I TWEEDE KAMER EN ONGEVALLENWET. wEm PINKSTERZEGEN. Z. H. EXC. MGR. C. VAN DE VEN t. STRESEMANNS LOCARNO- POLITIEK. Vit de nagelaten geschriften van den grooten staatsman. DONDERDAG 12 MEI 1932 MET AFTREDE de ECONOMISCHE BAAD BINNEN. Twee moties. n. DE HEMELSCHE GEESTEN IN HET PINKSTERSPEL. EEN HEILIG PRIESTER EN TROUW VADERLANDER OVERLEDEN. PRINS GALITZIN". a. De Bewaarengelen. b. De Seraphs en Cherubs. DE PACIFICATIE-POLITIEK. De strijd om de bezettinSstl0ePen. Samenkomst Briand-Stresemann. De groote tegenstellingen. Drie jaar minister van bui tenlandsche zaken. EEN ZAAK, DIE MONDELING MOEILIJK TE BEHANDELEN IS Minister Verschuur ja, de lezer zal zich ér aaa moeten wennen diens naam den eerst- volgenden tijd bijna voortdurend te zien, daar zijn reusachtig departement dezen bewinds man wel dwingt de Tweede Kamer zoo onge veer als zijn Thabor te beschouwen heeft zijn wetsontwerp tot Instelling van den Eco- nomischen Raad in veilige haven gekregen. De wet zal Vrijdag wel mot overgroots meer derheid zoo niet zonder hoofdelijke stemming worden aangenomen. Het voornaamste succes is behaald door ba ron van Voorst tot Voorat, die zijn- amende ment zag aangenomen, dat den Landbouwraad °n^6r i«e ."erk®hde" colleges kan brengen. De Minister schoof een groote tasch met stukken op zij en maakte zich gereed van de economische naar de sociale sfeer van zijn de partement over te stappen. Want er volgde een discussie, welke beschouwd kon worden als verlengstuk op de schriftelijk© gedachte wisseling bij de laatste begrooting van Arbeid gevoerd over de toepassing der Ongevallenwet- 1921. Het Kamerlid W. Drop voegde toen immers bij bet Voorloopig Verslag een nota, nelke de Minister afzonderlijk beantwoordde. Aan deze nota, die begin November 1931 werd ^Pubiiceerd, was op 1 Maart 1931 een motie ^»°rafgegaan, in welke de heer Drop en zijn iacti9 als hun meening uitspraken „dat de en ernstige klachten over de toepassing Vah hoofdstuk III der Ongevallenwet (van den PPivang der schadeloosstellingen en de bere keningen daarvan) een herziening van dat hoofdstuk gewenschit maken". Het was deze motie, welke nu in behande- ]l'ng kwam en welke de heer Drop adstrueerde biet de argumenten uit zijn nota. Volgens den soc. dein. afgevaardigde is de Uitvoering dei- Ongevallenwet te verzekering-technisch; zij let meer op de kosten dan op de belangen der invalide®. De arbeiders worden te veel naar medische en te weinig naar sociale eischen ge keurd. Zoodoende wordt hun dikwijls een onbillijk berekend arbeidsgeschiktheidspercen- tag© toegekend na ongevallen. Naast deze verkeerde medische theorie bij d0 diagnoses komt dan nog een overheersching ^a® dit medisch element over het sociale bij de rechtsspraak. Deze laatste, aldus de heer P' helpt het door de medici gesteunde be stuur der rijksverzekeringsbank en dit college onttrekt zich weer aan polemiek. De Minister heeft deze bezwaren vroeger reeds zóódanig schriftelijk beantwoord, dat de heer Drop er eenigszins ontstemd over bleek. Van zijn kant toomde de Minister gistermiddag al door eenige interrupties dat hij niet van plan was zijn vroeger betoog ook maar in 't minst te herroepen. Z.Exc. zal dit zeker niet doen, nu de heer Drop zijn bovengeciteerde motie nog uitgebreid heeft en nu een onder zoek wil over de vraag of de uitvoering der Ongevallenwet in overeenstemming is met het sociaal doel en de sociale strekking van de wet. Het Katholieke Kamerlid Kuiper, die zelf blijvend slachtoffer van een bedrijfsongeval is en gewoonlijk nauwkeurig spreekt over de practijk der geheele arbeidswetgeving, scheen ook niet geheel tevreden. Hij wees op het ge publiceerde onderzoek van het Katholiek Werkliedenverbond en meende, dat de uitvoe- ring der Ongevallenwet inderdaad niet meer staat op de hoogte van den allerjongsten tijd, die fundamenteele wijzigingen bracht in het bedrijfsleven. Kuiper, die uitgaat van de stel- Lng, dat de wet beoogt schade bij bedrijfs- overval ontstaan te verzekeren en geen tege moetkoming (is dit wel geheel juist?), meent, dat de toegekend© rente de werkelijke schade moet dekken en niet slechts de door medici technisch geconstateerde schade. De normen Voor deze schadeloosstelling zijn de mate der verminderde arbertdsgesehiktheid en de ver minderde mogelijkheid om de overblijvende arbeidskracht weer op passende wijze produc tief te maken. De toekenningsmethode moet dus meer worden geïndividualiseerd en daar bij dient dan rekening gehouden met de hui dige bedrijffitechniek, die hoogare eischen stelt, en de werkloosheidscrisis, die het aan den slag raken van invalieden veel moeilijker maakt. De katholieke afgevaardigde kwam met een nóg ruimer motie dan de heer Drop, want eerstgenoemde vraagt de Regeering grondig te onderzoeken of de toepassing^ van de On gevallenwet geen grondige wijziging behoeft en in verband daarmee ook niet de aanslui tende wet op de Rijksverzekeringsbank en de Beroepswet herzien moeten worden. De motie-Kuiper plaatst dus de heele invali- diteitskwestie op de helling. Zij heeft het vooi- deel dat nu de heele zaak door een veelzijdig saamgestelde commissie kan worden bezien. Deze kan althans rustig haar studie-tijd ne men, want er is wel geen denken aan, dat binnen afzienbaren tijd meer geld aan de uit voering van onze oudste sociale wet kan wor den besteed. Misschien echter kan, met het oog op de nu heerschemd© algemeene werk loosheid, welke velen nog niet zoo spoedig ge ëindigd zien, het tweede lid worden gewijz1? van art. 18 der Ongevallenwet 1921, dat lui „Bij de vaststelling van de °'nS'es,cI;li.k,t(^ele!hcnl arbeid wordt, zooveel doenlijk, rekening S® de.n met de door deze (uit een voortgekomen) arbeidsongeschiktnei zaakte verminderde gelegenheid „nnr de krachten en krijgen van arbeid die vo£ SmTS ^op zün opleiding en vroeger beroep hem in billijkheid kan worden opge- dlNue siiijnf de Heer Drop teveel uit het oog te verliezen, dat de Ongevallenwet slechts schadeloosstelling verleent voor de arbeids- onigeechikt'heid, welke geacht ka® worden het gevolg Et»®-! Omgeven door een sterk ruiter-escorte begint Lebrun, na zijn verkiezing tot presi dent, zijn entree triomphale in Parijs rui; dat van een bedrijfsongeval te zijn, en niet voor on£®scMkit)heiid, welke na een ongeval aanwezig is. De schadeloosstelling blijft dus binnen het kader door de wet be paald en vanzelfsprekend spelen medische adviezen hier een groote rol. De heer Snoeck Hemkeraans heeft in een zeer goed speechje zijn collega Drop bezwo ren toch zeer voorziohttig te zijn met het col- porteeren van klachten over de uitvoe- der wet. En hij herinnerd© eraan, toen een missie-Duys in 1916 klagers opriep, geen enkele ontevredene zich vertoon de. ofschoon reds- en vacatiegeld was toege- Met den heer Smeenk gelooven wij, dat zeker groote voorzichtigheid moet worden betracht ten aanzien van de administratieve rechtspraak. Niemand kan ook maar een ooge®: blik twijfelen aan de correctheid, waarmee rechters als vair. Beumer hun uitspraak zullen doen. En het schijnt ons even gevaarlijk in de Kamer, arresten te bespreken als medische attesten. Dit kan nooiit een belang der te be rechten zijn. De Minister beeft ©r al op gewezen, dat de heele aaak zeer moeilijk mondeling te be- behan,delen is. Z.Exc. herinnerde eraan, dat im ons land nooit zuilk 'n c rit lek op de uitvoering der sociale wetten was gehoord als h.v. in Duitsöhland. Niet, dat er daarom bij ons niets te verbeteren zon zijn, maar men moet toch in de practijk der sociale wetgeving zijn geweest om de betrekkelijke tevredenheid te begrijpen en 'e heeren Drop's overdrijvingen in te zien. De Minister vroeg en verkreeg ver lof zijn rede te onderbreken. Oirschot over De onbekende Rug van Wacker's valsche van Gogh's gevonden? De B. Z. am Mittag meldt, dat de politie te Toulouse een opllchtersbende van vijf leden heeft gearresteerd, wier aanvoerder zich voor graaf Alexander Ludingshausen aiia3 prine Qa- litzin uitgaf. De commissaris te Toulouse ge looft, dat deze zwendelaar de „onbekende Rus" uit het proces tegen Woeker te Berijjn la. Hjj moest bij zijn verhoor onmiddellijk toegeVen een valsche Greco naar Parijs te hebben verkocht. De Berlijnsche recherche zal nader ngeiicbt worden. De voorzitter van de Berlijnsche rechtbank heeft in het proces tegen Wacker tweemaa en naam van Prins Galitzin genoemd. Mgr. C. v. d. Ven, bisschop van Alexandria (V.S.) wiens overlijden gisteren gemeld werd, werd 16 Juni 1865 te geboren en in het groote land den Oceaan, waarheen hij reeds in 1890 ver trok, zijn zijn vaderland, 't Bossche diocees, en vooral zijn geboorteplaats hem steeds dierbaar gebleven. Zoo dierbaar, dat Mgr. het zilveren jubilé van zijn bisschopsbenoeming in 1929 in zijn stille geboorteplaats wilde herdenken. De overleden bisschop studeerde aan de Seminaries van het bisdom den Bosch en de faam van zijn ongewoon groote gaven als stu dent, leeft nog voort op het seminarie Beek vliet. Ook reeds als student op het groot-semma- die te Haaren gold Mgr. van de Ven ondei zijn collega's als een philosophise!) en theologisch gezag en als geleerde genoot hij in Amerika een groot vertrouwen. Tijdens zijn laatsten overtocht naar zijn vaderland werd hij ver rast met de promotie tot eere-doctor in de letteren van de Katholieke universiteit van Pittsburg. Maar niet alleen om zijn intellectueele gaven genoot Mgr. van de Ven reeds als student m hooge mate de achting zijner collega's, maar ook om zijn karakter was hij al spoedig nopu- lair, -beter gezegd misschien, werd hijin den vollen zin van het woord gerespecteerd. En ieder, die weet, hoe scherp vaak de blik is van de studeerende jeugd èn op haar leiders èn op haar collega's zal hierin zien een buitengewoon reëel© waardeering van een goed en groot karakter. Geen wonder dan ook dat Mgr. van de Ven in zijn eigen diocees werd geëerd niet alleen, maar ook bemind. Mgr. Godschalk wijdde 31 Mei 1890 den veel- belovenden leviet tot priester in de Kathedraal van St Jan maar moest het wellicht met heele oogen aanzien, hoe Mgr. Janssens den beste van de nieuw gewijden met nog drie anderen voor zijn diocees New-Orleans wist te winnen. De zielenijver van Mgr. van de Ven volgde daarbij ee-n voorbeeld, levend in eigen familie. Zijn heeroom, C. Roche, was reeds pastoor in Essex-Ville. Toen deze op noodlottige wijze om het leven kwam, had diens bisschop den heer neef gaarne tot opvolger benoemd. Maar de eigen Amerikaansche bisschop stond zijn be gaafden priester niet af. Deze, in pelaan benoemd in New-Iberia van e is om Natohes, dat Mgr. Janssens had bestuurd voor hij aartsbisschop werd van New-Orleans, had reeds in 1891 zijn eerste pastoor-plaats te Jen nings en in 1892 zijn tweede te Lakes-Charles gekregen. Van hieruit bediende de nieuwe pas toor vele missie-bijposten en leidde een eent missionarisleven. In 1902 volgde zijn benoeming als pastoor te Baton-Rouge; -meteen wei consultor van den bisschop. Twee jaren a e 10 Augustus 1904, volgde zijn benoeming to bisschop van Natchitoches. Monseigneur was toen 39 jaar oud. In 1910 werd zijn bisschops zetel op last van Paus Pius X verplaatst naai Alexandrië, een bisdom, dat sinds 1853 heston en waar hem drie Fransohe bisschoppen waren voorafgegaan. Monseigneur stichtte in zijni dio cees, dat een blanke en een zwarte bevolking heeft, vele nieuwe missie-bijposten, bouwde kerken en te Alexandrië een weeshuis, waar van hij persoonlijk het bestuur voerde. De Ka tholieken van het bisdom Alexandrië gaven hun zoo beminden bisschop veel voldoening: de trouwe viering h.v. van de Eerste Vrijdagen vond in heel Amerika haars gelijke niet. Mgr. Cvan de Ven f. CONFRONTATIE AAN DE GRENS, Nederlandsche en Belgische justitie ambtenaren in een herberg. de heele wereld, Al- Zooals men zich herinneren zal, werd eemi- gen tijd geleden te Rotterdam een Nederlan der, zekere Velthuis gearresteerd, verdacht van een in 1926 te Brussel ge-pleegden moord op den persoon van een handelaar Simons. De politie was hiertoe overgegaan op gion van de beschuldigingen onlangs geuit oor een voor een andere zaak aangehouden Beg, Verhoeven, die ziich zijn medeplichtig© in e moordzaak in kwestie noemde. Thans heeft in een herberg, op de eder- landsch-Belgische grens, tusschen Essohen en Nispen de confrontatie tusscben Vei hoeven en Velthuis plaats gehad, teneinde dezen laatste tot een bekentenis te brengen. Deze confrontatie duurde 3 uur zonder dat de verdachte zijn geheim pnjsga Slechts één punt werd bereikt, n.l- de zekerheid dat Velthuis en Verhoeven indertijd met elkaar omgegaan zijn, hetgeen door Velthuis a-ltijd was ontkend. Door hun geel gewiekte aankleeding, hun eerste optreden met de oogen en de rechter hand ten hemel geheven, en hun opstelling in den wijden ommekring, toonen de Bewaaren gelen al aanstonds, wie ze zijn. En, eer wij dan ook van de Graal zelf iets vernemen, begin nen de Bewaarengelen de Graalster op een feestelijke wijze te begroeten. O gezegende dag dat nu eindelijk mag gaan vloeien de stroom van genaden Wij leven in een buitengewonen tijd. Een tijd waarin óók de leek, óók de vrouw, mee mag en kan helpen aan de uitbreiding van Pnds Rijk. Juist de jonge vrouw heeft in onze tegenwoordige maatschappij een taak. Want de wereld heeft op het oogenblik aan mets zoozeer behoefte als aan liefde, die schoone deugd, die door de vrouw zoo graag beoefend ff'het is dus geen wonder, dat zelfs de en- tJtn uil den hemel er belang in stellen, of gelen uit d grootsche doei, dat de liefde weer een realiteit wordt in de maatschappij, Trdt bereikt. Het zijn dan ook deze hemel- reesten die met den meesten aandrang i tot God den H. Geest, dat Hij Zijn lief- „itqtorten over de Graal, en in degaven mogemttto nooit „gtf hen moge ontsteken nei vuu het is genoeg" Geest van wijsheid, laat U nooden Daal in deze rozenroode Strale TJw* helderrood haar'zielen.- rr-u f rHo lipt iuicbende Allsluja in- zetten, als de Geest eenmaal werkelijk is allen van den H. Geest, Al- leE?"zij beginnen te spreken van de wonder werken Gods, Alleluja. Hij, zond hen uit over Om te boodschappen en te getuigen- ^le^ia. Zij zijn het, die èn de Gra®\en„f!nWe'ever èn de Kruiskinderen, in hun hei ajmaar aansporen, helpen en hese;lieina® En zij zijn het ten slotte, die de 'ii dezer wereld triomfantelijk binnenvoeie het Rijk Gods. De gouden Bewaarengelen, lichtend beeld juist voor onze vrouwelijke actie, scheiden, nooit op den voorgrond, maai s lend, maar onvermoeid, met taai gedu groote oneindige overgave en liefde. Pvel aanwezig, waar haar hulp noodig kan zijn, a - tijd blij, nooit moede om wel te doen Het is dan ook geen wonder, dat de liee e Graalbeweging bidt tegen het einde van he stuk: Laat ons als Uw engelen stralen Stort vanuit Uw hemelzalen Blanke gratie op ons neer Wil ons helpen, lieve Heer! i Een heel andere groep dan de Bewaarenge len vormen de roode vlammende Cherubs en Seraphs. Als dragers der Goddelijke liefde- boodschap, hebben ze als 't ware geen eigen persoonlijkheid. Het is de H. Geest, die n zij dragen, en zij zelve zijn niets dan Zijn vurige tongen. Vandaar, dat zij in de scène van den Pinkstermorgen wel een overduizelenden in druk maken bij het verschijnen, maar a s echte creaturen, trots innerlijke zielegroothei toch verdwijnen en wegzweemen als ij'e hee - den van het door en uit hen stralend Godde lijk Pinksterlicht. Deze aanvankelijk verwazende houding va hun heerlijke geestes-persooniijkheid neem^ nu echter bij den voortgang van het stuk a langer hoe scherper vormen aan. En een eerste stap in die richting is i stille bezoek aan de zeven Graalkampen. wat strtiks bij de Kadetten hardop zal gezeg worden, begrijpt de aandachtige toeschouwer, dat zij ook daar hetzelfde hebben verric zoo is dus de ode op de liefde uit a" Corinthenbrief de eerste kijk, die ons geg wordt op hun inwendigheid. Al spraakt gij, de talen der engelen voor- Be- Maar hadt gij, de befde met ge]eI1 Dan waart gij, als bekkens die Dan leekt gij, het ruischende riet. Al schouwdet gü vergezichten, Zoo heim'ltjk, als vrouw-oog ooit spiedt Mocht uw geloof, bergen oplichten Zonder .liefde, zyt gü een met. Al schonkt gij weg, al uw have, Al levert g'uw lichaam, aan t vuur, Zonder liefde, Uw hartegave Zyt gy, nutteloos creatuur. De liefde is lydzaam, geduldig. De liefde is, goed zyn en frisch, De liefde is nimmer afgunstig Niet pronkend, met ü^6' vernis. De liefde, kweekt edelgezinden, Zij zoekt voor haar zelve, geen baat, Zjj laat zich ook nooit, opwinden, Zy rekent niet aan, het kwaad. Over onrecht, is zy niet blyde, Maar, over de waarheid verheugd, Zy bedekt maar, gelooft 't allen tyde Alles hoopt zy, en draagt zü in deugd. Gy ziet immers steeds maar een halfrond Profeet zelfs, schouwt slechts een deel Maar als al 't onheele ten val komt, Verschijnt het liefdes-geheel! Thans spiedt ge in een spiegel slechts scheemrend, Straks schouwt gij het volle gezicht, Hier waast nu uw weten nog weemlend, Daar staan, God en gy, in het licht. Zoo blyve U ten eeuwig gerieven, Het geloof, de hoop en de min, Maar de kernkracht van al, is het lieven, Want liefde, is Godenzin. Gaat van deze bijna letteTlijke vertaling van Paulus, geen wondere bekoorlijkheid uit? Na deze inwijding, die voor de Kadetten pas de nederdaling van den H. Geest beteekent, be gint het pastorale gesprek tusschen de kam pen onderling, waarbij allen in het groene gras neergezeten, het op hun manier nog eens overzeggen, in meer concrete menschentaal. En wat doen de Seraphs tijdens dit gesprek? Zij hooren er blijkbaar niets van, en zitten stil naar den hemel te staren. Hoe treffend deze formuleeringen uit de Imitatio Chiisti (Hoofdstuk 5 uit het 3e Boek) ook zijn, dit is geen Engelentaal, en de Cherubs en Seraphs zitten neer in rustige contemplatie. Hoe zij echter deelnemen aan den aardschen strijd, zien wij bij de blijde liefdeboodschap van de Graal aan de wereld. Ook deze is op menig punt te vol stoffelijke détails dan dat de hoogste ordes der Engelen alles zouden kunnen meevoelen; maar de uitslag van het geheel gaat hun diep ter harte, en daarom liggen zij tijdens bijna heel deze lange scène in prostratie plat ter aarde, in smeekend ge bed. Is ons dus zoo van lieverlede toch reeds een klaarder schouwing gegeven op hun in tiemste innigheid; hun engelachtige breed heid van inzicht en verstand wordt ons pas na de Graal-offérande geopenbaard. Nu toch zijn zij reeds voor onze verbeelding opgestegen naar hooger sferen, en zien zij lan de hoogste tinnen Van het Stadion Noord en Zuid, op het aardsche leven neder; en zingen dan een hemelsche hymne op den komenden dageraad der liefde. Zij toch overzien hier eerst den heelen tech- nischen vooruitgang der negentiende eeuw, met een diepe schouwing der goede en s1®®111® gevolgen. Alles wat God schiep in de bybelsche Scheppingsdagen, gaf Hij aan den mensch zon der zijne medewerking. Maar ten slotte maakt God den mensch in zekeren zin tot Zijn me deschepper. De krachten van stoom en elek triciteit waren van den aanvang der duig in de elementen gelegd, om ons eenmaal de gelegenheid te geven, die oerkrachten aan e boren, ze tot ons eigendom te nemen en ze t modelleer*® naar onze behoefte. In de gees tenwereld ziet men breeder dan hier bij ons. De Seraphs en Cherubs zijn dankbaar voor wat God ons gaf; al doorschouwen zij ook on middellijk, hoe tengevolge van een nieuw be drog der helsche logen, die nieuwe aardsche paradijs door de sociale misstanden verworden is tot een slavenellende. Hoe dit te verhelpen? Door te luisteren naar Jesus' blijde boodschap van Godsliefde en algemeene menschenliefde, door „Het vrou welijke zacht" in de maatschappij meer naar voren te doen komen en dat is de liefde. Zoo wordt dus de liefde tegenover de tech niek gesteld, en verre daarboven gezegend. Zoo wordt een nieuwe Verlossingsdag tegen over en hoven den laatsten Scheppingsdag ge steld en Jesus' Koningschap over de moderne wereld aangekondigd als de nieuwe wereldda- geraad; waarin niet zoozeer de Scheppings- lust zal regeeren als de Offerlust! Geen won der dan ook, dat nu eindelijk de harten zoo zijn opgevoerd en voorbereid, dat Jesus ein delijk zelf het woord kan nemen, en nu ten volle zal worden verstaan EEN GRAALLEIDSTER. STRTTQTPlVf A?s1N Tir> TTTCT Duitsöhland vrees en daarom wil ik niet na- 1 -IvEjIU 1 laten u yan den ernst van dezen toestand op Op 5 December 1925 trad het kabin«t Luther af. Eerst op 19 *'a|'Ujallj~6 kwam de nieuwe regeering aan 1C* wind, waarin Luther wederom rijk9kan®e ie as en Stresemann minister van buiten an scue De buiteulandsche politiek van puitschland werd in dezen tijd siterk beheers1®^ verdrag van Locarno, met name de 1*a gen betreffende de ontruiming van net >e- zette gebied. Met de vermindering d®r ezo tingstroepen in het Rijnland ging het nog niet vlot. Stresemann schreef in verband met deze kwestie 13 Januari 1926 de nieuwe regee ring was dus nog niet gevormd aan c'en Engelse-hen ambassadeur te Berlijn, u,rrI d'Abernon. een brief waaraan wij het vol gende ontleenen: „Ik vraag u verontschuldiging dat ik niettegenstaande o" ziekte, welke naar ik hoop, spoedig genezen zal zijn, met een poli tieke kwestie lastig val. De toestand heeft fich echter dermate toegespitst dat ik voor het bestaan der - politiek, piet Locarno in de hoogte te brengen. Morgen komt in Berlijn de oommissie van buitenlandsche zaken uit den rijksdag bijeen. Men zal mij in deze commissie interpelleeren over de troepensterkte in het bezette gebied. Wanneer de oppositie er op kan rekenen, dat de conferentie der ambassadeurs het met het. besluit der sub-oom missie om slechts 950 man terug te trekken, eens is, dan loopt volgens mijn meening de buitenlandsche politiek der regeering gevaar, misschien zelfs heeft zij dan afgedaan. De rijkskanselier lieeft mij van morgen, toen hij het telegram in de Daily Telegraph" las, verklaard, dat hij bij zichzelf moest overwegen of hij de regeeringsvorming nog op zich zou kunnen nemen en, slechts mij® opmerking, dat de Conferentie der Am- kassadeurs zich nog niet heeft uitgesproken, heeft er hem toegebracht, om nog niet van de.vormjng van een regeering af te zien. Ik mijuerzijdg sta voor dezelfde kwestie. Wij al len hebben op een aanzienlijke vermindering der bezetting gerekend. Gedurende de laatste maanden strijd ik tegen de Duitsch-nationale oppositie, welke mij verwijt, dat ik het Duitsche volk misleidende gegevens over de uitvoei ing van het verdrag van Locarno heb gegeven. Tot nu toe heb ik mij hiertegen met een goed geweten kunnen verdedigen. Dit goede geweten bezit ik niet meer. wanneer in derdaad niettegenstaande alle verzekeringen een dergelijke bezetting in de tweede en derde zone gehandhaafd blijft. Men zal mij ®et recht verwijten, dat de be teekenis van Locarno in den vrede aan de Westelijke grenzen ligt, dat eehiter daarmee een dergelijke troepensterkte onvereenigbaar is. ik kan begrijpen, dat de Bngelsche regeering een zekere troejpemmacht in stand wil houden, omdat zij op zichzelf zwak vertegenwoordigd is. De Belgische re geering heeft gelukkig reeds een zeer sterke verminderins doen ingaan. Echter zijn de vier Fransohe devisdes, die in d© tweede en derde zone moeten blijven, een volkomen onmoge lijkheid. Wij hebben, wanneer dit zoo blijfit, niet eens de regeeringspartijen achter ons ©n er blijft mij niets anders over, als deze cijfers het laatste woord zullen zijn, mijn ontslag als minister van buitenlandsche zaken in te dienen en den rijkspresident te verklaren, dat ik met betrekking tot de verlichtingen welke in het bezette gebied zouden worden toege staan, van een valsche veronderstelling ben uitgegaan. De rijkskanselier heeft mij hedenavond ge- zegd, dat hij zich met mij solidair zal verkla- ren en eveneens za.1 aftreden. Weike gevolgen dit voor de geheele buitenlandsche politieke ontwikkeling kan hebben,, behoef ik u niet uiteen te zetten. Ik zie het geheele werk, waaraan wij gemeenschappelijk hebben gear beid, dan vernietigd voor ons liggen en de na tionalisten triomfeeren, terwijl het met ons politiek crediet gedaan zal zijn Of Locarno beteekent den vrede aan de Westelijke grenzen öf het heeft deze beteeke- nis niet. Wanneer ik voor Locarno als de basis voor een Europeeschen vrede moet op komen, dan mag de conferentie der ambassa deurs niet een besluit nemen, dat gelijk zou staan met het einde van de politiek van Locarno in Duitschland". Den vierden Februari 1926 teekende Stre semann het volgende in zijn dagboek aan; „Heden bezocht mij de Fransohe ambassa deur. Ik stelde hem in kennis met het be sluit van de commissie van buitenlandsche zaken aangaande het toetreden van Duitsch land tot den volkenbond, da.t hij met groote voldoening aanhoorde. Hij verklaarde, dat hij zich verheugd had over de beslistheid waar mede de regeeringsjpartjjen waren opgetreden en over de meerderheid waarmede dit voor stel was aangenomen. De gezant sprak vervolgens over de be richten in de bladen aangaande de bijeen komst tusscben den heer Biiand en mij. Hij vroeg mij of plannen voor een dergelijke bij eenkomst gemaakt waren, waarop ik hem meedeelde, dat ik eens den heer Briand in Locarno daarover had gesproken en dat de heer Briand mij verzocht had de reis naar Londen over Parijs te maken, en dat ik voorts met professor Besnard (Briands vertrouwde in Berlijn) daarover had gesproken, die mij zeide, dat het jammer was, dat men in Lon den slechts zoo weinig tijd had gehad om over de groote Europeesehe kwestie van ge dachten te wisselen, en dat ik den heer Bes nard gezegd had gaarne beieid te zijn dit ge sprek met den heer Briand te hebben. Een beslissing daarover kon natuurlijk eerst in aanmerking komen, als het nieuwe kabinet zou gevormd zijn en ook vast zou staan, dat iik telf minister van buitenlandsche zaken zou blijven". Briand's vertrouwde in Berlijn, prof. Bes nard, begaf zich begin Augustus naar Parijs. Bij een bezoek in Wildungen gaf Stresemann hem een exposé van die Duitsob-Fransohe kwesties, welke dringend moesten worden op gelost: nl. de kwestie der bezetting, die van Eupen en Malmédy, der vaderlandsche ver- eenigingen en van de aaneensluiting der groote industrieën in Frankrijk. B©l!gie> Luxemburg eu Duitschland. Op 22 Augustus 1926 had Stresemann een onderhoud met den Fransehen zaakgelae g Laboulaye. Over dit onderhoud ontleenen het volgende aan zijn dagboek: La_ „De Fransohe zaakgelastigde, de ^njk hij boulaye, was heden bij mij. om mu. van den heer Bes_ maken over het exposé, aai 1 h de meening van den heer maken over h nard bij zijn oezue- - tusSehen ons be- L' in Wildungen als hulp bezoek in ko_ voor zijn geheugen voor „H as had nitwfe*"»- - woordde mij. aan de hand van «roiL-An d« hpiptr Rnand een particulieren een en welken hij grootee- Ss woordelijk citeerde. Over de verschillen- de minten deelde hij het volgende mee: 1 Wat het vraagstuk der hezetting&troe- pen betreft wees de heer Briand op^de schen genomen maatr^leiDma^°rvoorts wees trekken van opnieuw 6000 man. hij mij er op, dat volgens de aantekeningen der Fransohe autoriteiten het aaaet Rynian,d tieringen hij particulieren m©t sedert November van het^or'° het beste 22 pCt. was verminderd. Dat w bewijs, dat men pogingen dee mlB<Je- Ik antwoordde, dat mij yan de^ ring niets bek-vnd was en da zoek zou laten instelien. gelegen- De zaakgelastigde maakte üg rettevoering heid nog een opmerking o die de yer_ van den rijkskanselier d ldoend6 mindering met 10.0°° uit_ had gekenschetst en mogelijke lattog, daar de heer Briand al n "I. Xkwestie gen trof de k€m der zaak. Briand gegeven U - veron,trust, omdat men Men was dat mmioe®enleger zag, j10 i-ijksweer op een bepaald oogenblik zou ,dat de r«ksw« m6n m het moeten n de rjjksweer en deze orga- venband tus en daarop had_ "If Sle bezien betrekking, welke Briand caii7ien van deze vereeni,gingen had geuit. tejk antwoordde daarop, dat mij door de uit Itttagen van prof. Besnard met duidelijk tf gforden, waarom men zich in Frankrijk fer deze organisaties zoo ongerust maakte. nL l®ek mij zeer twijfelachtig, of tusschen de eenige in aanmerking komende groote or ganisatie, nl. den Stahlihelm, en de rijksweer werkelijk intieme betrekkingen bestonden, ge lijk de heer Briand aannam. Zoover mij de stemming bij den Stahlhelm bekend was, was het tegendeel het geval. De heer Gessler had in den rijksdag vastgesteld, dat hij aan Stalh- helm en de andere organisaties, die middelen onttrokken heeft, welke hun vroeger van par ticuliere zijde waren toegevloeid, hetgeen tot de heftigste aanvallen dezer organisaties te gen Gessier bad geleid. Bij deze organisaties stond de geheele militaire kwestie volkomen op den achtergrond ten opzichte van haar actie in de partijpolitiek. Ik herinnerde hier bij aan de nieuwe telegrammen die wij ge kregen hadden en zeide tot den heer Labou laye, dat de toon van deze telegrammen ge lijk stond aan „Jahrgang 1923 reinster Poin- caréscher Auslese", Ik had het niet voor mogelijk gehouden, dat deze oude begraven dingen wederom zouden opduiken en dat men op dat oogenblik, waar. op Duitschland zich gereed maakte om tot den volkenbond toe te treden, dergelijke din gen naar voren zou brengen, tenzij het aan tal memschen was toegenomen, die tegenover de politiek, welke door Locarno was ingeleid, vijandig stonden. De heer Laboulaye eindigde met het slot voor te lezen van den brief van Briand, waar in Briand uiteenzette, dat zijn opvatting over de verhouding Duitschlamd-Frankrijk zich niet had gewijzigd, dat hij in het bijzonder zijn sympathie voor de politie^ van den Duitschen minister van buitenlandsche zaken en voor dezen zelf had behouden. Hij verzocht mij echter de grenzen van hetgeen mogelijk was, in het oog te houden, opdat onze ver. houding niet door een te snel tempo van de Duitsche eischen bedorven zou worden". Den dertigsten Augustus 1926 sohreef Stre semann aan advocaat dr. von Berlin te Mün- chen het volgende; „Onder de vele vriendelijke brieven, die ik naar aanleiding van mijn drie-jarigen arbeid als minister heb gekregen, hebben uw woor* den mij bijzonder veel genoegen gedaan, om dat daaruit sprak, wa,t ik in mijn drie-jarigen arbeid zoo dikwijls ook in die kringen heb gemist, van wie men iets meer verwachtte, nl. een begrip voor de taak, waarvoor de leider van het lot van Duitschland ten op zichte der buitenlandsche politiek in deze moeilijke tijden staat. Als het Duitsche volk, gelijk gij nu in uw vriendelijken brief zoo duidelijk tot uiting brengt, er eenmaal toe zou kunnen komen om de buitenlandsche poli tiek niet van het standpunt van den dag, en met name vrij van alle partijpolitiek te zien, dan geloof ik, dat wij een belangrijk crédit voor onze positie in de wereld zouden kunnen Ixieken, een crediet, dat ons veel zou vergoe- den, dat ons aan macht op het oogenblik en ook helaas voor de allernaaste boekomst zal ontbreken, ml. een eendrachtige nationale wil." (Nadruk verboden).

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 5