t I 2 a pliiSp GREETJE EN HET GELUK HET PARELSNOER 1I BROEDER SIMEON EN DE VARKENS. wmm WOENSDAG 25 MEI 1932 I J - if: ALLERLEI I In lwrt stedelijk theater van een miet al te groote Duitse he stad, die verder niet ge noemd behoeft te warden, sou met de Paasch- dagen een feeatuibvoering gegeven warden. Zoo had de magistraat dier stad het den in tendant voorgesteld: want naast de verheven heid van dan dag, die zich ook in het tooneel openbaren zon, wilde men speciaal met deze uitvoering propaganda maken voor dit thea ter. De intemdamit koos als leest voorstelling „Faust en Margarethe" wel geen Dnitsche muziek, maar een oude, bekende oer-Dultschq ptoE, waarvan de Fransche componist gebruik gemaakt had. Om die opera nog een apart fieeetelijk tintje te geven engageerde men bo vendien een bekend buitenland sch dirigent. Ailes was dus in de beste orde: in de dagen voor Paschen werd ijverig gerepeteerd, de di rigeerstok van den beroemden gast-dtrlgent bracht er de laatste fijne puntjes aan. Toen kwam de feestdag zelf; even stralend als de uitdrukking op het gezicht van den directeur, die zich op de schitterend verloopen generale repetitie vergenoegd de handen wreef. Maar te midden der feestvreugde viel er plotseling een wanklank, die de heele vreugde van den intendant, vier uur voor het begin der opvoe ring vergalde. De dame, die de rol van Gretchen ver vulde, was plotseling ziek geworden. Wat baatte het, dat hij haastig naar de zangeres reed om haar te bezweren, ondanks haar ziek te toch mee te spelen; hij vond haar met hoo- ge koorts te bed. Wat baatte het, dat hij zenuwachtig wel een uur met den horen der te lefoon tn de hand stond en alle mogelijke be vriende tooneelvereeni gingen en zangeressen opbelde.er was géén Gretchen te vinden, „Bij Faust hoort het Gretchen als bij de pot het deksel!" jammerde de directeur, liep weer met groote passen zijn kamer op en- neer, trok zich de haren uit het hoofd, schold op het zieke Gretchen, dat toch in den gTond genomen haar bed, op den feestdag niet toege juicht te worden, evenzeer beklaagde, ver vloekte alle gezonde Gretchens, die hem van daag zoo gemeen in den steek lieten. Plotseling werd er heftig aan de deur ge klopt. Een brommend „binnen!" antwoord de. Een jonge man, dien men slechts kleine rollen toevertrouwde, stamelde ontsteld: „Mijn heer de directeur, wend u tot de radio! De ra dio spoort misdadigers op; zonder twijfel zal hij ook een Grethen voor u vindemi" De directeur wees den „kerel" op onzachte marnier de deur.begon toen weer door de kamer te ijsberen.En opeens kwam hem de „kerel" weeir in de herinnering en ook de ra dio, Met den moed der wiamhoop klemt hij zich thans aan de radio vaat.De telefoon rinkelt weer.die radio stemt toe een S. 0. S. uit te zenden. De directeur hangt den horen weg. zet zijn radio-toestel aan en reeds zegt de luidspreker: „Hallo, hallo, wij onderbreken even dit middag concert voor een belangrijke medadeeling: „De tooneetlspeelster, die den rol -van Gretchen ver vult tn het stadstheater van X. is plotseling ziek geworden. De directie van het stadstheater zoekt voor direct een zangeres, die heden avond nog dee Gretchebn in een feeesitivoeTsitel- llng van „Faust en Margaretha" zingen kan". (Aanleiding tot de vertaling van dit fragment was de Huysmans-her- denking van deze maand. Broeder Simeon heeft werkelijk bestaan in het Cistercienser klooster van Notre Dame d' Igny en in een verantwoording van Augustus 1(196 verklaart de schrijver met nadruk, dat hij den leekebroeder getrouwelijk naar het leven geteekend heeft.) Op denzelfden tijd ligt een kapelmeester, die zonder betrekking la op den divan in zijn ka mer. Zijn radio brengt hem vertrouwde melo- diën vain het middagconcert over. En toen plotseling dit: Hallo! Hallo! er wordt, een Gretchen gezocht! Prachtig! juicht de kapelmeester.springt op, rent de kamer uit, de trap af, naar de eerstvolgende tramhalte, rijdt mee naar een voorstad, haast zich een nauwe trap op, komt hij zijn verloofde, omhelst haar storm acbtlg en juicht weer: „Luister eens, het stads theater van X. zoekt voor vanavond nog een Gretchen! Fijn hè? Je bsnt toch vrij niet? Heb je een spoorboekje?!" De kapelmeester bladert het boekje door, de liefste is heele. maal in de war. Natuurlijk is zij vrij, al twee jaar is zij vrij.En ook de Greitchen-partij heeft zij nog In heit hoofd. Maar wat beteekent dat alles, deknt zij. Weer de kapelmeester: „Kleed je vlug aan Binnen een kwartier gaat de trein! en hij stormt met haar de trappen af draagt ze half is bulten zichzelf van gelulk, om het geen zijn lieveling overkomt. En als hij haar in de tram gezet heeft, rent hij naar de tele foon, belt die radio op: „Hier, kapelmeester IJ, de Gretchen is onderweg!", Als u wilt, gaan we Simeon goeden dag zeggen. En de oblaat voegde er aan toe Wanneer u tn Parijs terug bent, zult u kunnen zeggen een waarachtlgen heilige gezien te hebben, zoo als er waren iu de Xlde eeuw deze voert ons terug naar den tijd van St. Fianciscus van Asslsië hij is zoo'n beetje de reïncarnatie van dien wonderlijken Juniperus, waarvan de Fio- retti ons de onschuldige ondernemingen heb ben overgeleverd. Kent u dat werk Ja, het is na de Gulden Legende het boek waarin de ziel van de middeleeuwen zich het zuiverst heeft uitgesproken. Nu, om op Simeon terug te komen, die grijsaard Is een heilige van een ongewonen eenvoud. Om een voorbeeld te geven uit dui zenden. Eenige maanden geleden was ik in de cel van den prior, toen broeder Simeon ver scheen. Hij zeide tot den pater de gebruikelijke formule om te mogen spreken „Benedicite" Pater Maximin antwoordt hem „Dominus" en op dat woord, dat toestemming tot spreken geeft, toonde de broeder zijn bril, met de mede- deeltng dat hij niet goed meer zien kon. Dat is niets bijzonders, zei de prior, draagt nu al bijna tien jaar denzelfden bril uw oogen kunnen zwakker geworden zijn in dien tijd; maak u maar niet ongerust, we zullen het nummer wel vinden, dat thans voor u geschikt is. Al sprekende draaide pater Maximin werk tuigelijk de brillenglazen in zijn hand om en plotseling begon hij te lachen, terwijl hij me zijn vingers liet zien, die zwart geworden wa ren. Hij wendt zich om, neemt een doek, veegt den bril schoon en zet hem weer op den neus van den broeder, terwijl hij zegt kunt u weer zien, broeder Simeon De oude stond paf en riep uitwerkelijk. 11c zie Maa.r dit is slechts één der trekjes van die goede ziel. Een ander is de liefde voor zijn beesten. Als een zeug moet jongen, vraagt hij verlof er den geheelen nacht bij te mogen blij en, hij helpt bij de kraam, verzorgt het dier als zijn kind, schreit als de biggen verkocht moeten worden of als de varkens naar hét slachthuis worden gebracht. Hoe die dieven dan ook van hem houden Waarlijk, ging de oblaat na een stilte voort, God bemint bovenal de eenvoudige zielen, want Hij overstelpt broeder Simeon met genade. Hij alleen hier bezit de gave gezag uit te oefenen over de Geesten, hij kan de demonische invloe den, welke zich In de kloosters doen gelden neutraliseeren en zelfs voorkomen. Er heb ben dan vreemde gebeurtenissen plaats op ze keren morgen zijn alle varkens op hun zijde gevallen, doodziek en het einde nabij. Simeon, die de oorzaak van zulke kwalen kent, roept den duivel toe wacht jij, wacht jij eens even, en je zult wat zien Hij gaat gauw wijwater halen, besprenkelt er biddend zijn kudde mee en alle beesten, die op sterven lagen, staan op en beginnen te springen, wui vend met hun staartjes. Wat de strooptochten van den duivel betreft in het klooster zelf, die zijn maar al te reëel en soms wijst men ze niet terug dan na aan houdende bezweringen, en energiek vasten in het meerendeel der abdijen strooit de duivel op zekere oogenblikken een larven-kweek rond waarvan men niet weet hoe er van af te ko men. Hier hebben Vader Abt, de prior, al de genen die priester zijn, gefaald om de duivel bezweringen krachtdadig te maken moest de nederige leekebroeder tusschen-beide karnen ook heeft hij, om nieuwe aanvallen te voorko men, het recht verkregen om, als het hem goeddunkt het klooster te reinigen met wijwa ter en gebeden. Hij heeft het vermogen om den Booze te voelen waar bij zich verbergt en hij vervolgt hem, jaagt hem op en eindigt met hem bui ten te werpen. Hier Is de varkensstal, ging de heer Bruno voort, terwijl hij tegenover den linker vleu gel van het klooster een bouwvallig huisje aanwees, omringd door palissaden en hij voeg de eraan toe: Ik zeg u tevoren, de oude knort als een varken, maar ook hij zal slechts met teekens op onze vragen antwoorden. Maar tot zijn beesten mag hij spreken. Ja, tot hen alleen. De oblaat duwde een klein deurtje open en die leekebroeder, die diep gebogen stond, kief moeizaam het hoofd op. Wat nu komt, kan de lezer zich wel in- denken. Maar omd-at de gëbeete geschiede nis echt waar ls, zij het gelukkig einde toch nog in korte trekken weergegeven. De directeur was overgelukkig. Het liefet van alles zou hij het vreemde Gretchen, dat daar als redster uit een groote etad tot hem gesneld kwam, omhelsd hebben. Een half uur later reeds begon de feest- uitvoering. De zaal was tot de laatste plaats uitverkocht, maar de kapelmeester, die Gret chen nagereisd was, had toch neg een plaats je weten te veroveren. En nu zag hl} zijn liefste als Gretchen toegejuicht; hij hoorde de vele aria's en duetten, die hij zoo vaak ln gelukkige dagen op den vleugel begeleid had. En toen het gordijn nia de laatste akte neer gelaten was en het publiek telkens weer om „Gretchen" riep, was de werklooze jonge ka pelmeester haast buiten zichzelf van vreug de en geluk. „Ik dank u," zei de verheugde directeur, en drukte beide handen van het „Gretchen". „En u hebt op het oogenbllk geen engage ment? Ik zal zien wat ik voor u doen kan. De heele stad Is u dank verschuldigd. Blijft u enkele dagen als gast hier, dan zal ik in- tussohen met d-en burgemeester spreken". „Als het tohater me engagement, kunnen we trouwen!" juichte Gretchen. ,,Is dm r--n bemelscbe Paasch vreugdevoegde zij er nog aan toe. j Soes stoet hij huur gelukkig ln zijn armen, 1 Dag, broeder, zei de heer Bruno; mijn heer hier wou uw pleegkinderen eens bezoe ken. OveT de lippen van den grijsaard kwam een verheugd gemompel. Hij glimlachte en noo- digde met een teeken uit hem te volgen Hij leidde de heeren binnen in een stal en Durtal trad terug, verdoofd door afschuwe lijke kreten en stikkend in den verpestenden stank van de mest. Alle varkens richtten zich overeind achter hun hek en schreeuwden van vreugde bij het zien van den broeder. Koest, koest, zei de oude 'met zachte stem en met zijn arm over de afscheiding streelde hij de snoeten van de varkens, die elkander verdrongen om hem te besnuffelen. Hij trok Durtal bij d«n mouw en liet hem over het hek kijken, waar hij hem een enorme zeug toonde van Engelsoh ras, met een wip neus, 'n monster van een beest omringd door een troep biggen Ja, lieveling, kom, lieveling, mompelde de oude,' terwijl hij met zijn hand de varkens haren gladstreek. En de zeug keek naar hem met kleine smachtende oogjes en lekte hem de handen; ten slotte barstte zij ln afgrijselijk geschreeuw uit toen hij heenging. Du-rtal maakte een complimentje over de beesten en de oude streek zich met zijn grove hand verheugd over het voorhoofd; toen, op een vraag van den oblaat naar de dfUcht van een of andere zeug, telde hij achter elkaar zijn vingers af, antwoordde dat die dieren echt vraatzuchtig waren door zijn armen ten he mel te heffen, naar de leege voederbakken te wijzen, stukken hout op te rapen, bundels hooi te grijpen, die hij aan zijn lippen bracht, terwijl hij kaakbewegingen maakte of hij met vollen mond at. Toen leidde hij de heeren naar de binnen plaats, liet ze tegen den muur staan, opende een e-ind verder een dear, en verdween. Een geweldig mannetjes-varken joeg voorbij als een storm, wierp een kruiwagen onderste boven, liet als een granaat de aardkluiten om zich heen springen; holde vervolgens in galop rond over de binnenplaats en eindigde met zijn kop te steken in een mesthoop. Hij wierp zich om, spartelde met de pooten in de lucht en maakte zich uit de voeiten, zwart, vuil als een schoorsteen, smerig. Waarna hij stilstond, vreugdevol snoof en Hef wilde gaan doen tegen den monnik, d»e hem met een gebaar tegenhield. Hij ls prachtig, uw mannetjesvarken, zei Durtal. En de broeder keek Durtal aan met voch tige oogen, hij wreef met zijn hand over zijn nek en zuchtte. Dat wi-1 zeggen, dat hij spoedig geslacht zal worden, zei de oblaat. En de oude stemde heit toe met een verdrie tig hoofdschudden. Zij namen afscheid van hem, dankend voor zijn vriendelijkheid. Als ik denk aan de manier, waarop die man, die zich geheel aan de nederigste bezig heden wijdt, in de kerk bidt, -dan krijg lust me op de knieën te werpen en te doen als zijn varkens en hem de handen te kus- sen! riep Durtal na een stilte uit. Broeder Simeon is een engelachtig wezen, antwoordde de oblaat. Hij leeft het leven der Vereeniging, de ziel begraven, verdronken in den oceaan van de Goddelijke Essentie. Onder dat grove hulsel, in dat armzalige lichaam huist een ziel die geheel blank is, e-en ziel zonder zonden; en het is wel rechtmatig, da God hem verwent! Hij heeft hem zooals ik u zeide alle macht over den Duivel gegeven" en in zekere gevallen geeft Hij hem eveneens het vermogen om door handoplegging ziekten te genezen. Hij heeft hier de wonderbare ge nezingen van de oude Heiligen hernieuwd. Zij zwegen en, geroepen door de klokken die voor de vespers luidden, begaven zij zich naar de kerk. De man In het bruine pak grinnikte tevre den. Hij behoefde niet eens zijn breekijzer te gebruiken. Het venster stond open! De heer Welsteld was wel erg onvoorzichtig geweest. Door dat pochen over zijn nieuwe huis waren heel wat menschen met de inrichting er van op de hoogte. Tweede deur links in de gang. herinnerde zich de inbreker. Voorzichtig duwde hij de tweede deur links open. DAar, achter het groote olieverfschilderij van Amalia Halig, de grootmoeder van mevrouw Welsteld, was de safe! De man in het bruin knipte 'n oogje tegen Amalia Halig. Toen sneed hij 'n groot gat in bet op den muur gespannen doek en ging aan het werk. Binnen het half uur had hij de deur open. Gehypnotiseerd staarde de inbreker naar het parelsnoer. Begeerig stak hij zijn hand uit en het kostbare kleinood verdween in zijn bin nenzak! Onmiddellijk doofde hij zijn zaklan taarn en sloop naar de deur. „Blijf staan en steek je handen omhoog", zei een koude stem. 'n Zwak geklik en alle lichten waren aan. De inbreker stak haastig zijn han den omhoog en keek met verschrikte oogen naar de deur. Zoo", zei de stem weer. Slechts één letter greep, doch gesproken van achter een gevaar lijk uitziende revolver. „Het was je zeker om de parels te doen hé?" vroeg de man bij de deur. Hij wees op de safe. Dat heb je 'm vlug gelapt". Toen liep hij op den ander toe en bevoelde zijn zakken. „H'm, ongewapend. Geef nu de parels maar onmiddellijk terug". Het snoer verwisselde weer van eigenaar. „Als je mij wilt besteren, moet ja vroeger op staan", ging de man met de revolver voort. Ik wist al tien minuten, dat je hier bezig was". Toen wond hij zich plotseling op. „Ruk uit, schurk, vóór ik de politie waarschuw. Niet dat ik medelijden met je heb! Ik doe bet alleen in mijn eigen belang. Als de verzekering hiervan hoorde, zouden ze direct mijn premie verhoo. gen. Vooruit, maak dat je weg komt!" J. K. HUYSMANS. (Uit: „En route".) Stemming des tijds, „Odh mijnheer ,z»u U mü 'm oogemblik wed. willend gehoor 1-eemen „Ja miaar dam ooik niet» anders". De man in het bruin rukte uit. „Sehurk", herbaalde de andere zachtjes. Lachend stopte hij de parels in een leeren zakje, dat hij ln zijn binnenzak liet glijden. Toen draaide hij het licht uit. „En nu er van door", zei hij halfluid, „de echte Welsteld mocht inderdaad eens komen". Ja, stel Je voor", snauwde een stem bij de deur. Met een ruk draaide de ander zich om en greep naar zijn heupzak. Hjj was een seconde te iaat! Op hetzelfde moment ging het licht weer aan en zag hij den loop van een revolver op zich gericht. Een klein, oud heertje keek hem nijdig aan. „Handen omhoog, schooier", riep het oude heertje opgewonden. „Probeer niet je handen te bewegen! Je hebt zeker een pistool bij je? Houd je handen omhoog, zeg ik je, jij... jij... gemeene kerel". Hij stikte bijna van woede. De revolver trilde in zijn bevende handen. De ander stak onmiddellijk zijn handen omhoog, „Om Godswil, meneer", smeekte hij, „schiet niet. Ik deed het uit wan hoop. Ik ben een nieuweling in het vak. Ik ben wel gekomen om te stelen, maar toch hen ik geen schurk. Er was thuis niets meer te eten en „Mijn parels!" zei de oude man schril. Je hebt de safe opengebroken en mijn parels ge stolen!" Opgewonden liep hij naar den Inbreker Steeds heftiger trilde de revolver in zijn hand. Doodsbleek keek de inbreker naar die be vende hand. „Meneer, meneer, wees toch voorzichtig! De parels zitten hier in mijn binnenzak!" De oude man tastte in de zakken. Eerst haalde hij het pistool er uit. En toen, met een kreet van blijdschap het zakje met de parels. Beiden stak hij veilig in zijn binnenzak. „Arme verdwaalde schooier", zei hij toen zachtjes. „Arme afgedwaalde stakker. Dus uit armoede ben jij een misdadiger geworden?" De ander hoorde den medelijdenden toon In de stem van de oude. „Geef me een kans", zet hij smeekend, „en Ik zweer U, dat ik nooit meer zal stelen. Waar achtig, dit was de eerste keer. Als mijn vrouw en kinderen het zouden hoorenAls U de politie waarschuwt, ben ik voor altijd verlo ren!" Medelijdend keek het oude heertje hem aan. „Eigenlijk moest ik de politie opbellen" aar zelde hij. „Maar, neen, ga maar, ik heb mede lijden met je vrouw en kinderen. Doch laat dit een harde les voor je geweest zijn. Denk altijd eerst aan je vrouw en kinderen, dat zal je helpen, een eerlijk menaeb. te blijven. Vooruit, ga nu maar gauw 1" iJll J:::. 4? ff DM AURAHAM llVDKmtO' een d»r 20 reileehopen tliie «n- «nelheinewedeiru-a van Australië naar Lohden, btj het paesoeren van tirwveaend. De reis duurde 4 mra De inbreker putte zich uit in dankbetuigin gen en verdween met bekwamen spoed. De oude man betastte nadenkend het zakje met het paarlsnoer. „Ik hoop, dat hij van nu af den rechten weg zal bewandelen" zei bij zacht. „En nu als de weerlicht er van door. De echte Welsteld mocht nu heuscb eens komen Het licht werd uitgedraaid. De oude man verdween ongehinderd, op zijn beurt in den donkeren nacht. Een paar minuten later werden de zware overgordijnen behoedzaam op zij geschoven. Het licht ging weer aan en de heer Welsteld, in pyama, liep haastig de kamer door. Aan dachtig keek hij naar zijn safe. „Hè, hè!" mompelde bij. „Eindelijk weg. Ik dacht warempel, dat die beroerde parels nooit gestolen zouden worden Ik beb met de inrichting van mijn huis genoeg te koop ge- ioopen. En dan eiken avond dat ongesloten, lokkende vensterVerdraaid, ik dacht, dat het ding nooit zou verdwijnen Twee volle uren heb ik daar op m'n bloote voeten achter dat gordijn moeten staan. Brrrrr, wat heb het koud Enfin, eindelijk zijn ze dan goed en wel foetsie En op wat voor een nier Om je dood te lachen ik zoo'n dikken, zijden zakdoek bij J" esten j Amdeirs hadden ze me zeker hooren P Maai, Wat 'n komedianten waren die kere^ nu is het leed geleden en da assure- lachte hij vergenoegd. In de verte klonk het aansla o- tor. „Meneer de inbreker, ®et de Paleis 1» grinnikte hij. Een uur later kwam met veel lawaai, de idaapkff«J» vrouw bin nenstormen Rachel "b opgewonden. Rachel word wakker 1 Inbrekers Er zijn 'inbrekers gewe^11 Ze ben «je safe in de studeerkamer opengebroken En je parels.. - - - ie mooie parelaB°el." weS I ges len 1 Ik heb de politie al opgebeld. Ze komen direct O, Rachel, je mooie, prachtige parels. Mevrouw Welsted zat verwilderd rond t-e kijken, rechtop in bed, In het eerst wak ze te slaperig om het te begrijpen. ,,lnt),T"e^ers e s&fö opengebrok®11 Haar paarlsnoer gestolen Toen drong het plotseling tot haar door „Beste man zei ze troostend, „trek je er maar niets van aan Ik heb je «ooit over gesproken, maar ik was altijd wel bang, dat er dieven zouden komen 1 JU was ook altijd zoo onvoorzichtig met je uitlatingen. En daarom heb ik stilletjes een imitatie-snoer laten maken. Dat droeg ik altijd en stoot 't 's avonds in de safe, juist of het 't echte was Maar de echte Parels" ging ze triomfantelijk voort, „liggen al een paar maanden veilig opgeborgen in de groote safe van de bank Zeg mannie," vroeg ze schalks, „was dat niet een praeht-idee van je vrouwtje Maar de apprecieerende woorden van den heer Welsteld bleven uitOnbedaarlijk begon hij te lachen, schel en irriteerend (NADRUK VERBODEN.) De desillusie. Een toerist maakt een reis door Egypte. Na alles wat hij gehoord en gelezen heeft moet dat nu eens een land zijn zonder een spoor van moderne beschaving. Hier zal hij tenminste be vrijd zijn van alle mogelijke conventies, en kon hij vrij en frank, zooals de hemel t rem in- geeft, het land doorkruisen. Voor dit doel huurt bij een kameel. Nogal handig was hij er bovenop geklauterd, daarbij geholpen door een praobt van een Arabier. Dat is nu eens echt wereldverloren" daeht hij, en meteen vroeg hij den Arabier: „Hos heet dit beest?" Greta Garbo! klonk het verrassend ant woord- Over het Graalfeest. Alida Zevenboom (de bekende Schröder of Bainbarossa) eChrijftt deze week in haar „Cro- quan-te Croquetjes" in de Groene Amsterdam mer ,,Maar ik was gek geworden, want in plaats dat ik bij een voetbalwedstrijd zat, zat ik bjj een Roomscfh Graal£,eeSlt ®n 300 moeten liegen als ito zei dat ik b«t niet mooi vond met al dia Engelen en Duivelen, maar jongen, jongen, dadht ik hij me zelf, Vat een macht hebban die katholiek00 toal1 gekregen dat zij ia Amster. daim zoo maar met hum Engelen en Duivelen be -voorschijn komen en wat kumnen wij, Pro testanten daar nu tegen deen? Wij laten otl" ?.e Engelen waar zij behooren en onzen vel houden wij ook liefst op een afstand, w*" lijtot imij niet verstandig om zoo erg 1 lakr met den duivel te zijn —een jnenae® n<^!t weten maar intusaahen maken B 'tolle ken er toch maar weer een "iff. rf6St,V?? en wij hebben als tegenmidd'ël n an half volle kerken". Geen uitkomst. De verontwaardigde 51,11,111 rrfl „Oos dak 'n in zulk een toestond, dat de regen durend oip het hoofd klettert. Hoe lans moet dat nog duren? Hulsbaas: Ben ijc soms een we®rprofeet?" •H4- Wat wij nog niet wisten. Gelezen in het „Algeme** Weekblad voer de Zuiderzee geeft men b,-N UBW1NUL D TUUNBEE VAN DE Gil >OTE MILITAIRE OPVOERING te Alderehot eenzame® Maktal. een OPWIL di9 te doen op een (Bng-)j d» Panadeesche bereden politie ï«r. De Schot. De Schot Mac Leem koopt een pakje tabak, maar kan slechts met een bankbiljet betalen. Telkens telt hij bet terugontvangen wisselgeld weer opnieuw na. „Komt het soms niet uit?" vraagt de «- diende, ,,Ja", bromt Mac Loan, „maar dan ook maar juist". het Begrafeniswezen "Bij deJy<jff A" oudjes, die niët meer in stoItTij'n!Svoor zich *e!f te ^rgen, te verstaan, a i\ hPf' bun tijd 13 °ra Van het wereldtooneel te verdwijnen cn *«zijn van de noodzake lijkheid hiervan zóo overtuigd, dat zij zich zonder morren of klagen in den voor hen be stemden kuil leggen en zich daarin levend laten begraven". Tegenwoordigheid van geest. ■Qe trein raasde in een versneld tempo en de oude heer was stil in z'n hoekje tn een welda dig slaapje Weggezonken. Opeens werd hij hard handig wakker gemaakt, en een opgewonden reiziger vroeg hem: „Mijnheer een dame met een bruinen mantel aan en n roode hoed. is dat soms uw vrouw?" „Ja, wat is er met haar aan de hand?" „Ze'is zoo juist nit den trein gevallen'" „Lieve hemel, waarom heb je niet dadelijk aan de noodrem getrokken? Zij heeft kaartjes

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 6