HET MOEDERSCHAP IN DE
FOLKLORE
MOEDER EN KIND
IN DE KOLONIËN.
TOEKOMSTZORG VOOR
MOEDER EN KIND.
t]
isils
mm
1ÉM»
1'
KATHOLIEKE GEBRUIKEN
BIJ HUWELIJK EN DOOP.
dmamntrêtr^
- V- 1
ÏWÊÊÊÈÊÊÊPi
Wij vragen ons één nieuwen
abonné te willen aanbrengen.
Proefnummers op aanvraag gedu-
E«n daal vm «m» oud* stadswoning. acht dagen kosteloos.
TVat de Katholieke Kerk in Indiê doet
voor het kind.
Het valt toe te juichen, dat op de tentoon
stelling „Moeder en Kind" een heele groep is
gewijd aan onze koloniën. Over het algemeen
Sa de kennis van de koloniën van dien aard,
dat men geen gelegenheid dient voorbij te laten
gaan, om deze verder uit te breiden. Men weet
meestal wel, dat onze koloniën commercieel
van belang zijn voor Nederland, men beseft
eveneens, dat Nederland zonder de koloniën in
het Internationaal verkeer in den uitgebreid-
sten zin nooit de huidige beteekenis zou hebben
gekregen, maar deze materieele belangen zijn
voor de massa niet voldoende geweest om bij
zondere belangstelling op te wekken voor de
geestelijke verhoudingen en toestanden in onze
overzeesohe gebieden. Juist daarom is het van
groote beteekenis, dat de organisatoren van
„Moeder en Kind" ook onzen koloniën een
plaats hebben toegekend op deze tentoonstel
ling.
„Moeder en Kind in onze Koloniën", de elfde
groep van de tentoonstelling, geeft vooral met
foto's een algemeen overzicht van de gebruiken
en levenswijze in onze Oost en West. De ver
zorging van deze groep werd opgedragen aan
de afdeeling „Tropische Hygiëne" van de Ko
ninklijke Vereeniging „Koloniaal Instituut".
Gelukkig heeft deze vereeniging ook contact
gezocht met de katholieke Missie, die met onver-
moeiden arbeid en groote opofferingen reeds
zooveel goeds heeft verricht. Het Centraal
Katholiek Koloniaal Bureau, het centrale punt
in Nederland voor Missiën in onze beide Indiën,
heeft in samenwerking met de in Indië mlssio-
neerende Orden en Organisaties deze gelegen
heid natuurlijk gaarne geaccepteerd om in een
afzonderlijken stand te toonen, wat de Katho
lieke Kerk In de beide Indiën doet voor het
kind.
Zooals bij vele andere stands het geval is
geweest, heeft men zich ook hier ter verwezen
lijking van het doel in hoofdzaak moeiten be
palen tot foto's en graphieken. Hiernaast zijn
nog vier en twintig diapositieven opgesteld,
welke meerendeels een tafereel geven.
Het geheel is in drie groote deelen veTdeeld
de intellectueele opleiding, de algeheele opvoe
ding en de hygiënische verzorging van het
kind. Prof. P. G. Groenen geeft in het zoo juist
verschenen nummer van het Koloniaal Missie
tijdschrift een uitvoerig overzicht over hetgeen
de Katholieke Kerk in Indië doet voor het kind
en licht de drie genoemde groepen duidelijk toe.
Wat de Katholieke Keirk in Indië doet voor
het kind wordt in overzichtelijke statistieken
duidelijk aangetoond op de tentoonstelling. De
intellectueels opvoeding heeft zij in 1S56 reeds
ter hand genomen. In dat jaar begon de Katho
lieke Kerk voor het eerst Europeesdh onderwijs
te geven in Ooet-Indië. Het aantal scholen is
sindsdien (de cijfers loopen tot 1932) gestegen
tot 148, terwijl het aantal leerlingen daarvan
16.425 bedraagt.
^'iVrét het inlandsoh onderwijs begon de Katho
lieke Kerk In 1S65. Welk een vruohtbaar
arbeidsterrein hier voor haar open lag, toont
het huidige cijfer van het aantal scholen aan,
namelijk 1032 met 86.220 leerlingen. Andere
soorten onderwijs dateeren van veel lateren
datum. Zoo is met het ambach'ts-, vak- en
nijverheidsonderwijs eerst een aanvang ge
maakt in 1890, met opleidingsrichtingen in
1899. Thans tellen deze beide soorten resp. 59
en 57 scholen en cursussen met resp. 2437 en
1752 leerlingen. De eerste kinderbibliotheek
werd gieopend in 1925, sinds welk jaar er nog
twee nieuwe ziju bijgekomen.
In West-In diië, speciaal in Curasao, werd
reeds ettelijke jaren eerder Katholiek onderwijs
gegeven. Nadat in 1842 de eerste Katholieke
school in Curasao was geopend, volgde in 1854
Suriname thans la 'het aantal Katholieke
scholen tot 115 uitgegroeid met 17.747 leer
lingen. Ook het ambachts-, vak- en nijverheids
onderwijs werd in WosHndië eerder door Ka
tholieken ter hand genomen in Suriname in
1869, in Curacao in 1885. Thans zijn er 10
Instellingen op dit gebied alsmede 5 opleidings
inrichtingen en 1 kinderbibliotheek.
Voor de algeheele opvoeding heeft de Katho
lieke Kerk in Oost-Indië reeds vroeg zorg ge
dragen. In het hijzonder hebben de missionee-
■rende orden en congregaties zich reeds heel
vroeg het lot der weezen aangetrokken. Reeds
in het beginstadium van de missie, in 1809,
werd al overgegaan tot de oprichting van het
eerste weeshuis. Thans, meer dan een eeuw
later, zijn er 20 weeshuizen met 1856 weezen
Op sommige plaatsen heeft men ook nog weezen
In huisgezinnen ondergebracht
Van 1856 dateert de opriohting van het eerste
internaat. Naast de internaten is men in 1924
begonnen met de oprichting van convlcten,
waarvan er nu reeds 12 bestaan. De internaten,
102 in getal met 5133 kinderen, versohillen van
de oonvicten hierin, dat de eerste kostscholen
sijn, de inrichtingen, waarin de kinderen zoowel
onderwijs als onderdak krijgen, terwijl een con
vict een tehuis is voor schoolgaande kinderen,
maar waar geen onderwijs wordt gegeven. Dat
men ook de laatste jaren bijzondere zorg be
steedt voor de algeheele opvoeding volgens
Katholiek beginsel, moge nog blijken uit het
instituut voor voogdijkinderen, in 1931 opge
richt en thans 120 kinderen tellend. In West-
Indië zijn 12 instellingen die voor de algeheele
opvoeding zorgen.
Het derde deel van den missie-stand geeft
weer, wat door de Katholieke Kerk gedaan
wordt voor de hygiënische verzorging van het
kind. Evenals bij de vorige twee groepen geeft
de statistiek hier aan, hoeveel van elk dier
verschillende soorten verzorging er zijn met
het jaartal, waarin men met die verzorging Is
begonnen.
Op dit gebied is men tientallen jaren later
tot de oprichting van de eerste instelling ge
komen dan bij de twee andere groepen. Maar
eenmaal begonnen in 1912 werd het eerste
Ziekenhuis met kinderafdeeling opgericht is
het vooral op dit terrein tot een snelle ontwik
keling gekomen. De Katholieke ziekenhuizen
op Java hebben meestal een afzonderlijke kin
derafdeeling, terwijl ook de poliklinieken haar
zorgen besteden aan moeder en kind. Op Java
werkt onder dit opzicht vooral het St. Mela-
niawerk. Reeds 25 poliklinieken zijn sinds 1919
tot stand gekomen, terwijl er thans 16 zieken
huizen met kindeTafdeelingen zijn.
Naast deze genoemde instellingen vindt men
Oost-Indië nog 2 Katholieke zuigelingen
klinieken en één schoolkliniek, terwijl door
cursussen op hygiënisch gebied veel goed werk
wordt verricht. In "West-Indië zijn een zevental
instellingen voor de hygiënische verzorging.
Uit het ruime cijfermateriaal hebben wij
slechts enkele cijfers gelicht om hiermee in
hoofdtrekken aan te toonen, wat door de Ka
tholieke Kerk vooral op het gebied van het
onderwijs wordt gedaan in onze koloniën.
Geenszins is het een gemakkelijke taak geweest
voor de missionarissen, broeders, zusters en
leeken om in alle richtingen speciaal voor de
jeugd zooveel tot stand te brengen. Het is
daarom verblijdend, dat thans eens in bet open
baar met foto's en statistieken kan getoond
worden, hoeveel er op Katholiek gebied reeds
is bereikt. Mogen velen hun kennis over het
Katholieke werk in onze koloniën op deze ten
toonstelling vermeerderen. Voor een meer
rustige bestudeerimg verwijzen wij naar het
gedetailleerde reeds genoemde artikel van prof.
Groenen.
Een deel van de fraaie stand door pastoor Hoosemans ingericht; Huwelijksgebrui-
ken in de Katholieke Kerk,
door
dr. J. H. STARMANS,
Ook in de katholieke gebruiken bij huwelijk
en doop weerspiegelt zich de rijkdom der litur
gie, waarvoor een groeiende belangstelling
blijkt te bestaan niet alleen onder katholieken
maar ook onder n.i et-kathol I ek e n
Het lag daarom ook voor de hand, dat aan
deze gebruiken een plaats zou worden inge
ruimd op de tentoonstelling „Moeder en Kind'.
Deze kleine afdeeling, van fijnen smaak getui
gend, is verzorgd door den Zeer Eerw. heer H.
Hoosemans en den heer Cl. Meulemam, direc
teur van het instituut voor kerkelijke kunst
St. Bonifacius".
Hoe eenvoudig zij ook scheen, het was
toch geen geringe opdracht om de katholieke
gebruiken bij huwelijk en doop uit te beelden,
Een tweetal door Charles Eyck geschilderde
afbeeldingen geeft een beeld van de huwe
lijksvoltrekking. Een kort uittreksel van de
schoone, zinrijke gebeden, die de priester bij
die gelegenheid over bruid en bruigom, door
wie het huwelijk wordt gesloten, verklaart
deze afbeeldingen. Een langere reeks aquarel
len „verbeeldt" de ceremoniën bij het heilig
doopsel: het ingaan van de kerk, het uitdrijven
van den onrelnen geest, het eigenlijk doopsel,
dat een wassching ls en het opleggen van den
doopdoek, ook de kerkgang van de moeder na
de bevalling is uitgebeeld.
De aquaTei'len van Eyck zijn van een tret-
fenden eenvoud en een schoone kleur- en vor-
menkeuze. Bewonderenswaardig ls de harmo
nische verhouding der figuren, de zuiverheid
der gelaatsuitdrukkingen en het gebaar der
handen.
Onder deze afbeeldingen zijn een schaal
met twee ringen, een wijemmer met sprenkel-
kwast, een doopvont en verschillende andere
voorwerpen, welke bij de toediening van het
doopsel gebruikt worden, tentoongesteld.
Een deel van de afdeeling, welke gewijd is
aan het gezinsleven, ls eveneens gewijd aan de
van de katholieke gebruiken in bet gezin.
Zonder deze stands zou deze expositie voor
voor kinderen vul'len deze verzameling. Ook
deze stand maakt een beschaafden indruk en
geeft een juist, ofschoon beperkt beeld voor
de katholieke gebruiken in het gezin.
Zouder deze stands zou deze expositie voor
ons zeker onvoledig zijn geweest. Ten zeerste
zijn wij dan ook dankbaar jegens het tentoon-
ateUingsbestmir, dat het initiatief nam tot
het inrichten dezer afdeeling en jegens pastoor
Hoosemans en den heer Meuieman, die zulks
op een zoo voortreffelijke wijze hebben ge-
daan,
--asiw»
Op de zoo juist te Amsterdam geopende
tentoonstelling „Moeder en Kind" trachten
Prof. van Rooy en zijn medehelpers het
publiek een inzicht te geven in de zorg,
waarmee moeder en kind in overeenstem
ming met den tegenwoordigen stand der
wetenschap omgeven worden.
Daarnaast echter heeft men getracht zoo
veel mogelijk samen te brengen allerlei fol
kloristische gegevens in verband met zwan
gerschap, bevalling, kraambed en zuigelin
genzorg.
Dat men de noodige aandacht besteed
heeft aan die naieve volksvoorstellingen en
aan de middelen, welke het volk, steunende
op mondelinge of schriftelijke overlevering,
op eigen initiatief en op eigen verantwoor
ding, ook op dit terrein bezit en aanwendt,
acht ik zeer juist gezien.
Deze voorstellingen, middelen en gebrui
ken toch zijn van groot practisch belang,
omdat velen, wier gedachtenleven zich be
weegt langs traditioneels banen, en die
vreemd staan tegenover de middelen der on
begrepen wetenschappelijke geneeskunde, er
de voorkeur aan geven boven de moderne
therapie.
Ook voor de deskundigen, voor den arts, de
vroedvrouw en verpleegster, is eenig inzicht
in dé volksgeneeskundige praktijken rondom
In de mate, waarin bij het volk de over
tuiging veld gewonnen heeft, dat de ziekten
niet door magische invloeden veroorzaakt
zijn, maar door natuurlijke oorzaken ont
staan, is ook het geloof aan hulp, berustend
op svmpathischen grondslag verminderd en
is het volk meer hulp gaan zoeken bij mate
rieele middelen.
Alleen bij kinderziekten heerscht nog veel
de meening, dat er op deze wijze niets aan
te doen is, ook niet door den medicus Men
laat de kindoren daarom jn Limburg nog
Een stralende zomer-Zondagmorgen, waarin
de ontwaakte natuur al haar pracht en praal
ten toon spreidt, als wilde zij den dichter be
schaamd maken, die indertijd zong van het
w ,land van mest en mist, van vuilen, kouden
veel zegenen. Ook zijn er nog personen, die regen"! Alles lokt naar buiten, naar bosch en
de kunst vei staan te overlezen. Deze gebrui- duin, naar zee en strand en het kost moeite
ken allerlei onmogelijke, ja zelfs onverstaan-
niet te bezwijken voor de verleiding, om gehoor
bare formules in de lijn der oude tuuver-
formulieren. Al bevatten deze, wat de voor
stelling der ziekte betreft, nog veel herin
neringen aan de oude voorstellingen, daar
omtrent boven bij het hespreken van het
daemonisme genoemd, wat de verhouding
tot de godheid betreft zijn deze formules,
voor zoover ik voor Limburg naging, echter
in den grond gewijzigd en geheel verchris-
t9 geven aan de roepstem van licht en lucht
en zon, die wenken tot medegen iet en van het
nieuwe leven. Tenzij men vervuld is van an
dere gedachten, die nopen tot arbeid, zeJfs ln
deze uren. En zoo zetten wij ons dan neer,
tot het samenstellen van een kleine bijdrage
voor het extra-nummer van „de Maasbode",
verband houdende met ons bedrijf. Dat dit be-
De volksgeneeskunde bestrijkt een terrein
vol goede trouw. Van haar maakt men geen
beroep, wijl haar aanhangers doorgaans be
langeloos werken. Zoo is zij onderscheiden
van de kwakzalverij, waarbij gewinzucht
en volksmisleiding hoogtij vieren.
Zoo werkt naast de wetenschappelijke ge
neeskunde de volksgeneeskunde en wel met
geheel andere middelen. Zij werkt zonder
eenige bevredigende diagnose en zonder
eenige duidelijke voorstelling te bezitten om
trent aard of werking der aangewende mid
delen, maar past, enkel op ruwe ervaring
steunende, vol vertrouwen haar zonderlinge
middelen toe. Zij telt haar aanhangers bij
duizenden, omdat na toepassing van een
middel een verwachting beantwoord werd of
beterschap volgde, al moge een en ander dan
ook op dezelfde wijze het gevolg van het ge
bruiken van het middel zijn, als de zonsop
gang het gevolg is van het hanengekraai.
Alvorens enkele grepen te doen uit de
folkloristische zuigelingenzorg en verloskun
de, wil ik, na de voorafgaande algemeene
opmerkingen, ter verduideijking en tot beter
begrip nog even ingaan ope verschillende
volksgeneesmethoden.
Een deel hiervan is te danken aan het
telijkt, zoodat men er slechts een bede om kende dagblad alom in den lande vele lezers
hulp tot God in heeft te zien. Overigens is
er niets geheimzinnigs bij. De geheimzinnig
heid der zoogenaamde deskundigen is louter
gewichtigdoenerij en aanstellerij.
Nog dien ik hier over Limburg ie wijzen
op de relikwieën-cultus, die er buitensporige
afmetingen heeft aangenomen. Ik weet het
als men het terrein betreedt van het Gods
vertrouwen moet men het scnoeisel van de
voeten leggen. Maar hier in Limburg treft
men aan een ongemotiveerd supernaturalis-
me, dat niet alleen niet in overeenstemming
is met de werkelijke verhoudingen en den
aanneembaren gang van zaken bij allerlei
genezingen, maar dat bovendien leidt tot
een verwaarloozen of minder achten der na
tuurlijke hulpmiddelen, die dan vervangen
worden door godsdienstige handelingen, ja
niet zelden door bi.jgeloovige practijken,
Wanneer ik in het voorafgaande Limburg
noemde en ook hierna mijn voorbeelden aan
Limburg ontleen, dan is dat niet wijl bewe
zen is, dat hier de folkloristische opvattin
gen weliger zouden tieren dan elders, maar
enkel omdat alleen in deze provincie tot nog
toe in vervulling is gegaan de wensch van
Prof. van Rooy naar een diepgaand weten
schappelijk onderzoek naar de verloskundige
toestanden, welk onderzoek mij in staat stelt
weer te geven wat er leeft in den volksgeest.
Trouwens dat er ook elders wat te verbete
ren valt, daarop duidt een artikel van den
hoefijzer-redacteur van het „Handelsblad"
van 13 November 1928, over het gebruik van
mascottes in auto's, hetwelk hij aldus be
sluit: „Zoo grijpten onze fetisjisten op de
heeft, weten wij; mogen bet echter ook vele
lezeressen zijn, want tot haar is het zeker
niet in de laatste plaats, dat wij ons wenden,
als wij iets gaan schrijven over gezinsverzor
ging, in verband met de toekomst van Moeder
en Kind.
Moeder en Kind! Komen ons bij deze woor
den niet allereerst de ontroerend mooie regels
in de gedachte van den te jong gestorven
Vlaamschen dichter Frans de Cort;
Wanneer ik, weeldedronken, ,j 'i|
Mijn roïlg kind aanschouw,
En die t mij keeft geschonken,
Mijn aangebeden vtouw.
Zoo vraag niet, wie van beiden
Mijn hart het meest bemint,
Mijn hart en kan niet echeiden
De moeder en het kind!
En hebben ook onze eigen dichters de liefde
volle verhouding van ouders tot hun kinderen
niet herhaaldelijk tot onderwerp van hun zan
gen gekozen? Men denke slechts aan de Gene-
stet, die in zijn „Levenslied" zegt:
Met helderen blos op de wangen,
Dat oog, dat de reinheid der ziele verraadt,
Dat harte vol bloemen en zangen:
Hoe min ik U, heerlijk en hartelijk kind,
Die knielt voor uw God en de lente bemint.
Er is inderdaad geen bartelijker, hechter en
sterker band denkbaar dan die vader, moeder
L IJ ^Jvli 'I i_ i 1 *1 Tvo n rl
religieuse woestenijreis van hun geestelijk en kind verbindt, een onverbrekelijke band
leven, in de dorre armoede van hun theolo- van liefde, dien God heeft willen leggen tot
gie, maar naar een stukje geestesleven, los- versterking van het gezinsleven. En zoo is
het moederschap en bij de zuigelingenzorg -Instinct, aan toevallig opgedane ervaringen
t
i
i.,.."
Een typische stand, die de hygiënische werkwijze van de arbeidende vrouw
m.i. onontbeerlijk. Wie ingewijd is in deze
volkszeden en kamergeheimen zal zich niet
vreemd voelen aan de volkspsyche, maar
doordat men toont te weten wat de inen-
schen bezielt, zal men het verkeerde met
grooter gevolg kunnen bestrijden en zijn
taak van voorlichting des te doeltreffender
kunnen volbrengen.
Deze volksgeneeskundige begrippen en
middelen hebben over het algemeen méér
ondergrond, dan doorgaans vermoed wordt.
Een deel berust eenvoudig op ervaring; een
ander deel echter is een overblijfsel van
reeds lang verlaten geneeskundige methoden
uit vervlogen eeuwen, toen de geneeskunde
nog in haar kinderschoenen stond. In dit
verband kan men dan ook zeggen, dat de
volksgeneesmiddelen van heden de weten
schappelijke middelen van gisteren zijn. Maar
behalve voor de geneeskundige voorgeschie
denis vinden we op het onderhavige terrein
ook een rijk-borrelende bron voor de ge
schiedenis van primitieve cultuur en religie.
In dat op het eerste gezicht vage en speel-
sche, dat den geest vervult der eenvoudigen,
kan men bij nader onderzoek leidende ge
dachten vinden; wij worden er zoodoende
door teruggevoerd naar de kinderjaren der
menschheid in lang vervlogen eeuwen of bij
nog levende natuurvolken. Slechts een ge
ring deel der menschen blijkt ten slotte den
directen invloed te ondergaan van den gees
telijken vooruitgang van iederen tijd. Velen
hangen nog aan gedaanten, wier ouderdom
niet met onze gewone tijdmaten gemeten kan
worden en wier oorsprong terug reikt tot
een tijdstip, waarbij middeleeuwen en oud
heid als de dag van gisteren zijn.
Om dezen ouderdom eenigszins te bevroe
den moet men zijn toevlucht nemen tot de
ethnologie. En dan wijst het nieuwste histo-
risch-ethnologisch onderzoek er op, dat bijv.
het animisme ontstond in de moederrechte-
lijke cultuur, terwijl het tooverwezen tot
ontwikkeling kwam bij de vaderrechtelijke
totemistische hoogere jagers, beide primaire
culturen, naast elkaar ontstaan uit de oer-
cultuurkringen, waar dit zich als derde groep
de vaderrechtelijke cultuurkring der patriar
chale veeteeltnomaden differentieerde, waar
bij het begrip van het „hoogste wezen" van
den oertijd het minst geschonden bleef voort
leven.
Een studie der oude gebruiken doet ons
dan ook een hardnekkigheid in stand houden
zien en leert ons een algemeene verspreiding
van dezelfde gebruiken, althans in beginsel,
over heel de wereld kennen, waardoor ge
rechte twijfel gewekt wordt aan de zoo vaak
geopperde meening, dat we hier slechts met
overblijfselen te doen hebben, welke wellicht
spoedig zullen verdwijnen. Integendeel, die
diepe zee van vooroordeel zal nog lang hare
golven blijven opstuwen tegen betere in
zichten.
Voor de ondeugdelijkheid der meeste volks
geneesmiddelen pleit reeds het feit, dat voor
een en dezelfde kwaal zooveel middelen
worden aangewend of dat eenzelfde middel
op zoo verschillende manieren wordt toege
past. Vaak wordt men herinnerd aan het
spreekwoord, dat men de klok heeft hooren
luiden, maar niet weet, waar de klepel hing
En al wist men dit, dan nog zou het meestal
niets geven, daar hij intusschen tengevolge
van betere inzichten weer verhangen is.
Dat er toch aan wordt vastgehouden wijst
er op, dat de groote massa voortleeft in een
paedogische mentaliteit, die haar bemoeilijkt
in de onmiddellijke aanschouwing en in het
frissche, natuurlijke denken. Men treft in de
volksgeneeskunde aan en philosophie zonder
JUK MA
of aan vage voorstellingen. Een en ander
beschouwt men ook als den grondslag der
therapie in vroeger tijden. Aan dezen primi
tieven speurzin danken wij dan ook een aan
tal onzer beste geneesmiddelen, als de lever
traan, de china, de digitalis, enz.
Dit zijn de physische middelen. Vele hier
van blijven ongemotiveerd bij menigeen in
de gunst, omdat op het gebruik beterschap
volgde. Men wet hier gelijk reeds gezegd
het post en het propter niet uit elkaar te
houden. Dit zelfbedrog wordt nog daardoor
bevorderd, dat men niet zelden een volks
middel gebruikt, als men een tijd medische
hulp heeft ingeroepen zonder bevredigend
resultaat. Menige ziekte heeft tijd noodig om
de beterschap te laten intreden. Is dat tijd
stip eindelijk aangebroken, dan heeft het
middel dat men dan juist aanwendde of de
arts, dien men dan raadpleegde, het succes
veroorzaakt.
Het is een .moeilijke kwestie om uit te
maken hoe het volk aan menig middel, dat
op ons een vreemden indruk maakt, gekomen
is. Velen meenen hier aan de z.g. „sympa
thie" een rol van overwegende beteekenis te
moeten toekennen. In dezen gedachtengang
neemt men aan de veronderstelling van een
onbepaald gevoel van gemeenschap tusschen
ziekte en geneesmiddel, een mystieke of ziels-
betrekking, waaraan het effect wordt toege
schreven. Dat geheimzinnig verband tus
schen den zieke aan den eenen kant en den
persoon, die geneest of het geneesmiddel, zij
het dan een dier, een plant of een voorwerp
aan den anderen kant, wordt gezocht in de
oorzaak (zoo legt men haar van een hond
waardoor men gebeten is, op de wonde), en
in bepaalde uiterlijke hoedanigheden als
vorm, kleur (stinkende gouwe, een geelsap-
pig kruid, gebruikt men tegen geelzucht),
den aard (pieren gebruikt men tegen wor
men), de nnam of een feit uit de geschiede
nis van het wezen.
Andere geneesmiddelen herinneren aan de
oude denksfeer van het daemonisme. In dezen
primitieven gedachtengang werd in vroeger
tijden menig ziektegeval, waarvan de oor
zaak niet duidelijk was aan daemonische
invloeden toegeschreven, aan booze geesten,
aan den geest van een doode, aan levende
vijanden, aan toovenarij, aan specifieke zie
tedaemonen, aan een daemonisch d'61*- a
in het lichaam dringt, enz. De nog in zwang
zijnde naam „Hexenschusz" voor he, spi
in den rug wordt hierdoor verklaar
Ethisch hooger staat de opvatting, dat
ziekten de straf der Godheid of e wraak
van beleedigde daemonen zijn voor begane
misstappen. De pijnen der baring vmden we
reeds als zoodanig aangeduid in het boek
Genesis.
De genezing werd dan beproefd, doordat
men den daemon door smeeken, bidden en
giften, door bevelen of door dreigen met de
wraak van goede geesten trachtte te vermur
wen of te doen vluchten. Zoo kwam de be
zweringsformule tot stand, waarbij de ziekte
zelf vaak verpersoonlijkt wordt en als
ziektedaemon wordt aangesproken.
Hier sloeg de volksgeneeskunst dus den
weg in der volksreligie. Daarbij tierde zij
welig op den bodem van het „Animisme",
gelijk Prof. Schrijnen het zegt, „het toeken
nen van een ziel aan alle dingen, bewerk
tuigd en onbewerktuigd, gesproten uit een
geestestoestand, waarbij de mensch geen
scherpe grenslijn weet te trekken tusschen
hem zelf en de hem omringende natuur".
Door allerlei handelingen trachtte men
het ziektewezen te verjagen. Later werden
c?1« handelingen slechts symbolisch ultge-
-rebrokkeld uit de sfeer der primitieve vol
ken'
Ter illustratie mogen thans enkele folklo
ristische middelen, betrekking hebbende op
het moederschap en op de zuigelingenzorg
volgen. Het spreekt vanzelf dat ik slechts
zulke kan kiezen, welke zich te dezer plaatse
gevoeglijk laten weergeven.
Wil men tot conceptie geraken, dan staan
daarvoor enkele bedevaartplaatsen in bijzon
deren roep, als Kevelaer, Scherpenheuvel,
Thienray (gem. Mlerlo), Oostrum (gem. Ven-
ray) en in den lateren tijd Wïttem met den
H. Gerardus-Majella. Men meent bovendien
dat er bij een bepaalden stand der maan,
u.l. bij jong licht, meer kans op zou bestaan.
Te Weert meent men het geslacht van
het komende kind te kunnen bepalen door
er te juister tijd zijn gedachten op gefixeerd
te houden, iets wat door Goethe reeds ver
werkt is in zijn Wahlverwandtschaften. Ook
Lamarch verzon in dien geest reeds iets
te verklaren van het vraagstuk der ontwik
keling en erfelijkheid.
Ziet een vrouw in de maanden der ver
wachting er gezond, opgeruimd en weinig
vermoeid uit, dan zou het een jongen zijn,
eveneens als zij 's morgens het eerst met haar
rechter voet uit het bed stapt.
Weinig leven wijst op een tweeling. In
Roosteren en omgeving bestond tot aan den
oorlog het z.g. blokhouwen, een herinnering
aan het Indogermaansche bruilofsritueel,
waarbij men ook conclusies trok omtrent de
talrijkheid van de te verwachten nakome
lingschap.
Geen kinderen zouden daar komen. w*jen
een zevenboom (jumperus sabina) in
tuin staat. tciimmen
Als aborturum draagt men t®.
notenblaren onder de voeten. In ,-
pikeert men de noten zelf op meer directe
wijze.
Het eten van veel vijgen zou een voorspoe
dige bevalling bevorderen. g I eiken
met de armen ze®1, en
bevordert omstrengelingvan den kinderhals.
Te Eysden liet zich daarom een vrouw des
nachts gedurende maandenl dei handen vast
binden, om toch maar te voorkomen, dat zij
ze in den slaap onder het hoofd zou leggen.
Indien, naar aanleiding der Amsterdam-
sche tentoonstelling op dit terrein eenige
verheldering der begrippen kan gebracht
worden, dan is het inrichten der folkloristi
sche afdeeling niet slechts op te vatten als
een aardige attractie ter completeering van
het geheel, maar als een daad* van groot
belang voor de volksgezondheid, waardoor
vele levens behouden kunnen worden en nog
veel meer kinderen kunnen opgroeien tot
krachtige personen.
vpn:,..
<yv j, 4
v A
p i
het -dan ooik vanzelfsprekend, dat de ouders,
denkende aan hun nog jonge kinderen, droo-
men van hun gelukkige toekom-st, steeds be
reid tot verwezenlijking daarvan tot het
brengen van vele en velerlei offers, zich, waar
noodig, zelfontbeerlng gaarne getroostend. Die
zorg, die liefde voor het kind bepaalt zich niet
tot het heden, doch strekt zich uit tot de toe
komst in den vorm van voorzorg. Vragen als
deze: „wat moet onze jongen worden; zal ik,
als de tijd daar is, over voldoende middelen
beschikken, om hom te laten studeeren?" of:
„zal ik, als ons meisje eens tot een huwelijk
komt, in staat zijn haar een behoorlijke huwe
lijksgift mede te géven?", houden heit gezins
hoofd. periodiek bezig; voor hem zijn er geen
mooier oogenbllkken dan die, waarin hij met
„moeder" spreekt over de mogelijkheden, die er
t-oe moeten leiden, om deze en dergelijk© vra
gen bevestigend t© durven beantwoorden. Hoe
echter hij, die alleen van het loon van zijn
arbeid moet leven, deze mogelijkheden ook
overdenkt, steeds komt hij -tot één en dezelfde
conclusie: sparen! Maar hoe?
Een steeds aangroeiend spaarbankboekje j-s
een mooi bezit, doch dit geeft geen voldoende
zekerheid: de niets en niemand ontziende
Dood immers kan oogenblfk ontijdig aan
het sparen een einde maken, ook dan dus, als
het aldus vergaarde bedrag nog -geheel ontoe
reikend is TOC>r llet doel, waarmede gespaard
wond. Om deze groote onzekerheid te ontgaan»
staat maar één weg open, namelijk die, welke
da levensverzekering aanwijst, die dezen weg
inslaat en regelmatig volgt, bevrijdt zich van
de toekomistzorgen voor moeder en kind, want
hij weet, dat ook als de Dood hem plotseling
mocht verrassen, die -toekomst niettemin ver
zekerd is. Het is niet doenlijk in kort bestek
hier de verschillende vormen te bes-preken,
welke bet instituut der levensverzekering het
gezinshoofd biedt, om voor de toekomst der
zijnen te zorgen; die vormen zijn vele, doch
komen ten slotte allo hierin overeen, dat zij
zekerheid geven. Wij noemen slechts, zonder
i-n bijzonderheden te treden, de verzekering bij
overlijden, die de uitkeering van kapitaal waar
borgt aan de echit-genoote, als de man, op welk
tijdstip ook, mocht heengaan; aan de' studie-
en uitzet-verzekering, welke kinderverzorging
ten doel heeft, aan het weduwenpensioen en
meer andere. Waar wij hierboven ce-n-ige malen
het woord „zekerheid" gebruikten, mag niet
worden verzwegen, dat het levensverzekerings
bedrijf ook in Nederland zich in een kern-
gezonden toestand mag verheugen, ook thans
nu de nood dezer tijden alom om zich heen-
grijpt, ook thans, nu de economische en finan
cieel© wereld op haar grondvesten schudt. D©
directies der maatschappijen hebben zich ia' e
lang met groot succes beijverd, om door
vormen van steeds meer extra-reserves, waar.
aan mee-r dan 50 pet. van hare winsten venen
besteed, de kracht barer instelRnBen
sterken, waardoor zij ruim In ftd,lA 1 e'l2tt
alle stooten op te vangen. H,et U,u"( IPn"> oi--
gaan van onze wet op het levensvei zekering»-
bedrijf, de „Verzekeringskamer 1w«'t een wa
kend oog, dn het belang van de honderdduizen
den polishouders, die reeds hun belangen, leder
aan de maaitsohappU hunner keuze, toever
trouwden. Een reden te meer voor den nog
niet verzekerden gezi-nsverzorger, om te voor
komen, dat er aanleiding zou zijn na ontijdig
overlijden, op grafsteen de woorden te
bij-telen:
Hier rust, die van de toekomst zeker dacht
[te wezen,
Diie zei: „Geen polis noodig, 'k 1)611 krachtig
[en gezond!"
-Wie heeft hem e-imdHijk van dien dwazen
[waan genezen?
De niets ontziende dood, die plotseling vóór
[hem stond.