11
PRATEN IN PRAHA....
HET OVERWELDIGENDE, SCHILDERACHTIGE
GRANADA.
Ij**
m
■HHHK |l
i
UÏCMfci PARIJS"-
De vreemdelingen blijven
teeg.
fir M
ZATERDAG 7 MEI 1932
I
w
IETS OVER LASTIGE TAAL-
KWESTIES.
EN OVER DEN VREEMDELING
IN PRAHA.
De schoone Gallische tale.
(J an onzen H-correspondent)
<1*
-
M"
IIS
DE OPKOMST VAN EEN
GROOT DAGBLAD.
„REVOLUTIONNAIRE CRISIS TE
,HEBT VERTROUWEN IN
AMERIKA".
EEN REDE VAN MELLOp.
OP BEZOEK BIJ DE UNIVERSITEIT.
„Spanje is niet veranderd"
y y
,L'EAU M' ATTIRE
.Toorop's ontmoeting met
Paul Verlaine.
BLOEDIGE TWIST MET DOODE-
LIJKEN AFLOOP.
i "*T
iM:
Praha is een Intellectueel bolwerk van het
Deutschtum In het Slavische Tsjecho-SIowa-
kië. Het -bezit een Duitsche universiteit en
een Duitschen schouwburg, die beide de meest
tastbare bewijzen zijn uit het nog zoo kort ge
leden weggeworpen verleden, uit den tijd, dat
Praha het centrum was, waarin Oostenrijkers
en Duitschers hun plannen uitwerkten voor
het Germaniseeren van het land tusschen Ze
vengebergte en Karpathen.
Deze tijd zit Tsjechen en Slowaken nog
stevig in het geheugen. Ze kunnen hem niet
vergeten. Ongetwijfeld hebben ze wel het één
en ander aan de Oostenrijksche overheersching
te danken gehad, o.a. een zin voor organisatie,
die hun bij het stichten en in stand houden
hunner jonge republiek uitstekend te stade
kwam.
Maar verachting en onderdrukking, om niet
van negeren te spreken, hebben in eiken Tsjech
een diepen afkeer opgewekt tegen al wat
Duitsch is. Bij de Slowaken gaat die afkeer
meer uit naar de Hongaren, onder wier knoet
ze hebben gezucht.
Het Is een tamelijk Indolente afkeer, een af
keer tevens, met vrees vermengd. Want spe
ciaal de Tsjechen beseffen levendig, dat de
Duitschers hen in bepaalde maatschappelijke
eigenschappen vóór zijn. Zélf meestal stoere
zwoegers, voelen ze de grootere werkkracht
der Duitschers, als het aankomt op leiding en
het voortzetten van een eenmaal begonnen on
derneming, zelfs onder de moeilijkste omstan
digheden.
Met hun verstand pogen ze dien afkeer te
verdoezelen en hem in vakjes te verdeeleu. Za
makej theoretisch onderscheid tusschen Praag-
scho «n Boheemsche Duitschers en Rijks-Duit-
sehers, waarmede ze bewoners van het groot©
Duitsche vaderland aanduiden, maar practlsch
en als ze zich door hun sentiment laten lei
den, scheren ze alle Duitschers over één kam.
P erdoor is Praha, met zijn Duitsche uni
versiteit en Duitschen schouwburg het fooneel
van een meestal onder de oppervlakte blijvend
conflict tusschen twee rassen. Het Germaan-
eche vecht er om zijn bestaan, het Tsjechische
bestrijdt er alle pogingen tot herovering van
een nu eenmaal voor goed verloren gebied.
De Duitscher waant zich superieur, de Tsjech
weet zich de rechtmatige heerscher van stad
en land. En onder dergelijke omstandigheden
wrint het gevoel het altijd van het verstand
Met dit gevoel raakt menig vreemdeling te
Praha vaak in onaangenaam contact. Hij heeft
er zelf niet veel schuld aan en de Tsjechen
evenmin. De vreemdeling wordt onwetend het
slachtoffer van een mentaliteit, die het gevolg
is van plaatselijke verhoudingen, waaraan hij
zoo onschuldig is als een pasgeboren kind. Eu
<ie Tsjech vermoedt zich slachtoffer van een
idee, welker oorsprong hij zich maar heel moei
lijk kan indenken.
De vreemdeling komt naar Praha, hoort
bijna overal onverstaanbare Tsjechische klan
ken en herinnert zich. Indien hij b.v. Neder
lander is, dat Praag toch ook met zooiets als
Duitsch te maken heeft. Trouwens, men heeft
hem natuurlijk verteld, dat „iedereen in
Praag" Duitsch spreekt. Tevens uit een soort
verzet tegen het kriebelig makende Tsjechisch,
waarvan hij de zoetvloeiendheid en het zange
rige pas later leert onderschelden, haalt hij
de eerste de beste gelegenheid demonstratief
al z'n Duitsch voor den dag, met een gezicht
van wel voor den dnu zullen we eens
zien of die lui geen behoorlijk verstaanbare
taal kunnen parlevinken.'En de Tsjech wordt
omwaaierd met klanken, waarvoor hij van
kindsbeen af aan een tegenzin heeft leeren cul-
t'iveeren. Hij denkt aan een aanslag op zijn
moedertaal, die men hem opnieuw tracht te
ontfutselen, hij gelooft zijn pas verworven on
afhankelijkheid waarvan hij nog altijd door
het ongewone niet zoo heel zeker is in het
ergste gevaar, kortom, achter zijn doorgaans
Eoadige oogen en meestal in peinzen gerimpeld
voorhoofd bliksemen de schrikbarendste ge
dachten. En hij maakt op den vreemdeling
heelemaal geen prettigen Indruk. Men zegt
daarom algemeen, dat de Tsjechen tegenover
de vreemdelingen niet. erg voorkomend zijn.
Geen Tsjech, die deze bewering zonder meer
op zich laat zitten. Hij betoogt oogeublikkeiijk
het tegendeel, stelt echter de conditie, dat het
Fransehen moeten zijn, Russen, Engelschen,
Amerikanen enz. In eiken anderen vreemdeling
in 't bijzonder in den vreemdeling, die Duitsch
spreekt, vermoedt hij een Duitscher of uit
Praag zelf of uit Duitsch sprekend Bohemen.
Dergelijke „Duitschers" kennen bijna allen
Tsjechisch, omdat ze anders geen zaken zou
den kunnen doen, maar ze weigeren even hard
nekkig Tgjechisch te spreken, als de Tsjechen
Duitsch. De „Duitscher" kan niet verkroppen,
dat Praag „Praha" geworden is en volgens den
Tsjech dient Iemand, die zijn taal kent, hem
in zijn bloedeigen stad en land op z'n
Tsjeehisch aan te spreken.
In de laatste twee jaren is de kwestie weer
toegespitst. Voordien hoorde men in Praha
zoo goed als geen Duitsch. Trouwens, ook
thans hoort men het slechts sporadisch. Do
■c
k Het oude Raadhuis te Praha,
Houtvlotten in de Vlatava.
Duitsch sprekende minderheid van vijf pro
cent begint evenwel de periode direct na den
wereldoorlog zoon beetje te vergeten, toen
niemand het waagde, op de Vdclavské Nd-
rnêsti Duitsch te spreken. En nu komt hierbij
de verzwarende omstandigheid, dat de Duit
sche klanken gemeenlijk een geweldig expan
sievermogen hebben. Voorts wordt ook door
den Duitsch sprekenden Bohemer' het gebrek
aan tact en bescheidenheid ten toon gespreid,
waaraan de oer-Germanen al sinds hun oertijd
mank gaan.
Dit merkt men als vreemdeling vooral in
de tram of in een café. Een tram vol Tsjechen
heeft da rustieke sfeer van een Boedha-
tempeltje, maar met twee of drie „Duitsch
sprekenden" lijkt ze meer op een vischmarkt.
„Duitsch sprekenden" schijnen overal en te
allen tijde behoefte te gevoelen en dit is
waarlijk niet alleen in Praha het geval hun
intiemste gedachten aan heel hun omgeving
mede te deelen. Wanneer er tenslotte nog bij
komt, dat voor den gemiddelden Tsjech de be
grippen Duitscher en Israëliet synoniem zijn,
is alles bijeen er niet naar om hem zijn hart
wijd te doen openzetten voor iets, dat naar
Germaansch zweemt. Sociale kwesties, een
eeuwen lang gekweekte rassen-antipathie, een
bij de Slavische volken altijd sterk ontwikkeld
antl-semitisme spelen hier een rol en de vreem
deling, die zich onaangenaam gestemd voelt,
indien hij niet onmiddellijk en met de groitste
welwillendheid op zijn zelfbewust Duitsch van
antwoord wordt gediendd, denkt er niet zoo
gauw aan, wat hier allemaal achter steekt.
Evenmin zal hij soms iets van een totaal
veranderde houding begrijpen. Die is da.u
meestal het gevolg v^n de omstandigheid, dat
de Tsjech met wien hij te doen heeft, tot do
ervaring is gekomen, een echten vreemdeling
tegenover zieh te hebben. Zoo'n ©elite vreem.
deling nu kan op zijn grootsten eerbied en
zelfs genegenheid aanspraak maken, maar hij
zal overigens trachten, elke taal behalve het
Duitech ais voertuig zijner sympathie te ge
bruiken, zelfs al is zijn woordenschat in de
bevoorrechte sprake nog zoo gering, 'n Recht
geaarde Tsjech probeert met een vreemdeling
Franech te spreken. Hij babbelt vaak vloeiend
Dnitscih, houdt zich eohter van den domme
en martelt meeRtal zich zelf en den vreemde
ling met een schamele imitatie van de schoone
Gallische tale.
Dit is over het algemeen de ervaring, die
een vreemdeling na een verblijf van wat meer
dan een paar dagen in Praha opdoet. En in
doorsnee zal hij. zieh eigenlijk weinig over
der Tsjechen afschrik voor zijn Duitsch te
beklagen hebben. Integendeel, hij verwondert
er zioli over, dat gezien verleden en heden
zooveel Tsjechen nog bijna spontaan zijn
Duitsch over het hoofd zien en zoo hij eerst
den indruk kreeg, dat de Tsjechen tegenover
vreemdelingen weinig voorkomend zijn, hul
digt hij spoedig een ganseh andere opinie.
Wat hij wijders voor onwelwillendheid ver
sleet, ziet hij dra in een ander licht. O.a. een
zekere lompheid, den meesten Tsjechen eigen.
Er zit in eiken Tsjech iets van een moejik.
Hij is moeizaam in zijn gedachten en bewe
gingen. En hierdoor staat hij op de tram dik
wijls op een3 andermans teenen te droom en
Bemerkt hij zijn annexatie, dan maakt hij ge
woonlijk in overdreven trant excuses, even
overdreven als al z'n beleefdheids uitingen,
die aan de Hongaarsche hoffelijkheids-extase
herinneren. Hij is nog niet aan het inzicht
toe, dat een excuus een verontschuldiging is
voor een begane onbeleefdheid en het
ook hier beter is te voorkomen, dan te ge
nezen
De lezer zal inmiddels tot het in-aidht zijn
gekomen, gerust naar Praha te kunnen gaan,
desnoods met het in den ban gedane Duitsch
beladen. Hij heeft gelijk Alleen dient hij zich
er voor te hoeden, Praha voor eon Duitsche
stad aan te zien. Hij moet het normaal vin
den, als men hem In een restaurant eerst een
Tsjechische spijskaart onder den neus legt en
pas op z'n uitdrukkelijk verzoek een Duitsche
brengt. Dit is voorschrift en ook redelijk.
Verder mag hij in geen geval veronderstel
len. dat iedere Tsjech Duitsch kent. D?t is
volstrekt niet het geval. Reeds even buiten
Praha spreekt misschien tachtig procent van
de bevolking al geen Duitsch. In Praha zelf
kan men speciaal in café's en winkels over
al met Duitsch terecht. Er is daar altijd wed
iemand of er zijn er meerdere van het perso
neel, die Duitsch kennen. Maar weinig taxi
chauffeurs en menige politieagent kent het
niet. De Tsjechen zijn uiteraard nooit erg
voor het Duitseh geporteerd geweest en ze
hebben zich overigens natuurlijkerwijze meer
op hun Slavische naburen georienteerd. Of
schoon men in beschaafde kringen veel
Franech hoort, worden daar toch andere talen
tot datgene gerekend, waarmede een beschaafd
mensch zieh voor het leven uitrust. Het
spreekt feitelijk voor een beschaafden Tsjech
vanzelf, dat hij b.v. Poolsch kent, Russisch
of Joego-Slaviseh, precies zooals bij ons
Fransch Engelsch of Duitsch als het
„vanzelf sprekend" bezit van elk ontwikkeld
man of elke ontwikkelde vrouw wordt aange
merkt. De Tsjechen behooren tot een andere
bevolkingsgroep van Europa en Rusland ligt
voor hen dichterbij dan Frankrijk en Enge
land. En Duitschland ligt al te
dicht bij
Zoo is Praha, de rustieke metropool met
haar Middeleeuwsche buurten een oord, waar
het wel interessant Is, eens achter de scher
men te kijken. Alsdan komt men tot de con
clusie, dat er aan een Duitsche universiteit,
een Duitschen schouwburg en een voormalig
Ghetto brandende problemen vastzitten, waar
door genoemde instellingen wellicht in brand
zouden raken, indien Praha niet in Tsjecho-
Slowakië lag.
Onze Londensche correspondent schrijft ons
d.d. 1 April:
Vandaag is het viar-en-twintig duizendste
nummer van de „Daily Telegraph" uitgeko
men. Het eerste nummer verscheen bijna 77
jaren geleden, den 29 Juni 1855.
Zeven-en-zeventig jaren is voor een dagblad
niet zoo heel oud. De „Daily Telegraph" is
nog maar een jongmensch, vergeleken bij de
„Times" en de „Morning Post", en bij een
groot aantal op het yaste land, met inbegrip
van Nederland, verschijnende kranten.
Maar het blad zelf maakt er op bescheiden
schaal een feestje van, waarschijnlijk in af
wachting van het grobtere feest dat het over
nog geen drie jaren zal vieren als no. 25.000
uitkomt.
In de 77 jaren van zijn bestaan heeft de
„Daily Telegraph" veel oudere bladen, hier
en in het buitenland, overvleugeld. Sinds den
aanvang dezer eeuw is zij, na de „Times", het
invloedrijkste groote dagblad van Engeland
geworden, een wereldorgaan van onmete
lijke beteekenis. Haar invloed niet alleen op
nationale, maar ook op internationale gebeur
tenissen, is soms overwegend geweest, en werd
des te gereeder erkend, omdat de „Daily Tele
graph", ofschoon orthodox conservatief, steeds
blijk gaf van gematigdheid en bezadigdheid.
De onverdraagzaamheid van de „Morning
Post" (die thans de best-geschreven krant van
Honden is) en de felheid, waaraan de „Times"
zich in sommige periodes van haar bestaan te
buiten ging, is haar steeds vreemd geweest.
Ook heeft zij, in tegenstelling tot genoemde
bladen, steeds welwillend gestaan tegenover
de nieit-protestantsche kerken en godsdiensten.
In een tijd waarin „Morning Post" en „Times"
zich gaarne tot tolken maakten van de nij
dige uitvallen van den Engelschen protestan-
tenbond tegen de Katholieken, konden dezen
er steeds op rekenen hun standpunt in de
„Daily Telegraph" op sympathieke wijze uit
eengezet te zien, en ook thans nog Is dit orgaan
beter omtrent Katholieke aangelegenheden
ingelicht den eenig ander Engelsch dagblad.
Zijn grootste rol op politiek gebied heeft
het waarschijnlijk gespeeld op 31 October 1908,
toen het uitkwam met het wereldvermaard
geworden keizer-interview, waarin feiten ont
huld werden welker invloed op de Europeesche
gebeurtenissen en in het bijzonder op de ver
houdingen in Duitschland onberekenbaar zou
blijken te zijn.
Om deze en andere redenen is de „Daily
Telegraph" meer dan een dagblad: zij is,
evenals de „Times", een „nationale instal
ling". Van haar „jubileum" mogen wij dus
wel even kennis nemen.
In de geschiedenis van het dagbladwezen
was de verschijning van de „Daily Telegraph"
een groote gebeurtenis, ofschoon zij er on
aanzienlijk genoeg uitzag. Zij besloeg slechts
vier bladzijden druks, en het waren g00n
groote bladzijden. Maar de nieuwe krant kost
te dan ook maar 2 pence. Dit was de groote
gebeurtenis, want de prijs van de andere
Londensche bladen bedroeg 7 pence, en zij
verwelkomden den nieuweling dan ook alles
behalve vriendelijk, maar deze bekommerde
zich liierom niet. Behalve door den lagen prijs,
die na een paar jaren tot 1 penny vermin
derd werd, zoodat de „Daily Telegraph" het
eerste Engelsche penny-blad werd, onder
scheidde zij zich op geen enkele wijze. Zij be
stond uit zeer compacte, ea volgens heden-
daagsolie begrippen tamelijk onleesbare ko
lommen, vol zwaarwichtige beschouwingen en
onaantrekkelijk-opgediend nieuws. Een groot
deel van de ruimte werd ingenomen door
lange hoofdartikelen meestal vier per dag
maar deze werden met g.^agte gelezen,
want tegenover de oer-conservatieve „Times"
vertegenwoordigde het nieuwe blad de demo
cratische stroomingen.
Eerst na een bestaan van ongeveer dertig
jaren begon de „Daily Telegraph" methodes
toe te passen, die als de grondslag der mo
derne journalistiek konden gelden. De tele
graaf begon een, zij het nog bescheiden, rol
te spelen in het dagbladbedrijf. De bladzijden
bestonden niet meer uit een onoverzichtelijke
zwarte massa van drukletters. Gepoogd werd
ze uiterlijk wat aantrekkelijker te maken.
„Our Special Correspondent" maakte zijn ver
schijning. Een kleine sportrubriek werd inge-
lascht. Het was maar een heel klein begin van
journalistieke moderniteit, maar een goed
dozijn Jaren later, bij het aanbreken onzer
eeuw, had heit nroces zich geheel voltrokken,
en was de „Daily Telegraph" een wereldorgaan
geworden.
Het blad drukt een tweetal van zijn oude
„oontentsbills" af, d.w.z. de plakaten, waarop
de inhoud van een nummer in het kort weer
gegeven was ten behoeve van den straatver
koop. De eene „bill" is van Donderdag, 26
November 1857, en heeft voornamelijk betrek
king op den grooten opstand in Indië. Het
tweede, van Donderdag 11 Augustus 1870, be
vat niet minder opwindend nieuws:
„Revolutionnaire crisis te Parijs. De menig
te op straat door troepen gechargeerd. Val
van het ministerie-Olivier. Vorming van een
oorlogsministerie. Heftige tooneelen in de
kamers. De positie van het Fransche leger.
Toebereidselen tot een beslissende® slag. De
hevige strijd bij Spieheiren. De neutraliteit
van België. Redevoeringen van Lord Cairns,
Graaf Granville en den eersten Minister".
LONDEN, 6 Mei (R.O.) Na hulde te hebben
gebracht aan Engeland, dat zijn krachtsinspan
ning om orde te stellen op zijn zaken, met suc
ces bekroond heeft gezien, heeft Mellon aan een
déjeuner, dat de Lord-mayor heden te zijner
eer gaf, zijn hoorders verzocht, vertrouwen 'te
stellen In Amerika, dat zijn huidige moeilijk
heden te boven zal komen,
Mellon wees er met nadruk op dat da regee
ring der Vereenigde Staten vastbesloten is,
orde op haar zaken te stellen en te zorgen, dat
het openbaar crediet a tout prix zal worden
beschermd.
Hjj betoogde voorts, dat ondanks het faillis
sement van kleine, zwakke banken het bank
wezen in de Ver. Staten geen enkele ernstige
moeilijkheid vertoont, terwijl de deflatie kalm
en ordelijk haar gang gaat.
Van een bijzonderen medetverker)
De afdeeling Amsterdam van de Volksuniver
siteit heeft een kunstreis onde-nomen naar
Spanje onder leiding van Prof. Huib Luns en
Prof. van Dam.
Indien de deelneming ongeveer 30 personen,
minder groot is dan vorige jaren, dan is dit
hieraan toe te schrijven, dat velen gemeend
hebben dat reizen in Spanje onder de tegen
woordige omstandigheden niet van gevaar was
ontbloot.
Tot geruststelling kan worden gezegd, dat
bitter weinig bespeurd wordt van de woelin
gen, die niettemin op tal van plaatsen de rust
verstoren.
Het toerisme echter heeft veel te lijden van
die ook in andere landen heerschende meening.
waarbij uit den aard der zaak ook de finan-
cieele wereldcrisis zich doet gelden. De En
gelschen en Amerikanen schitteren zoo goed
als geheel door afwezigheid. Onder het aan
tal vreemdelingen, dat Spanje bezoekt is pro-
centsgewijze Duitschland het meest talrijk ver
tegenwoordigd.
In Granada waren de hotels, die andere
jaren gedurende de Semana Santa geheel ge
vuld waren, zoo goed als leeg. En zelfs en
kele hotels, o.a. het hotel op de „Sierra Ne
vada" hebben hun deuren niet gopend.
Zooveel is er reeds geschreven over Gra
nada, dat het overbodig zou zijn te schetsen
de treffende schoonheid die van deze stad uit
gaat.
De eerste indruk bij aankomst moge teleur
stelling wekken, nauwelijks is men doorge
drongen in het intieme stadsgedeelte met zijn
nauwe straten en herinneringen aan de tijden
der Mooren, of men wordt overweldigd door
den bekoorlijken aanblik. Hoe schilderachtig
is deze stad niet gelegen aan den voet van
den heuvel, waarop zich het Jurj Alhambra
verheft. De a-esthetische ontroering die dit
monument van Moorsche bouwkunst wekt, ge
legen in een omgeving van natuurschoon, Is
niet te vergelijken met eenige andere in Zuid-
Spanje.
Hoe meer men doordringt in het wezen van
deze citadel, des te grooter wordt onze bewon
dering. En geheel de geschiedenis van Anda
lusia trekt aan onze oogen voorbij. Een ver
leden dat in zoo menig opzicht het stempel
heeft gedrukt op het Spaansche volk uit later
eeuwen. Er openbaarde zich een streven dit
monument opnieuw in het volle leven te be
trekken en er een studiecentrum voor Arabi
sche kunst te vestigen. Plannen ontwikkelen
Men er een permanente tentoonstelling te hou
den van de kunstindustrie uit Granada en de
„Casa del Chapez" op te riohten tot zetel van
Moorsche studenten en vreemdelingen.
In hoeverre zij verwezemlijkt aullen wor-
'<Ien, en of het niet beter is dit monument zui
ver en alleen als historische gedenkwaardig
heid te laten voortbestaan, laten wij thans
buiten beschouwing.
Het Alhambra is een van die grootsche
bouwwerken, waarvan de schoonheid eerst
wordt begrepen na grondige studie en met.
kennis van Spanje's verleden. Niet In een en
kelen dag, gelijk zoovele toeristen doen, kan
men de beteekenis er van in zich opnemen.
De bewondering klimt bij herhaald bezoek en
weinigen zullen zonder weemoed scheiden van
Granada, waarvan het Alhambra en de kathe
draal het hoogtepunt uitmaken.
Een bijzonder hartelijke ontvangst heeft de
Universiteit van Granada den deelnemers aan
de studiereis bereid.
Hen uitgebreide thee was aangericht In de
Tectorzaal. De tafels waren met hyacinthen
getooid en het geheel droeg een feestelijk
karakter.
Het talrijke college va® professoren was
■door een groot aantal leden vertegenwoordigd,
waaronder meerdere geestelijken, die hoewel
aan de hoogesohool cursussen gevende, niet
den titel van hoogleeraar dragen. Opvallend
was hoe jeugdig men in Spanje tot het pro
fessoraat wordt geroepen. Is de mogelijkheid
reeds open op 21-jarigen leeftijd, ouderen dan
35 jaar hebben wij in ieder geval niet opge
merkt.
He vice-rector van de Universiteit gaf op
welsprekende wijze in een korte rede uiting
aan zijn gevoelens van sympathie voor ons
'and. Op hoogen prijs stelde hij het, dat
Spanje door vreemdelingen werd bezocht om
de geschiedenis, de kunst en de beschaving
van dat land in studie te nemen. Dit geeft
een groote voldoening en bewijst dat er een
Internationale gezindheid bestaat ten gunste
van Spanje en zijn cultuur. Het resultaat, zoo
besloot hij, moge zijn dat de banden van
vriendschap tusschen Spanje en Nederland
nauwer worden toegehaald.
In een voortreffelijk Castellaansch beant
woordt Prof. van Dam namens de ongeveer 30
aanwezige landgenooten de rede van den vice-
rector. Hij herinnert aan het koloniale rijk
van Spanje en aan de Nederlanden, die gemeen
schappelijk den tol hunner bewondering be
talen aan Keizer Karei V, en besluit met de
verzekering dat aan de Nederlandsche Univer
siteiten met groote liefde de Spaansche cultuur
wordt gedoceerd en de belangstelling groot is
voor da Vereeniging Spanje-Spaansoh Amerika
gesticht door Ned. Hispanisten.
Namens Prof. Huib Luns, met Prof. van
Dam, leider van de studiereis, voegt bij er
aan toe: als gij ons de eer en het genoegen
zult doen Nederland te bezoeken, zullen wij
den feestdisch, hier met hyacinthen getooid,
met granaatappelen bestrooien.
Nadat het officieels gedeelte ten einde was,
bleven de gasten nog geruimen tijd te samen
om van gedachten te wisselen.
Wij hebben de gelegenheid niet verzuimd
in dit intellectueels centrum ons over de hui
dige toestanden in Spanje te laten voor
lichten.
Maar kon het anders, de meeningen liepen
zeer sterk uiteen. In het college der profes
soren zijn alle richtingen vertegenwoordigd.
Republikeinen en monarchisten werken er
broederlijk samen aan de ontwikkeling van de
paansche jeugd. En geen hunner aarzelde een
eigen opinie te geven. Men was niet huiverig
e cutiseeren, waar het gold de anti-clericale
maatregelen der regeering.
Ronduit erkende men, dat door de verdrij
ving der Jesuleten en de onteigening hunner
goederen een daad was verricht die zich nood
wendig wreken moet. Spanje, zeide mij een der
meest vooraanstaande professor* n, is in we
zen niet verandei d, „attendez quelques mois".
En al zouden niet allen deze zienswijze hebben
gedeeld, in dit opzicht heerschte eenstemmig
heid dat voor herstel van de monarchie de
kans geheel is verkeken. Die tijd ligt achter
ons en keert niet weder.
Wat baat het de oorzaken na te speuren. Zij
zijn veelvuldig en het zijn zeker niet de dra
gers van het koninklijk gezag die zich het
meest verwonderen, dat de republiek vasten
bodem heeft gekregen. Een republiek, niet ge
lijk deze op het oogenblik zich aan het oog
van de wereld vertoont, maar ontdaan van de
fouten en wantoestanden die noodwendig een
nieuw regiem bij zijn geboorte aankleven. Ver
geten wij niet dat pas een jaar de republiek
de plaats van het koninkrijk heeft ingenomen.
Kinderschoenen en kinderziekten bezitten ver
wantschap.
De rector van het Collegio Mayor de San
Bartoloml y Santiago, nauw aan de universi
teit verbonden, een geestelijke van groot aan
zien, zeide mij de geloofsvervolging tot die
kinderziekten te rekenen. En op mijn vraag,
of de wereldgeestelijkheid belemmerd wordt in
de uitoefening van haar functies, antwoordde
hij met een „tot nu toe niet". De wijze ech
ter, waarop hij dit te kennen gaf deed mij
betwijfelen, of zijn vertrouwen dusdanig groot
is in de toekomst dat het bij de even te
voren genoemde kinderziekten zal blijven.
Uitvoerig sprak hij mij over de Universiteit
van Granada, die een belangrijke plaats in
neemt en ruim 800 studenten telt over 5 facul
teiten verdeeld.
De hoogesehool van Granada is gesticht
door keizer Carlos I bij akte van 7 November
1526 en bevestigd met alle voorrechten toege
staan aan de meest beroemde van Europa,
door Paus Clemens VII in het jaar 1531.
Een jaar later vereenigde zich voor de
eerste maal de universiteitsraad en werden
de eerste titels van meester in de schoone kun
sten verleend.
Deze faculteit met eenige leerstoelen van
filosofie en medicijnen vormde het kader van
het hooger onderwijs totdat het ontwerp van
Carlos III werd aanvaa-rd. NTlot lang tevoren
in 1758 zetelde de universiteit over uit het
oorspronkelijke gebouw naar het tegenwoor
dige, waar wij werden ontvangen en dat 3
faculteiten herbergt.
De medische faculteit komt eerst tot groote
ontwikkeling in de eerste helft van de 19e
eeuw. vooral nadat de Napoleontische Inval
len voorbij zijn.
De belangrijkste hervormingen voor alle
faculteiten dateeren van 1807, gevolgd door
herziening in 1845.
Nog een enkel woord over het „Colleglo
Mayor de San Bartoloml y Santiago".
Het dankt zijn ontstaan aan de samensmel
ting van twee particuliere instituten in H°3
en houdt zich bezig met de algeheele opvoe
ding van de officieel aan de universiteit in"
geschreven studenten; staat onder bescher
ming of patronaat van de academie. Het toe
kennen van talrijke studiebeurzen maakt het
mogelijk dat onbemiddelden dit „Colles'o
betreden. Uitnemend Is de samenwerking tus
schen de geestelijke leiders van dez0 instel
ling en de hoogleeraren van de universiteit.
De toelating tot dat Instituut verafscbt onder
andere voorwaarden een bewijs dat men het
doopsel heeft ontvangen. Een niet al te zware
elsch in een land waar zoo goed als allen in
bet Katholieke geloof worden geboren, al
verzuimen zij het „Catholiqu0 avant tont" ;n
het latere leven de volkom0» toepassing te
geven.
Ook over de vrijheidsberooving da Katho
lieke pers ln Spanje opgelegd, hebben wij nog
van gedachten gewisseld.
En wel met de vertegenwoordigers der drie
belangrijkste bladen die te Granada verschij-
nen. Buiten Iedere overweging van politieken
aard heeft het internationaal bureau van Ka
tholieke journalisten geprotesteerd tegen de
maatregelen door de regeering genomen en
gericht tegen de bladen der oppositie tot welke
partij zij oolc behooren.
Bij dat protest sluiten zich alle weldenkende
journalisten van verschillende kleur aan.
slechts bezorgd voor de vrijheid van drukpers
als beginsel te waken.
Het is ontoelaatbaar dat te Madrid «en zes
tal bladen is geschorst. Vanaf het Katholieke
blad „Ei Debate", tot het communistische
orgaan „Mundo Obrero". Te Bilbao hebben be
halve „El Liberal", het orgaan van Prieto
een veroordeeling ondergaan. In het Noorden
van Spanje is men met meer willekeur te
werk gegaan dan in het Zuiden.
Een dergelijke censuur is des te onbegrijpe
lijker, waar de republiek zich heeft aangekon
digd als draagster der vrijheidsgedachte en
juist onder de dictatuur van Primo de Rivera
de vrijheid van drukpers als hoogste goed
werd geëischt. Een overgangsmaatregel, zoo
luidt de regeerings'!neerl'n§- Maar dan toch
DRIE KINDEREN DOOR BLIKSEM
GEDOOD.
WARSCHAU, 5 Mei. (V.D.) Gisteren is de
bliksem ingeslagen lm een kinderhuis in het
dorpje Polukno in het Wilnagefoied. Drie kin
deren, een knaapje en twee meisjes, werden,
op slag jjedood.
Een algemeen overzicht van het Alhambra te Granada,
Sedert eenige weken is Miek Janss©® bezig
„Herinneringen aan Jan Toorop" te publlcee-
„Opgang". Deze gedenk-
schriften zijn in den beltenden romantischen en
ietwat dwependen stijl van Miek Janssen's
Toorop-boeken geschreven, maar ze bevatten
tal van treffende intieme bijzonderheden en ze
zijn met heel weinig bekende afbeeldingen ver
sierd (o.a. portrettten van Toorop's vader en
moeder.) Of ze
als historisch do
cument algeheel
vertrouwen ver
dienen zouden we
niet durven zeg.
gen. De details,
jaartallen b. V.,
mogen nog wel
even gecontro
leerd worden. Zoo
zegt de schrijfster
in „Opgang" van
de-ze week, dat
Toorop in 1919
aan zijn kruis
weg werkte, die
echter ©en 'jaar
vroeger reeds vol
tooid was, en dat
hij in 1889 Ver
laine in den Haag
j ontmoette, die
Toorop geteekend door overigens eerst
Verlaine. in lg92 naar Hól
land kwam.
Maar de attractie, die deze geschreven her-
ineringen hebben, ligt in de sfeer, die Miek
Janssen weet op te roepen, en in het typeeren
van Toorop's persoon ouder verschillende om
standigheden.
h,^hzij treffend van de ontmoeting
Voorop en Verlaine. De dichter wa3
oen zooa s men weet, in zijn tragischen laat-
f 'Hf! eU de uitnoodiging om naar
Holland te komen, heeft hem althans voor
enkele weken aan de hpi Van zün Parlische
misère onttrokken. Verlaine moet zlch toen
in het vredige Holland en in het gastvrije huis
van Zilcken zijn rampspoed wel diep bewust
zijn geworden. Dit blijkt ook uit hetgeen Miek
Janssen vertelt over de herinneringen van
Toorop aan dit verblijf:
„Samen liepen zij vaak, arm ln arm, langs
de wegen, soms zwijgend en dan weer aarze
lend sprekende, stamelend bijna, ovér wat
hen innerlijk beroerde, omdat zij zieh niet
geheel uiten konden. Gedeeltelijk uit schaam
te, omdat mannen hun diepste zelf steeds
willen verbergen voor elkander, gedeeltelijk
ook uit onmacht, omdat zij de verrukking en
de ragteere schoonheid die zij in zich voel
den, niet onder woorden konden brengen.
Toorop zag ik op deze wandelingen der beide
kunstenaars altijd als den levenssterk eren,
die eens de machtige koppen der Apostelen
als gehouwen uit Btoer brons, zoü scheppen
met kantige, felle lijnen... En Verlaine, de
melancholicus, die gewond door het leven
gekneusd, zich te verbergen zocht
„Soms vreesde ik, dat Verlaine een einde
aan zijn leven zou maken", vertelde Toorop
rnjj eens. „In het trieste najaar, wanneer we
's avonds door het Haagsohe Bosch liepen,
terwyi de wind naargeestig en droef met de
boomen sprak, en de dorre bladeren om ons
been ritselden als de zwakke adem va.n eter-
venden, dan kon Verlaine bij den vijver hiy.
ven staan, dof starend in het dood-stille
waterAls je diep in het water van een
vyver'kykt by nacht, word je al maar ver
der en verder getrokken naar een fantasti
sche wereld van vreemde lichtschemeringen
en donkere, spookachtige vormen J© Z|et
er allerlei gestalten, geheimzinnige en ge.
drochteiyke, Je krygt er allerlei gewaarwor
dingen: schrynened droeve en bleeke, hallu-
cineerende droomen... ik wist, dat Ver-
lalne, zooals hij daar naast my stond met
zijn wilden, somberen kop, hetzelfde dacht
en voelde als ik. En Je weet niet met welk
een verlaten klank in zyn ste-m, den
vreem
den ee-uwlgheidsklank van hen, die heel een
zaam zyn, hij kon zeggen: „L'eau m'attlre
Ook deze bydrage in Opgang" is met cu.
rioea geïllustreerd, o.a. met een POTtretkrabbel
van Toorop, door Verlaine zelf in Amsterdam
gemaakt.
GELSENKIRCHEN, 5 Mei. (V.D.) Heden,
middag speelde zich in het confeotiemagazya
„Hansa", naby het hoofdstation te Gelsenkir-
chen, een bloedig drama af. Voorbijgangers
hoorden eenige schoten en vonde-n in den.
winkel den eigenaar wiimpfbeimer, zyn li„
Jarig dochtertje en zyn 7-jarig zoontje zwaar
gewond en badend ia hun bloed op den grond
liggen. Alle drie waren zij door e-enig© scho
ten ln het hoofd geraakt.
Het knaapje overleed korten tijd later aan
de gevolgen, tei wijl de toestand van de bedd©
andere gewonden bedenkelijk ls.
Pe gohotan bleken te zij-n gelost door den
koopman Cohn, een ooiiega van Wimpfheimer,
met wien hy op straat een twist had gehad,
waarbij ook WlmDfheimer's vrouw ©n beido
kinde-ren tegenwooi^dag waren
De twist liep zoo hoog, dat Coh-n in zijn
woede plotseling een revolver trok en oii-nde-
'ings op het ge-zin schoot. Hierna bracht hij
zichzelf een schot in den schouder toe,
EEN WEEK OP IJSSCHOTS
OSLO, 5 Med. (V.D-) N<x,rsCk© ro-bbenvati
gers hebben i-u de he IJszee twaalf
Russisch© vissohers, d'e de be-mann-ln-g vorm.
den van den vergane» Russi-schen robbenvan-
ger „Centrosoj-os" g0re^'
De Russische schipbreukelingen hebben vóór
hun redding een geöeele we,ek op e®D ijsschots
doorgebracht. n
Na de redding zlJn llBse» van boord
der Noorsobe ach6'1611 ove'!'8en<Hneiii door een
Russischen ij-sbi*e'1'el
een maatregel ^ie in(Iruischt tegen ieder©
rechtvaardighe'd en waarvan de opheffing zoo
spoedig mogelUk nl0®t plaats vinden.
Er ls alle reden aan te nemen dat dit ook
inderdaad binnenkort het geval zal zijn.'
Toen wij bet universiteitsgebouw te Granada
verlieten ea de band drukten van onze gast-
heeren, finisterde mij nog eens een der hoog
leeraren zij'1 overtuiging in: „L'Espagnë n'est
pas cbatigb, attendez quelques mois".
Wenscben wellicht, die de vader zyn der
gedachten. Want het valt moeïiyk te beamen
dat er niets veranderd is in den geest die
Spanje beheerscht. Maar liet kan verkeeren..
Er Spanjaarden genoeg, die hat onzen
Bredere nazeggen en daarbü doelen op een
republiek van orde en niét, en vooral van
godsd'ehstiga verdraagzaamh-id-
De leegstaande kloosters en inrichtingen
van onderwy's, zoo menig gebouw dat sporen,
vertoont van anti-clericale haat, zijn geen
teekenea dat men op den goeden, weg ls.