m.
ïG.
K
I
ffl
■ffiéïk
ai
«at»» m&m
mpm
m
DE BROER.
ZIJN VONNIS.
HET NOODSEIN.
HET SLACHTOFFER
DER WELDOENSTER
DE DAKHAZEN.
WOENSDAG OCTOBER 1932
EN ZIJN VRIENDEN.
De landing.
Maar hoe moeit iflc dat weer goed ma
ken?
De ech°.
z
De deur van 't directiekantoor stond op een
kier.
Nanny trachtte iets op te vangen van 't ge
sprek, dat gevoerd werd tusschen haar concur
rente-sollicitante en den man, dien zij graag
haar toekomstigen chef zou willen noemen.
„Juffrouw, 't spijt me, maar IJ lijkt mij hier
niet the right woman on the right place, U
wenscht gemakkelijken arbeid en ik moet een
secretaresse hebben, die niet opziet tegen hard
werken, 'k Zoek een energieke jongedame, liefst
een uit een groot gezin, die weet beter wat aan
pakken is."
„Dadelijk kom ik aan de beurt" schrok Nanny,
„en 'k kan wel vertellen dat 'k energie voor
twee heb, maar hij zal me laten opbiechten dat
'k eenig kindje ben".
'n Triomfantelijk lachje gleed over haar ge
zicht. 'k fantaseer zes broer en zusjes, dat zal
■wel genoeg zijn".
Voordat ze tijd had na te denken over de
consequenties van haar besluit, moest zij bi]
den directeur komen.
De besprekingen verliepen naar wensch.
Uw getuigschriften zijn goed, hoe groot
UW arbeidslust is, moeten wij natuurlijk af
wachten".
„Die is nogal getraind in ons huishouden met
Zeven kinderen" lachte Nanny.
Even gleed er een verwonderde trek over 't
'gelaat van den directeur, toen begon hij harte
lijk te lachen.
„Zeven kinderen, 'tjonge, geen kleinigheid
En allemaal nog thuis
„O nee, de drie jongsten zijn op school, maar
de anderen wonen buitenshuis. Een is er leerares
een ingenieur, en m'n oudste broer is acteur",
fantaseerde Nanny met 'n kleur als vuur.
„Dus 'n acteur met 'n engagement, dat is een
Witte raafAan welk gezelschap is hij verbon
den
„Aan 't Vereenigd Tooneel", zuchtte Nanny,
„Hij speelt onder pseudoniem".
„Dat dacht 'k wel, anders zou uw naam me
'direct bekend zijn voorgekomen, m'n vrouw
en ik ontvangen veel artisten op onze feestavon
den. Ik geloof, dat 'k toch wel weet wie 't is:
hij lijkt sterk op U, is sinds kort aan den troep
verbonden en noemt zich Bob Carrol".
„Ja" knikte Nanny met den moed der wan
hoop.
Dan zult U elkaar wel eens ontmoeten op 'n
fuif" lachte de directeur, „als ik een prettige
secretaresse heb, zie ik graag, dat zij bij ons
aan huis komt.
Een goede verstandhouding bevordert vlotte
Samenwerking".
Nanny trachtte 't vroolijk te beamen, inwen
dig kreunde ze. Groote goden, nu had ze binnen
vijf minuten al meer leugens verkocht, dan
anders in 'n jaar.
Toen Nanny in functie was getreden, werden
de zes broers en zussen 'n permanente nacht
merrie. De directeur voelde zich geroepen zijn
tevredenheid over 't werk te toonen door nu
en daft 'n gemoedelijk gesprekje op touw te
zPftSVl' waarbij hij steeds met belangstelling
naar haar familieleden informeerde.
Op 'n rustigen morgen verzocht de directeur:
'.fwrP^I deze invitatiekaarten voor onze soireé
artistique verzenden Hier hebt U de adressen
lijst. Zooals U ziet, zouden wij 't prettig vinden
als u ook wilde komen".
Nanny keek glimlachend naar haar naam, die
prijkte tusschen veel weledelgeborenen. Plotse
ling verbleekte ze, 't toppunt van ellende was
bereikt: die vreeselijke Bob Carrol behoorde
ook tot de genoodigden.
't Kostte haar een slapeloozen nacht. Resultaat
van 't peinzen waren tien verscheurde kladjes
en eindelijk een lange brief, waarin zij den
pseudo-broer rouwmoedig haar schuld bekende.
De jonge acteur las 't epistel met uitbundig
plezier. Zijn antwoord was kort maar duidelijk:
Adopteer u als zuster zoolang U dit gewenscht
'acht. Zou graag ingelicht worden over m'n
familie-aangelegenheden, schikt U five o'clock
tea in Trianon
De Broer,
„Onafzienbare complicaties" kreunde Nanny,
aar de ontmoeting in Trianon werd geen on-
angename complicatie.
Toen Nanny over haar verlegenheid heen was.
:oest zij bekennen, dat ze eigenlijk genoot: tea
>r two, genuttigd met 'n jongmensch, dat de
ïzellige nonchalance van 'n broer wist te
engen met bewonderende blikken, ze had 't
ger kunnen treffen
Op de eerste bijeenkomst volgden nog vele
b ndere.
Als Nanny in de advertenties las, dat Hob's
ezelschap' in de stad zou komen spelen, wist
zij wat haar te wachten stond: om vijf uur een
rinkelend telefoonbelletje en 'n bekende wel
luidende stem: „Je broer heeft nog net 'n uurtje
vrjj, om naar Trianon te gaan, kan je gauw weg
van kantoor
Zij deed dan interessant-bedenkelijk, „zoo
drukmaar zorgde wel, dat ze binnen vijf
minuten op straat stond.
Ze geraakte zoo gewend aan de familie-leu
gens, dat ze er zelf aan ging gelooven. Bob
stookte 't vuurtje nog wat op, als hij kans zag.
Hij kon met 'n doodernstig gezicht informeeren
naar den gezondheidstoestand van een niet-be-
staanden „suikeroom", „je weet wel, die 't zoo
begrepen heeft op ons leeraresje".
De toestand begon Nanny te benauwen, ze
voelde, dat ze geen zuiver onderscheid meer
kon maken tusschen waarheid en fantasie, boven
dien was het unfair den baas, die haar zoo
■vriendschappelijk behandelde, nog langer voor
den gek te houden.
Op den vooravond van het feest nam zij
een kloek besluit. Met haar kittige pasjes stap
te ze-naar 't bureau-ministre van den directeur.
Toen was het gedaan met haar cranerie, zenuw
achtig hakkelde ze:
„Mijnheer, word niet boos, 'k wou U eigen
lijk komen zeggen dat, dat
„Eindelijk" zuchtte haar chef en barstte m
een luid lachen los.
„Kom, maak je niet overstuur, je wilt opbiech
ten dat je arme zes broers en zussen schimmen
uit jouw brein zijn. Dat wist ik al van het
«oogenblik, waarop je hen beliefde op te roepen".
Nannv herleefde. „Maar hoestamelde
ze verbluft.
„Heel eenvoudig. Je vader en ik waren goede
kennissen in Indië.
Na ons repatrieeren hebben wij elkaar uit t
oog verloren, maar 'n jaar of vier geleden zag
ik de overlijdensadvertentie in de krant, t trof
me als iets toevalligs, dat hij één dochter had,
terwijl wij ook één kind bezitten."
„Daa^ heb 'k nog nooit van gehoord" zei
Nanny Verbaasd.
„Och, '"k ben 'n tijd lang boos op m'n jongen
geweest, hij wilde met alle geweld aan 't tooneel
en daar moest 'k niets van hebben. Ten slotte
dreef hij toch zijn zin door en ging spelen onder
een aangenomen naam, Bob CarVerder
kwam hij niet, Nanny was de kamer uitge
stormd.
Op den feestavond fluisterde Nanny haar
danseur In: „Bob, je broederrol is afgeloopen.
'k Heb je vader m'n leugens opgebiecht en hij
heeft verteld, hoe gek alles in elkaar zat".
Bob nam haar mee naar 'n rustig hoekje.
„Ais je eens wist hoe ik verlangd heb naar
die biecht, maar ik mocht je niet helpen, je
pDoest het alleen uitvechten 1 Ik heb telkens
mte
Ermine Devigne zat voor het ingelegde bureau,
dat zij haar levenlang in haar vaders studeer
vertrek gekend had. Sinds zijn dood werkte ook
zij bij voorkeur in dat achthoekige toren
kamertje, met zijn mooien, ouderwetschen haard.
De beide vensters, waarvan het eene uitzag
op den tuin, het andere op de hall, stonden open.
Ermine had een stapeltje brieven vóór zich op
den lessenaar liggen. Eén daarvan, die een uit-
noodiging bevatte, las zij nogmaals over, terwijl
zij haar pen langzaam in de inkt dipte. Zij
fronste het voorhoofd.
„Daphne had óók gevraagd moeten worden",
mompelde zij, en zij begon te schrijven:
„Tot haar leedwezen kan miss Devigne niet
gebruik maken
Stemmen in de hall leidden haar plotseling
af. Zij luisterde verstrooid, maar dacht aan iets
anders. Daphne was niet gevraagd geworden.
Daphne was haar tien jaren jongere halfzuster,
het kind, geboren uit het tweede huwelijk, dat
niet, gelijk het eerste, gelukkig was geweest.
Alles wat hij bezat, had haar vader nagelaten
aan haar, zijn oudste dochter. Daphne had niets
gekregen. Het testament was jaren oud, en ge
maakt toen Daphne nog een baby was, weinige
maanden nadat de tweede mevrouw Devigne
haar man schandelijk verlaten had.
De beide halfzusters waren groote vriendin
nen. Daphne deelde in den rijkdom van haar
zuster; het zou haar nooit aan iets ontbreken.
Ermine herkende de stemmen.
„Natuurlijk", dacht zij, „Daphne en Edward".
Edward was de man, die drie weken geleden
beloofd had haar, Ermine, te zullen trouwen.
Zij werd zelf getroffen door de kritiek, die in
het gedachteloos gedachte woord „natuurlijk"
opgesloten lag.
Ik ga nu weg", hoorde zij het meisje met aan
drang zeggen. „Je moet dat zelf inzien".
.Daphne", antwoordde de jonge man, „je was
vriendelijker jegens mij bij de Thorntons. Ik
durfde soms hopen, dat je om me gaf".
„Je was toen nog niet verloofd met Ermine".
Zij ging een paar treden van de trap op.
Edward greep haar bij den arm.
.Luister naar mij
,Je dacht toen, dat ik de rijke miss Devigne
was", riep zij uit, zich losrukkend.
.,Dat is zoo", bekende Edward, „maar ik be
minde je ook om jezelf, of je het gelooft of niet.
En hoeveel ik van je hield, bemerkte ik eerst,
toen ik gedwongen was mij van je af te wenden,
en.... enfin.... ik ben attaché te Weenen. De
diplomatie is een duur vak. Ik ben diep in
schuld, en de geldschieters willen alleen wach
ten, omdat
„Omdat je op het punt staat Ermine te trou
wen, die rijk is".
Er trad een stilte in. De rijke zuster in haar
torenkamertje zat bewegeloos voor het oude
bureau. Inwendig schreide zij: „Ik ben niet oud;
ik ben niet leelijk".
Zij had gehouden van Edward Pelham. Zij had
zich verheugd in haar rijkdom, omdat hij, Ed
ward, door geld geholpen zou zijn. Nu wist zij,
dat het alleen haar geld was, waaraan hij be
hoefte had, niet aan haarzelve.
Zij wierp de uitnoodiging en het pas aange
vangen antwoord op den vloer. De heele wereld
was voor haar veranderd sinds zij dien halven
zin, waarin zij opkwam voor Daphne, geschreven
had. Zij trachtte na te denken. En daar herin
nerde zij zich plotseling dien aan haar gerichten
brief, dien zij onder de papieren van haar vader
gevonden had. Zij had er nooit met haar zuster
over gesproken.
„Lieve Ermine', had erin gestaan, „alles wat
ik nalaat, is voor jou. Ik weet, dat je goed zult
zijn voor Daphne, wanneer ze bij mijn dood
nog ongehuwd is. Ik weet, dat, ofschoon zij niets
van mij erft, zij toch nimmer aan iets gebrek
zal hebben. Let op haar. Ontwikkelt zij den
lichtzinnigen aard van haar moeder, geef haar
dan geen pond van wat ik je nalaat. Want dan
is geld een vloek. Maar geeft zij blijk van een
degelijken aanleg en loyaal karakter, of wil zij
in het huwelijk treden met een braaf en eerlijk
man, geef haar dan in mijn naam een zoodanig
deel van je bezit als je denkt, dat voor haar
gelijk bevorderlijk kan zijn".
Het was Ermine's plan geweest op den dag
van haar huwelijk aan Daphne het door haar
advocaat opgestelde document te overhandigen,
waarbij zij, in haars vaders naam, de helft van
het erfdeel haars vaders aan de jongere zuster
zou overmaken. Daphne zou niet kunnen weige
ren het te aanvaarden.
Zij haalde die acte van overdracht uit een
lade van het bureau, en las haar aandachtig over.
Toen belde zij.
„Vraag mr. Pelham bij mij te komen. Hij sta'st
in den tuin, bij de poort", zeide zij tot een be
diende.
Zoodra deze vertrokken was, belde zij op
nieuw. Ditmaal kwam een der dienstmeisjes
binnen.
„Vraag miss Daphne bij mij te komen".
Zij traden kort na elkaar het vertrek binnen.
Edward keek met bezorgden, onrustigen blik
van het meisje, waarmede hij weinige minuten
geleden gesproken had, naar de jonge vrouw,
aan wie hij zijn trouweloos woord gegeven had
„Daphne", zeide Ermine, „hier is een papier,
een acte, waarin ik de helft van vaders bezit
tingen aan jou overmaak. Van het oogenblik af
waarop je het van mij zult aangenomen hebben
zul je even rijk zijn als ik...."
„Daphne!" riep Edward uit, Ermine, fatsoen
en discretie vergetend, „Daphne!"
Daphne stond onbeweeglijk. Edward, geschrok
ken van zijn eigen onbezonnenheid, was bleek
geworden. Ermine zweeg.
Een minuut of langer duurde die ijzige stilte.
Toen lichtte plotseling Daphne's gelaat op. Een
lieve glimlach speelde om haar lippen. En op
Edward's gelaat keerde de kleur terug.
„Zij zal tot mij komen", dacht hij.
„Ermine", zei Daphne, zoo rustig, opgewekt
en natuurlijk, als had er niets plaats gegrepen
dat in staat had kunnen zijn haar te ontroeren
„Ermine, vindt je goed, dat ik bel?"
„Waarom?" vroeg Erjnine, bijna fluisterend.
„Om te zeggen, dat de auto moet voorrijden
om mr. Pelham naar het station te brengen. Ik
denk, dat hij ons onmiddellijk wenscht te ver
laten".
Het kan zijn, dat Edward nog iets in het mid
den trachtte te brengen; Daphne lette er niet
op. Zij had gebeld en haar orders gegeven. Zij
was zich ervan bewust, dat Edward niet meer
in het vertrek was. Haar kopje lag gevleid tegen
Ermine's schouder, en de oudere zuster om
armde haar met teedere liefde.
„Integendeel", sprak Fenner, „ik zal er juist
voor zorgen, dat ze me in de gaten houden."
„Dan vlieg je er vast en zeker in", viel Groom
hem in de rede.
Fenner lachte.
„Ze verdenken jou en mij er reeds lang van,
dat wij het goedje in Engeland binnen smok
kelen," vervolgde Groom. „Maar bewijzen heb
ben ze nog niet. Ik vind het dus een krank
zinnig.
„Laat me nu eerst eens uitspreken," verzocht
Fenner.
„Ik heb er natuurlijk een bedoeling mee. Als
ik de aandacht van de politie trek, leid ik im
mers de aandacht van jou af? Zoodra ze mij
werkelijk verdenken komt jouw kans. Ze hou
den dan alleen mij in het oog en niet jou."
Maar als ze er nu niet inloopen."
„Ais ze er niet inloopen, zal ik je dat na
tuurlijk laten weten."
„Op welke manier?'1
„Als ik er zeker van ben, dat ze mij verden
ken", legde Fenner uit, „huur ik een huisje
in Dingley Cove, aan de Noordkust van Kent.
En jij brengt het goedje, op de oude plaats,
dus aan de Zuidkust van Kent, aan land, ver
volgde Fenner. Met je auto rijd je er dan mee
naar Canterbury en wacht daar op den duin
weg. Intusschen volgt de politie vol aandacht
mijn bewegingen in Dingley Cove, 's Avonds
om 9 uur, op den dag, dat jij daar in de buurt
van Canterbury met je auto wacht, zal ik je
een sein geven. Eén roode vuurpijl als er ge
vaar dreigt. Dan moet je dus doorrijden naar
tonden, maar je blijft kalm waar je bent tot ik
bij je kom, zoodra de kust veilig is. Begrijp je?"
„Ja, ja", zei Groom. „Maar als alles veilig is?"
„Twee roode vuurpijlen", lichtte Fenner hem
in. „Vlak na elkaar. Dus als je er één ziet blijf
je waar je bent en zie je er twee dan rijd je
door naar Londen. Het is je toch duidelijk?"
Zeker", antwoordde Groom. „Maar de politie
zal toch ook die vuurpijlen zien en snappen,
dat het signalen zijn?"
„Man, dat is nu juist het mooie van de grap!"
lachte Fenner. „Ze zullen natuurlijk denken,
dat die signalen bestemd zijn voor een of ander
schip en als ze gaan zoeken dan zullen ze de
zee afzoeken".
.Verdraaid, dat heb je slim bedacht", bewon
derde Groom.
„Daar kan geen speld tusschen. Morgen ga ik
naar Ostende om het goedje te halen en Vrij
dagavond om negen uur wacht ik. op den duin
weg bjj Canterbury op je vuurpijl!"
„Of twee vuurpijlen!"
Den volgenden dag deed Groom zijn zaakjes
in Ostende af, terwijl Fenner zijn tijd besteedde
door zich in Londen zoo verdacht mogelijk te
gedragen. Hierin slaagde hij volkomen, want
hij merkte spoedig, dat Scotland Yard hem geen
oogenblik uit het oog verloor. In Holborn kocht
hij twee roode vuurpijlen en hij lachte inwem
dig toen hij merkte, dat hij gevolgd werd.
B.
(NADRUK VERBODEN.
Wanneer gij verkouden zijt, neem U dan tn
acht, zoodat gij deze lastige kwaal niet op
anderen overha ngt. Bedenk, dat zij gevaar
lijk kan worden en dit altijd is voor jot*je
kinderen en ouden van dagen. Hoest en nies
niet in het rond, maar houd den zakdoek
voor neus en mond en wanjieer gij het
onverwacht moet doen, de linkerhand. "Wasch
uw handen dikwijls.
GEZONDHEIDSRAAD.
283. „Dames, heeren, jongens en meisjes
roept Monsieur Frangois, „koopt deze fraaie
poppen. Draagt het uwe bij tot een goed doel:
de redding van drie landgenooten, verdwaald
in de binnenlanden van Siberië Lieve
goedheid V/at gebeurt daar Au secours
Au «seoours
284. „Hooggeacht publiek", zegt de Daclis
van den veldwachter, „in dezen hoed heb ik
eenige speelkaarten gelegd. Ik heb er een zak
doek overheen gelegd. Als ik deze weer eraf
neem, dan zal er iets gebeuren, waarvan gij
versteld zult staan. Hokus pokus
heeremetijd, wat is dat!"
285. „Dames en lieeren roept Slgnor Ma
caroni. „Ik ben de oudste vriend van den
wereldberoemden aap, die door een noodlot-
tigen samenloop van omstandigheden spoor
loos verdwenen ie. "Wij waren onafscheidelijk.
Hij zat boven op dit orgel, en was de lust van
het publiek. Nu is zijn plaats leeg
Groote goedheid Moord Brand
Op weg naar Victoria Station grinnikte Fen
ner bij het gezicht van een taxi, die de zijne
volgde. Twee mannen kochten ook een kaartje
naar Dingley Cove, onmiddellijk na Fenner en-
stapten in denzelfden trein.
„Het gaat gesmeerd", meesmuilde Fenner.
In Dingley Cove huurde hij een gemeubileerd
huisje, dat hij reeds lang op het oog had. Den
heelen Woensdagavond bracht hij in den tuin
door. Met een teleskoop spiedde hij aandachtig
de zee af.
„Als dat niet lukt"... meende Fenner.
En het lukte schitterend, want Donderdag
avond was het aantal zijner bespieders aange
groeid tot veertien! Fenner amuseerde zich
kostelijk.
„Twee vuurpijlen voor Groom", grinnikte
hij. „Alles gaat prachtig".
Toen Fenner Vrijdagsochtends op onderzoek
uitging, kon hij nog maar elf zijner bewakers
ontdekken. Neen, hij kon zich onmogelijk ver
gissen. Gedurende den nacht waren er dus, om
een of andere reden, drie verdwenen. „Dat
snap ik niet goed", dacht Fenner.
Om twaalf uur telde hij er niet meer dan zes
En de overblijvenden schenen steeds minder
waakzaamheid aan dqn dag te leggen.
Fenner werd onrustig. „Ze kunnen toch geen
lont geroken hebben? vroeg hij zich af, dat ze
onze schuilplaats in Londen in de gaten hou
den?"
Eigenlijk zou hij niets liever gedaan hebben
dan zijn bondgenooten in Londen opbellen.
Maar hij begreep, nu hij zoo zwaar de verden
king op zich geladen had, dat zijn gesprek zou
worden afgeluisterd. Hij kon niets anders doen
dan afwachten.
Om vijf uur wareiAjnog slechts zijn twee oor
spronkelijke bewakel over. Fenner voelde zich
heelemaal niet op zijn gemak. Hij was er van
overtuigd, dat ze zijn spel, om de aandacht van
iemand anders af te leiden, doorzien hadden.
„Ik heb het zeker op de een of andere manier
overdreven, zuchtte hij, en daarom hebben ze
argwaan gekregen. Enfin, dan vanavond maar
één vuurpijl voor Groom. Het is maar goed,
dat ze er niet het flauwste idee van hebben
waar ze hem zoeken moeten. Hij kan zich daar
in de buurt gelukkig weken lang verbergen
zonder dat ze hem zullen vinden. Neen, voor
hem is geen vuiltje aan de lucht!"
Om zes uur kon Fenner de spanning niet
langer verdragen. Hoe gevaarlijk het ook was,
alles was beter dan die onzekerheid. Hij ging
naar een café en belde zijn vrienden in Londen
op.
„Hoe gaat het bij jullie?" vroeg hij.
„Beroerd", was het antwoord. „Ze zwermen
als bijen om ons huis rond. Zorg er in Gods
naam voor, dat Groom niet hier komt. Anders
valt hij zeker in hun handen en het goedje met
hem".
„Maak je maar niet ongerust", zei Fenner en
belde af.
„Een vuurpijl voor Groom", mompelde hij op
den terugweg.
Op den duinweg bij Canterbury zat Groom in
zijn auto te wachten.
I-Iet, arme meisje had geen prettig leven.
Zij was ongetwijfeld eein klein genie in haar
vak, maair had toch geen mogelijkheid haar
practische enMheoi etische kennis produc
tief te maken. Want de arme stumperd had
geen geld en zonder bedrijfskapitaal kan
men zelfs in het paradijs der coupeusen, in
Parijs, geen modeaiteïiar vestigen.
Zoo moeelt de airme Tournier waskaar
naam verder zware diensten verrichten
in een groot modehuis en de ellende dezer
wereld, drukte zwaar op haar gemoed.
Toen kwam echter' plotseling de ver
vulling van haar vurdgstem wensch. Op ze
keren dag knoopte een der Mantan een ge
sprek nreit juffrouw Tournier aan en was
spoedig op de hoogte van haar harteweaisch
Maar. mijn lieve, zei de vriendelijke
dame. U kunt toch geholpen worden. De
zaak i's toch zeer eenvoudig. Ik schiet u
het noodige gelid voor; koop alles wat noo
dig is voor de inrichting en u kunt begin-
TÏïto-
F,ven eenvoudig. U levert mij voor dat
geld kleeren. U moet natuurlijk mij een
beetje de voorkeur geven. U levert mij wat
ik noodig heb en wij verrekenen dat ilater.
Een gunstiger aanbod kon de kleine cou
peuse zich niieit voorstellen en twee weken
later wa,s Bij de gelukkige eigenares van
een eiigen „salon".
De weldoenster meldde zich als eerste
klant. Zij had het hoofd vol nieuwe model
len, die izij -nu uitgevoerd wensehite te zien
ITier' een avondjapon, waarover heel Parijs
spreken zal. daar een coStuum voor de wed
rennen van Vincenimes. die over drie dagen
plaats hebben. Dan weer een namiddagja
pon, een straindcostume. liet ging den eer
sten tijld goed. De coupeuse had Immens
nog genoog van hot geleenlde geld overge
houden o-m de eerste paar' welken to kun
nen lev-en. En als de klant nu er voor zorg
de dat de naam Tournier spoedig in Parijs
bekend was, dan zouden de koopsters vain-
zellf komen.
Het gelukkige meisje rekende niet ver
keerd. Err' kwamen nieuwe klanten. Maar
zij konden niet bediend worden, want Jean
ne Tournier had geen tijd voor haar. Dag
on nachit moest zij werken, om de wenschen
van haar weldoenster ©enigermate te ver
vullen. Niet genoeg, dat deze minstens om
den anderen dag een nieuwe japon ver
langde. telkens moesten er nieuwe verande
ringen aan gebracht wonden en overdag
was zij haast nergens andere dan in het
atelier van haar heschermelinge te vinden.
Zij scheen door' een manie bezeten en was
blij als een kind wanneer zij bluffen kon!
,Mijn coupeuse is voor mij alleen".
Helaas ging bet op den duur niet goed
Op zekeren dag had de arme coupeuse haar
laatste centen uitgegeven en had niets meer
om te leven. Toen waagde izij op te mar
keen
Ik heb al mijn schulden afbetaald en
verzoek u, mij een voorschot hier op deze
rekening te wiililen betalen-
De weldoenster viel uit de wolken!
Onmogelijk! U kunt mij zulke prijzen
niet berekenen! lik heb nog een groot te
igoed bij u. Work u door! Wij pullen er later
wel eens over spreken!
Wiie laat zich echter mat .Jlater"jtroos-
ten. als hij reeds half verhongerd is? De
coupeuse werd wanhopig en toen de „wel
doenster" den volgenden morgen als naar
gewoonte een bezoek aan het ,.salno" wilde
brengen, vond zij het nestje leeg. Het ar
me meisje was er nachts met de voor
naamste dingen, vooral met de naaimachi
ne van door gegaan.
De weldoenster was vreeselijk verontwaar
digd over zooveel ondankbaarheid en waar
schuwde direct de politie. Ergens in Zuid-
Frainkrijk, waarheen de arme coupeuse met
de naaimachine gevlucht was, werd Jeanne
Tournier ontdekt. Zij werd op transport
gesteld naar Parijs en als een Engel dier
wrake veir'scheen de weldoenster voor haar.
Het drama duurde niet lang. De rechtbank
beschouwde de vüueiht der gekwelde cou
peuse als verduistering en veroordeelde het
arme meisje tot een maand gevaingenie9t'raf-
Met opgericht hoofd zweefde de Wel
doenster' de gerechtszaal uit.in het laat-
■Bite wandel japon, die haar ondankbare"
coupeuse geleverd had.
Het sloeg negen uur en zijn zenuwen waren
tot het uiterste gespannen.
Ver weg schoot iets de lucht in en ontplofte
met een prachtig rooden gloed.
„Een vuurpijl! Dus gevaar", fluisterde Groom.
„Ik ben nieuwsgierig
Weer ging een er vuurpijl af.
„Twee vuurpijlen", lachte Groom. De kust is
dus vrij. Hoera, rechtstreeks naar Londen!"
Hij gaf gas en een oogenblik later reed hij,
met groote snelheid, in de richting van Londen!
Indien hij een paar seconden langer gewacht
had, zouden zijn verbaasde oogen nog een der
de pijl gezien hebben, en een vierden, een tien
den, ja, een honderdsten. Vuurpijlen van alle
mogelijke afmetingen en kleuren.
Want, in Dingley Cove, gaf een der bewoners
een schitterend tuinfeest.
Maar Groom, die met een vaart Londen en
zijn noodlot tegemoet ging, kon dat natuurlijk
niet weten.
(Nadruk verboden)
Hitler-haring.
Klant in een Levensmiddelen-bedrijf-
„Juf
frouw, geef mij vlug een Hitler-haring-
„Hitler-haring? Die hebben we niet-
„Wat geen Hitler-haring merkt Je opletten
de chef op, „juffrouw, pe heele toonbank ligt
vol met Hitler-haringen
„Och mijnheer", zegt het meisle, „dat zijn toch
Bismarck-haringen!'
„Maar juffrouw, als U de hek van een Bis-
marek-haring Hink open zet en U haalt de her
sens uit den kop, dan heeft U toch een Hitler-
haring."
De man die zwaar gebitterd had nam de tele
foon van den liaak om z'n vrouw te berichten,
dat hij onderweg was naar huis.
„Hallo!" riep de man.
„Hallo!" klonk t m de telefoon.
„Hallo!"
De man gooide de telefoon neer; „Dat appa
raat deugt niet", 2ei hij tot den portier, ,,'t
Echoot!"
op 't punt gestaan contractbreuk te plegen, die
nauwe familie-relatie zat me vreeselijk dwars,
want Nannylieveling
J. M. L.
W»» 1
1000 belooning voor inlichtingen,
welke leiden tot de arrestatie van
de vervaardigers der valsche Fran-
sche en Belgische bankbiljetten, die
hoogstwaarschijnlijk hun hoofd
kwartier in deze stad hebben.
Informaties moeten gericht worden
tot den hoofdcommissaris van politie.
Het stond in alle kranten, het was overal in
de stad aangeplakt, de politie van drie landen
zocht onophoudelijk, in de Fransche kamer
werd een interpellatie gehouden,en de
misdadigers zetten bedaard hun obscuur werk
voort in het huis van een zeer goed bekend
staanden advocaat, dat gelegen was in een rus
tige voorname buurt. Daar werden de bankbil
jetten vervaardigd en vandaar uit werden zij
verspreid, waarbij de gunstige faam van den
heer des huizes, onschatbare diensten bewees.
De bandieten voelden zich veilig in het be
wustzijn, dat de politie zelfs niet de geringste
aanwijzing, welke naar het goede spoor zou
kunnen lelden, had kunnen ontdekken. En.
iederen dag nam het aantal valsche bankbiljet
ten toet
De „Dakhazen" hielden, zooals iederen vrijen
middag, vergadering ten huize van den oprich
ter en voorzitter van de cluu, Robbert van
Zuidwijck. De club was klein maar select:
voorzitter, secretaris en één lid, alle drie leer
lingen van de eerste klas H.B.S., bekend op de
heele school door hun ondeugende streken. De
club werd, zooals de naam al aangaf, gesticht
met het doel om zich op de daken te amusee
ren en het lag dus voor de hand, dat de aan
voerder de bijeenkomst opende met de vraag:
„Waar kunnen wij vandaag het dak op?"
Het bleek, dat de familie van Visser, den
secretaris, dien dag niet thuis was, een unieke
gelegenheid om ongemerkt naar boven te kun
nen komen daar te „oefenen". Dus kropen na
verloop van een kwartier drie, dakhazen door
het zolderraam in de dakgoot van het huis van
Visser. Zij begonnen een avontuurlijken tocht
over de daken van de naburige huizen en ver
richtten klautertoeren, die hun ouders hart
kloppingen bezorgd zouden hebben, als zij het
gezien hadden, hetgeen hun gelukkig bespaard
bleef- Robbert, de grootste waaghals van de
drie, belandde met een halsbrekenden sprong
op een klein plat en klauterde vandaar langs
een regenpijp omhoog om ten slotte terecht te
komen in een smalle goot, welke langs den on
derkant van een hoog, puntig dak liep. Halver
wege was een klein venster en de twee andere
dakhazen animeerden hun aanvoerder uit de
verte om daarheen te klimmen. Meer had de
-«.-aaghals niet noodig. Langzaam kroop hij langs
de dakpannen omhoog tot hij zijn doel bereikt
had. Het raampje stond open en nieuwsgierig
stad hij zijn hoofd naar binnen: hij keek in
een donkere zolderruimte, waar niets anders te
zien was dan wat oude meubels en andere
rommel. Teleurgesteld aanvaardde hij den te
rugtocht, maar hoorde nog juist een stem, die
blijkbaar van het portaal kwam, roepen:
„Jan, denk er aan, dat je dat pak voor Goud-
kies in Verviers vanavond in den auto mee
neemt".
Een mooie naam. Goudkies, bedacht Rob,
toen hij den gevaarlijken weg naar het dak
van Visser aflegde, maar bij zijn vriendjes aan
gekomen, vergat hij het geheele geval.
„Over de valsche munters i» eindelijk iets uit
gelekt", zei de heer van Zuidwijck s middags
aan tafel, de Belgische politie heeft een pak
valsche bankbiljetten in beslag genomen in Ver
viers, bij een zekeren Goudkies".
,Wat een typische naam", merkte zijn vrouw
°PRobbert, die zich vergastte aan saucijsjes met
bloemkool, zei niets, doch een half uur later
klopte hijaan <3® studeerkamer van zijn vader
en legde een verklaring af, welke den heer
van Zuidwyck noopte om direct in een taxi
naar het hoofdbureau van politie te rijden.
Nog dienzelfden avond deed de politie een
inval in een huis met een hoog, puntig dak,
bewoond door een eerzaam advocaat. Alle be
woners werden gearresteerd en een volledige
installatie voor het vervaardigen van bankbil
jetten werd in beslag genomen. Eenige dagen
later bleek, dat de politie een goede vangst ge
daan had.
De „Dakhazen" moesten beloven om voortaan
op den beganen grond te blijven. Maar vader
van Zuidwijck bracht ƒ1000 op het spaarbank
boekje van zijn zoon.
X. v. E.
(NADRUK VERBODEN.)
DÉ CANTïïAAT IN HEMDSMOUWEN. Roosevelt, de democratische candidiaait voor het presidentschap der Ver. Staten, steekt
ONS DAGELIJKSCH BROOD
In het Broodbesiuit is o.m. bepaald, dat
de bereiding, verpakking, bewaring, behande
ling en het vervoer van brood uitsluitend
mogen geschieden op zindelijke wijze, niet
mogen plaats hebben door personen, die
lijden aan zweren, etterende wonden of
huidziekten aan het hoofd, aan de handen en
(of) armen, voor zoover deze personen met
deeg of brood in aanraking komen. Bij
vervoer van brood op den openbaren weg
moet het brood op deugdelijke wijze beveiligd
xijn tegen stof, vuil en insecten.
A