m
s
2
t.
tl
YAN KEUZEN EN ELFJES.
4
ALLERLEI
'm
HET AMBT VAN BBAHMAANSCH
BEDELMONNIK.
VOOR KNUTSELAARS.
ZATERDAG 4 JUNI 1932
HOOGTEsDAGEN in het
KERKELIJKE jaar.
EEN SPROOKJE UIT
IJSLAND,
Oplossing der raadsels.
Oplossing van
vorigen relbus
DE CHINEES ANTON.
JE
■Vlechten met pïtmet.
ii.
BIJ WELK SPROOKJE?
DOET ER MEE?
DE ZWEVENDE RING.
Kerstmis Pasohen PinksterenHet
geheele verlossingswe^
van God den Zoon
^er'c aaa °'ns oog voorbij.
Dan stemt zij <jen lofzang aan tot de drie
ersonen i-n één Natuur, die ov«r ons heer-
scnen door Macht, Wijsheid en Godheid. Te
leven nit die macht; zich te laten leiden door
die Wijsheid: te vertrouwen op die Goedheid;
dat is het Rijk der H. Drievuldigheid erkennen
op aarde.
Hit vordert een offer van ons verstand. Eén
Hod en tóch drie Goddelijke Personen, hoe kan
dat? De Mohammedanen willen er niets van
weten. Voor hen moet alles heel begrijpelijk.
eii dus eigenlijk heel gewoon zijn. De eeuwige
afmetingen van God wenschen zij na te meten
niet den dubbelen decimeter van hun eigen
verstandelijk inzicht. Dat geeft nóóit 'n geheim
als van de H. Drievuldigheid tot uitkomst. Dit
wordt alléén aannemelijk door een blind geloof
aan God's Woord; „Drie zijn er die getuigenis
geven, de Vader, het Woord en de H. Geest, en
deze. Drie zyn één» gelijk Sint Jan dat
in zijn evangel heeft opgeteekend. Hier dient
verstand aan te nemen, wat bet niet be-
haa^' omhelzen, wat hem niet be-
St; de kracht te verhopen, wat niet kan.
s indien deze drie samenwerken slaat het
®r° Zij den Vader" los voor Hem, die ons
ersteunt; „en den Zoon" voor Hem, die
0ns verstand verlicht „en den H. Geest"
van Hem. die onzen wil heiligt.
Oeze Drie-ëenheid, de Schepper van alles
Wat ik zie en niets van hetgeen ik zie, de
Bchoonheld, die alles verfraait, de Goedheid, die
goed maakt, die in de zon schittert om
®ij te verlichten, in het vuu» zindert om mij
e verwarmen, In het water ruischt om mij
te verkwikken, in het koren schuilt om mij te
voeden, tn de bloemen geurt om mij op te
beffen,
in de aarde om mij te steunen, zij f?0"
Prezen tot in eeuwigheid.
Na Drievuldigheids-Zondag komit dan het
feest van het H. Sacrament. Nooit kan 'k ver
beten, hoe ik de viering daarvan eens in \e-
B«tië mocht bijwonen. De Mis van kardinaal
aartsbisschop Lafoutaine in die San-Mazrco-
^erk, mij radeloos maakte van ontroering;
lange processie naar de lagune, die als 'm
azutBn sjaal rond de piatta lag uitgestrekt; de
2e,SetUng der zee; de hartelijk-warme, door
Veel Zuidelijke bewegingen onderstreepte toe-
®praak van den kardinaal, welke soms 'n glim-
a®h teweegbracht op <1® bronzen gezichten der
vn feestelijk-wit gedoste gondeliers. Daarbij
®rSeleken schieten wij bier, in dit nuchtere
'n k0®1 ^kort. Maar ik denk, dat
all6rteirst op do goede meendng aankomt,
behoeft hier niet minder zuiver te zü'n
<1*® daarginds.
'Via naar eer streeft kan aan dezen sc
voldaan Worden, want gr^er eer dan eén te
"vovden met den Zone Gods ia wei met denk
baar Wie bet leven wenscht kan mets lang
duriger noch gelukkiger vinden dan het eeuwi
ge, dat aan de genoodigden tot dezen Maaltijd
is toegezegd. Wie rijkdommen verlangt vindt
ze in Hem, die de schatten der natuur in Zich
houdt 'besloten en de vreugde smaakt men ner
gans roller dan in dit Sacrament, dat er de
bron. van is. Dit festijn breidt zich in ongerepte
lankheid uit over héél de wereld; dit Gerecht
«raakt nimmer uitgeput, zoolang de Kerk be-
etaan zal; aan géén tafel is het gietal der
®®«t8n zóó groot. Geloofd zij het H. Sacrament
^'es Altaars.
Het laatste feest is 'dat van het Heilig Hart,
'des Vrijdags na het octaaf van Sacramentsdag.
^Üne Heiligheid, onze gemeenschappelijke Va-
d«r, heeft naar aanleiding van dit hooggetij een
Encycliek geschreven; onze hoogw. Bisschoppen
hebben daar nader op gewezen. Nochtans heeft
de Kerk dit feest niet ingesteld, doch Jesus
Zeif in Zijn bevel tot de H. Margaretha Maria
Alaooque, een arme, onbekende kloosterzuster,
die zeker niet voor haar plezier deze Boodschap
aan de Kank overbracht en die tegenspraak ge-
hoog ondervonden heeft in haar klooster en
daarbuiten. Het is makkelijker om de wereld
rond Rome van 'n wonder te overtuigen dan
pome zelf; pgg ^0^ ajie twijfels weken en de
K.erk voldoende zekerheid had over den Wil
des Heeren, aarzelde zij niet langer en zóó le
«ke6 deTOtie tot haar volle ontwikkeling ge-
den*' ^at' filst voor ons allen de plicht mee
<j;€.111,rensch van Je®üs' Hart te vervullen. ,,In-
vrnolw1611 eenS aangenaam deze gods
die er J68113 ls' a°u geen Christen zijn,
voor ,?8 ï?®1' hoe weinig hij ook
heeft o hefdevoHen Heiiaj,^ gevoelen zoude'
aeert S. Margareitha Maria
eDli.en wij daal'8311 Jte^teude jjih octaaf,
door het vrijwi^S aanvaarden van de
toe verstervingen, die onze Bisschoppen van
Daar was 'ns 'n rijke boer, die op 'n groote
stee woonde hij had 'n vrouw en twee zoons,
maar die waren al getrouwd. De eene zoon was
rijk, net als z'n vader, en bezat vier kinderen
de andere was arm en leefde slechts van dat
gene, wat zijn vader hem nu en dan toestopte.
Toen de vader overleed, moesten zijn zoons de
erfenis deelen. De rijke nam zoowat alles voor
zichzelf, want, dacht hij, m'n broer heeft zijn
aandeel al lang verteerd en opgegeten. Voort
aan woonde hij op de stee en z'n broer kwam
het noodigste bedelen aan de voorpoort, net
als vroeger bij zijn ouders. Meestentijds gaf de
rijkaard hem wat, maar nooit met 'n vriende
lijk gezicht.
Op zekeren dag werd op de boerderij een
vette os geslacht en de arme broeder maakte
zich al blij wegens het deel, dat hij daar mis
schien van krijgen zou. Z'n vrouw noemde hem
n dwaas niets dan scheldwoorden zou hij
ontvangen, dat was al Toch ging hij naar de
stee toe en smeekte om wat vleeeeh voor n
soepje. De rijkaard had daar niet veel idee in
hij liep over het erf en trok zich van dien
bedelaar slechts weinig aan. Eindelijk, om van
het gezeur af te komen, nam hij 'n achterbout
en smeet,die naar z'n broer toe met de woorden
Loop naar den duivel met die bout daar
De arme nam het vleesch en 6i_n8 naar zijn
huisje terug. Z'n vrouw wou ei dadelijk soep
van gaan koken. „Nee" zei baai man „ik
moet ermee naar den duivel geef me eten
voor onderweg en n paar nieuwe schoenen
De vrouw meende, dat hij niet goed snik was,
maar zij moest doen, wat hij verlangde. Hij liep
'héél lang en zonder te weten waarheen. Einde
lijk trof bi) 'n man aan, die hem vroeg
„Wat moet je met dat stuk vleesch
„Daar moet ik mee naar den duivel
„W»et je dan waar die is
„Neen".
„Let op dan Hier is 'n kluwen houd het
eene eind ervan vast, dan zal het andere naar
4ieD heuvel daar loopen. Met deze roede moet
je op den heuvel slaan dan sla je er 'n gat
in groot genoeg, om het stuk vleesch erin te
smijten. Dadelijk daarop komen er twee hand
molens uit de opening. De eene is wit, de andere
zwart. Kijk niet naar den zwarte, maar neem
aanstonds den witte. Dan laat je het kluwen
maar weer voor je uit rollen en je gaat met den
molen naar huis
Zoo gebeurde 't. De bedelaar smeet de bout
in den afgrond en riep „Hier, duivel, compli
ment van m'n broer Met het witte molentje
ging hij weg. „Je moet er 'n buis om bouwen
dan maalt het alles wat je maar wilthad
j(je vreemdeling nog gezegd „je hoeft dan
■alléén maar te zingen
„Maal geen mout en maal geen zout,
Maal alléén in 's Hoeren Naam".
De vreemdeling was 'n Engel geweest, en hij
verdween uit liet oog,
Thuis gekomen, liet de arme direct 'n huis
rond het kostbare toovermolentje bouwen en
dit maalde alles, wat hij zeide te malen, eten
en kleeren en wat maar noodig was. Tenslotte
®élfsgoud Zuiver goud Nu werd de
bedelaar schatrijk en wou zijn goud met den
schepel (Dekaliter) gaan nameten. Hij li-et dit
voorwerp bij z'n broer halen, maar deze had
er hars ingesmeerd om zoodoende aan de weet
te komen, wat er alzoo In het molenhuis te
meten viel Toen hij den schepel terug kreeg,
kleefde er stofgoud aan de hars en nu snapte
hij meteen, waarom z'n broer niet meer kwam
bedelen en hoe het kwam, dat zij kudden scha
pen grooter en grooter werden. Hij ging naar
'hem toe en boorde hoe alles in zijn werk was
gegaan.
Sindsdien had 'hij nog maar één gedachte
het molentje in zijn bezit te krijgen. Zijn broer
gaf het hem voor héél de boerderij, waar eens
zijn vader had gewoond. De ander trok met
zijn vrouw weg, scheepte zlc'h dn ën stak in zee,
„Maal geen mout en ,maal. geen zout, Maal
alléén in 's Heeren Naam!" beval hij het won-
deruiolentje, maar dit deed net, of 't doof was
Nog eens en nóg eens de tooverspreuk herhaald
maar 't molentje verdraaide 't Vol woede
sprak nu de nieuwe eigenaar
„Maal toch mout en maal toch zout,
Maal in naam des duivels".
Aanstonds -begonnen de wieken lustig te wer-
iken, mout en zout kwamen te voorschijn, niets
.dan mout en zout. Het schip werd er mee
gevuld het begon al dieper en dieper te zinken
-en eindelijk verdween het dn de diepte met alle
opvarenden. De duivel wreef zich in de handen
van pret, maar de eens zoo arme broeder en
zijn vrouw volhardden in een Gode welgevallig
lieven.
ons verzocht hebben. Wederkeer-% <}it Hei-
ig Hart zich voor ons o)>®Iie'n ®n ons met Zijn
njke "wö^dia^en ov^eirvloedié
I- Nedertreden.
II. Weenen. Eiber. Eend_ Nok. N.
A. v, H., Heemstede.
"Wie waarlijk wensobt vooruit te komen,
Moet niet beginnen met zich bergea gou(Js
Hij houde, wat hij doe en laat,
ïn alles orde en regelmaat-
te
droomen.
was de eenige getuige bij het zalig afsterven
van den H. Franciscus Xaverius, den Apostel
van Indië, den 27en Nov. 1652. De groote mis
sionaris stierf in armoede en verlatenheid
gelijk ook zijn Meester aan het kruis. De
trouwe Chinees lei het stoffelijk overschot in
een soort lijkkist, Waarin ongebluschte kalk
werd gestort om de ontbinding te bevorderen,
Den 17en Febr. 1553 werd het graf geopend,
maar de reliquie van den Heilige was nog ge
heel gaaf. Zij werd daarna te Malaka tér aarde
besteld, zonder kist; den 15en Augustus was
uog geen spoor van ontbinding te bemerken,
I-n het begin der Goede "Week 1554 werd de
groote doode naar de Sint Paulus-kerk van
Goa overgebracht en later plechtig bijgezet,
onverteerd rust de reliquie nog heden ten
dage in Goa.
Toen zoo verbaden onts de oude Germanen
de burcht der goden zwaar beschadigd was,
wilden zij zich een nieuw hui-s laten bouwen.
Niemand leek daar beter voor geschikt, dan
de reus „Smiiedr" en deze beloofde in één win
ter die gactenwonimg te voltooien, wanneer hij
de godtin der lente, Freya, ails gade en de zon
en de maan ten geschenke zou krijgen. Geen
andere hulp bad 'hij noodiig dan die van zijn
trouw paand.
De goden zwoeren met dure eedeu, dat zij
dezen prijs iheell geschikt vonden, want, dachten
ze, in één winter speelt de reus dat tóch niet
tolalar Maar -laat nu tegen het 'begin der 1-ente
haast heel het gebouw kant en. klaar voor hun
oogem staan Dat hadden ze niet verwacht
De god Laki veranderde zich nu in een paard
en maakte bet ros van „Smiedr" zóó schuw,
dat bet de donkere bosscbeu in rende. De reus
moest héél den nacht dra-ven om het dier in
te balen en nu kiwaim bij zóó ten achter met
zijin werk, 'dat hij -niet op tijd Maar was. Hij
■merkte evenwel, dat de goden 'hem ieel-ijk
bij den neus genomen hadden en zwoer den
-heelen burcht omver te halen en met den grond
giijk te maken In hun angst voor den ver-
schrikikeil-ij'k'en reus, riepen de goden nu Thor
te hulp. Deze slaagde er in Smiedr een kopje
kleiner te maiken-, -zoodat de As'en- rustig hun
nieuwe bui-s* kouden toetrekken.
'u Andere reus was „Grendel", die zich maar
-bet liefst in het water ophield,. Deze gevaar
lijke ibaas had die onhebbelijke gewoonte de
belden, die zich toevallig des nachts in zijn
buurt ter rust legden, mee te steepen naar
zijin moerasiaige rijk. Twaalf tange winters
achter elkaar moesten er -heel wat mensoheu
aan gelooven; van den dapperen koning
Hrodhgar zelf dertig man tegelijk De koene
Beowoelf vatte daarop het 'bes-luit tegen Gren
del te gaan vechten. Des nachts gelukte het
hem, den reus itoij zijn arm -vast te grij-pen en
lm het gevecht hakte hij hem dit lichaamsdeeil
■zelfs gehea.l af. De reus bezweek aan die vreese-
lijke wonde, maar in den volgenden nacht
kwam zijn moeder, om haar zoon te wrakein,
wéér een held roeven. Beowoelf snelde toen
over rotsen en Klippen naar het r!j-k van den
watergeest toe en sprong in de kokende bran
dling. Héél lang duiuirde het voor hij In het
hartje van de zee hiet pal-eis van Grendel's
moeder had ontdekt. Alis 'hij -zij-n stalen pant-
senbemd niet had omgedaan en een zéér oud
reuzen-zwaard niet nog net bijtijdis had gevon
den, zou Beowoelf zéker gedood zijn, maar
nn won hij het, zwom naar de oppervlakte
terug en werd 'door Hrodhgar en zijn helden
jui-dhénid toegroet.
Vijftig winters lang regeerde hij daarna over
het rijk van zijn gestorven oom. Nog In zijn
hoogen ouderdom moest hij tegen een vuur-
spu;wenden dfaalt vechten, dlien hij doodlde,
maar totok nliet zonder auilke zware verwon,
dii-ngen opgettoopen te hebben, dat hij er aan
stierf.
Heel en Ihéel ve-efl kleiner van stuk waren
de hiui-s'-ellfje's of kóbold-en (cob=: hut; „odd"
kamt van een woord „walt", dat zooveel be-
teekent a.ls: zorgen voor) met hun roadie haar,
roode rokje en spitse hoedje Die woonden
menstons llieweir dB.n iin schuren, keMlans of
staJMen. O wee, wanneer de bewoners zs plaag
den Dan konden ze erg lastig wordein, b.v.
als de dienstmeid vergat 'n schaaltje eten voor
tan gereed te zetten. D-an maakten zij haar
zóó onhandig, dat ze allies vaMen Met en heel
den dag standje® moest sliikk-en Ooik deelden
zij wel oorvijgen tuit, of gaven in 't geniep van
die fijne kneepjes in het vel, -maar erg zeer
deed dat toch nooit. Werden ee vriendelijk be
handeld, dam. zorgden zij voor het huis en
maakten, dat er geen brand kwam. Het gebeur
de ook wel, dat zij zich veranderden dn houden,
slangen eekhoorns of veertjes en dan koudtem
zij toch heustoh well eens lastig worden, d-ie
kébolden.
Venhuizen hiielip dn zoo'n gevail niets, want
de elfjes mannen 'dan rap de gedaante van een
witte veer aan en zweefden den verhuiswagen
achterna Ze verlieten de famile alléén, wan
neer het hun 'beliefde
Gevaarlijker waren de water-geesten, die in
beekjes, rivieren, meren en bronnen woonden,
„Mo-euwnel" en Niokelman,, waren ail héél erg
onplezierige wezens; 's avonds lokten zij de
mensohen met hun Klagende wijsjes naar het
water en trokken ze dan opeens naar beneden.
Wanneer het erg droog was en de boeren haast
geen uitkomst meer zagen, werd voor deze on
gemakkelijke 'heeren eten aan het water gezet
en dan raakten ze wel ooit in zóó n goe-d hu
meur, dat ze de aanhoudende droogte lieten
ophouden. Zij wïisten van tevoren te zeggen,
wat er over langen tijd gebeuren zou en wie
nu maar goed naar het gemurmel van de
golfjes lud-sterde, kou op zoo'n manier gemak
kelijk aain d-e weet kamen, wat de dag van
morgen 'heim voor goeds of Kwaad-s zou brengen.
De water-elfjes of „n-ixèn" hadden er soms
ook 'n 'bandje van, jongens of kinderen mee
te lokken naar hare donkere woning, maar
ze waren toch niiet zoo wreed en onhebbelijk
a/Is de cótootldiem. Aan de diepe vijve-rs,. bij het
licht der volle maan, voerden zij 's nachts haa-r
sierlijke dansen ulit, waarbij zij vroolijke lied
jes izongen alls meisjes dn de Mei 'e Morgens
kon je aan de elfen-ringen dm luet vochte gTas
nog duidelijk zieu, waar haar ranke, lenige
voetje» want een viachstaart hebben ze eerst
véél later gekregen zoo vriendelijk waren
de aarde even aan te raken.
Tusstoheu. de dansen In schikten zij haar
gb-udan haar, dat als 'n sjaal over haar v-lugga
schoudertjes hing of rustten wat uit aan de
oevers van meer of beek. Niet zei-dien namen
zij de gedaante van 'n jnensoh aan en stapten
aan land, maar zij zorgden er toch steeds voor
'n vo-clhtigan zoom aan heur kleed te hebben
dan konden die nrenschen duidelijk zien, dat
het stroom-ndimfen waren, die thuis hoorden
in het water.
De dweirgijes (wau een oud woord: diverge,
dat inéén gedrukt beteekent) waren eigenlijk
van allien het kleinst; bleek zagen ze er uit en
soms gebocheld nog daaribaj, maar het woreu,
denk slechts aan Klein Duimpje^ lang geen
droomers
IHiun koning heette Oberon (klemtoon op eerste
o) en hiun huisjes warden soms door mooie
kristallen en juweelen verlicht. Het liefst
Vfoanden ze maar in donkere bergen, want
zoodra ze in de zon gingen staan, werden ze
opeens poppetje-s van steen,
Dat was wel eens lastig, want zij woonden
liét liefst onder de m-ensoh-en, maar ze wilden
nooit bij hun werk gestoord worden, dan hiel
den zij er dadelijk mee op. 'n Héél leelijk ge
brek hadden ze, ze konden hun handen niet
thuis houden en stalen weg, wat ze graag wil
den hebben, earns zelfs de moeder met haar
kinderen Het vervelende was, dat je ze
eigenlijk nooit op heeterdaad kon betrappen,
waait bij ihurn werk dieden ze eein soort manteltje
om,, dat hen onzichtbaar maakte.
Eigenlijk waren de maan- héél zwak, deze
aard-mannetje», maar wanneer ze een gordel
omdedien, werden ze oipe-ens veel sterker.
Prachtige dingen dat ze maken konden
Alles ondier den gronid De ring. Draupnir
van den god Odliin, zijn speer, de 'hamer van
Thor en ihet gouden ihaar van Sif. Aan h-et
lulden, van kerkklokken hadden ze '-n ergeu
hekel en -wanneer ze dat ail te dikwijls moestem
hooren, zochten ze een andere woning op, en
gingen op andere schatten pass-en. Die konden
ze makkelijk vinden met behulp van den too-
verrimg, dien zij 'in bezit hadden. Als m-eived-
mannetjes slierden zij door de hutten i-n het
gebergte of schaarden zich hand aan hand in
het dal. H-un stem was dan te vernemen als
'r. echo tegen dien rotswand In vlakke streken
hielden de kabouters zich liever niet op.
'j
DE MAYA'S.
bewoonden Zuid-Amerika vele eeuwen vóór het
begin onzer jaartelling. De monumenten, die
uit dien tijd zijn overgebleven, bevatten een
schrift, dat wel uit een paar duizend teekens
bestaat, waarvan er slechts honderd zijn ver
taald. Tegen het jaar 600 na Chr. hebben deze
menschen hun steden verlaten, verdreven door
rle gele koorts, en zijn naar het Noorden ge
trokken; deze ziekte wordt overgebracht door
een muskiet. De Maya's werden door de Mexi
canen grooten-deels uitgeroeid en toen de Span
jaarden in 1519 Mexico veroverden, was er van
hen haast niets meer over.
WILLEM DE VEROVERAAR.
die zoowel over het Fransehe Normandië als
over Engeland regeerde (sinds pl.m. 1070),
verdeelde Engeland onder zijn volgelingen.
Van de 60.000 landgoederen of domeinen be
hield hij er 1400 in eigen bezit. Tot aan de
veertiende eeuw werd het Fransch de taal van
Engeland, hetgeen thans nog zeer goed te mer
ken is. Engeland is wel eens schertsend het
grootste koloniale succes der Franschen ge
noemd. Bij al deze veroveringen gebruikte Wil
lem de Veroveraar natuurlijk niet uitsluitend
rozenwater! Honderd jaar na zijn bewind was
het landschap York nog één ruïne!
SINT JAN DE DOOPER.
is de patroon der Fransch-Canadeezen, wiens
feest, den 24-en Juni, met grooten luister wordt
gevierd. Te Montréal sluiten de meeste zaken
en bureaux, ook die van de protestantsche En-
gelschen, en door de straten trekt een enorme
processie, van meer dan twee kilometer lengte,
waarin tientallen praalwagens worden meege
voerd. Zelden ontbreekt op een dier wagens
een zeventiental Fransch-Canadeezen, ter her
innering aan die anderen, die in April 1660
meer dan twee weken een fort, dat den weg
naar Montréal versperde, tegen duizend Iro-
keazen-Indianen verdedigden. Alle zeventien
werden zij gedood, maar de Irokeezen zagen
van een aanval op Montréal af!
TOEN DE TUTSHI-BOOT
het Canadeesche Tagish-meer overstak, ba-
merkte de stuurman twee elanden aan den
oever. Hij liet de sirene werken en de grootste
eland, de moeder, holde naar het water, om
zich al zwemmende te redden. Haar jong bleef
uit alle macht loeien. Halverwege maakte daar
op de oude rechtsomkeert, rende naar het jong
en nam dit op haar schoften. Zij begaven zich
in deze houding ook t6 water, zwommen het
meer over en verdwenen in de bosschen.
DE MORMONEN
of „Heiligen der laatste dagen", belijden een
godsdienst, die door Joseph Smith omstreeks
1830 in Amerika werd gesticht. Het woord
„Mormoon" beteekent; „beter, braver". Zij be-
heerschen den geheelen Noord-Amerikaanschen
staat Utah, waar op elke vier inwoners er drie
Mormonen zijn; de staat is zoo groot als Ier
land, Portugal, Denemarken samen en op ne
gen na de grootste der geheele Unie; er wonen
slechts een half millioen menschen. „Het land
vol honing" heet dit in hun taal. De hoofd
stad, Salt Lake City (Zoutmeer-stad), bezit hun
tempel en hun tabernakel, het Utah-hotel en
zeer veel fabrieken (koper). De kerk der Mor
monen Is schat- en schatrijk; iedere geloovige
betaalt haar een tiende van zijn inkomen.
BALTHASAR GéRARD
die den 14en Juli 1584 wegens den moord op
prins Willem I werd terecht gesteld, viel in
handen van twee beulen, den beul van Utrecht
en den scherprechter van Delft. De pijnigingen,
welke men aan hem voltrok, laten zich niet
beschrijven. Zóó geduldig verdroeg de moorde
naar deze, dat men aan tooverij dacht. Ze
schoren hem het hoofdhaar af en kleedden hem
in het vuile gewaad van een gasthuis-zieke ter
verdrijving van de tooverij..
Twee dagen later beurde meester Jacob Mi-
chielsz van Utrecht 60 ponden geld en meester
Willem Willemsz. van Delft 50 ponden, „voor
de foltering en de executie, die zij als scherfi-
rechters aan den moordenaar hadden vol
bracht."
Philips II verhief broeders en zusters van
Gérard in den adelstand, alsmede hun kinde
ren, ten eeuwigen dage. Balthasar had twee
broers, die priester waren, Louis en Bernard.
Die allen kregen tevens het recht om een wa
penschild te laten maken, waarop een leeuw
den bliksem van Jupiter In den klauw hield.
Philips was te arm om de beloofde 25.000
kronen te betalen. In 1590 verkreeg de familie
drie landgoederen', vroeger van wijlen Wil
lem II.
HET ZWEEDSCHE BRUIDJE
draagt, ten plattelands, 'n zilveren kroon in
d r haar en 'n snoer parels om d'r hals. Om
ringd door bereden muzikanten en jongelui
begeeft ze zich te paard naar de kerk. 'n Macht
van volk wordt ter bruiloft genoodigd, 'n dure
liefhebberij, maar de genoodi-gden dragen een
deel in de onkosten bij. Herhaaldelijk worden
de geweren afgeschoten, een herinnering aan
do tijden, dat de bruid nog moest worden be
schermd tegen vijandelijke stammen. Vóór de
kerk staat 'n eerepoort. De feesten duren soms
drie dagen en nachten, soma wel vijf of zes!
Onder do Voor-Indische Brahmanen, die ten
'getale van vijftien millioen aanhangers tot de
hóógste rangen der HIndoe's behooren, is de
staat van bedelmonnik zóó verheven, dat hij
•méér verdiensten voor den mensch brengt dan
'n gewoon man zou kunnen verzamelen in tien
imlllioen wedergeboorten.
De „sanj&si" moet vrouw en kindoren in den
■steek laten ongehuwden kunnen géén bedel
monnik worden en na kalm overleg en rijp
■beraad niet in 'n opwelling - zich in staat
gevoelen met de wereld en haar bedrieglijken
schijnt (mhja) te breken. Wanneer hij slechts
aan 'n zwéém verlangen naar het aardsche zou
toegeven, verliest hij alle verdiensten van zijn
boetedoening en harde bestaan.
Elke bedelmonnik wordt door een „goeroe"
-gewijd. Deze „bisschop" fluistert hem de ge
heimzinnige woorden in het oor, waarnaar hij
■zijn toekomstigen staat heeft in te richten. HU
igeeft hem den bamboestok met zeven het
'heilige getal„knoopen" in de Band, 'n
pompoen met water en de huid van een Anti-
Jope. Deze drie dingen vormen voortaan het
éénige bezit van den „sanjOsi", De regel, volgen^
welke de monniken leven, is lang niet malsch;
enkele voorschriften er uit zijn deze
De sanijdsl moét eiken ochtend, na de afwas-
echlng, aseh over zijn lichaam strijken. Hij mag
maar één maaltijd per dag gebruiken. Géén
bétel pruimen, ('n Heel gemis, dat gelijk staat
met het „nooit-meer-rooken" voor een ver
slaafd rooker!). Nimmer een vrouw aanzien
Eéns per maand hoofd en gelaat scheren de
.■meesten laten zich de haren één voor één uit
rukken. Alléén -houten sandalen dragen bar
revoets gaan wordt als ongeoorloofd beschouwd,
daar zulks het lichaam zou -bezoedelen. Op reis
■is de sanjaal slechts vóorzi-en van zqn drie
eigendommen de staf moet precies zoo lang
zün als hijzelf de antilopehuid wordt gebruikt
'bij wijze van bed en zit-kleedje. De boeteling
moet uitsluitend leven van de aalmoezen wat
hij over spaart, dient voor nuttige en goede
werken (tehuizen, kerken, putten, gastvrijheid).
Hef is beter niet te vragen, maar de aalmoes
af te wachten. Staande eten. Dicht bij een rivier
'Of bron zijn hut bouwen (wegens de vele afwas-
schingen). Nergens gedurende een reis langeren
tijd blijven «u weinig bewoonde streken piet
vermijden Alle menschen als even-menschen
beschouwen; met volkomen gelijkmoedigheid
de gebeurtenissen aanvaarden, zelfs al zouden
er keizerrijken door ten gronde gaan geen
toom, afgunst, gierigheid voeden.
Onder de „sanjè-sis" vormen de „blksjoeka's"
de edelgarde. Zü moigen eten wat ze willen
geen enkele spijze kan hen schaden, noch hen
bezoedelen, 'n Biksjoeka brengt soms, om boe-te
te doen, 'n dag door blootgesteld aan de heetste
®onmestralen, terwijl geweldige vuren hem om
ringen dan weer staat hij uren aaneen, tot
aan den nek in koud water, met 'n natten doek
op het. hoofd. Anderen kruisen hun armen zóó
langen tijd over hun hoofd, dat zij ze haast
niet meer op de gewone manier kunnen gebrui
ken. Wéér anderen staan op één been, dat
■tenslotte ziwelt en geheel wond wordt.
Men kan niet zeggen, dat al deze overdrijving
vrij is van de meening, om door <fe menschen
gezien te worden. De groote boetelingen der
H. Kerk maakten niet zooveel vertoon van hun
martelharde versterving en ontbering zij ver
borgen zich voor het oog der wereld, wensch-
ten onder de minsten gerekend te worden en
traden, als een H. Joannes de Dooper, naar
voren, wanneer plicht zulks gebood, al ging
dat tegen koningen of keizers. Door hun diepen
deemoed en nederigheid namen zij alleen God
•tot getuige voor hun verstervingen en bereik
ten aldua den staat van heiligheid.
W'e gaan nu verder met ons werk van vorige
week.
Wie heeft het „kimmetje" klaar Prachtig.
Dan gaan we verder met pitriet no. 1%, dat
Je natuurlijk eerst weer 'n poos in het water
■hebt gelegd.
Begin nu tegenover de plaats, waar je met
het kimmetje begon en vlecht met twee draden.
Leg de draden in twee opvolgende openingen,
evenals we bij het kimmetje met drie draden
deden. Figuur I legt dat duidelijk genoeg Uit.
Dat noemen de vakgeleerden gekruist vlech
ten De loop der draden komt op de teekening,
vlei ik mij, duidelijk genoeg uit. Zijn de draden,
die we pl.m. 2 meter lang nemen, opgewerkt,
dan moeten we gaan aanhechten, gelijk fig. II
te zien geeft. Het beste is, de draden niet even
lang te nemen, anders komen de aanhechtingen
te veel op één plaats en dat maakt nooit een
vroolijken indruk. Hebben we pl.m. 6 c.M. hoog
gevlochten, dat maken we weer net zoo'n kim
metje als vorige week.
Nu begint ons mandje zijn voltooiing te nade
ren, al steken de staken er nog 'n eind boven
uit. Maak ze goed nat, maar laat het mandje
droog. Eenvoudig het mandje omkeeren. Buig
dan, wanneer de staken goed nat zijn, een staak
één c.M. boven het kimmetje om en vlecht 'm
door de andere staken heen, net als bij het
kimmetje. Denk er om, dat je de staken bij
ihet doorvlechten niet buigt. Wanneer je maar
goed fig. Ill in de gaten houdt, kun je niet
dolen
Tenslotte dien je alles bij te knippen en den
bodem bij te werken zorg ervoor, dat je werk
stukje 'n keurigen Indruk maakt.
No. LAATST!
Vandaag no. laatst uit de serie van vijf
sprookjes.
De oplossing kan ons fbans worden toege
zonden, per briefkaart of per brief, aan ons
adres, poetbus no. 8, Hilversum. De plaatjes
aelf hoeven niet meegestuurd te Worden.
Wie maakt er 'n leuke berijming op? Of 'n
opstelletje? Als daa-r wat eehot in komt. acht
ik mezelf in staaf om nog 'n extra-boek te
verloten onder deze inzenders.
De oplossing komt den volgenden keer al in
jullie kramt te staan, dus: opschieten met de
briefjes is de boodschap!
De teake-naar zwoegt intussohen aan de 20site
prijsvraag, die iets heel bijzonders belooft te
worden!
De doolhof is beplant met hagen van twee
meter hoog en de weg is lastig te vinden. We
beginnen boven aan, rechte.
Om dit tooverstukje uit te voeren heb je al
heel weinig noodig. Zie van je moeder een
handvol keukenzout te krijgen en doe dat zout
met water in 'n schoteltje. Is alles opgelost,
dan leg je er een dun touwtje in en wel zoo
lang, tot het gezonken is. Drogen laten. Het
zelfde nog eens en nog eens herhalen. Ziezoo,
nu ls je touwtje geprepareerd voor het kunst
stuk.
Hiervan vertel je niets aan het geachte pu
bliek, dat je mèt dat touwtje óók nog 'n lichten
ring vertoont. Dien ring maak je aan het
touwtje vast, dat geheel droog moet zijn. Steek
het aan: de ring blijft aan het veraschte touw
tje hangen als aan 'n buisje van zout! Na
tuurlijk kan het niet veel lijden, anders knapt
het dadelijk af!
Leuker is nog een soort hangmatje te ma
ken van mousseline, dat aan de vier hoeken
aan touwtjes wordt vastgehecht. Dit heels ge
valletje krijgt een duchtig zoutbad, dat eenige
malen wordt herhaald. Daarna alles, het matje
en de touwtjes, goed laten drogen. Hang bet
op. Leg er een uitgeblazen ei in. Steek het
matje aaa. get ei blijft PJ» aech yg«eai j