CHAMBERLAIN EN DE BIER
BELASTING.
UIT BIADEh Eli
TIJDSCHRIFTEN
-■ -
GEWELD-AANBIDDING
Een zoet praatje
DINSDAG 10 MEI 1932
OVER RUUSBROEC'S VERBLIJF
TE BRUSSEL
Was hij wel ooit kapelaan van
de Ste Gudule?
WIE WAS BLOEMARDINNE?
'T MET BARS OVER-VERZADIGDE
ENGELAND.
EEN SPECIAAL SYSTEEM.
=33
s/P
DE KLEINE ENTENTE.
Nieuwe militaire overeenkomst.
W.
Van onzen correspondent
Brussel, 23 April 1932
In de geschriften, die naar aanleiding van
de Ruusbroec-herdenking verschenen zijn en
ook op het recente congres „Ons geestelijk
Erf" te Nijmegen, werd aangenomen dat Ruus-
broec nog vicaris te Brussel, daar tegen de
ketterin Bloemardinne is opgetreden. Deze
geheimzinnige figuur wordt thans vaak vereen
zelvigd met een Heiwige Bloemaerts. Zij moet
een zeer machtigen Invloed hebben uitgeoe
fend, vooral onder de hoogere standen. Zij is
blijkens het obituarium van de Ste Gudule
kerk te Brussel, op 24 Augustus 1336 overle
den. Eerst na haar dood, tusschen 1336 en
1343, is Ruusbroec de strijd tegen haar dwa
lingen begonnen.
Wat over Ruusbroec te Brussel en zijn be
strijding van Bloemardinne wordt veronder
steld, berust op hetgeen kanunnik Hendrik
uten Bogaerden ook Pomerius genaamd, hier
over meedeelt. Deze is de man die, in den aan
vang der XVde eeuw, de geschiedenis begon
te schrijven van den oorsprong der priorij van
Groenendael-bij- Brussel, alsmede de biografie
van haar eersten prior, Johannes van Ruus
broec.
In gro~te trekken hebben alle biografen van
Ruusbroec het verhaal van Pomerius over
zijn rol te Brussel en over den oorsprong van
Groenendael overgenomen. Is Pomerius echter
voldoende betrouwbaar? Velen meenen van
■wel en o.a. Dom. H. Lindeman neemt het in
het onlangs verschenen gedenkboek voor hem
op. (Men zie ons avbl. van Zat. 23 Apr. Red.)
Het is echter bekend, dat de Norbertijner ka
nunnik Dr. Placidius Lefèvre, verbonden aan
den dienst van het Algemeen Rijksarchief en
archivaris der Ste Gudulehoofdkerk, van een
andere meening is. Deze beschouwt Pomerius'
werk nu niet bepaald als „evangelie" en kan
maar niet begrijpen hoe men nog altijd bijna
enkel op diens gegevens, heel de historie van
Ruusbroec wil opbouwen. We zijn eens met
den archivaris gaan praten en hieronder volgt
het verslag van ons onderhoud.
Het schijnt, kanunnik, dat U het niet
heelemaal met Pomerius eens is voor wat be
treft diens relaas over het verblijf van Ruus
broec te Brussel?
Wel, ik heb zijn verbaal getoetst aan een
massa documenten (charters, kronyken, ear-
tularia, etc.) uit Brussel en omgeving, vooral
aan de zeer rijke archieven der Ste Gudule-
kerk, het verondersteld tooneel der eerste
apostolische actie van den stichter van Groe
nendael, en dat heeft tot nogal negatteve re
sultaten geleid.
Vertel ons daar wat van.
Welnu, in geen van al deze stukken heb
Ik de bevestiging gevonden van de juistheid
van Pomerius' beweringen omtrent de geboor
teplaats en den leeftijd van Ruusbroec. Er
womden in de XlVde en XVde eeuw verschil
lende Ruusbroec's te Brussel, die hun naam
ontleend hebben aan het stadsgedeelte waar
toen een kleine rivier, de Ruysbroeck, vloeide.
Hun namen komen voor op acten en registers
van de Kapellekerk, de kerk van den H. Jacob-
op-Coudenberg en van de Ste Gudule. Onder
hen bevond zich een „Jan van Ruusbroec de
steenbickelere" en een Johannes van Ruus
broec, die in een charter van 21 September
1347 vernoemd wordt in verband met een in
Ste Gudule opgerlchten eeredlenst. Kon prior
van Ruusbroec niet uit een dezer families af
komstig zijn? Zijn verder verblijf hier ter
etede; zou aldu3 beter verstaanbaar zijn.
Heeft U iets gevonden over Ruusbroec's
aanwezigheid op de school van het kapittel?
Neen. Het kan bovendien in geen geval
dóór geweest zijn, dat hij de diepgaande theo
logische en mystieke wetenschap heeft opge
daan, waarvan zijn werken doordrenkt zijn.
Hij studeerde waarschijnlijk te Parijs of
Keulen, welke centra in dien tijd veel studee-
xende geestelijken uit onze provincies tot zich
trokken.
Is Ruusbroec, zooals Pomerius beweert,
inderdaad kapelaan van Ste Gudule geweest?
Ook dat blijft een vraagteeken. Wij weten
niet. of hij na zijn priesterwijding naar Brus
sel is gekomen, maar in geen enkel der noch
tans menigvuldige documenten uit dien tijd
komt hij voor als lid van de belangrijke cor
poratie der geestelijkheid van Ste Gudule.
Trouwens, waren er toen reeds „Vicarii", dat
wil zeggen plaatsvervangers van kanunniken,
in onze collegiale? Ik vind er geen enkel voor
het einde der XlVde eeuw.
Een kanunnik Jan Hinckaert staat al even
min vermeld als lid van het kapittel der eerste
De balillapresenteert het geweer voor den koning van Italië, toen deze te Flo
rence de Internationale Boekententoonstelling officieel opende.
plaats. Dezelfde Heiwige stichtte in de Ste
Gudule een kapel ter eere van den H. Bartho-
lomeus en in 1324 werd nog onderhandeld over
het verkoopen van zekere goederen ten bate
van haar fondatie. Bij testament vermaakte
zij haar huis, in de naburige Loxumstraat, om
er een hospitaal voor behoeftige vrouwen van
te maken; het bestond reeds in 1356, doch
het werd eerst in 1371 definitief georganiseerd
door den aartsdiaken van het Kamerrijk, Jan
't Serclaes, door de samenwerking van het
kapittel van Ste Gudule. De stichteres werd
toen omschreven als „laudabilis persona et in
Chrlsto devota, domicella Heylwigis quondam
dicta Bloemards, bone memorie".
En haar „ketterijen?"
Ik zocht tevergeefs naar het spoor van
een leerstelligen twist rond haar persoon of
rond de persoon van een andere vrouw uit
dien tijd. Dit ontbreken van documenten hier
omtrent is nog welsprekender, als men weet
dat het kapittel van Ste Gudule een Cerberus
waakzaamheid aan den dag legde. Wij kunnen
werkelijk niet aannemen, dat men in dat mid
den eeuwenlang de nagedachtenis zou in eere
gehouden hebben van een vrouw die als ket
terin zou bekend hebben gestaan en bovendien
zou bestreden zijn geworden door een der ver
onderstelde eigen kapelaans van de hoofdkerk
zelf.
De vereenzelviging Bloemardinne-Helwige
Broemaert moet verworpen worden, niet alleen
wegens het ontbreken van bewijs-materiaal,
maar ook door positieve overwegingen, welke
er zich tegen verzetten. Zoo ook oordeelde
Pater van Mlerlo in 1925. Ik weet niet om
welke reden hij nu van gedachte is veranderd.
Hoe komt, volgens U, Pomerius aan dat
verhaal?
Deze vraag laat ik liever ter oplossing
over aan het vernuft der Pomerius-voorstan-
ders. Enkel weze opgemerkt dat Pomerius be
weert, de geschriften gelezen te hebben van
de vrouw waartegen Ruusbroec zou zijn opge
treden en hij zeide ervan, dat zij op een zooda
nige wijze bedrieglijk waren dat men er,
alleen met de hulp van bovennatuurlijke reve
laties de dwalingen in kon onderscheiden
Tenzij men absoluut zijn oprechtheid zou be
twijfelen, dient er rekening mede te worden
gehouden dat, toen hij de pen voerde, aan een
vrouw toegeschreven geschriften verspreid
werden, die de menschen op een dwaalspoor
konden brengen. Vertrouwd als hij was met
de leer van Ruusbroec, mag men zich afvra
gen, of Pomerius in 's meesters eerder geschre
ven werken niet een blaam zag van verschil
lende tendenzen in die geschriften vervat? Is
het dan uitgesloten dat Pomerius een transpo
sitie zou hebben gemaakt uit de Ideale naar de
werkelijke orde, iets wat wel meer hagiografen
hebben gedaan?
Wat er ook van zij, in de werken van Ruus
broec komt de naam van Bloemardinne geen
enkele maal voor. Wat Pomerius van die ket-
tersche beweging te Brussel vertelt, lijkt mij
verdacht.
Au fond weten wij, volgens U, weinig of
niets met zekerheid omtrent het verblijf van
Ruusbroec te Brussel en diens veronderstelde
bestrijding aldaar der ketterijen?
Over zijn jeugd, zijn verblijf en zijn werk
zaamheid in de hoofdstad en de reden van zijn
vertrek naar het Zoniënbosch, weten wij in
derdaad niets anders dan wat een tot lyrische
expansie aangelegde hagiograaf heeft verteld.
Deze heeft zijn „held" niet gekend en het is
ongeveer honderd jaar na de feiten, dat hij zijn
boek heeft geschreven. Wij weten niet aan
welke bronnen hij zich zou hebben kunnen
documenteeren en zijn objectiviteit komt ons
twijfelachtig voor.
Wat concludeert U?
Dat de documenten van Brussel ons ver
trouwen in zijn methode geschokt hebben. De
Ruusbroec-kenners zouden goed doen zich
voortaan wat minder op de beweringen van
dezen hagiograaf te verlaten en naar meer ge
zaghebbende bronnen uit te kijken. Ik voor
mij ben van oordeel dat, als men voor het
samenstellen van Ruusbroec's leven op het
streng wetenschappelijk terrein wil blijven,
wij ten opzichte van Pomerius de uiterste voor
zichtigheid moeten in acht nemen.
Zoodat volgens U, het z.g. Brusselseh deel
van het leven van den prior van Groenendael,
eigenlijk nog geheel zou moeten geschreven
worden.
Inderdaad!
Londen, Mei 1932.
Mr. Neville Chamberlain heeft de bierbe
lasting niet verminderd met het bedrag, waar
mede zij in de laatste begrooting van lord
Snowden vermeerderd werd. Mr. Neville Cham
berlain heeft niets verminderd, om de eenvou
dige en doeltreffende reden, dat hij het niet
doen kon. Hij had het misschien kunnen doen,
indien deze regeering niet zoo gemengd was,
zoodat rekening gehouden moest worden met
de wenschen van leden, die niet tot de conser
vatieve partij behooren. De coöperatieve veree-
nigingen zouden dan aan dezelfde inkomsten
belastingen onderworpen zijn geworden als an
dere handelsondernemingen, en dan zou mr.
Chamberlain wellicht in staat geweest zijn el
ders den druk een weinig te verlichten.
Zelfs zonder een rechtvaardiger belasting der
fondatie, waarvan wij de volledige samenstel- ?0öI>6raties had hij iets in die richting kunnen
ling gedurende geheel de XlVde eeuw kunnen doelli indien hij niet, door de eene groep te
reconstrueeren. Wij vinden wel den naam van
een capellaan-priester, Jan Hinckaert, zoon
van ridder Gezelmus Hinkaert, van 1296 tot
1335, in acten waarin sprake is van een door
zijn moeder in de Ste Gudule gestichte kapel
van St. Jan den Evangelist. En als deze wer
kelijk dit altaar zou bediend hebben, moet hij
deze taak tusschen 13351337 hebben laten
varen, want vanaf dezen datum werd de kapel
door een ander titularis bediend. Wij kunnen
veronderstellen dat dit de persoon moet zijn,
door Pomerius bedoeld.
En Franco van Coudenberg?
In 1332 vinden wij inderdaad diens be
noeming tot niinderen-kanunnik te Ste Gudule
vermeld, maar in 1339 werd hij ontlast en geen
enkele reden werd voor zijn vertrek opgege
ven. Gesteld dat deze een der personen is, die
met Ruu-sbroec de priorij van Groenendael
heeft opgericht, dan moeten wij Ruusbroec's
besluit, om zich in de eenzaamheid terug te
trekken, rond dezen datum situeeren. (Pome
rius spreekt van 1343).
Pomerius spreekt ook nog over een Godfried
Kerreken. als „tijdgenoot en collega van Ruus
broec in de Ste Gudulekerk", maar deze komt
maar eerst voor op de lijsten van de geestelijk
heid der collegiale kerk vanaf 1362 tot 1402!
Wat Pomerius van hem vertelt schijnt ons
ho gst onwaarschijnlijk.
Wat heeft U over Bloemardinne ontdekt?
Allemaal negatieve dingen. Het verhaal
van Ruusbroec's bestrijding van deze vrouw-
wordt door een enkel der Brusselsche docu
menten bevestigd. Men heeft zich trouwens
al eerder afgevraagd wie deze mysterieuze
vrouw was. Sommigen hebben haar willen
identifieeren met de fameuse Hadewijch, die
echter geen tijdgenoote van Ruusbroec was.
Anderen beweren dat zij niemand anders kan
zijn dan Heiwige Bloemaert, dochter van den
Brusselschen wethouder Willem Bloemaert.
In diplomatieke' acten kan men haar volgen
van 1305 tot 1336, datum van haar overlijden.
In 1316 gaf zij geld voor een eeuwigdurend
jaargetijde in de Ste Gudulekerk. Haar obiit
staat in verschillende doodenboeken der kerk
ingeschreven op 23 Augustus en ver in de
XVIde eeuw had haar jaargetijde nog steeds
ontlasten, de andere groep gegronde redenen
tot ontevredenheid zou hebben gegeven. Verla
ging der inkomstenbelasting zou bijvoorbeeld
onduldbaar geweest zijn, indien niet eerst de
loonen en salarissen van rijksbeambten op het
oude peil gebracht waren. Noch van het een,
noch van het ander, kon voorloopig sprake zijn,
daar het een niet gebeuren kon zonder het
ander.
Ofschoon dit,naarmate de begrootingsdag
naderde, voortdurend duidelijker werd, scheen
de bier-industrie, meenen, dat zij alleen aan
spraak kon maken op verlichting van de inder
daad zware lasten, waaronder zij gebukt gaat.
Aan de Londerache beurs liepen in de aan de
begrooting voorafgaande dagen brouwerij-aan-
deelen vrij scherp op. Het zou interessant zijn
na te gaan, op welke gronden het geloot, dat
juist brouwerijen verlichting zouden krijgen,
berustte. De brouwerijen zijn zwaar getroffen
door de extra-belasting, welke zes maanden ge
leden door lord Snowden opgelegd werd, Van
verschillende cijfers worden gegevens bekend
gemaakt omtrent de noodlottige uitwerking,
welke die belasting gehad heeft. Zeventig dui
zend „barmen" en „barmaids", zouden hun be
trekkingen verloren hebben; twee honderddul
zend mannen en vrouwen, die hun brood ver
dienen In verhand met de brouwerij-industrie,
zouden thans als werkloozen ingeschreven
zijn; in totaal zouden één millioen arbeiders
bij de catastrophe betrokken zijn. Ontelbare
„landlords" zouden van de hand in den tand
leven. Eigenaars van slijterijen, vooral in de
buurt van Londen, zouden hun huren met 20
procent verminderd hebben, omdat anders de
huurders (de herbergiers) hun huren zouden
opgezegd hebben. Aan alle bars zijn de ont
vangsten schrikbarend achteruitgegaan.
Dit alles en veel meer nog schenen aanneme
lijke redenen om te verwachten, dat mr. Cham
berlain de bierbelasting zou verlagen. Hij heeft
het niet gedaan. De brouwers en de beurs dach
ten dat hij het, ondanks alles, wel zou doen,
omdat bier een der grootste machten van En
geland is.
Thans worden alom protestvergaderingen ge.
houden; conservatieve clubs nemen resoluties
aan; conservatieve lagerhuisleden bereiden
een partij-opstand voor. De afgevaardigde van
Canterbury zal een motie indienen, waarin
voorgesteld wordt, dat de bierbelasting vermin
derd wordt met het volle bedrag van 31 s., dat
er in October opgelegd werd.
Indien de bier-industrie thans zwaar ge
troffen is, dan kan men hier tegenover stel
len, dat zij jaren lang gefloreerd heeft, terwijl
bijna alle andere industrieën zwaar getroffen
waren. Wij hebben de verschillende cijfers en
gegevens onder het strengste voorbehoud te
aanvaarden, maar onverschillig of zij juist zijn
of niet hebben wij in aanmerking te nemen
dat het verminderde gebruik van bier in ieder
geval voor een deel het gevolg is, niet van den
hoogeren prijs, maar van de geringere koop
kracht. De verhoogde belastingen, de alge-
meene depressie konden onmogelijk zonder uit
werking blijven op het gebruik van genotmid
delen.
Hierbij komt een andere factor. Het aantal
public houses in geheel Engeland, maar vooral
in Londen en zijn omgeving, is buitensporig
groot. Men denlce niet aan kleine „slijterijen en
„kroegjes", zooals men ze in andere landen,
vooral in Frankrijk (débits) vindt. Elk dier
public houses is een groot gebouw met ver
scheiden bars. Voorsteden met tien of twintig
duizend inwoners tellen een half dozijn van die
drank-paleizen, waarvan vele in hun'soort mees
terstukken van architectuur zijn. Zij werden
opgericht in de vele jaren van voorspoed, toen
de Engelschman zijn geld bij scheppen uitgaf.
Zij trokken de massa's van alle klassen aan in
de minder goede jaren, die volgden. Duitsch-
land Is het Pierland bij uitnemendheid, en toch
is zelfs daar de bierdrinkerij nooit zoo geraffi
neerd georganiseerd geweest als in Engeland.
De public houses waren iederen Zaterdag- en
Zondagavond een openbaar schandaal door de
lange rijen van kinderen, die buiten stonden
te wachten, terwij] de ouders voor de toonbank
stonden te drinken. Want dit is het geraffi
neerde in de organisatie. De public houses zijn
vooral ingericht op drinken aan de toonbank
of ,,bar". Zij zijn niet, gelijk de café's bijv. in
Nederland, berekend op gezelligheid, opge
luisterd door een glas bier, doch uitsluitend op
drinken. Aan een bar van bescheiden afmetin
gen konden aldus op een avond meer glazen
bier gesleten worden dan in menig groot Mün-
ohene-rbierhuis.
Door het. land met hun bierhuizen te be
sprenkelen, hebben de brouwers in de goede
jaren een vraag naar bier geschapen, die waar
schijnlijk grooter is dan die in Duitschland. Zij
waren fabrikanten en slijters tegelijkerijd. Zij
hebben het volk buitensporig laten drinken, en
hebben dit kunnen doen door hun public hou
ses op een buitensporig verbruik in te richten
Niets is natuurlijker dan dat thans, nu een ieder
tot spaarzaamheid gedwongen is, het aantal
public bars veel te groot is in verhouding tot
de bevolking. Zij waren berekend op een na
tionalen voorspoed, die in bier moest worden
omgezet; nu een nationale crisis heerscht, kan
het niet anders of de bierorganisatie van Enge
land wankelt op haar fundamenten. Er waren
veel te veel menschen aangesteld in bars, want
het aantal bars was veel te groot. Het aantal
werkloozen moet dus zeer aanzienlijk zijn. Maar
het zijn niet de bars en de brouwerijen, die de
eerste aanspraken hebben op tegemoetkoming,
hoewel het mij niet zou verwonderen, indien
zij, dank zij de machtige invloeden die achter'
haar staan, voldoening krijgen vóór eenige an
dere groep,
SUIKER, RIET EN INDUSTRIE
Stelt men de vraag waar het vaderland van
het suikerriet Is te zoeken, dan ligt het voor
de hand dit op de eerste plaats te zoeken in
het middelpunt van het verspreidingsgebied.
Dit nu is Ben-galen en zoowel op historische,
j taalkundige als botanische gronden valt voor
I Bengalen, als vaderland, volgens de des-
kundigen, het meeste te zeggen.
Evenals de oor-sprong van de cultuur van
het suikerriet schijnt ook die van de kunst er
suiker uit te berei-den in de streek tusschen
Vóór- en Achter-Indië te moeten worden ge
zocht. Deze is dus niet van Chineeschen oor.
sprong, zooals wel beweerd wordt.
Bengalen heeft door zijn suikerrijkdom den
naam van „Gaura", d.i. „land van de suiker
gedragen; in het zuiden van Radjamahal vindt
men de ruïnen van de oude hoofdstad Goer,
de suikerstad, De eerste berichten over sui
kerriet zijn door de Grieken in Europa geko
men en wel voornamelijk door den beroemden
veldtocht van Alexander den Groote (37 v.
Chr.) naar Azië. Zijn veldheeren Nearchos en
Onesikritos vermelden, dat in Indië „een soort
riet honing levert zonder hulp van bijen"! Ook
Negasthene-s, die ongeveer 300 v. Chr. dikwijls
als gezant in Indië kwam, spreekt er van in
zijn boeken over Indië.
Later werd de suikeT ook bij de Romeinen
bekend, doch meer algemeen eerst door' de
Kruistochten. Zij moet in dien tijd door het
kostbare transport een duur luxe-artikel zijn
geweest. Het heet, dat omstreeks 1000 v. Chr,
suiker als handelswaar te Venetië werd inge
voerd. De Arabieren leerden het pas na het
optreden, van Mohammed (570632) door hun
veldt<jplit naar Perzië (638—640) kennen. Zij
noemden het „Perzisch riet" en werden de ver-
bre'l-ders van het suikerriet in Egypte, Marokko
en voerden het in 827 ook op Sicilië in.
Het vinden van den zeeweg naar Oost-Indië
in 1498 en het daardoor ontstane handelsver
keer tusschen Indië en Europa is ook voor de
suiker van groote beteekenis geweest. In plaats
van het karavanen verkeer met de Arabische
havens, vanwaar de aangevoerde producten
weer naar Europa gebracht werden, -hoofd
zakelijk over, Venetië, ontstond de Oost-Indische
zeehandel. Langzamerhand ging toen in
Aziatisch Turkije en Egypte, ten deele door
slecht beheer van de Turksohe overheerschers
en verder in Zuid-Europa en Noord-Afrika de
suikerindustrie achteruit.
De ontdekking van Amerika was natuur
lijk ook van groote beteekenis voor de suiker
industrie; Columbus nam op zijn tweede tocht
(1493) suikerriet van de Canarische eilanden
naar San Domingo mede. Dit is in dien tijd
echter geen blijvende cultuur geworden. Eerst
omstreeks 1515 leverde het eiland Canaria aan
San Domingo stekken welke den oorsprong
vormden van het plamtenmateriaal voor de
suike-rriet-aanplantingen vooral op de West-
Indische eilanden.
In 1520 kwam ihet sulkkerriet van San Do
mingo naar Cuba en Mexico. Omstreeks 1530
werd het direct van Madeira naar Brazilië over
gebracht en zijn het hier vooral de Portugee-
zen en Spanjaarden geweee-t die het riet en de
suiker bekend deden worden. In betrekkelijk
korten tijd werd de suikerindustrie in Ame
rika van beteekenis, ook voor de wereldmarkt.
In plaats van de landen om de Middellandsche
Zee werden -d.us Oos-t- en West-India de uit-
Voerienden van de suiker.
Eerst zijn -het vooral Portugeeae-n, latex Hol
landers ënn og later Engelschen die de suiker
voor de Europeesclie markt gaan halen. Vooral
door toedoen van Hollanders, uit Brazilië over
gekomen, doch ook door Engelschen en Fran-
schen, ontwikkelde zie-h in het midden der 17e
eeuw de rietsuiker-industrie in West-In-dië. In
Suriname kreeg de suiker-industrie eerst tegen
het midden der 18e eeuw beteekenis omstreeks
welken tijd zij eveneens in Japan werd inge
voerd, alwaar zij echter niet tot groote ont
wikkeling kwam.
In het begin van de 19e eeuw kreeg de riet
suiker een geduchte concurrent aan de biet
suiker. Reeds in 1747 bad Marggraf, een
apotheker te Berlijn, aangetoond, da-t uit beet
wortelen suiker kon worden gemaakt. Zijne
onderzoekingen leverden echter nog niet het
resultaat op, dat er een fabriekmatige bereiding
van suiker uit bieten door kon worden gevolgd
In het laatst van de 18e eeuw werden nieuwe
onderzoekingen ingesteld, door Achard, wien
bet nu gelukte op zijn boerderij in Sile-zië,
suiker in het groot te maken, die.hij in 1799
aan Friedrich Willem III ten geschenke gaf.
Zonder het Continentale Stelsel zouden ech
ter ook deze proeven nog niet veel practisch
resultaat hebben opgeleverd. Dit stelsel echter
veroorzaakte een sterke stijging der prijzen
van de Koloniale producten, dus ook van de
rietsuiker Na-poleon I trachtte ook de nieuwe
industrie uit te breiden en aan de scheikun
digen Barruel en Aimard- gaf hij de opdracht,
de beste methode te zoeken, waarop met voor
deel suiker uit bieten ko-n worden gefabriceerd.
Niettegenstaande de fabrlcatle-kosten aan
vankelijk buitensporig hoog waren, ontstond
door de practische onmogelijkheid om koloniqle
suiker in t6 voeren en door groote protectie,
waaronder het vrijstellen der bietsuiker van
alle belasting, spoedig een groot aantal fabrie
ken.
Toen de koloniale suiker echter weer vrij
kon worden ingevoerd bleef van deze kunst
matig opgedreven industrie spoedig niet veel
ineer - over. Zonder groote bescherming was
concurrentie met rietsuiker in die tijden n-og
niet mogelijk. Een jaar of 10 na den val van
Napoleon, toen de Koloniale suiker met een
hoog invoerrecht werd belast, begon de biet
suiker-industrie echter het hoofd weer op te
steken en toen langzamerhand door verbetering
bij de cultuur en de verwerking der bieten, de
productiekosten van de bietsuiker steeds lager
werden, terwijl de bescherming der nieuwe
industrie toenam, ontstond een steeds ernsti
ger wordende concurrentie. De productie van
bietsuiker heeft reeds tien-tallen jaren die van
rietsuiker belangrijk overtroffen.
Dat beide industrieën reeds geruimen tijd
een ernstige crisis doormaken, daarover be
hoeft fiier niet uitgeweid te worden.
'A2
LWVft
VAN BOVEN AF
Onder dit opschrift lezen we in de
gen"
.Mor
in het debat van het wetsontwerp tot
dekking van bet verlies de-r Nederlandsche
Bank zijn Donderdag 1.1. door dr. Bierema
eenige opmerkingen gemaakt, welke door
de pers verdienen ondersteund te worden.
Met groote openhartigheid en vrijmoedig
heid heeft deze liberale afgevaardigde aan
merking gemaakt op de inderdaad behoor
lijke proporties te buit-en gaande bezoldi
ging van den directeur der Nederlandsche
Bank. Dr. Bierema herinnerde er aan, dat
eenige jaren geleden, in 1925, een regeling
was getroffen, volgens welke elk dezer
directeuren aan salaris en tantième een
bedrag gegarandeerd werd van 60.000 per
jaar. Dat wil dus zeggen, dat zelfs in jaren,
waarin de Bank met verlies zou werken,
dit bedrag' aan de directeuren zou worden
uitgekeerd. Hoe het wordt in jaren, welke
groote winstcijfers aanwezen, toonde dr.
Bierema aan in dezen alleszeggenden vorm:
dat in zulke jaren elke directeur der Ne
derlandsche Bank meer slaris en tantième
had genoten, dan alle Ministers der kroon
tezamen. Aangezien een Minister 16.000
inkomen heeft, en er 9 Ministers zijn, Is
het gemakkelijk te berekenen, wat in zulke
jaren de heeren bankdirecteuren „genoten".
Men tracht het wel eens voor te stellen,
dat zulke inkomens noodzakelijk zijn. om
zich eerste-klas mannen te verzekeren. Dr.
Bierema verwees echter naar het feit, dat
de ééne Dirpcteur der Zwitsersche Natio
nale Bank slechts 17.000 heeft; en dit
feit werd des te welsprekender, omdat de
spreker er kort tevoren aan herinnerd had,
dat deze directeur de door alle sprekers
als een ernstige tekortkoming gekwalifi
ceerde fout had weten te vermijden, welke
onze circulatiebank het geweldige verlies
van hare fondsen had bezorgd. Het is overi
gens voldoende bekend, dat er in de moei
lijkste positie bescheiden bezoldigde hooge
ambtenaren staan, die hunne moeilijke taak
met groote bekwaamheid en groote toewij
ding vervullen. De eerste dienaren der
Kroon zelve, wier taak toch zeker niet min
der belangrijk is, dan die van Directeur der
Circulatiebank, genieten slechts het boven
genoemde, voor zulk een positie bescheiden
inkomen. Er is dan ook geen sprake van,
dat met salarissen en tantième als tol nu
toe de Directeuren der Nederlandsche Baak
genoten, eenig landsbelang zou zijn gemoeid.
Integendeel: bet landsbelang eischt in deze
omstandigheden, gebiedend, dat op dezO
salarieering en tantièmeregeling in zeer be
langrijke mate zal worden bezuinigd.
Dr. Bierema herinnerde er aan, dat aan
breede categorieën van ons vlok zware
lasten worden opgelegd en dat dus terecht
bij he-t aanbrengen van bezuinigingen
voorbeeld van bovenaf wordt geëischt.
het
BE WANKELE WIBAUT
In bet verslag,- dat in ons blad verscheen
over het Haarlemsch congres der S.D.A.P. werd
de aandacht gevestigd op de buitengewoon
slappe houding van dr. Wibaut die den daar
verzamelden burgers, boeren en buitenlui mee
deelde, dat hij „den eenen dag reformist en den
anderen dag revolutionnair" was „naar gelang
van de moeilijkheden die zich voordoen. Zoo
was het z.i. ook met de Partij".
Thans schrijft mr. S. Mok in ,,de Sociaal-
Democraat".
Uit Wibaut's verklaring moet men wel de
konklusie trekken, dat de democratie voor
hem geen beginsel ls, maar dat slechts over
wegingen van nuttigheid bij hem den door
slag geven, wanneer hij tusschen revolutie
en democratie moet kiezen. Nu valt dit stand
punt in de praktijk nogal mee. Want Wibaut
heeft wel gezegd, dat hij den eenen dag ®°n
revolutionair is en den anderen reformist,
maar de ervaring heeft bewezen, dat zij" re^
formistische dag nogal lang duurt. I"
jaren, gedurende welke Wibaut de arbeicer»-
klasse van Amsterdam als wethouder zu ve
belangrijke diensten heeft bewezen, as^ er
van revolutionair optreden zijnerzip s niets
te bemerken. Tenzij men moet veronderstellen
dat Wibaut zich op het kongves aan woorden
spel heeft schuldig gemaakt en e revolutio-
naire slechts ziet in het doe a wij ong
stellen: principieele wijzis'nsen 'n de eigen
domsverhoudingen, te berei en angg wette-
lijken democratischen weg- aar, hoe juist
de terminologie m.i. ook ls- oan heeft zijn
opmerking op die plaats en onder die omstan
digheden geen zin ge'ia
GODSDIENST en politiek
,,Het Volk" bad een poging gedaan om te
bet'oogen, dat bet bij samenstelling van een
politieke partij alleen aankomt op de politieke
opvattingen niet op de bron, waaruit deze
voortvloeien.
vDo Ncdorlan-der. antwoordde:
BOEKAREST, 9 Mei (W.B.) In het minis
terie van buitenlandscha zaken werd vandaag
een nieuwe militaire overeenkomst der kleine
entente onderteekend door den Roemeenschen
minister van buitenlandsche zaken, den Roe
meenschen chef van den generalen staf, den
Tsjecho-Slowakschen en de Zuid-Slavischen ge
zant.
Het verdrag moet gelijktijdig ook in Praag
en Belgrado onderteekend zijn.
een
e-en
Het pogen zal niet kunnen slagen.
Ten eerste is Bet uitgesloten, dat
christen zich kan thuis gevoelen in
kring, die zijn (jjepgte geestelijke bezit vei-
lclaart tot Privaat-zaak; d.i. tot een ginot-
held die op het openbare erf niet werkt.
Ten tweede is het onjuist, dat bet. in de
politiek alleen aankomt op politieke pro
grampunten; het komt eerst op politieke be
ginselen aan noem als voorbeeld: gezag
en vrijheid. Maar hier spreekt de religie haar
beslissend woord en dan wel voor den vrij
zinnige, den scepticus, den ongelo-ovige.
Ten derde brengt de politiek in aanraking
met de staatszaak jegens relig e en kerk,
moraal en gezin. Evengoed als bijv, met het
socialisatie-vraagstuk. En hier gaan de men
schen uiteen, niet naar hun politieke partij
doch naar hun religieuze overtuiging.
Ten vierde is de stelling onhoudbaar, dat
men met politieke opvattingen rekenen kan
zonder op de bron der politieke overtuigingen
te letten. Zou ,.Het Volk" ons inderdaad
willen doen gelooven, dat atheïsten en reoht-
zinnigen samen één politiek kunnen voeren,
als het gaat -ovpr hetgeen de atheist wil.
omdat hij atheïst is en de rechtzinnige om
dat hij rechtzinnig Is?
Ten vijfde is reed's nu het Socialisme vee!
meer dan alleen een politieke partij. School
en radio, jeugdwerk en c-ultuurarbeid zijn
daar en leggen beslag.
Laat „Het Volk" eens aan zijn eigen jon
geren vragen, wat dezen van de stelling
denken, dat niet bet cultuur-streven doch
de programpunten, de hoofdzaak vormen!
DEVALORISATIE EN MORAAL
De „Tijd houdt een enquête over bet al of
niet wenschelijke van de in dat blad ver
dedigde devalorisatie van den gulden. Zooais
te voorzien was, luidt het oordeel nagenoeg
unaniem
afwijzend, üeterding, waarschijnlijk
te zeer onder Engelschen invloed, is vrijwel
de eenige opvallende uitzondering tot heden.
Op één factor, maar al te vaak uit het oog
verloren, vestigt pater mr. dr. J. Beuns s.J.
de aandacht.
Lang heb ik geaarzeld, of ik deel zou
nemen aan de enquête. Ik meen echter den
indruk niet te mogen verzwijgen, dien de in
leidende artikelen op mij hebben gemaakt.
Met stijgende verwondering, merkte ik, dat
de moreele zijde van bet probleem geheel
werd voorbijgegaan. Maar reeds op het
eerste gezicht lijkt het moeilijk verdedig
baar om, zonder dat de nood dringt, de
regeering tot verlaging van de werkelijke
geldswaarde te pressen. Daarom zal een be
schouwing, die een voorstel tot devalorisatie
van den gulden alleen op zijn economisch
en niet tegelijk op zijn moreele waarde
onderzoekt, al zeer weinig tot voorlichting
van het Katholieke volk kunnen dienen.
Het eerste, nog oppervlakkige zedelijke
oordeel blijkt echter na dieper onderzoek
ook het juiste te zijn. Het is tegen de recht
vaardigheid om bepaalde groepen van do
bevolking te bevoordeelen ten koste van
andere. Welnu dit geschiedt bij een deva
lorisatie op een zeer frappante wijze. WaDt
allen, die vaste inkomsten hebben,, dus ook
alle schuldeiscbers, worden benadeeld
daarentegen krijgen al degenen, die Neder-
landsch geld schuldig zijn, hetzij aan binnen-
landsche, hetzij aan buitenlandsche credi
teuren, zonder eenige reden 'n gedeeltelijken
kwijtbrief. Engeland mag niet ten voorbeeld
worden gesteld, daar wellicht in het feit,
dat Engeland geen voldoende goud tot dek
king van het pond bezat, een aannemelijke
'reden lag om de goudbasis te veriaten.
Voor den Staat, praktisch de grootste
schuldenaar, is het voorstel zeer verlokke
lijk. Het is echter te hopen, dat de verant-
•woordelijke kringen, uit hoofde van zede
lijke motieven, de suggestie zullen afwijzen.
S. D. A- P- EN MOBILISATIE I
Betreffende het initiatief-voorstel der soc.
dem. Tweede Kamerfractie om een eventueel
mobilisatie-besluit vooraf aa-n de goedkeuring
der Kamer te onderwerpen, wijst de heer W.
J. van van de Woestijne in „De Sociaal-De
mocraat" op twee bezwaren
"Wij moigen niet blind zijn voor het ge
vaar, dat een procedure als door de fractie
voorgesteld wordt, in enkele gevallen het
oorlogsgevaar kan verkleinen, maar in an
dere een vergrooting ervan zal meebrengen.
Het is onjuist en gevaarlijk alleen op bet
eerste te wijzen. Bedoeld bovendien als mid
del om den invloed van den generalen staf
in te perken, zal het waarschijnlijk tot ge-
volg "hebben, dat -deze macht toen cam t. - A au
de" voorbereidende maatregelen tot 'dFmóff-'
lisatie kan zulk een uitbreiding gegeven
worden, dat er sprake kan zijn van een ge
heime voor-mobilisatie met alle politieke
bezwaren daaraan verbonden. Dit wordt ia
liet voorstel tot Grondwetsherziening niet
alleen niet ondervangen, maar zelfs uitge
lokt. Niet bedoe-ld? Goed, maar het gaat hier
om de gevolgen.
Mijn tweede bezwaar is, dat de macht
van h01 Parlement in schijn toeneemt, in
werkelijkheid vermindert. Wij mogen niet
vergeten, dat het parlement te veel afhanke-
jijk zal blijken te zijn van de inlichtingen,
qie de regeering verstrekt. Van een waarlijk
zelfstandig beslissen zal geen sprake zijn.
Zoo wordt het parlement verlaagd tot figu
rant. Dit is te erger, omdat de regeering
zich gemakkelijk achter het parlement zal
kunnen dekken. Dit laatste draagt dan een
verantwoordelijkheid, waarvoor het de kracht
mist. Laten we ook bij dit ontwerp denken,
dat zelfoverschatting bij een parlement ge
vaarlijk is voor de democratie. Zelfover
schatting. is het. indien een parlement zon-
dor of met gebrekkige gegevens zich beter
in staat acht een beslissing in de vraag of
mobilisatie noodzakelijk is, te nemen da.n de
regeering, die door de meerderheid van dat
parlement gesteund of geduld wordt.
Onder dit opschrift schrijft de „Gids
In een op 5 AP"-*1 te Amsterdam gehouden
vergadering van nK^rne theologen, zeide
rlv Snethlage in 0611 ref°raat over De religie
Jan hetBolsjewisme": „Het religieus mo.
ment hier uit bereidheid om eiSen
en an de'-er leven ter willé van een ideaal 0p
te offer00-"
Met dezen maatstaf gemeten Wn Jameson
aie een inval in Transvaal doet, een duik-
bootcommandaut, die een neutraal handels
schip „spurlos versenkt" en de Japanners
die Sjapei bombardeeren, di«P reI'gieuze fi
guren. De religie is op aa1-de nog lang niet
uitgestorven.
Wel is bet ideaal dat deze menschen na
jagen een ander dan dat van dr. Snethlage;
het is niet de overwin" ng Vaa een klasse,
maar die van -een f den la'
houd van het ideaal e' »taar "wt
aan. Essentieel is, da re is (des
noods) eigen leven en en overvloedig)
het leven van ^ren t€1 wiUe va* het
ideaal te offeren.
Is het een uiting va" o£ van inner
lijke slapte wanneer mch zoo zeer door
een brutaal gebr"® van Eeweld laat impo-
KVERYBQDYS WEEKLY".
„Da's 11011 m'n dochtertje Truusie. Ze
leert al algebra op schoolToe, zeg
nou eris goeden dag aan de juffrouw...
op z'n Algebraassh".