NAPELS TIEN EN DAN STERVEN! „SHIP AHOY J UITSLAG VAN DE VERLOTING OP DEN lOen ZONDAG NA PINKSTEREN. VOOR KNUTSELAARS. ALLERLEI. ZATERDAG 23 JULI 1932 L*-.* giöü! hrm,edieIdlmS,5e1n8tr0tSChe' tT" Electrisclhe verwarming i: in n aquarium. Het sclioonste eiland der wereld! Om na te teekenen en te kleu ren onder de yacamtie! Keizer nerva Bijgeloof op zee. 'n Mam zonder linkerarm. Oplossing van dem vorigem reltras. voor de Series „Ik niet". WELK VERSJE? DOOEHOF^PUZZLE. LETTERRAADSEL. ft Oplossing vorig letterraadsel. V777Z De Parizeer presenteert God de rekening. De schilder-Evangelist Lucas heeft het zoo Prachtig geteekend in het Evangelie van dezen tienden Zondag na Pinksteren Vóór in den tempel de pralende Farizeër „O, God, ik dank (J, dat ik niet ben als de andere menseden roovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als dien tollenaar, daargin der. Ik vast tweemaal per week en geef tienden van al wat ik bezit Deze man was bezig een rekening uit te schrijven voor God. Als *t U blieftbetalen Tweemaal gevast in de week Tienden van mijn bezit 1 En de kwitantie moet minstens de Hemel zij n i Zijn gebed begint met een lofprijzing op zich zelf en hij rekent zich tot de braafste men- schen. Zijn gebreken moffelt hij handig weg: maar zijn goede werken moet héél de Tempel kennen. Zij waren gedaan om door de menschen gezien te worden, en betreffen uiterlijke zaken; de menschen zullen er over bóóren ook Te vrhgen heeft deze brave man aan God niets Hij eischt kwitantie. En met 'n welwillend knikje is hij dan nog wel zóó beleefd God te danken, dat hij zooveel vromer is dan al dat andere volk. De belasting-ambtenaar, de man, die de tol- centjes moet Innen, begint zijn gebed heel anders. Hij beschuldigt zichzelf. Hij erkent zijn fouten, maar verbergt zijn goede werken. Hij beschuldigt of minacht niemand, en vindt, dat hem nog veel ontbreekt; daarom bidt hij, dat God in dat tekort moge voorzien. Dicht bij het Allerheiligste te staan, acht hij niet passend. Hij durtt niet eens in de buurt van dien vromen Farizeër te komen hij blijft op een genadigen afstand 1 Zijn oogen zijn door het folterend be wustzijn van zijn fouten zóó omfloerst, dat zij zich niet eens ten hemel durven richten. Zijn gebed is héél kort, maar zijn vertrouwen op Gods barmhartigheid des te grooter, de diepste smart is trouwens met woorden altijd sober. Wat een verschil in het gebed van deze twee kerkgangers 1 Dat van den een stijgt als een zwarte walm omhoog en vormt in den hemel een onweer van Gods toorn dat van den ander geurt als 'n bouquet uit het Paradijs. Die Farizeër ging ongerechtvaardigd naar huis. „Net goed, hij verdiende niet beter Wie zegt dat daar Iemand, die éénmaal vasten in de week al 'n offertje vindt, dat de Paus maar zoo gauw mogelijk moest afschaffen Die Farizeër vond twéémaal amper genoeg Iemand, die liever al z'n zakcentjes verju belt dan ook maar één penning voor de armen te offeren of voor de missie Die Farizeër gaf het tiende van héél zijn bezit 1®™ana- die zich 'e morgens en 's avonds op n holletje van zijn gebed afmaakt Die Pa rizeer bracht 'n groot deel van zijn tijd in Gods tempel door Iemand, die in het gezelschap van anderen er •wél voor oppast te laten merken dat hij Hoomsch is, omdat nu eenmaal vloeken aan iedereen vrij staat, maar 'n kruisje tot hatelijk heden leidt Die Farizeër had zijn gewaad vól Bijbelteksten gestikt en ging expres op de hoeken van de straten staan, om zich ais etreng- geloovige te laten zien Iemand die tegen het brengen van een offer tje opziet Die Farizeër bad aan den rand van zijn opperkleed doorns gezet, die hem bij eiken Pas den voet wondden Loop jij van den eenen hoek der wereld naar den anderen, om iemand te bekeeren of om het licht van het Evangelie ergens waar het «aker is, op 'nkandelaar te gaan plaatsen? Die Parizeer deed dat wèl eigens,f^t0hten hem in zön trots en In zijn meur aan zijn goede werken kunnen we in de verste verte niet tippen We hebben dus hóélemaal geen recht om laag op dezen man neer te zien. jesus had dat wèl „Indien uw rechtvaar digheid niet grooter is dan die van de schrift-" geleerden en de Farizeërs, zult ge het Ko ninkrijk niet beërven!" Waarom niet? Om dat deze menschen alles deden om van de an deren gezien te worden uit ijdelheid De deemoed delgt alle fouten uit, maar de trots Verdelgt alle deugden. De wissel, dien de Farizeër presenteerde, in den Hemel „geprotesteerd" zouden betaaiaefmen&cllen van onzen tijd zeggen. Niet dacht h ^Vie van de kerkbezoekers zou dit ge- vaardlc'r]1^1011 1 Die brave Farizeër ongerecht- langt gen^ ,huTis tollanaar maal met -n a'J Ja' de Hemel meet nu een" Farizeër had ^Tfn me'ter dan de aarde Wèg de tollenTj00n van de menschen reeds neus optrokken, I°or ,wien de ,Joden hun u zUn loon nog krijgen van Lomon in dat heilig. J» ftJ-U ^zegt n Eenig gezicht, hè, zoo'n warmwater- aquarium, Net iets om zóó op je verlanglijstje te zetten temee met je verjaardag of voor je overgang. Maar,,., der zijn een heel bosje „maren" aan verbonden en één van die maren is zoo maar niet één, twee, drie op te lossen; hoe koim ik aan 'n geregelde warmte Een voudig genoeg, daar hoef je geen hooikist met diploma's gevuld voor te hebben, 'k Zal je 'n eenvoudige inrichting daartoe aan de hand doen. Ben je de gelukkige eigenaar van vier even- groote, ongeveer 8 a 10 c.M. lange re-a_geer- buisjes Anders ook wel te koopen, boor, daar schiet je heusöh je heele kapitaal niet bij in. Vul die buisjes met gra-pkiet, waarvan de drogist voor 'n paar stuiver 'n flinke dosis levert. Sluit de buisjes af met 'n kurk, waar in je met 'n gloeienden breinaald twee gaten hebt geboord. Door deze gaten leidt je goed geïsoleerde diaden, een tot op de helft en de andere tot op den bodem een en ander wordt door onze sohoone ets voldoende ver. duidelijkt. Scihrap de draden aan bet ondereind blank. Door den korten draad dieper of minder diep door te leiden, 'kun je de warmte regelen. Leg nu de buisjes in 'n bakje met zand, zooals onze benedenste schets laat zien. Verbind de draden met het electrisah lichtnet. Eerst er 'n „stekker" aan maken. Is de toevoer van warmte voldoende geregeld, laat dan wat lak op de kurken druppelen, zoodat de geleidings draden niet moer versohuiven kunnen. Klaar ia Kees 1 „HET GOUDEN PALEIS" noemde Nero, de wreede keizer, zijn verblijf te Rome Het bl-onk en schitterde er van paarl- moer," parels en edelgesteenten. In de vesti bule was een kolossaal standbeeld geplaatst, dat Nero voorstelde. Maar het grootste won der van dit bouwwerk was zijn geweldige om vang! Akkers, wijngaarden, weilanden, vijvers, wouden met wilde dieren, landerijen, alles was er bij betrokken! Toch was het nog niet mooi genoeg naar Nero z'n zin. „Het lijkt wel of ik gehuisvest ben als 'n mensoh" riep de kei zer uit, die zichzelf als 'n godheid beschouw de! Van den brand van Rome maakte de gru welijke dwingeland handig gebruik om zijn gebied te vergrooten; deze brand woedde ne gen dagen en verwoestte veel schoons. DEN BRIEL, waar Maarten Harpertsz. Tromp 1653) werd geboren, ontleent zijn naam aan de lig ging langs de Maas. Er is een héél oud woord, „breidlo," dat zoo veel zeggen wil als. n wei met 'n heining erom heen langs een water, n soort losplaats dus. Daaraan zou de oude vrijheidsstad haar naam te danken hebben. De bekende schrijver van jongensboeken, Johan H. Been, vóór eenigen tijd overleden, woonde héél zijn leven in het oude stadje en naast het huis, waarin hij stierf, wordt thans een monument voor hem gemetseld. GEERTRUIDENBERG heette omstreeks 1200: „Sinte Geerdenberghe". Na Dordrecht was dit de eerste Hoiiandsche stad, die stedelijke rechten verwierf. in de Middeleeuwen was de stad een vesting. Gra ven en gravinnen van de Hoiiandsche, Hene- gouwsche en Beiersche vorstenhuizen namen gaarne hun intrek op het kasteel, dat in de onmiddellijke nabijheid der stad was gelegen. Volgens de kaart duurt de reis van Rome naar Italië's grootste stad maar 'n wip, doch de sneltrein direttissima! moet toch nog over 200 K.M, rails glijden vóór hij de plaats bereikt heeft, waarvan het spreekwoord zegt, dat je na haar gezien te hebben, rustig sterven kunt. Nu loopt het met dat sterven zoo'n vaart niet, want in Spanje zeggen ze óók zoo iets over Cordoba en wanneer je daar alles hebt bekeken en Granéda niet hebt gezien, dan beet je niets gezien te hebben! Dit soort spreuken berust meer op reclame dan op wer keljjkheid! Eigenlijk sta je In het eerst tamelijk be duusd te kijken en snap je niet, waarom de Italiaan aan zijn Nkpoli de versiering „la bella" het sehoone - heeft toegevoegd. Door de zon geblakerde woonkazernen, waar uit ieder raam de wasch naar buiten zeilt. Bedelende „lazzaróni", die verlangend naar 'n sigaret uitzien. Gaarkeukens op straat, welke de onontbeerlijke maccSroni leveren, al of niet vergezeld van 'n portie schaaldieren. Kudden geiten, die voor de huizen halt houden om daar gemolken te worden. Opdringerige ver- koopers en kellners, die je bij je lurven zouden willen nemen om je als klant te bezitten. Krot ten van huizen, waarin je de bedden zij aan zij ziet staan en die subiet zouden instorten, indien stevige balken dit niet verhinderden. Wasschende, kammende, zich verkleedende menschen op. de openbafe straat, en daarbij een geraas en een rumoer, dat doof dreigt te makenwat heeft dit allemaal met schoon heid uit te staan? Het lijkt meer op een bonte kermis, waarbij dan nog voortdurend het gevaar- om het hoekje komt gluren door het drukke verkeer in de smalle straten ondersteboven gekiept te wor den! Alles ruikt naar mosselen, teer en zee water, maar de vroolijkheid in de havenbuurt van Santa Lucia ondervindt daarvan heele. maal geen hinder! Over dergelijke kleine on gerieflijkheden zet de Napolitaan zich snel heen en de volksliedjes, de guitaren, de man- dolinen klinken er niets minder om! „Het koninkrijk Napels is 'n paradijs, jammer, dat het door duivelen bew-oond wordt" zeiden de overige Italianen vroeger. Zoo'n vaart loopt het tegenwoordig wel niet meer, maar bet on derscheid tusschen het mijn en dijn zit er nieit bepaald m-uurvast in! Trouwens, in deze leer zijn sommigen te Rome óók niet erg vast! Ik herinner mij nog goed", hoe van twee mijner kennissen tijdens een tramrit aldaar de portefeuilles verdwenen, met reispas en al d'r in! 'n Vervelende ont dekking! Reeds waren plannen beraamd om den Ne-derlandschen gezant bij bet Quirinaal met dit ongerief in kennis te stellen toen een bediende uit bet Hoiiandsche legatie-ge bouw de beide passen netjes terugbracht; ze waren door de hoofdsche zakkenrollers on merkbaar in de bus gestopt! De bankbiljetten keerden evenwel niet wéér! Gedurende het bestuur van Mussolini heeft zich al veel ten goede veranderd; „Sempre avanti" „altijd voorwaarts" is de spreuk van het ïtaliaansche vorstenhuis, en zoo mo gen wij ook van de eigenaardigheden van som mige Napolitanen verbetering verwachten. De meeste schoonheden, welke Napoll be zit, zijn opgetast in het Rijksmuseum en in het groote Aquarium. Het eerste bevat veel voorwerpen, die naar boven zijn gebracht uit de bedolven steden Pompéji en Herculanum, doch, eveneens groepen en standbeelden uit Oud-Griekenland en Rome afkomstig Het aquarium toont de geheimzinnige wonderen der diepzee achter glazen wanden, de stekels e zee-ëgels, het rood der zee-sterren, net violet der anemonen met hun moorddadi- ?it^RS!lrmen- visschen va.n zonderlinge ge- n e en kleur, kreeften met blauwe pooten 1 ^schrikkelijke scharen, lan-goesten, die lekkernij vormen op de thf-eitjes der over- talrijke restaurants. Zeeduivels loeren met hun vraatzuchtigen muil boven den modder geheven op bult; ook zwemmen er visschen rond, die levende jongen ter wereld brengen. In deze machtige havenstad voltrekt zich dan ieder jaar schier het wonder van „San Gennaro," den heiligen Januarlus. (San Dschen-né-ro). Hij is de beschermheili ge van Napels en zijn prachtige kapel bevindt zich in den Dom, die aan hem gewijd is. Als Bisschop van Benevento werd San Gennaro onder Diocletiaan gemarteld en zijn relikwie naar Napels overgebracht. Zijn bloed, in twee pullen bewaard, en in de nabijheid van het hoofd opgesteld, wordt op zijn feestdag, den 19en September, vloeibaar en soms ook wel op 16 December, al naar mate de goede heilige zijn stad meer of minder goed gezind Is, gaat dit vlug of langzaam en heit algeheel uitblij ven van het wonder wordt als 'n zeer bedenke lijk vóórteeken door die van Napoli beschouwd. Naar het eiland Gapri vaart dagelijks een zeeboot, de „Capri," heen- en terug. Er zijn natuurlijk meerdere verbindingen met dit „schoonste eiland ter wereld" gelijk de Ca- prineezen hun woonplaats noemen. Van Napels duurt de reis twee uur. De haven mag er we zen; meer dan twintig millioen lire heeft de aanleg gekost, maar nu kunnen er dan ook de grootste zeeschepen voor anker gaan. Dit is het eiland van den zonnegloed en de wijde zee, van reusachtige cactussen, bloeiende olijf hoo rnen en betooverende grotten. „De.bergen van boven, aan de voeten de zee, In plechtige kring de landen rondom, Zoo eeuwig geweest, om eeuwig te zijn In durende grootheid, geen mensch, zoo klein! Doe open Uw oogen, doe dicht Uw mond, Verleer het geringe en wordt gezond!" heeft de Duitsche dichter Wildenruoh van dit eiland gezegd. Het drukst bezocht wordt de „Grotta azzur- Uitzichtterras op Capri. ra" of „Blauwe Grot." Reeds den ouden Ro meinen was deze plaats bekend. Toen was de grot nog niet blauw en heette zij „Grotta di Grédola," met een toegang, die 'n meter of acht hooger lag dan de tegenwoordige. Later ia deze toegangspoort onder den waterspiegel gezonken, gelijk ook op andere plaatsen van het eiland blijkt. De Duitsche schilder en dich ter, August Kopisch, zwom gedurende den zo teer van 1826, begeleid door een visscher, die teet het bestaan der grot op de hoogte was, door een venster van vroeger naar binnen en teaakte toen zijn indrukken wereldkundig. Het blauwe licht wordt aangevoerd door de, zich onder den zeespiegel bevindende toegangs- opening; tijdens de oude Romeinen had de gr°t dezen azuren gloed wel niet, anders zou- den hun geschiedschrijvers er stellig het een en ander van verhaald hebben. Capri heeft tevens 'n groene en 'n witte grot. Aan de kust van Capri ZUILEN, hij Utrecht, is een oude plaats. Ka,rel Martel schonk reeds in 713 aan den adellijken heer Würsing, grootvader van den Evangelie-ver kondiger Sint Ludger, het landgoed Suesnon of Suahsna en daaruit is de naam Zuilen ont staan. Hij leefde hier geruimen tijd en ont ving er als gasten de H. H. Bonifacius en Wil- lebrordus, die den bekeerden Fries nogal eens met hun bisschoppelijk bezoek vereerden. HET WAPEN VAN OUDENBOSCH vertoont drie boomen, herinnerend aan de boschgronden, die hier sedert 1275 eigendom waren van de Cisterciënser-abdij van St. Ber- naarts aan de Schelde bij Antwerpen. De stad dankt aan deze wouden haar naam. De parochiekerk is gewijd aam St. Agatha en Barbara, zij is tachtig meter lang en bijna zeventig meter breed, gebouwd in den trant van de st. Pieterskerk te Rome. De vóór zijde herinnert evenwel aan de basiliek van 1 Jan van Lateranen in de Eeuwige Stad, teoeder en het hoofd van allé kerken!" Sinds 1912 is de Oudenbossche kerk een „basi lica minor" (klein basiliek). Groote basilieken zijn er slechts vier, alle vier te Rome (Sint Pietei, Sint Pa-ulus, buiten de -muren, Sint Jan v. L. en Liberius), zij bezitten een pause lijk altaar, waaraan alléén de Paus of een priester met Diens toestemming mag lezen. De kleine basiliek te Oudenbosch bezit de eere- teekenen van bet Cono-paeum (baldakijn vóór de geestelijkheid uitgedragen, in den vorm van een half toegeslagen regenscherm) en tin. tinabulum, een klein klokje, bevestigd aan een uit hout gesneden en vergulden draagstok. Andere kleine basilieken hebben bovendien nog het voorrecht van den „cappa magna" 'n langen sleepmantel uit paarsen wol vervaar digd. éis. in het jaar 98 stierf, heeft slechts zestien maanden over Rome geregeerd. Hij trok zich ran de ondeugden zijner onderdanen niet veel aate hoewel hij zelf van oordeel was, „dat een goed geweten evenveel waard is als een ko ninkrijk." De burgers zeiden dan ook: het is een ramp om te leven onder een vorst, die niemand iets veroorlooft, maar grooter ramp is 't nog te leven in een staat, waar iedereen altes is toegestaan! Twee senatoren, die van plan waren hem op verraderlijke wijze te dooden, nam hij met zich naar het theater. Hen op de degens der zwaardvechters wijzende, zeide de keizer: Probeert eens op mij of ze wel scherp genoeg zijn!" en iiet jien verder ongemoeid heen gaan. RECHTSPRAAK VAN OMAR I. Een jood had een twistzaak met een Mo hammedaan. De laatste beriep zich op het oor deel van een geleerden rabbijn; de eerste op een Mohaim-medaansch priester. Tenslotte be sloten zij de aangelegenheid aan den priester over te laten. Deze besliste in bet voordeel van den jood. De Mohammedaan was nog niet tevreden en wensc-hte, dat het heele geding aan Omar zou worden voorgelegd. Bij den machtigen kalief aangekomen, verklaarde de Jood, dat het Mohammedaansche recht reeds in zijn voordeel had getuigd, maar dat zijn te genstander zich daaraan niet wenschte te on derwerpen. De Muzelman beaamde dat. Omar I liet hen een oogenblik alleen. Toen bi) terug kwam, had hij een uitgetogen zwaard in de hand. Met één zwaai sloeg hij zijn geloofsgenoot den kop af, zeggende: „Ziedaar de belooning voor degenen, die w<('- geren zioh te onderwerpen aan het oord^JI van God en van Zijn profeet!" Wie nog nooit de „linie" of „evenaar" is gepasseerd, mag geen aanspraak maken op den naam van zeerot Pas wanneer je deze gedenk waardige lijn achter je hebt, ben je 'n bevaren zeeman en anders blijf je 'n groentje Zoodra de linie nabij is, steken de matrozen zich in hun beste spullen. De kapitein zet een erg officieel gezicht en nu duurt het niet lang, of de komst van vader Neptunus, den zeegod, wordt gemeld. Hij draagt een baard van touw- vezels en zijn linkerhand houdt 'n drietand vast op zijn hoofd de puntige, papieren kroon, 'n Ontzaglijk scheermes, gesmeed uit bet grof ste band-ijzer, rust tuschen zijn leeren gordel Zijn hovelingen dragen een tobbe roet water en nemen direct de houding aan, wanneer de god van den oceaan den passagiers en bemanning het volgende zegt „Naar ik vernomen heb, zijn hier groentjes (baren) aan boord, die nog nooit den doop door Neptunus ondergaan hebben. Ik gelast deze menschen voor mij te brengen De ongelukkige slachtoffers worden nu over dadig met zeepsop ingezeept, waarna het enorme scheermes aan het werk wordt gezet. In den regel wordt deze plechtigheid voltooid met een duikie in 'n tobbe of 'n vijvertje van zeildoek. De aldus behandelde passagiers be komen nu een diploma als bewijs, dat ze de Linie gepasseerd zijn. In vroeger jaren ging dat heel wat minder kalm In z'n werk en de groentjes probeerden door de noodige of onnoodige flesschen rbum, waarvoor de zeegod van ouds een zwak had, Neptunus te bewegen een stukje van het cere monieel over te slaan Een dozijntje stevige helpers zorgde ervoor, dat niemand zijn lot ontging en n matroos, dien de anderen niet mochten lijden, had het gedurende dit hoog bezoek méér dan zwaar te verantwoorden Zeevogels worden door de matrozen meestal ongemoeid gelaten. De sage wil, dat zij de geesten van gestorven varenslui ziju. De Engel- sche dichter S. I. Coleridge heeft dit zoo mooi behandeld in zijn verhaal van den ouden ma troos („The ancient Mariner"), welke den albatros doodde, die een gunstigen wind voor het schip had teweeg gebracht. Wijd verbreid is de sage van „The Flying Dutchman", den „Vliegenden Hollander Vroeger eeuwen werd zijn schip méér gezien dan tegenwoordig Kapitein van de spooksehuit was Vanderdecken, een tijdgenoot van Tromp. Eens zeilde hij in de buurt van de Kaap Kaap de Goede Hoop. Het weer was stormachtig en de zee spookte geducht. Weken aaneen probeer de de Hollander vergeefs rond de Kaap heen te komen. Het scheepsvolk smeekte hem zijn pogingen te staken, tot God beter weer zou gedoogen, maar Vanderdecken trok zich noch van God, noch van den satan iets aan en zwoer onder hevig gevloek zijn zin tóch door te zet ten. Nu scheurden de wolken vaneen en een verschijning werd zichtbaar, waarin de matro zen en de passagiers gemakkelijk God-den-Vader herkenden. Zij vielen aanstonds op de knieën in gebed, maar Vanderdecken bleef staan, trok zijn pistool uit zijn holster en loste een schot op de Verschijning. Nu liet zich een ontzag- wekkende stem hooren „Wegens je wreedheid en je Godslastering zal je blijven varen in deze zeeën zonder ooit rust te vinden". De Verschijning trok zich terug. Vanderdec ken bevond zich alleen op zijn schip alleen een draak hield hem nog gezelschap. Als de Wandelende Jood der oceanen vaart hij voort, zonder ooit een veilige haven binnen te kunnen loopen. Andere schepen zet hij na en toont hun opvarenden een brief, dien zij voor hem moeten posten. Maar geen sterveling is zoo dwaas aan dit verzoek te voldoen, anders zou zijn eigen schip eveneens door het noodlot worden vervolgd. 'n Zeeslang is eveneens een voortbrengsel van het bijgeloof der zeelieden. Elk jaar duiken er geruchten op, dat ergens door matrozen 'n zeeslang, dè zeeslang gedurende hun reis is waargenomen. De oude zeekoningen en Vi kingen waren van het bestaan van dit monster vast overtuigd en dit bijgeloof schijnt ln de gedachten van andere zeevaarders makkelijk te zijn overgegaan. Het Sint Elms-vuur, electrische flikkeringen aan den top van de mast of de uiteinden van de raas, geeft vanouds tot allerlei verhalen aanleiding. De meeste vertellers zien er een voorbode ln van een naderenden storm. Sint Elmo, die eens door een Bretonsohen kapitein van den dood door verdrinking werd bevrijd, zendt dit waarschuwingssein tot de varenslui,' opdat zij op hun hoede zouden zijn. klopte aan de poort van het klooster de la Trappe, waarvan Dom Armand Jean le Bont- hiller de Rancé de overste was. Deze riep de monniken bijeen om van hen te vernemen, of men iemand tot de kloostergemeenschap zou toelaten, die met zijn gebroken arm eigen, lijk voor heel de communauteit een lastpost dreigde te worden. De ondervraging begon bij een der jongste paters. Deze antwoordde: „Naar mijn meening, hoogwaardige vader, moesten wij dezen man, die zegt door God ge roepen te zijn, liever bij ons opnemen. Wan neer hij zelf niet werken kan, des te beter, dan werken wij met z'n allen voor hém!" Het ge- heele kapittel juichte dit besluit toe en de nieuwe postulant werd met algemeene stem men tot kloosterling van la Trappe toegelaten. Bestendige vrede woont bij den nederige, maar in het hart van den hoovaardige is ge durig naijver en ergernis. Hoewel het heerlijke zomerweer er voor ge* zorgd heeft, dat de deelname niet zoo groot waa als anders, waren wij over de opkomst wèl te vreden. Na verloting werd voor dezen keer; de prijs toegekend aan Hans en Jan v. d. B., Haarlemmerdijk 33 I, te Amsterdam. De beide dichters, wier werk werd waardig gekeurd in het Jeugdblad te worden geplaatst krijgen elk een leuke verrassing. Nu alle aandacht bij de loopende serie ii. Aan welk versje doet dit plaatje je denken Er komen nu nog drie van deze soort teeke* ningen. Daarna verwacht ik de oplossing aan mijn adres. De plaatjes hoeven niet mee te komen. Onder de goede oplossers wordt een mooie prijs verloot. Begin bij de stip, daar dus, waar het pijltje staat. Neem je horloge voor je. Binnen 30 seconden moet je héél den dwaal tuin door wezen aan de hand van 'n potlood oj zoo. Leg deze proef ook eens aan je vrinden voor en meet nauwkeurig den tijd, dien zij behoeven. Een zeer hekend persoon uit een beken4 sprookje wordt d-oor 14 letters voorgesteld: X X, 8 X 1 2, ft X 1 3. ft X 4, 1 ft X 5, 1 1 ft X ft 6. X ft I 7, ft 1 X ft 8. ft X ft 9, X ft i 10, X a ft 11. 1 X 12, X X 13. 14, 1. Afkorting voor: in het jaar. 2. Hoogstammige boom met langgesteelda bladeren, ratelpopulier. 3. Tusschenwerpsel. 4. Chocoladepoeder. 5. Losbranding uit een vuurwapen. 6. Omhulde, omkleede. 7. Niet binnen grenzen besloten. 8. Het beste kiezen onder veel. 9. Verlaten, ln den steek laten. 10. Onaangenaam wanneer ze In je kousen- voorkomen. 11. Kleine hoeveelheid brandhout. 12. Gebiedende wijs enkelvoud, van: staan. 13. Met 'n meisjesnaam ervoor een sappige vrucht. 14. Op den thermometer van Réaumur. Vesiviue. 1. v.: verte: wend om; 2. Fez;] 3. gesar; 4. gehucht; 5. koevoet; 6 bries; 7, hul; 8. s. voor heilige.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 7