8es>.ïï«~m- ran2S y x VESUVIUS EN Z'N SLACHTOFFERS. IW If ZATERDAG 16 JULI 1932 OP DEN ©DEN ZONDAG Jesus bezoekt die hoofdstad en den tempel. 'M BOMEINSCHE LEKKERBEK. UIT SPANJE. De Christus van de Véga. yx fl m WK J J A? OPLOSSING „IK NIET". ALLERLEI. a a e VOOR KNUTSELAARS. 'n Motorschip. LETTERM A AO SEE. x l Oplossing vorig letterraadsel* WELK VERSJE WISTEN JULLIE DAT? „Natuurlijk al lang..." iCWen» verfOtpefft. WIE HELPT? 1 *i' kllltoïVtU» „Toen Hij de stad naderde en haar zagweende Hij over haar". Evangelie. Het Evangelie, dat den negenden Zondag na Pinksteren in onze kerken wordt voorgelezen, [verhaalt ons, dat Jesus weende. Wij leizen maar tweemaal, dat Hij tranen stortte, die bloeddruppelen van een verbroken hort. Eens bij den dood vain Lazarus, Zijn vriend, en toen zeiden de Joden: „Kijk eens, boe Deze bem lfief bad." Ban bij het aanschou wen van de onsterflijke stad. Niemand zei toen: „Zie eens, hoe Deze Jeruzalem lief beeft!" Tocfh was het alleen uit liefde tot deze plaats, waar de Tempel stond, dat Jesus ween- "^r Z^'11 traniem van wroegingtranen van spijt, tranen van vreugdetranen van mede lijden, 'n Mensch zou hdeir gelachen bieibben. Gelachen om het zoete van de wrake, die over de stede stond te komen, waar zijn bitterste ■vijanden woonden. Jezus zag die naderkomende ■verwoesting ver van te voren, maar Hij lachte niet; Hij schreide, omdat Hij méér was dan 'n rnensch: de God-mensch. Daarom kon Hij oprechte tranen storten ook over den diepen val van de hoofdstad Zijner tegenstanders. Jeruzalem had ai eens méér bezoek uit eeuwige gewesten gehad. Dat was, toen de duivel er neerstreek otp de tinnen van den tem pel. Voor die gelegenheid had hij den Bijlbei meegebracht en hij schermde met zinnen uit dat heilige Boeik tegenover Jesus. Naar het be zoek van den Booze heeft de stad meer geluis terd dan naar dat van dien Man uit Nazareth. Dit bezoek zou haar den vrede hebben ge bracht; het ibezoeik van den satan draait altoos op oorlog uit. Er is 'n tijd van genade, maar óók een van straf, een tijd van vertroosting, maar óók een van streng recht. Omdat Jeru zalem de genade en de vertroosting uit Jesus' bezoek niet aanvaardde, is het onder Gods Etrenge recht en straf gedreven. De Romeinen hebben later alle toegangen tot die stad bezet, zooals de bewoners ten tijdie van Jesus heikiken in de breeds lanen van ge nade plaateten. Zij hebben de heilige schatten geroofd, zooals de tijidgenooten van Jesus het Lam Gods uit den kring der Apostelen Toofden en wat den rijkdom van hun hart had kunnen uitmaken spijkerden aan een kruis. Elk van ons heeft in zich den temped van fcijn hart. 'n Tempel gewijd door het Doopsel, gereinigd door de Biecht; geheiligd door heilige Communie en door de inhaling van en Heiligen Geest. Daarom is ook dit n ver even plaats. Zij wordt ontwijd door die bonte vogels Man onize verwaandheid; dooir de koude schij ven van onze gierigheid; door de ossen van onze ongeregelde begeerten. „Neem dat weg van hier" zegt Jeans in ditzelfde Evangelie. Jaag is-dde toeesten die deur van den tempel uit, al die afgoden, die er een rooverskuii van miaiken; fkeverp bet ikJatergoud en het kermis-ziliver uit de ramen of God zad ook deze plaats door dein vijand met den grond gelijk laten maken. Wring Hem de zweep niet In de hand, de zweep met de drie koorden: één om de verwaandheid met volkomen 'beschaming te slaan, 'n tweede om de tafeltjes van de hetozuchtigen te ktutolen en 'n derde om de ongebreidelde begeerten. weg te painselen. Profiteeren wij van het bezoek van Jesus, wanneer Hij aan die dieur van ons hart belet vraagt door 'n vienmlamiinig, 'm weldaad; 'n straf, 'm raadgeving, 'n ontroering. Laten wij niet doen ais Herodes, die de stem van God, welk© sprak door den Dooper, verstikte. Niet doen als de Jeruzafleanmexs, die Jesius' bezoek hiet waardeerden. Laten wij liever erkennen, wat ons tot waren vrede strekt. 1/ucdllus, de Romeinsche generaal die den oorlog tegen. MithridateS leidde (90—63 v. Chr.), was bekend om zijn verwend gehemelte! Hadden zijn landhuizen en tuinen reeds groote sommen verslonden zijn tafel kostte hem nog meer. Eiken dag moest met de grootste weelde een diner worden aangericht, gasten of geen gasten. Toen er op zekeren avond geen genoodigden waren, en de huismeester dus ™aar klaar gezet, vroeg Lucullus Cicero en Pompejns \onden maar niet ge- looven, wat er alleman ^Men maar m n_ dl ach werd j OT6r dien schitteren A yan den verteld. Zij besloten zich- Z hien Lucdllus 2811611 te overtuigen, 8001vi't1 onverwacht te ont- m0d O zichzelf ten et^ Wandellngen en noo- dlSd S nL?Min t\UU! tullus wilde nu een slaaf naar zijn kok zenden met de noo- dire opdrachten, maar dat werd i, f bilde vrienden volledig beleT d°°r d belde vr „Zeg dan maar, dat wfl ia da J® Wen^'hen te dl- neeran!", V6rd dM gegeten 200 ^fSekers hun^^' dat de onverwachte bezo ers hun elgen oogen niet gelooven niet weten, dat voor de Anóii„ .bodschap: „Eten in de zaal van Apóllo bakende ÜRicht een feestdlsch aan ter waarde van 60.000 drachmen!" (tff- V Wanneer het goedé leve^® €n (fenieug. ten van tafel en g'as 6611 fó e waar. toorgen, dan behoort Lucullus onder de be- poemdiste Romeinen te wor en n xa. itusschen vraagt men zich a gen met ware grootheid te maken e n wat voor nut er in schuilt de goegem ge loof bij te brengen, dat bet ie eren en tafeltje-dekje is Antonius 30 v. Chr.), eveneens een groot Romeinsoh veldheer, hield ook van n g tafel. Iemand, die eens zijn keuken inn stapte, bevond, dat er acht wilde zwijnen ©ge lijk gebraden werden! Deze lekkerbe -erj voerde tot allerlei zonderlinge gerechten, n schotel met vogeltongetjes uit de meest ver- Wijderde hemelstreken was volstrekt geen Zeldzaamheid. De kostbaarste drank, werd vei- j egen door parels van onmetelijke waarde een vloeistof op te dossen en deze dan aan el te serv©©ren met liqueur; in enkele teu- 6 verzwolg men op deze wijze millioenen! toer d<) Censor> was daarentegen erg so- «telde zich met eenvoudlgen land wijn n Koodkoop stukje vleesch en droeg Wij dwaalden door de nauwe, bochtige stra ten van Tolédo. 'n Kreupele jongen diende ons als gids. Dat zoo iets geen overbodige luxe was, was dien morgen al gebleken, toen we driemaal op de zelfde plaats uit kwamen en nog altijd even ver van de beroemde kathedraal verwijderd ble ken! We zwierven zoo maar een school binnen, n Duitsch-dikke meneer bleek daar onderwij zer te zijn. Het was de goede „maëstro nacio- nal" of nationale schoolmeester van Toléde. Wat hij ons allemaal vertelde, kwam ons Spaansch voor en hemzelf ook. Onze herhaalde „no compren" („ik begrijp u niet") uitroepen, was hij zoo hoffelijk me Spaanschen zwier voorbij te hooren. Wo wien niet zoo lomp zijn hem verder niet te vers en knikten om de beurt 'n ja of n neen. n kele malen scheen dit den goeden m 61 verbazen, maar in het wijde land van Don Quijote zet men zich snel over dergelijke klei- nierbeden weg. Wil kwamen des middags in de kerk, waar de Griek" („©1 Grèco") zich on vergankelijken roem verwierf door 'n kruislgings-schilderij. Kinderen, blijkbaar van den koster, speelden hier met Zuidelijke gemoedelijkheid krijgertje. De kreupele jongen leidde ons dan langs het Moorsch-uitziende kazerne-paleis van den aarts- bisschop-cardinaal naar den Dom. Het zou on begonnen werk zijn de glorie van dat pracht werk, waaraan de eeuwen door in verschillende stijlen gebouwd werd, hier te schilderen. Moest ik het doen, dan zou ik warme, donkere kleu ren op mijn palet nemen; goud, waarvan de glans door den tijd werd getemperd; schitte ring van mozaiek en juweelen óók. Wij raakten in deze ontzaglijke ruimte van elkaar. De jon gen ging mijn vriend zoeken. Deze kwam terug uit de mosarabische kapel, door den grooten kardinaal Ximenes gebouwd; de „maëstro na- cional" bleek bij hem. Ik sloot mij bij hen aan. Langer dan een uur weidde de goede man uit Huero s HlÉK f felMad/ii §F"s V 'n Berg, die heelemaal niet hoog is, 1200 M., elf domtorens van Utrecht aan één stuk Die heerlijke, gkfiende wijnen op zijn hellingen rijpen doet, „LAcrymae Christi" en „Vesuvio" („Tranen van Christus" en „Vesuvius"). Die heel rustig 'n bergtreintje en 'n „Drahtseil- bahn" (berg-lift op rails) toelaat zijn top te bestijgen. Die zoo nu en dan maar 'ns even kucht en dan wat steen, bommen en keitjes (lapilli) de hoogte in slingert. De Vesuvius, hij Napels in de buurt. over de voortreffelijkheid van Tolédo's cathe- draal; zijn gebaren waren breed en machtig en zijn stem niet minder. Het pijnlijke van de situatie was, dat onze kennis van 't Spaansch sinds dien morgen slechts met twee woorden was verrijkt, „figo" voor „vijg" en „narhnja" (ja cha) voor sinaasappel. Doch bleek deze verheugende aanwas van onzen woordenschat niet voldoende om daarin al de schoonheden van Spanje's onvolprezen bouwwerk vast te leggen Andere talen, dan die der hiddlgo's bleek de ijverige maëstro, die voor dien middag den kindertjes had vrijgegeven, niet machtig. Ergens achter een dikken pilaar gelukte het mij weg te komen. Zoover met de plechtige sfeer van de cathedraal was overeen te bren gen, tevens met inachtneming van het lichaamsgebrek mijns jeugdigen begeleiders, rende ik de kerk uit. In de deur keek ik nog even om: de maëstro had de armen hoog ge heven, al® moest hij vóórwerken bij de oefe ningen-op-de-plaats en maakte mijn vriend blijkbaar de schoonheid van het gewelf duide lijk; deze keek om zich heen als een drenke ling, die den reddenden stroowisch ziet afdrij ven Wij wandelden naar de Véga, de tuin-vallei rond de rotsstad Tolédo. Daar stond een kleine kerk, die we binnen gingen. 'n Kruisbeeld. De rechterarm had los gelaten en scheen op ons te wijzen. Oud leek het beeld wel, zoo oud als de Sterre der Zee van Maastricht of het Kruisbeeld van Wijk of de Lieve Vrouw in Den Bosch. Eens zag het er net zoo uit als alle andere kruisbeelden, de armen beide vastgespijkerd. Op een avond kwam naar de kerk een jonge boer met het meisje, dat zijn verloofde was. Hij moest uittrekken naar den oorlog en het zou lang kunnen duren, voor hij terug kwam. Aan de voeten van den Gekruisigde beloofden zij op elkaar te zullen wachten, tot gunstiger tijden hun huwelijk zouden mogelijk maken. Na drie jaar kwam de jongen terug. Een zwierig© uniform droeg hij en aan zijn wijde laarzen rinkelden sporen. KapiteinHet meisje snelde hem tegemoet. Van een plechtige gelofte scheen hij niets meer te weten. Toen begon zij ©r over, Wist hij het nog, dien avond, vóór crucifix O, ja, ja, maar toen was hij nog geen kapitein, en nu wèl en dan •n boerenmeisje uit de Véga als vrouw, dat ging toch heusch niet Maar zij hield hem aan zijn gelofte en ver telde alles aan de rechters. Had zij dan ge tuigen. die dien avond aanwezig waren ge weest Ja> die had zij en zij zou hen In de kerk aanwijzen, als de heeren maar wilden mee komen. Den anderen dag werd de rechtbank samen gesteld ln de landelijke kapeü van de Véga. De kapitein stond er terecht; het meisje ver telde van de plechtige gelofte; onder de voeten van het kruisbeeld zaten de rechters in Plooiige toga's. Maar van een gelofte wist de krijgsman zich nauwelijks meer Iets te herin neren „Waar zijn nu de getulgeu, die dezen man teuden aanwijzen als dengene, die verzekerde 1,161 je te trouwen V' klonk de ernstige vraag tet het bruidje. „Mijn getuige hangt daar!" luidde het vaste antwoord. Zij wees op het beeld van den Gekruisigde, 'f!an,fvt'ond3 liet de rechterarm van den kruls- cknapHeóruTin'S6"r etreklte zlck 611 duidde op uifïe Vé/a"1" ,Am allerheiligsten Christus uit ae vega was geschied. VREEMD. Klant! Er is Iets vreemds aan die koffie. Er zit een soort cacaosmaak aan. Kellneri (na geproefd te hebben) i Het spijt me, meneer, maar ik heb u bij vergissing thee gebracht, 'n Paar maal in elke eeuw doet de vulkaan van zich spreken door 'n uitbarting, als moest de kalmte van vele jaren achtereen op eens worden ingehaald. Nog in 1906 vond 'n ver schijnsel plaats, waarbij 'n asobkolom van 5000 M. hoogte omhoog kronkelde. De fijnste deel tjes hieTvan hadden zich blijkbaar voorgeno men eens wat méér van den aardbol te gaan zien; zij bewogen zich tot 1500 K.M. van den krater verwijderd en vonden hun dood in de Oostzee! De omgeving van Napels was in schemering gehuld. Het stortte steenen. Twee honderd millioen M3. steen werden naar ^bo- ven gepaft, 'n dobbelsteentje met 'n „ribbeof lengte van 600 Meter! 'n Ontzaglijke lavastroom vloeide uit den kegel weg en bedekte met zijn inhoud van tien millioen M3. de berghellingen. j Van veel grooter omvang was de ramp, die den 2ien Augustus van het jaar 79 in enkele uren tijds een bloeiende natuur, enkele steden I en veel meer dorpen vernietigde. Do top van den vulkaan spleet in tweeën en viel als kei- slag uiteen. De asch werd honderden meters hoog weggeslingerd, modder en lava bedekten de kustplaatsen Herculanum, Pompéji en Sta- biae met 'n dikken laag. Pikdonker was het tot aan den avond van 25 Augustus toe, net of alle mensehen zich in een afgesloten kelder bevonden. Niemand was 0p dit uiterste levens gevaar voorbereid. De meesten zochten be schutting in hun huizen, onder tempelbogen, in prachtige tempels zelf het mocht niet haten. De asch wist hen overal te vinden en verstikte hen. Toen den 28en Augustus ein delijk de zon 'n kansje kreeg om door de dichte nevels te dringen, vond zij van het groenende landschap, en van de bedrijvige steden niets meer over. Asch en slik lagen alom als een kolossale lijkwade. Langzamerhand verhard de deze tot 'n korst, planten schoten in den loop der jaren omhoog, de uitbarsting werd verge ten. In 1600 stiet men op de bedolven stad Pompeji, toen graafwerk moest worden ver richt voor een waterleiding. Anderhalve eeuw later werd besloten de stad aan de vergetel heid geheel te ontrukken, maar erg hard schoot het werk niet op en heele gedeelten zijn nog niet „ontgonnen". Met Herkulèuum is het lang zoo ver niet. Daar bleken de korsten dikker en harder en dus de landhuizen en paleizen der Romeinsche- koopmanschap minder makkelijk te benaderen Bovendien bevindt zich op deze ruïnen de ha venplaats Resina en dat brengt ook z'n moei lijkheden mee. Toch heeft men dóór de aard laag van plm. 30 M. heen het theater reeds weten te bereiken, maar het meeste wacht nog op de spade der ontginners. Van Napels uit kan men Pompeji langs twee spoorlijnen bereiken. Al gauw staat men na het verlaten van het station op het marktplein. Hier werd vroeger wijn verhandeld en fruit, de schoenmakers verkochten er hun sandalen en voor de hongerigen zorgden kleine gaar keukens met hun lekkere soepjes en visch. Kinderen stoeiden over de blanke schijven kalk, waarmee de grond was belegd. Werd het hun to warm, dan verplaatsten zij hun spel naar de nauwe straatjes en steegjes der koop stad, waar de brandende zonnestralen hen lekker niet bereiken konden, of ze zochten 'n fontein op aan de kruising van vier straten, waar het water helder was en koel. Hun lichaam hielden zij lenig en soepel in de pa- lèstra bij het theater in de buurt Werden zij grooter, dan mochten ze naar het gymnasium, dat ook toestellen bezat om er oefeningen aan te maken, of naar de „thér- men", waarvan Pompèji er drie bezat. Daar kon men 'n fijn bad nemen en in den breeden zuilengang turnen en spelen. Eerst werd men in 'n apart lokaal gemasseerd en gezalfd en na afloop mocht niemand een duikie gaan ne men, die zich van te voren niet duchtig ge reinigd had. Allereerst kwam nn het koude bassin, dan het lauwe en ten laatste het zweet bad. De dames hadden een geheel aparte af- deeling, die bizonder mooi was versierd. Circus te Pompeji en blik op Vesuvius. Praohtig zag het er in de huizen uit. Het glansde er van marmeren tafels en banken, mooi bewerkte stoelen en rustbedden noodig- den tot zitten of liggen uit, rond 'n zonnigen binnentuin rezen slanke pilaren, in marmeren bekkens ritselde 'n fonteintje; bassins vol wa ter zorgden voor de noodige koelte. Veel van al dit huisraad is naar het rijksmuseum te Napels verhuisd en daar zorgvuldig opgebor gen. Het huis der gebroeders Vettier, „in Wij nen", heeft men- geheel onaangetast gelaten, zooals het vóór negentien eeuwen was; in de keuken staan nog potten en bronzen driepoo- ten of de heeren zóó van 'n verre wandeling ten eten verwacht worden! Enkele winkels en café's behielden hun inventaris eveneens, maar de ééïi-en-twintig broodjes, die in 'den oven lagen, heeft men er maar uitgehaald, ze moch ten anders eens gaan aanbranden! Erg druk zullen de bakkers het wel niet gehad hebben, want dé meeste paleizen bezaten hun eigen bakkerij waarin soms 'n kneedmachine niet ontbrak! tc Marktplein te Pompeji en Vesuvius. HERINNERINGEN AAN PHILIPS II (bewaart het grootsche ik loosteir-pal eis, het Es- cohiaaJ, in idle Ibuiurt van Madirid. Toem die Span jaarden bij Saimt Qiuentlin (15-57) een kerk, aan ■Sint Laiureintiies gewijld-, moesten toeschieten, deed FWliips II de gellofte een, klooster te grond vesten ter eiere van dliani heilage, dat nog véél igTootscher zou zijn. De diaken Lauiremtius werd oip een rooster gemarteld: het Escoiriaal is als 'n rooster ge bouwd; vier groote, viieinkajntie torens aan die hoeken stellen vam, dat rooster de voeten voor; die paüeiis-kerk het hanldimt enz. De lengte der gangen toedraagt 160 K.M.! ,Hfet eenvoudige doodsbed van „Pelirpe Segunidio" staat er nog, vanwaar de zieke uit zag op het hoogaltaar dier kerk. Zijn schirijf- tafel met veerem pen en inktpot. Zijn stoel met liet Melin© stoeltjei, waarop die vorst zijn ziiieke ibeenen liet musteru'De draagstoel, die hem van Madrid naar het Escoiriaal bracht. De koning ligt begraven in den koninklijken grafkelder, evenals zijn vader, Karei V, „de doorlucihtigste der keizers DE WITSTE STAD DER WERELD is getogen, aam den Atlamtischen Oceaan en genaamd Cadiz (ultspr: Ka-diiès). Zij is de witste stad der wereld, omdat er géén stad denkbaar of voorstelbaar is, dlie witter zou kunnen zijn dan zij Als Venetië ligt deze havenplaats aan een tarudBtrook, die doet denken aan de pier van Scihevendnlgen. „Cómddba en Seivffia (Se-wièl-ja) mogen al wit zijn als papier, Cadiz lis blank als melk". Hier verscheepten de ailvervloten Ihieur kostbare ladling, die éénmaal door Witte de With en Het Hein werd gekaapt wogeniijen. wogemrigeu Wlf Wij geven al vast de oplossing onzer serie „Ik niet". Ouder gewoonte komen de harddravers pas Zondagochtend of Zaterdagavond hier binnen, in den regel te laat, maar nooit vroeg genoeg, om nu reeds de verloting op touw te kunnep zetten! Dat gebeurt dus komende week! Nu we tóch aan 't babbelen geslagen zijn, wensch ik allen alvast 'n genoeglijke vacantie, best weer en laat naar school. Aan de kruiswoord- artisten,, die héél goed werk hebben ingezon den, geef ik den raad: veel geduld en voor- loopig geen nieuwe insturen. Oplossing in proza 1. Snoeper; 2. Luistervink; 3. Dierenbeul, 4. Driftkop, 5. Smeerpoets Oplossing in poëzie 1 IK NIE-IET 1. Er was een jongetje uit Purmerend. Ik nle-iet. Dat was een snoeplustige vent, Ik nie-iet. Toen ging hij dan eens naar de kast, Ik nie-iet. Eu heeft zich aan de jam vergast. Refrein: Ik nie-iet; o nee, ik niet-iet Hij wel, maar ik niet, o nee nee. 2. Er was een meisje in den Haag Ik nie-iet. Die wist toch alles o zoo graag! Ik nie-iet. Ze stond te luist'reen op 'n dag, Ik nie-iet. In de hoop dat geen mensch haar zag Refrein: 3. Twee kereltjes uit Wormerveer, Ik nie-iet. Die kwelden honden keer op keer Ik nie-iet. Je ziet ze bezig op de plaat Ik nie-iet. Ze plagen 'n hondje op de straat. Refrein: 4. De wildebras van plaatje vier, Ik nie-iet. Is voor zijn ouders geen plezier Ik nie-iet. Hij trapt den boel maar kort en klein En vindt dat schijnbaar heerlijk, fijn. Refrein: 6. Een slordig meisje uit Grubbenhorst Ik nie-iet. Die altijd overal mee morst Ik nie-iet. HieT ls het weer met haar gebeurd Ik nie-iet. Ze heeft baar heelen rok besmeurd. Refrein: JOH. J., Arnhem. IK NIET! Ni. 1 is een jongen, die is heel stout, Hij snoept Iets, waar hö veel van houdt. Htj is op den stoel geklommen, Om hij de jampot te „kommen!" No, 2 is nieuwsgierigheid, Kijk maar naar die ondeugende meld Ze staat alles af te luisteren, Wat ze daarbinnen fluisteren Wis en zeker een feit.. No. 3 is lafheid De Jongens kennen geen medelij, Ze gooien den armen hond. met een kei!' No. 4 is een driftig jong Hij maakt een grooten sprong Hij slaat alles stuk Dat is een vreeslijk ongeluk 1 No. 5 ls een knoeipot Dat ls een noodlot En dit ls het einde van de rij, Naar ik hoop met een prijsje erbij t HARRY P., Hilversum. Het ls nu de tijd voor de watersport Zei. len blijft altijd iets gewaagds, ook al, omdat tegen den avond meestal de wind verrader, lijk gaat liggen Moet je geen vaarboom aan boord hebben of geen riemen en dan drie plassen tusschen je schuit en je reederij, mitsgaders de weten schap, dat elk uur je 'n daalder kost 1 Had je dan maar 'n motor A v/////////////////////m Gemakkelijk genoeg zelf te maken. Let op Veel tijd aan het schuitje besteden doe ik met de warmte niet. 'k Wil je in hoofdzaak wat van den motor vertellen. Het bootje maak je van dun blik, dat herinner je je nog wel uit vorige boot- fabricaties. Knip nu óók van blik fig. I. Dat is 'n be langrijk deel van den motor. Je buigt het om zooals op de teekening en bevestigt er 'n kaars voor. Steek die kaars aan en je schuitje vaart. Gevaarlijker en om erg mee op te pas sen is 'n spiritus-vlam. Teekening IV laat zien hoe dat zaakje voor mekaar wordt gebokst. Het gestreepte is het reservoir voor het ge. vaarlijke, licht ontvlambare goedje. Het roer stel je zoo, dat de mailstoomer in een krooten kring koerst. Vader wil wel 'n handje hij het soldeeren helpen Hard vaart-ie 1 Het geheel stelt voor een vuurspuwenden berg of vulcaan in Italië. X 1 i 1 2 X 3 IR 4 5 B P X 6 i t X 1 7 X 8. Verkorting voor „wend om" of „de uwe". 2. Rond kapje zonder klep, van roode of witte kleur, met een neerhangende kwast van blamwe zijde, soms ook van zilver of goud. 3. Boosaardig geterg. 4. Eeu buurtschap op het platteland. 5. IJzeren hefboom, van onderen eindigêttd dn een klauw. 6. Gewone zeeterm voor: wind. 7. Eenvoudige linnen vrouwenmuts. 8. Afkorting voor: heilige of heilig. Michel Angelo". 1. M voor: duizend; 2. big; 3. cacao; 4. in* ham; 5. Ingeval; 6. inhalatie; 7. lafhartig; 8, leuning; 9. degen; 10. gleuf; 11. elf; 12. Da O, als nul en teeken der eeuwigheid. was»* Best, sla dit dan maan gerust over! Alexander de Groote ls anders nog wel eens een man, die de belangstelling weet gaande te maken! Wanneer je bent opgevoed door een wijze als Aj-istóteles en je verovert voor je driie-en-dertigste jaar een halve wereld, het machtige Babylon Incluis, wanneer je door dringt tot aan den Indus, dan tel je nu niet bepaald onder de doetjes! Uit het leven van dezen grooten veroveraar worden de volgende uitdrukkingen bewaard: le. „Als ik Alexander niet was, zou ik Dió- genes wenschen te zijn!" Aldus luidde het woord van Alexander aan de generaals, die hem omringden, toen hij den wijsgeer Diógenes bezocht, die ln een ton leefde. Dezen Diogenes vroeg hij wat hij het liefst begeerde. „Ga alsjeblieft eens een beetje nlt het licht vandaan!" antwoordde de zonderling. Toen de wijze Plato leerde, dat de mensch 'n beest is op twee beenen, zonder veeren, plukte Diogenes een haan kaal, liet hem temidden der toehoorders rondloopen en spotte: „Daar heb je nou den mensch van Plato". Overi gens vomd Diogenes de menschen niet veel bijzonders, want hij liep er op klaarlichten dag met een lantaarntje een te zoeken! Op zekeren dag zag hij een schooljongen nlt de holle hand drinken. „Nou moet zoo'n jon gen mij nog leeren, dat Ik teveel ibij me draag", riep Diogenes uit en smeet den drinkbeker ka pot, dien hij bij zich droeg. 2e „Mijn zoon, niets kan u weerhouden!" was het antwoord dat de vermaarde waarzeg ster of Pythla te Dèlphi aan Alexander gaf. Deze priesteres was niet altijd even duidelijk in haar voorspellingen. Toen Croesus haar liet vragen of hij een oorlog zou winnen, gaf zij heel leep ten antwoord: „Door dezen oorlog zal een groot rijk ten onder gaan!" Croesus dacht natuurlijk: „Dat is het rijk. van mijn vijand!" maar het was zijn eigen land. 3e „Alexander behoudt de hoop voor zich!" Toen Alexander gereed stond voor den veld tocht naar Azië, verdeelde hij zijn bezit onder zijn vrienden. Zij vroegen hem, wat hij voor zichzelf behield! „Voor mijzelf behoud ik de hoop!" klonk het fiere antwoord. 4e. De Gordiaansche knoop. Deze knoop be vond zich aan den wagen van koning Gordius van Phrygië en was zóó kunstig gelegd, dat men de beide uiteinden ervan niet zien kon. Een orékel (waarzegging) had de heerschappij over Azië beloofd aan dengene, die er in sla gen zoo dezen knoop te ontwarren, Alexander de groote hakte hem met zijn zwaard door! Wie thans „den Gordiaanschen knoop doorhakt", ruimt een moeilijkheid met geweld uit den weg. Welk bekend versje wordt door dit plaatje vóórgesteld Alle Er komen nn nog vier van deze plaatje*. 1 Daarna 'n verloting onder de goeie oplos-' sers van alle vijf I. De stipellijn geeft den weg aan, waarlang^ de Jongen de appels wist te bereiken. DE REDEN!, De aamgeredene: Zeg, kon Je niet belli ie^kwajongen».Jawel, meneer,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 7