8es>.ïï«~m- ran2S
y
x
VESUVIUS EN Z'N SLACHTOFFERS.
IW
If
ZATERDAG 16 JULI 1932
OP DEN ©DEN ZONDAG
Jesus bezoekt die hoofdstad en
den tempel.
'M BOMEINSCHE
LEKKERBEK.
UIT SPANJE.
De Christus van de Véga.
yx fl
m WK
J
J A?
OPLOSSING „IK NIET".
ALLERLEI.
a a e
VOOR KNUTSELAARS.
'n Motorschip.
LETTERM A AO SEE.
x
l
Oplossing vorig letterraadsel*
WELK VERSJE
WISTEN JULLIE DAT?
„Natuurlijk al lang..."
iCWen» verfOtpefft.
WIE HELPT?
1
*i'
kllltoïVtU»
„Toen Hij de stad naderde en
haar zagweende Hij over haar".
Evangelie.
Het Evangelie, dat den negenden Zondag na
Pinksteren in onze kerken wordt voorgelezen,
[verhaalt ons, dat Jesus weende.
Wij leizen maar tweemaal, dat Hij tranen
stortte, die bloeddruppelen van een verbroken
hort. Eens bij den dood vain Lazarus, Zijn
vriend, en toen zeiden de Joden: „Kijk eens,
boe Deze bem lfief bad." Ban bij het aanschou
wen van de onsterflijke stad. Niemand zei
toen: „Zie eens, hoe Deze Jeruzalem lief
beeft!" Tocfh was het alleen uit liefde tot deze
plaats, waar de Tempel stond, dat Jesus ween-
"^r Z^'11 traniem van wroegingtranen van
spijt, tranen van vreugdetranen van mede
lijden, 'n Mensch zou hdeir gelachen bieibben.
Gelachen om het zoete van de wrake, die over
de stede stond te komen, waar zijn bitterste
■vijanden woonden. Jezus zag die naderkomende
■verwoesting ver van te voren, maar Hij lachte
niet; Hij schreide, omdat Hij méér was dan
'n rnensch: de God-mensch. Daarom kon Hij
oprechte tranen storten ook over den diepen
val van de hoofdstad Zijner tegenstanders.
Jeruzalem had ai eens méér bezoek uit
eeuwige gewesten gehad. Dat was, toen de
duivel er neerstreek otp de tinnen van den tem
pel. Voor die gelegenheid had hij den Bijlbei
meegebracht en hij schermde met zinnen uit
dat heilige Boeik tegenover Jesus. Naar het be
zoek van den Booze heeft de stad meer geluis
terd dan naar dat van dien Man uit Nazareth.
Dit bezoek zou haar den vrede hebben ge
bracht; het ibezoeik van den satan draait altoos
op oorlog uit. Er is 'n tijd van genade, maar
óók een van straf, een tijd van vertroosting,
maar óók een van streng recht. Omdat Jeru
zalem de genade en de vertroosting uit Jesus'
bezoek niet aanvaardde, is het onder Gods
Etrenge recht en straf gedreven.
De Romeinen hebben later alle toegangen
tot die stad bezet, zooals de bewoners ten tijdie
van Jesus heikiken in de breeds lanen van ge
nade plaateten. Zij hebben de heilige schatten
geroofd, zooals de tijidgenooten van Jesus het
Lam Gods uit den kring der Apostelen Toofden
en wat den rijkdom van hun hart had kunnen
uitmaken spijkerden aan een kruis.
Elk van ons heeft in zich den temped van
fcijn hart. 'n Tempel gewijd door het Doopsel,
gereinigd door de Biecht; geheiligd door
heilige Communie en door de inhaling van en
Heiligen Geest. Daarom is ook dit n ver even
plaats. Zij wordt ontwijd door die bonte vogels
Man onize verwaandheid; dooir de koude schij
ven van onze gierigheid; door de ossen van onze
ongeregelde begeerten. „Neem dat weg van
hier" zegt Jeans in ditzelfde Evangelie. Jaag
is-dde toeesten die deur van den tempel uit, al die
afgoden, die er een rooverskuii van miaiken;
fkeverp bet ikJatergoud en het kermis-ziliver uit
de ramen of God zad ook deze plaats door dein
vijand met den grond gelijk laten maken. Wring
Hem de zweep niet In de hand, de zweep met
de drie koorden: één om de verwaandheid met
volkomen 'beschaming te slaan, 'n tweede om
de tafeltjes van de hetozuchtigen te ktutolen en
'n derde om de ongebreidelde begeerten. weg te
painselen.
Profiteeren wij van het bezoek van Jesus,
wanneer Hij aan die dieur van ons hart belet
vraagt door 'n vienmlamiinig, 'm weldaad; 'n
straf, 'm raadgeving, 'n ontroering. Laten wij
niet doen ais Herodes, die de stem van God,
welk© sprak door den Dooper, verstikte. Niet
doen als de Jeruzafleanmexs, die Jesius' bezoek
hiet waardeerden. Laten wij liever erkennen,
wat ons tot waren vrede strekt.
1/ucdllus, de Romeinsche generaal die den
oorlog tegen. MithridateS leidde (90—63 v.
Chr.), was bekend om zijn verwend gehemelte!
Hadden zijn landhuizen en tuinen reeds groote
sommen verslonden zijn tafel kostte hem
nog meer. Eiken dag moest met de grootste
weelde een diner worden aangericht, gasten
of geen gasten. Toen er op zekeren avond geen
genoodigden waren, en de huismeester dus
™aar klaar gezet, vroeg Lucullus
Cicero en Pompejns \onden maar niet ge-
looven, wat er alleman ^Men maar m n_
dl ach werd j OT6r dien schitteren
A yan den verteld. Zij besloten zich-
Z hien Lucdllus 2811611 te overtuigen,
8001vi't1 onverwacht te ont-
m0d O zichzelf ten et^ Wandellngen en noo-
dlSd S nL?Min t\UU! tullus wilde
nu een slaaf naar zijn kok zenden met de noo-
dire opdrachten, maar dat werd i, f
bilde vrienden volledig beleT d°°r d
belde vr „Zeg dan maar,
dat wfl ia da J® Wen^'hen te dl-
neeran!", V6rd dM
gegeten 200 ^fSekers hun^^' dat
de onverwachte bezo ers hun elgen oogen
niet gelooven niet
weten, dat voor de Anóii„ .bodschap:
„Eten in de zaal van Apóllo bakende
ÜRicht een feestdlsch aan ter waarde
van
60.000 drachmen!" (tff- V
Wanneer het goedé leve^® €n (fenieug.
ten van tafel en g'as 6611 fó e waar.
toorgen, dan behoort Lucullus onder de be-
poemdiste Romeinen te wor en n xa.
itusschen vraagt men zich a gen
met ware grootheid te maken e n wat
voor nut er in schuilt de goegem ge
loof bij te brengen, dat bet ie eren en
tafeltje-dekje is
Antonius 30 v. Chr.), eveneens een groot
Romeinsoh veldheer, hield ook van n g
tafel. Iemand, die eens zijn keuken inn
stapte, bevond, dat er acht wilde zwijnen ©ge
lijk gebraden werden! Deze lekkerbe -erj
voerde tot allerlei zonderlinge gerechten, n
schotel met vogeltongetjes uit de meest ver-
Wijderde hemelstreken was volstrekt geen
Zeldzaamheid. De kostbaarste drank, werd vei-
j egen door parels van onmetelijke waarde
een vloeistof op te dossen en deze dan aan
el te serv©©ren met liqueur; in enkele teu-
6 verzwolg men op deze wijze millioenen!
toer d<) Censor> was daarentegen erg so-
«telde zich met eenvoudlgen land wijn
n Koodkoop stukje vleesch en droeg
Wij dwaalden door de nauwe, bochtige stra
ten van Tolédo.
'n Kreupele jongen diende ons als gids. Dat
zoo iets geen overbodige luxe was, was dien
morgen al gebleken, toen we driemaal op de
zelfde plaats uit kwamen en nog altijd even ver
van de beroemde kathedraal verwijderd ble
ken!
We zwierven zoo maar een school binnen,
n Duitsch-dikke meneer bleek daar onderwij
zer te zijn. Het was de goede „maëstro nacio-
nal" of nationale schoolmeester van Toléde.
Wat hij ons allemaal vertelde, kwam ons
Spaansch voor en hemzelf ook.
Onze herhaalde „no compren" („ik begrijp
u niet") uitroepen, was hij zoo hoffelijk me
Spaanschen zwier voorbij te hooren. Wo wien
niet zoo lomp zijn hem verder niet te vers
en knikten om de beurt 'n ja of n neen. n
kele malen scheen dit den goeden m 61
verbazen, maar in het wijde land van Don
Quijote zet men zich snel over dergelijke klei-
nierbeden weg.
Wil kwamen des middags in de kerk, waar
de Griek" („©1 Grèco") zich on vergankelijken
roem verwierf door 'n kruislgings-schilderij.
Kinderen, blijkbaar van den koster, speelden
hier met Zuidelijke gemoedelijkheid krijgertje.
De kreupele jongen leidde ons dan langs het
Moorsch-uitziende kazerne-paleis van den aarts-
bisschop-cardinaal naar den Dom. Het zou on
begonnen werk zijn de glorie van dat pracht
werk, waaraan de eeuwen door in verschillende
stijlen gebouwd werd, hier te schilderen. Moest
ik het doen, dan zou ik warme, donkere kleu
ren op mijn palet nemen; goud, waarvan de
glans door den tijd werd getemperd; schitte
ring van mozaiek en juweelen óók. Wij raakten
in deze ontzaglijke ruimte van elkaar. De jon
gen ging mijn vriend zoeken. Deze kwam terug
uit de mosarabische kapel, door den grooten
kardinaal Ximenes gebouwd; de „maëstro na-
cional" bleek bij hem. Ik sloot mij bij hen aan.
Langer dan een uur weidde de goede man uit
Huero s
HlÉK
f
felMad/ii §F"s
V
'n Berg, die heelemaal niet hoog is, 1200 M.,
elf domtorens van Utrecht aan één stuk Die
heerlijke, gkfiende wijnen op zijn hellingen
rijpen doet, „LAcrymae Christi" en „Vesuvio"
(„Tranen van Christus" en „Vesuvius"). Die
heel rustig 'n bergtreintje en 'n „Drahtseil-
bahn" (berg-lift op rails) toelaat zijn top te
bestijgen. Die zoo nu en dan maar 'ns even
kucht en dan wat steen, bommen en keitjes
(lapilli) de hoogte in slingert. De Vesuvius, hij
Napels in de buurt.
over de voortreffelijkheid van Tolédo's cathe-
draal; zijn gebaren waren breed en machtig
en zijn stem niet minder. Het pijnlijke van de
situatie was, dat onze kennis van 't Spaansch
sinds dien morgen slechts met twee woorden
was verrijkt, „figo" voor „vijg" en „narhnja"
(ja cha) voor sinaasappel. Doch bleek deze
verheugende aanwas van onzen woordenschat
niet voldoende om daarin al de schoonheden
van Spanje's onvolprezen bouwwerk vast te
leggen Andere talen, dan die der hiddlgo's bleek
de ijverige maëstro, die voor dien middag den
kindertjes had vrijgegeven, niet machtig.
Ergens achter een dikken pilaar gelukte het
mij weg te komen. Zoover met de plechtige
sfeer van de cathedraal was overeen te bren
gen, tevens met inachtneming van het
lichaamsgebrek mijns jeugdigen begeleiders,
rende ik de kerk uit. In de deur keek ik nog
even om: de maëstro had de armen hoog ge
heven, al® moest hij vóórwerken bij de oefe
ningen-op-de-plaats en maakte mijn vriend
blijkbaar de schoonheid van het gewelf duide
lijk; deze keek om zich heen als een drenke
ling, die den reddenden stroowisch ziet afdrij
ven
Wij wandelden naar de Véga, de tuin-vallei
rond de rotsstad Tolédo. Daar stond een kleine
kerk, die we binnen gingen.
'n Kruisbeeld.
De rechterarm had los gelaten en scheen op
ons te wijzen.
Oud leek het beeld wel, zoo oud als de Sterre
der Zee van Maastricht of het Kruisbeeld van
Wijk of de Lieve Vrouw in Den Bosch.
Eens zag het er net zoo uit als alle andere
kruisbeelden, de armen beide vastgespijkerd.
Op een avond kwam naar de kerk een jonge
boer met het meisje, dat zijn verloofde was.
Hij moest uittrekken naar den oorlog en het
zou lang kunnen duren, voor hij terug kwam.
Aan de voeten van den Gekruisigde beloofden
zij op elkaar te zullen wachten, tot gunstiger
tijden hun huwelijk zouden mogelijk maken.
Na drie jaar kwam de jongen terug. Een
zwierig© uniform droeg hij en aan zijn wijde
laarzen rinkelden sporen. KapiteinHet
meisje snelde hem tegemoet. Van een plechtige
gelofte scheen hij niets meer te weten. Toen
begon zij ©r over, Wist hij het nog, dien
avond, vóór crucifix O, ja, ja, maar toen
was hij nog geen kapitein, en nu wèl en dan
•n boerenmeisje uit de Véga als vrouw, dat
ging toch heusch niet
Maar zij hield hem aan zijn gelofte en ver
telde alles aan de rechters. Had zij dan ge
tuigen. die dien avond aanwezig waren ge
weest Ja> die had zij en zij zou hen In de
kerk aanwijzen, als de heeren maar wilden mee
komen.
Den anderen dag werd de rechtbank samen
gesteld ln de landelijke kapeü van de Véga.
De kapitein stond er terecht; het meisje ver
telde van de plechtige gelofte; onder de voeten
van het kruisbeeld zaten de rechters in
Plooiige toga's. Maar van een gelofte wist de
krijgsman zich nauwelijks meer Iets te herin
neren
„Waar zijn nu de getulgeu, die dezen man
teuden aanwijzen als dengene, die verzekerde
1,161 je te trouwen V' klonk de ernstige vraag
tet het bruidje.
„Mijn getuige hangt daar!" luidde het
vaste antwoord. Zij wees op het beeld van den
Gekruisigde,
'f!an,fvt'ond3 liet de rechterarm van den kruls-
cknapHeóruTin'S6"r etreklte zlck 611 duidde op
uifïe Vé/a"1" ,Am allerheiligsten Christus
uit ae vega was geschied.
VREEMD.
Klant! Er is Iets vreemds aan die koffie.
Er zit een soort cacaosmaak aan.
Kellneri (na geproefd te hebben) i Het
spijt me, meneer, maar ik heb u bij vergissing
thee gebracht,
'n Paar maal in elke eeuw doet de vulkaan
van zich spreken door 'n uitbarting, als moest
de kalmte van vele jaren achtereen op eens
worden ingehaald. Nog in 1906 vond 'n ver
schijnsel plaats, waarbij 'n asobkolom van 5000
M. hoogte omhoog kronkelde. De fijnste deel
tjes hieTvan hadden zich blijkbaar voorgeno
men eens wat méér van den aardbol te gaan
zien; zij bewogen zich tot 1500 K.M. van den
krater verwijderd en vonden hun dood in de
Oostzee! De omgeving van Napels was in
schemering gehuld. Het stortte steenen. Twee
honderd millioen M3. steen werden naar ^bo-
ven gepaft, 'n dobbelsteentje met 'n „ribbeof
lengte van 600 Meter!
'n Ontzaglijke lavastroom vloeide uit den
kegel weg en bedekte met zijn inhoud van tien
millioen M3. de berghellingen. j
Van veel grooter omvang was de ramp, die
den 2ien Augustus van het jaar 79 in enkele
uren tijds een bloeiende natuur, enkele steden I
en veel meer dorpen vernietigde. Do top van
den vulkaan spleet in tweeën en viel als kei-
slag uiteen. De asch werd honderden meters
hoog weggeslingerd, modder en lava bedekten
de kustplaatsen Herculanum, Pompéji en Sta-
biae met 'n dikken laag. Pikdonker was het tot
aan den avond van 25 Augustus toe, net of
alle mensehen zich in een afgesloten kelder
bevonden. Niemand was 0p dit uiterste levens
gevaar voorbereid. De meesten zochten be
schutting in hun huizen, onder tempelbogen, in
prachtige tempels zelf het mocht niet
haten. De asch wist hen overal te vinden en
verstikte hen. Toen den 28en Augustus ein
delijk de zon 'n kansje kreeg om door de dichte
nevels te dringen, vond zij van het groenende
landschap, en van de bedrijvige steden niets
meer over. Asch en slik lagen alom als een
kolossale lijkwade. Langzamerhand verhard
de deze tot 'n korst, planten schoten in den loop
der jaren omhoog, de uitbarsting werd verge
ten. In 1600 stiet men op de bedolven stad
Pompeji, toen graafwerk moest worden ver
richt voor een waterleiding. Anderhalve eeuw
later werd besloten de stad aan de vergetel
heid geheel te ontrukken, maar erg hard schoot
het werk niet op en heele gedeelten zijn nog
niet „ontgonnen".
Met Herkulèuum is het lang zoo ver niet.
Daar bleken de korsten dikker en harder en
dus de landhuizen en paleizen der Romeinsche-
koopmanschap minder makkelijk te benaderen
Bovendien bevindt zich op deze ruïnen de ha
venplaats Resina en dat brengt ook z'n moei
lijkheden mee. Toch heeft men dóór de aard
laag van plm. 30 M. heen het theater reeds
weten te bereiken, maar het meeste wacht nog
op de spade der ontginners.
Van Napels uit kan men Pompeji langs twee
spoorlijnen bereiken. Al gauw staat men na
het verlaten van het station op het marktplein.
Hier werd vroeger wijn verhandeld en fruit,
de schoenmakers verkochten er hun sandalen
en voor de hongerigen zorgden kleine gaar
keukens met hun lekkere soepjes en visch.
Kinderen stoeiden over de blanke schijven
kalk, waarmee de grond was belegd. Werd het
hun to warm, dan verplaatsten zij hun spel
naar de nauwe straatjes en steegjes der koop
stad, waar de brandende zonnestralen hen
lekker niet bereiken konden, of ze zochten 'n
fontein op aan de kruising van vier straten,
waar het water helder was en koel. Hun
lichaam hielden zij lenig en soepel in de pa-
lèstra bij het theater in de buurt
Werden zij grooter, dan mochten ze naar
het gymnasium, dat ook toestellen bezat om
er oefeningen aan te maken, of naar de „thér-
men", waarvan Pompèji er drie bezat. Daar
kon men 'n fijn bad nemen en in den breeden
zuilengang turnen en spelen. Eerst werd men
in 'n apart lokaal gemasseerd en gezalfd en
na afloop mocht niemand een duikie gaan ne
men, die zich van te voren niet duchtig ge
reinigd had. Allereerst kwam nn het koude
bassin, dan het lauwe en ten laatste het zweet
bad. De dames hadden een geheel aparte af-
deeling, die bizonder mooi was versierd.
Circus te Pompeji en blik op Vesuvius.
Praohtig zag het er in de huizen uit. Het
glansde er van marmeren tafels en banken,
mooi bewerkte stoelen en rustbedden noodig-
den tot zitten of liggen uit, rond 'n zonnigen
binnentuin rezen slanke pilaren, in marmeren
bekkens ritselde 'n fonteintje; bassins vol wa
ter zorgden voor de noodige koelte. Veel van
al dit huisraad is naar het rijksmuseum te
Napels verhuisd en daar zorgvuldig opgebor
gen. Het huis der gebroeders Vettier, „in Wij
nen", heeft men- geheel onaangetast gelaten,
zooals het vóór negentien eeuwen was; in de
keuken staan nog potten en bronzen driepoo-
ten of de heeren zóó van 'n verre wandeling
ten eten verwacht worden! Enkele winkels en
café's behielden hun inventaris eveneens, maar
de ééïi-en-twintig broodjes, die in 'den oven
lagen, heeft men er maar uitgehaald, ze moch
ten anders eens gaan aanbranden! Erg druk
zullen de bakkers het wel niet gehad hebben,
want dé meeste paleizen bezaten hun eigen
bakkerij waarin soms 'n kneedmachine niet
ontbrak!
tc
Marktplein te Pompeji en Vesuvius.
HERINNERINGEN AAN PHILIPS II
(bewaart het grootsche ik loosteir-pal eis, het Es-
cohiaaJ, in idle Ibuiurt van Madirid. Toem die Span
jaarden bij Saimt Qiuentlin (15-57) een kerk, aan
■Sint Laiureintiies gewijld-, moesten toeschieten,
deed FWliips II de gellofte een, klooster te grond
vesten ter eiere van dliani heilage, dat nog véél
igTootscher zou zijn.
De diaken Lauiremtius werd oip een rooster
gemarteld: het Escoiriaal is als 'n rooster ge
bouwd; vier groote, viieinkajntie torens aan die
hoeken stellen vam, dat rooster de voeten voor;
die paüeiis-kerk het hanldimt enz. De lengte
der gangen toedraagt 160 K.M.!
,Hfet eenvoudige doodsbed van „Pelirpe
Segunidio" staat er nog, vanwaar de zieke uit
zag op het hoogaltaar dier kerk. Zijn schirijf-
tafel met veerem pen en inktpot. Zijn stoel met
liet Melin© stoeltjei, waarop die vorst zijn ziiieke
ibeenen liet musteru'De draagstoel, die hem van
Madrid naar het Escoiriaal bracht. De koning
ligt begraven in den koninklijken grafkelder,
evenals zijn vader, Karei V, „de doorlucihtigste
der keizers
DE WITSTE STAD DER WERELD
is getogen, aam den Atlamtischen Oceaan en
genaamd Cadiz (ultspr: Ka-diiès). Zij is de
witste stad der wereld, omdat er géén stad
denkbaar of voorstelbaar is, dlie witter zou
kunnen zijn dan zij
Als Venetië ligt deze havenplaats aan een
tarudBtrook, die doet denken aan de pier van
Scihevendnlgen. „Cómddba en Seivffia (Se-wièl-ja)
mogen al wit zijn als papier, Cadiz lis blank
als melk". Hier verscheepten de ailvervloten
Ihieur kostbare ladling, die éénmaal door Witte
de With en Het Hein werd gekaapt
wogeniijen.
wogemrigeu
Wlf
Wij geven al vast de oplossing onzer serie
„Ik niet".
Ouder gewoonte komen de harddravers pas
Zondagochtend of Zaterdagavond hier binnen,
in den regel te laat, maar nooit vroeg genoeg,
om nu reeds de verloting op touw te kunnep
zetten! Dat gebeurt dus komende week! Nu
we tóch aan 't babbelen geslagen zijn, wensch
ik allen alvast 'n genoeglijke vacantie, best
weer en laat naar school. Aan de kruiswoord-
artisten,, die héél goed werk hebben ingezon
den, geef ik den raad: veel geduld en voor-
loopig geen nieuwe insturen.
Oplossing in proza
1. Snoeper; 2. Luistervink; 3. Dierenbeul,
4. Driftkop, 5. Smeerpoets
Oplossing in poëzie 1
IK NIE-IET
1.
Er was een jongetje uit Purmerend.
Ik nle-iet.
Dat was een snoeplustige vent,
Ik nie-iet.
Toen ging hij dan eens naar de kast,
Ik nie-iet.
Eu heeft zich aan de jam vergast.
Refrein: Ik nie-iet; o nee, ik niet-iet
Hij wel, maar ik niet, o nee nee.
2.
Er was een meisje in den Haag
Ik nie-iet.
Die wist toch alles o zoo graag!
Ik nie-iet.
Ze stond te luist'reen op 'n dag,
Ik nie-iet.
In de hoop dat geen mensch haar zag
Refrein:
3.
Twee kereltjes uit Wormerveer,
Ik nie-iet.
Die kwelden honden keer op keer
Ik nie-iet.
Je ziet ze bezig op de plaat
Ik nie-iet.
Ze plagen 'n hondje op de straat.
Refrein:
4.
De wildebras van plaatje vier,
Ik nie-iet.
Is voor zijn ouders geen plezier
Ik nie-iet.
Hij trapt den boel maar kort en klein
En vindt dat schijnbaar heerlijk, fijn.
Refrein:
6.
Een slordig meisje uit Grubbenhorst
Ik nie-iet.
Die altijd overal mee morst
Ik nie-iet.
HieT ls het weer met haar gebeurd
Ik nie-iet.
Ze heeft baar heelen rok besmeurd.
Refrein:
JOH. J., Arnhem.
IK NIET!
Ni. 1 is een jongen, die is heel stout,
Hij snoept Iets, waar hö veel van houdt.
Htj is op den stoel geklommen,
Om hij de jampot te „kommen!"
No, 2 is nieuwsgierigheid,
Kijk maar naar die ondeugende meld
Ze staat alles af te luisteren,
Wat ze daarbinnen fluisteren
Wis en zeker een feit..
No. 3 is lafheid
De Jongens kennen geen medelij,
Ze gooien den armen hond. met een kei!'
No. 4 is een driftig jong
Hij maakt een grooten sprong
Hij slaat alles stuk
Dat is een vreeslijk ongeluk 1
No. 5 ls een knoeipot
Dat ls een noodlot
En dit ls het einde van de rij,
Naar ik hoop met een prijsje erbij t
HARRY P., Hilversum.
Het ls nu de tijd voor de watersport Zei.
len blijft altijd iets gewaagds, ook al, omdat
tegen den avond meestal de wind verrader,
lijk gaat liggen
Moet je geen vaarboom aan boord hebben
of geen riemen en dan drie plassen tusschen
je schuit en je reederij, mitsgaders de weten
schap, dat elk uur je 'n daalder kost 1 Had je
dan maar 'n motor
A
v/////////////////////m
Gemakkelijk genoeg zelf te maken. Let op
Veel tijd aan het schuitje besteden doe ik
met de warmte niet.
'k Wil je in hoofdzaak wat van den motor
vertellen. Het bootje maak je van dun blik,
dat herinner je je nog wel uit vorige boot-
fabricaties.
Knip nu óók van blik fig. I. Dat is 'n be
langrijk deel van den motor. Je buigt het om
zooals op de teekening en bevestigt er 'n kaars
voor. Steek die kaars aan en je schuitje
vaart. Gevaarlijker en om erg mee op te pas
sen is 'n spiritus-vlam. Teekening IV laat zien
hoe dat zaakje voor mekaar wordt gebokst.
Het gestreepte is het reservoir voor het ge.
vaarlijke, licht ontvlambare goedje.
Het roer stel je zoo, dat de mailstoomer in
een krooten kring koerst.
Vader wil wel 'n handje hij het soldeeren
helpen Hard vaart-ie 1
Het geheel stelt voor een vuurspuwenden
berg of vulcaan in Italië.
X
1
i
1
2
X
3
IR
4
5
B P
X
6
i t
X 1
7
X
8.
Verkorting voor
„wend om" of
„de uwe".
2. Rond kapje zonder klep, van roode of
witte kleur, met een neerhangende kwast
van blamwe zijde, soms ook van zilver of
goud.
3. Boosaardig geterg.
4. Eeu buurtschap op het platteland.
5. IJzeren hefboom, van onderen eindigêttd
dn een klauw.
6. Gewone zeeterm voor: wind.
7. Eenvoudige linnen vrouwenmuts.
8. Afkorting voor: heilige of heilig.
Michel Angelo".
1. M voor: duizend; 2. big; 3. cacao; 4. in*
ham; 5. Ingeval; 6. inhalatie; 7. lafhartig; 8,
leuning; 9. degen; 10. gleuf; 11. elf; 12. Da
O, als nul en teeken der eeuwigheid.
was»*
Best, sla dit dan maan gerust over!
Alexander de Groote ls anders nog wel eens
een man, die de belangstelling weet gaande
te maken! Wanneer je bent opgevoed door een
wijze als Aj-istóteles en je verovert voor je
driie-en-dertigste jaar een halve wereld, het
machtige Babylon Incluis, wanneer je door
dringt tot aan den Indus, dan tel je nu niet
bepaald onder de doetjes!
Uit het leven van dezen grooten veroveraar
worden de volgende uitdrukkingen bewaard:
le. „Als ik Alexander niet was, zou ik Dió-
genes wenschen te zijn!" Aldus luidde het
woord van Alexander aan de generaals, die
hem omringden, toen hij den wijsgeer Diógenes
bezocht, die ln een ton leefde.
Dezen Diogenes vroeg hij wat hij het liefst
begeerde. „Ga alsjeblieft eens een beetje nlt
het licht vandaan!" antwoordde de zonderling.
Toen de wijze Plato leerde, dat de mensch 'n
beest is op twee beenen, zonder veeren, plukte
Diogenes een haan kaal, liet hem temidden
der toehoorders rondloopen en spotte: „Daar
heb je nou den mensch van Plato". Overi
gens vomd Diogenes de menschen niet veel
bijzonders, want hij liep er op klaarlichten
dag met een lantaarntje een te zoeken!
Op zekeren dag zag hij een schooljongen nlt
de holle hand drinken. „Nou moet zoo'n jon
gen mij nog leeren, dat Ik teveel ibij me draag",
riep Diogenes uit en smeet den drinkbeker ka
pot, dien hij bij zich droeg.
2e „Mijn zoon, niets kan u weerhouden!"
was het antwoord dat de vermaarde waarzeg
ster of Pythla te Dèlphi aan Alexander gaf.
Deze priesteres was niet altijd even duidelijk
in haar voorspellingen. Toen Croesus haar liet
vragen of hij een oorlog zou winnen, gaf zij
heel leep ten antwoord: „Door dezen oorlog
zal een groot rijk ten onder gaan!" Croesus
dacht natuurlijk: „Dat is het rijk. van mijn
vijand!" maar het was zijn eigen land.
3e „Alexander behoudt de hoop voor zich!"
Toen Alexander gereed stond voor den veld
tocht naar Azië, verdeelde hij zijn bezit onder
zijn vrienden. Zij vroegen hem, wat hij voor
zichzelf behield! „Voor mijzelf behoud ik de
hoop!" klonk het fiere antwoord.
4e. De Gordiaansche knoop. Deze knoop be
vond zich aan den wagen van koning Gordius
van Phrygië en was zóó kunstig gelegd, dat
men de beide uiteinden ervan niet zien kon.
Een orékel (waarzegging) had de heerschappij
over Azië beloofd aan dengene, die er in sla
gen zoo dezen knoop te ontwarren, Alexander
de groote hakte hem met zijn zwaard door! Wie
thans „den Gordiaanschen knoop doorhakt",
ruimt een moeilijkheid met geweld uit den
weg.
Welk bekend versje wordt door dit plaatje
vóórgesteld Alle
Er komen nn nog vier van deze plaatje*. 1
Daarna 'n verloting onder de goeie oplos-'
sers van alle vijf I.
De stipellijn geeft den weg aan, waarlang^
de Jongen de appels wist te bereiken.
DE REDEN!,
De aamgeredene: Zeg, kon Je niet belli
ie^kwajongen».Jawel, meneer,