X
öG
t
y
2
i
s srtsss.?--" - m" - '»s
Cf
tS' «'g "gs vis xt;
M£J
SE" tS.XA'S-
INTIEME VIJANDEN.
JUWELIER JEROME.
DE MAN-ZONDER
GEHEUGEN.
BLUNDELL'S AFVAL.
WOENSDAG 19 OCTOBER 1932
W V
DE INBREKER, EE RLOED-
PLAS EN DE MAT.
■PpM
4JMDKVK VERBODENJ
JO-JO
dat eeuwige lezen" ver-
«Shtdè keukenpXs, haar eUebogen nijdig op
de tafel plantend", Je wordt no„ stapelgek van
a! dien detectiven-onzin en ^nk je dat het
zoo gezellig voor mei* Jegeen kik geeft
en niet eens .ie ^^L^dn^ v, K.Vk den
heelen avond tegen je boschduvel-haren
Wees nou nog vijf mmuten stil" smeekte het
hitje .dan weet 'k hoe t afloopt".
Hebben ze den schurk nog niet te pakken?
Laat mij ie maar vertellen hoe het zit: de ge
stolen diamanten zijn valsch, de echte worden
gevonden door zoo'n slimmen Piet, die aan een
sigaren-eindje ruikt wie de moordenaar is".
't Hitje keek minachtend. Alsof zij zich zou
interesseeren voor zoo'n armzalig verhaaltje!
Dat hoorde thuis in 't bewaarschool-stadium:
haar belangstelling had reeds een hoogeren trap
bereikt: ze was niet tevreden voordat *t aantal
dooden deed denken aan een Shakespeare-drama
Toen de vijf minuten verloopen waren en 't zeeman aanstoot aan
hitje geen animo toonde haar boek te sluiten of naiiet.
stoof Marie op: „Elsje speelt nog buiten.je
had haar al lang naar bed moeten brengen
..Mijnheer en mevrouw komen toch pas iaat
thuis" zuchtte het hitje geruststeHend
Dan zal ik begon Marie Ze hield plotse
ling op keek'met angstige oogen naar de deur.
#Er loopt iemand op de trap" fluisterde ze
hijgend.
't Hitje, doortrokken van hands-up-verhalen,
kroop in doodsangst achter de kachel. „Hij komt
hierheen" kreunde ze.
„Ssst misschien gaat-ie voorbij".
De zware voetstappen kwamen dichterbij, in
de keuken heerschte een ondraaglijke spanning
toen bracht 't kraken van een plank bevrijding-
..De bovenste tree van de trap naar beneden"
constateerde het hitje met een zuchtje van
blijdschap.
Vijf seconden later sloeg de voordeur met een
uitdagenden klap dicht.
De meisjes keken elkaar sprakeloos aan.
't Hitje voelde plotseling, dat haar kennis van
detectievengebruiken tot handelen verplichte.
,,'k Ga hem achterna, bel jij de politie op
„Jawel, jij mij alleen laten, dat zou je w
We gaan samen naar beneden, jij d'°et,, Zou o
op de deur en ik telefoneer om hulpkwgm
opgewassen, ze holde g ivper terucr rrïiionrï*
„Hij heeft df> Marie. ,,En 't was zoo'n
„Zoo n canadle kj...gt de politie zeker
te Takken i-s toch hondsbrutaal met 'n gr0ote
mat op "i°uw te g mee' n°U gaUW
djen
d van spanning liep 't tweetal de eet
kamer binnen, 't hitje greep 't telefoonboek.
„Zoek jij 't nummer maar op, m'n handen
beven zoo."
Maria nam een air aan.
„We zijn immers veilig, deverder kwam
ze niet.
Versteend van schrik staarde ze naar 't raam,
er stond iemand achter het gordijn, ze had
beweging gezien!! 't Hitje kwam op hetzelfde
oogenblik tot 'n nog vreeselijker ontdekking:
er lag bloed op 't zeil! Dit was te veel voor haar
gespannen zenuwen, met twee sprongen was
ze de kamer uit, in èèn ren de trap af, weg.
weg uit dat spookhuis! viel
Marie kwam gillend achter vigen agent, die
bijna in de armen van een stev g d
vlak voor de deur stond te genieten van oen
mooien zomeravond. prde de
„Wat is hier aan de hand?" informeerde ae
dienaar der wet gestreng.
,,'n Vent
„Moord
op 't zeil!"
De agent blies resoluut op z'n fluitje.
„Als 't waar is wat jullie beweert neem ik
verantwoording van 't onderzoek niet alleen
op me, 'k moet assisentie hebben."
Er verzamelden zich al eenige nieuwsgierigen
en 't hitje deed ijverig haar verhaal: de voet
stappen, 't gordijn, toen de climax, MOORD!
Uit 'n zijstraat schoten twee fietsen te voor
schijn, ze brachten de begeerde assisentie. Drie
stevige energieke agenten beklommen de trap,
dien naar den bloedplas leidde.
Bij de voordeur deinde de menigte belang
stellenden, Marie en 't hitje stonden bevend in
't portaal, de politie zou wel moeten schieten,
dadelijk zou je een knal hooren!
In de gespannen stilte klonk plotseling kin-
dergehuil.
„Elsje", hijgde 't hitje.
Alle bloedplassen en moordenaars ten spijt
rende ze naar boven, op de hielen gevolgd door
Marie.
In de eetkamer stonden drie groote booze
politiemannen en 't kleine meisje, dat jammerde
„Neem me toch niet mee, 'k zal nooit meer aan
de jam komen."
Zoodra 't zondaresje Marie zag verschijnen
vloog ze op haar af, klemde zich vast aan 't
Veilige schort. „Ik Heb heusch maar een klein
peetje gesnoept, 'k schrok zoo vreeselijk toen
k jullie hoorde aankomen, toen liet 'k 't potje
Vallen, en toen was 'k zoo bang en toen ver
stopte 'k me achter *t gordijn."
„Als de dames nog eens last van moordenaars
hebben, kunnen ze op onze hulp rekenen",
schamperde 'n agent.
t Hitje keek naar 't aalbessenbloedbad en
barstte ios in een onbedaarlijke lachbui.
„Grinnik niet zoo onwijs", snauwde Marie,
»le vergeet den vent, die door 't huis wandelde
„AjsaJf - een bewijs wilt: de mat is foetsie!"
zegEeridPpeer de poiitie me niet meenemt zal 'k
stemmetSaar de mat is" snikte een angstig
De agenten
„Vuur maar afnsden-
thuis laten, hebn ine meid> we zullen ie
„De mat ligt voopn. geen Piaats voor grut."
nnöelucht.. 'i, t zolderraam", bekende
Bessie Ryan woonde aan den eeneka!^
rivier; Leonard Hastings aan den and"en'
zagen elkaar sinds jaren bijna^ ®jn; de Qm_
hadden intieme vi ïende intieme vijanden 1
standigheden hadden hen tot
gemaakt. j„„v.ter van kapitein
Bessie was de eenige doch
Ryan, een gepensionneerd gf Jortelde v00r.
opvliegend man met sterk ins^ epvreesd se
oordeelen,
nriu«si6»""
vrouw had nij
UUI'UCCICH, was Kajjl LCX11
weest door zijn ondergeschik terugge_
den dood van zijn vrouw had de
trokken op zijn kleine hezitis dezelfde
Kieme de hij op dezelfde
der Lyfwyn, en daar regeer andeer(J had
manier als hij zijn schip g „^er, was een der
Mr. Hastings, Leonards district geweest,
kleine grondbezitters van n hij gaarne de
Zijn nieuwen buurman maar reeds zeer
vriendschapshand gereUK. over visscherlj_
spoedig ontstond er wryws maal de strijd
rechten op de rivier, k0el ikkelbare Iersche
aangebonden was, nam d|tPzijn buurman deed
i. oud, toen zij met haar
Bessie was twaalf jaar ou^an de wag
vader in het kleine huis Ti,;„j
der wet gestreng.
it achter 't gordijn!" snikte Mar
1!" gilde 't hitje. „Er lag 'n plas
het kleinei huis m
komen te wonen: een jen tintelen van
heerlijke grijze oogen, dm toQrn
vreugde en vlammen jan der natu wM
dal, groeide zij op als een een meisje_ Qm_
als een jongen en gpduc^ist zij niets af, maar
trent visscherij-rechten en haap vadgr
haar vader moest _geiiji zjj dien grooten
had altijd gelijk anderen oever, dan
jongen, Leonard, aan En dat wag
zeide zij hem de wa den tongriem ge
mis, want zij was argUmenten te kort
sneden, en wat haar temperamenti
schoot vulde ZU ne het meisje met haar
Leonard zag te flitsende oogen en wei-
wapperende kiuiie hjj haar aanvaUen n.et
luidende stem, aan men zou hebben,
op den koop toe wapenstilstand, en dan
kwSa°meSnSlzfelhaar tegem°et over het rustieke
op zijn eigen hengst rijden. Door dit alles wer
den zij geen vrienden, want zij waren loyaal
jegens hun vaders, die voortdurend met elkaar
overhoop lagen. Maar er was toch een onmis
kenbare intimiteit tusschen hen ontstaan. In
tieme vijanden, zei Bessie,
Mr. Hastings overleed plotseling, kort nadat
Leonard meerderjarig geworden was. Met zijn
moeder, die invalide was, en die Bessie nooit
gezien had, ging de jongeman op raad van den
genesheer naar Zuid-Frankrijk, en na eenigen
tijd vernam het meisje, dat ook Mrs. Hastings
gestorven was. Zij vroeg zich vaak af, wanneer
Leonard terug zou komen. Haar vader had van
zijn afwezigheid gebruik gemaakt om zijn deel
van de rivier uit te diepen, waarschijnlijk
wederrechtelijk en broedplaatsen aan te leg
gen, die goed geld opbrachten. Welke houding
zou hij aannemen tegen den zoon van zijn
„vijand?" Waarom hield deze vraag haar toch
zoo vaak bezig?
Op een heerlijken Mei ochtend was zij het
huis uitgegaan, toen zij hoorde roepen: „Hallo,
Betty! Ben jij dat?"
Niemand anders dan Leonard had haar ooit
Betty genoemd. Haar oogen fonkelden plotseling
van vreugde. Daar stond hij aan den overkant,
bij den ouden wilg, dezelfde Leonard, maar
geen opgeschoten jongen meer. Een man! Niet
ouder dan 24, maar dat was heel wat voor
haar, die pas 20 was. Hij was heel knap gewor
den, en maakte grooten indruk op haar. Maar
zij zou liever alles gedaan hebben dan hem
hiervan iets laten merken. Het veiligste was
maar weer als van ouds te gaan twisten. Al
heel vlug sprak zij over de uitgediepte rivier.
„Je vader schijnt de uitspraak van de recht
bank vergeten te hebben", merkte Leonard op.
„Alsof hij wat geeft om je gemeene Engel-
sche rechters", riep Bessie verachtelijk uit.
„Dan zal er voor mij niets anders opzitten
dan die broedplaatsen te verwijderen", meende
Leonard.
Zij vloog woedend op: „Pas op. Leonard Has
tings! Mijn vader zou het je betaald zetten.
Als je zijn warm Iersch bloed aan het koken
brengt
Hij lachte, genietend van haar schoonheid,
die door haar toorn nog verhoogd werd. Zij liet
hem staan, zich verwijderend met een trotsch
eebaar van verachting.
Toch zal haar krijgen!" mompelde Leo
nard maat dat was gemakelijker gezegd dan
«edakn De cholerische kapitein tartte hem, ge-
fmThii' ziin vader getart had.
nok verbood hij Bessie eiken omgang met
viiand maarde loyauteit van het meisje
n= haar vader was groot, doch niet onbe-
jegens ha Leonard waren steeds intieme
banden geweest, zij zouden het ook blijven.
°fwas voorbij, en de herfst kwam
De •?°mJineiend rood,- en zijn gouden avond-
met zijn gloeien^
zon.
herfst? Onzin!
toch niet het rood van den
in den nacht. Leo-
slaapdronken oogen
Maar dat was diep j„ den nacht. Leo-
aakt, e
dien rc
;onard!
Het was haar stem. het huis van kapt.
nard was ontwaakt, en zijn
r dien ros
Plotseling begreep hij
Elsje opgelucht, „'k SPee;ru"'.f'sierxe armen, ue uuuc iu«h i
kwam die leuke mijnheer van n Hij wilde protesteeren, verontwaardig
vragen of pappie thuis was,nh-
eventjes op 't dak voor z-n
^an hiernaast aan me
wou zoo graag
bij
i,„H door 't traliehekje'"kte'.lric- 'k Heb
deur open te trekken en toen ^en om de
fleur p gezeg had, dat ineens,
vieze goot klommen, als
V Bnend was 'k Was bang, dat Marie2°uder
net geb°!^ Pn toen heb ik heel zacht|esbo°s
K DrS"«Sv?i0'tnerSi.ke J*»"» "«»■-
den langzaam de trap af- j M L
(NADRUK VERBODEN.)
Nederlandsch in België.
Gelezen in een handelseirculaire:
„Versche zalm, de Koning van den v
den Visch van de Koningen.
Pacifieke zalm.
De fijnste en smakelijkste zalm der wei ei
Neem er genoegen van aan gematigden prijs.
Pacifieke zalm is geen blekken doozen.
Pacifieke zalm is frisch van de versche Oceane
waters.
Ljchte roze zalm, gekuischt, ontiwefd, e$S*"
finkt jitu êivêi.
BIJ DE BOTSING VAN EEN STOOMBOOT met een steiger te Sidney (Austr.) bezweek
de liaindingsplaaitshet ,,sauive qui peut" ko-n prachtig op die plaat worden vastgelegd.
'aclAfi j
staarden naar dien ^°Sfen0Ifardi"
..Leonard! Leonard! Leona a.
vas haar stem.
er was brand uitgebroke
Ryan. Hij sprong zijn bed_ uix.
„Ik kom, Betty, ik hom- d akelijkste kleeren
Terwijl hij haastig de n - den over.
aanschoot, zag hij hoe het huis aan
kant in lichtelaaie stond.
Bessy stond heneden. kamer ge-
„Kom mee! Ik heb yad.®^„V ken was. Maar
sleept, waar de brand dlJge tpr krijgen. De
ik kon hem niet door het uitgegaan,
vlammen zijn den anderen
maar het kan niet lang meer di ^ran_
Zij renden het bruggetje °ver' "?n kewUste-
dende huis af. Daar lag de hap bereik
loos, voor het oogenblik nog bui zjjn
der vlammen. Leonard lichtte he oogen.
sterke armen. De oude man 0Pend,e^e
steeren, verontwaardigd.
„Vader, iaat Leonard u helpen. lamp
kan met parafine omver geworpen, e
erover heen. Vlug, vlug! De balhen bi d(
Nu kwamen ook de knechts, die „e,
bezitting woonden, en eerst later den D
merkt schenen te hebben, aanloopen. d^a
hunner mij helpen", zei Leonard. „Ga
ladder af, en roep een knecht".
Zij gehoorzaamde. Met den knecht di
jongeman den bewusteloozen kapitein
.beneden. T
„Naar mijn huis, er zit niets anders °P- »J="
,„j,.moet mijn gastvrijheid aanvaarden,
wilt of niet".
die /Ldagen later zeide hij tot den hapitem,
dat h.^fnover bem aan den baard zat: „Bou
voor r ^niet weer °P- Dat is nergens goed
'aan t^n komt bij mIi wonen n" Ja'
bh onsTf" en waarom zoudt u het zich
goed Ha? gemakkelijk maken? U weet heel
nu ik na =U zonder Betty verloren bent, maar
Ik kan haan ee-Taal hi" heb, houd ik haar.
Kan haar niet meer missen kapitein. Ze is
zoo'n oude vijand van me"
WatR™?'ft hij doen? Hij" keek van Leonard
naar Betty, en van Betty naar Leonard. Hij
wist. dat zij geen beteren man kon hebben, en
in die drie dagen had hij hem leeren achten.
Maar kapitein Ryan was een man die prin
cipieel nooittoaW.
gast eiric sh«, -wwdx Bctts- besliste:
„Vader, ik hnb beioora ham te trouwen. Ds
De hotel-omnibus stopte. Slechts één dame
stapte er uit.
„Kan ik een kamer krijgen?
„Kamer acht-en-dertig", lichtte de portier den
huisknecht in.
„Wilt u even uw naam invullen vroeg bij
beleefd.
De dame voldeed aan het verzoek. Toen vroeg
zij: „Tot hoe laat zijn de banken geopend?"
,Tot vijf uur, mevrouw".
„Zoudt u dan direct even een cheque bij de
Escomptobank voor me willen laten incasseeren.
Ik heb vanuit Berlijn een groot bedrag laten
overschrijven".
„Met genoegen, mevrouw".
De dame schreef een cheque uit voor tien
duizend lire. „U wilt me het geld wel boven
laten brengen".
„Natuurlijk, mevrouw".
Een kwartier later werd er op haar deur
geklopt.
„Binnen
De portier trad binnen. „Hebt u het geld?"
„Tot mijn spijt niet, mevrouw".
„Hoe zoo Was de bank al gesloten
„Dat niet, maar de Escompto Bank had nog
geen bericht uit Berlijn ontvangen. De kassier
heeft het op de chèque aangeteekend".
„Enfin, niets aan te doen. Dank u wel".
Den volgenden ochtend trad de dame den
juwelierswinkel van Jerome binnen. Hoewel
deze winkel pas drie maanden geleden geopend
was, werd hij als de voornaamste zaak van de
stad beschouwd.
„Mevrouw verlangt vroeg de bediende.
„Ik wil drie briljantenhebben, van achttien
karaat".
„Een oogenblik, mevrouw, ik zal even den
chef roepen".
De bezoekster herhaalde haar verzoek tegen
den juwelier.
„Als ik u goed begrijp, mevrouw, zoekt u
drie gelijke briljanten, elk van achttien karaat.
Dat komt u op ongeveer 600.000 lire. Natuurlijk
zou ik ze u kunnen leveren".
„Hoe lang moet dat duren 7"
„Twee dagen".
„Maar ik moet morgenavond naar Berlijn
terug
„Ik zal zien wat ik doen kan. De betaling
geschiedt contant
„Zeker. Ik heb het geld uit Berlijn laten over
maken op de Escompto. Men heeft daar nog
wel geen bericht, maar ik hoop, dat de zaak
morgen in orde zal zijn".
„Dan wilde ik u voorstellen, dat ik u mor
gen op het kantoor van de Escompto tref
„Uitstekend".
..Hoe laat mevrouw
"Morgenmiddag om vier uur".
v tbediende. die eerbiedig had geluisterd,
iet de bezoekster, onderdanig groetend, uit.
klok van de basilika Sta Maria Maggiore
sloeg vier uur.
De dame stapte uit een auto.
hoffelijk61133"1 U te ontmoeten". zei de juwelier
„Hebt u de steenen bij u?"
"MAr,fClilUCrCnde' Braziliaansche briljanten",
gaan"! zullen we even naar den kassier
namVaar^1* tra<\ de bank bi™en. De dame
voor 600 000 1nqeU Oek SChreef een chèqU6
„Ik hoop, dat u intusschen bericht uit Berlijn
ontvangen hebt?" vroeg ze, terwijl ze de chèque
aan den kassier overhandigde.
„Eén oogenblik, mevrouw, ik zal even infor-
meeren
Enkele oogenblikken later kwam de kassier,
in gezelschap van den directeur, terug.
„Het spijt me, mevrouw, maar we hebben nog
steeds geen bericht!" neooen nog
„Maar hoe is dat nu mogelijk! Ik heb mijn
bank vier dagen geleden al instructies gegeven1'
„In het internationale verkeer komt een der
gelijke vertraging wel eens meer voor Mis
schien morgen
„Ik kan niet wachten tot morgen. Vanavond
moet ik vertrekken".
.„Misschien weet ik een oplossing, meneer de
directeur", mengde de juwelier zich thans in 't
gesprek. „Ik neem aan, dat u mij kent. We heb
ben wel eens zaken gedaan?"
„Zeker, meneer Jerome. En ik ken uw zaak
in de Via Mussolini heel goed."
Goed, dan stel ik het volgende voor: Het
gaat om drie briljanten ter waarde van 600.C00
lire. Mijn leveranciers heb ik mijn woord gege
ven dat ik vanavond nog met hen zal afreke
nen' Omdat mevrouw hier, vanavond afreist, en
ik zelf vanavond afrekenen moet, deponeer ik
de briljanten zoo lang bij u. U betaalt me dan
nu 400.000 lire en de rest zoodra u bericht uit
Berlijn hebt ontvangen. U houdt de steenen zoo
lang in uw safe en stuurt ze later op naar Ber
lijn1 Op die manier loopt niemand eenig risico.
Aangenomen dan, dat mevrouw er mee accoord
gaat?"
„Ik zou de steenen liever meenemen".
„Maar mevrouw," protesteerde de juwelier, „u
zult toch begrijpen, het gaat om zoo'n groot be
drag. Heusch, ik geloof dat dit de eenige oplos
sing is."
„Meneer Jerome", zei de directeur, „onze bank
laat zich met dat soort zaakjes eigenlijk liever
niet in. Maar als u mij belooft, dat u in het ver
volg, al uw betalingen en uw incasso's via de
Escompto laat loopen en als u garant blijft voor
mevrouw
„U hebt toch de briljanten als onderpand!"
„Jawel, maar laten we nu eens aannemen, dat
op een of andere manier de remise van Berlijn
uitblijft
„Dan neem ik natuurlijk de steenen tegen be
taling van 400.000 lire terug".
„Dan is het goed", verklaarde de directeur.
De kassier betaalde den juwelier 400.000 lire
uit en de briljanten werden in de safe geborgen.
Eerst werden ze, in tegenwoordigheid van den
juwelier, de koopster en twee procuratiehouders
in een verzegeld couvert gedaan.
„De nota kan ik zeker aan u sturen?" vroeg
de directeur bij het afscheid.
„Zeker".
„De nota kan hij rustig naar mijn zaak stu
ren", herhaalde Jerome toen de trein vertrok.
Hertha lachte: „En die briljanten, die prach
tige Braziliaansche steenen op den koop toe."
„Wat keken ze begeerig naar die stukjes glas!
Niemand kwam bp het idee ze even te laten
onderzoeken!"
„Dat komt, omdat ze jouw firma volkomen
vertrouwden!"
„Mijn firma?" lachte de juwelier, „allemaal
humbug! Die paar echte juweelen, die ik had
zijn al lang in veiligheid. De heele verdere
voorraad was simili! Veel langer had ik dat
spelletje echter niet meer kunnen spelen. De le
verancier van mijn winkel-installatie had ai
tweemaal op betaling aangedrongen."
(NADRUK VERBODEN).
moest wel, nu hij uw leven gered heeft. Dan
hadt u maar niet zoo dom moeten zijn. Wij
worden dus man en vrouw. U komt bij ons wo
nen. En als u wilt, kunt u voortaan met Leo
nard jjsüasaè ▼fjand" spelen.
Op een mooien herfstmiddag, toen inspecteur
Minkhorst dienst had op het politiebureau,
kwam een der agenten binnengestapt met een
keurig-gekleeden heer. De heer knikte den in
specteur vriendelijk-weemoedig toe, zette zijn
hoed af en wendde zich met een uitnoodigend
gebaar tot den politie-agent. Blijkbaar wenschte
hij, dat deze zou spreken.
De agent vertelde toen:
„Ik ontmoette dezen heer op het Kastanje-
plein. Hij kwam naar mij toe en vroeg, of ik
hem misschien zou kunnen vertellen, waar hij
i woonde! Natuurlijk wist ik het niet, want ik
kan mij niet herinneren, den man ooit te voren
gezien te hebben, 't Schijnt mij toe, dat hij
niet meer weet, hoe zijn naam luidt, 't Dijkt
wel, of hij zijn geheugen kwijt is. Ik vond het
maar het beste, den man hier te brengen.
Inspecteur Minkhorst knikte en keek den be
zoeker opmerkzaam aan. De man zag er eemgs-
zins vermoeid uit en zijn oogen staarden wee
moedig. Overigens leek hij een echte gentle
man. Zijn kleeding, zijn schoenen, zijn hoed,
alles was even smaakvol. Tr
„Weet u werkelijk niet, wie U is en waar U
woont?" vroeg de inspecteur.
De man schudde treurig het hoorn.
Ik kan mij niets meer herinneren. Alleen
weet ik, dat ik van ochtend ontwaakte op een
bank in het Vogelpark
„Komt de stad u bekend voor, of gevoelt u
zich geheel en al als vreemdeling hiei?
„Ik weet 't niet. Soms meen ik het een of
andere gebouw wel eens meer gezien te heb
ben, maar als ik dan weer in een andere straat
kom, herken ik niets".
De man sprak correct en beschaafd. Blijkbaar
was hij van goeden stand en gewoon, zich in
beschaafd gezelschap te bewegen.
„Dan zullen we beginnen uw kleeding eens
te onderzoeken", besloot de inspecteur.
Eén voor één werden de kleedingstukken na
gekeken, doch het resultaat was vrij poover.
In een der zakken van zijn colbert werd 50
gulden aan bankpapier gevonden, in een vest
zakje vier gulden aan klein geld en voorts m
den binnenzak van zijn overjas een dames-
taschje, waarin een spiegeltje, een odeurflescmje
en een kleine manicure, Verder niets. Hij had
geen enkel stuk beschreven papier, geen spoor-
of tramkaartje bij zich, waaruit iets viel af te
leiden. Zijn zakdoek was gemerkt met de let
ters A. K.; overigens droeg zijn kleeding geen
initialen.
Slechts het damestaschje bevatte een kleine
aanwijzing, 't Was een heel sierlijk, keurig af
gewerkt taschje en in de voering stond met gou
den lettertjes de naam gestempeld van den win
kelier, bij wien het blijkbaar gekocht was: een
ledermagazijn in de Olifantstraat.
Er werd een geneesheer ontboden, die zich
langen tijd heel zorgvuldig met den patiënt
bezig hieid. Ook de man der medicijnen ver
klaarde voor een raadsel te staan. Op den
schedel van den heer-zonder-geheugen ontdekte
hij een klein lidteeken, vermoedelijk door een
val of een slag met een hard voorwerp ont
staan. De mogelijkheid was gering maar ze
bestond toch. dat die kneuzing tot een sto
ring in de hersenen aanleiding had gegeven. De
identiteit van den man bleef een mysterie.
De politie besloot dan een kans te wagen in
het ledermagazijn, waar de damestasch gekocht
was. die de man-zonder-geheugen bij zich had.
De winkelier bekeek het taschje nauwkeurig
en zag dan peinzend naar den patiënt. Blijkbaar
onderwierp hij zijn hersenen aan een intense
geheugenproef.
„Ik geloofik geloofweifelde hiy
,maar laat ik eerst mijn Yrouw eens roepen!"
En terwijl het menschdom kammert
In gebrek en zorgenstrijd
Loopt het menschdom te jojowen
En het zoekt vergetelheid.
Laat er maar ellende heerschen
Onze aard blijven we trouw
Als de kind'ren gaan we spelen
Met twee schijfjes aan een touw.
Is dat niet een prachtig teeken
Van luchthartigheid en rust?
Hooger Macht zal ons wel leiden
En gaeft nieuwen levenslust.
In het Oosten en het Westen
Woedt de oorlog moordend voort
Hier past men een stikgas-masker
En jojoowt men ongestoord.
Nuttig is dat stukje speelgoed
Bij ons dagelijksch verdriet
Laat jojootje stijgen dalen
Die jojoowen denken niet.
Reeds ten tijde der Romeinen
Werd er met dat liefs gespeeld
Caesar zien we bij zijn theetje
Met de hangtol uitgebeeld.
Nu we beu zijn van de stembus
En strooppot-politiek
Is dat spel een ware uitkomst
Anders werd men zenuwziek.
Als er barre ruzies dreigen
In een mopperend gezin
Houden ouders en de kind'ren
De jojo er stevig in.
Als men in den Raad of Kamer
Zich weer denderend verveelt
Wordt door goede herders
Een partij jojo gespeeld.
Heel dit spelletje van vrede
Spaart ons politiek gezeur
Laten de jojoos maar draaien
Liever dan de mitrailleur.
J. H. SPEENHOFF.
De echtgenoote kwam, hoorde belangstellend
het geheele verhaal aan, keek naar den patiënt
en riep toen triomfantelijk uit: Zeker, zeker,
ik kan 't me heel goed herinneren! Ongeveer
twee of drie weken geleden kwam meneer
zij wees op den man zonder geheugen bij
ons, in gezelschap van een groote, blonde
dame. Zij stapten uit een rooden auto. De dame
vertelde, dat ons magazijn haar was aanbevo
len door een paar kennissen, die met onze ar
tikelen hoogst ingenomen waren. En nu wilde
zij een taschje uitzoeken. Wij lieten haar ver
schillende modellen zien en eindelijk bepaalde
zij haar keus op dit. Meneer betaalde 18 gul
den, en toen vertrokken zij weer met den auto.
„Én hebt u bij die gelegenheid geen namen
gehoord?" vroeg de inspecteur.
„Neen, de heer en dame, waren ons volkomen
vreemd".
„Maar de namen van de kennissen, die uw
winkel aanbevolen hadden?"
„De dame sprak alleen over kennissen, maar
noemde geen enkelen naam".
„Kunt u zich nu nog niets herinneren?" vroeg
de" inspecteur aan den patiënt. „Weet u niets
van die groote, blonde dame en komt de win
kel u niet bekend voor?"
De man schudde treurig het hoofd.
„Neen, niets. Ik kan mij niet voorstellen, ooit
hier geweest te zijn".
De winkelier en zijn vrouw bleken zeer be
gaan met het geval. Gaarne wilden zij medewer
ken om het raadsel tot oplossing te brengen. En,
daar de kans bestond, dat de kennissen van
den man-zonder-geheugen binnenkort wel weer
eens in den winkel zouden komen, stelde de
winkelier voor, dat de patiënt voorloopig bij
hem zijn intrek zou nemen. Wellicht zou hij
dan spoedig door den een of anderen klant
worden herkend. De man zag er keurig en be
schaafd uit; wanneer zijn identiteit bekend was,
zouden de familieleden ongetwijfeld gaarne de
gemaakte onkosten vergoeden
Natuurlijk werd dit voorstel door de politie
aanvaard. Denzelfden avond werd in alle plaat
selijke bladen van politiewege een uitvoerig be
richt omtrent den man zonder geheugen gepu
bliceerd en werd een ieder, die mogelijk inlich
tingen kon verschaffen, verzocht, zich tot den
winkelier in de Olifantstraat te wenden.
Ondanks de enorme belangstelling en mede
werking van het publiek en de herhaalde publi
catie in de dagbladen, bleef het raadsel weken
lang onopgelost.
Eindelijk bracht een loopjongen van den win
kelier licht in de zaak.
De jongen, die ontslagen was, kwam het vol
gende op het politiebureau vertellen:
„Het zijn allemaal smoesjes, meneer! Ik heb
mijn baas met dien zoogenaamden man-zonder
geheugen hooren smoezen! Ze kennen mekaar
heel goed! De man is een neef van mijn baas,
die in Groningen gewoond heeft, en nu zonder
betrekking geraakt is
Weldra werd het geheele ingenieuse complot
ontrafeld.
De zaak in de Olifantstraat ging minder goed,
en daarom moest iets bedacht worden om de
algemeene aandacht op den winkel te vestigen.
Men verzon toen het verhaal van den man
zonder-geheugen. De truc had enorm succes,
want. dank zij de uitvoerige berichten, kwamen
van heinde en verre belangstellenden naar den
winkel in de Olifantstraat, waar zij iets kochten
en tegelijkertijd hun nieuwsgierigheid bevredig
Hij had natuurlijk hetzelfde kunnen bereiken
door een flinke advertentie-campagne, doch
de truc met den man-zonder-geheugen was
goedkooper.
Wat ik altijd als Blundell's schitterendste reda
beschouwd heb, werd gehouden in December.
Hoe overtuigend zijn rhetöriek was, bleek uit
de stemming. Verscheidene tegenstanders wist
hij tot ons kamp over te halen, en wij kregen
een meerderheid van 26.
Blundell was een groot parlementariër. Gelijk
geen zijner tijdgenooten verstond hij de kunst
den tegenstander te vernietigen. Terwijl hij
luisterde, begon het al. Nu en dan maakte hij
een paar aanteekeningen. De spreker, wien dit
niet ontging, werd er voorzichtig, maar ook ze
nuwachtig door. Dan kon Blundell plotseling
een prop maken van het papier, waarop hij zjjn
aanteekeningen gekrabbeld had, en deze met
verachting onder de bank werpen, als wilde hij
zeggen: „Wat een gezwam"! Aldus ontzenuwde
deze waarlijk groote politicus zijn tegenstanders.
Kwam hij daarna zelf aan het woord, dan ving
hij zelf eenigszins zenuwachtig, en vaak stotte
rend aan. Zijn eerste zinnen liepen meestal dood.
Maar ook dit was niets dan berekening. Want
in die zinnen gaf hij zijn algemeene afkeuring
over het betoog van zijn voorganger te kennen,
en zijn gestamel en gehakkel beteekende zooveel
als: „Over zoo'n slechten weg kan zelfs de beste
wagen niet zonder horten en stooten rijden
Hoe trotsch was ik dien Decemberdag toen na
de stemming Blundell op mij toeschreed. en mij
gelukwenschte, eraan toevoegend dat ik de beste
whip een lid der partij, die de overige leden
voor vergaderingen, stemmingen enz. oproept
was, die de partij ooit gehad had- Ik wist echter
zeer goed dat alle eer van den dag hem, Blun
dell, toekwam.
„Éen hoogst bevredigend slot van de sessie",
vervolgde hij. „Ik hoop, dat je een prettige va-
cantie zult hebben".
.Dank je. Je gaat zeker naar huis"?
„Neen. Kennissen in de stad hebben mij te
logeeren gevraagd".
Wij wisselden nog eenige woorden, en toen
verwijderde Blundell zich. Verscheidene anderen
kwamen onmiddellijk op mij af. en vroegen
waarover wij gesproken hadden, Blundell is nu
eenmaal Blundell.
Ik ging naar mijn familie in Surrey, en
bracht er een zeer aangenamen tijd door. afge
zien daarvan, dat mijn zuster een nogal dwazen
regel instelde, waarbij het noemen van zekeren
naam bestraft werd met een boete van een
penny. Na 1 shilling en 3 pence verloren te
hebben besloot ik Blundell uit mijn gesprekken
te bannen, maar uit mijn gedachten ging hij
niet. Tot mijn leedwezen moet ik zeggen, dat
mijn vader niet tot onze partij behoorde, en
evenals de meeste vaders zeer onverdraagzaam
was ten aanzien van de politieke denkbeelden
zijner familie. Menigmaal had ik er wat voor
gegeven als Blundell in de buurt geweest was
om ons standpunt toe te lichten.
Ik begon langzamerhand genoeg van de
vacantie te krijgen, toen besloten werd, dat een
dag zou worden doorgebracht te Londen. Ik
stelde onmiddellijk een program voor dien dag
op; 's middags zouden wij naar een Kerstmis
pantomime en 's avonds naar „Henry the Fifth
gaan. Niet dat ik iets meer om Shakespeare
geef dan iemand anders, maar ik dacht, dat er
kans op was, dat ik bij een opvoering van zoo
een zwaar stuk een persoonlijkheid van de be-
teekenis van Blundell zou aantreffen. Ik^
dan tot mijn familie kunnen zeggen: „Dit is de
grootste politicus van onzen tijd, in onze deba-
ting-club op school."
Maar de andere huisgenooten hadden elk ook
een program opgemaakt. Henry the Fifth verviel
en 's avonds zouden wij naar de pantomime gaan.
Het was een mooie dag. Vader dit moet
erkend worden, ofschoon wij tot verschillende
politieke partijen behooren is erg royaal, als
wij er een dag met ons allen op uit zijn.
De pantomime was niet slecht, ten minste
voor het doen van een pantomime- Ook trad een
groote en niet onknappe dame op. die politieke
liedjes zong. Zij was voor vrijhandel en tegen
een rijkstolunie, en behoorde dus met tot de
uartij van Blundell en mij. Bovendien ben ik er,
"evenals Blundell tegen dat vrouwen zich met
politiek bemoeien.
Terwijl zij zong, keek ik de zaal eens goeci
rond, en waarlijk, daar zat hij, Blundell, op de
eerste rij van het balkon, de maat slaande met
zijn tooneelkijker. Toen het nummer van de
groote dame geëindigd was, klapte ij g b
driftig in de handen, en ik volgde natuurlijk zjn
voorbeeld, ofschoon ik eerst vast voornemens
was geweest niet te klappen.
Hoor eens", zei ik, mij tot mijn familie wen
dend, „jelui moet niet te opgewonden zijn, maar
er is iemand in de zaal, die jelui zeer mteres-
seeren zal. Ik zal hem aanwijzen, maar blij!
vooral zitten".
„De koning?" fluisterde bijn ionSSte
en de rest van miin familie gaf met blijk va
de belangstelling, die ik verwacht had. Dit ont
stemde mij, en ik sprak niet meer voor de pauze
Des te beter kon ik mijn aandacht verdeelen.
tusschen Blundell en de pantomime.
Gedurende de pauze ging mijn vader, die een
sigaret wilde rooken, naar den foyer, en daar
hadden wij het onuitzichtelijke voorrecht Blun
dell te ontmoeten. Ik stelde hem voor, en vader
was zoo netjes hem een sigaret aan te biede-
Al rookend gaf Blundell zijn meening over de
voorstelling ten beste.
Er is maar één vrouw, die werkelijk de
moeite waard is", zeide hij Ik „wees een haam
aan op mijn program. „Juist beaamde hij
goedkeurend, „met mijn ondervinding van het
tooneel durf ik zeggen, dat zulk een combmati
van persoonlijke charme en scherp intellect
hoogst zeldzaam is".
Vader scheen op dit oogenblik ets erggrap
pigs te zien, want hij begon plotseling te lachen.
Ik vond het nogal ongepast, in tegenwoordig
heid van iemand als Blundell. Hphatine-
Wij keerden naar school terug. De debating
club 'hield haar eerste bijeenkomst m d
Gedurende de vacantie had ik stof verzamel
voor een rede over het Hoogerhuis MI waren
als conservatieven en protectiomsten pro-Hoo
gerhuis)en ik had een motle.te"!nda laten
handhaving van dit Huis op de agenda laten
^Vervolgens sprak hij tegen „de moGe van zijn
achtbaren vriend". wiens rede hij vei geleek
met een lamp, die geen licht gaf.
De nantomime in de naburige provincie-stad
duurde langer dan die te Londen, en de groote
dame was als een „speciale en buitengewone
attractie" aangekondigd geworden. Toen kwam
er een telegram, met de tijding, dat Blundell s
tante ziek geworden was, en hij kreeg een dag
vrij om haar op te zoeken.
Toen hij dien avond terug kwam, zag hij er
bedrukt uit. De jongens zeiden tot elkaar, dat
het slecht met Blundell's tante scheen te staan.
Ik betuigde hem mijn deelneming, want poli
tieke geschillen moeten nooit persoonlijke
vriendschap verstoren. „Maar voegde ik er
aan toe, „ik wed, dat je naar de pantomime ge
weest ben."
„Ja. Was ik er maar met heengegaan?"
„Was zij niet goed?'"
„Ik geloof het wel. Maarzij heeft in haar
liedjes meeningen te kennen gegeven, die lijn
recht staan tegenover die, welke wij te Londen
van haar hoorden."
„Keer je dan weer tot onze partij terug".
„Het eenige wat erop zit", zei hij zwaarmoe
dig. „Maar het is een vreeselijke ontnuchtering
4a Am+iiroran H At IT1GI1 IllGt OQ h Pt wnnr/l n
tuig- „mdüi uiiiuuniaci mg
te ontwaren, dat men Jiiet op het woord van
(NADRUK VERBODEN.) I een vrouw kan bouwen
-V