VAN EEN KONING DIE KRANKZINNIG WERD. HEMEEVAARX UIT EEN OUDE STAD. VOOM KNUTSELAARS. ALLERLEI. SPROOKJES VAN IJSLAND. hoe NOEM je ze ZATERDAG 7 MEI 1932 Hst einde. Nog een eenvoudig werkstukje. BIJ WELK SPROOKJE HET HEKSENKRUIS. De oplossing. VOOR WISKUNSTENAARS. Oploaeieg kom-wwte1 Voor F. te Hm. De oplossing. Oplossing van den vorigen rebus. lil. „Zijne Majesteit Is zeer ernstig in zUn geest vermogens gestoord. Allerhoogstdezelve moet ongeneeslijk verklaard worden en een verdere inzinking staat voor de deur. Allerhoogstdc- zelve moet beschouwd worden aJls ongeschikt om verder te regeeren Zóó luidde het oordeel van de dokters, die volgens hun beroep moeten weten, hoe het er in de hersenen van 'n mensch uitziet: de zenuw artsen. Voor Ludwiig II was deze uitspraak hei einde; de koningsmantel werd hem als het ware van de schouders getild'wat overbleef was een arm mensch, ten prooi aan een vreeselijki ziekte. De burcht „Neuchevanstein" 'eelc we] begaan met het harde lot, dat haar bouwhec. trof; dichte nevels hingen druilerig over haar tinnen, toen de heeren aankwamen, die he- vonnis moesten bekend maken. De paleiswacht liet ben niet binnen. „Wij kennen hier geen andere orders dan die van onzen koning" luidde het antwoord der gendarmen; de geweren w*erd'en aangelegd „geen stap verder, of wij beginnen te schieten!" De deftige heeren moesten terugtrekken 1 Van alle kanten schoten de bergbewoners toe om hun geliefden vorst te ontzetten. Wilden ze hem als 'n gevangene meesleepen? Nooit van z'n leven en binnen 'n paar uur zat heel de staatscommissie achter slot en grendel! Daar hielp geen ventoonen van plechtige papieren en bevelen nit München aan, méé moesten de koning-vangers, ze werden opgesloten in de vertrekken voor de lakeien bestemd en ont-. kwamen teranuwernood aan een wreede folte ring, die de ongelukkige koning voor hen had uitgedacht.- Togen den middag wisten ze, met behulp der wacht, langs 'n achterdeurtje te. ontsnappen naar Hohenschwangau en verder naar de hoofdstad München, het Athene aan de Isar. Den elfden Juni 1885 nam een sterke troep soldaten den burcht Neuschwanstein in bezit en dwong de paleiswacht tot heengaan. Ludwig II liep onrustig in zijn vertrekken heen en weer en verlangde den sleutel haar de toren kamer, vermoedelijk met de bedoeling zich naar omlaag te storten. De lakei zei, dat hij hem niet vinden kon. Eindelijk was hij terecht, en trad de koning naar buiten, op den gang. Aan stonds omringden hem de krankzinnigenver plegers en sneden hem den weg terug af. „Ma jesteit" sprak dr. G-udden, ,,'t ls de droevig ste plicht van mijn leven, maar dk heb bevel gekregen U nog dezen nacht naar het kasteel ■Berg te begeleiden. Indien tl zulks beveelt, gaan wij om vier uur weg I Het laatste portret des konings. De ongelukkige vorst liet ziCh naar zijn kamers voeren. „Hoe kunt TJ mij voor krankzinnig verklaren, U hebt mij niet eens onderzocht?" „Dat was ook niet noodig, Majesteit; er waren schriftelijke bewijzen in overvloed". „Waarom gaan jullie niet uit mijn kamer Het is hl te onaangenaam „De geneesheer heeft ons bevolen te blijven". „En gaat dat te Berg zoo verder?" „Dat hangt er van af, of U rustig is". Tegen vier uur in den morgen kwam do koets, bespannen met vier paarden, voor. Ver plegers, dokters en gendamen reisden mee. Ween end en snikkend stonden de menschen langs den weg, nu men hun den sprookjes koning ontvoerde. Deez veegde de beslagen rui ten af; 'n lange, lange blik op de trotsche torens en kanteelen van Neuschwanstein; hij zou ze nooit meer wederzien. De rit duurde tien uren; 's middags kwam men te Berg aan en het eerste wat de koning deed was rond Iheel het kasteel te wandelen. Daar trof hij wachtmeester Sauer van de marechaussee. „Ah, dos 1st echön, Sauer, dasz sie wieder Dienst haben Toen de koning het paleis betrad, viel hem al dadelijk op, dat overal de krukken van de deuren waren afgeschroefd, de vensters getra lied en gaatjes geboord om hem te begluren, HU wist zich echter meesterlijk te behêerschen on deed zóó rustig, dat dav Gudden naar MUn* Gedachtenis-kapel aan den oever van het Starnbergermeer ,het kruis geeft de plaats aan, waar de koning met dr. von Gudden 1 verdronk. da beide wandelaars sloegen een pad langs het Starnberiger-meer in; om 8 uur had Gudden gezegd zouden zij terug zijn. Om 10 uur ging een telegram naar München: „De koning en Gudden zijn vanavond uit wandelen gegaan en oog niet teruggekeerd, 't park wordt doorzocht". Tegen half elf vond een lakei 's konings hoed aan den oever van het meer, den hoed en de parapluie van den geneesheer, overjas en jas ■van Luidwig, geheel nat. Er werd een roeiboot uitgezet; de slotvoogd sprong al spoedig tot aan de borst in 't water: hij omklemde het lijk van den waanzinnigen vorst; in de onmid- dellijke nabijheid was ook dr. Gudden verdron- j ken. Het horloge van den koning was stil j blijven staan op tien vóór zevenKunst- j matige ademhaling mocht niet nleer baten: de beide dooden werden in het paleis te Kërg opgebaard. De koninklijke standaard woei door igansdh Beieren halfstok gedurende den Pink ster-Maandag. De couranten verschenen met een extra blad „Nadat Zijne Majesteit de Koning sedert zijn aankomst te Beng den raad der doktoren rustig had opgevolgd, maakte Allcrhoogstdezelve gis terenavond tegen zevenen in gezelschap van dr. Gudden een wandeling door het park, van welke Allerhoogstdezelve en von Gudden na geruirnen tijd niet terugkeerden. Nadat het park en de oevers van het meeT waren afge zocht, werd Zijne Majesteit met den dokter in het Water aangetroffen. Zijne Majesteit zoowel als dir. von Gudden gaven nog zwakke teekenen van leven, maar de in het werk gestelde kunst matige ademhaling bleek vergeefscto. Des nachts om twaalf uur werd de dood Zijner Majesteit vastgesteld. Dit was ook het geval met dr. von dubben. München, 14 Juni 1886. Koninklijke politie-diréctie". D0 Jongere broeder des konings, Otto, kon niet opvolgen, daar hij eveneens waanzinnig was. He zware taak aan de Koningin-Moeder het treurige nieuws mede te deelen, Weef voor Ihaar biechtvader weggelegd. Hij las de zwaar beproefde vrouw iets voor uit het Evangelie, ,wbt heb ik nergens kunnen vinden. Tot drie maal -toe herhaalde hij met nadruk denzelfden zin. Toen vroeg zij, of Ludwig, haar zoon, soms iets overkomen was Een hofdame antwoordde dat Zijne Majesteit zéér ernstig ongesteld was Daarop stelde de koningin-moeder de vrrag, of de koning dood was, waarop de prinses Thereee 'bevestigend knikte...... „Da Kümi is g'storb'n P* (De koning is ge- starven) zelden de Belersche berg-bewoners. Hoe was dat zoo gegaan Er zijn geen getuigen bij dit ontzettende drama geweest en langen tijd hebben de boeren van Zuid-Beleren onder Spiegelzaal in het lustslot Herrenchiemsee, door Lodewijk II van Beieren naar het voorbeeld te Versailles in 1878 gebouwd' Wanneer des zomers deze zaal voor de ontelbare touristen feestelijk wordt verlic ht, terwijl de muziek speelt, is de indruk onvergetelijk. elkaar gefluisterd, dat men hun afgod hai vermoord. Hiervan Is echter niets gebleken. Vermoed wordt evenmin, dat de Koning zich heeft willen verdrinken, want dan zou hij zijn overkleeren toch eerst niet hebben afgelegd? Heeft hij willen vluchten en is hij tijdens die vlucht te water geraakt? Wie zal het zeggen? De daden van een zielszieke zijn moeilijk te beradeneeren. Zooveel is wel zeker, dat dr. Gudden al het mogelijke gedaan heeft zijn pa tiënt te redden, doch hij was tegen dezen reus van bijna twee meter met zijn nietige figuur en twee-en-zestig jaren niet opgewassen. Ai worstelend moeten zij te water zijn ge raakt; een oog van den geneesheer was door een schrikkelijken vuistslag geschonden. Nu heerscht de plechtige stilte van den Dood in „Schlosz Berg". Waar smart is, is heilige grond. Tussclien palmen en het kuische licht der kaarsen rust de onrustige, het kruis van den goeden uitgang in de fijne handen. Twee gendarmen houden de dooden wake; zijn zij het. wien hij kort voor zijn afsterven nog vroeg, of zij ook op hem schieten zouden? Jasmijnbloemen, de lievelingsbloemen van den romanticus op den koningstroon van Beie ren, geuren op zijn borst. Keizerin Elisabeth van Oostenrijk heeft ze gezonden, de vriendin uit moeilijke jaren. Zij kan niet gelóoven, de keizerin, dat haar vriend werkelijk dood is; hij doet maar zoo, om vrede te hebben en niet meer gekweld te worden door de aanwezigheid der menschen. Tegen acht uur des avonds kwam in lange processie de hofgeestelijkheid naar het paleis om het stoffelijk overschot af te halen. De laatste reis naar München begon. „Ten paradijze mogen de Engelen U heen leiden", baden de priesters. „Da.t uw ziel haar fier geleide hebbe, goud en ijzer. Bij een magnifique en blijde wijze uit Wagner" zou later Verlaine dichten. (Slot volgt.) cben telegrafeerde:' „Hier gaat alles verwon derlijk goed, de koning is zoo volgzaam als 'n kind 's Avonds 13 Juni 188B maakte Ludwig een wandeling met Gudden; een verpleger volgde op eenigen afstand; deze moest evenwel voor den dokter terugkeeren. Heit was zes uur en In 1558 lieerschte een vreeselijke ziekte bin nen Amersfoort, de pest, die heel wat slacht offers maakte. De burgemeester gelastte daar om den 23en Juni, dat voor aille beameitte hul zen een groote, ronde, strooien krans moest worden uitgehangen. Hulzen of „veneteren", op straat uitkomende, waar zieken gestorven waren, mochten niet eerder worden geopend dan veertien dagen ma het overlijden. Klee deren van zieken mochten op straat niet worden schoongemaakt. „Die ün het sterfhuis komen en van den sterfhuize zijn, moeten in het openbaar een witte roede dragen van vijf vierel (pfl.m. 1 meter) lang". De handen kregen huisarrest en zoo ze wis ten te ontsnapen mochten ze worden gesme- ten(!) (gedood) „somder aen te misdoen!" Kerkgangers uit besmette woningen mochten „alleenlick in Sint Jans kerek naer ouder ge woonte komen en blijven in een apart deel daar van! Den 4en Juli 1543 verscheen de gevreesde Maarten van Rossem voor de stad. De burgerij verdedigde zich zóó dapper, dat pas na den vijf den stormloop de poorten voor dit woeste heer schap werden geopend. Al het geld en zilver werk werd opgeëisckt; de vrouwen moesten zelfs de ringen van haar vingers schuiven; j kostbare kelken en juweelen gingen ln handen i der Gelderschen, in wier dienst, van Rossem zich bevond, over. Het klooster van Sint Agatha werd zwaar gebrandschat. „Wij 'ferogten ons Gout, Silver ende Kelcken ende verkogten eenig Landt goedtooop, Wij mogteu geen Klok luyden om Misse te doen, maar met besloten deuren met onrust, dat wij niet en wisten of wij leven of sterven souden. Naar de reckoning van onse Rentmeester Wou ter Claassen, soo hadden wij wel vierde half duysent gulden (3500) schaede. Wij mosben de Ruyters ende Knegten, wel tot seventien hon derd, eten geven. De Prior van Windesen, die bij ons gekomen was, setten sy de blanlke sweer- den op de borst" aldus is het verhaal van een der kloostervrouwen uit die dagen. Pas na 7 Sept. kwam de stad in handen van Karei V, dien de Hertog van Gelder als heer had erkend. Karei V heeft, na Gent, met geen enkele stad zooveel herrie gehad als juist met Amersfoort, wier inwoners bekend stonden om hun ontouig- same, onverzettelijke koppen: „Amersfoort was een kamp vol stieren, Keyser noch Koning kost haer regieren" pegt 'n heel oud rijmpje! Nu, de Keizer heeft die horens 'n stukje kleiner gemaakt en de stad zéér streng be handeld! Hij schonk haar een gemeentewet „tot rust, welvaren ende veiligheid van den burgeren ende Ingesetene, ter eeren godts al- mechtich ende opdat de justitie zonder de welcke gheene steden en mogen voirspoet heb ben een iegelijk gedaan worde!" In die „ordonnancie" (wet) kwamen o.a. de volgende bepalingen voor: De burgemeesters, rechters, inwoners moch ten géén brieven openmaken hun door „vreemde Heeren" gezonden, maar moesten die stellen in handen van den Schout. Ooik de burgers moehten géén antwoord stu ren, zonder eerst verlof te hebben bekomen! Voortaan mocht de stadsklok alleen maar ge luld worden op bevel van den Schout („hoofd commissaris van politie" zonden wij zeggen). Jaarlijks werden „twee borgemeester" aange steld, die evenwel buiten den schout om, niet veel te vertellen hadden. Wie vóór zijn 25e jaar trouwde, mocht géén aanspraak maken op een gift zijner ouders, ook niet na hun overlijden. Wie „borger van Amersfoort begeert te wesen sal comen voor schoudt, burgemeesteren ende schepenen (rechters);" hij moest den eed af leggen, zich laten inschrijven en tot voordeel ,van der stadt twelf stuuvers" betalen!! „Dieghene die eens treokt sal verbueren (betalen) vijf carolus guldenen. Zoo wie den anderen slaet of te stoot mitter handt, ofte vuyste sal verbueren twee carolus gulden. Wie den anderen begiet met wijn, bier, water ofte andere onreynicheyt in quaden moede die sal verbueren twee carolus gulden. Wie eenen an deren dootslaet sal verbueren zijn lijf. Indien yemanf bij nachte nae da.t die clocke geiuyt sal sijn mit wapenen op ter straeten gevonden wor den sonder licht sa.l verbueren twee carolus gulden". Ook werden straffen vastgesteld tegen den „stock-meester" (gevangenis-directeur!), die zijn gevangenen „liet uytbreecken". Is het kurken meubilair netjes afgewerkt En nog wat kurk overgehouden op den koop toe Prachtig. Dat komt dan van de week mooi te pas. We gaan een rol-wagentje ma ken! Niet om zelf in te gaan zitten, maar meer voor kleinen broer, om mee te spelen. Het moet dus tegen een stootje kunnen en daartoe is stevigheid een eerste vereischte. Eerst snijden we aobt „kuben" jé nag ook maggi-bJokjes zeggen! en de vier wie len uit het overschot van kurk en dan maken we een paar stokjes. Hoe dat alles in elkaar komt te zitten wijst de teekening uit. Zorg ervoor de stokjes diep genoég in te steken, anders ligt de koets zóó in duigén. Het bovenste latwerk is, zooals je ziet, klei ner dan het onderste. Met 'n kops-pijkertje worden de wieltjes bevestigd. Wie er 'n duikie ln den kelder voor over heeft, mag het kar retje óók uit 'n dikken peen snijden in plaats van uit kurk. Je loopt dan natuurlijk de kans, dat je broertje het na afloop van zijn spel in z'n maag laat verdwijnen en je weer op nieuw beginnen moet HOE STOCKHOLM ONTSTOND! Stockholm door de Zweden uitgesproken als Stak-ólm** werd volgens een Duitschen schrijver aldus gesticht: „Op zekeren dag nam God een stuk van het Schotsche meren-district, een brok van het strand bij Napels, 'n paar eilanden uit de Hyè- res-groep (bij Toulon), 'n stuk of wat bergrug gen uit de granietrotsen van den Oeral, 'n brok Canadeesch naaldwoud en 'n paar Parijsché straten, schudde het geheel flink door elkaar en goot het zoo maar uit aan den oever van een Oost-zeebaai, waar het heden ten dage voor de hoofdstad van Zweden doorgaat en Stock- «wordt genoemd!" Van de week kregen wij een brief van een mevrouw, die ln de jeugdcourant zoo vriende lijk is veel belang te stellen, waarin zij ons vroeg om ook eens wat voor de kleineren te ge ven, die alles wat voor de ouderen geschreven wordt niet zoo kunnen snappen natuurlijk! Naast ons IJslandsch sprookje geven we daarom nu al vast het eerste plaatsje uit een reeks van vijf, die allemaal bij bekende sprook jes thuis hooren. Iedere week komt er één. Na het laatste plaatje kunnen de oplossin gen naar ons adres worden gestuurd; onder de goede oplossers wordt een mooi boek ver. loot. - Veel succes! Rangschik de getallen zóó, dat de som de* vier over elke lijn 70 bedraagt, Wij hebben deze week het feest vam 's Hoeren Hemelvaart herdacht. Het i® niet te -hopen, dat er in anizen jeugdlkring zijn, r°or eein dag als detze eigenlijk alleen v»n bean„ is als extra- voettoaSibeiurt of om eens ■mt'd-dieTi in de week 'n uitgaansdag te hebben. Tegen voetballen breng ik niets in en een gun ik iedereen, maar dagen ails HemevaaiU- dag tobben toch een vérdere, e®n '-cper-e strekking dan o«m zoo maar in s® 611 ®®ort onder te gaan Op het eerste gezicht lijkt hei van niet. De groote figuren uit het Oude Testament, Enoch, en ictiiae hetbbe® óók hun tonvel vaart gehad en de Romeinen wisten den stichter tam mer stad Rome, Roin-uWs genaamd, te vertel len, dat hij opklom '<n tan'e'1langs de trappen der leugens, gelijk een kerkvader liet 'gehoornd heeft. En «T«t Enoch en Ètias betreft, van doze heiligen, staat niet geschreven, als van Chniistus', da' V001'taan zouden zitten aan de a-ocihterh';,ir,lfI God®, de plaats deir eer, en de plaats van macht, naast den koninklijken scepter, die immers steed® in de rechterhand wordt gedragen. «Daarom ls het feest -van 's Heete® Hemel vaart zoo'n héél bijzonder feest, dat een bijzon dere herinnering méér dan waard is. Veertig dagen né Zijne Verrijzenis heeft Jesus nog op aardie willen toeven. Daar Boven konden de Engelen des te schooner de eere- ibogen voegen voor den Vernederde van Golgotha. Veertig dagen lang heeft de Venre- zene rekening willen houden met d® menscihe- lijike zwakheid, voor wie het opstaan in majesteit uit een graf, dat anders nooit iemand teruggeeft, een. ding is zwaér om te verstaan. Voor d® ooren der 'leerlingen toeft Hij willen spreken van het Rijk Gods, heeft Hij gegeten en gedronken, heeft Hij vleesioh en vezels ge toond en Zijn wonden laten, blinken als ster ren aain d®n hemel N'iet in het duister van den nacht als te Bethlehem, niet door slechts drie leerlingen als bij de ve i lijking op den matoor, maar omstuwd door een wolk van getuigen, is Hij wolkenhemel en starrenhemel d^óórgeg&au om tö komen, m dn blinkend© glorie van den Vader. Elias had daartoe een vurigen wagen noodlg en 'n omdraaienden stormwind hij kon niet opklimmen door zichzelf, doch Christus vol bracht dl-t alles in eigen kracht. De heilige Schriftuur vertelt ons niets van de toebereid selen, die d© Engelen hadden gemaakt om hun Koning te ontvangen, maar lik denk dat daarbij het onbeschrijflijk eerbetoon, door de ouide Romeinen bereid aan kun zegevierend terugkeerenden veldoverste, geheel en al in tot niet zal zijn gezonken „Toen zag men d© engelen elkander vóór Gods oog omhelzen. Toen ibegon met linten en met snaren, Als 't bruisen eenw ze©, het loflied o,p te varen, Dat alle heiligen verhieven tot Gods eer: Ja wlridig to to' L*1™' d!OT eeuwOT oPl>0I<lleer' Te ontvangen lof en dank; Hij heeft ons heil vénworven, _§am Hem zij glorie, kracht en macht en majesteit ■Kmen, regeere Hij tot in. de eeuwigheid." Zóó heeft één onizer dichter® Broere d® wederkomst van Christus in den Hemel toeschreven. iDe ten hemel gevaren Jesus moodiigt ook ons in Zijn -paleis. Zoolang wij op aarde leven, is onze ziel als 'n vogeltje in 'n kooi, dat snakt naar d© toossciken en de velden waar het vrij en los kan vliegen -van tak tot talk. „Wij (hebben hier geen blijvende plaats, maar wij zoeken d© toekomstig®" zegt d© apostel, en Sint Alto neus dichtte: „In den hemel hoop dk een plaats te bezitten, dit is alle® wat ik begeer!" «Het licht, dat Christus, den Verrezen®, ln onze kerken verzinnebeeldde, d© Paaschkaars; is nu gedoofd ten teek en, dat Hij de aarde toeft verlaten om ons in den hemel een plaats te bereiden. Daan- komt ©enmaaJ een tijd, dat ook ons Mdht wordt gedoofd, wanneer de dóóds- kaars onzen ihandien ontglipt. Mochten wij dan zóó geleefd, hebben, dat onze heenreis een hemelvaart wordt; en «wij d© poort wijd open vinden 'bij onze aankomst. Dit kan, wanneer «we on®, ails de Alpen-toekflummers aan bun gidsen-, met stevige koorde® vastbinden aan de IDeragd en todar voetstappen drukken; die leiden zéker ten eeuwige vrede. Be zeehcM1®"- too wordt 0p IJsland ver teld, zijn de» het leger van den Egyptiscken Fa bÜ de vervolging der Joden in de Zoo komt het, dat zeehondS-B n zoo sprcltend op die van mensCIVn n öien tijd is het ook, dat de zeehond.' een apart geslaeht In zee leven en oude1 g6daante, natuur en eigenschappen va'1 T''ensehen hebben bewaar In fJen naCfct van Sint Jan m<)„en Bij hun huid voor Aflaten- dan gaan ze aan land, word00 weer aensch'6n en dansen als zij! Ergens op ©en boerderij v,0_on e een rijke landbouwer. Zijn schuren e €r eurig ujt en op de kamers viel niti0 a^n berken. Alleen was het zoo jammer, da er een vloek op de bezitting lag. Ieder mensch, die ge durende den Kerstnacht binnenshuis bleef, werd den anderen morgen dood gevonden. Dat was voor den boer en zijn volk niet prettig, want niemand wou 's nachts binnen blijven op 25 December en alleen-laten kon men het vee en al het andere toch ook niet! Zekeren keer huurde de boer weer 'n nieuwen herder, maar hij vertelde hem éérst van den vloek, die op de steê rustte. „O, daar trek ik me niks van aan, dat Is nu juist iets voor mij, ik geef niks om al dien onzin!" antwoordde de nieuweling. Hij nam de betrekking bij den boer aan en ze werden beste maatjes met elkaar! Eindelijk brak het Kerstfeest aan. 's Avonds tevoren verlieten ze allemaal op den nieuwen knecht na de boerderij en gingen naar de kerk. „Waarom kleed je je niet aan?" vroeg de land bouwer den thuisblijver. „Wel, ik kan hier al die ge-bouwen en het vee toch zeker niet alleen laten? „Maak je daar maar niet dik over, dat komt wel terecht! Denk liever aan jezelf en wat er van J® wor' den moet itl den Kerstnacht!" „Dat is .bijgeloof en onzin en ik wil dat es eens meemaken!" Zoo gingen dan de anderen weg en nieu we bleef. Toen het al donkerder werd, vond hij het toch maar bet beste, J® k-on n|e weten, zoo voorzichtig mógelijk te zij®. Hri stak het licht aan in de keuken en keek naar een schuilplaats om. Uit dea maakte hij twee plankon los, ging tegen den steenen binnen- muur staan, z®"0 de twe® Pinken weer d'r voor, maar maakte, dat er n kiertje overbleef om in de kamer te kunnen gluren. Zijn hond lag onder het bed. Het duurde niet lang, of ©r kwamen twee woestuitziende mannen naar binnen die over al neen loerden, ,,'k Ruik menschenvleesch!" riep de eene. „Wel nee, hier Is geen sterve ling!" meende zijn makker. Met de lamp zoch ten ze in alle hoeken en gaten. Den hond onder het bed hadden ze gauw genoeg ontdekt; ze draaiden het stomme dier den nek om en smeten het voor de deur. De knecht achter de Planken snapte zeer goed, dat deze kerels geen katjes waren om zonder handschoenen aan te pakken en hij hield zich daarom maar héél koest! Vooral, toen de heele kamer vol men schen stroomde! Tafels werden neergezet en gedekt en alles blonk van het zilver, tot zelfs de schotels toe! Het eten werd opgediend, er werd duchtig geschranst en gedronken en dat duurde wel heel den KeTetnacht door! Die op den uitkijk stonden moesten waarschuwen, of er menschen kwamen, dan wel of de dag mis schien begon. Zij gingen 'n paar maal buiten kijken, maar meldden telkens, dat ©r geen mensch te bekennen viel en dat ook de dag nog niet aanbrak. Doch nu vond de knecht, dat het zoo zachtjes aan maar eens dag moest worden! Hij stiet de twee planken omver, sprong de kamer ln, sloeg met het hout dat het zoo daverde en brulde zoo hard hij kon: „Dag, Da,g!" De Indringers schrokken ge weldig, ze namen de toeenen holderdebolder over elkaar, alles achterlatend wat ze hadden •meegebracht. Enkelen raakten onder den voet, anderen werden gewond en de knecht schreeuwde maar door. „Dag, dag!" Met z'n allen sprongen ze in een meer, vlak in de buurt, en daaraan kon de harder precies merken, dat het meer-volk was geweest. Hij ging terug, sleepte de dooden nit huis en verbrandde hun lijken. Toen maakte hij de kamer schoon en zorgde voor do dure dingen, die waren ach tergebleven. Zoodra de landbouwer thuis kwam, vertel de hij hem alles. Hij mocht de heift van den buit houden en dat was 'n heele seihat. Nog enkele jaren bleef hij daar maar het meer- volk is nooit (meer teru:Sge]jeerd Heel de week stroomden de oplossingen on ze postbus binnen. De uitslag der verloting zal pas in de volgende jeugdcourant kunnen worden bekend gemaakt, 'n Leuke oplossing stuurde ons Joh. J- Arnhem een trouwe ka meraad uit onzen kring, die niet maar eens per bevlieging, doch regelmatig aan haast alle puzzles meedoet. Lees maar eens hoe geestig hij het antwoord heeft berijmd: Den lezer van Karl May verhalen Bezorgde nummer één geen last, Trouwens 't was toch wel duidelijk: Een Indiaan was onze gast! Het tweede plaatje van de serie Toonde ons Japansche dracht. Veelbesproken in deez' tijd is Heusch wel Japan's oorlogsmacht. Weer een weekje later kregen We een Arabier te zien. Hij zelf hoeft hier niets te dragen: De kameel draagt wel voor tien! Een heel ander slag van menschen Is uitgeheeld in nummer vi©r: De Eskimo's, die 't land bewonen Met véél sneeuw, maar geen vertier! En tenslotte kwam de laatste Van dit nieuwe vijftal weer: 'n Papoea uit Nieuw-Guinea. (Naar mijn smaak geen aardig heer). Daar ligt zoo'n groote bekoring in hartelijk luisteren, zoo'n opvoedende kracht in prettig praten

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 7