m
I
i
MËgË
TSE-FAN-CHU
IRONIE DES LEVENS
DE STILLE VENNOOT
ALLERLEI
i
r HSf mwmM'1 k*'
mM -m JM
tfi
DE SCHOOL VAN GIOTTO.
WOENSDAG 8 JUNI 1932
^mÊÊmrn
Duisternis en nevel in de straten van Ir-
koetsk.
Maxim Maxirnowitsch de Russische schil
der, had den haiven nacht rondgezworven.
Nu hegon het te sneeuwen. Maxim zette zijn
bctatkraag op. De sneeuwvlokken dwarrel
den rond hem als vroolijke gedachten om
den neus en hij bevroor haast. Er kwam
een Troika om den hoek, wier bellen helder
door de eenzaamheid klonken. Een nietig
persoontje sprong uit de slede, lachte Maxi
rnowitsch toe en verdween in het prachtige,
nieuwe huis. Hij hoorde het slot tweemaal
klikken en de paarden aanzetten.
Toen riep hij: „Koetsier, wacht toch even!"
„Brr", deed de koetsier. Moeizaam ver
liet hij zijn zitplaats en hielp Maxim in de
Troika.
„Het is reeds lang na middernacht, mijn
heer, maar ik kan u nog wel ergens heen
brengen, als u zich nog wenscht te amu-
eeeren".
De paarden raasden door de straten, zoo
dat de slede den grond haast niet scheen te
raken. Maxim keek naar de voorbijsuizende
huizenrijen, in de duisternis van den win
ternacht, die slechts hier en daar door eeni-
ge glaslantaarns spaarzaam verlicht werd.
Dat was daar juist toch de kerk der voor
stad Fodigowaja? Thans weet ik ook waar
heen de koetsier mij brengen wil. Naar een
of andere opium-kit van een Chinees.
Maxim staarde in de voorbijjagende
siH/dswijk. Meisjes stonden onder gaslan
taarns, kerels van verdacht uiterlijk zwier
ven rond.
Dan weer donkere stegen, eenzame nacht
tot de slede stilhield.
Hij bleef staan in een steeg, waarin slechts
deuren van binnenpleinen waren. Zij ver
hieven zich als coulissen uit den nacht
De koetsier nam Maxim Maxirnowitsch
hij de hand en voerde hem via vuile binnen
pleinen, frappen omhoog, langs gangen, om
hoeken, langs trappen naar beneden, door
een kelderdeur altijd verder.
Hier kom ik beslist nooit meer uit, dacht
Maxim. Plotseling stonden zij in een kleine
ruimte. Op den vloer lagen matten en kus
sens, op een tafeltje stond een klein af
godsbeeld met groote fonkelende oogen,
die een zeer aangenaam, bedwelmend par
fum verspreidden.
„Dat is de Kasein (waard) Tse-fan-Chu",
zei de koetsier, terwijl hij op een tamelijk
dikken Chinees wees, die zonder de gewone
overdreven vriendelijkheid der Chineesche
spleetoogen heel eenvoudig de volgende
vraag aan Maxim Maximowiitsch stelde:
„Hoeveel geld beeft u bij zich?"
Maxirn dacht na. wat hij zeggen zou. Hij
dacht: „Liegen helpt me toch niets, al zou
ik ook minder zeggen, dan ik bij me had,
ze zullen me het geld toch wel ontstelen.
Hij legde zijn portemonnaie op de tafel en
?.ai: „460 roebel".
De Chinees nam de portemonnaie, be-
lalde den koetsier, waarna deze vertrok.
„Waar woont u?" vroeg de Chinees.
„Dat gaat u toch heetemaal niet aan?"
„Jawel mijnheer, er kan u hier toch best
e rs overkomen
Maxim kreeg plotseling een gevoel, alsof
iemand hem in dit oogenblik met een hamer
o.) het hobfd geslagen had. Hij keek rond,
maar er bevond zich niemand in het ver
trek dan de Chinees en hij zelf. Hij gaf zijn
adres op.
De Kasein schoot een tapijt weg waar
achter zich de opening naar een ander ver
trek bevond. Maxim stond nu in een lange,
smalle ruimte, die verlicht werd door eenige
lampions. In een hoek lag een Russisch of
ficier in droomen verzonken.
In zachte kussens geleund lagen Russi
sche en Chineesche meisjes. Een van hem
bracht Maxim, zoodra hij op den zijden
divan rustte, thee en gebak. Tse-fan-Chu
reikte hem de opiumpijp. Groenachtig-blau-
we of waren het rcode of violette wolkjes
zag Maxim in de lucht ontsnappen.
Heel in de verte klonk een weemoedige
KM
Het 50-jarig bestaansfeest van den St.
Gotthard.tunnel werd ook met Zwitser-
sche volksdansen gevierd.
MIDDEN- EN ZÜID-DÜITSCELAND is getroffen door een hoogwater-catastrofe, waardoor
een deel van den oogst vermeld is: een kijkje aan de Elbe bij Dresden.
melodie. Maxims handen streelden het haar
van een meisje. Maar, daar wat zag hij
daar?
Hij was wel zeer vermoeid, maar hij zag
toch heel duidelijk, dat dit meisje zijn zus
ter Nadja was, dié kapitein Telesphor, toen
zij 17 jaar was, inee naar Kieuw nam en
die hij naderhand nooit meer terug gezien
had.
„Nadja! Zusje Hoe kom je hier in deze
Chineesche opiumkit?! Laat me je hand
zien! Ja, dat is de ring van onze moeder!
Nadja, geef me dezen ring terug, aan jouw
hand is bij een w nde!"
Zwijgend trok Nadja den ring van den
vinger en legde hem in Maxims hand. Hij
sloot ze vast, dk'ht. Toen werd hij o zoo
moe stervensmoe.
„Ik wil niet slapen Nadja... ik wil...
niet!
Hij trachtte z'ch op te richten, zijn oog
leden waren zoo zwaar, hij raapte al zijn
krachten samen en knipperde met de
oogen.
Daar stond de ernstige Chinees Tse-fan-
Chu voor hem en zei: „U hebt 4 uur ge
slapen, mijnheer Ik kom u thee brengen!"
Werktuigelijk, verstrooid greep Maxim
naar de tas. Hij had dorst. Zijn hoofd deed
pijn.ontzettend veel pijn.
„Waar is mijn zuster, Nadja?"
De Chinees lachte. Voor de eerste maal
lachte hijeven slechts.
„U hebt gedroi md, mijnheer!"
„Onzin! Ziet u hier mijn gesloten hand.
Die heb ik niet meer open gedaan sinds
Nadja er den ring in terug legde. Ik zal ze
nu openen en u den ring van mijn moeder
toonen. Hier! Kijk!"
Langzaam opende Maxim de gebalde
vuist. De Chinees glimlachte nog altijd.
Maxims hand was leeg.
„Rijd mijn gaat naar de voorstad Glas-
kowo, hier hebt u het adires", riep de Chi
neesche Kastelein den koetsier, die inmid
dels ontboden was, toe. „En hier hebt u
uw geld terug mijnheer! De 200 roebel, die
mij toekomen, heb ik er afgehouden".
Toen Maxim Maxirnowitsch in de slee
naar Glaskowo terugsuisde, voelde hij een
stekende pijn in het hoofd. Dat was de „ka
ter". Maar hij voelde ook een stekende
pijn in het hart hij kon niiet gelooven, dat
hij van Nadja alleen gedroomd had...
De Chinees Tse-fan-Chu echter nam
zijn geliefde Nadja terzijde en zei: „Als je
broer nog eens door een of anderen dwazen
koetsier hier heen gebracht wordt, verlaat
hij ons huis niet levend meer".
Nadja weende....
Het cafétje, waar de verzekeringsagent bin
nentrad, lag rustig en stil in het vroege mid
daguur.
Achter het buffet troonde een dikke, slape
rige juffrouw. Bij het biljart stonden twee
mannen in hemdsmouwen. Een van hen han
teerde de zware eikenhouten queue; de ander
vervulde op het oogenblik de rol van belang
stellend en belanghebbend toeschouwer.
De binnenkomst van de nieuwe bezoeker
bracht een kleine stoornis. De buffetjuffrouw
spande zich in tot 'n dommeligen glimlach; de
man met de queue wachtte even met stooten
en de belangstellende toeschouwer koos den
verzekeringsagent tot voorwerp van zijn onmid-
delijke belangstelling.
Gedurende eenige oogenblikken bekeek hij
hem vol aandacht, dan schudde hij langzaam
het hoofd en zei plechtig: „Ik wed met jouw
om een pot bier, ouwe jongen, dat jij niet de
humorist bent, die lederen avond met vroo
lijke liedjes in het variété optreedt."
De verzekeringsagent glimlachte.
Je mag nooit meer het eerst raden, stem
de hij in. Maar verted me eens hoe heb je
dat zoo gauw gezien?
De ander kauwde minachtend op zijn sigaar.
Nou zeg. je behoeft geea duivelskunste
naar te zijn, om dat te kunmen raden! Toen
Je hier binnenkwam keek je zoo sip, alsof Je
juist de tijding had ontvangen, dat je schoon
moeder van een zware ziekte is hersteld.
Hij gaf de verzekeringsagent een vertrouwe
lijk knipoogje.
Heb je moeilijkheden gehad met dien kwi
bus aan den overkant? vroeg hij.
En toen de ander verbaasd opkeek, lichtte
hij zijn vraag nader toe: Ik zag je zoo Juist de
deur van Kamperman achter je diichtrekken.
De nieuwgekomene ging niet dadelijk op dit
onderwerp in, doch bestelde eerst een kop
thee. Dan zette hij zich breed-uit op een stoel
su begon sljn verontwaardiging te luchten.
't Deed hem werkelijk goed zijn teleurstelling
eens te volle te kunnen uiten, al was het dan
ook tegeover een wildvreemde.
Maandenlang had hij al Kamperman nageloo-
pen voor een levensverzekering. Maar de kerel
stelde 't telkens uit. Telkens had hij een ander
smoesje. En ten slotte was vandaag de zaak
definitief geketst. De vrouw van Kamperman
had het zonde gevonden, zooveel geld aan pre
mie te besteden. Ze kocht er liever een nieuw
japonnetje voor, zei ze.
De belangstellende toehoorder fronste gewich
tig de wenkbrauwen, alsof hij zwaar nadacht.
Dan greep hij opeens den verzekeringsagent
bij een knoop van zijn jas.
Zeg vadertje, vroeg hij, Zou 't jou een
een rijksdaaldertje waard zijn, als die Kam
perman jou binneu een paar dagen kwam
smeeken om die levensverzekering toch maar
te mogen sluiten?
De agent haalde zijn schouders op.
Toe zeg, verkoop nou geen flauwe praat
jes.
Maar de ander hield ernstig vol.
Nee zeg, wis en warempel! Ik meen het!
Ik heb al meer van die zaakjes opgeknapt!
Hij kwam vertrouwelijk dicht bij den agent
staan.
Weet je wat je moest doen? Je moest
mij tot stille vennoot benoemen! Geef me een
lijstje van al je onwillige klanten, dan zal ik
ze nog wel eens een keertje voor je aflqopen!
Over een weekje zoek je ze nog eens op: Té
laat mijn naam er buiten; maar voor eik
zaakje dat in orde komt, stuur je mij een post-
wisseltje van een rijksdaalder. Ik zal mijn
adres gevenEn geef me nu maar vast een
biertje op afbetaling
De verzekeringsagent lachte witjes. Hij be
greep natuurlijk wel, dat 't den „stillen ven
noot" om dat biertje te doen was.
Geef hem er maar een voor mijn rekening,
machtigde hij de buffetjuffrouw.
Maar met het biertje alléén was de stille
vennoot toch niet heelemaal tevreden. Hij wilde
óók het lijstje hebben van de onwillige klan
ten. De verzekeringsagent gaf het hem ten
slotte zonder' veel enthousiasme.
Maar werkelijk heel verbaasd was hij, toen
twee dagen later Kamperman hem uit eigen
beweging per telefoon mededeelde, dat hij
bij nader inzien toch maar tot de levensver
zekering zou besluiten.
Toen de agent er heen ging, smeekte de man
bijna om een polis!
Nadat de eerste premie behoorlijk was be
taald, kreeg de stille vennoot zijn postwissel-
tje.
En sindsdien regende 't klanten.
Menschen, die den agent vroeger bijna van
hun deur hadden weggesmauwd, Vielen hem
nu in figuurlijken zin om den hals als hij
zich voor een nieuw bezoek meldde.
De verzekeringsagent begreep er niets van,
maar bleef zijn stillen vennoot trouw de be
loofde postwisseltjes zenden.
Totdat eindelijk het raadsel werd opgehel
derd.
Begeerig te vernemen, wat toch de oorzaak
was van het plotselinge verzekerdngsenthousi-
asme bij vroeger-onwillige klanten, polste de
agent eens voorzichtig de vrouw van een zij
ner nieuwe cliënten.
De Eva's dochter, die nogal loslippig was,
verried toen het geheim.
Een paar dagen geleden, vertelde ze, kwam
een groote ruwe kerel hier aan huis aanbellen.
Ik was alleen thuis. En toen bedreigde hij me:
Zeg juffie, je mag wel gauw je rouwjapon gaan
bestellen, want 't zal me niks verwonderen,
als je binnenkort weduwe bent. Ik hoop voor
jou, dat je man voor een flinke levensverze
kering gezorgd, heeft. Want, zoodra ik de kans
schoon zie breek ik hem den nek. Ik loer al
lang op hem, want de schurk heeft me in
de gevangenis geholpen.
De verzekeringsagent keek verbaasd op.
Is 't werkelijk waar? vroeg hij. Heeft uw
man
De vrouw schudde zenuwachtig het hoofd.
Mijn man wist er zich niets van te her
inneren. Maar toch werden we allebei onge
rust. Want als zoo'n ruwe kerel nu eenmaal
met een idee-fixe rondloopt.... hèIn elk
geval hebben we maar besloten een levensver
zekering aan te gaan. Dat geeft toch een ge
ruster idee
Thans begreep de verzekeringsagent, welke
argumenten zijn stille vennoot bezigde, om zijn
klantjes te overtuigen.
Toch besloot hij maar liever van zulke me
dewerking af te zien.
De stille vennoot toonde zich zeer verbaasd
toen hem zulks werd medegedeeld.
D.
(NADRUK VERBODEN).
Óf de wereld ook in de war is.
Gelezen in de Feestgids van de R. K. Har.
•monie te Huissen:
„WIJ mogen dan nu ook gélukkig weer con.
etateeren, dat deae Harmonie „St. Caecllia",
gelijk de zon in het Westen opkomt, weder in
opkomst is".
„Nu zal ik mijn talisman eens laten zien!"
zei de gastheer joviaal.
Door het glazen deksel van een bijouterie
kistje zag de bezoeker een zilveren geldstuk.
„De grondsteen van mijn fortuin Ja, dat
Engelsche geldstuk, die halve kroon, heeft me
er boven, op geholpen."
„Die halve kroon De gast keek ongeloo-
vig.
„Heusch, het is de zuivere waarheid. Aan die
halve kroon is een heele geschiedenis verbon
den. Als het U interesseert, zal Ik U het ge
val vertellen. Meer dan dertig jaar geleden, toen
ik nog 'n bescheiden teekenaartje was, bracht
ik mijn vacantie door in de badplaats Trefnont.
Het Casino was de grootste attractie. Van
twaalf uur 's middags af tot diep in den nacht
werd daar gedobbeld. Het drukst bezocht wa
ren steeds de roulette-tafels.
Vóór ik Tremont bezocht, had ik nog nooit
van dat spel gehoord. Alleen uit nieuwsgierig
heid ging ik op 'n middag het Casino binnen.
Op mij, 'n echten burgerjongen, maakte die
speelzalen 'n geweldigen indruk. De bedragen,
die aan de speeltafels omgingen, benamen mij
den adem.
Hoe langer ik toezag, hoe meer moeite het
me kostte om niet mee te spelen. Maar toch
wist ik weerstand te bieden. Vastberaden liep
ik het Casino weer uit."
„Uitstel van executie, waarde heer!" lachte
de ander.
„Den volgenden dag ging ik er weer heen
en bezweek voor de verleiding. Ik gokte niet
in het wilde weg. Neen, ik speelde met kalm
overleg. Om te beginnen waagde ik me niet
aan de getallen. Ik hield me uitsluitend aan
de kleuren.
Met de getallen was wel meer te verdienen,
doch de kansen waren ook veel geringer. Daar
tegenover gaven rood zoowel als zwart vijftig
procent kans. Vóór ik aan het spel deelnam,
was zwart geruimen tijd achtereen de geluk
kige kleur. Daarom waagde ik op 'n gegeven
moment dan ook mijn kans op zwart. Mis,
rood won. Ik verdubbelde mijn inzet op zwart.
Weer verloor ik. Zesmahl achter elkaar zette
ik op zwart en zesmaal achter elkaar ver
loor ik
Twaalf honderd gulden, meer dan de helft
van mijn spaarduitjes, had ik al verloren
Toen hield ik op niet spelen en bleef alleen
maar toezien.
Onafgebroken bleef rood winnen. Nog acht
maal was rood de winnende kleur.. Den volgen-
•deh kSS-"zétte ik tweehonderd gulden op food!
Zwart won Onmiddellijk zette ik op zwart.
Weer mis Resoluut draaide ik me toen om
en liep naar huiten.
'n Kwartier later was Ik terug Gespannen
bleef ik toekijken. Elf keer achtereen won rood.
Dat leek me het juiste oogenblik vijfhonderd
gulden waagde ik, op rood. 'n Minuut later was
ik vijfhonderd gulden armer. De spelduivel had
me nu eerst goed te pakken. Koppig speelde
lk door tot ik ten slotte nog slechts tien gulden
over had. Met absolute zekerheid, dat 11c nu
zou winnen zette ik dat bedrag op zwart. Rood
won
Mijn laatste cent verspeeld ging de mil-
lionair voort, „ik bezat geen roole duit meer.
Als in een droom liep ik naar buiten. Rood,
zwart, rood, zwart danste het voor mijn oogen.
Buiten op het terras lachte ik hard op. Rood,
zwart, rood, zwartschreeuwde ik, terwijl lk
den tuin inliep.
Endaar liep ik tegen hem op
„Hem Wie hem
De verteller lachte zachtjes„Een klein,
scheel mannetje" zei hij langzaam, „met een
sluw vossengezicht. Erg leelijlc, maar met een
hart van goud. En aan zijn edelmoedigheid
dank ik mijn fortuin Zooals gezegd, liep ik
tegen hem op. Terwijl Ik, een excuus mompe
lend, door wilde loopen, trok hij me aan mijn
mouw.
„Hebben ze U binnen misschien geplukt
vroeg hij. En voor ik hem kon antwoorden
duwde hij me iets in de hand. 'n Halve kroon,
het geldstuk, dat U daar ziet.
Maar het verwonderlijkste was, dat die man
op hetzelfde oogenblik verdwenen was. Alleen
hoorde ik hem in de verte lachen. Juist, of hij
het grootste pleizier had over 'n mop.
Zijn onmiddellijk verdwijnen schreef ik toe
aan m'n gevoel van kieschheid. Immers, op
zijn bescheiden wijze had hij me willen helpen
en door weg te loopen voorkwam hij mijn
dankbetuigingen.
Met mijn halve kroon keerde lk naar de
speelzaal terug. Die 2 sh. 6 d. kon ik er ook nog
wel aan wagen. Twee plus zes Is acht, ging
het door mijn brein. Op hetzelfde oogenblik
sloeg ergens een klok 8 uur. Waarom zou ik
dit niet als een voorteeken beschouwen
Bevend van opwinding zette ik mijn halve
kroon op nummer 8 enwon. Acht keer
achter elkaar won ik op dat nummer.
Ik gevoelde nu, dat mijn kans gekeerd was.
Achtmaal zette ik vervolgens op rood. Acht
maal won ik. Zoo zou ik nog wel 'n uur kunnen
doorvertellen viel de millionair zichzelf in de
rede. Het geluk bleef steeds op mijn hand. Het
eind van het liedje was, dat ik de bank liet
springen. Toen ik naar huis ging, was ik schat
rijk. Sedert dien avond is het geluk mij blij
ven vervolgen. Met het gewonnen geld begon
lk 'n bescheiden fabriek. Tot wat die oorspron
kelijke fabriek zich heeft uitgebreid, hebt U
vanmiddag met uw eigen oogen kunnen zien."
„Wat 'nmerkwaardige geschiedenis!" merk
te de bezoeker op. En hebt U dat scheele man
netje nog wel eens terug gezien
„Neen, jammer genoeg niet. Wel heb ik nog
verschillende pogingen gedaan om hem terug te
vinden. Steeds zonder succes.
Toch hoop ik van harte hem nog eens te
ontmoeten, dan zal ik het goed met hem maken
hoor besloot de gastheer.
.„Eigenaardig!" herhaalde de bezoeker, zijn
gastheer naar de billiardkamer volgend-
Vijf minuten later werd het raam van het
studeervertrek voorzichtig omhoog geschoven.
Behoedzaam klom iemand over het kozijn. Bij
het licht van een zaklantaarn speurde de inbre
ker rond. Waar stond die verduvelde brand'
kast
Opeens viel het licht op het houten kistje
met het glazen deksel, ,,'n Halve kroon mom
pelde de inbreker verwonderd, „maar meene
men r
Huil nou niet. Als we thuiskomen zal lk
je mijn zolder laten zien.
De jongen was getroost. Al sedert heel lang
verlangde hij ernaar het hoekje van den zolder
te leeren kennen, waar Giovanni zich zco dik
wijls opsloot, van het oogenblik af dat hij er
als vijfjarige knaap een doos verf en een Klein
penseeltje verstopt had. Hoe had hij zijn
eigendom kunnen verdedigen tegen de be-
geerigkeid van zijn groote broers? Nimtand,
die het wist; maar het kamertje was van hem
en er was er geen die het recht had er bin
nen te treden.
Maak geen leven, waarschuwde Giovanni
toen hij de straatdeur binnenstapte. Op de tee-
nen liepen de kinderen de trap op om geen
aandacht te trekken en aldus bereikten zij
zonder incident de derde verdieping.
Het portaal was een beetje somber; de
kléine deur van den zolder lag tegenover de
grootere van het atelier van ,,papa", die daar
op het oogenblik aanwezig was. De kinderen
hoorden het rhythmisch stooten van den stam
per in den vijzel, zooals steeds wanneer de
schilder bezig was zijn verven fijn te maken.
Want het was een heel werk de kleuren te
prepareeren. Na de tabletten tot fijn poeder
gestampt te hebben, mengde hij dat met goede
noten-olie. Vervolgens vulde hij varkensblazen
met de aldus verkregen dikke pap en die
varkensblazen van verschillende kleur deco
reerden op zonderlinge wijze de muren van het
atelier. Antonio Boldinl was zeer goed bekend
met deze wijze van het bereiden van verven
en een kunstenaar in dien tijd was op zijn
geheimen als chemicus bijna even trotsch als
op zijn talent als schilder.
Giovanni opende de deur van zijn zolder en
liet zijn broer binnentreden, die een teleur
gesteld gezicht trok. Inplaats van eenig speel
goed, zag hij niets dan potlooden, stukken verf
en beschilderde vellen papier, die aan de wan
den hingen. Terwijl Giovanni de honneurs
waarnam met een koortsachtig enthousiasme,
merkte hij op:
Als papa de verf zag die je van hem
gestolen hebt
Je zegt niets, hoor.
Nee, maar als we eens een poppen
kast zouden maken?
Hou je mond, bromde Giovanni, en bij
duwde zijn. broer naar bulten, die er niets van
begreep.
Het werd donker. Zij hadden hét kond, en
door een spleet in de deur van het atelier,
zagen zij een vlam flakkeren.
Zullen we naar binnen gaan? vroeg Gae-
tano, die aan een goed haardvuur dacht.
Ik geloof, dat er Iemand is, mompelde
Giovanni, terwijl hij zijn oor togen het sleu
telgat hield en zijn broer tegen zich aan drukte
Zij luisterden; traag en met lange tusschen-
poozen viel de stamper weer in den vijzel.
Men hoorde twee stemmen: die van vader en
een andere, die Giovanni dadelijk herkende.
Ja, we kunen binnengaan, het is mijn
peetoom maar.
Onder den druk van twee kleine handen
ging de deur open en de kinderen traden bin
nen. Gebogen over den vijzel op zij van den
schoorsteen, stond hun vader met zijn rug naar
hen toe. Zij zagen slechts zijn langen witten
werkkiel en den rand van zijn zwart-fluwee-
len baret.
De peetoom van Giovanl, m'neer Pasini",
keek in de vensternis naar een- klein paneel
dat hij in de hand had. De schilder leek zich
met niets anders bezig te houden dan met zijn
verven, maar hij lette met een half oog op
de bewegingen van zijn vriend.
Gaetano liep op zijn vader toe, Giovanni gin^
naar zijn oom. Meneer Pasini streelde wer k
tuiglijk het kleine blonde kopje, fJe
oogen van het paneeltje af te wenden-
jongen keek ernaar en hij herkende e
schilderij waar zijn vader de patste dagen
aan had gewerkt: een v/.n_
stond daar zacht en glimlao een
achtergrond van heuvels bekroon .e ranke
b°mT kind sloeg de lM®n de
schilderij, die hem de W6lke hU
zijn vader ooit had zien maken. Zij scheen
hem zelfs heerlijker dan de groote doeken die
de wanden versierden, heel een volksstam van
Madonna's, enge'en en heiligen die van het
atelier één ©n°'ot k®rststalletje hadden ga-
maakt.
Xn de gang klonken voetstappen De fabri
kant kwam terug om 'n kistje sigaren te halen.
Bliksemsnel verdween de geheimzinnige man.
Duidelijk hoorde hij den verwonderden uit
roep over het open raam.
In 'n zijstraat ging d® "f® "ran het gilde
een kroeg binnen en bestelde brood met
koffie.
„Dertig cent" informeerde de kroegbaas.
Nonchalant gooide de ander zijn halve kroon
op de toonbank. °m<lat h'j al zijn aandacht
aan het brood besteedde, ontging hem den
eigenaardige11 blik, waarmede de herbergier
naar het geldstuk keek. Evenmin zag hij, dat
deze iemand een wenk gaf.
Berst toen hij 'n stevige hand op zijn schou
der voelde, begreep hij, dat er iets niet in orde
was.
„Kom jij maar eens mee klonk het ult-
noodigend.
Verschrikt staarde hij in het strenge gelaat
van een politie-agent.
„Mee! klonk het angstig. „Waarom"....
„O, weet je dat niet Kijk dan maar eens
goed
De kroegbaas hield de halve kroon in z'n ste
vige vingers. De halve kroon, die hij juist een
paar straten verder gestolen had. Het geld
stuk was heelemaal verbogen
„Ja, Peterson heeft stevige vingers zei de
agent. En kom nou maar mee. Nu ik jé goed
aankijk weet ik ook wie je bent. Dus weer het
oude spelletje, Isaac Ik dacht dat je die
valsche munterlj er aan gegeven had
'n Klein, scheel mannetje, met 'n sluw vossen
gezicht, liet zich gewillig naar het politie
bureau brengen
^.NADRUK VERBODENJ
Terwijl hij zich naar hét midden van de
kamer wendde, zei Pasini:
Ik wed, dat God de Vader zelf dit aan
de school van Giotto zou toeschrijven; het is
een wonder.
En terwijl de schilder voortging met het
enerveerend stampen in den vijzel, opende
Pasini het raam, boog zich over den venster
bank en voor de verbaasde oogen van den klei
nen Giovanni wierp hij bet paneel op de bin
nenplaats.
Ziende dat zijn vader zich zelfs niet had om
gedraaid, liep hm; kind bleek van woede op
hem toe, trok hem aan den mouw en riep:
Papa, papa, kijkj kijk nu toch eens wat
hij gedaan heeft!
En zich richtend tot zijn peetoom:
Stoutert, stoutert, leeiijke Bt.outert!
Papa maake zijn arm los en zet:
- Hou je mond, malle jongen, en ga gauw
naar beneden de stukken oprapen.
Het kind ging heen, liep de trap at naar de
binnenplaats en na in een gevecht gewikkeld
te zijn met de kalkoenen die zich hardnekkig
vastklampten aan dezen zoo plotseling uit
den hemel gevallen buit, raapte hij de twee
stukken op en begaf hij zich met de oogen
vol tranen naar hoven.
Zijn vader en zijn peetoom zaten elk in een
hoek bij den baard, rustig rookend en pra
tend alsof er niets gebeurd was. Het kind
toonde de treurige overblijfselen van het mooie
werk en op een toon van verwijt zeide hij
tegen zijn vader:
Kijk nu eens aan!
Peetoom nam de stukken in ontvangst,
legde ze tegen elkaar en ziende dat zij uitste
kend pasten, riep hij uit:
Nu is het werkelijk wel vijf honderd
jaar oud.
De schilder glimlachte, strekte zijn zieke
been naar het vuur en liet zijn baret op één
oor glijden.
Aldus werd de kleine Giovanni bekend ge
maakt met de trucs" van de antl-quairs.
Peetoom zei:
je moet Guardi's maken; ze zijn op het
oogenblik erg In de mode. En ik hen er zeker
va.n dat je het heel goed zoudt kunnen.
(Uit „La Vie de Jean Boldinl" van Car-
dona.)
Gras.
Gras is het haar der aardlbol. Het is groen,
omdat dit de beste kleur is voor de oogen.
Blauwe oogen kunnen dus zonder Ibezwoar
groen zien.
Wegens de groote overtollig''1,6'!1! wordt het
aiardtoar ohgelljk gesoigneerd. Regen zorgt
voor de friction, sineeuw voor poeder.
De maaier toeedt op a'3 kapper met coupe
a la brosse.
De koe en ander vee zijn de hulpkaippers, met
dit verschil dat zij fooien geeft in plaats van
aanneemt.
Het aardtoaar ls rijk aan bewoners en ver.
toont hierdoor soms wel eenige overeenkomst
menedhenibaar,
D<1 aardbol wordt oud, en vertoont al vele
kale plekken, maar ®e Mljft jong van tort ea
giroen van haar.
Semper virens.
O—
Proef op de som.
Hij; „Telkens ails ik jou met den nieuwen
hoed zie, moet ik lachen.
Zij: „Mooi, dan zal ik torn ook opzetten, als
de rekening komt",
O—
Zij wist 't.
„Wie heeft je geschapen? vroeg de kapelaan
aan 'm klein meiske op den catechismus.
„God heeft mij geschapen, toen ik nog heel
fcléin was" antwoordde het kind, „maar^ voor
de rest toen ik uit m'n eigen saoo gegroeid''»
De Oceaanvliegster Amelia Earhart met
haar echtgenoot rechtsbrengt een be*
soek aan Parijs, Bij da aankomstb