v HET ONWEER EEN SPROOKJE VAN DEN NIEUWEN TIJD rm: fwggvg TVOJE OCI PLAKAT BUDOU WOENSDAG 17 AUGUSTUS 1932 JACHT OP SCHADELIJK GEDIERTE O— - v -v" 1 v H - TV - pOETBNDBOBjUMtlR&ja fig fifi ZEMMM,- '4&SSL SR 0,chtsn4in«M ffl-oeï xoo$ 't 3» •4 Den geheelen dag was het drukkend heetde zon brandde en blakerde on barmhartig fel op de hoofden der landlie den. De oogsit was in vollen gang.... Geen windje bracht eeniiige verkoeling onder de inenschen, die haast bezweken onder de schier ondraaglijke hitte. Ondanks de geweldige warmte wilde ik toch mijn dagelijkschen wandeltocht niet ver zuimen. Ik verliet, alleen door mijn hond vergezeld, ongeveer 4 uur na den middag mijn woning en zocht zoo spoediig mogelijk het schaduwrijke, koele bosch te bereiken. Om 5 uur vertoonden zich de eerste voor boden van het naderend onweer aan den Oostelijken horizon. Eenige donkere wolken stapelden zich onheilspellend boven de berg toppen op en een gedempt waarschuwend gerommel drong uiit de verte in mijn oor. Vlug begaf ik mij op weg naar huis. Ik wist dat een uiiit het Oosten komend onweer in deze bergen altijd gevaarlijk werd. Op de velden werkte men met koortsachtigen haast. Het ratelen der hooikarren, zweep slagen en de tot spoed aanmanende uitroe pen der ongeduldige voerlui drongen tot mij door in de bergen. Nauwelijks bevond ik mij aan den rand van het woud of daar vielen de eerste druppels. Zware dikke druppels vielen met geweld op de bladeren der boomen.Om de bergtoppen flitsten de bliksemstralen. Om in het dorp te komen moest ik nog eeen groeten heuvel passeeren, die op zijn top niets anders had staan dan kleine den- nen-aanplanting, van middelmatige hoogte omgeven door aardappel- en korenvelden. Achter dé aanplanting lag een klein gehucht bestaande uit ongeveer 7 dubbele huizen, die de directie van een .nabijgelegen mijn na het einde van den oorlog bouwen liet. De huizen waren alle uitsluitend door mijn werkers. Op weg naar de dennenaanplanting brak het onweer plotseling met volle kracht los. Onheilspellend snel kwamen de wolken massa's naderbij.Ik ben noodt bang ge weest voor een onweer, maar beschouwde het steeds as een der heerlijkste natuurtoo- neelen. Een ander zou zich wellicht, wan neer hij zich in mijen plaats bevond, plat op den grond geworpen hebben, want dat is in het open veld ongetwijfeld heit beste wat men doen kan. Maar ik liep verder ge heel onder den indruk van het geweldige schouwspel. Mijn hond trippelde vlug voor mij uit, hij wilde naar huis. De regen werd heftigerIedere druppel voedde ik op mijn huid.want wegens de hitte had ik noch jas, noch overjas meegenomen. Toen ik in het dennenboschje kwam, had Ik echlter mijn plan, ondanks regen en on weer toch naar liet dorp te gaan, reeds op gegeven. Het was imtusschen zeer donker geworden en op iedere bliksemflits volgde oogenblikkelijk de machtige stem van den donder. De regen viel bij stroomen.... Ik zocht beschutting onder de dennen, maar toen ik aan den anderen kant der aanplan ting door de stormen heen de huizen der kolonie bespeurde, ging ik daarop af Ik ging in het eerste huis binnen... de Öeur stond open.In de deuropening werd ik lachend ontvangen door een Jongen man, een kennis van mij, die hier ook een schuil plaats voor het onweer gezocht had. In de keuken, die vlak naast de gang lag, bevond zich de vrouw des huizes met haar kinde ren. De man was er niet. Do kinderen lie pen op mijn hond toe, die zich brutaal en driest direct in de keuken begaf en zij speelden en stoeiden met het bezit. Ik bleef met den joingen man in de deur staan. Plotseling volgden kort achter elkander drie vreeselijkte slagen. De ruiten rinkelden en de bliksemstralen verspreidden telkens "n fel angstig licht.Nu werid het stil in de keuken. Toen ik me omkeerde bemerkte ik een brandende kaars op de keukentafel. De kinderen knielden op den grond, de moeder zat op een stoel-en hield haar kleinste op Ö'r schoot. Door het kraken van den donker en het plassen van den regen drongen on ophoudelijk de woorden tot me door: „God beware ons!God beware ons!" God beware ons!.... Deze drie woorden ontroerden me tot dn mijn ziel. De kinderen baden ze hardop en smeekend met vurig heid en innigheid. De jongeman aan mijn zijde zweeg, het lachen bestierf op zijn lippen. Er werd geen woord meer tusschen ons gewisseld. Ineens besloop me een wonderlijk ge voel.... angst maakte zich van mij meester. Ik dacht er aan, hoe bij eeen onweer, een ongeluk in een ondeelbaar oogenblik.in ©en dulizendste seconde geschied is. De zichtbare bliksem treft niet meer, de ge troffene ziet de vuurstraal, die hem neer legt, nietHet was mij, alsof er in het vol gende oogenblik Iets vreeselijks moest ge beuren. Opgewonden ging ik van de deur weg en deed eenige passen naar de keu ken. Ik was er het liefst binnengegaan en had deelgenomen aan het gebed der moe der en haar kleinen. Alleen de gedachte, daar als vreemdeling te storen, hield mij te rug. Ik ging weer naast den jongeman in de deur staan. „God beware ons"! t ;Weer troffen deze drie woorden door het lawaai der razende nature mijn, oor, Mijn ri angst werd grooter. Ik beproefde mij met alle macht daartegen te verzetten, maar het was onmogelijk. Nog nooit had ik me zoo angstig gevoeld hij een onweer.. Waar om juist nu?... reemd.ik ging weer terug in de gang, zocht instinctmatig naar beschutting. Mijn opwinding werd steeds grooter. Het onweer werd heviger en heviger Nerveus liep ik in de gang heen en weer.. toen ging ik op de onderste treden van den houiten trap, die zich vlak -naast -de deur bevond, zitten. Ik nam mijn hoed van het hoofd en murmelde met de biddenden in de keuken: „God beware ons!" Want ik was me bewust, dat ik de volgende minuten Gods hulp noodig had. De jongeman stond nog altijd in de deur en keek buiten in de opgewonden razende natuur. Ik weet niet, hoe ik er toe kwam, hem te verzoeken toch de deur te sluiten en ie de gang te komen. Iets scheen mij voortdurend voor de deur te waarschuwen. De man deed ze dan ook direct toe en kwam enkele passen de gang iin. Plotseling deed een geweldige slag het heele huis schuddenEen vuurstraal schoot van de deur uit door de gang. in alle hoeken kraakte en splinterde het.Een gloeiend heete stroom raakte mijn verstijfd lichaam... Uit de keuken klonken gillen en kretenSlechts één gedachte schoot me door het hoofd: getroffen. Ik was niet in Staat me te veroeren.In mijn hoofd ruiisebte en bruischte het... Dat is het ein de dacht Ik. Toen herstelde ik me echter. Mijn handen tastten over gezicht, armen, borst, beenen. Ik leefde nog.Misschien was ik maar ge deeltelijk getroffen.Ik bewoog het hoofd. Ook dat nog. Goddank... Ik voelde een trilling van vreugde over me komen.Ge red! Mijn armen funotionneerden ook Nu nog de beenen bewegenOok dat ging.... Ek kon dus toch niet getroffen zijn. Nu hoorde ik kroten en ik zag, hoe de jongeman door stof en rook de keuken binnenstormdeZou daar iemand getrof fen zijn?.Ik sprong op en ijlde over stuk ken steen de keuken in. De kinderen schrei den hardop en riepen: „God beware ons!" „God beware ons!" De vrouw zat sidderend en doodsbleek op haar stoel en drukte het heftig schreiend kind tegen hare borst. Maar niemand was getroffen. Mijn hond zat stijf in een hoek en drukte angstig zijn snuit tegen den grond. Een bijtende zwavelreuk vervulde 1 huis. Zou het ergens brenden? Ik ging weer in de gang. Juisit boven den dwarsbalk der huisdeur bevond zich een groot gat in den steenen muur van het huis. Het bovenste gedeelte der deur was versplinterd, de gebarsten planken higen erbij. De electaróche lichtleiding was ver meid. De stukken lagen in de gang. Maar heit brandde nergens. De jonge man bad het er ook goed afge bracht. Alleen zijn haren waren eenigszins geschroeid en een stukje draad was in de hoofdhuid gedrongen. Buiten huilde nog alitijd de ontketende natuur en nog altijd raasde en kraakte het boven ons. De regen viel in stroomen en sloeg tegen de ruiten... heit leek wel een wolbreuk. Ik stak de kaars, dii-e zij het inslaan uit gegaan was, weer aan. De vrouw begon met zachte, bevende stem opnieuw te bid den. de heldere kinderstemmen antwoord den ook weer. Het was een eenvoudig gebed, maar een gebed van dankbaarheid dait uit den diep- sten grond des harten opwelde. Want het was toch wel een wonder, dat niemand van ons door den doodelijken straal getroffen was. Ongeveer een meter boven mijn hoofd was hij ingeslagen. Waren wij een minuut langer in de deur blijven staan, dan had den wij zeker niet meer tot de levenden behoord. Wij hadden een goeden engelbewaarder gehad. Het „God bewaar ons" der moe der en hare kinderen klonk mij rnog in de ooren toen ik een uur later het huis verliet en door de nu rustige en gereinigde natuur mijn wonling binnentrad. Zdenicka werkte den halven dag in den tuin. Ze was eigenlijk kamermeisje, moest kamers schoonhouden in het hotel, maar als ze eenigs zins kon, ontsnapte ze en stond ze in de a#rde te wroeten, te spitten en te graven. Dat kwam, omdat ze in Slowakië thuishoorde, dacht iedereen. Van kinds af aan had ze op het land gewerkt en nu ze in de groote stad Praha leefde, kreeg haar natuur telkens de overhand. Wie in het open, vrije land geboren is, blijft er immers altijd naar verlangen wanneer hij er heel ver vandaan leeft. Werkend in den tuin had Zdenicka echter rust noch duur. Want ieder oogenblik had men haar in het hotel noodig. De eene gast wilde dit, de andere moest dat hebben. „Zdenicka, Zdenickaaaa", klonk het dan. Zdenicka is een mooie naam, zelfs zoo maar gewoon neergeschreven, maar uitgesproken nog veel mooier. Zdenietsjka. Vooral het tweede Zdenicka streelde het oor. Heel langgerekt werd de a op het eind aangehouden en die combinatie van Z en d aan het begin beeft in het Tsjechisch een heel bijzondere charme. Zoodra Zdenicka al spittend haar naam hoorde galmen, wierp ze de spade op zij en ren de naar het hotel om zich geen verwijten op den hals te halen. En na een paar minuten, soms evenwel pas na' een half uurtje, keerde ze terug en begon weer te spitten, zweetdrup pels parelend op haar voorhoofd. Iemand had een gramofoon. Hij draaide het ding bijwijlen uren achtereen af. En nooit hield Zdenicka op, luisterde ze even toe, wat de kellner en de waschvrouw toch dikwijls deden. Het waren allemaal vreemde en onbekende liedjes. Zdenicka vond 't zeker niet de moeite waard, er eenige aandacht aan te besteden. Ze kon er trouwens niets van verstaan en de muziek was zoo vreemd. Op een dag evenwel scheen ze bekende klan ken op te vangen. Het was een nieuwe plaat met een Tsjechisch liedje. Heupwiegend luister de ze. Ze probeerde eerst nog te spitten. Het ging niet. Ze begon zoowaar te neurien en de spade rustte net zoolang als de plaat draaide. De eigenaar van de gramofoon voelde zich gevleid. Iedereen had hem door een oogenblik aandacht dc hulde gebracht die hem toekwam. Zdenicka was de eenige uitzondering geweest. En nu had ook zij zich aan de bekoring van zijn instrument overgegeven. Maar zat het hem nu in z'n mooie gramo foon, die het ten slotte van Zdenicka's werk lust gewonnen had of in dat Tsjechische liedje? Luisterde Zdenicka uitsluitend, omdat het een Tsjechisch liedje was De eigenaar van de gTamofoon kocht er een paar Tsjechische platen hij, breidde aldus zijn repertoire uit, stellig niet tot ongemengde vreugde van zijn buren. Hij nam proef op proef. Tusschen negerlied jes en walsen van Strauss speelde hij Tsjechi sche melodietjes. Zdenicka bleef ook hij de laatste aan he-t werk. Maar als dat ééne liedje op stond, liet ze de spade rusten. Het zat hem dus in dat eene liedje. Waar om Het heette Tvoje oei plakat budou. Dit beteekent „Je mooie oogen zullen weenen", of beter „Jouw twee mooie oogen zullen weenen", want dat beduiden -deze woorden in de Neder- landsche vertaling letterlijk. De eigenaar van de gramofoon dacht er dik wijls over na en sprak er met z'n rechterbuur man over. Die vond het Interessant, maar ook niets meer. Eigenaardig was het maar nu Ja, het liedje had misschien een bijzondere charme voor haar. Een aardige wals. Welk meisje, jong of oud, zou er n-iet van gaan heupwiegen Neen, dacht de eigenaar van de gramofoon. Dat kon de re-den niet zijn. Welk meisje, jong of oud, ging -niet heupwiegen, als ze een wals van Strau-as 'hoorde Hij deed op het laatst, wat In dit geval wel het beste was en vroeg er Zdenicka zelf naar. Ze wilde er eerst niet over praten, wekte den indruk, alsof ze er niets van begreep. De eigenaar van de gramofoon wenschte zich door een Slowaaksch boerenmeisje niet met een kluitje in het riet te laten sturen. Hij drong aan en Zdenicka vertelde onwillig, dat het liedje haar aan haar dorp herinnerde en aan den tijd, dat ze nog heel jong en frisch was en overmoedig. Toen had ze al haar aanbidders in het dorp uitgelachen, want ze had een jon gen uit de stad willen hebben. Haar moeder bad haar dik-wijls gewaar schuwd. De vrijers lagen niet voor het op scheppen, in het dorp niet en in de stad niet. En ze was heusoh niet zóó mooi dat ze zich kon veroorloven, een ordenteltiken jongen van het dorp een blauwtje te laten loopen. En in de stad hadden ze haar waarachtig niet noo dig. „Eens", had haar moeder onveranderlijk gezegd „zullen je twee mooie oogen weenen". Dan had Zdenicka gelachen en heupwiegend dat liefje van „Tvoje oei plakat budou" gezon gen. Zdenicka was eigenwijs gebleven en naar de groote stad gegaan. Nu, men had er haar daar werkelijk niet noodig gehad. Maar teruggaan naar het dorp, dat had ze niet gewild. En ze was in de stad blijven hangen en was er ond geworden. Zeven en twintig jaar. Te oud om nog ooit een aardigen -kwleken jongen te krij gen. Waarom ze zoo graag -in den,, tuin werkte, inplaats van de kamers schoon te houden Wel, al spittend dacht ze zich weer in het dorp, jong en vroolijk,, met aan eiken vinger een vrijer". En als de meneer „Tvoje oei plakat bu dou" spelen liet, herinnerde dit haar wel heel sterk aan den goeden ouden tijd, mijmerde ze even, zag ze haar huisje, haar moeder, haar vroegere aanbidders, die nu allen getrouwd waren en alle menschen van het dorp. De eigenaar van d,e gramofoon sprak er op nieuw met z'n rechterbuurman over. Samen hingen ze uit hun raam. Zdenicka werkte als steeds in den tuin. „Zdenicka, Zdenickaaa", weerschalde de stem van de hoteliersvrouw. Zdenicka rende weg, al speelde de gramofoon juist „Tvoje oei pla kat budou". Samen keken ze haar na, terwijl de punten van haar roode hoofddoek hel in de zon wap perden. Samen spraken ze over haar, de eigenaar van de gramofoon en zijn rechter- bunrman. „Zou ze gelukkig zijn vroeg ten slotte de eigenaar van de gramofoon. „Zeker", antwoordde de rechterbuurman. „Hoe w-eet je dat „Wel, ze -heeft -het me zelf gezegd". „Wanneer dan „Nu, ik vroeg het haar eens en toen zei ze, dat ze er nooit over had nagedacht. En men schen, die zich nooit afvragen, of ze gelukkig zijn, moeten toch gelukkig wezen".... Toen zette de eigenaar van de gramofoon voor de zooveelate maal: „Tvoje ooi plakat budou" op. C. P. M. H. Moeder, geef uw kinderen op geregelde tijden hun maaltijd en geef ze niets tusschen- door, ook zoetigheid tusschen de maaltijden niet dan bij booge uitzondering. Gij zult dan zelden over slecht eten van uw kinderen te klagen hebben. Zorg dat bet schoolkind na een stevig ontbijt naar school gaat en let zelf op, dat het daaraan den noodigen tijd besteedt. Naast brood, boter, slappe thee met gekookte melk, ls een bord warme pap des morgens voor uw kinderen een. zeer ge schikte spijs. GEZONDHEIDSRAAD Robert Koch. Niet alle geheimen ontsluierd? Het is nu net een halve eeuw geleden, dat de jacht op het schadelijk gedierte der bacil len geopend werd. In 1882 immers ving de kleine dorpsgeneesheer Robert Koch de eerste tuberculosebacil en toen de beteekenis daarvan eenmaal in de wereld begon dooT te sijpelen heeft -dat kleine gebroed geen rust meer ge kend. Voor de menschheid is deze vangst van onberekenbare beteekenis geweest, want de heele medische wetenschap werd er door in nieuwe banen geleid, terwijl ook de samen stelling der bevolking er aanzienlijk door ver anderde. De sterfte nam af en het aantal oude ren van dagen toe. Brengt men de kinderbe perking, de resultaten van den oorlog en van de momenteel heerschende malaise, die zoo veel huwelijken onmogelijk maakt, mede in re kening -dan ziet het er soms naar uit, als-of de wereld over een paar jaar nog slechts door grijsaards bevolkt zal wezen. De paden bewandelend, die de groote medi sche padvinder gebaand had, vonden anderen achtereenvolgens de ba cillen van vele andere ziekten. Men leerde ook de kunst, dit ongedier te elders -dan in -de men- schelijke organen te fokken, waardoor de mogelijkheid gegeven werd ze bedaard te be- studeeren en met hun zeden en gewoonten vertrouwd te raken. Maar in deze minia tuur dierentuinen is het toch niet gelukt alle geheimen van de aanstekelijke ziekten te ontsluieren. Er zijn n-og ongeveer h-onderd van die kwalen, welke voor de genee-sheeren nog een puzzle vormen. In de ziektestoffen van sommige dier kwalen vond men inderdaad wel microben en vaak dacht men, dat het geheim ervan gevonden was. Miaar dat was slechte zins bedrog, want, vischte men uit de ziektestof de microben op, dan hl-eek ze nog even besmette lijk te zijn als voorheen. Hier moesten dus andere oorzaken aanwe zig zijn en deze probeerde men zoowel met de microscoop als met bijzondere filters te achter halen. De microscoo-p leverde geen. resultaten op en dat is begrijpelijk, -want bij persing van mond- en klauwzeerstof door bijzonder dichte filters kon b.v. worden vastgesteld, dat de li chaampjes, welke genoemde kwaal veroorza ken niet grooter kunnen zijn dan hoogstens 3/10.000ste deel van een milimeter. Het is dan ook gelukt deze geheimzinnige dingetjes kunst matig te kweeken, maar veel verder is men nog niet gekomen. Men weet in alle gevallen nog niet, of men hier met diertjes te doen heeft, met voortbrengselen uit het plantenrijk of met chemische verschijnselen. De menschelijke fan tasie heeft uit den aard der zaak eenige moeite zich dierlijke functies voor te stellen in een dingsigheidje van zoo ongelooflijk kleine afme tingen, maar dat zegt natuurlijk niets, want ze kan zich evenmin een begrip maken van de af metingen van ons zonnenstelsel. In alle geval len is bewezen, dat de ziektekiemen van de gele koorts in he^ bloed, van een muskiet een ontwikkeling van 'n dag of tien moeten door maken, alvorens gevaarlijk te worden. Dat zou er dus op wijzen, dat men hier niet met een chemische stof te doen heeft, alh-oewel anderen -zich uit deze -kwestie probeeren te redden door aan een soort gist te denken, dat eenigen tijd moet werken om op -de volheid van zijn kracht te komen. Deze vraagstukken zijn natuurlijk van ne vengeschikt belang. De hoofdzaak is, de oor sprong der ziekten op te sporen en deze dan te lijf te gaan. In deze richting worden steeds w-eeir nieuwe successen behaald. Het moderne meisje getroefd. Lizzi en Lucie stappen op de tram. Lucie ziet dadelijk onderzoekend naar de zittende heeren wereld. „Nu moet je eens zien, hoe ik 'm dat lap! fluistert ze tot haar vriendin. En met een betooverend lachje gaat zij op den eersten den besten jongeman af. „Och, mijnheer Jansen, hoe leuk U hier weer te treffen. U is altijd zoo galant De jongeman staat van zijn plaats op, ziet het brutale jongemeisje van top tot teen aan en zegt hoffelijk: ,,Ach ja natuurlijk, Mina, Ik kan me denken, dat' je je wel mee voelt na de groote schoon maak. Je hebt zeker je vrijen dag. Hoe gaat het met je mevrouw? Doe haar m'n groeten!" En hij stapte van de tram. Maar Lucie ging wel beschaamd zitten. En dat in onzen modernen tijd. Gelezen in de Prov. Noordbrab en 's-Herto- genbossche Courant In het Raadsverslag van Helvoirt: „Vervolgens werd zonder hoofdelijke stem ming besloten tot den verkoop van het voor malige Schutsboompad en van de kinderen v<m te Jent joor de eom jan jjW _i iri-i k v: i - --c-- - Toen de torenklokken in d-e stille dorpen! met -bronzen slag het middernachtelijk uur verkondden, verliet o;p den hoogsten top van het Tarzgebergte, de Broeken, M-ephisto zijn spelonk. Zijn lange, do-or het maanlicht be schenen gestalte -bewoog zi-eh geheimzinnig langs een rotswand en verd-ween na enkele seconden do-o-r een spleet. Mephisto trad een groote ruimte 'binnen, welke v-eel weg bad van een door de natuu-r gevormd amphitheater. >,Ik heib jullie laten komen", zelde hij, „om mij te helpen bij de vernietiging van dat ge vloekte bergspoor dat tot mijn gebied, waarop ik één uur van den. pacht heer en meester ben, 1-s doorgedrongen. Dagelijks brengt (het kudden nieuwsgierige me-ns-chenkinderen naar mijn do mein en velen van hen blijven wachten tot zonsondergang, om te griezelen van hun eigen schad-uw, welke zich dan, vele malen vergroot, in oostelijke r-i-chting afteekent op den n-evelwand. Dwaze schepsels, die niet wil len of durven gelooven dat er erger dingen zijn oim te griezelen! Maar hoe het zij, tk. wen-seh dat ai wat -meus-ch is, uit dit gebied verdwijnen, zal en dat kan alleen door voedsel te geven aan een -gevoel dat ook in de moedigsten der menschenkinderen sluimert. Angst bedoel i-k! Jullie weten nie-t wat angst is; de gewone memsch k-ent dat gevoeil maar al te goed en het is een machtig wapen om tegen hem aan te wend-en! Luisteri Over twee dagen is h-et één Mel, de dag van den -heksensabbat. Te midder nacht verwacht ik jullie allen hier; on-der mijn. lei-ding zullen jullie -dan met -behulp van je be zemstelen een groot rotsblok op de bergspoor- baan wentelen, waartegen de brein zich te ple-t- te-r zal loopen.. Van de passagiers, die er het leven afbrengen, zullen wij ons meester maken om hen a'lle folteringen-wam de hel te doen on dergaan. Daarna sturen we hen naar de be woonde wereld terug en ik verzeker je, dat hu-n verhalen daar zooveel schrik en ontsteltenis zul len teweeg -brengen, dat niemand van hen het nog ooit zal wagen, een voet o-p de Broeken te zetten. Heeft één van jullie wat op dit plan aan te merken?" Toen stond de oudste en leelijkste heks o-p van den steen, waarop zij had gezeten. Mees ter", sprak zij, ,,Uw plan kan niet verwezen lijkt worden. Als de torenklokken haar eerste-ü. zwaren sla-g na het middernachtelijk uu-r la ten. -booran le onze -aee-reeUa-Ppjj Ijlt, Hoe kwaamt ge te vergeten,- meester, -dat o-nz» -macht dan gebroken is!" „Zwijg!" gebood Mephisto, „denk je, dat ik daaraan nie-t -gedacht heb? Luister slechtst, Niets is gemakkelijker voor jullie dan het ra derwerk van alle klokken in den omtrek na middernacht stil te -zetten. Het eerste uur van den nieuwen dag zal niet klinken om aan onze macht een einde te maken!" De heks zweeg en geen haar zu-sterea waagde he-t, nog een woord in het midden te brengen. In den zo-elem ochtend van den len Mei reed het treintje van de ,,Harzq-uer und Brocken- bahn" in m-atleen -gang naar het aardsche rijk van M-ephisto. Machinist en stoker neurieden een vroolijk wijsje en waren zich van geen na derend onheil bewust evenmin al-s de conduc teurs en de weinige passagiers -die ailen ln het voorste -gedeelte van den trein een plaatsje had den gevonden. Toen geschiedde het, dat in een bocht van de baan het personeel van de locomotief vrijwel gelijktijdig een geweldig -rotsblok zag, dat midden op de spoorbaan, lag Remmen was niet meer mogeilijk, het voligen-d oogenblik stortte de trein zi-oh met donderend geraas op de hindernis. Even nog draaiden de wielen van de locomotief in ra zend tempo, toen werd alles stil De plaat3 van de ra-mp -bood een he-el eigen aardig schouwspel. Ondanks het geweld van de -botsing waren de machine en d-e eerste wagon, op de rails blijven staan, evenails -de uit vier wagons -be-staanda staart van den trein. De twee rijtuigen tuss-chen kop en staart stonden in één rechte lijn dwars op de baanhet geheel vormde een reusachtig kruis. Merkwaardiger wijze was noch de locomotief, noch één van da rijtuigen ernstig beschadigd; van het treinper soneel en de passagiers was -dan ook niemand gewond, alle-en schenen allen zonder uitzon dering door de geweldige emotie het bewustzijn, te hebben verloren. Knarsetandend van woede en ergernis sloe gen Mephisto en de heksen, die zich achter een hoo-p steenen verborgen hadden, de zon derlinge gevolgen van hun nachtelijken arbeid gaande. De kruisvorm van den. trein verhin derde -h-un elke hande-ling. Maa-r ziet! Plotseling kwam er beweging in de laatste vier wagons; langzaam maakte de trein-staart zich van het overige gedeelte los om al sneil-er en sne-ller langs de glooiing weg te rollen. Het kruis was uiteengerukt; juichend, sprongen Mephisto en de heksen uit hun schuil plaats op de rest van den trein af. Een der heksen kloni in de cabine van de locomotief, daarbij stootte zij met haar linkerschouder te gen een handle Een halve seconde later trilde de me,talen -sla-g van de waarschuwings bel op d-e m-aohine door de 1-uoht! En op het zelfde oogenblik waren Mephisto en de heks-en verdwenen. He-t signaal had hun macht ge broken De bladen bevatten dien avond uitvoerige verslagen van het epoo-rwegon-geval, waaruit ■bleek, dat het teruggeloopen trein,gedeelte zon der ongelukken veroorzaakt te hebben bij een naburiig stationnetje tot staan was gekomen. Veel -bijzonderheden waren e-r overigens niet, want het treinpersoneel en de passagiers kom- dn islecihts weinig inlichtingen verstrekken; men h-ead hen in geheel versuften toestand aan getroffen De aanwezigheid van het rots blok op de spoorbaan werd algemeen aan kwaadwilligheid toegeschreven; een -d-er bladto -ging zelfs zoo ver door te veronderstellen, dat er duivelsche machten aan 'f werk waren gei weest MBRBOBJBNAJ

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 6