v
HET ONWEER
EEN SPROOKJE VAN DEN
NIEUWEN TIJD
rm:
fwggvg
TVOJE OCI PLAKAT BUDOU
WOENSDAG 17 AUGUSTUS 1932
JACHT OP SCHADELIJK
GEDIERTE
O—
-
v -v"
1
v
H -
TV
-
pOETBNDBOBjUMtlR&ja fig fifi ZEMMM,- '4&SSL SR 0,chtsn4in«M ffl-oeï xoo$ 't 3»
•4
Den geheelen dag was het drukkend
heetde zon brandde en blakerde on
barmhartig fel op de hoofden der landlie
den. De oogsit was in vollen gang.... Geen
windje bracht eeniiige verkoeling onder de
inenschen, die haast bezweken onder de
schier ondraaglijke hitte.
Ondanks de geweldige warmte wilde ik
toch mijn dagelijkschen wandeltocht niet ver
zuimen. Ik verliet, alleen door mijn hond
vergezeld, ongeveer 4 uur na den middag
mijn woning en zocht zoo spoediig mogelijk
het schaduwrijke, koele bosch te bereiken.
Om 5 uur vertoonden zich de eerste voor
boden van het naderend onweer aan den
Oostelijken horizon. Eenige donkere wolken
stapelden zich onheilspellend boven de berg
toppen op en een gedempt waarschuwend
gerommel drong uiit de verte in mijn oor.
Vlug begaf ik mij op weg naar huis. Ik
wist dat een uiiit het Oosten komend onweer
in deze bergen altijd gevaarlijk werd. Op
de velden werkte men met koortsachtigen
haast. Het ratelen der hooikarren, zweep
slagen en de tot spoed aanmanende uitroe
pen der ongeduldige voerlui drongen tot
mij door in de bergen. Nauwelijks bevond
ik mij aan den rand van het woud of daar
vielen de eerste druppels. Zware dikke
druppels vielen met geweld op de bladeren
der boomen.Om de bergtoppen flitsten
de bliksemstralen.
Om in het dorp te komen moest ik nog
eeen groeten heuvel passeeren, die op zijn
top niets anders had staan dan kleine den-
nen-aanplanting, van middelmatige hoogte
omgeven door aardappel- en korenvelden.
Achter dé aanplanting lag een klein gehucht
bestaande uit ongeveer 7 dubbele huizen,
die de directie van een .nabijgelegen mijn
na het einde van den oorlog bouwen liet.
De huizen waren alle uitsluitend door mijn
werkers.
Op weg naar de dennenaanplanting brak
het onweer plotseling met volle kracht los.
Onheilspellend snel kwamen de wolken
massa's naderbij.Ik ben noodt bang ge
weest voor een onweer, maar beschouwde
het steeds as een der heerlijkste natuurtoo-
neelen. Een ander zou zich wellicht, wan
neer hij zich in mijen plaats bevond, plat op
den grond geworpen hebben, want dat is in
het open veld ongetwijfeld heit beste wat
men doen kan. Maar ik liep verder ge
heel onder den indruk van het geweldige
schouwspel. Mijn hond trippelde vlug voor
mij uit, hij wilde naar huis. De regen werd
heftigerIedere druppel voedde ik op mijn
huid.want wegens de hitte had ik noch
jas, noch overjas meegenomen.
Toen ik in het dennenboschje kwam, had
Ik echlter mijn plan, ondanks regen en on
weer toch naar liet dorp te gaan, reeds op
gegeven. Het was imtusschen zeer donker
geworden en op iedere bliksemflits volgde
oogenblikkelijk de machtige stem van den
donder. De regen viel bij stroomen.... Ik
zocht beschutting onder de dennen, maar
toen ik aan den anderen kant der aanplan
ting door de stormen heen de huizen der
kolonie bespeurde, ging ik daarop af
Ik ging in het eerste huis binnen... de
Öeur stond open.In de deuropening werd
ik lachend ontvangen door een Jongen man,
een kennis van mij, die hier ook een schuil
plaats voor het onweer gezocht had. In de
keuken, die vlak naast de gang lag, bevond
zich de vrouw des huizes met haar kinde
ren. De man was er niet. Do kinderen lie
pen op mijn hond toe, die zich brutaal en
driest direct in de keuken begaf en zij
speelden en stoeiden met het bezit. Ik bleef
met den joingen man in de deur staan.
Plotseling volgden kort achter elkander
drie vreeselijkte slagen. De ruiten rinkelden
en de bliksemstralen verspreidden telkens
"n fel angstig licht.Nu werid het stil in de
keuken. Toen ik me omkeerde bemerkte ik
een brandende kaars op de keukentafel. De
kinderen knielden op den grond, de moeder
zat op een stoel-en hield haar kleinste op
Ö'r schoot. Door het kraken van den donker
en het plassen van den regen drongen on
ophoudelijk de woorden tot me door: „God
beware ons!God beware ons!"
God beware ons!.... Deze drie woorden
ontroerden me tot dn mijn ziel. De kinderen
baden ze hardop en smeekend met vurig
heid en innigheid.
De jongeman aan mijn zijde zweeg, het
lachen bestierf op zijn lippen. Er werd geen
woord meer tusschen ons gewisseld.
Ineens besloop me een wonderlijk ge
voel.... angst maakte zich van mij meester.
Ik dacht er aan, hoe bij eeen onweer, een
ongeluk in een ondeelbaar oogenblik.in
©en dulizendste seconde geschied is. De
zichtbare bliksem treft niet meer, de ge
troffene ziet de vuurstraal, die hem neer
legt, nietHet was mij, alsof er in het vol
gende oogenblik Iets vreeselijks moest ge
beuren. Opgewonden ging ik van de deur
weg en deed eenige passen naar de keu
ken. Ik was er het liefst binnengegaan en
had deelgenomen aan het gebed der moe
der en haar kleinen. Alleen de gedachte,
daar als vreemdeling te storen, hield mij te
rug. Ik ging weer naast den jongeman in
de deur staan.
„God beware ons"!
t ;Weer troffen deze drie woorden door het
lawaai der razende nature mijn, oor, Mijn
ri
angst werd grooter. Ik beproefde mij met
alle macht daartegen te verzetten, maar
het was onmogelijk. Nog nooit had ik me
zoo angstig gevoeld hij een onweer.. Waar
om juist nu?...
reemd.ik ging weer terug in de
gang, zocht instinctmatig naar beschutting.
Mijn opwinding werd steeds grooter.
Het onweer werd heviger en heviger
Nerveus liep ik in de gang heen en weer..
toen ging ik op de onderste treden van den
houiten trap, die zich vlak -naast -de deur
bevond, zitten. Ik nam mijn hoed van het
hoofd en murmelde met de biddenden in
de keuken: „God beware ons!" Want ik
was me bewust, dat ik de volgende minuten
Gods hulp noodig had.
De jongeman stond nog altijd in de deur
en keek buiten in de opgewonden razende
natuur. Ik weet niet, hoe ik er toe kwam,
hem te verzoeken toch de deur te sluiten
en ie de gang te komen. Iets scheen mij
voortdurend voor de deur te waarschuwen.
De man deed ze dan ook direct toe en
kwam enkele passen de gang iin.
Plotseling deed een geweldige slag het
heele huis schuddenEen vuurstraal
schoot van de deur uit door de gang. in
alle hoeken kraakte en splinterde het.Een
gloeiend heete stroom raakte mijn verstijfd
lichaam... Uit de keuken klonken gillen en
kretenSlechts één gedachte schoot me
door het hoofd: getroffen. Ik was niet in
Staat me te veroeren.In mijn hoofd
ruiisebte en bruischte het... Dat is het ein
de dacht Ik.
Toen herstelde ik me echter. Mijn handen
tastten over gezicht, armen, borst, beenen.
Ik leefde nog.Misschien was ik maar ge
deeltelijk getroffen.Ik bewoog het hoofd.
Ook dat nog. Goddank... Ik voelde een
trilling van vreugde over me komen.Ge
red! Mijn armen funotionneerden ook
Nu nog de beenen bewegenOok dat
ging.... Ek kon dus toch niet getroffen zijn.
Nu hoorde ik kroten en ik zag, hoe de
jongeman door stof en rook de keuken
binnenstormdeZou daar iemand getrof
fen zijn?.Ik sprong op en ijlde over stuk
ken steen de keuken in. De kinderen schrei
den hardop en riepen: „God beware ons!"
„God beware ons!" De vrouw zat sidderend
en doodsbleek op haar stoel en drukte het
heftig schreiend kind tegen hare borst.
Maar niemand was getroffen. Mijn hond
zat stijf in een hoek en drukte angstig zijn
snuit tegen den grond.
Een bijtende zwavelreuk vervulde 1 huis.
Zou het ergens brenden?
Ik ging weer in de gang. Juisit boven den
dwarsbalk der huisdeur bevond zich een
groot gat in den steenen muur van het
huis. Het bovenste gedeelte der deur was
versplinterd, de gebarsten planken higen
erbij. De electaróche lichtleiding was ver
meid. De stukken lagen in de gang. Maar
heit brandde nergens.
De jonge man bad het er ook goed afge
bracht. Alleen zijn haren waren eenigszins
geschroeid en een stukje draad was in de
hoofdhuid gedrongen.
Buiten huilde nog alitijd de ontketende
natuur en nog altijd raasde en kraakte het
boven ons. De regen viel in stroomen en
sloeg tegen de ruiten... heit leek wel een
wolbreuk.
Ik stak de kaars, dii-e zij het inslaan uit
gegaan was, weer aan. De vrouw begon
met zachte, bevende stem opnieuw te bid
den. de heldere kinderstemmen antwoord
den ook weer.
Het was een eenvoudig gebed, maar een
gebed van dankbaarheid dait uit den diep-
sten grond des harten opwelde. Want het
was toch wel een wonder, dat niemand van
ons door den doodelijken straal getroffen
was. Ongeveer een meter boven mijn hoofd
was hij ingeslagen. Waren wij een minuut
langer in de deur blijven staan, dan had
den wij zeker niet meer tot de levenden
behoord.
Wij hadden een goeden engelbewaarder
gehad. Het „God bewaar ons" der moe
der en hare kinderen klonk mij rnog in de
ooren toen ik een uur later het huis verliet
en door de nu rustige en gereinigde natuur
mijn wonling binnentrad.
Zdenicka werkte den halven dag in den tuin.
Ze was eigenlijk kamermeisje, moest kamers
schoonhouden in het hotel, maar als ze eenigs
zins kon, ontsnapte ze en stond ze in de a#rde
te wroeten, te spitten en te graven.
Dat kwam, omdat ze in Slowakië thuishoorde,
dacht iedereen. Van kinds af aan had ze op het
land gewerkt en nu ze in de groote stad Praha
leefde, kreeg haar natuur telkens de overhand.
Wie in het open, vrije land geboren is, blijft
er immers altijd naar verlangen wanneer hij
er heel ver vandaan leeft.
Werkend in den tuin had Zdenicka echter
rust noch duur. Want ieder oogenblik had men
haar in het hotel noodig. De eene gast wilde
dit, de andere moest dat hebben.
„Zdenicka, Zdenickaaaa", klonk het dan.
Zdenicka is een mooie naam, zelfs zoo maar
gewoon neergeschreven, maar uitgesproken nog
veel mooier. Zdenietsjka. Vooral het tweede
Zdenicka streelde het oor. Heel langgerekt
werd de a op het eind aangehouden en die
combinatie van Z en d aan het begin beeft
in het Tsjechisch een heel bijzondere charme.
Zoodra Zdenicka al spittend haar naam
hoorde galmen, wierp ze de spade op zij en ren
de naar het hotel om zich geen verwijten op
den hals te halen. En na een paar minuten,
soms evenwel pas na' een half uurtje, keerde
ze terug en begon weer te spitten, zweetdrup
pels parelend op haar voorhoofd.
Iemand had een gramofoon. Hij draaide het
ding bijwijlen uren achtereen af. En nooit hield
Zdenicka op, luisterde ze even toe, wat de
kellner en de waschvrouw toch dikwijls deden.
Het waren allemaal vreemde en onbekende
liedjes. Zdenicka vond 't zeker niet de moeite
waard, er eenige aandacht aan te besteden. Ze
kon er trouwens niets van verstaan en de
muziek was zoo vreemd.
Op een dag evenwel scheen ze bekende klan
ken op te vangen. Het was een nieuwe plaat
met een Tsjechisch liedje. Heupwiegend luister
de ze. Ze probeerde eerst nog te spitten. Het
ging niet. Ze begon zoowaar te neurien en de
spade rustte net zoolang als de plaat draaide.
De eigenaar van de gramofoon voelde zich
gevleid. Iedereen had hem door een oogenblik
aandacht dc hulde gebracht die hem toekwam.
Zdenicka was de eenige uitzondering geweest.
En nu had ook zij zich aan de bekoring van
zijn instrument overgegeven.
Maar zat het hem nu in z'n mooie gramo
foon, die het ten slotte van Zdenicka's werk
lust gewonnen had of in dat Tsjechische liedje?
Luisterde Zdenicka uitsluitend, omdat het een
Tsjechisch liedje was
De eigenaar van de gTamofoon kocht er een
paar Tsjechische platen hij, breidde aldus zijn
repertoire uit, stellig niet tot ongemengde
vreugde van zijn buren.
Hij nam proef op proef. Tusschen negerlied
jes en walsen van Strauss speelde hij Tsjechi
sche melodietjes. Zdenicka bleef ook hij de
laatste aan he-t werk. Maar als dat ééne liedje
op stond, liet ze de spade rusten.
Het zat hem dus in dat eene liedje. Waar
om Het heette Tvoje oei plakat budou. Dit
beteekent „Je mooie oogen zullen weenen", of
beter „Jouw twee mooie oogen zullen weenen",
want dat beduiden -deze woorden in de Neder-
landsche vertaling letterlijk.
De eigenaar van de gramofoon dacht er dik
wijls over na en sprak er met z'n rechterbuur
man over. Die vond het Interessant, maar ook
niets meer. Eigenaardig was het maar nu Ja,
het liedje had misschien een bijzondere charme
voor haar. Een aardige wals. Welk meisje,
jong of oud, zou er n-iet van gaan heupwiegen
Neen, dacht de eigenaar van de gramofoon.
Dat kon de re-den niet zijn. Welk meisje, jong
of oud, ging -niet heupwiegen, als ze een wals
van Strau-as 'hoorde
Hij deed op het laatst, wat In dit geval wel
het beste was en vroeg er Zdenicka zelf naar.
Ze wilde er eerst niet over praten, wekte den
indruk, alsof ze er niets van begreep. De
eigenaar van de gramofoon wenschte zich door
een Slowaaksch boerenmeisje niet met een
kluitje in het riet te laten sturen. Hij drong
aan en Zdenicka vertelde onwillig, dat het
liedje haar aan haar dorp herinnerde en aan
den tijd, dat ze nog heel jong en frisch was
en overmoedig. Toen had ze al haar aanbidders
in het dorp uitgelachen, want ze had een jon
gen uit de stad willen hebben.
Haar moeder bad haar dik-wijls gewaar
schuwd. De vrijers lagen niet voor het op
scheppen, in het dorp niet en in de stad niet.
En ze was heusoh niet zóó mooi dat ze zich
kon veroorloven, een ordenteltiken jongen van
het dorp een blauwtje te laten loopen. En in
de stad hadden ze haar waarachtig niet noo
dig. „Eens", had haar moeder onveranderlijk
gezegd „zullen je twee mooie oogen weenen".
Dan had Zdenicka gelachen en heupwiegend
dat liefje van „Tvoje oei plakat budou" gezon
gen.
Zdenicka was eigenwijs gebleven en naar de
groote stad gegaan. Nu, men had er haar daar
werkelijk niet noodig gehad. Maar teruggaan
naar het dorp, dat had ze niet gewild. En ze
was in de stad blijven hangen en was er ond
geworden. Zeven en twintig jaar. Te oud om
nog ooit een aardigen -kwleken jongen te krij
gen.
Waarom ze zoo graag -in den,, tuin werkte,
inplaats van de kamers schoon te houden
Wel, al spittend dacht ze zich weer in het dorp,
jong en vroolijk,, met aan eiken vinger een
vrijer". En als de meneer „Tvoje oei plakat bu
dou" spelen liet, herinnerde dit haar wel heel
sterk aan den goeden ouden tijd, mijmerde ze
even, zag ze haar huisje, haar moeder, haar
vroegere aanbidders, die nu allen getrouwd
waren en alle menschen van het dorp.
De eigenaar van d,e gramofoon sprak er op
nieuw met z'n rechterbuurman over. Samen
hingen ze uit hun raam. Zdenicka werkte als
steeds in den tuin.
„Zdenicka, Zdenickaaa", weerschalde de stem
van de hoteliersvrouw. Zdenicka rende weg,
al speelde de gramofoon juist „Tvoje oei pla
kat budou".
Samen keken ze haar na, terwijl de punten
van haar roode hoofddoek hel in de zon wap
perden. Samen spraken ze over haar, de
eigenaar van de gramofoon en zijn rechter-
bunrman.
„Zou ze gelukkig zijn vroeg ten slotte
de eigenaar van de gramofoon.
„Zeker", antwoordde de rechterbuurman.
„Hoe w-eet je dat
„Wel, ze -heeft -het me zelf gezegd".
„Wanneer dan
„Nu, ik vroeg het haar eens en toen zei ze,
dat ze er nooit over had nagedacht. En men
schen, die zich nooit afvragen, of ze gelukkig
zijn, moeten toch gelukkig wezen"....
Toen zette de eigenaar van de gramofoon
voor de zooveelate maal: „Tvoje ooi plakat
budou" op.
C. P. M. H.
Moeder, geef uw kinderen op geregelde
tijden hun maaltijd en geef ze niets tusschen-
door, ook zoetigheid tusschen de maaltijden
niet dan bij booge uitzondering. Gij zult dan
zelden over slecht eten van uw kinderen
te klagen hebben. Zorg dat bet schoolkind
na een stevig ontbijt naar school gaat en let
zelf op, dat het daaraan den noodigen tijd
besteedt. Naast brood, boter, slappe thee met
gekookte melk, ls een bord warme pap des
morgens voor uw kinderen een. zeer ge
schikte spijs.
GEZONDHEIDSRAAD
Robert Koch.
Niet alle geheimen ontsluierd?
Het is nu net een halve eeuw geleden, dat
de jacht op het schadelijk gedierte der bacil
len geopend werd. In 1882 immers ving de
kleine dorpsgeneesheer Robert Koch de eerste
tuberculosebacil en toen de beteekenis daarvan
eenmaal in de wereld begon dooT te sijpelen
heeft -dat kleine gebroed geen rust meer ge
kend. Voor de menschheid is deze vangst van
onberekenbare beteekenis geweest, want de
heele medische wetenschap werd er door in
nieuwe banen geleid, terwijl ook de samen
stelling der bevolking er aanzienlijk door ver
anderde. De sterfte nam af en het aantal oude
ren van dagen toe. Brengt men de kinderbe
perking, de resultaten van den oorlog en van
de momenteel heerschende malaise, die zoo
veel huwelijken onmogelijk maakt, mede in re
kening -dan ziet het er soms naar uit, als-of de
wereld over een paar jaar nog slechts door
grijsaards bevolkt zal wezen.
De paden bewandelend, die de groote medi
sche padvinder gebaand had, vonden anderen
achtereenvolgens de ba
cillen van vele andere
ziekten. Men leerde ook
de kunst, dit ongedier
te elders -dan in -de men-
schelijke organen te
fokken, waardoor de
mogelijkheid gegeven
werd ze bedaard te be-
studeeren en met hun
zeden en gewoonten
vertrouwd te raken.
Maar in deze minia
tuur dierentuinen is
het toch niet gelukt
alle geheimen van de
aanstekelijke ziekten te
ontsluieren. Er zijn n-og ongeveer h-onderd van
die kwalen, welke voor de genee-sheeren nog
een puzzle vormen. In de ziektestoffen van
sommige dier kwalen vond men inderdaad wel
microben en vaak dacht men, dat het geheim
ervan gevonden was. Miaar dat was slechte zins
bedrog, want, vischte men uit de ziektestof de
microben op, dan hl-eek ze nog even besmette
lijk te zijn als voorheen.
Hier moesten dus andere oorzaken aanwe
zig zijn en deze probeerde men zoowel met de
microscoop als met bijzondere filters te achter
halen. De microscoo-p leverde geen. resultaten
op en dat is begrijpelijk, -want bij persing van
mond- en klauwzeerstof door bijzonder dichte
filters kon b.v. worden vastgesteld, dat de li
chaampjes, welke genoemde kwaal veroorza
ken niet grooter kunnen zijn dan hoogstens
3/10.000ste deel van een milimeter. Het is dan
ook gelukt deze geheimzinnige dingetjes kunst
matig te kweeken, maar veel verder is men
nog niet gekomen. Men weet in alle gevallen
nog niet, of men hier met diertjes te doen heeft,
met voortbrengselen uit het plantenrijk of met
chemische verschijnselen. De menschelijke fan
tasie heeft uit den aard der zaak eenige moeite
zich dierlijke functies voor te stellen in een
dingsigheidje van zoo ongelooflijk kleine afme
tingen, maar dat zegt natuurlijk niets, want ze
kan zich evenmin een begrip maken van de af
metingen van ons zonnenstelsel. In alle geval
len is bewezen, dat de ziektekiemen van de
gele koorts in he^ bloed, van een muskiet een
ontwikkeling van 'n dag of tien moeten door
maken, alvorens gevaarlijk te worden. Dat zou
er dus op wijzen, dat men hier niet met een
chemische stof te doen heeft, alh-oewel anderen
-zich uit deze -kwestie probeeren te redden door
aan een soort gist te denken, dat eenigen tijd
moet werken om op -de volheid van zijn kracht
te komen.
Deze vraagstukken zijn natuurlijk van ne
vengeschikt belang. De hoofdzaak is, de oor
sprong der ziekten op te sporen en deze dan te
lijf te gaan. In deze richting worden steeds
w-eeir nieuwe successen behaald.
Het moderne meisje getroefd.
Lizzi en Lucie stappen op de tram. Lucie ziet
dadelijk onderzoekend naar de zittende heeren
wereld.
„Nu moet je eens zien, hoe ik 'm dat lap!
fluistert ze tot haar vriendin.
En met een betooverend lachje gaat zij op
den eersten den besten jongeman af.
„Och, mijnheer Jansen, hoe leuk U hier weer
te treffen. U is altijd zoo galant
De jongeman staat van zijn plaats op, ziet
het brutale jongemeisje van top tot teen aan en
zegt hoffelijk:
,,Ach ja natuurlijk, Mina, Ik kan me denken,
dat' je je wel mee voelt na de groote schoon
maak. Je hebt zeker je vrijen dag. Hoe gaat het
met je mevrouw? Doe haar m'n groeten!" En
hij stapte van de tram. Maar Lucie ging wel
beschaamd zitten.
En dat in onzen modernen tijd.
Gelezen in de Prov. Noordbrab en 's-Herto-
genbossche Courant In het Raadsverslag van
Helvoirt:
„Vervolgens werd zonder hoofdelijke stem
ming besloten tot den verkoop van het voor
malige Schutsboompad en van de kinderen v<m
te Jent joor de eom jan jjW _i iri-i k
v: i -
--c--
-
Toen de torenklokken in d-e stille dorpen!
met -bronzen slag het middernachtelijk uur
verkondden, verliet o;p den hoogsten top van
het Tarzgebergte, de Broeken, M-ephisto zijn
spelonk. Zijn lange, do-or het maanlicht be
schenen gestalte -bewoog zi-eh geheimzinnig
langs een rotswand en verd-ween na enkele
seconden do-o-r een spleet. Mephisto trad een
groote ruimte 'binnen, welke v-eel weg bad
van een door de natuu-r gevormd amphitheater.
>,Ik heib jullie laten komen", zelde hij, „om
mij te helpen bij de vernietiging van dat ge
vloekte bergspoor dat tot mijn gebied, waarop
ik één uur van den. pacht heer en meester ben,
1-s doorgedrongen. Dagelijks brengt (het kudden
nieuwsgierige me-ns-chenkinderen naar mijn do
mein en velen van hen blijven wachten tot
zonsondergang, om te griezelen van hun
eigen schad-uw, welke zich dan, vele malen
vergroot, in oostelijke r-i-chting afteekent op
den n-evelwand. Dwaze schepsels, die niet wil
len of durven gelooven dat er erger dingen zijn
oim te griezelen! Maar hoe het zij, tk. wen-seh
dat ai wat -meus-ch is, uit dit gebied verdwijnen,
zal en dat kan alleen door voedsel te geven
aan een -gevoel dat ook in de moedigsten der
menschenkinderen sluimert. Angst bedoel i-k!
Jullie weten nie-t wat angst is; de gewone
memsch k-ent dat gevoeil maar al te goed en het
is een machtig wapen om tegen hem aan te
wend-en! Luisteri Over twee dagen is h-et één
Mel, de dag van den -heksensabbat. Te midder
nacht verwacht ik jullie allen hier; on-der mijn.
lei-ding zullen jullie -dan met -behulp van je be
zemstelen een groot rotsblok op de bergspoor-
baan wentelen, waartegen de brein zich te ple-t-
te-r zal loopen.. Van de passagiers, die er het
leven afbrengen, zullen wij ons meester maken
om hen a'lle folteringen-wam de hel te doen on
dergaan. Daarna sturen we hen naar de be
woonde wereld terug en ik verzeker je, dat hu-n
verhalen daar zooveel schrik en ontsteltenis zul
len teweeg -brengen, dat niemand van hen het
nog ooit zal wagen, een voet o-p de Broeken
te zetten. Heeft één van jullie wat op dit plan
aan te merken?"
Toen stond de oudste en leelijkste heks o-p
van den steen, waarop zij had gezeten. Mees
ter", sprak zij, ,,Uw plan kan niet verwezen
lijkt worden. Als de torenklokken haar eerste-ü.
zwaren sla-g na het middernachtelijk uu-r la
ten. -booran le onze -aee-reeUa-Ppjj Ijlt, Hoe
kwaamt ge te vergeten,- meester, -dat o-nz»
-macht dan gebroken is!"
„Zwijg!" gebood Mephisto, „denk je, dat ik
daaraan nie-t -gedacht heb? Luister slechtst,
Niets is gemakkelijker voor jullie dan het ra
derwerk van alle klokken in den omtrek na
middernacht stil te -zetten. Het eerste uur van
den nieuwen dag zal niet klinken om aan onze
macht een einde te maken!"
De heks zweeg en geen haar zu-sterea
waagde he-t, nog een woord in het midden te
brengen.
In den zo-elem ochtend van den len Mei reed
het treintje van de ,,Harzq-uer und Brocken-
bahn" in m-atleen -gang naar het aardsche rijk
van M-ephisto. Machinist en stoker neurieden
een vroolijk wijsje en waren zich van geen na
derend onheil bewust evenmin al-s de conduc
teurs en de weinige passagiers -die ailen ln het
voorste -gedeelte van den trein een plaatsje had
den gevonden. Toen geschiedde het, dat in
een bocht van de baan het personeel van de
locomotief vrijwel gelijktijdig een geweldig
-rotsblok zag, dat midden op de spoorbaan,
lag Remmen was niet meer mogeilijk, het
voligen-d oogenblik stortte de trein zi-oh met
donderend geraas op de hindernis. Even nog
draaiden de wielen van de locomotief in ra
zend tempo, toen werd alles stil
De plaat3 van de ra-mp -bood een he-el eigen
aardig schouwspel. Ondanks het geweld van de
-botsing waren de machine en d-e eerste wagon,
op de rails blijven staan, evenails -de uit vier
wagons -be-staanda staart van den trein. De
twee rijtuigen tuss-chen kop en staart stonden
in één rechte lijn dwars op de baanhet geheel
vormde een reusachtig kruis. Merkwaardiger
wijze was noch de locomotief, noch één van da
rijtuigen ernstig beschadigd; van het treinper
soneel en de passagiers was -dan ook niemand
gewond, alle-en schenen allen zonder uitzon
dering door de geweldige emotie het bewustzijn,
te hebben verloren.
Knarsetandend van woede en ergernis sloe
gen Mephisto en de heksen, die zich achter
een hoo-p steenen verborgen hadden, de zon
derlinge gevolgen van hun nachtelijken arbeid
gaande. De kruisvorm van den. trein verhin
derde -h-un elke hande-ling.
Maa-r ziet! Plotseling kwam er beweging in
de laatste vier wagons; langzaam maakte de
trein-staart zich van het overige gedeelte los om
al sneil-er en sne-ller langs de glooiing weg te
rollen. Het kruis was uiteengerukt; juichend,
sprongen Mephisto en de heksen uit hun schuil
plaats op de rest van den trein af. Een der
heksen kloni in de cabine van de locomotief,
daarbij stootte zij met haar linkerschouder te
gen een handle Een halve seconde later
trilde de me,talen -sla-g van de waarschuwings
bel op d-e m-aohine door de 1-uoht! En op het
zelfde oogenblik waren Mephisto en de heks-en
verdwenen. He-t signaal had hun macht ge
broken
De bladen bevatten dien avond uitvoerige
verslagen van het epoo-rwegon-geval, waaruit
■bleek, dat het teruggeloopen trein,gedeelte zon
der ongelukken veroorzaakt te hebben bij een
naburiig stationnetje tot staan was gekomen.
Veel -bijzonderheden waren e-r overigens niet,
want het treinpersoneel en de passagiers kom-
dn islecihts weinig inlichtingen verstrekken;
men h-ead hen in geheel versuften toestand aan
getroffen De aanwezigheid van het rots
blok op de spoorbaan werd algemeen aan
kwaadwilligheid toegeschreven; een -d-er bladto
-ging zelfs zoo ver door te veronderstellen, dat
er duivelsche machten aan 'f werk waren gei
weest
MBRBOBJBNAJ