I
TWEEDE KAMER EN
ONGEVALLENWET.
wEm
PINKSTERZEGEN.
Z. H. EXC. MGR. C. VAN DE VEN t.
STRESEMANNS LOCARNO-
POLITIEK.
Vit
de nagelaten geschriften van
den grooten staatsman.
DONDERDAG 12 MEI 1932
MET AFTREDE
de ECONOMISCHE BAAD
BINNEN.
Twee moties.
n.
DE HEMELSCHE GEESTEN IN HET
PINKSTERSPEL.
EEN HEILIG PRIESTER EN
TROUW VADERLANDER
OVERLEDEN.
PRINS GALITZIN".
a. De Bewaarengelen.
b. De Seraphs en Cherubs.
DE PACIFICATIE-POLITIEK.
De strijd om de bezettinSstl0ePen.
Samenkomst Briand-Stresemann.
De groote tegenstellingen.
Drie jaar minister van bui
tenlandsche zaken.
EEN ZAAK, DIE MONDELING MOEILIJK
TE BEHANDELEN IS
Minister Verschuur ja, de lezer zal zich
ér aaa moeten wennen diens naam den eerst-
volgenden tijd bijna voortdurend te zien, daar
zijn reusachtig departement dezen bewinds
man wel dwingt de Tweede Kamer zoo onge
veer als zijn Thabor te beschouwen heeft
zijn wetsontwerp tot Instelling van den Eco-
nomischen Raad in veilige haven gekregen.
De wet zal Vrijdag wel mot overgroots meer
derheid zoo niet zonder hoofdelijke stemming
worden aangenomen.
Het voornaamste succes is behaald door ba
ron van Voorst tot Voorat, die zijn- amende
ment zag aangenomen, dat den Landbouwraad
°n^6r i«e ."erk®hde" colleges kan brengen.
De Minister schoof een groote tasch met
stukken op zij en maakte zich gereed van de
economische naar de sociale sfeer van zijn de
partement over te stappen. Want er volgde
een discussie, welke beschouwd kon worden
als verlengstuk op de schriftelijk© gedachte
wisseling bij de laatste begrooting van Arbeid
gevoerd over de toepassing der Ongevallenwet-
1921. Het Kamerlid W. Drop voegde toen
immers bij bet Voorloopig Verslag een nota,
nelke de Minister afzonderlijk beantwoordde.
Aan deze nota, die begin November 1931 werd
^Pubiiceerd, was op 1 Maart 1931 een motie
^»°rafgegaan, in welke de heer Drop en zijn
iacti9 als hun meening uitspraken „dat de
en ernstige klachten over de toepassing
Vah hoofdstuk III der Ongevallenwet (van den
PPivang der schadeloosstellingen en de bere
keningen daarvan) een herziening van dat
hoofdstuk gewenschit maken".
Het was deze motie, welke nu in behande-
]l'ng kwam en welke de heer Drop adstrueerde
biet de argumenten uit zijn nota. Volgens den
soc. dein. afgevaardigde is de Uitvoering dei-
Ongevallenwet te verzekering-technisch; zij
let meer op de kosten dan op de belangen der
invalide®. De arbeiders worden te veel naar
medische en te weinig naar sociale eischen ge
keurd. Zoodoende wordt hun dikwijls een
onbillijk berekend arbeidsgeschiktheidspercen-
tag© toegekend na ongevallen.
Naast deze verkeerde medische theorie bij
d0 diagnoses komt dan nog een overheersching
^a® dit medisch element over het sociale bij
de rechtsspraak. Deze laatste, aldus de heer
P' helpt het door de medici gesteunde be
stuur der rijksverzekeringsbank en dit college
onttrekt zich weer aan polemiek.
De Minister heeft deze bezwaren vroeger
reeds zóódanig schriftelijk beantwoord, dat de
heer Drop er eenigszins ontstemd over bleek.
Van zijn kant toomde de Minister gistermiddag
al door eenige interrupties dat hij niet van
plan was zijn vroeger betoog ook maar in 't
minst te herroepen. Z.Exc. zal dit zeker niet
doen, nu de heer Drop zijn bovengeciteerde
motie nog uitgebreid heeft en nu een onder
zoek wil over de vraag of de uitvoering der
Ongevallenwet in overeenstemming is met het
sociaal doel en de sociale strekking van de
wet.
Het Katholieke Kamerlid Kuiper, die zelf
blijvend slachtoffer van een bedrijfsongeval is
en gewoonlijk nauwkeurig spreekt over de
practijk der geheele arbeidswetgeving, scheen
ook niet geheel tevreden. Hij wees op het ge
publiceerde onderzoek van het Katholiek
Werkliedenverbond en meende, dat de uitvoe-
ring der Ongevallenwet inderdaad niet meer
staat op de hoogte van den allerjongsten tijd,
die fundamenteele wijzigingen bracht in het
bedrijfsleven. Kuiper, die uitgaat van de stel-
Lng, dat de wet beoogt schade bij bedrijfs-
overval ontstaan te verzekeren en geen tege
moetkoming (is dit wel geheel juist?), meent,
dat de toegekend© rente de werkelijke schade
moet dekken en niet slechts de door medici
technisch geconstateerde schade. De normen
Voor deze schadeloosstelling zijn de mate der
verminderde arbertdsgesehiktheid en de ver
minderde mogelijkheid om de overblijvende
arbeidskracht weer op passende wijze produc
tief te maken. De toekenningsmethode moet
dus meer worden geïndividualiseerd en daar
bij dient dan rekening gehouden met de hui
dige bedrijffitechniek, die hoogare eischen
stelt, en de werkloosheidscrisis, die het aan
den slag raken van invalieden veel moeilijker
maakt.
De katholieke afgevaardigde kwam met een
nóg ruimer motie dan de heer Drop, want
eerstgenoemde vraagt de Regeering grondig
te onderzoeken of de toepassing^ van de On
gevallenwet geen grondige wijziging behoeft
en in verband daarmee ook niet de aanslui
tende wet op de Rijksverzekeringsbank en de
Beroepswet herzien moeten worden.
De motie-Kuiper plaatst dus de heele invali-
diteitskwestie op de helling. Zij heeft het vooi-
deel dat nu de heele zaak door een veelzijdig
saamgestelde commissie kan worden bezien.
Deze kan althans rustig haar studie-tijd ne
men, want er is wel geen denken aan, dat
binnen afzienbaren tijd meer geld aan de uit
voering van onze oudste sociale wet kan wor
den besteed. Misschien echter kan, met het
oog op de nu heerschemd© algemeene werk
loosheid, welke velen nog niet zoo spoedig ge
ëindigd zien, het tweede lid worden gewijz1?
van art. 18 der Ongevallenwet 1921, dat lui
„Bij de vaststelling van de °'nS'es,cI;li.k,t(^ele!hcnl
arbeid wordt, zooveel doenlijk, rekening S®
de.n met de door deze (uit een
voortgekomen) arbeidsongeschiktnei
zaakte verminderde gelegenheid
„nnr de krachten en
krijgen van arbeid die vo£
SmTS ^op zün opleiding en vroeger
beroep hem in billijkheid kan worden opge-
dlNue siiijnf de Heer Drop teveel uit het oog
te verliezen, dat de Ongevallenwet slechts
schadeloosstelling verleent voor de arbeids-
onigeechikt'heid, welke geacht ka® worden het
gevolg
Et»®-!
Omgeven door een sterk ruiter-escorte begint Lebrun, na zijn verkiezing tot presi
dent, zijn entree triomphale in Parijs
rui;
dat
van een bedrijfsongeval te zijn, en
niet voor on£®scMkit)heiid, welke na een
ongeval aanwezig is. De schadeloosstelling
blijft dus binnen het kader door de wet be
paald en vanzelfsprekend spelen medische
adviezen hier een groote rol.
De heer Snoeck Hemkeraans heeft in een
zeer goed speechje zijn collega Drop bezwo
ren toch zeer voorziohttig te zijn met het col-
porteeren van klachten over de uitvoe-
der wet. En hij herinnerd© eraan,
toen een missie-Duys in 1916 klagers
opriep, geen enkele ontevredene zich vertoon
de. ofschoon reds- en vacatiegeld was toege-
Met den heer Smeenk gelooven wij, dat
zeker groote voorzichtigheid moet worden
betracht ten aanzien van de administratieve
rechtspraak. Niemand kan ook maar een ooge®:
blik twijfelen aan de correctheid, waarmee
rechters als vair. Beumer hun uitspraak zullen
doen. En het schijnt ons even gevaarlijk in de
Kamer, arresten te bespreken als medische
attesten. Dit kan nooiit een belang der te be
rechten zijn.
De Minister beeft ©r al op gewezen, dat
de heele aaak zeer moeilijk mondeling te be-
behan,delen is. Z.Exc. herinnerde eraan, dat im
ons land nooit zuilk 'n c rit lek op de uitvoering
der sociale wetten was gehoord als h.v.
in Duitsöhland. Niet, dat er daarom bij ons
niets te verbeteren zon zijn, maar men moet
toch in de practijk der sociale wetgeving zijn
geweest om de betrekkelijke tevredenheid te
begrijpen en 'e heeren Drop's overdrijvingen
in te zien. De Minister vroeg en verkreeg ver
lof zijn rede te onderbreken.
Oirschot
over
De onbekende Rug van Wacker's valsche
van Gogh's gevonden?
De B. Z. am Mittag meldt, dat de politie te
Toulouse een opllchtersbende van vijf leden
heeft gearresteerd, wier aanvoerder zich voor
graaf Alexander Ludingshausen aiia3 prine Qa-
litzin uitgaf. De commissaris te Toulouse ge
looft, dat deze zwendelaar de „onbekende Rus"
uit het proces tegen Woeker te Berijjn la. Hjj
moest bij zijn verhoor onmiddellijk toegeVen een
valsche Greco naar Parijs te hebben verkocht.
De Berlijnsche recherche zal nader ngeiicbt
worden.
De voorzitter van de Berlijnsche rechtbank
heeft in het proces tegen Wacker tweemaa en
naam van Prins Galitzin genoemd.
Mgr. C. v. d. Ven, bisschop van Alexandria
(V.S.) wiens overlijden gisteren gemeld
werd, werd 16 Juni 1865 te
geboren en in het groote land
den Oceaan, waarheen hij reeds in 1890 ver
trok, zijn zijn vaderland, 't Bossche diocees, en
vooral zijn geboorteplaats hem steeds dierbaar
gebleven. Zoo dierbaar, dat Mgr. het zilveren
jubilé van zijn bisschopsbenoeming in 1929 in
zijn stille geboorteplaats wilde herdenken.
De overleden bisschop studeerde aan de
Seminaries van het bisdom den Bosch en de
faam van zijn ongewoon groote gaven als stu
dent, leeft nog voort op het seminarie Beek
vliet.
Ook reeds als student op het groot-semma-
die te Haaren gold Mgr. van de Ven ondei zijn
collega's als een philosophise!) en theologisch
gezag en als geleerde genoot hij in Amerika
een groot vertrouwen. Tijdens zijn laatsten
overtocht naar zijn vaderland werd hij ver
rast met de promotie tot eere-doctor in de
letteren van de Katholieke universiteit van
Pittsburg.
Maar niet alleen om zijn intellectueele gaven
genoot Mgr. van de Ven reeds als student m
hooge mate de achting zijner collega's, maar
ook om zijn karakter was hij al spoedig nopu-
lair, -beter gezegd misschien, werd hijin den
vollen zin van het woord gerespecteerd. En
ieder, die weet, hoe scherp vaak de blik is van
de studeerende jeugd èn op haar leiders èn op
haar collega's zal hierin zien een buitengewoon
reëel© waardeering van een goed en groot
karakter.
Geen wonder dan ook dat Mgr. van de Ven
in zijn eigen diocees werd geëerd niet alleen,
maar ook bemind.
Mgr. Godschalk wijdde 31 Mei 1890 den veel-
belovenden leviet tot priester in de Kathedraal
van St Jan maar moest het wellicht met heele
oogen aanzien, hoe Mgr. Janssens den beste
van de nieuw gewijden met nog drie anderen
voor zijn diocees New-Orleans wist te winnen.
De zielenijver van Mgr. van de Ven volgde
daarbij ee-n voorbeeld, levend in eigen familie.
Zijn heeroom, C. Roche, was reeds pastoor in
Essex-Ville. Toen deze op noodlottige wijze om
het leven kwam, had diens bisschop den heer
neef gaarne tot opvolger benoemd. Maar de
eigen Amerikaansche bisschop stond zijn be
gaafden priester niet af. Deze, in
pelaan benoemd in New-Iberia van e is om
Natohes, dat Mgr. Janssens had bestuurd voor
hij aartsbisschop werd van New-Orleans, had
reeds in 1891 zijn eerste pastoor-plaats te Jen
nings en in 1892 zijn tweede te Lakes-Charles
gekregen. Van hieruit bediende de nieuwe pas
toor vele missie-bijposten en leidde een eent
missionarisleven. In 1902 volgde zijn benoeming
als pastoor te Baton-Rouge; -meteen wei
consultor van den bisschop. Twee jaren a e
10 Augustus 1904, volgde zijn benoeming to
bisschop van Natchitoches. Monseigneur was
toen 39 jaar oud. In 1910 werd zijn bisschops
zetel op last van Paus Pius X verplaatst naai
Alexandrië, een bisdom, dat sinds 1853 heston
en waar hem drie Fransohe bisschoppen waren
voorafgegaan. Monseigneur stichtte in zijni dio
cees, dat een blanke en een zwarte bevolking
heeft, vele nieuwe missie-bijposten, bouwde
kerken en te Alexandrië een weeshuis, waar
van hij persoonlijk het bestuur voerde. De Ka
tholieken van het bisdom Alexandrië gaven
hun zoo beminden bisschop veel voldoening:
de trouwe viering h.v. van de Eerste Vrijdagen
vond in heel Amerika haars gelijke niet.
Mgr. Cvan de Ven f.
CONFRONTATIE AAN DE GRENS,
Nederlandsche en Belgische justitie
ambtenaren in een herberg.
de heele wereld, Al-
Zooals men zich herinneren zal, werd eemi-
gen tijd geleden te Rotterdam een Nederlan
der, zekere Velthuis gearresteerd, verdacht
van een in 1926 te Brussel ge-pleegden moord
op den persoon van een handelaar Simons.
De politie was hiertoe overgegaan op gion
van de beschuldigingen onlangs geuit oor
een voor een andere zaak aangehouden Beg,
Verhoeven, die ziich zijn medeplichtig© in e
moordzaak in kwestie noemde.
Thans heeft in een herberg, op de eder-
landsch-Belgische grens, tusschen Essohen en
Nispen de confrontatie tusscben Vei hoeven
en Velthuis plaats gehad, teneinde dezen
laatste tot een bekentenis te brengen.
Deze confrontatie duurde 3 uur zonder
dat de verdachte zijn geheim pnjsga Slechts
één punt werd bereikt, n.l- de zekerheid dat
Velthuis en Verhoeven indertijd met elkaar
omgegaan zijn, hetgeen door Velthuis a-ltijd
was ontkend.
Door hun geel gewiekte aankleeding, hun
eerste optreden met de oogen en de rechter
hand ten hemel geheven, en hun opstelling in
den wijden ommekring, toonen de Bewaaren
gelen al aanstonds, wie ze zijn. En, eer wij dan
ook van de Graal zelf iets vernemen, begin
nen de Bewaarengelen de Graalster op een
feestelijke wijze te begroeten.
O gezegende dag
dat nu eindelijk mag
gaan vloeien de stroom van genaden
Wij leven in een buitengewonen tijd. Een
tijd waarin óók de leek, óók de vrouw, mee
mag en kan helpen aan de uitbreiding van
Pnds Rijk. Juist de jonge vrouw heeft in onze
tegenwoordige maatschappij een taak. Want
de wereld heeft op het oogenblik aan mets
zoozeer behoefte als aan liefde, die schoone
deugd, die door de vrouw zoo graag beoefend
ff'het is dus geen wonder, dat zelfs de en-
tJtn uil den hemel er belang in stellen, of
gelen uit d grootsche doei, dat de liefde
weer een realiteit wordt in de maatschappij,
Trdt bereikt. Het zijn dan ook deze hemel-
reesten die met den meesten aandrang
i tot God den H. Geest, dat Hij Zijn lief-
„itqtorten over de Graal, en in
degaven mogemttto nooit „gtf
hen moge ontsteken nei vuu
het is genoeg"
Geest van wijsheid, laat U nooden
Daal in deze rozenroode
Strale TJw* helderrood haar'zielen.-
rr-u f rHo lipt iuicbende Allsluja in-
zetten, als de Geest eenmaal werkelijk is
allen van den H. Geest, Al-
leE?"zij beginnen te spreken van de wonder
werken Gods, Alleluja.
Hij, zond hen uit over
Om te boodschappen en te getuigen- ^le^ia.
Zij zijn het, die èn de Gra®\en„f!nWe'ever
èn de Kruiskinderen, in hun hei
ajmaar aansporen, helpen en hese;lieina®
En zij zijn het ten slotte, die de 'ii
dezer wereld triomfantelijk binnenvoeie
het Rijk Gods.
De gouden Bewaarengelen, lichtend
beeld juist voor onze vrouwelijke actie,
scheiden, nooit op den voorgrond, maai s
lend, maar onvermoeid, met taai gedu
groote oneindige overgave en liefde. Pvel
aanwezig, waar haar hulp noodig kan zijn, a -
tijd blij, nooit moede om wel te doen
Het is dan ook geen wonder, dat de liee e
Graalbeweging bidt tegen het einde van he
stuk:
Laat ons als Uw engelen stralen
Stort vanuit Uw hemelzalen
Blanke gratie op ons neer
Wil ons helpen, lieve Heer!
i
Een heel andere groep dan de Bewaarenge
len vormen de roode vlammende Cherubs en
Seraphs. Als dragers der Goddelijke liefde-
boodschap, hebben ze als 't ware geen eigen
persoonlijkheid. Het is de H. Geest, die n zij
dragen, en zij zelve zijn niets dan Zijn vurige
tongen. Vandaar, dat zij in de scène van den
Pinkstermorgen wel een overduizelenden in
druk maken bij het verschijnen, maar a s
echte creaturen, trots innerlijke zielegroothei
toch verdwijnen en wegzweemen als ij'e hee -
den van het door en uit hen stralend Godde
lijk Pinksterlicht.
Deze aanvankelijk verwazende houding va
hun heerlijke geestes-persooniijkheid neem^
nu echter bij den voortgang van het stuk a
langer hoe scherper vormen aan.
En een eerste stap in die richting is i
stille bezoek aan de zeven Graalkampen.
wat strtiks bij de Kadetten hardop zal gezeg
worden, begrijpt de aandachtige toeschouwer,
dat zij ook daar hetzelfde hebben verric
zoo is dus de ode op de liefde uit a"
Corinthenbrief de eerste kijk, die ons geg
wordt op hun inwendigheid.
Al spraakt gij, de talen der engelen
voor-
Be-
Maar hadt gij, de befde met ge]eI1
Dan waart gij, als bekkens die
Dan leekt gij, het ruischende riet.
Al schouwdet gü vergezichten,
Zoo heim'ltjk, als vrouw-oog ooit spiedt
Mocht uw geloof, bergen oplichten
Zonder .liefde, zyt gü een met.
Al schonkt gij weg, al uw have,
Al levert g'uw lichaam, aan t vuur,
Zonder liefde, Uw hartegave
Zyt gy, nutteloos creatuur.
De liefde is lydzaam, geduldig.
De liefde is, goed zyn en frisch,
De liefde is nimmer afgunstig
Niet pronkend, met ü^6' vernis.
De liefde, kweekt edelgezinden,
Zij zoekt voor haar zelve, geen baat,
Zjj laat zich ook nooit, opwinden,
Zy rekent niet aan, het kwaad.
Over onrecht, is zy niet blyde,
Maar, over de waarheid verheugd,
Zy bedekt maar, gelooft 't allen tyde
Alles hoopt zy, en draagt zü in deugd.
Gy ziet immers steeds maar een halfrond
Profeet zelfs, schouwt slechts een deel
Maar als al 't onheele ten val komt,
Verschijnt het liefdes-geheel!
Thans spiedt ge in een spiegel slechts
scheemrend,
Straks schouwt gij het volle gezicht,
Hier waast nu uw weten nog weemlend,
Daar staan, God en gy, in het licht.
Zoo blyve U ten eeuwig gerieven,
Het geloof, de hoop en de min,
Maar de kernkracht van al, is het lieven,
Want liefde, is Godenzin.
Gaat van deze bijna letteTlijke vertaling van
Paulus, geen wondere bekoorlijkheid uit?
Na deze inwijding, die voor de Kadetten pas
de nederdaling van den H. Geest beteekent, be
gint het pastorale gesprek tusschen de kam
pen onderling, waarbij allen in het groene
gras neergezeten, het op hun manier nog eens
overzeggen, in meer concrete menschentaal.
En wat doen de Seraphs tijdens dit gesprek?
Zij hooren er blijkbaar niets van, en zitten
stil naar den hemel te staren. Hoe treffend
deze formuleeringen uit de Imitatio Chiisti
(Hoofdstuk 5 uit het 3e Boek) ook zijn, dit is
geen Engelentaal, en de Cherubs en Seraphs
zitten neer in rustige contemplatie.
Hoe zij echter deelnemen aan den aardschen
strijd, zien wij bij de blijde liefdeboodschap
van de Graal aan de wereld. Ook deze is op
menig punt te vol stoffelijke détails dan dat
de hoogste ordes der Engelen alles zouden
kunnen meevoelen; maar de uitslag van het
geheel gaat hun diep ter harte, en daarom
liggen zij tijdens bijna heel deze lange scène
in prostratie plat ter aarde, in smeekend ge
bed.
Is ons dus zoo van lieverlede toch reeds
een klaarder schouwing gegeven op hun in
tiemste innigheid; hun engelachtige breed
heid van inzicht en verstand wordt ons pas
na de Graal-offérande geopenbaard.
Nu toch zijn zij reeds voor onze verbeelding
opgestegen naar hooger sferen, en zien zij lan
de hoogste tinnen Van het Stadion Noord en
Zuid, op het aardsche leven neder; en zingen
dan een hemelsche hymne op den komenden
dageraad der liefde.
Zij toch overzien hier eerst den heelen tech-
nischen vooruitgang der negentiende eeuw,
met een diepe schouwing der goede en s1®®111®
gevolgen. Alles wat God schiep in de bybelsche
Scheppingsdagen, gaf Hij aan den mensch zon
der zijne medewerking. Maar ten slotte maakt
God den mensch in zekeren zin tot Zijn me
deschepper. De krachten van stoom en elek
triciteit waren van den aanvang der duig
in de elementen gelegd, om ons eenmaal de
gelegenheid te geven, die oerkrachten aan e
boren, ze tot ons eigendom te nemen en ze t
modelleer*® naar onze behoefte. In de gees
tenwereld ziet men breeder dan hier bij ons.
De Seraphs en Cherubs zijn dankbaar voor
wat God ons gaf; al doorschouwen zij ook on
middellijk, hoe tengevolge van een nieuw be
drog der helsche logen, die nieuwe aardsche
paradijs door de sociale misstanden verworden
is tot een slavenellende.
Hoe dit te verhelpen? Door te luisteren
naar Jesus' blijde boodschap van Godsliefde
en algemeene menschenliefde, door „Het vrou
welijke zacht" in de maatschappij meer naar
voren te doen komen en dat is de liefde.
Zoo wordt dus de liefde tegenover de tech
niek gesteld, en verre daarboven gezegend.
Zoo wordt een nieuwe Verlossingsdag tegen
over en hoven den laatsten Scheppingsdag ge
steld en Jesus' Koningschap over de moderne
wereld aangekondigd als de nieuwe wereldda-
geraad; waarin niet zoozeer de Scheppings-
lust zal regeeren als de Offerlust! Geen won
der dan ook, dat nu eindelijk de harten zoo
zijn opgevoerd en voorbereid, dat Jesus ein
delijk zelf het woord kan nemen, en nu ten
volle zal worden verstaan
EEN GRAALLEIDSTER.
STRTTQTPlVf A?s1N Tir> TTTCT Duitsöhland vrees en daarom wil ik niet na-
1 -IvEjIU 1 laten u yan den ernst van dezen toestand op
Op 5 December 1925 trad het kabin«t
Luther af. Eerst op 19 *'a|'Ujallj~6
kwam de nieuwe regeering aan 1C* wind,
waarin Luther wederom rijk9kan®e ie as
en Stresemann minister van buiten an scue
De buiteulandsche politiek van puitschland
werd in dezen tijd siterk beheers1®^
verdrag van Locarno, met name de 1*a
gen betreffende de ontruiming van net >e-
zette gebied. Met de vermindering d®r ezo
tingstroepen in het Rijnland ging het nog niet
vlot. Stresemann schreef in verband met deze
kwestie 13 Januari 1926 de nieuwe regee
ring was dus nog niet gevormd aan c'en
Engelse-hen ambassadeur te Berlijn, u,rrI
d'Abernon. een brief waaraan wij het vol
gende ontleenen:
„Ik vraag u verontschuldiging dat ik
niettegenstaande o" ziekte, welke naar ik
hoop, spoedig genezen zal zijn, met een poli
tieke kwestie lastig val. De toestand heeft
fich echter dermate toegespitst dat ik voor
het bestaan der - politiek, piet Locarno in
de hoogte te brengen.
Morgen komt in Berlijn de oommissie van
buitenlandsche zaken uit den rijksdag bijeen.
Men zal mij in deze commissie interpelleeren
over de troepensterkte in het bezette gebied.
Wanneer de oppositie er op kan rekenen, dat
de conferentie der ambassadeurs het met het.
besluit der sub-oom missie om slechts 950 man
terug te trekken, eens is, dan loopt volgens
mijn meening de buitenlandsche politiek der
regeering gevaar, misschien zelfs heeft zij
dan afgedaan. De rijkskanselier lieeft mij van
morgen, toen hij het telegram in de Daily
Telegraph" las, verklaard, dat hij bij zichzelf
moest overwegen of hij de regeeringsvorming
nog op zich zou kunnen nemen en, slechts
mij® opmerking, dat de Conferentie der Am-
kassadeurs zich nog niet heeft uitgesproken,
heeft er hem toegebracht, om nog niet van
de.vormjng van een regeering af te zien. Ik
mijuerzijdg sta voor dezelfde kwestie. Wij al
len hebben op een aanzienlijke vermindering
der bezetting gerekend. Gedurende de laatste
maanden strijd ik tegen de Duitsch-nationale
oppositie, welke mij verwijt, dat ik het
Duitsche volk misleidende gegevens over de
uitvoei ing van het verdrag van Locarno heb
gegeven. Tot nu toe heb ik mij hiertegen met
een goed geweten kunnen verdedigen. Dit
goede geweten bezit ik niet meer. wanneer in
derdaad niettegenstaande alle verzekeringen
een dergelijke bezetting in de tweede en derde
zone gehandhaafd blijft. Men zal mij ®et recht
verwijten, dat de be teekenis van Locarno in
den vrede aan de Westelijke grenzen ligt, dat
eehiter daarmee een dergelijke troepensterkte
onvereenigbaar is. ik kan begrijpen, dat de
Bngelsche regeering een zekere troejpemmacht
in stand wil houden, omdat zij op zichzelf
zwak vertegenwoordigd is. De Belgische re
geering heeft gelukkig reeds een zeer sterke
verminderins doen ingaan. Echter zijn de vier
Fransohe devisdes, die in d© tweede en derde
zone moeten blijven, een volkomen onmoge
lijkheid.
Wij hebben, wanneer dit zoo blijfit, niet eens
de regeeringspartijen achter ons ©n er blijft
mij niets anders over, als deze cijfers het
laatste woord zullen zijn, mijn ontslag als
minister van buitenlandsche zaken in te
dienen en den rijkspresident te verklaren, dat
ik met betrekking tot de verlichtingen welke
in het bezette gebied zouden worden toege
staan, van een valsche veronderstelling ben
uitgegaan.
De rijkskanselier heeft mij hedenavond ge-
zegd, dat hij zich met mij solidair zal verkla-
ren en eveneens za.1 aftreden. Weike gevolgen
dit voor de geheele buitenlandsche politieke
ontwikkeling kan hebben,, behoef ik u niet
uiteen te zetten. Ik zie het geheele werk,
waaraan wij gemeenschappelijk hebben gear
beid, dan vernietigd voor ons liggen en de na
tionalisten triomfeeren, terwijl het met ons
politiek crediet gedaan zal zijn
Of Locarno beteekent den vrede aan de
Westelijke grenzen öf het heeft deze beteeke-
nis niet. Wanneer ik voor Locarno als de
basis voor een Europeeschen vrede moet op
komen, dan mag de conferentie der ambassa
deurs niet een besluit nemen, dat gelijk zou
staan met het einde van de politiek van
Locarno in Duitschland".
Den vierden Februari 1926 teekende Stre
semann het volgende in zijn dagboek aan;
„Heden bezocht mij de Fransohe ambassa
deur. Ik stelde hem in kennis met het be
sluit van de commissie van buitenlandsche
zaken aangaande het toetreden van Duitsch
land tot den volkenbond, da.t hij met groote
voldoening aanhoorde. Hij verklaarde, dat hij
zich verheugd had over de beslistheid waar
mede de regeeringsjpartjjen waren opgetreden
en over de meerderheid waarmede dit voor
stel was aangenomen.
De gezant sprak vervolgens over de be
richten in de bladen aangaande de bijeen
komst tusscben den heer Biiand en mij. Hij
vroeg mij of plannen voor een dergelijke bij
eenkomst gemaakt waren, waarop ik hem
meedeelde, dat ik eens den heer Briand in
Locarno daarover had gesproken en dat de
heer Briand mij verzocht had de reis naar
Londen over Parijs te maken, en dat ik voorts
met professor Besnard (Briands vertrouwde in
Berlijn) daarover had gesproken, die mij
zeide, dat het jammer was, dat men in Lon
den slechts zoo weinig tijd had gehad om
over de groote Europeesehe kwestie van ge
dachten te wisselen, en dat ik den heer Bes
nard gezegd had gaarne beieid te zijn dit ge
sprek met den heer Briand te hebben. Een
beslissing daarover kon natuurlijk eerst in
aanmerking komen, als het nieuwe kabinet zou
gevormd zijn en ook vast zou staan, dat iik
telf minister van buitenlandsche zaken zou
blijven".
Briand's vertrouwde in Berlijn, prof. Bes
nard, begaf zich begin Augustus naar Parijs.
Bij een bezoek in Wildungen gaf Stresemann
hem een exposé van die Duitsob-Fransohe
kwesties, welke dringend moesten worden op
gelost: nl. de kwestie der bezetting, die van
Eupen en Malmédy, der vaderlandsche ver-
eenigingen en van de aaneensluiting der
groote industrieën in Frankrijk. B©l!gie>
Luxemburg eu Duitschland.
Op 22 Augustus 1926 had Stresemann een
onderhoud met den Fransehen zaakgelae g
Laboulaye. Over dit onderhoud ontleenen
het volgende aan zijn dagboek: La_
„De Fransohe zaakgelastigde, de ^njk hij
boulaye, was heden bij mij. om mu.
van den heer Bes_
maken over het exposé, aai 1 h
de meening van den heer
maken over h
nard bij zijn oezue- - tusSehen ons be-
L' in Wildungen als hulp
bezoek in ko_
voor zijn geheugen voor
„H as had nitwfe*"»- -
woordde mij. aan de hand van
«roiL-An d« hpiptr Rnand
een particulieren
een en welken hij grootee-
Ss woordelijk citeerde. Over de verschillen-
de minten deelde hij het volgende mee:
1 Wat het vraagstuk der hezetting&troe-
pen betreft wees de heer Briand op^de
schen genomen maatr^leiDma^°rvoorts wees
trekken van opnieuw 6000 man.
hij mij er op, dat volgens de aantekeningen
der Fransohe autoriteiten het aaaet Rynian,d
tieringen hij particulieren m©t
sedert November van het^or'° het beste
22 pCt. was verminderd. Dat w
bewijs, dat men pogingen dee mlB<Je-
Ik antwoordde, dat mij yan de^
ring niets bek-vnd was en da
zoek zou laten instelien. gelegen-
De zaakgelastigde maakte üg rettevoering
heid nog een opmerking o die de yer_
van den rijkskanselier d ldoend6
mindering met 10.0°° uit_
had gekenschetst en mogelijke
lattog, daar de heer Briand al n
"I. Xkwestie
gen trof de k€m der zaak.
Briand gegeven U - veron,trust, omdat men
Men was dat mmioe®enleger zag,
j10 i-ijksweer op een bepaald oogenblik zou
,dat de r«ksw« m6n m het
moeten n de rjjksweer en deze orga-
venband tus en daarop had_
"If Sle bezien betrekking, welke Briand
caii7ien van deze vereeni,gingen had geuit.
tejk antwoordde daarop, dat mij door de uit
Itttagen van prof. Besnard met duidelijk
tf gforden, waarom men zich in Frankrijk
fer deze organisaties zoo ongerust maakte.
nL l®ek mij zeer twijfelachtig, of tusschen
de eenige in aanmerking komende groote or
ganisatie, nl. den Stahlihelm, en de rijksweer
werkelijk intieme betrekkingen bestonden, ge
lijk de heer Briand aannam. Zoover mij de
stemming bij den Stahlhelm bekend was, was
het tegendeel het geval. De heer Gessler had
in den rijksdag vastgesteld, dat hij aan Stalh-
helm en de andere organisaties, die middelen
onttrokken heeft, welke hun vroeger van par
ticuliere zijde waren toegevloeid, hetgeen tot
de heftigste aanvallen dezer organisaties te
gen Gessier bad geleid. Bij deze organisaties
stond de geheele militaire kwestie volkomen
op den achtergrond ten opzichte van haar
actie in de partijpolitiek. Ik herinnerde hier
bij aan de nieuwe telegrammen die wij ge
kregen hadden en zeide tot den heer Labou
laye, dat de toon van deze telegrammen ge
lijk stond aan „Jahrgang 1923 reinster Poin-
caréscher Auslese",
Ik had het niet voor mogelijk gehouden, dat
deze oude begraven dingen wederom zouden
opduiken en dat men op dat oogenblik, waar.
op Duitschland zich gereed maakte om tot
den volkenbond toe te treden, dergelijke din
gen naar voren zou brengen, tenzij het aan
tal memschen was toegenomen, die tegenover
de politiek, welke door Locarno was ingeleid,
vijandig stonden.
De heer Laboulaye eindigde met het slot
voor te lezen van den brief van Briand, waar
in Briand uiteenzette, dat zijn opvatting over
de verhouding Duitschlamd-Frankrijk zich
niet had gewijzigd, dat hij in het bijzonder
zijn sympathie voor de politie^ van den
Duitschen minister van buitenlandsche zaken
en voor dezen zelf had behouden. Hij verzocht
mij echter de grenzen van hetgeen mogelijk
was, in het oog te houden, opdat onze ver.
houding niet door een te snel tempo van de
Duitsche eischen bedorven zou worden".
Den dertigsten Augustus 1926 sohreef Stre
semann aan advocaat dr. von Berlin te Mün-
chen het volgende;
„Onder de vele vriendelijke brieven, die ik
naar aanleiding van mijn drie-jarigen arbeid
als minister heb gekregen, hebben uw woor*
den mij bijzonder veel genoegen gedaan, om
dat daaruit sprak, wa,t ik in mijn drie-jarigen
arbeid zoo dikwijls ook in die kringen heb
gemist, van wie men iets meer verwachtte,
nl. een begrip voor de taak, waarvoor de
leider van het lot van Duitschland ten op
zichte der buitenlandsche politiek in deze
moeilijke tijden staat. Als het Duitsche volk,
gelijk gij nu in uw vriendelijken brief zoo
duidelijk tot uiting brengt, er eenmaal toe
zou kunnen komen om de buitenlandsche poli
tiek niet van het standpunt van den dag, en
met name vrij van alle partijpolitiek te zien,
dan geloof ik, dat wij een belangrijk crédit
voor onze positie in de wereld zouden kunnen
Ixieken, een crediet, dat ons veel zou vergoe-
den, dat ons aan macht op het oogenblik en
ook helaas voor de allernaaste boekomst zal
ontbreken, ml. een eendrachtige nationale wil."
(Nadruk verboden).