fute? W DE AANSLAG DE VALSTRIK Wanneer Afrika dorst lijdt. ALLERLEI HET GELD EN DE APPEL. WOENSDAG 3 AUGuoiUS 19ii Hl - - tii&i VaH!j leerde bij zijn oom. -Or- O- wvisconte" wordt de club uil Het dienstmeisje bracht een visitekaartje Iblnnen. Architect Besig keek van zijn teekeningen op. Op het kaartje las hij H. Miiller, München. De architect haalde de schouders op. Toen zei hij „Laat meneer maar binnenkomen." Er trad een heer binnen van middelbaren leeftijd. De architect bood hem een stoel aan. „Meneer Miiller De bezoeker glimlachte„Neen, ik ben niet meneer Miiller uit München." Maar uw kaartje „Ja, ja, dat staat op mijn kaartje" bevestigde de bezoeker, „maar zoo heet ik niet. Mijn naam is Alexander Lener ik ben bij de recherche." Besig schoof nerveus zijn teekeningen in el- Jcaar. „De recherche „Juist." „En waarom" De rechercheur haalde een papier uit zijn tasch. „U hebt pas een nieuw dienstmeisje yroeg hij. „Ja zeker, een week ongeveer." „Dat weet ik. Bent U over haar tevreden „Mijn vrouw is zelfs erg over haar tevreden." „Dat geloof ik graag Ze doet altijd erg haar J>est." De architect stond ongeduldig op „Wilt U me eindelijk eens zeggen, waar het gom gaat „Directbeloofde de rechercheur. „Dat nieuwe meisje van U blijft nog drie dagen bij tJ in betrekking. Dan verdwijnt ze spoorloos. Gelijk met uw tafelzilver, de juweelen van uw yrouw en waarschijnlijk nog veel meer." „U wilt toch niet zeggen, dat ze" „Dat wil ik wel degelijk zeggen. Dat meisje behoort tot een beruchte dievenbende legde de rechercheur uit. „Wij hebben juist vanmor gen inlichtingen ontvangen, dat er Maandag nacht bij U zal worden ingebroken." „Allemachtig!" wond de architect zich op, „wat vertelt U me daar allemaal En wat moet ik doen om „Niets 1" was het kalme antwoord. „U moet net doen of er geen vuiltje aan de lucht is. Voor Maandagnacht gebeurt er in geen geval iets. En XJ kunt er van opaan, dat wij onze maatrege len zullen nemen. Maandagochtend kom ik bij U terug, om af te spreken, wat ons te doen staat. Ik raad U aan om in den tusschentijd heel genvoon te doen. Misschien Is het zelfs be ter om voorloopig nog niets tegen uw vrouw te zeggen." De architect liep zenuwachtig heen en weeT. „Weet U zeker, dat Uzich niet vergist?" Vroeg hij. „Vjergissen?" lachte de bezoeker. „Wilt U asjeblief deze twee foto's even bekijken On der het spreken legde hij twee kiekjes van het nieuwe dienstmeisje op tafel. Aan den achter zijde van beiden stond een stempel van het hoofdbureau van politie. Op den bewusten Maandag vroeg het dienst meisje, na het ontbijt „Kan ik vanavond uitgaan, mevrouw Mevrouw knikte toestemmend. Doch archi tect Besig zei eensklaps „Vanavond niet, Else. Ik heb liever, dat je vanavond thuis blijft." Het meisje keek hem stom verbaasd aan. „Maar, meneer!" protesteerde zij, „ik zou toch heusch vanavond graag uit willen „Neen!" zei Besig kortaf. „Dan begon ze haastig. Doch ze bedacht Zich, „dan blijf ik vanavond thuis." Er werd gebeld. Het meisje ging naai de bui tendeur. „Meneer Müller, om U te spreken" berichtte PÜ Op den schoorsteenmantel ligt de appel, en daarnaast het kleingeld, dat me van den gul- den, dien ik er voor betaald heb, terug is ge- geven. De appel is een kostbare, zeldzame, edel gevormd, goudgeel en met een blos overtogen. Zóó geurt hij, dat ik aan den wilden rozestruik van mijn duinwandeling word herinnerd. Ik beklim weer een bloeiende helling, en ik sta op den top van een blinkerd met de band voor de oogen te turen, of ik de zilveren streep van de zee kan ontdekken. Midden in den winter woTdt de zomer bij mij binnengetooverd. Het kleingeld bepaalt zich tot een paar vaalgrijze kwartjes, waarvan de beeldenaar door het ge bruik af is gesleten, en een rij centen, vettig en vol schimmelachtige vlekken. Ik strek de hand uit en grijp niét het eerst naar den appel, maar naar het geld om het bij mij te steken. Echter vóór ik het aangeraakt heb, trek ik den arm terug met een schrik, alsof ik door een insect word gebeten, en tegelijk komt me dit in de gedachte, dat die schepen uit Franeker, van vier eeuwen her, mij zonder pardon naar de galg zou hebben gestuurd. „Maar ik ben ook geen kind", roep ik driftig. En dat gaat alles door mij heen, omdat me een voor jaren gelezen verhaal is t© binnen gevallen. Jorg Wikram, stadsschrijver van Barghem, heeft bet anno 1555 met nog een honderdtal andere doen drukken in zijn Bolderwagen boekje, „een nieuw en nooit nog van gehoord boekje, waarin veel kostelijke boerten en histo- rieën vervat zijn goed om in trekschuiten en bolderwagens en insgelijks in barbierswinkels en badhuizen als de verveling gaat plagen, ten beste te geven". Waarbij dan in acht is te nemen dat zoo'n bolderwagen een plompe kar was zonder veeren, die je met je medereizigers, door vier magere kleppers getrokken, over kui len en greppels van de eene stad naar de andere moest voeren. Natuurlijk dat er onder die ver zamelde geschiedenissen ook een stuk of wat salomonsche zijn te vinden. Want in alle lan den en alle tijden hebben vroede mannen zich beijverd om bewonderenswaardige vonnfsgen te vellen, sinds Israels Koning gezegd heeft: „Haelt mij een sweert: ende sij brachten een sweert voor het aangesicht des Koninghs, ende de Koningh seide: „Doorsnijt dat levende kind in tweëen, ende geeft de eene een helft, ende de andere een helft". En dit bericht Wikram: „In een stad, Fra neker genaamd, gebeurde het, dat kinderen, vijf- en zesjarige meisjes en jongens, met elkan der gespeeld hebben en een ventje uitgekozen hebben, dat de slager zou wezen en een ander kereltje, dat de kok zou zijn en nog een ander zou het varken wezen. Een meisje hebben ze tot kokkin aangesteld en tot onderkokkin een tweede, en dat moest in een bakje het bloed van het varken opvangen. Nu, de slager heeft het jongetje, dat het varken moest wezen, beet gepakt, en het met een mesje de keel afgesne den; de anderen allemaal hielden het varken vast, en de onderkokkin ving het bloed in den bak op. Juist is er toen een raadsheer langs gekomen, en die neemt dadelijk den sla ger met zich mee, en brengt hem naar het gerechtshuis, waar hij den raad bij elkaar roept. Ze zaten daar allen met het geval en wisten niet wat ermee aan te vangen. Ze zagen wel, dat het op kinderwijze geschied was. Eén van hen een oud, wijs man, raadde aan, dat de opperrechter een schoonen, rooden appel in de eene hand zou nemen en in de andere een Rijnschen gulden, en dan moest het kind wor den geroepen en het beide handen worden voor gehouden. Nam het den appel, dan zou het vrijgesproken zijn; nam het den gulden, dan zou men het dooden. Zoo wend besloten en het kind grijpt lachend naar den appel en mag gaan". „Juist", zucht ik en verbeter mijn gebaar van daareven. Eerst dus den appel, en ik knip mijn zak mes open, breng een prachtige schil in de wereld, deel de vrucht in vieren, snijd het klokhuis uit de sneeuwig-witte stukken en eet met de oogen gesloten. Wat toch niet weg neemt, weet ik, dat ik door den vroedschap van Franeker aan den beul zou zijn overgele verd, en dat nog terécht ook. (Eén der „Miniaturen" met toe stemming van de uitgevers over genomen uit VERSPREID PRO ZA", nagelaten door Aart van der Leeuw, verschenen hij Nijgh van Ditmar te Rotterdam). 109. De lamp was teruggeslingerd, maar plotseling brak het koord en Jaap kwam te recht boven op mr. Buil. Monsieur Frangois' neus moest het ook ontgelden, en Herr Dachs kreeg de lampekap als een hoed op zijn hoofd. 110. „Jaap", zegt Monsieur Frangois, zoo goed mogelijk H-ollandsch sprekend. „Je ge drag is horribel en scandaleus. Ik déaireer mij niet verder met je in te laten. Verwijder je Jaap is diep beschaamd, maar nog voor hij zich verontschuldigen kan.... 1X1werpt de portier der club hem do deur uit. Maar zou d© eigenlijke schuld aan heit pijnlijke voorval eigenlijk niet bij Monsieur Frangots te zoeken zijn? Waarom moest hij met den „mooien" visconte op de club geuren! „Laat meneer in mijn werkkamer.'* „En vroeg Besig. „Het gaat precies zooals we gedacht hadden" antwoordde de bezoeker. „We verwachten de heeren inbrekers tegen drie uur, vannacht. Als het goed vindt, zal ik zelf met één mijner assistenten het bezoek afwachten „Heel graag!" antwoordde Besig, „en wat pioet lk doen 1" „Niets absoluut niets. Laat U het heele kar wei maar aan de politie oveT. Om geen argwaan te wekken, moet U op den gewonen tijd naar bed gaan. En als U vannacht iets hoort, moet U zich er niets van aantrekken. Morgen vroeg hoort U wel van me, hoe alles gegaan is. We kunnen niet voorzichtig genoeg zijn. Mag ik nu uw huissleutel hebben Besig voldeed aan bet verzoek. „En wilt U nu het meisje even binnen roe pen verzocht de rechercheur. De architect belde. Het meisje verscheen niet. Besig belde nog eens, doch weer tevergeefs. „Ik zal zelf maar eens gaan kijken zei hij, de kamer uitgaande. Ren oogenblik later kwam hij opgewonden terug. „Het meisje is verdwenen riep hij. De rechercheur liep snel naar het raam. „Ziet U daar die publieke telefooncel vroeg hij, naar beneden wijzend, „Ja!" Daar is uw dienstmeisje zoo juist uitgeko- toen. Ze zal Plotseling ging de kamerdeur open en het meisje trad binnen„Hebt U me geroepen, me neer De heer des huizes vroeg„Heb je getele foneerd „hc Getelefoneerd „Ja, jij. Ik heb het zelf gezien. Met wlen heb Je getelefoneerd Het meisje herstelde zich onmiddellijk! „Met den slager!" antwoordde zij. „Ik moest iets hestellen." „Zoo, dank Je!" Het dienstmeisje ging de kamer uit. „Zoudt U den slager niet eens opbellen stelde de rechercheur voor. De architect belde op „U spreekt met archi tect Besig!" zei hij. „Heeft ons dienstmeisje zoo juist met U getelefoneerd NeenWeet P het zeker Dank U wel 1" De rechercheur nam zijn hoed. „Vannacht vliegen ze er in!" zei hij gede cideerd. „Spreekt U in geen geval meer over dat telefoneeren, om geen argwaan te wekken. Ik zal dat zaakje eens fijn voor II opknappen. Morgen vrbeg vertel ik precies, hoe alles ge gaan is.' i Het &oeg zes uur. L Architect Besig kwam, mej een ruk Ja djn bed overeind. Hij moest dan toch ingeslapen zijn In huis was het doodstil. Hij belde. Een poosje bleef alles stil. Toen hoorde hij haastige voetstappen. De deur van zijn slaap kamer ging open. Het dienstmeisje trad binnen. „Jij stotterde hij verbaasd. „Ja, ik glimlachte het meisje „U hadt zeker uw kranigen rechercheur verwacht Die zit al drie uur achter slot en grendel. Ik heb hem laten arresteeren op het oogenblik, dat hij met zijn medeplichtigen uw huis wilde leegste- len. Door dien sleutel hadt TJ het hem wel erg gemakkelijk gemaakt Besig keek het meisje met groote oogen aan. ,Maarmaar" stotterde hij, wie bent U dan eigenlijk „Ik Geen lid van een dievenbende lach te zij ik ben Marie Feldes, van de geheime politie. Speciaal om dien gladden vogel te kun nen pakken, ben ik bij U in dienst getreden. Maar wilt me nu wel excuseeren ik heb den heelen nacht gewaakt. Mijn dienstauto staat buiten. Vanmiddag kom ik nog even te rug, om enkele inlichtingen aan TJ te vragen." Architect Besig was te verbaasd om te ant woorden. [NADRUK VERBODEN.'] Nieuwe maat. ,,Het oostuum zit mij nog al eng meende de klant. ,,0, wadbt u maar" zed geruststellend de kleermaker, ,,nog een twee eaiarlsvermin- deringen, en het pak zit u als aangegoten' Weinig menschen kunnen zich voorstellen, wat in tropisch Afrika een lange periode van droogte be,teekent. Meer dan elders hangt daar het leven van plant, dier en men-sch van den regenval af. Valt er geen regen dan beteekent dit dood en verderf voor alles, wat leeft. Dan sterven rond de steeds verder uitdro gende watervergaarplaatsen en moerassen de dieren bij duizendtallen esn in enkele weiken tijds is er omgeving bezaaid met stapels cadavers en geraamten. Een Afrika-'reiziger heeft onlangs iets ver teld van hetgeen hij in een droogtepeTiode rond de Lorian moerassen in de Kenya kolonie heeft meegemaakt. Gedurende het natte sei zoen vormen deze moerassen een oppervlakte van .honderd vierkante kilometers vol leven en vertier- De bodem is met drip meters, hoog gras toedekt en doorkruist van olifanten en rlnocerospaadjes. Wie zich een weg door het gras baant, jaagt wolken moskiieten en andere insecten op. De Lorian-moerassen vormen de uitmonding van dé Engare Uaso Nyiro rivier en ze zijn een verzameling vijvers en poelen die als ze met water gevuld zijn, de dierenwereld een waar paradijs verschaffen. Behalve de reeds genoem de die,ren wemelt het er dan van nijlpaarden, buffels, zebra's, waterbokken en gazellen. De Engare nn droogde, doordat in het voor jaar slechts weinig régen was gevallen, in den zomer totaal uit en de moerassen veranderden in modderpoelen. Mllldoenen viisiscben dreven dood in het restje drabbige water en toen onze reiziger ter plaatse kwam, trachtte een dertigtal* nijlpaarden vergeefs, het in de stin kende modder uit te houden. Een nijlpaard met een groote wonde in zijn zijde, door ster vende vissohen gebeten, had zich heelemaal tegen de gewoonte van zijn soort in op een hoop gras te rusten gelegd. Enkele nachten la ter werd het beest wild van pijn en rende een negerdorp in de toumrt bónnen, waar bet met speren werd afgemaakt. Dagelijks kwamen olifanten naar water zoe ken zich vermengend met wild© schapen en geiten. Een kleine olifant viel dn een put, door de negers bij hun zoeken naar het laatste restje drinkwater gegraven. Het arme dier kon er niet meer uit en stierf er. Enkele olifanten werden door den dorst gevaarlijk. Een hunner viel een onschuldig kameel aan, dat door de groote slagtanden leelijk gewond werd. Na derhand vielen de olifanten de geitenkudden der negers aan en vermorzelden een paar kin deren, die er de wacht hij hielden. Tenslotte werd de liucht door de aanwezig heid van tal van rottende cadavers zoo ondra gelijk dat de ergste gasaanval in oorlogstijd er kinderspel hij leek. En het aantal dorstige dieren groeide steeds. Ze kwamen van alle kanten opdagen. De olifanten groeiden, tot een massa van honderden, aan. pe sheik van het negerdorp, een Mohamme daan sloot zes van zijn onderdanen in een but op, teneinde om -regen te bidden. Hij gaf slechts spaarzaam te eten. Het hielp ech ter niets. Er vóel geen regen. Zes weken zag onze reiziger de ongelukkigen in de hut. Wat er van hen geworden is, is hij nooit te weten gekomen. Steeds meer droogden de laatste modderpoe len uit. En eiken dag vielen er slachtoffers. Onze reiziger, die een karavaan van over de honderd kameelen onder zijn leiding had, brak tenslotte op en zocht een heenkomen naar meer geciviliseerde streken, waar hij veilig belandde. Onderweg zag hij, hoe de Engare rivier vol la<g met dierenlijken. Uit de uitgedroogde mod der staken de slagtanden van olifanten en de skeletten van ander gedierte. Het was een in teressante demonstratie van de manier, waar op de dieren uit vroeger eeuwen die tegenwoor dig diep in den grond gevonden worden, zoo- als mastodonten etc., indertijd omkwamen en aldus werden geconserveerd. Op den 23ete,n October 1930 speelde zich in de mijn „Maria-zell" in de buurt van Duis burg het volgende af: Een ploeg van tien er varen mijnwerkers was in een der schachten druk aan het werk, toen het bel signaal luidde tot waarschuwing, dat het transporttreintje in aantocht was. De mijnwerkers stapten op zij. Reeds waren de roode signaal-lichten van de machine zicht baar toen plotseling de remmen knarsten en de trein met een schok stilstond. Driemaal gilde de fluit. De mijnwerkers liepen naar .het treintje Van de machine riep iemand: ,,Ga terug, ge vaar pas op!" Op hetzelfde oogenblik sprong de machinist op den grond, liep snel tot vlak voor zijn loco motief en bukte zich. Hij raapte iets op en bekeek hef aandachtig in het licht van de signaallampen. .De schurken", raasde hij. De anderen liepen op hem toe. „Wat is er? Wat is er gebeurd?" „Kijk maar eens" zei de machinist. Hij liet de' verbaasde mijnwerkers zes dynamiet pa tronen zien. „Ze lagen op de ralis. Als ik een meter verder -gereden had, waren we allemaal in de lucht gevlogen!" Onmiddellijk werd een der mijnwerkers naar het kantoor gestuurd. Enkele minuten later bevonden zich drie heeren op de plaats van het gebeurde. V - 9 - De aanslag verwekte groote opwinding. Een verzuim leek uitgesloten. Op de eerste plaats waren er de laatste maanden in deze schacht absol-uut geen springstoffen gebruikt. Bovendien bleek duidelijk dat men hier met een misdadigen aanslag te doe-n -had, otoidat de zes patronen door een ijze-rdraad aan elkaar verbonden waren. Het waren patronen zooals overal ln do mijnen gebruikt worden. Karl Kretzmar de machinist, werd van alle kanten geprezen om zijn loffelijk optreden. Aan zijn waakzaamheid was het te danken, dat een verschrikkelijk onheil voorkomen was. Hij ontving de gebruikelijke premie van 2000 mark voor het voorkomen van een ernstig -bedrijf6" ongeval. Er werd een commissie van onderzo®' noe-md. Alle mijnwerkers werden ^areoag streng verhoor onderworpen. Buiten weken genoemde tien mannen waren de li* schaciht geen andere mijnwerkers ln eakel g(po,or werkzaam geweest. Men kon S® n toeho0iri(lie ontdekken Geen der tien to teenige politieke Par,™' wost zou schijn van, dat 'het geval ven. trekking ontslagen omdat ik iets weggenomen had". ,Dat is Interessant", zei West, ,dan bent U de man, dien ik zoek! Wat?" riep de machinist verschrikt. Blijft U zitten", zei West lachend. ,,Weet U -dat er in alle mijnen ln Duitechland een premie -beschikbaar wordt gesteld voor hem, die een aanslag verhoedt? Ik bedoel een aan slag, die memschenlevens zou kosten?" „Neen, -daar weet ik niets van". ,Het 'is zoo. Een premie van tweeduizend mark. Ik leef van die pTemies! Als u op voorstel in gaat kunit u duizend mark verdie nen. Ik zal u zes dynamiet patronen geven. Als u dat baantje krijgt e-n u hebt dienst, moet u zarg-e-n, dat u die patronen in uw zak hebt. Als u dan met uw machine in de buurt van een ploeg mijnwerkers komt, moet u op een opvallende manier remmen. Dan springt u van uw locomotief en doet net, of u vlak voor de wielen die -patronen opraapt. Er ia niet heit minste gevaar bij!" Hebt U het al eens meer laten doen?" -vroeg de machinist. Dikwijls! Een paar -dagen gel-eden nog. Die ou-de man, -die -me straks naar den trein bracht, heeft dat zaakje toen keurig opgeknapt! ,Erg interessant?". ',Nu, boe <len:kt U er over? Zullen W© Samen deél-en? N hebt me toch il>egrépe^l'!,'• „Zek-er, ik héb U heel goed toegrepen",waa -het antwoord. ,,En ik iben erg blij door u "dui zend Mark te verdienen. Maar niet op de mar nier als u denkt, van -die premie! Doch als be looning, die op uw arrestatie gesteld i®. Om die toelooni-ng -te verdienen -ben ik u drie dagen ge leden uit Berlijn achterna gereisd! Ik ben re chercheur bij de politie!" (NADRUK VERBODEN.)' EET BLOEMENQEVEOHT" TE JERSEY. Een groote menigte woonde het bloemenfeest der Kanaaleilanden hij. In den optocht reed EET nBLOLUDi VM, y^TBierdo wagen mee: e?n trein, d|te geheel yan bloemen was gemaakt. 7 t t —Ut,dorp van Maria-zell" duikte In het ro«nn^re0nwie man op. Hij noemde weet en verklaarde een neef C iau machini®1 Karl K-r®tzmar te zijn. Wilhelm Weet bl-eef twee dagen. yen minuten over negenen stopte de sneltrein naar Berlijn op het stationnetje. Bui-ten Wilhelm We-st, die door zijn oom naar den trein gebracht werd, stapte er slechts één andere reiziger i,n. Wilhelm West ging in een leege coupé zit ten. Even later nam een envoudig gekleede man plaats in dezelfde coupé. „In -gezelschap reizen is altijd prettiger dan •in je eentje", ze-i hij op-gewekt. „Dat hangt er van af!" „Was dat niet Karl Kretzmar, die U naar den trein bracht?" „Hoe zoo?" „Omdat ik hem vroeger gekend heb - ,,Ja, dat was Kretzmar". Familie van U?" Dat niet direct. Een zakenkennis "zakenkennis? Kretzmair is toch machinist? "u bent heelemaal niet nieuwsgierig", zei West sarcastisch. Neem me niet kwalijk, U hebt geluk ''dus Kretzmar is een oude kennis van U "o lk heb hem vroeger wel eens op een vergadering gseproken. I-k ben ook machinist". West ke-ek snel op. ,Hebt U vacant!©?" ,,Ja, gedwongen vacantie Een maand gele-de-n hen' ik ontslagen Ik ben n-u op weg naar Silezië, daar kan ik waarschijnlijk een baantje krijgen. -Het wordt hoog tijd, want mijn geld - „Is uw geld op?" ,Zoo goed als". Zoudt U duizend -mark willen verdienen? De machinist keek West stom verbaasd aan. „Dat spreekt van zelf!" „Onverschillig op welke manier?" ,,Hm, dat wil zeggen ï,Nu, wat?" „Ik moet voorzichtig zijn, ziet u. Om u de waarheid, te zeggen ben, ik uit mijn laatste be- [f aarvan dan Hoe gaat het in zaken bij jou ,',0, ellendig, daar moet iederen dag gel-dl hij". „Maar dan kon je toch veel toeter de zaak sluiten", „Sluiten? Man, hoe kom Je er op? Waar moe-tem wij dan van leven?" 1—V Het kenteehen. Wie kan mij zeggen, waaraan men bij een; gans kan zien, hoe oud ze is?" Jij Frits? ,Aan de tandem, meester". ','Maa-r 'h gans heeft toch geen tanden jon gen". Maar wjj wel, meester"1» Jong binnenhuis. Jonge echtgenoot, die de middagdisdh mon stert; „Maar vrouwtje, waarom heb je dxid zuurs-teillen op tafel gezet?" Jong vrouwtje; „Ja mannle, Tante ris. tien komt -straks bij ons eten, em Ik an ml] absoluut niet meer -herinneren welk zuurste! tante gegeven heeft". Compliment. ,0 Frans, jongen, ik heb een idee dat ik jong zal sterven", zuchtte het s-entimenteele vrouwtje. Wees niet zoo kinderachtig vrouw, je ziet aan je zelve hoe een rnenseh zich onder dit; opzicht vergissen kam". De hartelooze. De volgen-de" rieP de tandarts. Een ietwat zure heer trad de werkkamer (binnen. „Wat Wenscht u? vroeg de arts. ,,Kies trekken", zei kort de man. Pijnloos?" vroeg de dokter. "Neen hee-lcmaal niets extra's", zei kort de mail Geen cocaine, geen lachgas, of hoe al dit goedje he-e-ten maS. Gewoon trekken, zonder kunsten''. De tan-darts was niet beleedigd, integen deel hij zeid-e vriendelijk, ,,'t Verheugt mij waar. lijk nu eindelijk eens een patien-t te ontmoeten, di-e de zaak als een man aanpakt. Wil u maar even plaats nemen? Ik?" zei de man, ,,ik dank je wel. Mij moet geen kies getrokken worden. Maar m"m vrouw; die zit nog in de wachtkamer. -V-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 6