HET STROOPERSDRAMA VAN
PUTBROEK.
m
WOENSDAG 24 AUGUSTUS 1932
F yERHOOR DER LAATSTE
GETUIGEN.
Bezwarende verklaringen over
vroegere bedreigingen.
DE SCHOTEN IN DEN NACHT.
DE EISCH VAN HET BOSSCHE
GERECHTSHOF.
Vijftien jaar voor den vader, vier jaar
voor den zoon.
REQUISITOIR VAN DEN
ADVOCAAT-GENERAAL.
NACHTELIJKE INDRINGER.
NACHTELIJK BEZOEK IN EEN
GRAALHUIS.
Wmm
HUWELIJKSLEED.
DE MpORDZAAK-FURBROEKi f&fflilie SS» dó slachtoffers begeeft aich ter ritÜhiS.
Gister werd voor het Gerechtshof te Den
Bosch de behandeling van de Putbroeker
moordzaak voortgezet. Wederom was de be
langstelling zeer groot.
Gehoord wordt de arbeider W. Schmitz te
Posterholt, die aan Paulssen de plaats heeft
gewezen, waar hij bloedsporen vond. Hij heeft
dien nacht drie fietsers gezien, waarbij de
beide v. d. E.'s waren. Hij kan niet zeggen of
de derde Pernot was. Hij heeft hen later niet
meer gezien, Maar 19 schoten gehoord. Hij had
ze direct geteld. De beide eerste schoten leken
gelost te zijn uit een tweeloopsgeweer. Er kwa
men 9 schoten achter elkaar, daarna 7 en ver
volgens 3. Hij gelooft niet, dat er een echo
bij geweest kan zijn. Eenige schoten klonken
doffer. Het zal toen ongeveer kwart voor
twaalf geweest zijn. Hij dacht dat het stroo-
pers waren. Hij heeft er ook met anderen over
gesproken. Hij vertelt verder, dat hij vroeger
eens met Claessen in het bosch was en v. <L E.
toen dezen bedreigde, zeggend: „het kan mi]
niets schelen je neer te leggen". Op de vraag
van den verdediger bevestigt getuige, dat
Claessen toen 'n wissensnijder ln de hand had.
v. d. E. Jr. vroeg nog wat voor een ding het
.was.
Verdachte v. d. E. Sr. verklaart, dat Claes
sen den wissensnijder achter den rug hield.
Vroegere bedreigingen.
Getuige Schmitz deelt verder mede, dat v. d.
E. hem eens met een knuppel heeft geslagen.
Daarna trok hij een revolver en zeide, dat hij
hem later wel zou krijgen, v. d. B. Jr. erkent,
dat deze mededeellngen gedeeltelijk waar zijn,
Bij het visiteeren van Schmitz zijn klappen ge.
yallen en hij heeft hem gewaarschuwd voor
den volgenden keer. Een revolver heeft hij niet
gonad. Doch getuige houdt vol dat v. d. E
Sr. hem met een revolver gedreigd heeft. Ver
dachte v. d. E. Jr. merkt op, dat Schmitz niets
■over de slagen aan de politiemannen verteld
heeft, omdat hij wel wist dat hij ze verdiend
had. Getuige Schmitz vertelt verder, dat hij
een anderen keer door v. d. E. werd aange.
houden, die zeide: „Wij hebben al lang genoeg
OP je geloerd. Het moet ophouden anders schiet
ik je kapot". Tegen Essen zeide hij: „Als ik
niet dacht aan je vrouw en kinderen, zou ik
met Je afrekenen. Op de vraag van den pre
sident, waarom hij dit niet eerder verklaard
heeft, antwoordde getuige, dat het hem toen
niet is ingevallen, waarvan de verdediger acte
vraagt. Verdachte v. d. E. Sr. zegt, niet met
zijn revolver gericht te hebben. Hij heeft alleen
gezegd: „Ben Je weer op den stroop, schooier?
Je moet nog meer soep gaan halen bij de zus
ters in Posterholt!" Getuige Schmitz hand
haaft zijn verklaringen, v. d. E. maakte toen
volgens hem den indruk, dronken te zijn. De
verdediger vraagt aan Paulssen, of hij wist,
dat de Eerstens schoenen hadden met hoef
ijzers. Paulssen antwoordt ontkennend; v. d.
E. Sr. verklaart echter, dat de Eerstens wel
ijzer er onder hadden.
De moeder der Keistens deelt mede, dat
een der jongens hoefijzers onder een paar
schoenen had. Die schoenen hadden ook nagels
ondeT de zolen.
De deskundigen van Wageningh en Hulst
deelen mede, dat er op den gipsafdruk geen
nagels te zien waren. De moeder van Werens
verklaart dat Frans genagelde schoenen aan
heeft gehad.
De caféhouder J. Jewussen te Echt zegt
schoten gehoord te hebben, maar, naar het
scheen eerst geiweer- en daarna revolverscho
ten Toen er meer vielen, i® hij ze gaan teilen
en telde er 16 in het geheel. Er waren geen
echo's bij. Ze kwamen uit de richting Putbroek,
Hij hoorde geschreeuw als van een man, die
versdhikkelljk pijn had. De wind kwam nit die
richting.
Op de vraag van mr. van der Veen, hoeveel
tijd er lag tussdhen het eerste en het laatste
schot, antwoordt getuige: tussohen 5 en 10
minuten.
De verdediger merkt op, dat getuige eerst
verklaard heeft, dat het geschreeuw van een
haas was. Getuige ontkent dat, maar Paulssen
bevestigt, dat hij zoo eerst verklaard had.
De commies A. Naaktgeboren te Posterholt,
die op surveillance was, verklaarde om 12.20
s nachts schoten gehoord te hebben. Hij heeft
ze niet geteld. Eerst twee, toen vijf, toen nog
enkele en daarna weer eenige, die van verder
schenen te komen. Een was er bij, meende hij,
dat in het boech een echo gaf. De eerste scho
ten klonken anders dan de vijf volgende, die
als revolverschoten klonken. Hij had den in
druk, dat een. man schoot.
Hij heeft tegen een kameraad gezegd: Kijk,
ze hebben blijkbaar een nieuw magazijn inge
stoken. Er werd toen veel door Duitsche kom-
mtezen geschoten. Het schieten duurde hoog
stens tien minuten. De vijf revolverschoten
werden langzamer afgegeven dan de Duitsche
kommiezen gewoon zijn te doen, die vlugger
schieten. Daarom liet hij de gedachte aan
Duitschers vallen. Op een vraag van den ver
dediger antwoordt getuige, dat ambtenaren
allereerst op lijfsbehoud bedacht rijn en bij
een aanhouding zeggen zij: ,,,halt, rijksambte
naren". Men houdt den revolver gereed terwijl
sen andere ambtenaar visiteert.
De landbouwer L. Reyndere, deelde mede, dat
v. d. E. Sr. hem den avond tevoren gezegd 'had,
de KeTstens met knuppels gezien te hebben. Ze
waren op een haas uitgeweest. Hij zei dat hij
wel wist wat 't was. Den volgenden nacht Is
hij wakker geworden door schoten en heeft
er toen drie gehoord. De verdediger merkt op,
dat deze getuige vroeger niet zoo pertinent
in zijn verklaringen was.
De chauffeur H. Peusen te Echt kende Roe-
broeks. Deze had hem gezegd niet meer het
bosch in te durven, daar de oude v. d. E. ge
dreigd had hem te zullen doodschieten. Ver
dachte v. d. E. ontkent ooit te hebben gedreigd.
De advocaat^generaal vraagt, of hij nooit
iemand heeft bedreigd.
Verdachte: ,,Niet om hen dood te schieten".
Hij heeft wei eens een revolver in de hand
gehad.
De mijnwerker J. Grans verklaarde, dat er
eens geschoten werd, naar men zeide dooro v. d.
E. Het schot kwam in den boom terecht, aan
het hooren op manshoogte. Hij had geen tijd
meer om te gaan kijken.
De landbouwer H. Reynders te Echt ver
klaarde dat v. d. E. hem wel eens lachend ge
zegd had, dat Roebroeks in Duitschland werk
te. Na de vermissing zag hij v. d. E. vaker
dan vroeger in de omgeving, waar later het
lijk van Roebroeks is gevonden. In den nacht
yan het drama heeft hij 16 schoten gehoord ln
de richting Putbroek. De laatste drie klonken
doffer. Hij dacht dat de Jachtopzieners op
stroopers schoten. Hij was van drie schoten
wakker geworden en toen opgestaan. Het was
half een. Om vier uur zag hij twee mannen uit
de richting Roermond komen, maar hij weet
niet wie het waren. Hij heeft ze niet herkend.
Getuige ontkent naar aanleiding van een op
merking van den president, dat bij bet ver
boor zijn vrouw hem een knipoogje heeft ge
geven, om niet te veel te zeggen. Hi] bevestigt
dat hij niet van zijn vrouw uit huis mocht.
Hij heeft 16 schoten gehoord en bij het laatste
schot was het half een volgens den wekker.
De bezembinder P. Claessen te Echt lag den
bewusten avond te bed. Toen er schoten klon
ken beeft zijn vrouw hem wakker gemaakt.
Hij heeft er zeven gehoord maar zijn vrouw
had er nog meer gehoord. Hij erkent, dat hij
vroeger bij het stroopen door v. d. E. en Te-
vissen is aangehouden, v. d. E. heeft hem toen
gezegd: „Als je weer hei komt snijden zal je
eens zien wat je passeert", v. d. E. Sr. ontkent
dit. Getuige doet eveneens het verhaal van
den wissensnijder en zegt, dat v. d. E. hem
toen met een revolver op de borst heeft ge
dreigd. Ook dit ontkent v. d. E. en zegt: „Die
lui geven er niet veel om, wat ze verklaren".
De advocaat-generaal vraagt, of getuige
zoo'n bedreiging erg vindt.
Getuige: „Ik vind het verschrikkelijk.
Advocaat-Generaal: „Waarom klaagde U er
dan nooit over?
Wachtmeester J. Cats te Roermond, die v. d.
E. te Roermond na de uitspraak weg bracht,
deelt mede, dat verdachte toen zeide: „ze zijn
er niet malsch mee". Getuige vroeg toen: Had
jij vrijspraak verwacht, waarop v. d. E. ant
woordde: Ja zeker, voor mijn Jongen. Die is
onschuldig, waarop getuige concludeerde dat
v. d, E. schuldig en zijn zoon onschuldig was.
v. d. E. Sr. verklaart, gezegd te hebben, dat hij
ook onschuldig was, maar de wachtmeester
houdt zijn verklaring vol.
Het wandelverbod in de
bosschen.
Pater Albertus, die indertijd leeraar te Echt
was, verklaart dat hij vrij door het bosch
mocht loopen. Hij had wel geen permissie,
maar v. d. E. had hem er vaak gezien.
De president vraagt, of hij er na de verdwij
ning van Roebroeks niet meer moebt komen.
Getuige antwoordt dat, toen hij in d« eerste
dagen van October met de jongens liep in de
richting van de plaats, waar Roebroeks later
gevonden is, v. d. E. hem achterna liep en
zeide dat de heeren het niet meer wilden heb
ben. Verdachte v. d, E. erkent dit. De beeren
wilden het niet, omdat het wild er door opge
jaagd werd. Aanvankelijk kwam er maar een
viertal personen, later meer.
Het was getuige opgevallen, toen hij hoorde
van het geval-Roebroeks. Op een vraag van
den verdediger antwoordt getuige, dat men
eerst met 7 personen op het terrein kwam,
later met 10 of 12.
Men heeft er veel geloopen en nooit heeft
men er iets van gezegd. Op een vraag van den
advocaat-generaal deelt jhr. van Aefferden
mede, dat de laatste twee, drie jaren in de om
geving van de plaats, waar Roebroeks begra
ven bleek, geen drijfjachten zijn gehouden.
Verdachte v. d. E. zegt: „wij hebben daar wel
gejaagd, toen wij er nog drie hazen geschoten
hebben. Jhr. van Aefferden meent echter, dat
er in geen drie Jaar ls gejaagd. Hij herinnert
zich echter nader, dat er wel eens op hazen ls
gejaagd wat hij zich beter kan voorstellen, nu
bij de kaart ziet. Er is geen sprake geweest
van een bepaald verbod. Getuige liet dat over
aan v. d. E. Maar wel was het zijn wensch,
dat er geen menschen meer op zijn terrein
kwamen, v. d. E. beweert, dat het te erg werd,
dat er tegen boomen werd geklopt enz., maar
Pater Albertus verzekert, dat er niet meer
lawaai is gemaakt dan anders.
De landbouwer L. Gerrits te Echt heeft op
1 December vlak bij een bloedplas een huls ge
vonden.
De landbouwer Th. Gerrits veTklaart er
eveneens een gevonden te hebben; ook Schmitz
vond er een.
De man met den baard.
De jachtopziener Th. Grouchs, ln dienst van
den heer Smulders, wiens goed aan Annedael
grenst, was thuis in den bewusten nacht, maar
heeft niets van het schieten gehoord. Op een
vraag bevestigt hij, dat hij ook wel strikken
bewaakte op andermans terrein. Hij ontmoette
v. d. E. slechts, als ze een afspraak gemaakt
hadden. Hij maakte ook wel bekeuringen op
Annedael. Hij beeft eT wel eens een onguur
element ontmoet, een man met een baard.
Iemand ln Sittard vertelde hem, dien man
ook eens ontmoet te hebben en hij dacht dat
het v. d. E. was. Maar getuige had gezegd dat
het niet zoo was.
Jachtopziener J. Welters te Echt verklaart
ook, dat het toevallig wel eens kan voorkomen
dat men zijn wapens uitleent Hij vertelt ver-
der, dat eens aangifte is giedaan, dat een maai
met een baard een kiind wilde aanranden. Hij
had een dolk em een revolver. Het onderzoek
leverde niets op. Getuige heeft ook gehoord
dat v. d. E. een goed schutter is.
De oommies H. Jansen, getuige h décharge,
had een ontmoeting met v. d. na den nacht.
Hij heeft niets bijzonders aan hem gemerkt.
Hij was om half zeven of zeven uur van huis
gegaan. De verdediger vraagt Anna v. d. E„
dochter van v. d. E. Sr., of zij weet, dat ze
Dinsdag of Woensdag voor het drama geholpen
heeft bij het drijven van konijnen. Getuige her
innert zioh dit. Later kwam iemand, die vier
of vijf konijnen kocht. Op een vraag, waar de
hulzen zijn gebleven, antwoordt verdachte dat
die op den grond zijn gegooid. Hij kan er ook
in den zak gestoken hebben. Hij heeft een
tiental schoten gelost en vijf konijnen gescho
ten. Het is gebruik, de hulzen in den grond
te stoppen, b.v. in een molshoop, welke ver
klaring door andere Jachtopzieners wordt be
vestigd.
Verdachten blijven alle
schuld ontkennen.
v. d. E. Sr., nader verhoord, ontkent alle
schuld. Nu de jongens dood zijn, kan men ge
makkelijk van alles komen getuigen. Hij heeft
het schieten niet gehoord. Op de vraag, waar
om hij niet meegedaan heeft aan het zoeken,
antwoordde hij, dat hij geen tijd had. Van de
strik wist hij niets meer, dan wat hij in Roer
mond op de rechtzitting gehoord heeft. Op
verdere vragen antwoordt hij, dat hij niets
weet van inbraak.
v. d. E. Jr. verklaart absoluut onschuldig te
zijn en vraagt of de heer van Waegeningh kan
verklaren, wie de revolver heeft afgeschoten
De president antwoordt ontkennend. Hij ver
klaart alleen, dat de schoten utt die revolver
zijn gelost.
Verdachte zegt, er niet uit geweest te zijn.
Hij erkent op een vraag van den advocaat-ge
neraal, wel eens met een enkel loopsgeweer te
hebben geschoten.
Om 1 uur wordt de zitting geschorst, nadat
de president heeft medegedeeld dat de getui
gen niet behoeven terüg te komen.
In de namiddagzitting kwam do advocaat-
generaal, mr. Couvée, aan het woord. Hij gaf
allereerst een schets van de beroering, die door
het drama van Putbroek ls gewekt. Bij het
zoeken naar de slachtoffers bleven twee man
nen thuis, hoewel zij de aangewezen personen
waren om bij het zoeken te helpen. Spreker me
moreerde daarna, hoe de Putbroeksche bevol
king al sedert jaren bad geleden onder de ter
reur van deze verdachten, in hoofdzaak van
die van den ouden v. d. E. Toen beiden achter
slot en grendel zaten, hoorde men overal, hoe
die en die door v. d. E. was bedreigd, zelfs
beschoten en getroffen. Er barstte een haat los,
die zich vooral manifesteerde bij de behande
ling der zaak te Roermond, waar de eisch van
levenslang voor den ouden v. d. E. met hoera
werd begroet.
Er was geen twijfel mogelijk wie de verdach
ten waren. De vraag was alleen, of het wet
tig bewijs geleverd kon worden. Na een woord
van deernis te hebben geuit tegenover de fa
milie der slachtoffers, betuigde de advocaat-
generaal zijn waardeering vooral tegenover den
wachtmeester der maréchaussée, Houtermans,
den Rijksveldwachter Paulssen en den deskun
dige Van Waegeningh. Zonder diens rapport
zou, volgens spreker, een veroordeeling onmo
gelijk zijn geweest.
Waarom een mindere straf?
De rechtbank heeft den ten laste gelegden
moord niet aangenomen en dus ook een min
dere straf opgelegd. Spreker meent, dat te
recht de voorbedachte raad niet door de recht
bank is aangenomen. Deze is niet te bewijzen,
al had v. d. E. de mogelijkheid voorzien van
zijn daad en tevoren zijn maatregelen genomen.
Ook is spreker het eens met de rechtbank, dat
niet kan worden aangenomen, dat verdachten
samen ln onderling overleg hebben gehandeld.
De rechtbank beschouwde de gepleegde feiten
als een voortgezet misdrijf van doodslag, waar
voor de maximum-straf volgens art. 56 W. v.
Str. 15 jaar is.
Had de Rechtbank mede art. 57 toepasselijk
geacht, dan zou zij zeker een straf van 20 jaar
hebben opgelegd. Hoewel t. o. v. hare opvatting
wel iets valt te zeggen, zal spr. er zich bij
neerleggen. Evenals de Rechtbank laat spr. de
verklaring van getuige Beckers, die zij te wei
nig positief vond, buiten het bewijsmateriaal.
In tegenstelling met de Rechtbank acht spr. de
aanwezigheid van bloed op jas, broek en schop
van verdachte een sterke aanwijzing, dat hij
ter plaatse met de bebloede lijken in aanraking
is geweest.
Spr. neemt ten aanzien van den tweede ver
dachte de overweging der Rechtbank over, dat
bij onder den invloed van zijn vader handelde
om welke reden hem niet het wettelijk maxi
mum van 10 jaar werd opgelegd.
Welke schoten zijn het eerst
gelost?
Vastgesteld is, dat minstens 9 schoten zijn
gelost uit het geweer en drie nit den parabel
lum. Echter most ook worden aangetoond, dat
door de schoten uit die wapens de drie siaoht
offers zijn getroffen en gedood. Verder is de
vraag ef de eerste verdachte het geweer heeft
gebruikt en de tweede den parabellum en of
de parabellumschoten, die W. Karsten hebben
getroffen, gelost zijn vóór de geweerschoten.
Staat dit niet vast, dan bestaat de mogelijk
heid dat de parabellumschoten pas het lichaam
van W. Kersten hebben getroffen toen deze
misschien reeds dood was, daar het volgens dr.
Hulst vaststaat, dat Kersten door geweerscho
ten is overleden. Verdachten hebben er volgens
spr.-recht op, te weten, waaróm de rechtbank
aannam, dat de eerste verdachte het geweer
hanteerde en niet b.v. de tweede verdachte,
waarvoor de tweede verdachte uit den para
bellum schoot en niet de vader bedde wapens
hanteerde.
De Adv. Gen. ging allereerst de vraag na, of
de parabellumschoten zijn gelost vóór de ge
weerschoten. Ten bewijze, dat dit zoo Is en dat
zij W. Kersten hebben getroffen, terwijl bij
nog leefde beroept hij zich op de verklaring
van dr. Hulst, volgens welken dit vaststaat,
Degene die den parabellum hanteerde, kan dus
ter zake van poging tot doodslag worden ver
oordeeld.
Het verbergen der lijken.
Wat het verbergen der lijken betreft, merkt
spr. op, dat dit een groote uitzondering is. Uit
zijn praktijk is hem slechts één geval bekend
De dader tracht zich daardoor straffeloosheid
te verzekeren en dat dit niet méér geschiedt,
is daaruit te verklaren, dat het vinden van een
lijk In het algemeen geen aanwijzing geeft,
wie de dader is. Wanneer het geschiedt, is de
reden, dat het vinden van het lijk die aanwij
zing wel geeft, hetzij omdat de dader het laatst
met het slachtoffer in aanraking is geweest,
hetzij omdat de omstandigheden wijzen ln een
bepaalde richting, welke tot het vinden van
Óen dader moet leiden. In het geval waarom
het gaat is de dader niet bij het slachtoffer
gezien. Spr. ziet in het begraven der lijken
het bewijs dat de dader zich bewust was, dat
het vinden der lijken reeds dadelijk een aanwij
zing aan de politie zou geven, dat hij" de dader
was. De slachtoffers stonden bekend als stroo
pers en waren neergeschoten op een plaats en
op een tijd, waarop alleen stroopers hun werk
verrichten. Dat wijst er op, dat het schieten
gebeurd is door hun natuurlijke tegenstan
ders op het gebied van stroopen: een politie
man, belast met het constateeren van jacht
wetovertredingen, die surveilleerde met een
jachtgeweer. Voor een ander bestond geen Te-
den, daar midden ln den nacht met een jacht
geweer stroopers te dooden. De dader begreep,
dat als de lijken werden gevonden de politie
dadelijk verdenking zou koesteren tegen den
jachtopziener v. d. E., omdat deze daar ter
plaatse het toezicht van strooperij uitoefent
en 's nachts daarbij een jachtgeweer gebruikte.
Een ander zou het terrein dadelijk verlaten
hebben zonder de lijken te begraven; de dader
moet dus iemand geweest zijn, die wist dat hij
niet door v. d. E. zou worden overvallen bij
het begraven der lijken. Dat konden alleen
deze verdachten met zekerheid weten.
Bevoegden hebben verklaard, dat de kuil,
waarin de lijken gelegd zijn, een bestaande
kuil was, wat bevestigd wordt door het feit,
dat geen uitgegraven zand ls gevonden. Bij
het graven van een kuil zou ook intusschen
lijkstijfheid der slachtoffers zijn ingetreden en
zou niet een der lijken dubbel gevouwen hierin
zijn begraven. Het Is moeilijk aan te nemen,
dat de dader des nachts in het bosch den ge-
schikten kuil zou hebben gevonden, wanneer
hij deze niet vooraf had uitgezocht. De dader
moet dus iemand geweest zijn, die in de ge
legenheid was, tevoren ook den kuil gereed te
maken. Een ander dan verdachte en zijn zoon
zou het niet wagen pp het jachtterrein, waar
v. d. E. steeds surveilleerde, lijken te begra
ven, daar hij de kans liep, dat dit graf niet
aan de aandacht van den jachtopziener zou
ontgaan en zijn misdrijf spoedig zou ontdekt
worden. Voor verdachte evenwel bestond geen
angst, dat onbevoegden daar zouden komen en
iets zouden kunnen ontdekken, vooral wanneer
zij er extra toezicht hielden. Hadden verdach
ten misschien het bewijs, vraagt spr., dat in
dat bosch zonder vrees voor ontdekking een
lijk kon begraven worden? Wanneer zij gewe
ten hebben, dat er vroeger reeds Roebroeks was
gedood en begraven, zonder dat er een haan
naar kraalde, zou dit dan ook nu niet voor
hen een groote geruststelling zijn, dat ook deze
daad onbekend zou blijven?
Spr. meent daarom, dat reeds nit het begra
ven der lijken volgt, wie de daders zijn. Al
moge dit slechts ten deele strekken tot bewijs,
de overtuiging, dat deze verdachten de daders
zijn, zal er zeker door worden versterkt.
Uit het uitzoeken en klaar maken van den
kuil, concludeerde het O. M., tot een voorbe
dachten rade. Spr. staat op een ander stand
punt. Hoewel dit niet ten laste is gelegd, ge
looft hij dat v. d. E. schuldig ls aan den dood
slag op Roebroeks en hem heeft begraven. De
mogelijkheid voorziende, dat zich nog wel eens
een dergelijk geval kon voordoen, hebben zij,
naar spr. meent, naar een kuil uitgekeken,
waardoor de moeilijkheid van het begraven
zich dus niet zou voordoen.
Het deskundigen-rapport.
Spr. behandelt daarna de rapporten der des
kundigen, en meent dat de proeven op juiste
en doeltreffende wijze zijn genomen en de uit
slag verbijsterend is geweest. De critiek van
den verdediger op het onderzoek is misplaatst,
want hij had de benoeming van tegendeskun-
digen kunnen verzoeken.
Uit het rapport van deskundige Waegeningh
blijkt, dat de proefsehoten uit het jachtgeweer
van v. d. E. precies dezelfde kenteekens opleve
ren als de gevonden patronen; bij proeven met
4 andere gelijksoortige jachtgeweren werden
die kenteekenen niet aangetroffen. Wat de
gevonden hulzen betreft, vond de deskundige bij
de gevonden hulzen en de proefhulzen precies
dezelfde krassen en strepen met 50 punten van
overeenkomst, wat hem de absolute zekerheid
gaf, dat de gevonden hulzen geschoten waren
uit het itrbeslaggenomen jachtgeweer van v. d.
E. Bij de drie gevonden hulzen van den para
bellum zijn precies dezelfde beelden ontstaan,
als bij de hulzen der proefsohoten en volgens
den deskundige is het absoluut zeker dat zij
zijn afgeschoten uit den parabellum van den
tweede verdachte. Verder staat volgens den des
kundige vast, dat alle hulzen, kort vóór zij
gevonden waren, zijn gebruikt, want er was
geen oxydatie. Er zijn 9 geweerhulzen, afkom
stig uit het geweer, ter plaatse gevonden en
de lijken toonen 9 wonden, door geweerschoten,
voorts 3 revolverschoten, terwijl in het lijk van
W. K. 3 wonden als gevolg van revolverschoten
zijn aangetroffen.
Wat de verschillende opgaven van het aan
tal schoten, dat men 's nachts gehoord heeft, be
treft, merkt spr. op, dat hij eens bij een onder
zoek een groot aantal getuigen hoorende cij
fers vernam van 5 tot 100. Bij een groot aantal
schoten kan men zeer weinig staat maken op
het Juiste waarnemingsvermogen. De getuigen
stemmen echter overeen ln hun verslag, dat zij
de schoten gehoord hebben om 12.20 uur.
Volgens spr. is dus bewezen, dat in den nacht
van 27 op 28 November 1931, omstreeks 12.20
uur, ter plaatse uit het geweeT, toebehoorend
aan den eerste verdachte, 9 schoten zijn gelost
met Legia-patronen, kaliber 12, hagel 5 en wel
OD M- Kersten 4, op Werens 3 en op W. Kersten
2 die tengevolge van deze geweerschoten zijn
overleden en dat uit den parabellum van den
tweede verdachte schoten zijn gelost met pa
tronen gemerkt P 24, 9 m.M., waardoor W. Ker
sten driemaal is getroffen, zoodat hij tengevolge
daarvan is overleden, terwijl deze 3 schoten
zijn voorafgegaan aan de twee geweerschoten,
(jie w. Kersten troffen en waaraan deze over
leed. Zijn deze schoten gelost met het oogmerk
om het slachtoffer te dooden
Wat het geweer betreft, wijst spreker op de
drie genadeschoten gelost, terwijl de slacht
offers reeds één- of meermalen getroffen waren
en op den grond lagen. Hier kan niet anders
dan de bedoeling zijn geweest om te dooden.
De toestand, aooals deze ter plaatse is bevon
den wijst erop, dat degene die met den parabel
lum schoot, getracht heeft, telkens na het vorig
schot, dat W. Kersten nog niet deed vallen,
dezen toeter te treffen. De 3 hulzen, zooals zij
zijn gevonden in één recht» lijn, op 31, 18 en 9
M. van de bloedvlek welke van Kersten af
komstig moet zijn., wijzen erop, in verband met
het feit, dat de drie revolverschoten hem van
voren hebben getroffen, dat de dader zich
steeds nader tot zija slachtoffer heeft bewogen.
Dit kan alleen de bedoeling hebben om het
slachtoffer beter te kunnen raken.
Nu het bewijs dat de eerste verdachte het
geweer hanteerde en de zoon den parabellum.
Getuigen hebben verklaard, dat zij door beide
verdachten met vuurwapenen zijn bedreigd,
zelfs toeschoten. Verdachten gingen steeds met
die wapens om.
Welke reden was er voor v.d. E. om in bewusten
nacht ter plaatse aanwezig te zijn? Die plaats
werd veel bezocht door stroopers, die er strik
ken zetten. De oude v. d. E. Wist dat er in
één strik nog een konijn zat. Juist bij dezen
strik zijn de schoten gevallen. Het konijn was
den volgenden ochtend verdwenen, terwijl aan
de strik nog haar van het konijn te zien was.
Beide verdachten waren 's nachts uit geweest.
Er was alle reden, juist voor hen om dien
avond ter plaatse te zijn. Een deugdelijk alibi
hebben zij niet dan hun eigen verklaring dat
zij den heeien nacht thuis waren. Uit de ver
klaring van Thevissen en Pernot blijkt, dat zij
's avonds omstreeks 11 uur ln de richting van
hun woning gingen per rijwiel. De afstand
van hun woning tot de plaats van het misdrijf
is een half unr loopen. Oim half 1 konden zij
dus zeker daar zijn. Om half 12 beeft getuige
Deckers den oudsten verdachte bij de deur zien
staan.
De verdediger heeft in Roermond opgemerkt,
dat de verdachte dader de 8 Legla-patronen ter
plaatse beeft neergelegd om de justitie op een
dwaalspoor te brengen.
Hiertegenover merkt spr. op, dat bij ze dan
dadelijk in het oog vallend zou hebben neerge
legd en niet zou hebben verborgen. Er zijn ook
niet 8 maar 9 Legiapatronen gevonden. Eén
zou er dus niet door dien dader zijn neergelegd
en hoe komt deze er dan? Hoe kon de dader
ook aan die patronen komen. De verdediger
meent, dat hij ze in verloop van tijd heeft op
gezameld, maar ze waren nog nieuw. De dader
zou het ook alleen noodig hebben, als hij zelf
niet met Legiapatronen zou schieten. Maar
hoe kwamen dan de Legiaproppen in de lij
ken? Hoe verklaart de verdediger verder, dat
er ook 3 revolverhulzen lagen afkomstig van
den parabellum van den zoon
houding. De jongen is onschuldig. Doch thans ls
de zoon, volgens spr., eveneens schuldig, al is
het niet aan doodslag. Ook dit is slechts een
toeval. Het bleef bij een poging.
In een en ander vindt spr. een reden een
niet te zware straf voor den zoon te edschen,
doch voor den vader is de zwaarste straf niet
zwaar genoeg.
Sprekers eisch luidt tegen vader v. d. E., we
gens het voortgezet misdrijf van doodslag 15
jaar gevangenisstraf en tegen den zoon, wegens
poging tot doodslag 4 jaar gevangenisstraf.
De president vraagt verd. v. d. E. of hij nog
iets te zeggen heeft.
Verdachte verklaart opnieuw onschuldig ta
zijn.
Verd. v. d. E. jr. verklaari niets meer te zeg
gen te hebben.
De verdediger, mr. P. Tripels verzoekt de be
handeling voor zijn pleidooi te schorsen tot
Maandag 10 uur, waaraan gevolg wordt gege
ven.
Had de dader
die ook tevoren opgeraapt in het veldSpr. zet
deze mogelijkheid op zij.
De oude v. d. E. heeft te Roermond ontkend,
reeds vroeger ter plaatse zoovele schoten ui
zijn geweer gelost te hebben. Dus dat moet op
dien avond geweest zijn. Hij verklaart thans,
dat hij op Dinsdag en Woensdag tevoren ter
plaatse verscheidene schoten heeft gelost in
het bosch, doch niet- op den weg, waar de hul
zen zijn gevonden.
Kan een ander met de vuurwa
pens der verdachten geschoten
hebben?
De Advocaat Generaal bespreekt verder de
vraag of een ander uit dat geweer en dien pa
rabellum ter plaatse kan geschoten hebben.
De zoon heeft verklaard, dat hij de revolver
steeds bij zich had en dat een ander er dien
avond niet mee geschoten kan hebben.
Hij heeft het niet uitgeleend en het is hem niet
opgevallen, dat het dien avond weg was. En als
er ingebroken was, hoe zouden èn geweer èn
parabellum weer in huis teruggekomen zijn
zonder dat iemand het merkt? Spr. toont ver
der, 't onhoudbare dezer veronderstelling aan.
Uit de verklaringen van den zoon, dat nie
mand dan hij in het bezit van den parabellum
is geweest en dat hij zelf nooit het geweer
heeft gebruikt, blijkt dat de vader dien nacht
dus niet het paraballum heeft gebruikt en de
zoon niet het geweer. Er moet meer dan één
persoon zijn geweest. Eén persoon kon de lij
ken niet vervoeren. De plaats der revolverhul
zen wijst er verderop, dat de drager ervan zich
op een andere plaats bevond dan degene, die
met het geweer schoot.
Was alleen de vader ter plaatse geweest, dan
was W. Kersten kunnen ontkomen, maar hij
kon niet ontkomen en werd van voren drie
maal getroffen, omdat hij tusschen twee vuren
stond. Aan de hand van de aanwijzingen toont
spreker aan, dat de vader met het geweer stond
tegenover den strik met het konijn, en de zoon
met den parabellum in de omgeving van den
bietenkuil. Het is niet mogelijk, dat één van
hen èn het geweer èn den revolver heeft ge
hanteerd. Of er soms meer zijn geweest, weet
spreker niet en gelooft hij niet;_ in ieder geval
was het niet noodig. v. d. E. kon op het zwij
gen van zijn zoon rekenen; of een derde zou
zwijgen, was nog de vraag. Maar al was er een
derde bij, dan blijft vaststaan, dat slechts twee
wapens, dit geweer en deze revolver, zijn. ge
bruikt. Spreker vindt het al te absurd om aan
te nemen, dat een derde, die daar toevallig bij
was, het geweer van den ouden v. d. E. zou
hebben overgenomen om te schieten. Deze on
derstelling is even onmogelijk als die, dat het
geweer dien avond telkens bij ongeluk zou zijn
afgegaan.
Terecht nam de rechtbank aan, dat de vader
de hoofddader was. Dat volgt uit de vele be
dreigingen, reeds door den vader geuit, de vele
schoten die hij reeds op menschen loste. Had
hij het dien avond alleen kunnen doen, hij zou
niet hebben toegelaten, dat zijn zoon iets der
gelijks bedreef, evenzeer zou de zoon niet tus-
schenbelde zijn gekomen, wanneer niet bij toe
val 3 in plaats van 2 personen waren gekomen.
De zoon moest thans voorkomen, dat W. Ker
sten ontkwam, die Immers dan alles had kun
nen verraden. De vader is om al deze redenen
dien avond de dader geweest. De zoon werd
het door een ongelukkig toeval.
De advocaat-generaal wijst ten slotte nog op
eenige onware uitlatngen van den zoon, n.l. dat
met het parabellum het laatst geschoten was
op 8 November. Uit het onderzoek van deskun
dige v. Waegeningh blijkt echter, dat er hoog
stens 4 dagen vóór 1 December mee geschoten
Hij verklaarde verder, dat er op 8 Novcmbei
4 schoten uit dit parabellum waren ge11"38
bij daarna den houder weer tot 6 pa ronen
heeft aangevuld. Als er daarna niet meer ge
schoten was, zou de houder dus nog 6 pa tonen
moeten bevatten en één ln den loop, fjU3
De advocaat-generaal acht het buiten wij el
dat de vader met het opzet om hen e ooden
verschillende geweerschoten heeft ge06 op M.
Kersten, Werens en W. Kersten, tengevolge
waarvan deze zijn overleden.
Hij had voor zijn zoon in Roermond vrijspraak
verzocht, omdat die onschuldig was. Dat hij
zelf onschuldig was, heeft hij niet gezegd. Zoo
heeft spr. het ook opgevat. De vader was de
dader van den moord. Hij was van plan alleen
met de twee Kerstens af te rekenen. Slechts
door de omstandigheid, dat een derde onver
wacht meekwam, was Mathijs erin betrokken.
Dit moet de oude v. d. E. bedoelen met zijn
Een man in gebukte houding tusschen
ledikant en muur.
Mien mielidt ons uit Den Haag:
Een bewoonster van een perceel aan het
Spui had zich op 1 Juli des avonds te rusten
gelegd. Omstreeks kwart over een werd ze ge
wekt door een geluid, doch ze meende aanvan
kelijk dat een jongere broeT thuis kwam Toen
zij zich in bed oprichtte, ontwaarde zij tus
schen het ledikant en den muur een man in
gebukte houding zitten. Zij maakt» alarm,
waarop de man opsprong en de trap afsnelde.
De broer van de juffrouw, die reeds thuis was,
hoorde gestommel en zag een man wegvluchten
dien hij achtervolgde. Op de Amsterdamsch»
Veerkade werd bij gegrepen en aan de politie
overgeleverd. Het bleek te zijn de 29 jarige loe
werkman C. J. F. K., die reeds eerder wegens
diefstal veroordeeld is. Wegens dit feit stond
hij Dinsdag voor de rechtbank terecht Op
hem waren bevonden een zakmes een zakdoekje
en eenige sigaretten, die hij uit voornoemd per
ceel ontvreemd had en door de bewoners als
hun eigendom waren herkend.
Dr. Scholtens, die K. ten vorigen jare voor
een andere zaak psychiatrisch onderzocht, zei
de dat de toestand nog onveranderd was.
Verdachte die bekend», zeide o.a. dot hij aan
gehouden was door iemand op de flets die hem.
met een revolver dreigde. „U toegrijpt toch ze
ker wel, ik me zoo maar niet laat pakken",
merkte hij O®.
Het O.M. vorderde ditmaal 8 maanden ge
vangenisstraf.
De verdediger verzocht het dezen keer eens
met een voorwaardelijke staaf te pnotoeeren»
Vohnis 6 Sept. a.s.
Inbreker vlucht in een auto.
Aan den Hoogeweg in 4e Watergraafsmeer
staat een clubhuis van 04 Graal, waarin een
aantal leden. gleternacüit r--enige spannende mi
nuten h-efoben beleefd. Tegen drie -uur. in het
holle van den nacht, schrikte dé directrice
ker door gestommel in haar kamer,
Toen zij opkeek zag zij een man van flink
postuur hij haar bed staan, die door het open
raam naar binnen geklommen was.
Onmiddellijk schoot door haar gedachte: In
brekers, waarop zij den indringer kort mede
deelde: ,,ga maar gauw weg, er is hier toch
niets tehalen", om vervolgens om hulp te
gaan roepen. De overige bewoonsters stemden
hiermede in, waarop de man Ijlings de heenen
nam en door de voordeur ontsnapte. Even later
hoorden de bewoonsters een auto ln snelle
vaart wegrijden. De Inbreker is via het dak en
een platje in de kamer van de directrice bin
nengedrongen. Hoe hij echter op het daik kwam
ls nog een raadsel. De politie heeft de zaak
in onderzoek.
l
■■3.9
De schoenmaker J. W. K. te Maastricht was
van zijn vrouw „af' en kon niet hebben, dat da
herbergier A. P. zoowat als haar beschermer
optrad. In den avond van 28 April j.L kwam
hij in de Capucijnenstraat voorhij de woning
van P. Hij was in het bezit van een revolver
met scherp geladen. Zijn opzet was, nu maar
voor goed van zijn vrouw af te komen. De her
bergier is toen naar buiten gegaan en gaf te
kennen, dat K. maar eens probeerea moest om
herrie te schoppen. Verdachte beweerde Maan
dag voor de arr. Rechtbank te Maastricht, dat
K.°op hem afkwam met een voorwerp ln de
hand. Dat hij toen beangst werd en den her.
bergier verzocht terug te gaan. Toen deze meer
op verdachte toekwam, loste deze twee schoten,
van welke er een P. ernstig trof in de borst,
In verdacht's beroep op zelfverdediging en
een rapport van dr. Jansen, die hem ontoere
kenbaar verklaarde, vond het O. M., waargeno
men door mr. Fabius, aanleiding te requireeren,
hem ter beschikking van de regeering te stel
den, met welk requisitoir Mr. van Gelderen,
verdediger van verdachte, zich vereenigde.