CHAMBERLAIN EN DE BIER BELASTING. UIT BIADEh Eli TIJDSCHRIFTEN -■ - GEWELD-AANBIDDING Een zoet praatje DINSDAG 10 MEI 1932 OVER RUUSBROEC'S VERBLIJF TE BRUSSEL Was hij wel ooit kapelaan van de Ste Gudule? WIE WAS BLOEMARDINNE? 'T MET BARS OVER-VERZADIGDE ENGELAND. EEN SPECIAAL SYSTEEM. =33 s/P DE KLEINE ENTENTE. Nieuwe militaire overeenkomst. W. Van onzen correspondent Brussel, 23 April 1932 In de geschriften, die naar aanleiding van de Ruusbroec-herdenking verschenen zijn en ook op het recente congres „Ons geestelijk Erf" te Nijmegen, werd aangenomen dat Ruus- broec nog vicaris te Brussel, daar tegen de ketterin Bloemardinne is opgetreden. Deze geheimzinnige figuur wordt thans vaak vereen zelvigd met een Heiwige Bloemaerts. Zij moet een zeer machtigen Invloed hebben uitgeoe fend, vooral onder de hoogere standen. Zij is blijkens het obituarium van de Ste Gudule kerk te Brussel, op 24 Augustus 1336 overle den. Eerst na haar dood, tusschen 1336 en 1343, is Ruusbroec de strijd tegen haar dwa lingen begonnen. Wat over Ruusbroec te Brussel en zijn be strijding van Bloemardinne wordt veronder steld, berust op hetgeen kanunnik Hendrik uten Bogaerden ook Pomerius genaamd, hier over meedeelt. Deze is de man die, in den aan vang der XVde eeuw, de geschiedenis begon te schrijven van den oorsprong der priorij van Groenendael-bij- Brussel, alsmede de biografie van haar eersten prior, Johannes van Ruus broec. In gro~te trekken hebben alle biografen van Ruusbroec het verhaal van Pomerius over zijn rol te Brussel en over den oorsprong van Groenendael overgenomen. Is Pomerius echter voldoende betrouwbaar? Velen meenen van ■wel en o.a. Dom. H. Lindeman neemt het in het onlangs verschenen gedenkboek voor hem op. (Men zie ons avbl. van Zat. 23 Apr. Red.) Het is echter bekend, dat de Norbertijner ka nunnik Dr. Placidius Lefèvre, verbonden aan den dienst van het Algemeen Rijksarchief en archivaris der Ste Gudulehoofdkerk, van een andere meening is. Deze beschouwt Pomerius' werk nu niet bepaald als „evangelie" en kan maar niet begrijpen hoe men nog altijd bijna enkel op diens gegevens, heel de historie van Ruusbroec wil opbouwen. We zijn eens met den archivaris gaan praten en hieronder volgt het verslag van ons onderhoud. Het schijnt, kanunnik, dat U het niet heelemaal met Pomerius eens is voor wat be treft diens relaas over het verblijf van Ruus broec te Brussel? Wel, ik heb zijn verbaal getoetst aan een massa documenten (charters, kronyken, ear- tularia, etc.) uit Brussel en omgeving, vooral aan de zeer rijke archieven der Ste Gudule- kerk, het verondersteld tooneel der eerste apostolische actie van den stichter van Groe nendael, en dat heeft tot nogal negatteve re sultaten geleid. Vertel ons daar wat van. Welnu, in geen van al deze stukken heb Ik de bevestiging gevonden van de juistheid van Pomerius' beweringen omtrent de geboor teplaats en den leeftijd van Ruusbroec. Er womden in de XlVde en XVde eeuw verschil lende Ruusbroec's te Brussel, die hun naam ontleend hebben aan het stadsgedeelte waar toen een kleine rivier, de Ruysbroeck, vloeide. Hun namen komen voor op acten en registers van de Kapellekerk, de kerk van den H. Jacob- op-Coudenberg en van de Ste Gudule. Onder hen bevond zich een „Jan van Ruusbroec de steenbickelere" en een Johannes van Ruus broec, die in een charter van 21 September 1347 vernoemd wordt in verband met een in Ste Gudule opgerlchten eeredlenst. Kon prior van Ruusbroec niet uit een dezer families af komstig zijn? Zijn verder verblijf hier ter etede; zou aldu3 beter verstaanbaar zijn. Heeft U iets gevonden over Ruusbroec's aanwezigheid op de school van het kapittel? Neen. Het kan bovendien in geen geval dóór geweest zijn, dat hij de diepgaande theo logische en mystieke wetenschap heeft opge daan, waarvan zijn werken doordrenkt zijn. Hij studeerde waarschijnlijk te Parijs of Keulen, welke centra in dien tijd veel studee- xende geestelijken uit onze provincies tot zich trokken. Is Ruusbroec, zooals Pomerius beweert, inderdaad kapelaan van Ste Gudule geweest? Ook dat blijft een vraagteeken. Wij weten niet. of hij na zijn priesterwijding naar Brus sel is gekomen, maar in geen enkel der noch tans menigvuldige documenten uit dien tijd komt hij voor als lid van de belangrijke cor poratie der geestelijkheid van Ste Gudule. Trouwens, waren er toen reeds „Vicarii", dat wil zeggen plaatsvervangers van kanunniken, in onze collegiale? Ik vind er geen enkel voor het einde der XlVde eeuw. Een kanunnik Jan Hinckaert staat al even min vermeld als lid van het kapittel der eerste De balillapresenteert het geweer voor den koning van Italië, toen deze te Flo rence de Internationale Boekententoonstelling officieel opende. plaats. Dezelfde Heiwige stichtte in de Ste Gudule een kapel ter eere van den H. Bartho- lomeus en in 1324 werd nog onderhandeld over het verkoopen van zekere goederen ten bate van haar fondatie. Bij testament vermaakte zij haar huis, in de naburige Loxumstraat, om er een hospitaal voor behoeftige vrouwen van te maken; het bestond reeds in 1356, doch het werd eerst in 1371 definitief georganiseerd door den aartsdiaken van het Kamerrijk, Jan 't Serclaes, door de samenwerking van het kapittel van Ste Gudule. De stichteres werd toen omschreven als „laudabilis persona et in Chrlsto devota, domicella Heylwigis quondam dicta Bloemards, bone memorie". En haar „ketterijen?" Ik zocht tevergeefs naar het spoor van een leerstelligen twist rond haar persoon of rond de persoon van een andere vrouw uit dien tijd. Dit ontbreken van documenten hier omtrent is nog welsprekender, als men weet dat het kapittel van Ste Gudule een Cerberus waakzaamheid aan den dag legde. Wij kunnen werkelijk niet aannemen, dat men in dat mid den eeuwenlang de nagedachtenis zou in eere gehouden hebben van een vrouw die als ket terin zou bekend hebben gestaan en bovendien zou bestreden zijn geworden door een der ver onderstelde eigen kapelaans van de hoofdkerk zelf. De vereenzelviging Bloemardinne-Helwige Broemaert moet verworpen worden, niet alleen wegens het ontbreken van bewijs-materiaal, maar ook door positieve overwegingen, welke er zich tegen verzetten. Zoo ook oordeelde Pater van Mlerlo in 1925. Ik weet niet om welke reden hij nu van gedachte is veranderd. Hoe komt, volgens U, Pomerius aan dat verhaal? Deze vraag laat ik liever ter oplossing over aan het vernuft der Pomerius-voorstan- ders. Enkel weze opgemerkt dat Pomerius be weert, de geschriften gelezen te hebben van de vrouw waartegen Ruusbroec zou zijn opge treden en hij zeide ervan, dat zij op een zooda nige wijze bedrieglijk waren dat men er, alleen met de hulp van bovennatuurlijke reve laties de dwalingen in kon onderscheiden Tenzij men absoluut zijn oprechtheid zou be twijfelen, dient er rekening mede te worden gehouden dat, toen hij de pen voerde, aan een vrouw toegeschreven geschriften verspreid werden, die de menschen op een dwaalspoor konden brengen. Vertrouwd als hij was met de leer van Ruusbroec, mag men zich afvra gen, of Pomerius in 's meesters eerder geschre ven werken niet een blaam zag van verschil lende tendenzen in die geschriften vervat? Is het dan uitgesloten dat Pomerius een transpo sitie zou hebben gemaakt uit de Ideale naar de werkelijke orde, iets wat wel meer hagiografen hebben gedaan? Wat er ook van zij, in de werken van Ruus broec komt de naam van Bloemardinne geen enkele maal voor. Wat Pomerius van die ket- tersche beweging te Brussel vertelt, lijkt mij verdacht. Au fond weten wij, volgens U, weinig of niets met zekerheid omtrent het verblijf van Ruusbroec te Brussel en diens veronderstelde bestrijding aldaar der ketterijen? Over zijn jeugd, zijn verblijf en zijn werk zaamheid in de hoofdstad en de reden van zijn vertrek naar het Zoniënbosch, weten wij in derdaad niets anders dan wat een tot lyrische expansie aangelegde hagiograaf heeft verteld. Deze heeft zijn „held" niet gekend en het is ongeveer honderd jaar na de feiten, dat hij zijn boek heeft geschreven. Wij weten niet aan welke bronnen hij zich zou hebben kunnen documenteeren en zijn objectiviteit komt ons twijfelachtig voor. Wat concludeert U? Dat de documenten van Brussel ons ver trouwen in zijn methode geschokt hebben. De Ruusbroec-kenners zouden goed doen zich voortaan wat minder op de beweringen van dezen hagiograaf te verlaten en naar meer ge zaghebbende bronnen uit te kijken. Ik voor mij ben van oordeel dat, als men voor het samenstellen van Ruusbroec's leven op het streng wetenschappelijk terrein wil blijven, wij ten opzichte van Pomerius de uiterste voor zichtigheid moeten in acht nemen. Zoodat volgens U, het z.g. Brusselseh deel van het leven van den prior van Groenendael, eigenlijk nog geheel zou moeten geschreven worden. Inderdaad! Londen, Mei 1932. Mr. Neville Chamberlain heeft de bierbe lasting niet verminderd met het bedrag, waar mede zij in de laatste begrooting van lord Snowden vermeerderd werd. Mr. Neville Cham berlain heeft niets verminderd, om de eenvou dige en doeltreffende reden, dat hij het niet doen kon. Hij had het misschien kunnen doen, indien deze regeering niet zoo gemengd was, zoodat rekening gehouden moest worden met de wenschen van leden, die niet tot de conser vatieve partij behooren. De coöperatieve veree- nigingen zouden dan aan dezelfde inkomsten belastingen onderworpen zijn geworden als an dere handelsondernemingen, en dan zou mr. Chamberlain wellicht in staat geweest zijn el ders den druk een weinig te verlichten. Zelfs zonder een rechtvaardiger belasting der fondatie, waarvan wij de volledige samenstel- ?0öI>6raties had hij iets in die richting kunnen ling gedurende geheel de XlVde eeuw kunnen doelli indien hij niet, door de eene groep te reconstrueeren. Wij vinden wel den naam van een capellaan-priester, Jan Hinckaert, zoon van ridder Gezelmus Hinkaert, van 1296 tot 1335, in acten waarin sprake is van een door zijn moeder in de Ste Gudule gestichte kapel van St. Jan den Evangelist. En als deze wer kelijk dit altaar zou bediend hebben, moet hij deze taak tusschen 13351337 hebben laten varen, want vanaf dezen datum werd de kapel door een ander titularis bediend. Wij kunnen veronderstellen dat dit de persoon moet zijn, door Pomerius bedoeld. En Franco van Coudenberg? In 1332 vinden wij inderdaad diens be noeming tot niinderen-kanunnik te Ste Gudule vermeld, maar in 1339 werd hij ontlast en geen enkele reden werd voor zijn vertrek opgege ven. Gesteld dat deze een der personen is, die met Ruu-sbroec de priorij van Groenendael heeft opgericht, dan moeten wij Ruusbroec's besluit, om zich in de eenzaamheid terug te trekken, rond dezen datum situeeren. (Pome rius spreekt van 1343). Pomerius spreekt ook nog over een Godfried Kerreken. als „tijdgenoot en collega van Ruus broec in de Ste Gudulekerk", maar deze komt maar eerst voor op de lijsten van de geestelijk heid der collegiale kerk vanaf 1362 tot 1402! Wat Pomerius van hem vertelt schijnt ons ho gst onwaarschijnlijk. Wat heeft U over Bloemardinne ontdekt? Allemaal negatieve dingen. Het verhaal van Ruusbroec's bestrijding van deze vrouw- wordt door een enkel der Brusselsche docu menten bevestigd. Men heeft zich trouwens al eerder afgevraagd wie deze mysterieuze vrouw was. Sommigen hebben haar willen identifieeren met de fameuse Hadewijch, die echter geen tijdgenoote van Ruusbroec was. Anderen beweren dat zij niemand anders kan zijn dan Heiwige Bloemaert, dochter van den Brusselschen wethouder Willem Bloemaert. In diplomatieke' acten kan men haar volgen van 1305 tot 1336, datum van haar overlijden. In 1316 gaf zij geld voor een eeuwigdurend jaargetijde in de Ste Gudulekerk. Haar obiit staat in verschillende doodenboeken der kerk ingeschreven op 23 Augustus en ver in de XVIde eeuw had haar jaargetijde nog steeds ontlasten, de andere groep gegronde redenen tot ontevredenheid zou hebben gegeven. Verla ging der inkomstenbelasting zou bijvoorbeeld onduldbaar geweest zijn, indien niet eerst de loonen en salarissen van rijksbeambten op het oude peil gebracht waren. Noch van het een, noch van het ander, kon voorloopig sprake zijn, daar het een niet gebeuren kon zonder het ander. Ofschoon dit,naarmate de begrootingsdag naderde, voortdurend duidelijker werd, scheen de bier-industrie, meenen, dat zij alleen aan spraak kon maken op verlichting van de inder daad zware lasten, waaronder zij gebukt gaat. Aan de Londerache beurs liepen in de aan de begrooting voorafgaande dagen brouwerij-aan- deelen vrij scherp op. Het zou interessant zijn na te gaan, op welke gronden het geloot, dat juist brouwerijen verlichting zouden krijgen, berustte. De brouwerijen zijn zwaar getroffen door de extra-belasting, welke zes maanden ge leden door lord Snowden opgelegd werd, Van verschillende cijfers worden gegevens bekend gemaakt omtrent de noodlottige uitwerking, welke die belasting gehad heeft. Zeventig dui zend „barmen" en „barmaids", zouden hun be trekkingen verloren hebben; twee honderddul zend mannen en vrouwen, die hun brood ver dienen In verhand met de brouwerij-industrie, zouden thans als werkloozen ingeschreven zijn; in totaal zouden één millioen arbeiders bij de catastrophe betrokken zijn. Ontelbare „landlords" zouden van de hand in den tand leven. Eigenaars van slijterijen, vooral in de buurt van Londen, zouden hun huren met 20 procent verminderd hebben, omdat anders de huurders (de herbergiers) hun huren zouden opgezegd hebben. Aan alle bars zijn de ont vangsten schrikbarend achteruitgegaan. Dit alles en veel meer nog schenen aanneme lijke redenen om te verwachten, dat mr. Cham berlain de bierbelasting zou verlagen. Hij heeft het niet gedaan. De brouwers en de beurs dach ten dat hij het, ondanks alles, wel zou doen, omdat bier een der grootste machten van En geland is. Thans worden alom protestvergaderingen ge. houden; conservatieve clubs nemen resoluties aan; conservatieve lagerhuisleden bereiden een partij-opstand voor. De afgevaardigde van Canterbury zal een motie indienen, waarin voorgesteld wordt, dat de bierbelasting vermin derd wordt met het volle bedrag van 31 s., dat er in October opgelegd werd. Indien de bier-industrie thans zwaar ge troffen is, dan kan men hier tegenover stel len, dat zij jaren lang gefloreerd heeft, terwijl bijna alle andere industrieën zwaar getroffen waren. Wij hebben de verschillende cijfers en gegevens onder het strengste voorbehoud te aanvaarden, maar onverschillig of zij juist zijn of niet hebben wij in aanmerking te nemen dat het verminderde gebruik van bier in ieder geval voor een deel het gevolg is, niet van den hoogeren prijs, maar van de geringere koop kracht. De verhoogde belastingen, de alge- meene depressie konden onmogelijk zonder uit werking blijven op het gebruik van genotmid delen. Hierbij komt een andere factor. Het aantal public houses in geheel Engeland, maar vooral in Londen en zijn omgeving, is buitensporig groot. Men denlce niet aan kleine „slijterijen en „kroegjes", zooals men ze in andere landen, vooral in Frankrijk (débits) vindt. Elk dier public houses is een groot gebouw met ver scheiden bars. Voorsteden met tien of twintig duizend inwoners tellen een half dozijn van die drank-paleizen, waarvan vele in hun'soort mees terstukken van architectuur zijn. Zij werden opgericht in de vele jaren van voorspoed, toen de Engelschman zijn geld bij scheppen uitgaf. Zij trokken de massa's van alle klassen aan in de minder goede jaren, die volgden. Duitsch- land Is het Pierland bij uitnemendheid, en toch is zelfs daar de bierdrinkerij nooit zoo geraffi neerd georganiseerd geweest als in Engeland. De public houses waren iederen Zaterdag- en Zondagavond een openbaar schandaal door de lange rijen van kinderen, die buiten stonden te wachten, terwij] de ouders voor de toonbank stonden te drinken. Want dit is het geraffi neerde in de organisatie. De public houses zijn vooral ingericht op drinken aan de toonbank of ,,bar". Zij zijn niet, gelijk de café's bijv. in Nederland, berekend op gezelligheid, opge luisterd door een glas bier, doch uitsluitend op drinken. Aan een bar van bescheiden afmetin gen konden aldus op een avond meer glazen bier gesleten worden dan in menig groot Mün- ohene-rbierhuis. Door het. land met hun bierhuizen te be sprenkelen, hebben de brouwers in de goede jaren een vraag naar bier geschapen, die waar schijnlijk grooter is dan die in Duitschland. Zij waren fabrikanten en slijters tegelijkerijd. Zij hebben het volk buitensporig laten drinken, en hebben dit kunnen doen door hun public hou ses op een buitensporig verbruik in te richten Niets is natuurlijker dan dat thans, nu een ieder tot spaarzaamheid gedwongen is, het aantal public bars veel te groot is in verhouding tot de bevolking. Zij waren berekend op een na tionalen voorspoed, die in bier moest worden omgezet; nu een nationale crisis heerscht, kan het niet anders of de bierorganisatie van Enge land wankelt op haar fundamenten. Er waren veel te veel menschen aangesteld in bars, want het aantal bars was veel te groot. Het aantal werkloozen moet dus zeer aanzienlijk zijn. Maar het zijn niet de bars en de brouwerijen, die de eerste aanspraken hebben op tegemoetkoming, hoewel het mij niet zou verwonderen, indien zij, dank zij de machtige invloeden die achter' haar staan, voldoening krijgen vóór eenige an dere groep, SUIKER, RIET EN INDUSTRIE Stelt men de vraag waar het vaderland van het suikerriet Is te zoeken, dan ligt het voor de hand dit op de eerste plaats te zoeken in het middelpunt van het verspreidingsgebied. Dit nu is Ben-galen en zoowel op historische, j taalkundige als botanische gronden valt voor I Bengalen, als vaderland, volgens de des- kundigen, het meeste te zeggen. Evenals de oor-sprong van de cultuur van het suikerriet schijnt ook die van de kunst er suiker uit te berei-den in de streek tusschen Vóór- en Achter-Indië te moeten worden ge zocht. Deze is dus niet van Chineeschen oor. sprong, zooals wel beweerd wordt. Bengalen heeft door zijn suikerrijkdom den naam van „Gaura", d.i. „land van de suiker gedragen; in het zuiden van Radjamahal vindt men de ruïnen van de oude hoofdstad Goer, de suikerstad, De eerste berichten over sui kerriet zijn door de Grieken in Europa geko men en wel voornamelijk door den beroemden veldtocht van Alexander den Groote (37 v. Chr.) naar Azië. Zijn veldheeren Nearchos en Onesikritos vermelden, dat in Indië „een soort riet honing levert zonder hulp van bijen"! Ook Negasthene-s, die ongeveer 300 v. Chr. dikwijls als gezant in Indië kwam, spreekt er van in zijn boeken over Indië. Later werd de suikeT ook bij de Romeinen bekend, doch meer algemeen eerst door' de Kruistochten. Zij moet in dien tijd door het kostbare transport een duur luxe-artikel zijn geweest. Het heet, dat omstreeks 1000 v. Chr, suiker als handelswaar te Venetië werd inge voerd. De Arabieren leerden het pas na het optreden, van Mohammed (570632) door hun veldt<jplit naar Perzië (638—640) kennen. Zij noemden het „Perzisch riet" en werden de ver- bre'l-ders van het suikerriet in Egypte, Marokko en voerden het in 827 ook op Sicilië in. Het vinden van den zeeweg naar Oost-Indië in 1498 en het daardoor ontstane handelsver keer tusschen Indië en Europa is ook voor de suiker van groote beteekenis geweest. In plaats van het karavanen verkeer met de Arabische havens, vanwaar de aangevoerde producten weer naar Europa gebracht werden, -hoofd zakelijk over, Venetië, ontstond de Oost-Indische zeehandel. Langzamerhand ging toen in Aziatisch Turkije en Egypte, ten deele door slecht beheer van de Turksohe overheerschers en verder in Zuid-Europa en Noord-Afrika de suikerindustrie achteruit. De ontdekking van Amerika was natuur lijk ook van groote beteekenis voor de suiker industrie; Columbus nam op zijn tweede tocht (1493) suikerriet van de Canarische eilanden naar San Domingo mede. Dit is in dien tijd echter geen blijvende cultuur geworden. Eerst omstreeks 1515 leverde het eiland Canaria aan San Domingo stekken welke den oorsprong vormden van het plamtenmateriaal voor de suike-rriet-aanplantingen vooral op de West- Indische eilanden. In 1520 kwam ihet sulkkerriet van San Do mingo naar Cuba en Mexico. Omstreeks 1530 werd het direct van Madeira naar Brazilië over gebracht en zijn het hier vooral de Portugee- zen en Spanjaarden geweee-t die het riet en de suiker bekend deden worden. In betrekkelijk korten tijd werd de suikerindustrie in Ame rika van beteekenis, ook voor de wereldmarkt. In plaats van de landen om de Middellandsche Zee werden -d.us Oos-t- en West-India de uit- Voerienden van de suiker. Eerst zijn -het vooral Portugeeae-n, latex Hol landers ënn og later Engelschen die de suiker voor de Europeesclie markt gaan halen. Vooral door toedoen van Hollanders, uit Brazilië over gekomen, doch ook door Engelschen en Fran- schen, ontwikkelde zie-h in het midden der 17e eeuw de rietsuiker-industrie in West-In-dië. In Suriname kreeg de suiker-industrie eerst tegen het midden der 18e eeuw beteekenis omstreeks welken tijd zij eveneens in Japan werd inge voerd, alwaar zij echter niet tot groote ont wikkeling kwam. In het begin van de 19e eeuw kreeg de riet suiker een geduchte concurrent aan de biet suiker. Reeds in 1747 bad Marggraf, een apotheker te Berlijn, aangetoond, da-t uit beet wortelen suiker kon worden gemaakt. Zijne onderzoekingen leverden echter nog niet het resultaat op, dat er een fabriekmatige bereiding van suiker uit bieten door kon worden gevolgd In het laatst van de 18e eeuw werden nieuwe onderzoekingen ingesteld, door Achard, wien bet nu gelukte op zijn boerderij in Sile-zië, suiker in het groot te maken, die.hij in 1799 aan Friedrich Willem III ten geschenke gaf. Zonder het Continentale Stelsel zouden ech ter ook deze proeven nog niet veel practisch resultaat hebben opgeleverd. Dit stelsel echter veroorzaakte een sterke stijging der prijzen van de Koloniale producten, dus ook van de rietsuiker Na-poleon I trachtte ook de nieuwe industrie uit te breiden en aan de scheikun digen Barruel en Aimard- gaf hij de opdracht, de beste methode te zoeken, waarop met voor deel suiker uit bieten ko-n worden gefabriceerd. Niettegenstaande de fabrlcatle-kosten aan vankelijk buitensporig hoog waren, ontstond door de practische onmogelijkheid om koloniqle suiker in t6 voeren en door groote protectie, waaronder het vrijstellen der bietsuiker van alle belasting, spoedig een groot aantal fabrie ken. Toen de koloniale suiker echter weer vrij kon worden ingevoerd bleef van deze kunst matig opgedreven industrie spoedig niet veel ineer - over. Zonder groote bescherming was concurrentie met rietsuiker in die tijden n-og niet mogelijk. Een jaar of 10 na den val van Napoleon, toen de Koloniale suiker met een hoog invoerrecht werd belast, begon de biet suiker-industrie echter het hoofd weer op te steken en toen langzamerhand door verbetering bij de cultuur en de verwerking der bieten, de productiekosten van de bietsuiker steeds lager werden, terwijl de bescherming der nieuwe industrie toenam, ontstond een steeds ernsti ger wordende concurrentie. De productie van bietsuiker heeft reeds tien-tallen jaren die van rietsuiker belangrijk overtroffen. Dat beide industrieën reeds geruimen tijd een ernstige crisis doormaken, daarover be hoeft fiier niet uitgeweid te worden. 'A2 LWVft VAN BOVEN AF Onder dit opschrift lezen we in de gen" .Mor in het debat van het wetsontwerp tot dekking van bet verlies de-r Nederlandsche Bank zijn Donderdag 1.1. door dr. Bierema eenige opmerkingen gemaakt, welke door de pers verdienen ondersteund te worden. Met groote openhartigheid en vrijmoedig heid heeft deze liberale afgevaardigde aan merking gemaakt op de inderdaad behoor lijke proporties te buit-en gaande bezoldi ging van den directeur der Nederlandsche Bank. Dr. Bierema herinnerde er aan, dat eenige jaren geleden, in 1925, een regeling was getroffen, volgens welke elk dezer directeuren aan salaris en tantième een bedrag gegarandeerd werd van 60.000 per jaar. Dat wil dus zeggen, dat zelfs in jaren, waarin de Bank met verlies zou werken, dit bedrag' aan de directeuren zou worden uitgekeerd. Hoe het wordt in jaren, welke groote winstcijfers aanwezen, toonde dr. Bierema aan in dezen alleszeggenden vorm: dat in zulke jaren elke directeur der Ne derlandsche Bank meer slaris en tantième had genoten, dan alle Ministers der kroon tezamen. Aangezien een Minister 16.000 inkomen heeft, en er 9 Ministers zijn, Is het gemakkelijk te berekenen, wat in zulke jaren de heeren bankdirecteuren „genoten". Men tracht het wel eens voor te stellen, dat zulke inkomens noodzakelijk zijn. om zich eerste-klas mannen te verzekeren. Dr. Bierema verwees echter naar het feit, dat de ééne Dirpcteur der Zwitsersche Natio nale Bank slechts 17.000 heeft; en dit feit werd des te welsprekender, omdat de spreker er kort tevoren aan herinnerd had, dat deze directeur de door alle sprekers als een ernstige tekortkoming gekwalifi ceerde fout had weten te vermijden, welke onze circulatiebank het geweldige verlies van hare fondsen had bezorgd. Het is overi gens voldoende bekend, dat er in de moei lijkste positie bescheiden bezoldigde hooge ambtenaren staan, die hunne moeilijke taak met groote bekwaamheid en groote toewij ding vervullen. De eerste dienaren der Kroon zelve, wier taak toch zeker niet min der belangrijk is, dan die van Directeur der Circulatiebank, genieten slechts het boven genoemde, voor zulk een positie bescheiden inkomen. Er is dan ook geen sprake van, dat met salarissen en tantième als tol nu toe de Directeuren der Nederlandsche Baak genoten, eenig landsbelang zou zijn gemoeid. Integendeel: bet landsbelang eischt in deze omstandigheden, gebiedend, dat op dezO salarieering en tantièmeregeling in zeer be langrijke mate zal worden bezuinigd. Dr. Bierema herinnerde er aan, dat aan breede categorieën van ons vlok zware lasten worden opgelegd en dat dus terecht bij he-t aanbrengen van bezuinigingen voorbeeld van bovenaf wordt geëischt. het BE WANKELE WIBAUT In bet verslag,- dat in ons blad verscheen over het Haarlemsch congres der S.D.A.P. werd de aandacht gevestigd op de buitengewoon slappe houding van dr. Wibaut die den daar verzamelden burgers, boeren en buitenlui mee deelde, dat hij „den eenen dag reformist en den anderen dag revolutionnair" was „naar gelang van de moeilijkheden die zich voordoen. Zoo was het z.i. ook met de Partij". Thans schrijft mr. S. Mok in ,,de Sociaal- Democraat". Uit Wibaut's verklaring moet men wel de konklusie trekken, dat de democratie voor hem geen beginsel ls, maar dat slechts over wegingen van nuttigheid bij hem den door slag geven, wanneer hij tusschen revolutie en democratie moet kiezen. Nu valt dit stand punt in de praktijk nogal mee. Want Wibaut heeft wel gezegd, dat hij den eenen dag ®°n revolutionair is en den anderen reformist, maar de ervaring heeft bewezen, dat zij" re^ formistische dag nogal lang duurt. I" jaren, gedurende welke Wibaut de arbeicer»- klasse van Amsterdam als wethouder zu ve belangrijke diensten heeft bewezen, as^ er van revolutionair optreden zijnerzip s niets te bemerken. Tenzij men moet veronderstellen dat Wibaut zich op het kongves aan woorden spel heeft schuldig gemaakt en e revolutio- naire slechts ziet in het doe a wij ong stellen: principieele wijzis'nsen 'n de eigen domsverhoudingen, te berei en angg wette- lijken democratischen weg- aar, hoe juist de terminologie m.i. ook ls- oan heeft zijn opmerking op die plaats en onder die omstan digheden geen zin ge'ia GODSDIENST en politiek ,,Het Volk" bad een poging gedaan om te bet'oogen, dat bet bij samenstelling van een politieke partij alleen aankomt op de politieke opvattingen niet op de bron, waaruit deze voortvloeien. vDo Ncdorlan-der. antwoordde: BOEKAREST, 9 Mei (W.B.) In het minis terie van buitenlandscha zaken werd vandaag een nieuwe militaire overeenkomst der kleine entente onderteekend door den Roemeenschen minister van buitenlandsche zaken, den Roe meenschen chef van den generalen staf, den Tsjecho-Slowakschen en de Zuid-Slavischen ge zant. Het verdrag moet gelijktijdig ook in Praag en Belgrado onderteekend zijn. een e-en Het pogen zal niet kunnen slagen. Ten eerste is Bet uitgesloten, dat christen zich kan thuis gevoelen in kring, die zijn (jjepgte geestelijke bezit vei- lclaart tot Privaat-zaak; d.i. tot een ginot- held die op het openbare erf niet werkt. Ten tweede is het onjuist, dat bet. in de politiek alleen aankomt op politieke pro grampunten; het komt eerst op politieke be ginselen aan noem als voorbeeld: gezag en vrijheid. Maar hier spreekt de religie haar beslissend woord en dan wel voor den vrij zinnige, den scepticus, den ongelo-ovige. Ten derde brengt de politiek in aanraking met de staatszaak jegens relig e en kerk, moraal en gezin. Evengoed als bijv, met het socialisatie-vraagstuk. En hier gaan de men schen uiteen, niet naar hun politieke partij doch naar hun religieuze overtuiging. Ten vierde is de stelling onhoudbaar, dat men met politieke opvattingen rekenen kan zonder op de bron der politieke overtuigingen te letten. Zou ,.Het Volk" ons inderdaad willen doen gelooven, dat atheïsten en reoht- zinnigen samen één politiek kunnen voeren, als het gaat -ovpr hetgeen de atheist wil. omdat hij atheïst is en de rechtzinnige om dat hij rechtzinnig Is? Ten vijfde is reed's nu het Socialisme vee! meer dan alleen een politieke partij. School en radio, jeugdwerk en c-ultuurarbeid zijn daar en leggen beslag. Laat „Het Volk" eens aan zijn eigen jon geren vragen, wat dezen van de stelling denken, dat niet bet cultuur-streven doch de programpunten, de hoofdzaak vormen! DEVALORISATIE EN MORAAL De „Tijd houdt een enquête over bet al of niet wenschelijke van de in dat blad ver dedigde devalorisatie van den gulden. Zooais te voorzien was, luidt het oordeel nagenoeg unaniem afwijzend, üeterding, waarschijnlijk te zeer onder Engelschen invloed, is vrijwel de eenige opvallende uitzondering tot heden. Op één factor, maar al te vaak uit het oog verloren, vestigt pater mr. dr. J. Beuns s.J. de aandacht. Lang heb ik geaarzeld, of ik deel zou nemen aan de enquête. Ik meen echter den indruk niet te mogen verzwijgen, dien de in leidende artikelen op mij hebben gemaakt. Met stijgende verwondering, merkte ik, dat de moreele zijde van bet probleem geheel werd voorbijgegaan. Maar reeds op het eerste gezicht lijkt het moeilijk verdedig baar om, zonder dat de nood dringt, de regeering tot verlaging van de werkelijke geldswaarde te pressen. Daarom zal een be schouwing, die een voorstel tot devalorisatie van den gulden alleen op zijn economisch en niet tegelijk op zijn moreele waarde onderzoekt, al zeer weinig tot voorlichting van het Katholieke volk kunnen dienen. Het eerste, nog oppervlakkige zedelijke oordeel blijkt echter na dieper onderzoek ook het juiste te zijn. Het is tegen de recht vaardigheid om bepaalde groepen van do bevolking te bevoordeelen ten koste van andere. Welnu dit geschiedt bij een deva lorisatie op een zeer frappante wijze. WaDt allen, die vaste inkomsten hebben,, dus ook alle schuldeiscbers, worden benadeeld daarentegen krijgen al degenen, die Neder- landsch geld schuldig zijn, hetzij aan binnen- landsche, hetzij aan buitenlandsche credi teuren, zonder eenige reden 'n gedeeltelijken kwijtbrief. Engeland mag niet ten voorbeeld worden gesteld, daar wellicht in het feit, dat Engeland geen voldoende goud tot dek king van het pond bezat, een aannemelijke 'reden lag om de goudbasis te veriaten. Voor den Staat, praktisch de grootste schuldenaar, is het voorstel zeer verlokke lijk. Het is echter te hopen, dat de verant- •woordelijke kringen, uit hoofde van zede lijke motieven, de suggestie zullen afwijzen. S. D. A- P- EN MOBILISATIE I Betreffende het initiatief-voorstel der soc. dem. Tweede Kamerfractie om een eventueel mobilisatie-besluit vooraf aa-n de goedkeuring der Kamer te onderwerpen, wijst de heer W. J. van van de Woestijne in „De Sociaal-De mocraat" op twee bezwaren "Wij moigen niet blind zijn voor het ge vaar, dat een procedure als door de fractie voorgesteld wordt, in enkele gevallen het oorlogsgevaar kan verkleinen, maar in an dere een vergrooting ervan zal meebrengen. Het is onjuist en gevaarlijk alleen op bet eerste te wijzen. Bedoeld bovendien als mid del om den invloed van den generalen staf in te perken, zal het waarschijnlijk tot ge- volg "hebben, dat -deze macht toen cam t. - A au de" voorbereidende maatregelen tot 'dFmóff-' lisatie kan zulk een uitbreiding gegeven worden, dat er sprake kan zijn van een ge heime voor-mobilisatie met alle politieke bezwaren daaraan verbonden. Dit wordt ia liet voorstel tot Grondwetsherziening niet alleen niet ondervangen, maar zelfs uitge lokt. Niet bedoe-ld? Goed, maar het gaat hier om de gevolgen. Mijn tweede bezwaar is, dat de macht van h01 Parlement in schijn toeneemt, in werkelijkheid vermindert. Wij mogen niet vergeten, dat het parlement te veel afhanke- jijk zal blijken te zijn van de inlichtingen, qie de regeering verstrekt. Van een waarlijk zelfstandig beslissen zal geen sprake zijn. Zoo wordt het parlement verlaagd tot figu rant. Dit is te erger, omdat de regeering zich gemakkelijk achter het parlement zal kunnen dekken. Dit laatste draagt dan een verantwoordelijkheid, waarvoor het de kracht mist. Laten we ook bij dit ontwerp denken, dat zelfoverschatting bij een parlement ge vaarlijk is voor de democratie. Zelfover schatting. is het. indien een parlement zon- dor of met gebrekkige gegevens zich beter in staat acht een beslissing in de vraag of mobilisatie noodzakelijk is, te nemen da.n de regeering, die door de meerderheid van dat parlement gesteund of geduld wordt. Onder dit opschrift schrijft de „Gids In een op 5 AP"-*1 te Amsterdam gehouden vergadering van nK^rne theologen, zeide rlv Snethlage in 0611 ref°raat over De religie Jan hetBolsjewisme": „Het religieus mo. ment hier uit bereidheid om eiSen en an de'-er leven ter willé van een ideaal 0p te offer00-" Met dezen maatstaf gemeten Wn Jameson aie een inval in Transvaal doet, een duik- bootcommandaut, die een neutraal handels schip „spurlos versenkt" en de Japanners die Sjapei bombardeeren, di«P reI'gieuze fi guren. De religie is op aa1-de nog lang niet uitgestorven. Wel is bet ideaal dat deze menschen na jagen een ander dan dat van dr. Snethlage; het is niet de overwin" ng Vaa een klasse, maar die van -een f den la' houd van het ideaal e' »taar "wt aan. Essentieel is, da re is (des noods) eigen leven en en overvloedig) het leven van ^ren t€1 wiUe va* het ideaal te offeren. Is het een uiting va" o£ van inner lijke slapte wanneer mch zoo zeer door een brutaal gebr"® van Eeweld laat impo- KVERYBQDYS WEEKLY". „Da's 11011 m'n dochtertje Truusie. Ze leert al algebra op schoolToe, zeg nou eris goeden dag aan de juffrouw... op z'n Algebraassh".

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 2