t
I
2
a
pliiSp
GREETJE EN HET GELUK
HET PARELSNOER
1I
BROEDER SIMEON EN DE VARKENS.
wmm
WOENSDAG 25 MEI 1932
I J
-
if:
ALLERLEI
I
In lwrt stedelijk theater van een miet al te
groote Duitse he stad, die verder niet ge
noemd behoeft te warden, sou met de Paasch-
dagen een feeatuibvoering gegeven warden.
Zoo had de magistraat dier stad het den in
tendant voorgesteld: want naast de verheven
heid van dan dag, die zich ook in het tooneel
openbaren zon, wilde men speciaal met deze
uitvoering propaganda maken voor dit thea
ter. De intemdamit koos als leest voorstelling
„Faust en Margarethe" wel geen Dnitsche
muziek, maar een oude, bekende oer-Dultschq
ptoE, waarvan de Fransche componist gebruik
gemaakt had. Om die opera nog een apart
fieeetelijk tintje te geven engageerde men bo
vendien een bekend buitenland sch dirigent.
Ailes was dus in de beste orde: in de dagen
voor Paschen werd ijverig gerepeteerd, de di
rigeerstok van den beroemden gast-dtrlgent
bracht er de laatste fijne puntjes aan. Toen
kwam de feestdag zelf; even stralend als de
uitdrukking op het gezicht van den directeur,
die zich op de schitterend verloopen generale
repetitie vergenoegd de handen wreef. Maar
te midden der feestvreugde viel er plotseling
een wanklank, die de heele vreugde van den
intendant, vier uur voor het begin der opvoe
ring vergalde.
De dame, die de rol van Gretchen ver
vulde, was plotseling ziek geworden. Wat
baatte het, dat hij haastig naar de zangeres
reed om haar te bezweren, ondanks haar ziek
te toch mee te spelen; hij vond haar met hoo-
ge koorts te bed. Wat baatte het, dat hij
zenuwachtig wel een uur met den horen der te
lefoon tn de hand stond en alle mogelijke be
vriende tooneelvereeni gingen en zangeressen
opbelde.er was géén Gretchen te vinden,
„Bij Faust hoort het Gretchen als bij de
pot het deksel!" jammerde de directeur, liep
weer met groote passen zijn kamer op en-
neer, trok zich de haren uit het hoofd, schold
op het zieke Gretchen, dat toch in den gTond
genomen haar bed, op den feestdag niet toege
juicht te worden, evenzeer beklaagde, ver
vloekte alle gezonde Gretchens, die hem van
daag zoo gemeen in den steek lieten.
Plotseling werd er heftig aan de deur ge
klopt. Een brommend „binnen!" antwoord
de. Een jonge man, dien men slechts kleine
rollen toevertrouwde, stamelde ontsteld: „Mijn
heer de directeur, wend u tot de radio! De ra
dio spoort misdadigers op; zonder twijfel zal
hij ook een Grethen voor u vindemi"
De directeur wees den „kerel" op onzachte
marnier de deur.begon toen weer door de
kamer te ijsberen.En opeens kwam hem de
„kerel" weeir in de herinnering en ook de ra
dio, Met den moed der wiamhoop klemt hij zich
thans aan de radio vaat.De telefoon rinkelt
weer.die radio stemt toe een S. 0. S. uit
te zenden.
De directeur hangt den horen weg. zet zijn
radio-toestel aan en reeds zegt de luidspreker:
„Hallo, hallo, wij onderbreken even dit middag
concert voor een belangrijke medadeeling: „De
tooneetlspeelster, die den rol -van Gretchen ver
vult tn het stadstheater van X. is plotseling
ziek geworden. De directie van het stadstheater
zoekt voor direct een zangeres, die heden
avond nog dee Gretchebn in een feeesitivoeTsitel-
llng van „Faust en Margaretha" zingen kan".
(Aanleiding tot de vertaling van dit fragment was de Huysmans-her-
denking van deze maand.
Broeder Simeon heeft werkelijk bestaan in het Cistercienser klooster
van Notre Dame d' Igny en in een verantwoording van Augustus 1(196
verklaart de schrijver met nadruk, dat hij den leekebroeder getrouwelijk
naar het leven geteekend heeft.)
Op denzelfden tijd ligt een kapelmeester, die
zonder betrekking la op den divan in zijn ka
mer. Zijn radio brengt hem vertrouwde melo-
diën vain het middagconcert over. En toen
plotseling dit: Hallo! Hallo! er wordt, een
Gretchen gezocht!
Prachtig! juicht de kapelmeester.springt
op, rent de kamer uit, de trap af, naar de
eerstvolgende tramhalte, rijdt mee naar een
voorstad, haast zich een nauwe trap op,
komt hij zijn verloofde, omhelst haar storm
acbtlg en juicht weer: „Luister eens, het stads
theater van X. zoekt voor vanavond nog een
Gretchen! Fijn hè? Je bsnt toch vrij niet?
Heb je een spoorboekje?!" De kapelmeester
bladert het boekje door, de liefste is heele.
maal in de war. Natuurlijk is zij vrij, al twee
jaar is zij vrij.En ook de Greitchen-partij
heeft zij nog In heit hoofd.
Maar wat beteekent dat alles, deknt zij.
Weer de kapelmeester: „Kleed je vlug aan
Binnen een kwartier gaat de trein! en hij
stormt met haar de trappen af draagt ze
half is bulten zichzelf van gelulk, om het
geen zijn lieveling overkomt. En als hij haar
in de tram gezet heeft, rent hij naar de tele
foon, belt die radio op: „Hier, kapelmeester
IJ, de Gretchen is onderweg!",
Als u wilt, gaan we Simeon goeden dag
zeggen.
En de oblaat voegde er aan toe Wanneer
u tn Parijs terug bent, zult u kunnen zeggen
een waarachtlgen heilige gezien te hebben, zoo
als er waren iu de Xlde eeuw deze voert ons
terug naar den tijd van St. Fianciscus van
Asslsië hij is zoo'n beetje de reïncarnatie van
dien wonderlijken Juniperus, waarvan de Fio-
retti ons de onschuldige ondernemingen heb
ben overgeleverd. Kent u dat werk
Ja, het is na de Gulden Legende het boek
waarin de ziel van de middeleeuwen zich het
zuiverst heeft uitgesproken.
Nu, om op Simeon terug te komen, die
grijsaard Is een heilige van een ongewonen
eenvoud. Om een voorbeeld te geven uit dui
zenden. Eenige maanden geleden was ik in de
cel van den prior, toen broeder Simeon ver
scheen. Hij zeide tot den pater de gebruikelijke
formule om te mogen spreken „Benedicite"
Pater Maximin antwoordt hem „Dominus"
en op dat woord, dat toestemming tot spreken
geeft, toonde de broeder zijn bril, met de mede-
deeltng dat hij niet goed meer zien kon.
Dat is niets bijzonders, zei de prior,
draagt nu al bijna tien jaar denzelfden bril
uw oogen kunnen zwakker geworden zijn in
dien tijd; maak u maar niet ongerust, we
zullen het nummer wel vinden, dat thans voor
u geschikt is.
Al sprekende draaide pater Maximin werk
tuigelijk de brillenglazen in zijn hand om en
plotseling begon hij te lachen, terwijl hij me
zijn vingers liet zien, die zwart geworden wa
ren. Hij wendt zich om, neemt een doek, veegt
den bril schoon en zet hem weer op den neus
van den broeder, terwijl hij zegt kunt u weer
zien, broeder Simeon
De oude stond paf en riep uitwerkelijk.
11c zie
Maa.r dit is slechts één der trekjes van die
goede ziel. Een ander is de liefde voor zijn
beesten. Als een zeug moet jongen, vraagt hij
verlof er den geheelen nacht bij te mogen blij
en, hij helpt bij de kraam, verzorgt het dier
als zijn kind, schreit als de biggen verkocht
moeten worden of als de varkens naar hét
slachthuis worden gebracht. Hoe die dieven
dan ook van hem houden
Waarlijk, ging de oblaat na een stilte voort,
God bemint bovenal de eenvoudige zielen, want
Hij overstelpt broeder Simeon met genade. Hij
alleen hier bezit de gave gezag uit te oefenen
over de Geesten, hij kan de demonische invloe
den, welke zich In de kloosters doen gelden
neutraliseeren en zelfs voorkomen. Er heb
ben dan vreemde gebeurtenissen plaats op ze
keren morgen zijn alle varkens op hun zijde
gevallen, doodziek en het einde nabij.
Simeon, die de oorzaak van zulke kwalen
kent, roept den duivel toe wacht jij, wacht
jij eens even, en je zult wat zien Hij gaat
gauw wijwater halen, besprenkelt er biddend
zijn kudde mee en alle beesten, die op sterven
lagen, staan op en beginnen te springen, wui
vend met hun staartjes.
Wat de strooptochten van den duivel betreft
in het klooster zelf, die zijn maar al te reëel
en soms wijst men ze niet terug dan na aan
houdende bezweringen, en energiek vasten
in het meerendeel der abdijen strooit de duivel
op zekere oogenblikken een larven-kweek rond
waarvan men niet weet hoe er van af te ko
men. Hier hebben Vader Abt, de prior, al de
genen die priester zijn, gefaald om de duivel
bezweringen krachtdadig te maken moest de
nederige leekebroeder tusschen-beide karnen
ook heeft hij, om nieuwe aanvallen te voorko
men, het recht verkregen om, als het hem
goeddunkt het klooster te reinigen met wijwa
ter en gebeden.
Hij heeft het vermogen om den Booze te
voelen waar bij zich verbergt en hij vervolgt
hem, jaagt hem op en eindigt met hem bui
ten te werpen.
Hier Is de varkensstal, ging de heer Bruno
voort, terwijl hij tegenover den linker vleu
gel van het klooster een bouwvallig huisje
aanwees, omringd door palissaden en hij voeg
de eraan toe:
Ik zeg u tevoren, de oude knort als een
varken, maar ook hij zal slechts met teekens
op onze vragen antwoorden.
Maar tot zijn beesten mag hij spreken.
Ja, tot hen alleen.
De oblaat duwde een klein deurtje open en
die leekebroeder, die diep gebogen stond, kief
moeizaam het hoofd op.
Wat nu komt, kan de lezer zich wel in-
denken. Maar omd-at de gëbeete geschiede
nis echt waar ls, zij het gelukkig einde toch
nog in korte trekken weergegeven.
De directeur was overgelukkig. Het liefet
van alles zou hij het vreemde Gretchen, dat
daar als redster uit een groote etad tot hem
gesneld kwam, omhelsd hebben.
Een half uur later reeds begon de feest-
uitvoering. De zaal was tot de laatste plaats
uitverkocht, maar de kapelmeester, die Gret
chen nagereisd was, had toch neg een plaats
je weten te veroveren. En nu zag hl} zijn
liefste als Gretchen toegejuicht; hij hoorde
de vele aria's en duetten, die hij zoo vaak ln
gelukkige dagen op den vleugel begeleid had.
En toen het gordijn nia de laatste akte neer
gelaten was en het publiek telkens weer om
„Gretchen" riep, was de werklooze jonge ka
pelmeester haast buiten zichzelf van vreug
de en geluk.
„Ik dank u," zei de verheugde directeur,
en drukte beide handen van het „Gretchen".
„En u hebt op het oogenbllk geen engage
ment? Ik zal zien wat ik voor u doen kan.
De heele stad Is u dank verschuldigd. Blijft
u enkele dagen als gast hier, dan zal ik in-
tussohen met d-en burgemeester spreken".
„Als het tohater me engagement, kunnen
we trouwen!" juichte Gretchen. ,,Is dm r--n
bemelscbe Paasch vreugdevoegde zij er nog
aan toe. j
Soes stoet hij huur gelukkig ln zijn armen, 1
Dag, broeder, zei de heer Bruno; mijn
heer hier wou uw pleegkinderen eens bezoe
ken.
OveT de lippen van den grijsaard kwam een
verheugd gemompel. Hij glimlachte en noo-
digde met een teeken uit hem te volgen
Hij leidde de heeren binnen in een stal en
Durtal trad terug, verdoofd door afschuwe
lijke kreten en stikkend in den verpestenden
stank van de mest. Alle varkens richtten zich
overeind achter hun hek en schreeuwden van
vreugde bij het zien van den broeder.
Koest, koest, zei de oude 'met zachte
stem en met zijn arm over de afscheiding
streelde hij de snoeten van de varkens, die
elkander verdrongen om hem te besnuffelen.
Hij trok Durtal bij d«n mouw en liet hem
over het hek kijken, waar hij hem een enorme
zeug toonde van Engelsoh ras, met een wip
neus, 'n monster van een beest omringd door
een troep biggen
Ja, lieveling, kom, lieveling, mompelde
de oude,' terwijl hij met zijn hand de varkens
haren gladstreek.
En de zeug keek naar hem met kleine
smachtende oogjes en lekte hem de handen;
ten slotte barstte zij ln afgrijselijk geschreeuw
uit toen hij heenging.
Du-rtal maakte een complimentje over de
beesten en de oude streek zich met zijn grove
hand verheugd over het voorhoofd; toen, op
een vraag van den oblaat naar de dfUcht van
een of andere zeug, telde hij achter elkaar zijn
vingers af, antwoordde dat die dieren echt
vraatzuchtig waren door zijn armen ten he
mel te heffen, naar de leege voederbakken te
wijzen, stukken hout op te rapen, bundels
hooi te grijpen, die hij aan zijn lippen bracht,
terwijl hij kaakbewegingen maakte of hij met
vollen mond at.
Toen leidde hij de heeren naar de binnen
plaats, liet ze tegen den muur staan, opende
een e-ind verder een dear, en verdween.
Een geweldig mannetjes-varken joeg voorbij
als een storm, wierp een kruiwagen onderste
boven, liet als een granaat de aardkluiten om
zich heen springen; holde vervolgens in galop
rond over de binnenplaats en eindigde met
zijn kop te steken in een mesthoop. Hij wierp
zich om, spartelde met de pooten in de lucht
en maakte zich uit de voeiten, zwart, vuil als
een schoorsteen, smerig.
Waarna hij stilstond, vreugdevol snoof en
Hef wilde gaan doen tegen den monnik, d»e
hem met een gebaar tegenhield.
Hij ls prachtig, uw mannetjesvarken, zei
Durtal.
En de broeder keek Durtal aan met voch
tige oogen, hij wreef met zijn hand over zijn
nek en zuchtte.
Dat wi-1 zeggen, dat hij spoedig geslacht
zal worden, zei de oblaat.
En de oude stemde heit toe met een verdrie
tig hoofdschudden.
Zij namen afscheid van hem, dankend voor
zijn vriendelijkheid.
Als ik denk aan de manier, waarop die
man, die zich geheel aan de nederigste bezig
heden wijdt, in de kerk bidt, -dan krijg
lust me op de knieën te werpen en te doen
als zijn varkens en hem de handen te kus-
sen! riep Durtal na een stilte uit.
Broeder Simeon is een engelachtig wezen,
antwoordde de oblaat. Hij leeft het leven der
Vereeniging, de ziel begraven, verdronken in
den oceaan van de Goddelijke Essentie. Onder
dat grove hulsel, in dat armzalige lichaam
huist een ziel die geheel blank is, e-en ziel
zonder zonden; en het is wel rechtmatig, da
God hem verwent! Hij heeft hem zooals ik u
zeide alle macht over den Duivel gegeven"
en in zekere gevallen geeft Hij hem eveneens
het vermogen om door handoplegging ziekten
te genezen. Hij heeft hier de wonderbare ge
nezingen van de oude Heiligen hernieuwd.
Zij zwegen en, geroepen door de klokken
die voor de vespers luidden, begaven zij zich
naar de kerk.
De man In het bruine pak grinnikte tevre
den. Hij behoefde niet eens zijn breekijzer te
gebruiken. Het venster stond open!
De heer Welsteld was wel erg onvoorzichtig
geweest. Door dat pochen over zijn nieuwe huis
waren heel wat menschen met de inrichting
er van op de hoogte. Tweede deur links in de
gang. herinnerde zich de inbreker. Voorzichtig
duwde hij de tweede deur links open. DAar,
achter het groote olieverfschilderij van Amalia
Halig, de grootmoeder van mevrouw Welsteld,
was de safe!
De man in het bruin knipte 'n oogje tegen
Amalia Halig. Toen sneed hij 'n groot gat in
bet op den muur gespannen doek en ging aan
het werk. Binnen het half uur had hij de deur
open. Gehypnotiseerd staarde de inbreker naar
het parelsnoer. Begeerig stak hij zijn hand uit
en het kostbare kleinood verdween in zijn bin
nenzak! Onmiddellijk doofde hij zijn zaklan
taarn en sloop naar de deur.
„Blijf staan en steek je handen omhoog", zei
een koude stem. 'n Zwak geklik en alle lichten
waren aan. De inbreker stak haastig zijn han
den omhoog en keek met verschrikte oogen
naar de deur.
Zoo", zei de stem weer. Slechts één letter
greep, doch gesproken van achter een gevaar
lijk uitziende revolver.
„Het was je zeker om de parels te doen hé?"
vroeg de man bij de deur. Hij wees op de safe.
Dat heb je 'm vlug gelapt".
Toen liep hij op den ander toe en bevoelde
zijn zakken.
„H'm, ongewapend. Geef nu de parels maar
onmiddellijk terug".
Het snoer verwisselde weer van eigenaar.
„Als je mij wilt besteren, moet ja vroeger op
staan", ging de man met de revolver voort.
Ik wist al tien minuten, dat je hier bezig
was".
Toen wond hij zich plotseling op. „Ruk uit,
schurk, vóór ik de politie waarschuw. Niet dat
ik medelijden met je heb! Ik doe bet alleen in
mijn eigen belang. Als de verzekering hiervan
hoorde, zouden ze direct mijn premie verhoo.
gen. Vooruit, maak dat je weg komt!"
J. K. HUYSMANS.
(Uit: „En route".)
Stemming des tijds,
„Odh mijnheer ,z»u U mü 'm oogemblik wed.
willend gehoor 1-eemen
„Ja miaar dam ooik niet» anders".
De man in het bruin rukte uit. „Sehurk",
herbaalde de andere zachtjes. Lachend stopte
hij de parels in een leeren zakje, dat hij ln zijn
binnenzak liet glijden.
Toen draaide hij het licht uit. „En nu er van
door", zei hij halfluid, „de echte Welsteld
mocht inderdaad eens komen".
Ja, stel Je voor", snauwde een stem bij de
deur.
Met een ruk draaide de ander zich om en
greep naar zijn heupzak. Hjj was een seconde
te iaat! Op hetzelfde moment ging het licht
weer aan en zag hij den loop van een revolver
op zich gericht. Een klein, oud heertje keek
hem nijdig aan. „Handen omhoog, schooier",
riep het oude heertje opgewonden. „Probeer
niet je handen te bewegen! Je hebt zeker een
pistool bij je? Houd je handen omhoog, zeg
ik je, jij... jij... gemeene kerel". Hij stikte
bijna van woede. De revolver trilde in zijn
bevende handen. De ander stak onmiddellijk
zijn handen omhoog, „Om Godswil, meneer",
smeekte hij, „schiet niet. Ik deed het uit wan
hoop. Ik ben een nieuweling in het vak. Ik
ben wel gekomen om te stelen, maar toch hen
ik geen schurk. Er was thuis niets meer te
eten en
„Mijn parels!" zei de oude man schril. Je
hebt de safe opengebroken en mijn parels ge
stolen!"
Opgewonden liep hij naar den Inbreker
Steeds heftiger trilde de revolver in zijn hand.
Doodsbleek keek de inbreker naar die be
vende hand.
„Meneer, meneer, wees toch voorzichtig! De
parels zitten hier in mijn binnenzak!"
De oude man tastte in de zakken. Eerst
haalde hij het pistool er uit. En toen, met een
kreet van blijdschap het zakje met de parels.
Beiden stak hij veilig in zijn binnenzak.
„Arme verdwaalde schooier", zei hij toen
zachtjes. „Arme afgedwaalde stakker. Dus uit
armoede ben jij een misdadiger geworden?"
De ander hoorde den medelijdenden toon In
de stem van de oude.
„Geef me een kans", zet hij smeekend, „en
Ik zweer U, dat ik nooit meer zal stelen. Waar
achtig, dit was de eerste keer. Als mijn vrouw
en kinderen het zouden hoorenAls U de
politie waarschuwt, ben ik voor altijd verlo
ren!"
Medelijdend keek het oude heertje hem aan.
„Eigenlijk moest ik de politie opbellen" aar
zelde hij. „Maar, neen, ga maar, ik heb mede
lijden met je vrouw en kinderen. Doch laat dit
een harde les voor je geweest zijn. Denk altijd
eerst aan je vrouw en kinderen, dat zal je
helpen, een eerlijk menaeb. te blijven. Vooruit,
ga nu maar gauw 1"
iJll J:::. 4?
ff
DM AURAHAM llVDKmtO' een d»r 20 reileehopen tliie «n- «nelheinewedeiru-a
van Australië naar Lohden, btj het paesoeren van tirwveaend. De reis duurde 4 mra
De inbreker putte zich uit in dankbetuigin
gen en verdween met bekwamen spoed.
De oude man betastte nadenkend het zakje
met het paarlsnoer. „Ik hoop, dat hij van nu af
den rechten weg zal bewandelen" zei bij zacht.
„En nu als de weerlicht er van door. De
echte Welsteld mocht nu heuscb eens komen
Het licht werd uitgedraaid. De oude man
verdween ongehinderd, op zijn beurt in den
donkeren nacht.
Een paar minuten later werden de zware
overgordijnen behoedzaam op zij geschoven.
Het licht ging weer aan en de heer Welsteld,
in pyama, liep haastig de kamer door. Aan
dachtig keek hij naar zijn safe.
„Hè, hè!" mompelde bij. „Eindelijk weg.
Ik dacht warempel, dat die beroerde parels
nooit gestolen zouden worden Ik beb met de
inrichting van mijn huis genoeg te koop ge-
ioopen. En dan eiken avond dat ongesloten,
lokkende vensterVerdraaid, ik dacht,
dat het ding nooit zou verdwijnen Twee volle
uren heb ik daar op m'n bloote voeten achter
dat gordijn moeten staan. Brrrrr, wat heb
het koud Enfin, eindelijk zijn ze dan
goed en wel foetsie En op wat voor een
nier Om je dood te lachen
ik zoo'n dikken, zijden zakdoek bij J" esten j
Amdeirs hadden ze me zeker hooren P Maai,
Wat 'n komedianten waren die kere^
nu is het leed geleden en da assure-
lachte hij vergenoegd.
In de verte klonk het aansla o-
tor. „Meneer de inbreker, ®et de Paleis 1»
grinnikte hij.
Een uur later kwam met
veel lawaai, de idaapkff«J» vrouw bin
nenstormen Rachel "b opgewonden.
Rachel word wakker 1 Inbrekers Er zijn
'inbrekers gewe^11 Ze ben «je safe in de
studeerkamer opengebroken En je parels.. - - -
ie mooie parelaB°el." weS I ges
len 1 Ik heb de politie al opgebeld. Ze komen
direct O, Rachel, je mooie, prachtige parels.
Mevrouw Welsted zat verwilderd rond t-e
kijken, rechtop in bed, In het eerst wak ze te
slaperig om het te begrijpen.
,,lnt),T"e^ers e s&fö opengebrok®11 Haar
paarlsnoer gestolen
Toen drong het plotseling tot haar door
„Beste man zei ze troostend, „trek je er
maar niets van aan Ik heb je «ooit over
gesproken, maar ik was altijd wel bang, dat er
dieven zouden komen 1 JU was ook altijd zoo
onvoorzichtig met je uitlatingen. En daarom
heb ik stilletjes een imitatie-snoer laten maken.
Dat droeg ik altijd en stoot 't 's avonds in de
safe, juist of het 't echte was Maar de echte
Parels" ging ze triomfantelijk voort, „liggen al
een paar maanden veilig opgeborgen in de
groote safe van de bank Zeg mannie," vroeg
ze schalks, „was dat niet een praeht-idee van
je vrouwtje
Maar de apprecieerende woorden van den
heer Welsteld bleven uitOnbedaarlijk begon
hij te lachen, schel en irriteerend
(NADRUK VERBODEN.)
De desillusie.
Een toerist maakt een reis door Egypte. Na
alles wat hij gehoord en gelezen heeft moet dat
nu eens een land zijn zonder een spoor van
moderne beschaving. Hier zal hij tenminste be
vrijd zijn van alle mogelijke conventies, en kon
hij vrij en frank, zooals de hemel t rem in-
geeft, het land doorkruisen.
Voor dit doel huurt bij een kameel. Nogal
handig was hij er bovenop geklauterd, daarbij
geholpen door een praobt van een Arabier.
Dat is nu eens echt wereldverloren" daeht
hij, en meteen vroeg hij den Arabier: „Hos
heet dit beest?"
Greta Garbo! klonk het verrassend ant
woord-
Over het Graalfeest.
Alida Zevenboom (de bekende Schröder of
Bainbarossa) eChrijftt deze week in haar „Cro-
quan-te Croquetjes" in de Groene Amsterdam
mer
,,Maar ik was gek geworden, want in plaats
dat ik bij een voetbalwedstrijd zat, zat ik bjj
een Roomscfh Graal£,eeSlt ®n 300 moeten liegen
als ito zei dat ik b«t niet mooi vond met al dia
Engelen en Duivelen, maar jongen, jongen,
dadht ik hij me zelf, Vat een macht hebban die
katholiek00 toal1 gekregen dat zij ia Amster.
daim zoo maar met hum Engelen en Duivelen
be -voorschijn komen en wat kumnen wij, Pro
testanten daar nu tegen deen? Wij laten otl"
?.e Engelen waar zij behooren en onzen vel
houden wij ook liefst op een afstand, w*"
lijtot imij niet verstandig om zoo erg 1 lakr
met den duivel te zijn —een jnenae® n<^!t
weten maar intusaahen maken B 'tolle
ken er toch maar weer een "iff. rf6St,V??
en wij hebben als tegenmidd'ël n an half
volle kerken".
Geen uitkomst.
De verontwaardigde 51,11,111 rrfl „Oos dak 'n
in zulk een toestond, dat de regen
durend oip het hoofd klettert. Hoe lans moet dat
nog duren?
Hulsbaas:
Ben ijc soms een we®rprofeet?"
•H4-
Wat wij nog niet wisten.
Gelezen in het „Algeme** Weekblad voer
de Zuiderzee geeft men
b,-N UBW1NUL D TUUNBEE VAN DE Gil >OTE MILITAIRE OPVOERING te Alderehot eenzame® Maktal.
een OPWIL di9 te doen op een (Bng-)j d» Panadeesche bereden politie ï«r.
De Schot.
De Schot Mac Leem koopt een pakje tabak,
maar kan slechts met een bankbiljet betalen.
Telkens telt hij bet terugontvangen wisselgeld
weer opnieuw na.
„Komt het soms niet uit?" vraagt de «-
diende,
,,Ja", bromt Mac Loan, „maar dan ook maar
juist".
het Begrafeniswezen
"Bij deJy<jff A" oudjes, die niët meer in
stoItTij'n!Svoor zich *e!f te ^rgen, te verstaan,
a i\ hPf' bun tijd 13 °ra Van het wereldtooneel
te verdwijnen cn *«zijn van de noodzake
lijkheid hiervan zóo overtuigd, dat zij zich
zonder morren of klagen in den voor hen be
stemden kuil leggen en zich daarin levend
laten begraven".
Tegenwoordigheid van geest.
■Qe trein raasde in een versneld tempo en de
oude heer was stil in z'n hoekje tn een welda
dig slaapje Weggezonken. Opeens werd hij hard
handig wakker gemaakt, en een opgewonden
reiziger vroeg hem: „Mijnheer een dame met
een bruinen mantel aan en n roode hoed. is
dat soms uw vrouw?"
„Ja, wat is er met haar aan de hand?"
„Ze'is zoo juist nit den trein gevallen'"
„Lieve hemel, waarom heb je niet dadelijk
aan de noodrem getrokken? Zij heeft
kaartjes