NAPELS TIEN EN DAN STERVEN!
„SHIP AHOY J
UITSLAG VAN DE
VERLOTING
OP DEN lOen ZONDAG
NA PINKSTEREN.
VOOR KNUTSELAARS.
ALLERLEI.
ZATERDAG 23 JULI 1932
L*-.*
giöü! hrm,edieIdlmS,5e1n8tr0tSChe' tT"
Electrisclhe verwarming i:
in n
aquarium.
Het sclioonste eiland der
wereld!
Om na te teekenen en te kleu ren onder de yacamtie!
Keizer nerva
Bijgeloof op zee.
'n Mam zonder linkerarm.
Oplossing van dem vorigem
reltras.
voor de Series „Ik niet".
WELK VERSJE?
DOOEHOF^PUZZLE.
LETTERRAADSEL.
ft
Oplossing vorig letterraadsel.
V777Z
De Parizeer presenteert God de
rekening.
De schilder-Evangelist Lucas heeft het zoo
Prachtig geteekend in het Evangelie van dezen
tienden Zondag na Pinksteren
Vóór in den tempel de pralende Farizeër
„O, God, ik dank (J, dat ik niet ben als de
andere menseden roovers, onrechtvaardigen,
echtbrekers, of ook als dien tollenaar, daargin
der. Ik vast tweemaal per week en geef tienden
van al wat ik bezit
Deze man was bezig een rekening uit te
schrijven voor God.
Als *t U blieftbetalen
Tweemaal gevast in de week
Tienden van mijn bezit 1
En de kwitantie moet minstens de Hemel
zij n i
Zijn gebed begint met een lofprijzing op zich
zelf en hij rekent zich tot de braafste men-
schen. Zijn gebreken moffelt hij handig weg:
maar zijn goede werken moet héél de Tempel
kennen. Zij waren gedaan om door de menschen
gezien te worden, en betreffen uiterlijke zaken;
de menschen zullen er over bóóren ook Te
vrhgen heeft deze brave man aan God niets
Hij eischt kwitantie. En met 'n welwillend
knikje is hij dan nog wel zóó beleefd God te
danken, dat hij zooveel vromer is dan al dat
andere volk.
De belasting-ambtenaar, de man, die de tol-
centjes moet Innen, begint zijn gebed heel
anders. Hij beschuldigt zichzelf. Hij erkent zijn
fouten, maar verbergt zijn goede werken. Hij
beschuldigt of minacht niemand, en vindt, dat
hem nog veel ontbreekt; daarom bidt hij, dat
God in dat tekort moge voorzien. Dicht bij het
Allerheiligste te staan, acht hij niet passend. Hij
durtt niet eens in de buurt van dien vromen
Farizeër te komen hij blijft op een genadigen
afstand 1 Zijn oogen zijn door het folterend be
wustzijn van zijn fouten zóó omfloerst, dat zij
zich niet eens ten hemel durven richten. Zijn
gebed is héél kort, maar zijn vertrouwen op
Gods barmhartigheid des te grooter, de diepste
smart is trouwens met woorden altijd sober.
Wat een verschil in het gebed van deze twee
kerkgangers 1 Dat van den een stijgt als een
zwarte walm omhoog en vormt in den hemel
een onweer van Gods toorn dat van den ander
geurt als 'n bouquet uit het Paradijs.
Die Farizeër ging ongerechtvaardigd naar
huis.
„Net goed, hij verdiende niet beter
Wie zegt dat daar
Iemand, die éénmaal vasten in de week al
'n offertje vindt, dat de Paus maar zoo gauw
mogelijk moest afschaffen Die Farizeër vond
twéémaal amper genoeg
Iemand, die liever al z'n zakcentjes verju
belt dan ook maar één penning voor de armen
te offeren of voor de missie
Die Farizeër gaf het tiende van héél zijn
bezit
1®™ana- die zich 'e morgens en 's avonds op
n holletje van zijn gebed afmaakt Die Pa
rizeer bracht 'n groot deel van zijn tijd in Gods
tempel door
Iemand, die in het gezelschap van anderen er
•wél voor oppast te laten merken dat hij
Hoomsch is, omdat nu eenmaal vloeken aan
iedereen vrij staat, maar 'n kruisje tot hatelijk
heden leidt Die Farizeër had zijn gewaad
vól Bijbelteksten gestikt en ging expres op de
hoeken van de straten staan, om zich ais etreng-
geloovige te laten zien
Iemand die tegen het brengen van een offer
tje opziet Die Farizeër bad aan den rand van
zijn opperkleed doorns gezet, die hem bij eiken
Pas den voet wondden
Loop jij van den eenen hoek der wereld naar
den anderen, om iemand te bekeeren of om
het licht van het Evangelie ergens waar het
«aker is, op 'nkandelaar te gaan plaatsen?
Die Parizeer deed dat wèl
eigens,f^t0hten hem in zön trots en In zijn
meur aan zijn goede werken kunnen
we in de verste verte niet tippen
We hebben dus hóélemaal geen recht om
laag op dezen man neer te zien.
jesus had dat wèl „Indien uw rechtvaar
digheid niet grooter is dan die van de schrift-"
geleerden en de Farizeërs, zult ge het Ko
ninkrijk niet beërven!" Waarom niet? Om
dat deze menschen alles deden om van de an
deren gezien te worden uit ijdelheid De
deemoed delgt alle fouten uit, maar de trots
Verdelgt alle deugden.
De wissel, dien de Farizeër presenteerde,
in den Hemel „geprotesteerd" zouden
betaaiaefmen&cllen van onzen tijd zeggen. Niet
dacht h ^Vie van de kerkbezoekers zou dit ge-
vaardlc'r]1^1011 1 Die brave Farizeër ongerecht-
langt gen^ ,huTis tollanaar
maal met -n a'J Ja' de Hemel meet nu een"
Farizeër had ^Tfn me'ter dan de aarde
Wèg de tollenTj00n van de menschen reeds
neus optrokken, I°or ,wien de ,Joden hun
u zUn loon nog krijgen van
Lomon in dat heilig. J» ftJ-U ^zegt
n Eenig gezicht, hè, zoo'n warmwater-
aquarium, Net iets om zóó op je verlanglijstje
te zetten temee met je verjaardag of voor je
overgang. Maar,,., der zijn een heel bosje
„maren" aan verbonden en één van die maren
is zoo maar niet één, twee, drie op te lossen;
hoe koim ik aan 'n geregelde warmte Een
voudig genoeg, daar hoef je geen hooikist
met diploma's gevuld voor te hebben, 'k Zal je
'n eenvoudige inrichting daartoe aan de hand
doen.
Ben je de gelukkige eigenaar van vier even-
groote, ongeveer 8 a 10 c.M. lange re-a_geer-
buisjes Anders ook wel te koopen, boor,
daar schiet je heusöh je heele kapitaal niet
bij in. Vul die buisjes met gra-pkiet, waarvan
de drogist voor 'n paar stuiver 'n flinke dosis
levert. Sluit de buisjes af met 'n kurk, waar
in je met 'n gloeienden breinaald twee gaten
hebt geboord. Door deze gaten leidt je goed
geïsoleerde diaden, een tot op de helft en de
andere tot op den bodem een en ander
wordt door onze sohoone ets voldoende ver.
duidelijkt.
Scihrap de draden aan bet ondereind blank.
Door den korten draad dieper of minder diep
door te leiden, 'kun je de warmte regelen. Leg
nu de buisjes in 'n bakje met zand, zooals
onze benedenste schets laat zien. Verbind de
draden met het electrisah lichtnet. Eerst er 'n
„stekker" aan maken. Is de toevoer van
warmte voldoende geregeld, laat dan wat lak
op de kurken druppelen, zoodat de geleidings
draden niet moer versohuiven kunnen.
Klaar ia Kees 1
„HET GOUDEN PALEIS"
noemde Nero, de wreede keizer, zijn verblijf te
Rome Het bl-onk en schitterde er van paarl-
moer," parels en edelgesteenten. In de vesti
bule was een kolossaal standbeeld geplaatst,
dat Nero voorstelde. Maar het grootste won
der van dit bouwwerk was zijn geweldige om
vang! Akkers, wijngaarden, weilanden, vijvers,
wouden met wilde dieren, landerijen, alles was
er bij betrokken! Toch was het nog niet mooi
genoeg naar Nero z'n zin. „Het lijkt wel of
ik gehuisvest ben als 'n mensoh" riep de kei
zer uit, die zichzelf als 'n godheid beschouw
de! Van den brand van Rome maakte de gru
welijke dwingeland handig gebruik om zijn
gebied te vergrooten; deze brand woedde ne
gen dagen en verwoestte veel schoons.
DEN BRIEL,
waar Maarten Harpertsz. Tromp 1653)
werd geboren, ontleent zijn naam aan de lig
ging langs de Maas.
Er is een héél oud woord, „breidlo," dat zoo
veel zeggen wil als. n wei met 'n heining erom
heen langs een water, n soort losplaats dus.
Daaraan zou de oude vrijheidsstad haar naam
te danken hebben.
De bekende schrijver van jongensboeken,
Johan H. Been, vóór eenigen tijd overleden,
woonde héél zijn leven in het oude stadje en
naast het huis, waarin hij stierf, wordt thans
een monument voor hem gemetseld.
GEERTRUIDENBERG
heette omstreeks 1200: „Sinte Geerdenberghe".
Na Dordrecht was dit de eerste Hoiiandsche
stad, die stedelijke rechten verwierf. in de
Middeleeuwen was de stad een vesting. Gra
ven en gravinnen van de Hoiiandsche, Hene-
gouwsche en Beiersche vorstenhuizen namen
gaarne hun intrek op het kasteel, dat in de
onmiddellijke nabijheid der stad was gelegen.
Volgens de kaart duurt de reis van Rome
naar Italië's grootste stad maar 'n wip, doch
de sneltrein direttissima! moet toch nog
over 200 K.M, rails glijden vóór hij de plaats
bereikt heeft, waarvan het spreekwoord zegt,
dat je na haar gezien te hebben, rustig sterven
kunt. Nu loopt het met dat sterven zoo'n vaart
niet, want in Spanje zeggen ze óók zoo iets
over Cordoba en wanneer je daar alles hebt
bekeken en Granéda niet hebt gezien, dan
beet je niets gezien te hebben! Dit soort
spreuken berust meer op reclame dan op wer
keljjkheid!
Eigenlijk sta je In het eerst tamelijk be
duusd te kijken en snap je niet, waarom de
Italiaan aan zijn Nkpoli de versiering „la
bella" het sehoone - heeft toegevoegd.
Door de zon geblakerde woonkazernen, waar
uit ieder raam de wasch naar buiten zeilt.
Bedelende „lazzaróni", die verlangend naar 'n
sigaret uitzien. Gaarkeukens op straat, welke
de onontbeerlijke maccSroni leveren, al of niet
vergezeld van 'n portie schaaldieren. Kudden
geiten, die voor de huizen halt houden om
daar gemolken te worden. Opdringerige ver-
koopers en kellners, die je bij je lurven zouden
willen nemen om je als klant te bezitten. Krot
ten van huizen, waarin je de bedden zij aan
zij ziet staan en die subiet zouden instorten,
indien stevige balken dit niet verhinderden.
Wasschende, kammende, zich verkleedende
menschen op. de openbafe straat, en daarbij
een geraas en een rumoer, dat doof dreigt te
makenwat heeft dit allemaal met schoon
heid uit te staan?
Het lijkt meer op een bonte kermis, waarbij
dan nog voortdurend het gevaar- om het hoekje
komt gluren door het drukke verkeer in de
smalle straten ondersteboven gekiept te wor
den! Alles ruikt naar mosselen, teer en zee
water, maar de vroolijkheid in de havenbuurt
van Santa Lucia ondervindt daarvan heele.
maal geen hinder! Over dergelijke kleine on
gerieflijkheden zet de Napolitaan zich snel
heen en de volksliedjes, de guitaren, de man-
dolinen klinken er niets minder om! „Het
koninkrijk Napels is 'n paradijs, jammer, dat
het door duivelen bew-oond wordt" zeiden de
overige Italianen vroeger. Zoo'n vaart loopt
het tegenwoordig wel niet meer, maar bet on
derscheid tusschen het mijn en dijn zit er nieit
bepaald m-uurvast in!
Trouwens, in deze leer zijn sommigen te
Rome óók niet erg vast! Ik herinner mij nog
goed", hoe van twee mijner kennissen tijdens
een tramrit aldaar de portefeuilles verdwenen,
met reispas en al d'r in! 'n Vervelende ont
dekking! Reeds waren plannen beraamd om
den Ne-derlandschen gezant bij bet Quirinaal
met dit ongerief in kennis te stellen toen
een bediende uit bet Hoiiandsche legatie-ge
bouw de beide passen netjes terugbracht; ze
waren door de hoofdsche zakkenrollers on
merkbaar in de bus gestopt! De bankbiljetten
keerden evenwel niet wéér!
Gedurende het bestuur van Mussolini heeft
zich al veel ten goede veranderd; „Sempre
avanti" „altijd voorwaarts" is de spreuk
van het ïtaliaansche vorstenhuis, en zoo mo
gen wij ook van de eigenaardigheden van som
mige Napolitanen verbetering verwachten.
De meeste schoonheden, welke Napoll be
zit, zijn opgetast in het Rijksmuseum en
in het groote Aquarium. Het eerste bevat veel
voorwerpen, die naar boven zijn gebracht uit
de bedolven steden Pompéji en Herculanum,
doch, eveneens groepen en standbeelden uit
Oud-Griekenland en Rome afkomstig Het
aquarium toont de geheimzinnige wonderen
der diepzee achter glazen wanden, de stekels
e zee-ëgels, het rood der zee-sterren,
net violet der anemonen met hun moorddadi-
?it^RS!lrmen- visschen va.n zonderlinge ge-
n e en kleur, kreeften met blauwe pooten
1 ^schrikkelijke scharen, lan-goesten, die
lekkernij vormen op de thf-eitjes der over-
talrijke restaurants. Zeeduivels loeren met
hun vraatzuchtigen muil boven den modder
geheven op bult; ook zwemmen er visschen
rond, die levende jongen ter wereld brengen.
In deze machtige havenstad voltrekt zich
dan ieder jaar schier het wonder van „San
Gennaro," den heiligen Januarlus. (San
Dschen-né-ro). Hij is de beschermheili
ge van Napels en zijn prachtige kapel bevindt
zich in den Dom, die aan hem gewijd is. Als
Bisschop van Benevento werd San Gennaro
onder Diocletiaan gemarteld en zijn relikwie
naar Napels overgebracht. Zijn bloed, in twee
pullen bewaard, en in de nabijheid van het
hoofd opgesteld, wordt op zijn feestdag, den
19en September, vloeibaar en soms ook wel
op 16 December, al naar mate de goede heilige
zijn stad meer of minder goed gezind Is, gaat
dit vlug of langzaam en heit algeheel uitblij
ven van het wonder wordt als 'n zeer bedenke
lijk vóórteeken door die van Napoli beschouwd.
Naar het eiland Gapri vaart dagelijks een
zeeboot, de „Capri," heen- en terug. Er zijn
natuurlijk meerdere verbindingen met dit
„schoonste eiland ter wereld" gelijk de Ca-
prineezen hun woonplaats noemen. Van Napels
duurt de reis twee uur. De haven mag er we
zen; meer dan twintig millioen lire heeft de
aanleg gekost, maar nu kunnen er dan ook de
grootste zeeschepen voor anker gaan. Dit is het
eiland van den zonnegloed en de wijde zee,
van reusachtige cactussen, bloeiende olijf hoo
rnen en betooverende grotten.
„De.bergen van boven, aan de voeten de zee,
In plechtige kring de landen rondom,
Zoo eeuwig geweest, om eeuwig te zijn
In durende grootheid, geen mensch, zoo klein!
Doe open Uw oogen, doe dicht Uw mond,
Verleer het geringe en wordt gezond!"
heeft de Duitsche dichter Wildenruoh van dit
eiland gezegd.
Het drukst bezocht wordt de „Grotta azzur-
Uitzichtterras op Capri.
ra" of „Blauwe Grot." Reeds den ouden Ro
meinen was deze plaats bekend. Toen was de
grot nog niet blauw en heette zij „Grotta di
Grédola," met een toegang, die 'n meter of
acht hooger lag dan de tegenwoordige. Later
ia deze toegangspoort onder den waterspiegel
gezonken, gelijk ook op andere plaatsen van
het eiland blijkt. De Duitsche schilder en dich
ter, August Kopisch, zwom gedurende den zo
teer van 1826, begeleid door een visscher, die
teet het bestaan der grot op de hoogte was,
door een venster van vroeger naar binnen en
teaakte toen zijn indrukken wereldkundig. Het
blauwe licht wordt aangevoerd door de, zich
onder den zeespiegel bevindende toegangs-
opening; tijdens de oude Romeinen had de
gr°t dezen azuren gloed wel niet, anders zou-
den hun geschiedschrijvers er stellig het een
en ander van verhaald hebben.
Capri heeft tevens 'n groene en 'n witte grot.
Aan de kust van Capri
ZUILEN,
hij Utrecht, is een oude plaats. Ka,rel Martel
schonk reeds in 713 aan den adellijken heer
Würsing, grootvader van den Evangelie-ver
kondiger Sint Ludger, het landgoed Suesnon
of Suahsna en daaruit is de naam Zuilen ont
staan. Hij leefde hier geruimen tijd en ont
ving er als gasten de H. H. Bonifacius en Wil-
lebrordus, die den bekeerden Fries nogal eens
met hun bisschoppelijk bezoek vereerden.
HET WAPEN VAN OUDENBOSCH
vertoont drie boomen, herinnerend aan de
boschgronden, die hier sedert 1275 eigendom
waren van de Cisterciënser-abdij van St. Ber-
naarts aan de Schelde bij Antwerpen. De stad
dankt aan deze wouden haar naam.
De parochiekerk is gewijd aam St. Agatha
en Barbara, zij is tachtig meter lang en bijna
zeventig meter breed, gebouwd in den trant
van de st. Pieterskerk te Rome. De vóór
zijde herinnert evenwel aan de basiliek van
1 Jan van Lateranen in de Eeuwige Stad,
teoeder en het hoofd van allé kerken!"
Sinds 1912 is de Oudenbossche kerk een „basi
lica minor" (klein basiliek). Groote basilieken
zijn er slechts vier, alle vier te Rome (Sint
Pietei, Sint Pa-ulus, buiten de -muren, Sint
Jan v. L. en Liberius), zij bezitten een pause
lijk altaar, waaraan alléén de Paus of een
priester met Diens toestemming mag lezen.
De kleine basiliek te Oudenbosch bezit de eere-
teekenen van bet Cono-paeum (baldakijn vóór
de geestelijkheid uitgedragen, in den vorm
van een half toegeslagen regenscherm) en tin.
tinabulum, een klein klokje, bevestigd aan
een uit hout gesneden en vergulden draagstok.
Andere kleine basilieken hebben bovendien
nog het voorrecht van den „cappa magna"
'n langen sleepmantel uit paarsen wol vervaar
digd.
éis. in het jaar 98 stierf, heeft slechts zestien
maanden over Rome geregeerd. Hij trok zich
ran de ondeugden zijner onderdanen niet veel
aate hoewel hij zelf van oordeel was, „dat een
goed geweten evenveel waard is als een ko
ninkrijk." De burgers zeiden dan ook: het is
een ramp om te leven onder een vorst, die
niemand iets veroorlooft, maar grooter ramp
is 't nog te leven in een staat, waar iedereen
altes is toegestaan!
Twee senatoren, die van plan waren hem
op verraderlijke wijze te dooden, nam hij met
zich naar het theater. Hen op de degens der
zwaardvechters wijzende, zeide de keizer:
Probeert eens op mij of ze wel scherp genoeg
zijn!" en iiet jien verder ongemoeid heen
gaan.
RECHTSPRAAK VAN OMAR I.
Een jood had een twistzaak met een Mo
hammedaan. De laatste beriep zich op het oor
deel van een geleerden rabbijn; de eerste op
een Mohaim-medaansch priester. Tenslotte be
sloten zij de aangelegenheid aan den priester
over te laten. Deze besliste in bet voordeel
van den jood. De Mohammedaan was nog niet
tevreden en wensc-hte, dat het heele geding
aan Omar zou worden voorgelegd. Bij den
machtigen kalief aangekomen, verklaarde de
Jood, dat het Mohammedaansche recht reeds
in zijn voordeel had getuigd, maar dat zijn te
genstander zich daaraan niet wenschte te on
derwerpen. De Muzelman beaamde dat.
Omar I liet hen een oogenblik alleen. Toen
bi) terug kwam, had hij een uitgetogen
zwaard in de hand. Met één zwaai sloeg hij
zijn geloofsgenoot den kop af, zeggende:
„Ziedaar de belooning voor degenen, die w<('-
geren zioh te onderwerpen aan het oord^JI
van God en van Zijn profeet!"
Wie nog nooit de „linie" of „evenaar" is
gepasseerd, mag geen aanspraak maken op den
naam van zeerot Pas wanneer je deze gedenk
waardige lijn achter je hebt, ben je 'n bevaren
zeeman en anders blijf je 'n groentje
Zoodra de linie nabij is, steken de matrozen
zich in hun beste spullen. De kapitein zet een
erg officieel gezicht en nu duurt het niet lang,
of de komst van vader Neptunus, den zeegod,
wordt gemeld. Hij draagt een baard van touw-
vezels en zijn linkerhand houdt 'n drietand
vast op zijn hoofd de puntige, papieren kroon,
'n Ontzaglijk scheermes, gesmeed uit bet grof
ste band-ijzer, rust tuschen zijn leeren gordel
Zijn hovelingen dragen een tobbe roet water en
nemen direct de houding aan, wanneer de god
van den oceaan den passagiers en bemanning
het volgende zegt
„Naar ik vernomen heb, zijn hier groentjes
(baren) aan boord, die nog nooit den doop door
Neptunus ondergaan hebben. Ik gelast deze
menschen voor mij te brengen
De ongelukkige slachtoffers worden nu over
dadig met zeepsop ingezeept, waarna het
enorme scheermes aan het werk wordt gezet.
In den regel wordt deze plechtigheid voltooid
met een duikie in 'n tobbe of 'n vijvertje van
zeildoek. De aldus behandelde passagiers be
komen nu een diploma als bewijs, dat ze de
Linie gepasseerd zijn.
In vroeger jaren ging dat heel wat minder
kalm In z'n werk en de groentjes probeerden
door de noodige of onnoodige flesschen rbum,
waarvoor de zeegod van ouds een zwak had,
Neptunus te bewegen een stukje van het cere
monieel over te slaan Een dozijntje stevige
helpers zorgde ervoor, dat niemand zijn lot
ontging en n matroos, dien de anderen niet
mochten lijden, had het gedurende dit hoog
bezoek méér dan zwaar te verantwoorden
Zeevogels worden door de matrozen meestal
ongemoeid gelaten. De sage wil, dat zij de
geesten van gestorven varenslui ziju. De Engel-
sche dichter S. I. Coleridge heeft dit zoo mooi
behandeld in zijn verhaal van den ouden ma
troos („The ancient Mariner"), welke den
albatros doodde, die een gunstigen wind voor
het schip had teweeg gebracht.
Wijd verbreid is de sage van „The Flying
Dutchman", den „Vliegenden Hollander
Vroeger eeuwen werd zijn schip méér gezien
dan tegenwoordig Kapitein van de spooksehuit
was Vanderdecken, een tijdgenoot van Tromp.
Eens zeilde hij in de buurt van de Kaap Kaap
de Goede Hoop. Het weer was stormachtig en
de zee spookte geducht. Weken aaneen probeer
de de Hollander vergeefs rond de Kaap heen
te komen. Het scheepsvolk smeekte hem zijn
pogingen te staken, tot God beter weer zou
gedoogen, maar Vanderdecken trok zich noch
van God, noch van den satan iets aan en zwoer
onder hevig gevloek zijn zin tóch door te zet
ten. Nu scheurden de wolken vaneen en een
verschijning werd zichtbaar, waarin de matro
zen en de passagiers gemakkelijk God-den-Vader
herkenden. Zij vielen aanstonds op de knieën
in gebed, maar Vanderdecken bleef staan, trok
zijn pistool uit zijn holster en loste een schot
op de Verschijning. Nu liet zich een ontzag-
wekkende stem hooren
„Wegens je wreedheid en je Godslastering
zal je blijven varen in deze zeeën zonder ooit
rust te vinden".
De Verschijning trok zich terug. Vanderdec
ken bevond zich alleen op zijn schip alleen
een draak hield hem nog gezelschap. Als de
Wandelende Jood der oceanen vaart hij voort,
zonder ooit een veilige haven binnen te kunnen
loopen. Andere schepen zet hij na en toont
hun opvarenden een brief, dien zij voor hem
moeten posten. Maar geen sterveling is zoo
dwaas aan dit verzoek te voldoen, anders zou
zijn eigen schip eveneens door het noodlot
worden vervolgd.
'n Zeeslang is eveneens een voortbrengsel
van het bijgeloof der zeelieden. Elk jaar duiken
er geruchten op, dat ergens door matrozen 'n
zeeslang, dè zeeslang gedurende hun reis is
waargenomen. De oude zeekoningen en Vi
kingen waren van het bestaan van dit monster
vast overtuigd en dit bijgeloof schijnt ln de
gedachten van andere zeevaarders makkelijk te
zijn overgegaan.
Het Sint Elms-vuur, electrische flikkeringen
aan den top van de mast of de uiteinden van
de raas, geeft vanouds tot allerlei verhalen
aanleiding. De meeste vertellers zien er een
voorbode ln van een naderenden storm. Sint
Elmo, die eens door een Bretonsohen kapitein
van den dood door verdrinking werd bevrijd,
zendt dit waarschuwingssein tot de varenslui,'
opdat zij op hun hoede zouden zijn.
klopte aan de poort van het klooster de la
Trappe, waarvan Dom Armand Jean le Bont-
hiller de Rancé de overste was. Deze riep
de monniken bijeen om van hen te vernemen,
of men iemand tot de kloostergemeenschap
zou toelaten, die met zijn gebroken arm eigen,
lijk voor heel de communauteit een lastpost
dreigde te worden. De ondervraging begon bij
een der jongste paters. Deze antwoordde:
„Naar mijn meening, hoogwaardige vader,
moesten wij dezen man, die zegt door God ge
roepen te zijn, liever bij ons opnemen. Wan
neer hij zelf niet werken kan, des te beter, dan
werken wij met z'n allen voor hém!" Het ge-
heele kapittel juichte dit besluit toe en de
nieuwe postulant werd met algemeene stem
men tot kloosterling van la Trappe toegelaten.
Bestendige vrede woont bij den nederige,
maar in het hart van den hoovaardige is ge
durig naijver en ergernis.
Hoewel het heerlijke zomerweer er voor ge*
zorgd heeft, dat de deelname niet zoo groot waa
als anders, waren wij over de opkomst wèl te
vreden. Na verloting werd voor dezen keer;
de prijs toegekend aan
Hans en Jan v. d. B., Haarlemmerdijk 33 I,
te Amsterdam.
De beide dichters, wier werk werd waardig
gekeurd in het Jeugdblad te worden geplaatst
krijgen elk een leuke verrassing.
Nu alle aandacht bij de loopende serie
ii.
Aan welk versje doet dit plaatje je denken
Er komen nu nog drie van deze soort teeke*
ningen.
Daarna verwacht ik de oplossing aan mijn
adres.
De plaatjes hoeven niet mee te komen.
Onder de goede oplossers wordt een mooie
prijs verloot.
Begin bij de stip, daar dus, waar het pijltje
staat.
Neem je horloge voor je.
Binnen 30 seconden moet je héél den dwaal
tuin door wezen aan de hand van 'n potlood oj
zoo.
Leg deze proef ook eens aan je vrinden voor
en meet nauwkeurig den tijd, dien zij behoeven.
Een zeer hekend persoon uit een beken4
sprookje wordt d-oor 14 letters voorgesteld:
X
X,
8
X
1
2,
ft
X
1
3.
ft
X
4,
1
ft
X
5,
1
1
ft
X
ft
6.
X
ft
I
7,
ft
1
X
ft
8.
ft
X
ft
9,
X
ft
i
10,
X
a
ft
11.
1
X
12,
X
X
13.
14,
1. Afkorting voor: in het jaar.
2. Hoogstammige boom met langgesteelda
bladeren, ratelpopulier.
3. Tusschenwerpsel.
4. Chocoladepoeder.
5. Losbranding uit een vuurwapen.
6. Omhulde, omkleede.
7. Niet binnen grenzen besloten.
8. Het beste kiezen onder veel.
9. Verlaten, ln den steek laten.
10. Onaangenaam wanneer ze In je kousen-
voorkomen.
11. Kleine hoeveelheid brandhout.
12. Gebiedende wijs enkelvoud, van: staan.
13. Met 'n meisjesnaam ervoor een sappige
vrucht.
14. Op den thermometer van Réaumur.
Vesiviue. 1. v.: verte: wend om; 2. Fez;]
3. gesar; 4. gehucht; 5. koevoet; 6 bries; 7,
hul; 8. s. voor heilige.