k
oC
O
II
A
2
EEN GESCHIEDENIS UIT
HET VERRE OOSTEN
DE SCHRIJVER VAN ST. FRANCISCUS.
EEN ONVERWACHTE
ONTKNOOPING
Woensdag 13 juli
Roomsclie boonen
-
4$* WBgmsm
p^winri^
v
1^»" ,»*-" urm' rii^
1 Voor het baksteenen huisje in de Szeschu-
an Road, dat als militaire gevangenis
dient staat een Chinees ch. gezin. Een vrouw
en 4 kinderen van 5 tot 14 jaar.
Majoor iToresdale kent ze wel h|tV, is
het gezin van den koopman Kwam-Sm
Zwijgend en bescheiden staan zij daar. Zij
groeten hem niet Zij klagen en jammeren
niet. Zij doen geen pogingen den Britschm
officier over te halen hun den echtgenojt
en vader weder te schenken. Zwijgend en
rustig wachten zij voor de gevangenis.
Een zinnebeeld van het Chineesche vo.k
Bat eeuwenlang gelaten hungers- over
etrooming, oorlog, plundering en verdruk
king draagt, moet Majoor Toresdale onwil
lekeurig bij zich zelf denken.
In de kamer welke hem als arrestlokaa:
aangewezen is, staat de koopman en mili
tie-soldaat Kwan-Sen bij het binnentreden
Van Toresdale beleefd op en salueert, niet
met de machinale beweging van den on
dergeschikte, die »een militaire plicht ver-
Vult maar vertrouwvol en vriendelijk.
Majoor Toresdale knikt hem toe en geeft
met zijn wandelstokje een tik tegen zijn
hooge laarzen.
Ik moert u voor den krijgsraad voeren
Kwan Sen. Beschouw het als een teeken
van bijzondere welwillendheid dat ik zelf
ppzoek om tevoren nog een woord met u
te spreken.
Kwan Sen maakt zwijgend een buiging
en de majoor zet zich met uitgespreide
beenen op het tabouretje, de eenige gele
genheid om te zitten.
Luister een3 Kwan-Sen. Gij zljt een
wijs en verstandig man. Nieman van ons
veroordeelt u. Alle leden van de militaire
rechtbank begrijpen uwe handelwijze.
Kwan-Sen lacht even.
Waarom zovdt u dat ook niet, edele
j i| heer. Het kan toch geen onrecht zijn, dat ik
niet tegen mijn broeders vechten wil.
Mijnheer, vervolgt de Chinees op half-
luiden toon, als de Engelschman onbehaag
lijk zwijgt: „ik woon hier nu reeds sedert
15 jaar in de concessie. Iedereen kent mij
als een eerlijk man. Onze voorvaderen heb
ben eenmaal deze concessie en de blanke
duivels vergeef mij mijnheer gehaat
Wij weten echter sinds lang, dat gij men-
scen zijt zooals wij en dat gij ons geen
kwaad wilt. Daarom stel ik mij ook vol
vertrouwen voor de hooge heeren, die thans
mijn rechters zijn
Majoor Toresdale kucht een paar maal
en neemt dan een vast besluit: hij wil thans
recht op zijn doel af.
Zooals gezegd, Kwan-Sen, niemand wil
u kwaad doen. Alleen uwe eigen.hm.
onvoorzichtigheid is er de schuld van dat
wij thans een vonnis over u moeten uitspre
ken. Het ligt maar aan u zelf om ons in
de mogelijkheid te stellen u vrij te spreken.
U zult, wanneer men u ondervraagt, ver
klaren, dat u niet de bedoeling had, naar
de Kamtontroepen te gaan en dat de woor
den, diie u tegenover uw luitenant gebezigd
hebt en waarom u aangeklaagd zijt op een
misverstand rusten. Dan zal, dat garandeer
Ik u, de militaire rechtbank u vrijspreken
en u zult naar huis kunnen gaan, naar
uw vrouw en kinderen, die buiten op u
Wachten.
Majoor Foresdale is er van overtuigd.
Bat hij hier iets doet, wat niet in overeen
stemming is met zijn plicht als officier en
zeker niet met zijn plichten als lid van de
militaire rechtbank.
Maar wait drommel! Deze Chinees is dom
genoeg, om voor het gerecht de waarheid
der aanklacht te bevestigen. Volgeens de
krijgswetten staat op verraad en muiterij de
dood. Maar men kan toch den armen kerel
niet dood laten schieten?
Een poos is het stil tusschen beide man
nen. Kwan Sen heeft het hoofd gebogen
en diepe groeven vertoonen zich op zijn
voorhoofd.
U begrijpt m« toch, Kwan Sen? gaat
'de majoor voort als er geen antwoord
komt. U gaat natuurlijk uit het leger, blijft
voonloopiig rustig thuis en gaat uw zaken
na. Later, wanneer er wat gras over deze
zaak gegroeid is, kunt u doorgaan en.
Boen wat u wilt.
Langzaam heft Kwan Sen het hoofd op.
Zijn stem klinkt gedempt »n bescheiden
als altijd.
Waarom zou fk liegen, mijnhe er? Ik
ben toch in mijn recht! Uw groot verstand
heeft dat reed! lang ingezien, anders had
ik niet het geluk hier in uwe tegenwoor
digheid te mogen ademen. U veroordeelt
immers zelf de rooftochten der zonen van
Nappou, die onze huizen irP brand siteken
en mijne broeders en zusters met hunne
granaten en bommen verscheuren. Uwe
kranten schrijven Let, uwe soldaten en ma
trozen zeggen het, in alle clubs spreekt
men erover. En gij zegt ook, dat ieder
land het recht heeft, zdch tegen roovers te
verweren. Wanneer uw eigen verheven
land aangevallen werd...
Daar is hier geen sprake van, onder
breekt Majoor Foresdale zijn woorden, ter
wijl hij opstaat, het gaat hier uitsluitend
over u, Kwan Sen. Denk eens aan uw ge
zin! De Japamsche opperbevelhebber wil
uwe veroordeeling en u weet wat dat be-
♦•ekettt, JUjeult gefusilleerd worden, Mis-
Niet buiten zijn orders
Toen de bekende Eramsiobe luichtreizigster
Garnerin in den herfst van het jaar 1829 te
Berlijn was aangekomen om met een lucht,
ballon oip te stijgen, had zij te kennen ge
geven, dat niemand vlak hij de plaats mocht
komen, waar Ihet gevaarte lag. Aam den in
gang werd een wacht geplaatst om al de
nieuwsgierige kijkers op een afstand te hou-
dwn.
Eindelijk verscheen madame Garnerin zelf,
die zich naar den luchtballon wilde hegeven.
Maar de wacht, die haar niet kende, weiger,
de haar volstrekt den toegang.
Nerveus riep zij uit:
Maar, m'n heaneil! Ik ben Gamerin,
Garneirtin.
Ja, dat geeft niet, antwoordde één der
soldaten, of u er gaarne in bent, maar ik
mag niet buiten mijn orders gaan.
Een geneesmiddel
Toen de Iberoemide geneesheetr BoethaaVe
gestorven was, vond men onder zijn nalaten
schap een hoek, dat naar men zei, al zijn
geheimen bevatte. Het werd zeer duur ver
kocht.
De kooper ervan was zeer nieuwsgierig
naar den inhoud, maar hij vond slechts leege
blad en op één na, waarop de volgende spreuk
stond:
Houdt uw hoofd koel, uw hulk vrij, uw voe
ten warm en lacht dan de dokters maar uit.
mand kan u daarvan redden, tenzij gij zelf
indien gij doet, wat ik u zeg.
De Majoor komt vlak voor den Chinees
staan en legt d.; hand op zijn schouder.
Weesverstandig, Kwan Sen. Begrijp
het toch goed. Wij willen u immers vrij
spreken. Wij wachten er slechts op, dat u
er ons voor in de mogelijkheid stelt. Allen.,
behalve de.commandant"'. Majoor Fores
dale bijt zich op de lippen. Bijna had hij
gezegd: „behalve dezen damned jap".
Kwan Sen maakte een diepe buiging
Het vreemde dat hij door een langdurig
verkeer met Europeanen in taal en hou
ding aangenomen heeft, valt van hem af.
Hij is weer geheel en ai een Zoon van het
Gele Rijk. Hij keert weer terug tot de bloem
rijke taal der vaderen.
Mijn armzalig verduisterd verstand
vermag niet de stralen uwer wijsheid te
volgen verheven heer. Maar grenzeloos is
mijn vertrouwen tot de stralende rechtvaar
digheid der verheven en machtige heeren,
voor wie u mij voeren zal.
Majoor Toresdale gaat zwijgend heen.
Hij heeft lang genoeg in China gewoond om
te weten dat deze dubbelzannige taal niet
meer of minder becrekent dan een definitief,
onherroepelijk neen. Deze stijfhoofdige Chi
nees wil zijn leven niet door een leugen
koopen.
Nu durft men nog te zeggen, dat de
Chineezen leugenachtig en onoprecht zijn,
bromt Toresdale. terwijl hij buiten in zijn
auto stapt en d-s wacht bevel geeft den ge>
vangene naar de gevangenis van het ge
rechtshof te brer.gen, „deze Kwan Sen ge
draagt zich, als de duivel moge me halen
als een gentleman!"
Met een flink- vaart vertrok de majoor.
Zwijgend en sta- volgen hem de oogen der
Chineezen en der wachtende kinderen: rus
tig vol vertrouw *n. De vader zal terugkee-
ren. De blanke netren zijn goed en recht
vaardig.
's Morgens iih de vroegte zal het vonnis
voltrokken worden. Natuurlijk zullen de of
ficieren der milii'aire rechtbank een verzoek
van gratie indienen, aan.ja, aan wien?
Er bestaan geen heerschors, geen boogere
instantie hier. De eenige mogelijkheid ie,
de consulaten en gezantschappen te ver
zoeken langs dipl'omatischen weg de noo-
dige stappen itn Tokio te doen, zoodat mis
schien van daaróiit een druk uitgeoefend
wordt op admiraal NagaJkumaika.
Maar hoe lang duurt dat.En niemand
kan zeggen of Nagakumaika over te halen
is de executie op te schorten.
Doch '8 avonds, als de Engelsche wacht
v<^or de gevangenis door Japansche solda
ten afgelost is, wordt er zachtjes aan de
deur van Kwan Sen geklopt. Er staat een
Japansch marinesoldaat in marschtenue,
met geweer en patroontasch. Lachend
wenkt hij den Chinees, lachend voert hij
hem 'door de stiile straten. Boven Tschapei
staat een brandwolk. Machinegeweren knet
teren in de vert>
Daar waar de straten der concessie in
de Chineezenstad uitmonden, staan Schot-
sche fuseliers en Amerikaansche matrozen
op wachit met hit geweer in aanslag ach
ter prikkeldraad en zandzakken. De Japan
ner sluipt in een hoog om hen heen, voert
zijn gevangene naar een duistere plek, waar
tusschen twee voortuintjes een smalle, on
bewaakte doorgang is. Verbaasd staart
Kwan-Sen den wachter in het gezicht. Hier
is toch geen executie-plein? geen executie
troep. Zal hij dan niet gefusileerd worden?
Secondenlang boren de oogen der beide
mannen zich in elkander, vier Aziatische
oogen. Dan zegt de Japanner zachtjes:
„Loop"! En voegt er die spreuk van zijn
volk aan toe: „Mimai, kitumai, sakutumai!
Ik zie niets, ik hoor niets.ik zeg niets"
Een voorbijglijdende schaiduw.Kwan
Sen verdwijnt achter het prikkeldraad dn
het gewoel der Chineezenstad.
Wanneer een Europeaan hierbij tegen
woordig geweest was, dan had hij in dit
oogenblik voor de eerste maal kunnen
zien hoe een Jaipanne® piert lachte,
't "Was op eenen schoonen dag in den uitkoom,
een dag vol Jonge zonnehlijheid, dat St. Fran-
ciscus, de zacht koleurige Heilige, een wande-
l'ingeske sloeg in den Hemelschen hof.
Nu de gouden zonne zoo behagelijk •warm
hare milde stralen zond, had 't Hem niet goed
gedunkt thaus binnen te zitten in een der He
melzalen.
„Ik. ga eens van dat goede weer mijn profijt
trekken", had Hij tegen St. Mattheus gezegd,
die nevens Hem is gezeten in de noenzaal.
„Het spijt mij geen beetje, Sinten Franciscus",
had deze geantwoord, „dat ik niet met U kan
mee gaan, ge weet, ik doe ook geerne een
wandeling in den Hof.... maar ziet ge, ik zit
nog met dat schrijfwerk.Ja, ja, Sinten Fran
ciscus, men weet wel waar men begint, maar
niet waar 't end is
Zuchtend had hij zijn gebedeke gezegd, 't
serviet afgeknoopt en was heengegaan.
Maar Sint Franciscus was er inwendig ver
heugd om geweest, 't stond Hem beter aan, om
op dit stil uur eens gansch alleen te zijn met
zijne schoone gedachten.
Alzoo wandelde Hij traagvoetig over de smalle
draaiende wegelingen, onder de uitbottende
boomen. Er hing een zware lentegeur die kwam
aangedreven over het kort gesneden gers, en
hupsche windekens bliezen door de gaten van
zijn versleten pij.
Zijn versleten pij zult geen verwonderd
vragen. In zijn versleten smeri-g hoetelingen-
kleedIn den Hemel Maar is het U dan
niet bekend, dat eikendeen die daar binnen
gaat zijn eerdsch kleed moet afleggen, om zich
te tooien met het witte feestgewaad waarvan
Sint Johannes spreekt in zijn Apocalips? Zeker,
zeker.... maar Sint Franciscus draagt tóch
nog altijd zijn versleten kleed met rafel en
Ingezette lappen
Bij zijn intrede in dit Zalig Paradijs had Hij
botweg geweigerd haar af te leggen. Hij wilde
voor Gods troon verschijnen ln het wapenrus
ting waarmede Hij Zijnen Heer gediend had.
.Maar Ons Heer zal daar niet mee content
zijn", had Petrus opgeworpen met een bezwaar
lijk gezicht. „Ge hebt U toch naar den Hemel
te voegen
Maar St. Franciscus, daar was men zoo rap
niet mee klaar
Of zóó binnen, of niet.... dan ga ik weer
terug naar mijn arm portiuncolahutteke, om
God overnieuw te dienen
Ten ende raad had de grijze Hemelportier
met zijn groote sleutelbos dan toch maar toe
gestemd.
Maar ziet, toen pas gebeurde het wonderbare,
't ontroerend schoone Zoodra de Heilige het
breede voorportaal van den Hemel was binnen
getreden, begon zijn armoedig kleed te blinken
en te schitteren, wierd het fijn en doorzichtig,
en ging er een glans van uit, als ware het
niet zakkengoed, doch van zuiver kristalijn.
En Sint Franciscus, binst Hij daar wandelde,
dacht hoe Hij daar beneden op eerde gewandeld
had in het fluweelige land van Umbrië en de
blauwe dalen van Toscane. Toen steeds in
hevigen strijd, in boete en lijden, in zelftuehti-
ging en harde verloochening ter wille van het
koppige vleesch. Nu koninklijk verlost van alle
pijnen en temtatiën.
Deze zalf van een weerke herinnerde hem
aan dien stond, toen Zijn Heiligen ziel uit het
afgemarteld lichaam gleed.... hoe hij even
t-e voren 't zonnelied had gezongen
Het- scheen Sint Fiq.nciscus dees achternoen
toch niet vergund te zijn zich alleen in het
ivoren, torenke van zijn gepeinzen op te sluiten,
want juist had Hij zich neergezet onder een
gloriët van bloeiende seringen, als den grijzen
krachtigen kop van Sint Paulus boven de haag
kwam uitsteken.
Ha Sint Franciscus", riep hij uit, „wat
geluk van U hier te vinden, ik was reeds
eenigen tijd zoekende naar U. 'k Hebbe U wat
nieuw te vertellen
De grijze Missionaris zette zich nevens
Franciscus neer, hij streek een keer door zijn
MoZesbaard, en fluisterde op zachte toon:
„Men is over U een boekske aan 't schrijven..."
Do Heilige 'lachte eens stilAch Sint
Paulus, daar zijn al zoovele boekskes over mij
geschrevenal zoo vele
Ja. ja, gij weet dat Ik mij voor al wat
schrijfwerk aangaat bizonder interesseer
zelf heb ik ook menig blaaike vol gepend
mijn briefkes weet ge Maar als ik U nu zeg.
dat er over U een Vlaamsch boekske woTdt
geschrevenEen Vlaamsch boekske, Sint
Franciscus, wel -te verstaan door eenen Vlaam-
schen schrijver...,!
Bij het hooren van die Woorden spitste Sint
Franciscus d'ooren.
„VlaamschVlaanderen", monkelde Hij,
„is dat niet dat schoone land waar Sinten Ru-
moldus, Sint Rombout, en Sin-te Begga vandaan
komen Dat land met zijn groene welden,
schoone velden, met zijn hooge boomen, kleine
waterkensdat land waar zoovele klooster-
kens zijn.... bloemhoven die een zoete reuke
rondomme verspreiden
„Ik -hoor het al, Gij weet het", sprak Sint
Paulus, „welnu in het stedeke Lier.... daar
woont Uwen schrijver
En toen nam Sint Franciscus het besluit om
daar eens een bezoek te brengen.
Nog dien eigensten avond wanneer het duis
ter was geworden verliet Hij den Hemel. Langs
de donkerblauwe transen daalde Hij af, de
schitterende verheven Orion lichtte Hem voor
met haar zachte zilveren stralen.
Zoo kwam de arme en rijkste aller Heiligen
in het kleine stedeke Lier dat aan het rappe
rivierke de Nethe ligt.
De nacht was daar nog niet geheel gekomen.
Het was er heilig stil en uitermate vredig in
de smalle straatjes, met hun groote vierkanten
kasseien. Sint Franciscus wandelde door die
avondlijke straten, en zag met welgevallen dat
de mensehen hun lichten voor de straat-Lieve-
vrouwkes omhoog trokken. Er plakte nog wat
laat zonnegoud op de puntgeveltjes van de
antieke huizen, langzaam en zeer plechtig zong
de hooge Sint Gomaar een avondlied op zijnen
rammel. Bij de Begijnhof poort gekomen hoorde
Hij het orgel spelen, en het dunne gezang van
vrouwenstemmen.
Een Zijner zonen kwam langs Hem gegaan,
maar zag Hem niet. Wel be-merkte de broeder
plots zoo'n fijne geur van seringen en violen.
Even zag hij verwonderd in de ronde, of er
nievers blommen te bespeuren waren.... Maar
verder sloeg hij er geen aandacht op, en repte
zich voort naar 't convent.
Zoo kwam Sint Franciscus ln het straatje
terecht waar de schrijver woonde.
Er viel geel lamplicht naar buiten. En Hij,
die op eerde alle mensohelijke lusten en begeer
ten zoo volkomen den kop Ingedrukt had, hij
kon nu aan het verlangen niet weerstaan van
eens naar binnen te zien
Hij ging voor het venster staan, en zag hem
Zitten, den schrijver, onder de warme schijn
Van de geelzijden schemerlamp. Voorover gebo
gen aan zijn werktafel schreef hij, binst hij
zich hulde in een blauw rookgordijn van pijpe-
smoor. Bij tijden lichtte hij het hoofd eens op,
tuurde naar de prenten aan den wand of naar
de franjen van de lamp, streek eene keer door
zijn pal-lieterachtig haar en ging weer verder.
Hij zette zijn stijlvolle letterkens op het
blanke papier, wóórd voor wóórd, régel na régel
en zoo bloeiden ln den valavond de verhalen
om-hoog lijk het lied van een nachtigaal tegen
den geloken hemel".
Sint Franciscus wierd er door geroerd tot in
het binnenste van Zijn groot diep menschelijk
heilig herte.
Eerst meende Hij naar binnen te gaan, om
stil voor Zijn schrijver te gaan staan en hem
glimlachend te groeten.,., maar Hij bedacht
zich.
„Neen", zegde Hijneen, ik doe het niet,
laat ik mijnen schrijver niet storen.-... Zóó is
het goed
Vol vreugde is Sint Franciscus weer opgeste
gen naar den Hemel. Vol nieuwe blijdschap,
niet alleen omdat dien schrijver over Hem een
boekske schreef maar omdat dit boekske, wan
neer het eenmaal gedrukt zou zijn.... vele
zielekens tot God zou terug brengen.... en
zou strekken t-o-t eere van den Grooten Koning.
Toen Sint Franciscus in den Hemel aankwam,
had men daar just al de sterrenlampen ont-
'stoken.
JAN VERHEYEN.
||lllllilliilllliililillllillilllllllllllllllllllllllütiiilillilll!ll!lllllllllllllllllillllll!l!!l
H Zonder RECLAME gesn omzet, 1
j§ geen winst; de üKUKiNKT is de |p
kracht van 't huidige zakenleven g
Wanneer men in October 1831 in het nog niet
late avonduur door de straten van het Noord-
Brabantsche stadje O. ware gekomen, en de
stilte en de rust hadde waargenomen, welke
daar heerschten, dan zou men niet vermoed
hebben, dat ln dat kalme vreedzame stadje
twee regimenten kurassiers en een regiment
lanciers waren ingekwartierd.
Zij waren geheel in de huiselijke kringen op
genomen, en in plaats van hun vermaak op de
straat of in de herbergen te zoeken, bleven zij
binnenshuis, speelden, ook met de huisgenooten,
een kaartje, hielpen de vrouw des huizes met
het schillen der aardappelen, hielden zich on
ledig met de kinderen en gingen vroegtijdig ter
ruste.
Op de straat zag men, na het vallen van den
avond, zeer weinig militair vertier. Alleen na
negen uur zag men uit verschillende richtingen
in uniform gekleede, personen te voorschijn
komen, die zich met rinkelende sporen aan de
laarzen, en in hunne lange burnou's gehuld,
naar het café „Sleutelzicht", naast het gemeen
tehuis, begaven, waar de officieren vele avon
den per week hij elkander kwamen, en waar
zeer zwaar werd gepokerd en niet minder
zwaar, werd gedronken.
Op den hierboven genoemden October-avond
was na 9 uur vele malen bij het openen en we
der sluiten der deur een lichtflits in de don
kere ruimte over het wijde plein geworpen, en
was daardoor het bewijs geleverd, dat er dien
avond een méér dan druk bezoek aan het café
Sleutelzicht" te beurt viel.
Nu beston-d er voor dat druk bezoek we?
eenige aanleiding, omdat in de officiers krin
gen gefluisterd werd, dat een der oudste luite
nants, die steeds groote sommen won en altijd
veine had, op de een of andere manier valsch
speelde.
Zonder dat de verdachte persoon zulks be
merkte, werd er zoowel onder de jongere offi
cieren, die door hun verliezen steeds kort in
hun gel-d zaten en zelfs schulden moesten ma
ken, als door de officieren in de hoogere ran
gen, over die voortdurende veine van den lui
tenant gesproken. Op een middag, terwijl de
bewuste luitenant door dienst belet was om
aan de bittertafel te verschijnen, kwam het on
derwerp ter sprake, doch niemand durfde vrij
uit zijne vermoedens te zeggen, totdat eindelijk
een ritmeester verklaarde, dat hij op een avond
het er wilde heenleiden om den valsohen spe-
Ier en flagrant délit te ontmaskeren.
Na deze uitlating was men, zonder dat daar
van iets uitgelekt was, overeengekomen, dat op
den hierboven beschreven avond zou worden
getracht, den luitenant op heeterdaad te be
trappen.
Tegen 10 uren, waren 16 officieren van ver
schillende rangen in het café aanwezig, en na
dat men eenigen tijd pratend en gekscherend
had doorgebracht, stond een kolonel op, ging
naar de speeltafel, nam daaraan plaats, welk
voorbeeld nog door 9 officieren, waaronder de
ritmeester en de luitenant, onmiddellijk werd
gevolgd.
De overblijvende 6 officieren zouden, rondom
de spelers geschaard, het spel aanzien.
Evenals andere avonden, werd er ook nu
weer gepokerd en of het zoo zijn moest, de lui
tenant had wéér veine! En, hoewel men hem
van alle zijden in de gaten hield, kon niemand
een feitelijke aanwijzing geven, en toch viel
bijna ieder spel in het voordeel van den luite
nant. uit.
Op zeker oogenblik, vermeende de ritmeester
beslist gezien te hebben, dat de luitenant stie-
kum een kaart verwisselde. Plotseling stond hij
op en riep den luitenant toe: Jij speelt valsch,
in plaats van zeven van harten, hebt je schoP^
pen heer in je hand, ik heb de verwi3se 1U°
duidelijk gezien!
De luitenant bleef opvallend kalm ono
vreeselijke aantijging, draaide de bewuste aai
om, en het was zeven van harten.
Doch toen verhief hij zich PlotseHng„7^n W-|ri
stoel, smeet de kaart naar den ri m er en
riep uit: Wat ben jij voor een s "bij
van valsch spelen te durven be c e rit
meester beschaamd, dat bij zl° 111 zÜne
aanwijzing vergist had. en 7°,io °Ver ^et
cynisme van den luitenant, e min <»f meer
spotachtige blikken zijner c-o teerde zieh
opnieuw naar den luitena^., schreeuwde:
Neen! jij bent een wals0'1® T^'er' jij bent een
schurk! En meteen gaf hu hem een klinkende
pats in het gelaat.
Een geweldig tumult o stond na deze belee-
diging, en de luitenant, eemgszins versuft door
Hebt gij, grage boonen-smullers,
Zelf uw boontjes wel gedopt
En bemerkt, hoe of die vruchtjes
Daar zoo zacht zijn weggestopt
In een wit en donzig vachtje,
Als een teêre kostbaarheid,
Heeft de boonplant daar haar schatjes
Net een wiegje voorbereid.
Laat het stormen rond de twijgen,
Laat het kil of vochtig zijn
Het vertroeteld Roomsche boontje
Heeft een -betje van satijn.
Na het sch-oone bloesem-bloeien
Komt de sterke peul tot stand
Alles vruchtbaarheid en wasdom
Op het vruchtbaar akkerland.
Geen verschil is er in zoTgen
Bij de goede moederplant
Ieder vruchtje krijgt hetzelfde
In het lief gezinsverband.
En millioenen van die wond'ren
Worden leder jaar verricht
Overal dezelfde arbeid
En dezelfde schepplngspllcht.
Steeds verjonging en vernieuwing
"Vroolijk komen, rustig gaan
Door de eeuwen en de eeuwen.
Is het machtig werk gedaan.
Welk een eendracht al te zamen
In de milde zonneschijn
Kon het hij de arme menschjes
Toch als hij die boontjes zijn.
Even teeder en zoethartig
Zorgt de Katholieke Kerk
Voor het welzijn harer zielen
En het Goddelijke werk.
Stem van een letweter i
Maar de tuinman gaat ze plukken
En zijn klanten smullen fijn,
Antwoord t
Juist, dat kloptde klanten smullen
Wijl het Roomsche boontjes zijn.
J. H. SPEENHOFF.
EEN NIEUWE SPOORBRUG JE ROTTERDAM. Over de Schie ia op tijdelijke pijlers een nieuwe spoor-
brug gebouwd^ dig eerlang dg glaate zal innemen yan dg oudg Rechte).
den flink aangekomen klap, stondi een oogen
blik sprakeloos.
Toen richtte hij zieh echter op, wierp den rit
meester zijn. handschoen toe, en daagde höm
uit tot een duel. De ritmeester weifelde even,
doch aangezien het valsch spel van den luite
nant niet geconstateerd was kunnen worden*
en hij de beleediger was, moest hij de uitda
ging wel aannemen,
Getuigen wederzijds werden aangezocht, als
wapen werd de sabel gekozen, en de kolonel
zou met de algeheele leiding van het duel be
last worden.
De kolonel was gekwartierd, ln een even "bul
ten het stadje gelegen adellijk slot, waaraan
een uitgebreid park, met zeer veel hoog en laag
geboomte, was verbonden.
Hij stelde voor het duel in dat park te doen
plaats hebben, een der vele, door geboomte en
heesters aan het oog onttrokken, open plaat
sen zou zich uitmuntend, tot het houden van
een tweegevecht leenen.
Dit voorstel werd aangenomen en den volgen
den middag om half drie zouden de strijders,
de getuigen en de officier van gezondheid door
de ijzeren poort het voorplein van het slot be
treden, en zich onmiddellijk naar de in het
achtergelegen park aangeduide plaats begeven,
•waar de kolonel hen zou opwachten.
Zulks geschiedde dan ook, en terwijl de ver
schillende deelnemers, eenigszins schuw, zich
in opeenvolging naar de overeengekomen plaats
In het park begaven, stond de eigenaar van het
sl°ti de oude baron, door een der ramen van
zÜn werkkamer, die op het park uitzagen en
trok het ongewoon verschijnsel, van de zich
naar het park begevende officieren, ln hooge
mate zijne aandacht.
Terwijl hij over een en ander stond na te
denken, zag hij een officier van gezondheid
met het bekende instrumenten-kistje aan de
hand het hek binnentreden, en zich met haas
tigen stap eveneens in dezelfde richting bege
ven.
Nu was het raadsel voor den baron opgelost!
Ijlings verliet hij zijn werkkamer, voorzag zich
van jas en hoed, en terwijl hij de trappen af
stormde, begaf hij zich met rappe schreden in
dezelfde richting, waarheen de officieren zich
begeven hadden.
Weldra hoorde hij ingehouden stemmen spre
ken, en toen hij, verdekt achter de groep hees
ters opgesteld, tot de ervaring kwam, dat in
zijn park, op zijn terrein, een duel zou worden,
gehouden, maakte zich terecht een heft'6e ver"
ontwaardiglng van den nobelen man meester.
De heestergroep omloopend, trad hij de open
ruimte binnen, juist toen de kampioenen met
ontbloote sabel voor den strijd gereed stonden,
en de kolonel zijne hand had opgeheven, om
het teeken voor den eersten aanval te geven.
Staakt dat onteereude werk, mijne heeren!
Staakt het werk dat in strijd is met Goddelijke
en mensohelijke wetten, weerklonk plotseling
eene donderende stem en de geheele groep stond
door de plotselinge verschijning ran den baron
als aan den grond genageld! De opgeheven wa
pens zonken neer, de kolonel liet zijn arm da
len, en wilde zich naar den baion begeven, om
te trachten eenige ophelderingen te geven, doch
hij kreeg daartoe geen kans.
Met eene van verontwaardiging trillende
stem, wees de edelman op het misdadige doel
der bijeenkomst, hij maakte er den kolonel een
verwijt van, dat deze op een dergelijke wijze de
ontvangen gastvrijheid schond en, toen deze
eindelijk er in slaagde, in het midden te kun
nen brengen, dat volgens militaire begrippen
een duel zelfs noodzakelijk kan zijn, wuifde de
baron met zijne fijn gevormde rechterhand
verdere besprekingen af, en antwoordde
slechts:
Daarover zullen wij de hoogste autoriteiten
uitspraak laten doen, mijne heeren! en begaf
zich daarna, nog trillend van opwinding, in de
richting van zijn slot.
Acht dagen later waren de kolonel, de duel
listen en de getuigen, naar verschillende, ver
van elkander verwijderde en afgelegen, kam
pementen overgeplaatst!
C. A. M.
*§A.DRUK YERBODEVh j