stoffelijk overschot van kroonprins Rudolf, en die met het brooze om hulsel van zijn moeder, de tragische keizerin Elisabeth. Beide kisten waren omstrengeld door een en denzelfden krans. Dien eigen Zondag was de laatste glorie dag van keizer Frans Jozef. Wij zagen in de luisterrijke processie door Weenen, zijn gala- koetB, voor het laatst omringd door zijn ge trouwe onderdanen iit zijn uitgestrekt en machtig gebied. TyroleTs, Tsjechen, Bohemers, Dalmatiers, Croatiërs en Oekralnen, in hun bonte en schilderachtige kleedij. En nu, dezen zomer nog, wist niemand ln Weenen ons te zeggen, wat er geworden was van de kleine Elisabeth, de eenige dochter van kroonprins Rudolf, eens de oogentroost van den ouden zwaar beproefden keizer Frans Jozef. Keizerin Elisabeth, de tragische, heeft het noodlot der Habsburgers wel voorzien en voor voeld. P. HYACINTH HERMANS.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 6