UIT BIADEM Eli
TIJDSCHRIFTEN
-
HQEZOnDE.ru
^©TUKKEn
I
lip
jsr.
CHRISTOPHER WREN.
v e
VRIJDAG 14 OCTOBER 1932
f BIJ ZIJN 300-STEN GEBOORTE.
DAG,
i Het on-Londensche Londen van
thans- en voorheen,
EERSTE KATHOLIEKE SOCIALE
STUDIEWEEK VAN DUITSCH-
LAND.
De ordening der nieuwe maat
schappij volgens beroeps
standen.
100 JAAR MORSE-TELEGRAAF.
DE ONDERGANG DER DEM°CRATIE
Van onzen correspondent).
Londen, 7 October 1932.
Staande op Westminster bridge ziet men
thans een nieuw, on-Londensch Londen ver
rijzen.
Massieve, wit-glanzende bouwwerken, acht,
tien, twaalf, dertien verdiepingen hoog en zij
zouden nog hooger zijn indien de bouwverorde
ningen het gedoogden zijn in aanmaak of
voltooid. Zij zijn de herauten van dozijnen an
dere gebouwen, nog grooter, nog blinkender,
nog kubus-achtiger, die, vóór wij een generatie
verder zijn, het aanzien der Theemskade geheel
veranderd zullen hebben.
Rook en mist, Londens geniaalste decorateurs,
hier en daar braaf bijgestaan door de duiven,
zullen het hunne ertoe bijdragen die on-Lon
densche miniatuur-kolossen eenmaal echt-Lon-
densch te maken.
Zij moeten veel gedaan hebben om een paar
eeuwen geleden de Londenaars te verzoenen
met de St. Paul's kathedraal en de ontelbare
andere creaties van Wren. Na den grooten brand
van 1666 verrees er ook een nieuw Londen, dat
niet minder on-Londensch geweest moet zijn
dan ons thans het machtige complex blanke
wolkenkrabberachtigheden tusschen Westmin
ster- en Blackfriars bridge aandoet. Een goed
eind rechts dus oostelijk daarvan zien wij
den koepel der St. Paul's nog steeds Londens
geweldigste bouwwerk, den grauwen, vagen
wirwar bekronen, welke het traditioneele sil
houet van Londen is. Er moet een tijd geweest
Zijn dat die koepel, en de kerk, die in den wir
war bekneld is, even wit waren als thans het
Shell Mex building en het Brettenham house,
maar nu zijn zij gekleurd met de honderd kleur-
lcoz/j schakeeringen van grapw.
«poedig drie eeuwen gereden werd Sir Chris
topher Wren geboren don 20 October 1632.
Hij was een groot man en in het klein een even
veelzijdig genie als Leonardo da Vinei. Hij is
hoogleeraar geweest in de astronomie en New
ton heeft hem in zijn „Principia" om zijn ma-
thematischen arbeid geprezen. Waarschijnlijk
muntte hij nog in vele andere takken van ken
nen (dat is wetenschap) en kunnen (dat is
kunst) uit. De meeste groote mannen doen dit.
De samenloop der omstandigheden evenwel
leidde er toe dat hij beroemd werd als bouw
meester.
Dit wil wat zeggen. Er zijn veel beroemde ge
bouwen, doch weinig beroemde bouwmeesters.
Wie is de architect van het Louvre, wie die van
den Dom te Milaan? Wie heeft de kathedraal
van York, wie die van Reims gebouwd? Wie het
stadhuis te Middelburg, wie dat te Brussel? De
namen zijn allen bekend; ze zijn gemakkelijk te
vinden in reisgidsen, die in ieders handen ko
men. Maar hoe weinigen van al degenen, die de
namen kennen van de kunstenaren, die beroem
de schilderijen, beelden, composities, dichtwer
ken, romans vervaardigd hebben, zouden ook
de scheppers van vermaarde bouwwerken bij
name kunnen noemen?
Wren is een der weinige uitzonderingen, het
geen niet wil zeggen dat hij een der allergroot
ste bouwmeesters is. Het feit dat hij een groo-
tere kerk gebouwd heeft dan iemand na hem,
tot Sir Gilbert Scott in het begin dezer eeuw
de plannen voor de kathedraal te Liverpool ont
wierp, heeft misschien meer tot de populariteit
van Wren's naam bijgedragen dan zijn over-
heerschende beteekenis als bouwkunstenaar.
Het is trouwens twijfelachtig of Wren een
zeer groot kunstenaar was. Hij was een groot
ingenieur, een onvergelijkelijk architect in den
wetenschappelijken zin van het woord. De koe
peltoren der St. Paul's is een technische triomf;
de moeilijkste constructie problemen heeft Wren
met souverein vernuft opgelost. Maar een groot-
sche kunstuiting is de St." Paul's kathedraal mis
schien niet.
Het is waar dat Wren zijn oorspronkelijke
plannen onder verschillende invloeden zoodanig
heeft moeten wijzigen dat er in den opzet der
bestaande kathedraal niet zoo heel veel van
terug te vinden is. Maar allen, die de oorspron
kelijke plannen bestudeerd hebben, zijn het er
over eens dat zij in artistieke waarde achter
stonden bij die, welke ten slotte uitgevoerd zijn.
Wij stellen ons voor dat de geestdrift der
Londenaars van 1675, toen de eerste, tot 1710,
toen de laatste steen gelegd werd, niet uitbun
dig was. Zij moeten de nieuwe St. Paul's kathe
draal die toen nog wit was even on-Lon
densch gevonden hebben als wij het Shell Mex
House. Kort voor het uitbreken van den brand,
waardoor de oude gothische St. Paul's gedeelte
lijk vernield werd, had Wren van den koning
opdracht gekregen de kerk te restaureeren, en
hij was voornemens geweest dit te doen „vol
gens een goede Romeinsche manier" en niet
„de Gothische grofheid van het oude plan te
volgen."
Die „goede Romeinsche manier" heeft hij toe
gepast, ofschoon iets minder brutaal dan hij in
zijn eerste plan (waarvan het model in het Zuid-
Kensington museum berust) voornemens ge
weest was. Hij maakte ten slotte een soort St.
Pieterskerk. Wij moeten erkennen dat hij het
goed deed. De Westelijke gevel der St. Paul's
heeft, dank zij den dubbelen zuilénrijen een
verheffing, welke die der St. Pieter, met zijn
reusachtige kolommen, mist. De koepel der St.
Paul's verhoogt het omhoogstrevende, hét he-
melwaarts-gerichte effect; die der St. Pieter
maakte het geheel nog meer gedrongen.
Indien het een verdienste was van Wren te
breken met de „Gothische grofheid", waaraan
Engeland nog steeds zijn nobelste bouwerken
verschuldigd is, men kan het bezwaarlijk een
verdienste noemen dat hij geen andere inspi
ratie wist te vinden dan die, welke hij putte uit
Rome. De St. Pieterskerk was nog geen halve
eeuw ingewijd toen Wren zijn plannen maakte,
en vervulde de wereld van ontzag door haar
afmetingen en haar rijkdom. Evenals Miche
langelo had Wren ervan gedroomd de droom
van Bramante te verwezenlijken en 'n Pantheon
„in de lucht te doen opschieten". Hij koesterde
groote bewondering voor zijn tijdgenoot Ber
nini, wiens plannen tot verbouwing van het
Louvre hij te Parijs bestudeerde, en wiens heer
lijke zuilenrijen op het St. Pietersplein hij te
Londen wilde imiteeren. Na, in overeenstemming
met de protestantsche mentaliteit, zijn ban
vloekte hebben uitgesproken over de Gothiek,
zocht hij zijn toevlucht tot de Italiaansche re
naissance, die hij trouwens reeds te Cambridge
en Oxford (Sheldonian Theatre) enkele jaren
vroeger toegepast had.
De renaissance stijl was in de hoogste mate
on-Engelsch. De St. Paul's kathedraal moet als
een uitheemsche kolos gestaan hebben in het
Londen der zeventiende eeuw met zijn gothi
sche en romaansche kerken en zijn ontelbare
Tudorgevels. Maar zij moet vooral „paapsch'
aangedaan hebben in een land, dat zich inner
lijk volslagen van Rome afgewend had. De eer
ste protestantsche hoofdkerk, die gebouwd werd,
was Katholiek van stijl en inspiratie. Terwijl
de Presbyterianen kerken als schuren bouwden,
wendde Wren zelfs geen flauwe poging aan om
de grondslagen te leggen van een niet-katho
lieke kerkbouwkunst, even grootsch en aangrij
pend als, en toch anders dan die van Rome. In
tegendeel: ofschoon hij nooit te Rome geweest
was, vond hij slechts daar artistieke bezieling.
Hij bouwde gelijk de Katholieke architecten na
de hervorming kerken waren gaan bouwen. De
St. Paul's kathedraal werd niets anders dan een
St. Pieter van het Engelsche protestantisme
Wren was niet in staat de kerk architectonisch
een anderen weg te doen inslaan dan die van
Rome, waarmee zij op voet van doodsvijand
schap verkeerde.
Hij heeft zestig andere Londensche kerken ge-
bouwd of herbouwd, en vele daarvan zijn ver-
maard om haar fraaie, oorspronkelijke torens
ef vmvjjerytelijke détaijs. Maar - zijn werls *-
«teeds in gebreke gebleven; het Engelsche pro-
De koepel van St. PauVs.
testantisme te bezielen. Hij was geen dichter,
hij was zelfs geen wijsgeer. Hij was, in archi-
tectonischen zin, de profeet van het failliet van
het Anglicanisme, dat zelfs twee-en-een-halve
eeuw geleden reeds zijn volgelingen voor de
keus stelde Rome na te doen, of bij gebrek aan
inspiratie te "verdoven.
Het was niet de schuld van Wren. Het was
de schuld van de kerk, die hij diende.
Men schrijft ons uit München-Gladbach d.d.
10 dezer:
De eerste katholieke sociale studieweek van
Duitschland mag zich in een bijzondere be
langstelling verheugen, vooral van de hoogste
kerkelijke en wereldlijke autoriteiten.
Een telegram van den kardinaal-staatssecre
taris Pacelli namens den H. Vader heeft de
bijzondere aandacht getrokken, en vandaag
zond kardinaal Schulte, aartsbisschop van
Keulen, zijn beste wenschen en zegen voor het
welslagen van het congres.
Nadat dezen morgen mgr. Straeter in het
Münster, de vroegere abdijkerk der Benedie-
tijnen, een pontificale H. Mis had opgedragen,
waaronder de bisschop nog een toespraak hield
over het sociale werk van den H. Albertus,
begonnen in het Stadstheater de redevoeringen.
De algemeene voorzitter van den Volksverein
verwelkomde eerst mgr. Straeter, en den oud
minister van arbeid, dr. Brauns, die lange ja
ren voorzitter was van den Volksverein. Met
een enkel woord sprak mgr. Straeter de verga
dering toe, den wensch uitend, dat van dit
congres een heilzame invloed mocht uitgaan
voor het groote sociale werk van onzen tijd.
De eeflte rede werd gehouden door privaat
docent Dr. Meszmer over de „Vrije concur
rentie en de ordening der maatschappij volgens
beroepsstanden". Ook in de nieuwe maatschap
pelijke ordening volgens beroepsstanden moet
er vrijheid van concurrentie blijven, daar de
concurrentie mede behoort tot de natuurlijke
inrichting der maatschappelijke economie.
Deze vrije concurrentie mag echter niet ver
geleken worden met de kapitalistische markt-
techniek. Door voor alle leden van den be-
roepstand dezelfde concurrentie-voorwaarden
te handhaven, wordt het gevaar van een cor
poratief monopolie vermeden.
Wegens ziekte van Regeeringsraad Dr. Jos-
tock werd zijn rede voorgelezen door dr.
Neuenhofer. Zij behandelde „Conjunctuur-po
litiek en crisismaatregelen in de ordening der
beroepsstanden".
In deze redevoering werd in bijzonderhe
den nagegaan, of een ordening der maatschappij
volgens beroepsstanden de crisis en conjunc
tuur-schommelingen zou kunnen beperken en
de inleider beantwoordde deze vraag bevesti
gend terwijl hij de vraag, of de ordening der
maatschappij volgens beroepsstanden iedere
economische crisis zou kunnen verhinderen ont
kennend meende te moeten beantwoorden.
Als derde inleider sprak dezen morgen Dr.
Hackelsberger over: „De grondbeginselen der
industrieele- en handelspolitiek en het onder
nemingswezen in de ordening der beroeps
standen".
Naast het technisch-economisch probleem,
aldus spr., vraagt thans het sociaal-economisch
vraagstuk der rechtmatige verdeeling der pro
ductiegoederen onze volle aandacht. Iedere
nieuwe ordening moet echter uit de oude orde
overnemen wat goed is en de nieuwe maat
schappelijke ordening kan slechts stap voor
stap verwezenlijkt worden.
In verband hiermee behandelde de spreker
nog de bevolkingspolitiek en het woningvraag
stuk.
In aansluiting op deze lezingen werd nog
van gedachten gewisseld over verschillende
voorname onderwerpen o.a.: Woningvraagstuk
in de grootstad, Dorpscultuur en grootstad en
Werkloosheid en arbeidsdienst, waarbij ver
schillende vooraanstaande personen het woord
voerden.
Naar de bladen melden, was 't dezer dagen
honderd jaar geleden, dat de geniale Ameri-
kaansche natuurkundige, Samuel Finley Breese
Morse, de ingeving kreeg, welke tot den bouw
van de electromagnetische telegraaf leidde.
Morse werd den 27sten April 1791 te Char-
listown geboren. Hij volgde zijn neiging en aan
leg, toen hij in 1811 naar Londen vertrok, om
zich daar in de schilderkunst te bekwamen. In
zijn vaderland teruggekeerd, stichtte hij in 1825
te New-York een schildersvereeniging, die zich
later ontwikkelde tot de „National Academy of
design".
Morse, die ook aan physica en chemie deed,
toonde ook een levendige belangstelling voor
de electromagnetische onderzoekingen, welke in
dien tijd in vollen gang waren.
Na de uitvinding van de zuil van Volta ont
stond de „electrolythische telegraaf". Arago be
reidde daarna door de uitvinding van den elec-
tromagneet de uitvinding van Morse voor. Deze
had inmiddels de jaren 1829—'32 weer in
Europa doorgebracht, om zich verder als schil
der te bekwamen.
In 1832 keerde Morse met de boot „Sully"
naar Amerika terug. In dien tijd duurde zoo'n
zeereis zeer lang, zoodat Morse volop gelegen
heid had, om zich met den toen aan boord be
vindenden geoloog Jackson over wetenschap
pelijke kwesties te onderhouden. Bij een dezer
gesprekken concipieerde hij de idee der elec
tromagnetische telegraaf. De uitvinder was zich
van de draagwijdte van zijn uitvinding terstond
ten volle bewust, want. toen hij in Amerika aan
wal ging, zeide t°t den kapitein der -Sully
Als binnen eenigen tijd mijn telegraaf „het
groote wereld-wonder" zal geworden zijn, her
innert u zich dan, dat de grondidee den 12en
October 1832 op een schip geconcipieerd werd
Niettemin duurde het nog drie jaar voordat
Morse zijn idee practisch tot uitvoering bracht.
In 1835 stelde hij een model van zijn telegraaf
in New-York ten toon en twee jaar daarna nam
hij er een Amerikaansch patent op. In 1843 ten
slotte bracht hij met den steun der Amerlkaan-
sche regeerira de eerste verbinding tusschen
Washington Baltimore tot stand.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie).
ZOOGENAAMD LITURGISCH.
In uw courant van Donderdag 6 October
komt in een artikel over den overleden pastoor
der Agnesparochie in den Haag de volgende
zinsnede voor: „Door de jeugd in die richting
(het meezingen der geloovigen van antwoorden
en vaste gezangen in de Hoogmissen, enz.) op te
leiden, hoopte hij eenmaal te komen tot de z.g.n.
Liturgische Hoogmissen".
Telkens weer blijkt, dat zoowel onder leeken
als onder priesters geen juist begrip bestaat over
die z.g.n. Liturgische Hoogmissen".
Ik zou willen vragen: Is iedere Hoogmis niet
liturgisch; doet iedere priester niet aan liturgie
als hij Mis leest, brevier bidt, de sacramenten
toedient? Waarom dan steeds weer dat: „zooge
naamd liturgisch"?
Wil men soms aanduiden, dat die Hoogmissen
slechts liturgisch genoemd worden, dus eigenlijk
dit praedicaat ten onrechte dragen, of bedoelt
men daarmede een nieuw begrip aan te geven?
Volgens mijn meening is het feit, dat over 't
algemeen slechts rubrieken gekend worden, ter
wijl eenig begrip omtrent historie en doel der
voorschriften ontbreekt, aanleiding tot veel mis
verstand. Men staart zich blind op den letter,
die doodt, doch mist den geest, die levend maakt.
Toch hoort men bevooroordeelden, in de gelegen
heid gekomen om zelf te zien en te hooren, hun
verwondering uitspreken, dat zooiets te bereiken
is. Behoorde trouwens het streven om het volk
door verklaring den zin der plechtigheden bij
te brengen en daardoor te komen tot begrijpend
meedoen en als gevolg o.a. meezingen, niet
slechts hooge waardeering te ondervinden? Te
meer, daar resultaten slechts door volhardenden
arbeid, gebaseerd op gedegen kennis, worden
verkregen.
Zou het ook niets zeggen, dat èn Pius X en
onze regeerende Paus zoo groote waarde aan
het „active participandum" der geloovigen toe
kennen?
Overtuigd, dat eenige kleineerende bedoeling
bij den verslaggever in kwestie niet heeft voor
gezeten, meende ik toch goed te doen met op
het verkeerde gebruik van het „z.g.n. liturgisch
te wijzen, daar hierdoor nog steeds veel misver
stand blijft bestaan.
CANTOR.
Naschrift redactie. Ook wij hebben bezwaar
tegen den naam „liturgische" Hoogmissen.
Dit kwam trouwens door de bijvoeging „zooge
naamd" voldoende tot uiting.
CONTINGENTEERING.
Tot mijne groote ontsteltenis kreeg ik dezer
dagen bericht, dat ingevolge instructie van het
Ministerie van Economische Zaken en Arbeid
voortaan voor „bovenkleeding voor vrouwen,
meisjes en kleine kinderen, geen gebreide en
tricotgoederen, niet vervaardigd van weefsels
met caoutchouc, noch van wollen en halfwollen
stoffen", m.a.w. voor zijden, kunstzijden en ka
toenen bovenkleeding voor vrouwen, meisjes en
kleine kinderen door de Kamers van Koophan
del alleen voor bepaalde zendingen geldige in
voervergunningen mogen worden verstrekt, zoo
dat hiermede dus het systeem van vóór 1 Mei
j.l. in eere hersteld is.
Door dezen maatregel worden ca. duizend im
porteurs van deze goederen ten zeerste gedu
peerd.
Het schijnt wel, dat met de belangen van den
handel in het geheel geen rekening meer wordt
gehouden.
Voortaan moeten de dagelijks binnenkomen
de honderden colli met deze goederen eerst door
den expediteur geadviseerd worden aan de
treffende importeurs met verzoek om toezen
ding van de invoervergunning.
De importeurs moeten dus dagelijks met hun
ne facturen naar de Kamer van Koophandel en
daar een invoervergunning suppletievergun
ning voor iedere factuur afzonderlijk aanvra
gen, waarop deze naar den expediteur gezon
den moeten worden.
Dit alles geeft een oponthoud van tenminste
3 dagen en bovendien enorme extra kosten aan
porti en drukwerk.
Daar in het bijzonder zijden, kunstzijden en
katoenen bovenkleeding hoogstens 3 dagen in
de cartonnen doozen verpakt mag blijven, zal
bovendien aan de goederen groote schade wor
den berokkend, daar de zending uiteraard be
langrijk vertraagd wordt.
Naar mij van ambtelijke zijde werd medege
deeld, schijnen met deze nieuwe bepaling „Sta
tistische belangen" gediend te worden.
Afgezien nog van de vraag, of dit werkelijk
het geval is, daar op het Statistiekbureau uit
de ingediende paspoorten m.i. alle gewenschte
gegevens voor de statistiek zijn te putten, vraag
ik mij toch af, welke belangen het zwaarst die
nen te wegen. Mij is altijd geleerd, dat de sta
tistiek er is in het belang van den handel.
Zeer zeker in dezen voor den handel reeds
zoo ontzettend moeilijken tijd, wil het mij voor
komen, dat deze stelling gehandhaafd moet
worden.
Ik vertrouw dan ook, dat men te bevoegder
plaatse zoo spoedig mogelijk op deze nieuwe be
paling zal terugkomen.
F. BLECKMANN.
Oldenzaal, 8 October 1932.
0i \y\tui
WELTER-RAPPORT EN BELASTING
HEFFING.
Om te komen tot een sluitende begrooting
worden door de Regeering resp. de Commissie-
Weiter een aantal maatregelen voorgesteld,
waardoor groote groepen onzer bevolking zullen
worden getroffen.
Deze maatregelen zouden ongetwijfeld van
veel minder ingrijpenden aard zijn, indien over
alle inkomens belasting werd betaald, hetgeen
echter niet het geval is.
Immers, door ondernemingen in den vorm van
een Naamlooze Vennootschap wordt alleen be
lasting betaald over het uitgekeerde bedrag aan
dividend en niet over de werkelijk gemaakte
handelswinst. Wordt geen dividend uitgekeerd
(wat ook vobrkomt bij een winst van 2% mil-
lioen) dan wordt alzoo geen belasting betaald.
Op deze wijze zijn jaarlijks nog millioenen
guldens vrij van belasting en een heffing op
die bedragen zou den fiscus zeer ten goede
komen.
C. DE K.
„Wat is het onderscheid tusschen een
rijken man en een armen
„De arme man heeft maar een paar
gulden schuld en de rüke een paar
miliiOen". I
CONVERSIE ONMOGELIJK?
Ook de a.-r. „Rotterdammer" is van meening,
dat converteeren niet tot de onmogelijkheden
behoort.
Daarom meenden wij de volle aandacht te
mogen vestigen op hetgeen de minister zelf in
zijn millioenen-nota schrijft: „Indien Je re
geering een leening van hooger rentetype kan
aflossen door een leening van lager rentelype
aan te gaan, hetzij dan bij dezelfde, hetzij bij
nieuwe geldgevers, m.a.w. wanneer zij con
verteeren kan mag zij zulks geen dag uit
stellen. Aldus is het ook te allen tijde ver
staan, zoowel door het rijk als door de andere
publiekrechtelijke lichamen Iedere conver
sie, die mogelijk is, is te eens geboden."
Deze gedragslijn is gevolgd. Dat moet er
kend. Er loopt thans geen enlcele leening meer
boven de 5 pet. en die niet aflösbaar is. Maar
ook 5 pet. is voor een staatsleening nog hoog
en op 1 Juli dacht de regeering er zelfs over,
gezien het succes van 1 April, om een leening
tegen 4% pet. uit te schrijven. Men is toen
van dat idee terugekomen; doch we vragen
ons ernstig af, of de regeering nu nog een dag
langer mag wachten met converteeren? Er is
geld; men wil het graag beleggen; thans ligt
het renteloos. Zou een rijksleening tegen la
ger dan 5 pet. dan niet slagen?
En moet een vijf-procents leening voor In-
dië uitgegeven worden tegen een koers van
97%?
Wij kunnen het niet aannemen en al prij
zen wij de voorzichtigheid van den minister,
we moeten er toch op wijzen, dat het niet in
orde is, wanneer 't levenspeil daalt, doch de
rente van geld hoog blijft. En de rentestan
daard, welken de regeering om zoo te zeggen
sanctionneert, is van veel belang voor het
maatschappelijk leven. Daarom verdient deze
zaak ernstige overweging.
ONZE UNIVERSITEIT
De „Gelderlander" ontzenuwt een vrij alge
meen verspreide tegenwerping:
Ik zal nimmer een mijner kinderen naar de
Universiteit zenden, zegt men, wat heb ik er
dus aan?
Nu zouden we allereerst willen vragen, of
dat nu de vraag is, welke uw goede werken
beheerscht, de vraag, wat gij eraan hebt. Welk
persoonlijk nut gij ervan trekt. Welk voordeel
gij er voor U zelf uit slaan kunt.
Als die vraag bij U voorop gaat, nu, laten
wij het maar huiselijk zeggen: dan geeft gij
niet veel weg. Het gaat nu niet over de vraag,
welk loon in het andere leven voor de goede
werken wordt weggelegd, maar alleen hier
over: in welke mate gij of uwe kinderen er
dadelijk voordeel uit trekken jcunt.
Als gij alleen geeft aan zulke werken, dan
geeft gij niet veel.
Want de meeste goede werken zijn niet in
gesteld voor degenen, die ze met hun giften
geheel of gedeeltelijk onderhouden; geeft gij,
om een enkel voorbeeld te noemen, aan de
Vereeniging tot bescherming van meisjes om
uw eigen kinderen een tehuis te geven in een
vreemde stad; aan de St. Vincentiusvereeni-
ging, het patronaat, de missies, maak het
lijstje zoo lang ge maar wilt geeft gij aan
al deze goede werken ten eigen bate?
In negen van de tien gevallen geeft gij voor
een goede zaak en gij onderzoekt niet, welke
personen erdoor worden bevoordeeld. Uw
hart is bij de zaak betrokken, de goede zaak,
de zaak van God. Al onze goede werken vin
den hun oorsprong in Hem en ontvangen hun'
beteekenis van Hem. Zij werden Hem ter
eere ondernomen en dienen tot instandhou
ding van Zijn stichting op aarde: de Kerk, tot
voeding, onderhoud en versterking van Haar
verschillende levensuitingen.
Zoo bezien, neemt onze Katholieke Univer
siteit een eerste plaats in onder de goede wer
ken, welke Katholiek Nederland heeft onder
nomen. Het is onze eer, dat wij dit werk heb
ben tot stand gebracht, zuiver op den grond
slag van zijn waarde voor de Katholieke ge
meenschap. De grondgedachte, waarop de
stichting is gevestigd, is deze, dat de Kerk
van Nederland, die midden in de woeling van
de wetenschappelijke tegenstrijdigheden ligt,
dit anker noodig heeft voor hare veiligheid,
het is een eer voor de katholieken van Neder
land, dat zij dit, op het woord hunner Bis
schoppen, hebben begrepen en ernaar gehan
deld.
DE DOODE HAND
De „Volkskrant" schrijft
Tot de middelen, welke door de S.D.A.P.
worden aanbevolen, om de Rijksbegrooting
sluitend te maken, behoort ook eene belasting
op goederen in de doode hand.
De heer Vliegen heeft hieraan eene beschou
wing gewijd in de socialistische pers en wees
erop, dat het bezit van onroerend goed in de
doode hand vermeerderde in de twintig jaren
van 1894—1913 met 91.183.996 en in de 17
daaropvolgende jaren, van 19141930, met
256.815.687.
Ook de Strijd, het orgaan van het N.V.V.
vestigt de aandacht op deze cijfers en meent,
dat deze „goede diensten kunnen doen, ook bij
onze verdere actie
Tot nog toe onbelaste goederen in de doode
hand zijn o.a. bezittingen van burgerlijke arm
besturen en vereenigingen, welke een of
ander algemeen belang behartigen. Maar, zoo
als de Strijd opmerkt, „is van algemeene be
kendheid, dat het over-, en overgroote deel
van de goederen in de doode hand goederen
zijn in handen van kerken en kloosters".
Inderdaad. En die groote toename in de laat
ste jaren van de hier bedoelde goederen is
vooral toe te schrijven aan den bouw van
scholen en de oprichting en uitbreiding van
liefdadige instellingen.
Hoe deze goederen worden aangewend moge
o.a. blijken uit de statuten der Vereeniging
„De Broeders van den H. Jozef" te Heel, toe
vallig in de Nederl. Staatscourant opgenomen
toen de heer Vliegen zijn artikel schreef. In
deze statuten luidt artikel 2 als volgt
„Het doel der vereeniging is de uitoefening
van werken van liefdadigheid, zooals de ver
pleging van oude en gebrekkige, voornamelijk
arme, mannen de verzorging en opvoeding van
arme weezen of verwaarloosde kinderen in
gestichten, de verpleging van zieken, zoowel
aan huis als in gestichten, maar bijzonder nog
van zenuwlijders en epileptieken en in het
algemeen van die lijders, welke in andere ver
eenigingen of gestichten in den regel niet wor
den opgenomen".
Wij kennen de Broeders van Heel en nuru
liefdewerken. Wij bezochten hun gesticht
hebben daar een onvergetelijken indruis
kregen van de offervaardigheid dier ^emmen_
lijke weldoeners. De meest on6elukkig®
schen, van kinderen tot grijsaards, me
lijke ziekten en gebreken, worden daa -
rijk verzorgd en verpleegd, dag en
overal waar geleden wordt, kunnen -
ders worden geroepen, om hulp te
verleenen. Zij hebben hun leven der
lijdende menschheid gesteld.
En stichtingen als de L ,2
dank nog vele in Nederland. n liefde
zusters voor vrouwelijke patie Zij zijn
voor de gemeenschap een groote weldaad,
sociaal en fiancieel. Zij worden opgericht en in
stand gehouden door vrijwillige giften van
liefdadige, sociaal-voelende menschen. Moes
ten zij door de overheid worden ingesteld en
beheerd, zij zouden jaarlijks vele millioenen
kosten, 'enorm veel meer dan eene belasting
op hunne goederen zou kunnen opleveren.
Maar zulke belasting op stichtingen van de
zen aard zou ook in hooge mate onrechtvaar
dig zijn. Zij zou de aller-armsten en de aller-
ongeiuxkigstèD treffen.
BEDRIJFSRADEN
Prof. v. d. Grinten verklaart zich in „De
Tijd" accoord met het door minister Verschuur
gekozen stelsel:
Het komt mij voor, dat de Regeering terecht
in het onderhavige geval het stelsel van de
vrije medewerking niet heeft aanvaard, doch
dat der belangen-decentralisatie heeft ge
kozen. Ten aanzien van tal van voorzieningen
verdient zeker aan eerstgenoemd stelsel de
voorkeur te worden gegeven, doch in dit ge
val schijnt inderdaad het in het leven roepen
van overheidsorganen de meest doelmatige
vorm.
Overigens zijn de voorschriften van het
ontwerp omtrent samenstelling en werkwijze
van de bedrijfsraden voldoende soepel gesteld.
De hoogleeraar is het er ook mede eens, dat
niet 'aanstonds de Bedrijfsraden met een te
zware taak worden belast:
Dit zou zeker wel het geval zijn, indien aan
de Bedrijfsraden verordenende bevoegdheid
werd toegekend, d.w.z. indien zij, door straf
fen te handhaven, voorschriften omtrent de
arbeidsvoorwaarden of bepaalde onderdeelen
daarvan zouden kunnen vaststellen.
Het voornaamste bezwaar van den Minister
tegen toekenning van verordenende bevoegd
heid aan Bedrijfsraden is wel, dat de ontwik
keling der organisatie in het bedrijfsleven nog
niet zoodanig is gevorderd, dat de laden der
vakvereenigingen zich met het instituut van
een autonomen Bedrijfsraad zouden vereeni
gen. Bovendien zoo merkt de Minister in
de toelichting op zou het toekennen van
verordenende bevoegdheid er toe moeten lei
den den z.g.n. onpartijdigen voorzitter, als
vertegenwoordiger van het algemeen belang,
een vaste plaats in den Bedrijfsraad te geven,
hetgeen tot gevolg zou hebben, dat bij hem
veelal de beslissing zou rusten.
Naar mijne meening kan men slechts dan
belanghebbenden met een taak van rechtsvor
ming belasten, indien voldoende correctieven
aanwezig zijn om te waarborgen, dat het al
gemeen belang bij zulk 'n rechtsvorming niet
wordt geschonden. De toevol ging van een on-
partiidieen voorzitter is m.i. jog niet voldoen
de om dit gevaar te Bezweren. Er zullen daar
enboven nog wel verschillende beperkingen
aan zulk een wetgevende bevoegdheid moeten
worden verbonden.
Voorzichtigheid is hier geboden.
Doch ook zonder verordenende bevoegdheid
kunnen de Bedrijfsraden, zooals zij volgens
dit ontwerp zijn gedacht, organen worden, die
voor den bedrijfsvrede van beteekenis zijn.
Het is te hopen, dat ook de Staten-Generaal
van oordeel zijn, dat minister Verschuur in
deze moeilijke materie den juisten weg heeft
gekozen.
SALARISSEN
Tegenover diegenen, welke de kloosterlingen
in een uitzonderlijke positie willen plaatsen,
omdat deze minder voor hun onderhoud zouden
noodig hebben, betoogt de „Utrechtsche Cou
rant" o.m.:
Wie zoo redeneeren betreden een gevaar
lijken weg: zij stellen den regel op, dat het
loon moet worden uitgekeerd naar behoefte
en niet naar praestatie.
Zijn de geestverwanten van de N.R.Ct., In
zooverre zij werkgevers zijn, bereid deze con
sequentie te dragen, als het straks de vast-
stelling cener loonschaal geldt in collectief
cömraetT
En als de soc.-democraten zich op het stand
punt plaatsen van het „loon naar behoefte",
wat kunnen zij dan bezwaar maken tegen den
kindertoeslag voor het groote gezin, een
systeem dat zij zoo gaarne hoonend als „fok
premie" betitelen?
Dit onderwerp zit vast aan de kern: alle
burgers zijn gelijk voor de wet.
Het raakt den Néd. Staat in geenen deele,
of een geëxamineerd onderwijzer(es) trouwen
wil of niet; of hij (zij) zich bij voorbaat tot
het een of het andere verbonden heeft of
niet. De Staat heeft er niets mee te maken
of de onderwijzer(es) bij ouders wil gaan
inwonen, aan een kosthuis de voorkeur geeft,
met drieën of vieren of meerderen gezamenlijk
kamers huren of zich voor onderlinge rekening
een huisje zetten
En evenmin heeft de Staat er zich in te
mengen, of de onderwijzers (rtssen) in hun
vrijen tijd naar de cinema naar de kerk
willen gaan, gezamenlijk of alleen naar een
concert gaan zitten luisteren dan wel getijden
bidden.
De Ned. Staat heeft te maken met den bur
gelijken staat zijner onderdanen: of ze gehuwd
zijn of niet. Hij kan bepalen, dat de ongehuw-
den, als zijnde op zich meer draagkrachtig-
zich eenigen aftrek laten welgevallen
over de gehuwden; dat de ongehuwde"
bijdrage aan weduwen- en weezenpensioe"
talen, voor het geval dat zij later tot .f8
huwden staat zouden overgaan. Maar n« "een
de gehuwden gelijkelijk en de ongeh" ge
lijkelijk te behandelen.
„De Vrij zinnig-democraat", ]^e®1"it gispend
van Amsterdams gemeenteb® m het den
tvérkloozen door een and ni,„„ g van het
stempelen gemakkelijk te aah de com
munistische betooging t®, l 8 °P Prinsjes
dag deel te nemen, me"" het volgende op:
Er is in het dem°nstreeren vooral in den
tegenwoordigen tij" Jr°ot gevaar voor de
democratie geleg®"'het algemeen zijn
wij geen voorstanders van demonstraties. Wij
ontkennen niet..dat zij haar nut niet kun
nen hebben, op een bepaald oogenblik
duidelijk te maat", aat een bepaald verlangen,
door een gr00t aantal menschen gesteund
wordt, doch er zit v0or Qns gevoei ;n (je de
monstratie spoedig iej_s dat naar intimidatie
zweemt. In en tegenwoordigen tijd, nu aan
alle volwassen staatsburgers het kiesrecht is
verleend, is de demonstratie veel minder ver-
dedigbaar dan vroeger. In de dagen van het
beperkte kiesrecht kon het volk achter de
kiezers zijn gevoelen niet door het stembiljet
kenbaar maken. Dat men toen tot de demon
stratie zijn toevlucht nam om te laten zien,
hoe velen uit deze volksgroepen over belang
rijke vragen dachten, is verklaarbaar en ver
dedigbaar.
Thans nu invloed kan worden geoefend
door het stembiljet ligt de zaak heel anders.
e demonstratie is nu alleen verdedigbaar als
een vorm van propaganda, doch zij moet dan
°°k een zuiver propagandistisch karakter dra-
gen, dat wil zeggen, zij moet door indruk te
maken op de geesten, die geesten tot andere
gedachten willen brengen. Zij mag in geen
enkel opzicht het karakter dragen van drei
ging, dreiging om de regeering of de volks
vertegenwoordiging tot bepaalde besluiten te
dwingen. De demonstratie, die het karakter
krijgt van een bedreiging, is een groot ge
vaar voor de democratie. Van hier tot den
toestand der Fransche revolutie, toen het Pa-
rijsche volk bij herhaling de vergaderzaal
overstroomde en van werkelijke vrijheid van
beraadslaging der vertegenwoordiging geen
sprake was, is maar een stap.
Het is de plicht der overheid om zorg te dra
gen dat die vrijheid blijft gehandhaafd en zij
moet daarom, gelijk in Den Haag haar maat
regelen nemen om dergelijke demonstraties te
voorkomen. Dat men met name van de com
munistische zjjde zich maar «iet voetstoots bij
het verbod om op straat te demonstreeren zou
neerleggen, kon ieder verwachten. Het moge
in naam gegaan zijn, om het bezoeken van een
protestvergadering, in werkelijkheid had de
bijeenkomst der communisten een geheel ander
doel. Eendoel, .wanneer hetmet succes zou
worden bekroond, op den duur de ondergang
van de democratie zou beteekenen. _Hei. wei
geren van stempelfaciliteiten achten wij onder
die omstandigheden allerminst in strijd met
onze grondwettelijke vrijheden.
Men moet ook wel eens oppassen, dat men
niet uit al te groote liefde voor de vrijheid
de vrijheid zelf om hals laat brengen.
HET BEDRIJFSRADEN-ONTWERP
De liberale „Avondpost" bestrijdt de opwer
ping, ook van andere dan liberale zijde verno
men, dat het bedrijfsraden-ontwerp van mi
nister Verschuur ongewenschten dwang zou
worden opgelegd van boven af, en wijst daar
toe op het volgende:
Eerst op art. 2, „In elk bedrijf" zoo staat
daar „waarin de omstandigheden daartoe
aanleiding geven, wordt, hetzij van het ge-
heele land, hetzij van een gedeelte des lands,
door Ons een bedrijfsraad ingesteld".
Er wordt dus in het wetsontwerp niet ge
decreteerd: er zullen overal bedrijfsraden zijn.
Neen, de instelling van zulk een raad wordt
voor ieder geval afzonderlijk overwogen, en
er wordt alleen toe overgegaan, als „de om
standigheden daartoe aanleiding geven". Wat
wordt met deze woorden bedoeld? De Mi
nister van Arbeid zegt het nog eens uitdruk
kelijk in het Verslag: de Bedrijfsraad zal
alleen worden opgericht in die bedrijven.
„waarin het organisatorisch overleg tus
schen werkgevers en arbeiders voldoende is
gevorderd, om van een bedrijfsraad- gunstige
resultaten te kunnen verwachten":.
Wat wil men nu eigenlijk nog meer? Wat
hebben de apostelen van het particulier ini
tiatief hier op aan te merken? Eerst dan,
wanneer het vrijwillig begonnen „organisa
torisch overleg" tusschen patroons en arbei
ders zóó sterk en zóó ver gevorderd zal zijn,
dat van een Bedrijfsraad gunstige" resulta
ten kunnen worden verwacht, eerst dan zal
deze worden ingesteld. Maar bovendien: de
Minister zal zich (en dit is de tweede' waar
borg) over de vraag of die situatie aanwe
zig is, laten voorlichten (art. 8) door een com
missie, „waarin 't werkgevers- en arbeiders
element uiteraard een overwegende rol zal
spelen". De instelling van een Bedrijfsraad
is dus, in elk bepaald geval, met zulke waar
borgen omgeven, dat het particulier overleg
op dit gebied zoo ver mogelijk tot zijp recht
is gekomen en van „decreteeren van-boven
af" eenvoudig geen sprake kan zijn.
NATIONAAL-SOCIALISME EN
CHRISTENDOM
Als conclusie op een reeks artikelen over het
nationaal-socialisme, publiceert de „Standaard"
ten slotte: een beoordeeling, waarin o.m. de ras-
politiek, het drijvende beginsel dezer beweging,
aan een scherpe critiek wordt onderworpen:
Dat beginsel, als een heilige verplichting
zelfs gezien, was de zuivering van het ras.
Geen grooter zonde immers dan de zonde te
gen het bloedl
Wel gelooven ook wij, dat de onderscheide
ne rassen naar de bedoeling Gods uit het
ééne bloed zijn voortgekomen; wel zijn ook
wij van meening, dat bloedmenging tusschen
sommige (niet tusschen alle!) rassen onge-
wenscht moet worden genoemd, maar dat één
menschenras, hier dan het Arische, HET RAS
bij uitnemendheid zou zijn, waarom zijn ge
voel van zedelijkheid en moraal tot maatstaf
aller dingen moet verheven worden, wijl de
rein-bloedige Germaan erfelijk-goed zou
zijndat verwerpen wij, op grond van
'ibelsche (en daarom alleen positieve!)
Christendom, beslist.
„Allen hebben zij gezondigd en derven de
heerlijkheid Gods." Germaan -oowel als Jood!
Het nationaal-socialisme, Uj monde van
Hitler en Rosenberg, weet alleen te spreken
var» zuivering van liet bloed door oan. -fjfijpl-
matige teeltkeus, maar van reiniging der ziel
door heiliging des Heiligen Geestes, wordt
niet gerept! Nationaal-socialisme en Christen
dom staan tot elkander als de religie van het
bloed (deze term is van Rosenberg) tot .dié
van den Geest. Het eerste legt allen nadruk
op de geboorte van den mensc"i het tweede
op des menschen wedergfhoórte. Het natió
naal-socialisme met zijn ijver voor teeltkeus
en met zijn leer van het overleven van den
sterkste, is eigenlijk niets anders dan sociaal-
Darwinisme!
Na deze fundamenteele critiek, daalt het blad
in een enkel detail af:
Men zo" op raskundig gebied .kupnen .op
merken, dat er behalve de Ariërs, toch wel
meer cultuurscheppers zijn geweest: de Baby-
loniërs. Egyptenaren en Chineezen bijv., waar
van de eersten bovendien nog bet ongeluk
padden om tot het Semietische ras te behoo-
ren. Enhet voorbeeld van Sparta be
wijst, dat opvoering van het ras, nog niet al
tijd wil zeggen: opvoering van cultuur.
Ook voert 't nationaal-socialisme op ethisch
gebied tot bedenkelijke leeringen Over Hit
lers „beseitigen" van zwakken, spraken we
reeds. En aangaande het huwelijk In t Derde
Rijk schrijft Rosenberg nu ook ntet bepaald
op een wijze, die met de strekking van een
positief Christendom in overeenstemming mag
worden geacht. Wel zal in den nat.-soc. heil
staat het monogame huwelijk tusschen -één
man en één vrouw gehandhaafd blijven, maar
daarnaast moet men toch ook medelij dén heb
ben met de vele boventallige vrouwen, dié on
gehuwd zijn gebleven. Ongehuwde moeders
moeten daarom dezelfde achting worden
waardig gekeurd als de gehuwde; de maat
schappelijke en wettelijke gelijkstelling van
buitenechtelijke- met echtelijke kinderen moet
worden aangebracht, terwijl het begrip echt
breuk deze herziening behoeft, dat men bjj
buitenechtelijke verwekking juridisch
langer als echtbreker te achten is; der-
houdsplicht blijft bestaan. v*. -
Op internationaal gebied leidt net -beginsel,
dat het Germaansche (Duitsche) ras tot heer-
schen zou zijn geroepen, tot een enghartig
Duitsch nationalisme en een verwaten zelf
verheffing. Het is opmerkelijk, dat Hitler, die
overal den Jood als den vijand ziet, waardoor
hij zelfs heel de wereldgeschiedenis zich ziet
toespitsen in een strijd tusschen het Arische
ras en den eeuwigen Jood, zelf zoo jammer
lijk vervalt tot dezelfde kwaal, waaraan het
Joodsche volk zijn staatkundigen ondergang,
heeft te wijten: de zelfverheffing,, waardoor
zij meenden op een bijzondere behandeling,
van Godswege recht te hebben.
„Des Heeren tempel zijn wij!" Dat werd
de zonde van den „Ariër". Naar zijn bloed
moge Hitier een rasechte Germaan zijn. naar
zijn denken is hij'' een ontaarde Jood!
Toerist: „Die oude stad huisklok
loopt verkeerd; ze moeten Ze eris ge-
lijk zetten".
„Inboorling": „Volstrekt niet noodig;
ledereen weet hier, dat als ze op .vier.
staat, ze zes slaat en dat hei' daa
precies kwart over drie ,1s". azc'Uz