mu IS 1D1E AARDE 1E1EM 1B1EK01B1EM
sssE tjtj: oT
DE MEDITATIE VAN
EEN LEEK.
r
-r
KAV1EK.A M
1
*k Ben maar een leek. Ik ben een leek op
▼elerhand gebied; het Is het beste en het
origineelste om er rond voor uit te komen;
misschien strekt het nog tot voorbeeld; ik
hen een leek vooral in drie bepaalde dingen:
'n leek in het ernstige vak des levens, 'n leek
in de bonte wetenschap der bloemen, 'n leek
op het geheimzinnige en matelooze terrein der
Sterren
Beschaamd voel ik mij nochtans over mijn
onwetendheid en domheid niet. Integendeel,
want de weelderige pracht en de rijke bont
heid van bloemen dwingen, evenals de dui
zelingwekkende majesteit van een zomeravond
of een winternacht vol sterren, „o, die on
sterfelijke sterren boven mijn sterfelijk hoofd",
tot zoo'n spontane blijdschap, en overgege
ven bewondering, tot zoo'n weliswaar zwakke,
maar desondanks directe adoratie van den
Schepper, ,tot zoo'n hevige en ongerepte le
vensvreugde, dat meu vreezen zou met te veel
kennis der zuiverheid te bezoedelen. Te véé
kennisach, let wel, die kennis van
welluidende namen van geleerden, die mis
schien het eerst den kijker op de een of an
dere planeet richtten om vóór alle verder
onderzoek hun visitekaartje aan dit grootsch
gewrocht te hechten; die vooze kennis van
jaar en dag, die huiten elk oorzakelijk ver
hand staat met een variëteit van bloem en
plant, het eerst gekweekt in de kas van die
en die, daar en daar, zus en. zoo.
Ik wil niet te veel weten van de bloemen
Ik wil niet te veel weten van de sterren; ik
heiden een prillen morgen
zwijgend en peinzend op
den rug lagen, den blau
wen hemel instaarden en
de wereld zoo mooi von
den, en dat gras dat lief-
degras o£ tranengras zoo'n
milde peluw
Ik geloof, dat de crocusjes nu al weer ge
weest zijn: bescheiden bloemetjes, even met
het kopje hoven de aarde, Tillend maar blo
zend onder stormvlagen en hagelbuien en
moedig onder de nukkige buien van April;
glimlachjes in crisistijd. En de bloemetjes die
Ik nu aal tegenkomen, moeten Meizoentjes
wezen, en straks Pinksterbloemen. Paarden-
bloemen en dotterbloemen kan Ik uit elkander
houden; maar een spar van een den of vet-
planten van eacteeën, nou, dat is 'u heele
toer.
En desalniettemin zweer lk, dat lk dien
tuinier, die bier op de tentoonstelling een pot
cyclamen in de aarde zet, zoo voorzichtig en
handig en met dat gebaar van een moeder,
die een kind toedekt, volkomen begrijp en
waardeer; en dat de verzuchting na een eer
ste vluchtige wandeling tussuhen kleur en
geur spontaan en hevig is:. Wat is de wereld
mooi.
Zeker op deze Rotterdamsche bloementen
toonstelling lu de Nenijtohal moet men het
oog niet opwaarts slaan. Als Onze Lieve Heer
Zelf de binten en spanten van zijn Schepping,
van Zijn uitspansel en de sferen, tusschen
zon en maan en aarde, ook zoo sledht gemas
keerd had, 'zou er voor ons vast niet zóó veel
reden voor bewondering wezen. Hier In dit
herschapen Paradijs is de hemel onderschept,
en de wind, die geuren verwaait en zoo graag
met kleuren stoeit, is afgeschut. Toch is even
wel deze binnenshuis gebrachte Hof van Eden,
dit bloemenstaJlletje buiten alle proportie, zoo
samengesteld en maakt alles zoo'n blijden
indruk, dat de juichkreet gemeend blijft: Wat
is de wereld mooi.
En weet u, hoe bet den mensch i^rgaat,
die van harte uitroept; wat is de wereld
mooi Het veTgaat hem, als de dichter van
't voorjaarsliedje, Pater Jac. Schreurs; van
de bloemen en de planten, die zoo mooi zijn,
worden in zijn gedachten de menschen goed,
en daarmee alle vertrouwde dingen, en de
hemel komt nabij, heel nabij.
Ik vind de wereld weer zoo mod,
maar of dat lang zal duren....
die boomen in hun blanke tooi,
dat licht-gespeCl, dat goud-gestrod,
waarbeen Je zoo kan turen..
Ik zie d© menschen weer zoo lief,
maar of dat lang zal wezen....?
Ik heb nog eens zoo'n. ouden brief,
zoo'n geel geworden apocrief
met aandacht doorgelezen,....
vaat, door de firma Den Ouden daaT getooverd,
en het ligt er, alsof de gemeente Rotterdam
trots alle Blijdorpplannen en in weerwil van
haar meest rigoureuse town-planning, dit plekje
gespaard heeft uit een ver verleden, en voor
geen flat en wolkenkrabber wil pri's geven.
Heit is een model rotstuin, mode, tusschen twee
haakjes. Heel de tentoonstelling staat in het
teeken van de steen, of, ligt dat 'n beetje te
ver boven uw associatievermogen in bet tee
ken van de rotsplant. Laat u de teugels echter
van uw fantasie vrij vieren, denk dan niet, dat
ge op onbeheerd gebied loopt. Het bordje: Ver
boden toegang maakt u bekend, dat ge op par
ticulier terrein mocht loopen.
Is het al zoo op dit heerlijke plekje, waar
de illusie van een loutere natuur het sterkst
is. elders in de hal is de indruk veel sterker,
dat ge. Indien ge u verbeeld door 's lands mooi
ste dreven te wandelen, tocih steeds tuinen,
en hoven en villaparken bewonderen moet.
Slaan we rechts af, wanneer we de tentoon
stellingshal betreden, dan treft ons meteen een
brok tuinarchitectuur van Hollandscbe bak
steen. En waarachtig, die doet het goed naast
de echt Engelsche Tots en blauwe Belgische
leien. Het is alsof een doorkijkje gegund wordt
in een rijken tuin ergens in de Middaclit,er-
allee; ginds komen we door de rosaria, langs
het groene koepeltje, bij een brok ven, waarbij
men zich evenwel ook ln Engeland verplaatsen
kan; de rotssteen verpaatst u aan gene zijde
v-c.c
Een pracht-exemp^aar der cactus-verzame
lingde °Pllutia,
VU niet te veel weten ran hetleven;
zij. die prat gaan op bun meerderheid In ie
venservaring, gemeten naar maand en jaar
van hooger ouderdom, zü zi;,n. gew°°nlijk noch
de gezeliigsten, noch de diepzmnigsten. Buiten
de kennis van een omgefallen boekenkast in
mijn hersens, wil ik het „inzicht" ia de bont
ste en meest geheimzin11'^'6 dingen der
schepping verrijken en vei'<3iepen- Wanneer
dat lukken mocht met je bloemen en de
planteno maak u dan ®aar niet ongerust
over mijn levensleekenkennis!
Een zalaea kan ik al van een cyclamen on
derscheiden, en de gladiool van een aronskelk,
maar boe ik een clyvia over kan houden
In de groene weide vind ik gras' en Wngs
den slootkant gras en op den berm van den
spoordijk groen, vet, welig gras; of daar nu
paardenstaart of hazenstaart, liefdagras, tra
nengras of siddergras tusschen staat, ik wist
het niet op dien laten middag, toen er een
groot rund dat zeker een vervaariijke stier
was, op mij afstoof, en mij sidderingen over
het yeege lijf joeg; lk wist 't niet, toen wij
Ik wou wel naar den hemel toe,
maar of dat lang zal duren
Mijn hart is nog niet kloppens-moe,
mijn oogen vallen nog niet toe,
van naar dit schoon te turen.,..
Of al die bloemenpracht lang zal duren
Nee; tenminste niet hier. Maar de tentoon
stelling drijft van zelf die melancholie weg;
mijn oogen vallen nog niet toe van naar dit
schoon te turen. Deze expositie: een groot
bed van duizenden bloemen, planten, palmen,
eacteeën, mossen, duizenden en tienduizenden,
zij drijft naar buiten, de hal uit, de stad uit,
bet land in. De impressie hier klinkt niet:
wat is deze tuin mooi, maar veeleer: wat is
de aarde schoon, of om met Wies Moens te
spreken: „Nu is de aarde een groot dal van
bekoren". Nu, in de lente, ln Mei; nu we
den zomer en den diepgebronsden herfst
weer voor ons zien, nu heel de aarde weer
als een versche bloemenguirlande in het heel
al gehangen schijnt
Bij een wandeling langs deze wonderen hier
van zorg, ervaring, liefde en Gods zegen, val-
len vanzelf de muren van de tentoonstellings
hal uiteen. Kleur en geur en beider bedwelming
Prikkelen de verbeelding, en wie ingetogen
weet te gaan, peinzend en spelend met zijn
gedachten, als bijen van bloem naar bloem, kan
wel de illusie bijna reëel maken, dat hij een
tocht maakt door de mooiste streken van ons
land en ver daarbuiten.
Bij de meteen al keurig verzorgde entrêe van
deze buitengewone tentoonstelling die al 'n
eind op streek moet wezen naar internationale
vermaardheid, ligt een brokje natuurreser-
Een 300-jarige cactus.
van hot Kanaal, maar het rilde berkenstam
metje houdt u in Brabant;
Gij berken, buigt uw ranke loowertrossen!
Strooit rozen, op het zand èn sneeuw èn blad!
Gij, zwaatflende olmen, neigt u naar het pad,
En kust den dauw van sidderende mossen!
(J, Perk.)
Het is zeker 'n argument voor m'n leeke-
kennis, dat mij hier telkens en telkens 'n vers
regel van dezen en genen door de gedachten
vlindert; want daarmee vergeet lk naar den
grond te huigen en leergierig de zonderlinge
namen van die zonderlinge mossen en felgetin't®
water- en rotsplamtjes ln het geheugen te prea
ten.
Zal ik het dan maar niet verzwijgen, dat ik
hier na de berkenhulde, in het water turend, en
luisterend naar de vogels, die hun nest in de
Nenytohallen gebouwd hebben, en do tentoon
stelling juichend en dankbaar begroetten, hier
van zelf Vondel den poëet Dianier en Koridon
zag begluren:
Dianier welde in een schuitje,
Met haar keeltje onder 't fluitje
Van haar Vrijer Koridon.
Doris' kroost met natte pruiken
Fluks kwam van den grond opduiken,
En zich baak'ren ln den zon....
Ach wat: ja, de zon moet hier buiten blijven.
Ziet ze daar gaan naar het bosdhje coniferen.
Hooft zou neuriën:
O, als dat boschje klappen kou,
Wat meldet 't al vrijage
Wat drommel, maar wou u dan met alle ge
weld weten, dat we hier bij het mooie werk
van tuinarchitect Koppen uit Bennebroeh
staan, en niet aan Hooft noch aan Vondel den.
ken op dit rustieke bankje voor twee?
Laat ons dan maar naar de cactus-verzame
ling gaan; waar knapen met hun grijze koppen
pronken van drie honderd jaren oud; ze zijn
van hooge hoogten tot ons afgedaald, van 4300
meter; ze zijn van verre, droge steppen over
gekomen, ruig en wreed, die asceten onder de
planten.
De gemeente heeft weer voor de palmen ge
zorgd, een schitterende collectie. We vallen nu
van Brazilië en uit de bergen van Turkestan
in de oasen van azuren lucht en groene wui
vende palmen. En toch trekken Boskoop,^ Aals
meer en Hazerswoude meer. We vinden n bed
narcissen, en de seringen, de hortensia s, de ro
zen, rozen, die hoven de schouders uit rei
ken, rozen, zoo rood als geofferd bloed, zoo wit
als versche sneeuw, rozen met een overmaat
van geur- en kleurgenade, potrozen, polyanthe-
rozem, stamrozen, rozen als 'n jubelkreet en
als 'n gebed, rozen als 'n poëem en als n lief
gefluisterd woord, rozen, altijd en immer on
volprezen koningin der bloemen; rozenlicht en
gloed; rozen met den dauwdrop...
We komen, telkens, en gelukkig, weer in
eigen land terug. Dit is geen chauvinisme.
Maar 't is nu eenmaal niet ieder gegeven, om
in de Schotsche hooglanden de mossen te gaan
zoeken, die hier uit de rotsspleten groeien. Het
zal ook de bedoeling van de organisatoren niet
wezen om dat te bewerken. Het Is ook niet
iedereen gegeven, om het groene koepeltje ln
zijn achtertuintje na- te bouwen, of de bloe-
menserre van de fa. Hartlieb aan zijn boven
woning uit te bouwen. Maar het Is wel ieder
een gegeven om de bloemen lief te hebben, om
den zoeten schat van 'n roos in zijn huiskamer
te brengen. En om het ideaal, is dit een
tuln(tje) niet voor ieder mensch, wanneer
Ihet Is bereikt, hoog te houden; om er iets
eigens van te maken, om er wat zorg en liefde
aan te besteden. En dan nog zal men goed doen
niet direct zijn kleinen hof van Eden aan te
'leggen met 'n ouden boomstam en 'n paar van
dem wagen gevallen steenen; maar met den
rhododendron, de hortensia en den seringen
boom. Nietwaar? Ik heb er geen verstand van,
maar ik zou mijn armen toch wel vol rozen,
en aronskelken', en seringentakken willen heb-
1)611 1 X X X
Bovendien hoeven we hier niet te vergeten,
dat ons landje, wat tuinarchitectuur aangaat,
een eigen cachet gehad en een eigen plaats in
genomen heeft.
Deze tentoonstelling laat wel degelijk zien
dat Nederland nog gelijk weleer der waereld
bloementuin is en vooral roept zij herinne
ringen op aan den tijd. dat de Nederlanders
toonaangevend waren als tuinarchitecten.
Worden zij het weer?
Indien dan al geenszins een botanicus als
historicus herinner ik mij dan toch Hans
Vredeman de Vries, den beroemdsten der Ne-
derlandsche tuinarchitecten
„Hortorum vlrtdariorumque dat -handelt over
tuinteekeningen, het aanleggen van grot en
en het maken van fonteinen. Deze de Vries
oorspronkelijk eenvoudig timmerman, werd
in 1528 in Leeuwarden geboren, bij zwiert
zijn gansche leven, wist zijn naam evenwel in
faam aan dien van den bouwmeester de Key-
ser en Lieven de Key evenwaardig te maken,
en leefde in een tijd, dat de Zeven Provinciën
het goed hadden, zich in weelde en rijkdom
ontplooiden, dat de Hollandsche tuin makke-
aan onze tuinarchitectuur een andere richting
gaf, maar toch verloor deze niet heelemaal
haar eigen cachet, dank zij het feit, dat Ver
sailles bij ons toch niet na te maken viel.
Later na Napoleon heeft zich vooral de in
vloed van Engeland doen gevoelen, door Wil
liam Kent, die een ware revolutie op dit ge
bied teweeg gebracht moet hebben.
Ofschoon in het begin van de negentiende
eeuw de architecten Zooher van Haarlem en
Petzold, een Duitscher, veel verbeteringen
aanbrachten in de stijlloosheid der Engelsche
navolging, hergtelde de Nederlandsche tuin
architectuur zich niet meer in haar oude glo
rie. Tot deze conclusie komt een Amerikaan-
sche deskundige, Mary Rutherford Jay, die
opgetogen Is over den Nederlandschen tuin,
en de historie ervan geducht heeft bestu
deerd.
Een Nederlandsche tuin bestaat volgens
haar uit een muur of 'n haag, een achter
grond van boomen, een ornament, dat of een
zonnewijze kan zijn, of een speciale boom,
of een standbeeld, voorts uit een teekening
van bloembedden en ten slotte uit beplanting
en bloemen. Ofschoon Nederland gewoonlijk
met bloembollen wordt vereenzelvigd, zoo
zegt ze, bestaat er een bijzonder type van
tuinarchitectuur. En ze is vol bewondering
voor het vernuft en de originaliteit, waar
mede het de door haar genoemde elemen
ten gewerkt wordt, over de volmaaktheid in
de details, die alle bijeen aan de Nederland
sche tuinen iets bijzonders en waardigs ge
ven.
Voordeelen der Nederlanders bij het aan
leggen hunner tuinen zijn altijd het zachte
klimaat en de overvloedige regenval geweest.
De bodem is verder gemakkelijker te bewer
ken en goed gedraineerd. Daartegenover staan
echter nadeelen, die niet zoo bevorderlijk wa
ren voor de ontwikkeling eener architectuur.
Het land is immers vlak en de natuur niet
erg verscheiden. Speciaal tegen den wind was
altijd bescherming noodig. Vandaar de muur
of de heg, die tevens ten doel had, allerlei
ongenoode gasten te weren. Langs den muur
of heg zijn meestal boomen geplant, die den
tuin op harmonische wijze met het omringen
de landschap verbinden. Meestal is er een
opening met een aardig doorkijkje en de omr
geving werkt gewoonlijk decoratief een
aardig kerktorentje, weiden en koeien. In de
kunst van het plantenscheren hebben de Ne
derlanders een groote bekwaamheid bereikt.
In Nederlandsche tuinen ziet men dan. ook
dikwijls struiken in den vorm van dieren, spi
ralen, kegels etc. etc. De groote zonnewijzers
meestal centrum van den tuin, brengen een
aangename afwisseling in het geheele aspec
De lichte steen steekt opwekkend af tegen
het groen der boomen. Soms zijn de standbee -
den van steen of brons, ze staan nu eens in
het midden van den tuin, op een open gras
veld, dan weer in een vijvertje en wanneer de
tuin een fontein rijk is, staat deze meestal
aan het eind. van een laan, zoodat men e
van de verte uit het gezicht op heeft.
Deze tuinen vinden we op de tentoonstel
ling terug, maar dan toch zoo, dat de conclu
sie van Miss Rutherford—Jay, waarin zij zegt; -
dat zoowei de Fransehen, de Engelschen als
de Italianen den modernen Nederlandschen
tuin hehben beïnvloed gewettigd is.
Deze expositie, die bewust in het teekeri
staat van den buitenlandschen rotstuin, draagt
een
me
.Als een kijkje in een rijken tuin. er.
gens in Middachten.**»
sterk uitheemsch cachet, ondanks de enoD
Tlveelheden binnenlands gekweekte
w' onlnks de tallooze variëteiten van
r^rSkamer, en eigen tuintjes
°TmnSfiklaaTm'edlteerend keer op keer
„it ^rdsche Paradijs, deze bezieling <m hele-
a fvn -varvrexel j «nn is do ctctTxl
Jrf van bekoren", ben doorgewandeld
'1 Eiiast het plan, om ledereen aan te
X 1 kijkje te nemen op de „Primavera
11 En^wel^dtt, om straks op den rtj»®a Zoa-
[erende zon, en er op uit te trekken naar <!e
frienbare Hollandsche hallen onder blatt*
MA
iroarten en de huizen rood en puntgedak,
-waar het riekt naar zilte zee en ^Werland
Cde naar onzen geestgrond en de welrie-
kendé velden van tulpen en hyaclnthon, die
toch boven alles oer-Hollandsch Wijven.
En bij een laatsten blik over, allee wat hier
geboden en tentoongespreid ligt op de Prima-
vera, schiet me zoowaar weer een vers t» b
nen, niet minder dan de aanhef vap,
Paradijs:
Ds heerlijkheid van Is werelds Oer-be^fcger,
■vervult der wereld ongemeten rulmtem y
en straalt alom, hier meer en minder Elders.
Straks dan uit het lage land, van <»der den
hoogen hemel schal lk mij hij de volvoering
van het tweede pjan een tuil boersche, maar
gloedroode tulpen aan, en 'n krans rijpad-gele
narcissen, en leder weet voor wier beeltenis
deze van de maand te prijken worden gezet,
omdat de wereld zoo mooi 1* J» 1» Haar-
maand de aarde een dal vol bekoren.
lijk het voorbeeld kon worden in bijna alle dee-
len van de wereld.
De Hollandsche tuin: Erasmus spreekt er
al van in zijn „Colloquia", waar hij het over
vierkante omwallingen heeft, die netjes en in
goeden staat onderhouden werden en speciaal
waren aangericht voor het streelen van het
gezicht, den reuk en voor de verfrissching van
den geest.
Tot in de helft van de zeventiende eeuw
bleef de Nederlandsche tuinarchitectuur zich
onafhankelijk ontwikkelen en verbeteren. Pas
in 1640 riep Frederik Hendrik Fransche hulp
in voor het aanleggen der tuinen rond het
Huis ten Bosch. Le Notre werd de man, die
Bij het groene koepeltje in de rozen en bij het ven met de berk.
*-<■