RIJKSBEGROOTING IN DE
TWEEDE KAMER.
VRIJDAG 18 NOVEMBER 1932
WIE IS CHANTEROU?
DE EERSTE STEMMINGEN.
AAN DE KATHOLIEKEN VAN
NEDERLAND.
"ïn de -
niet bestand blaken.
EEN NIEUWE ZAAK VAN VER
DACHTE SCHILDERIJEN.
WIE IS DE HEER RAPHAEL
CHANTEROU
Chanterou, aan wien u uw fameuze zelf-
portret hebt geschonken.
Wmm
■K
VERKLARING VAN DR.
J. DE LA FAILLE.
SPEELHOL DOOR DE POLITIE
UITGEROEID.
Twintig personen gearresteerd.
PROF. MR. AALBERSE VERKLAART
ZICH NADER.
MGR. AENGENENT IN HET
VADERLAND TERUG.
WERKVERSCHAFFING.
FR. SZYMANSKI VOOR HET
„SONDERGERICHT"
(Ingezonden.)
In tijden van economische depressie, van cri
sis en malaise wordt de laatste jaren steeds
de klacht vernomen over ons toch zoo dure
volksonderwijs. Ook velen uit eigen kamp doen
hieraan lustig mee, zonder te bedenken, da
deze bewering in haar waren aard £elte 9
niets anders is dan een wapen tegen de g
lijkstelling van het openbaar en bijzon er
derwijs. De cijfers wijzen uit, dat ne
als zoodanig absoluut waardeloos is en
bijzonder onderwijs niet kan tre ei
toch heeft de legende van ons abnorni n
onderwijs de volksschool reeds nieei
gevoelig geschaad. „-„nine- no-'
Vóór den oorlog, toen de gett tholieken
met was bevochten en het Ruk onderwijs
en protestanten een groot deel uUgaveu
kosten zelf liet betalen, bedioeg
voor onderwijs 11.18 der H^^egroomgen
eerst in 1922 twee jaar na de doorvoering der
gelijkstelling, stonden die uitfaven ^6^ °p
voor-oorlogsch peil. Van 1922 t0} f^n de
uitgaven gestegen van 104 tot 107 millioen,
tvat, gezien de aanwas onzer bevolking en dus
de toename van het aantal leer mgen, feitelijk
een verlaging beteekent. Het is dan ook een
defaitisme van de ergste soort, in dezen tijd
van economische depressie de meening ingang
te doen vinden, dat Nederland, dat gespaard
bleef in den grooten wereldoorlog, niet meer
in staat zou zijn, zijn volksonderwijs goed en
degelijk te verzorgen. Meer dan ooit is het nu
zaak. dat aan ons onderwijs de grootste zorg
wordt besteed, ten einde het opgroeiend ge
slacht den strijd om het bestaan mogelijk te
maken.
De klacht over ons dure onderwijs is in den
grond onredelijk.
Ons onderwijs is niet te duur
Ons land is ook geenszins het land der kleine
scholen.
Het gemiddeld aantal leerlingen per school
bedraagt in Nederland 160 in Duitschland
125 en in België 99. En zeker is dit waar voor
onze katholieke scholen, omdat daarvoor het
cijfer 193 kan genoteerd worden.
Ons land is evenmin het land der vele on
der wijzers
Het gemiddeld aantal leerlingen per onder
wijzer bedraagt bij ons 33 in Duitschland is
het 36 en in België 26.
Algemeen is ook in de ons omringende lan
den de leerplichtige leeftijd hooger en zelf
belangrijk hooger dan in Nederland. Toch
wordt bij elke crisis getornd aan ons volkson
derwijs en ook nu weer wordt onze lagere
school bedreigd door een maatregel der Regee
ring, die meer dan welke ook, in staat is het
peil van ons onderwijs te doen dalen, n.l. de
verhooging der leerlingenschaal. Meer leerlin
gen per
onderwijzer, ziedaar de wel gemakke
lijke, maar uiterst fatale oplossing van het
bezuinigingsprobleem op Onderwijs.
De thans geldende leerlingenschaal is peeds
zoodanig, dat aan tal van scholen door hel
werken van onbetaalde, hoewel volledig be
voegde krachten, een min of meer bevredi
gende toestand wordt verkregen, waardoor het
onderwijs op peil wordt gehouden.
Zij, die met de practijk van het onderwijs te
maken hebben, zijn er dan ook hartgrondig van
overtuigd, dat de leerlingenschaal geenszins
een wijziging in ongunstigen zin kan dragen
zonder het onderwijs gevoelig te schaden.
Toch grijpt de Regeering ook nu weer naar
dit fatale bezuinigingsmiddel. Bij doorvoering
van den voorgestelden maatregel zullen voor
zeer vele middelgroote scholen de toestanden
uit de jaren 19241928 weer terugkeeren, toen
in korten tijd ons heele volksonderwijs was ge
deeorganiseerd. Een gehouden enquête wees
uit, dat toen op een aantal van 1799 scholen
niet minder dan 966 klassen werden aangetrof
fen, met meer dan 48 leerlingen, welke getal
len varieerden van 49 tot zelfs 71. De op tal
van scholen noodzakelijke combinatie van klas
sen, waardoor dezelfde onderwijzer in één lo
kaal les te geven heeft aan 2 en dikwijls meer
afdeelingen, bemoeilijkte het onderwijs nog
meer. Algemeen zijn toen dan ook de klachten
geweest over den toestand bij ons onderwijs.
njet aneen van de onderwijzersorganisaties,
m^r het heele Hjksschooltoezicht.
i delUk wem- ^oestanden zullen nu onver
mijdelijk weer terugkeeren
Wlo%TepUin^HS 16 wel verwachten van
En voor dit luttel bedrag gn? 'T wif06"'
ïer scholen weer gemlkf
soort kinderpakhuizen, waar van regelmatig
onderwas wem, o terechfSmen
werkt moet worden Tal van leerkZhCzuï
len tegen een dergelijk zenuwsloopend
Voor deze geringe bezuiniging zullen ook van
1 Januari 1935 af een paar duizend onderga
zers en onderwijzeressen worden ontslagen om
het leger der werklooze" te gaan versterken
terwijl aan de velen, die thans nog in op]ei;
ding zijn, elk redelijk uitzicht op een betrek
king bij het onderwijs, waarvoor zij toch be
stemd zijn, wordt ontnomen.
Hoe kan de economische toestand van Ne.
derland hiermee gered woiden Spoedig Zal
blijken, dat de geringe bezuiniging veel en veel
te duur betaald is, doordat ons onderwijs wordt
verknoeid, tot groote schade van de ontwikke
ling, die de kinderen onzer arbeiders, midden
standers en landbouwers, die de kinderen on
zer katholieke gezinnen zoo haid noodig heb
ken in den zoo zwaren strijd om liet bestaan.
Laten wij een krachtig beroep doen op onze
Regeering, zich te bezinnen op andere maatre-
gelen en af te zien van haar plan betreffende
de ieerlingenschaal, waardoor de vitale belan-
^schaad008 vo'ksonderwijs ten zeerste woiden
Hett^eltUUr der st Willlbrordusfederatie,
federatie van Algemeens Diocesane Vereemgin
gen van r.-k. Onderwijzers in Nederland
Het Bestuur „n a, 0„,.,u,Me„Ue
H. WIJNEN, Voorzitter
A. J. H. M. VAN DELFT, Secretaris,
Het Bestuur van den Nederlandschen R K
Bond voor Groote Gezinnen n K-
j W. F. VAN MEEGEREN, Vooi-7
J. H. KRAT, Secretaris.
J. B. VESTERS, Voorzitter van de
Nederlandsche R.-K. Journalisten-
Vereeniging. 1)
J. HULSMAN, Secretaris van de
Nederlandsche R.-K- Journalisten
vereniging. 1)
17 November 1932.
1) Aangezien de gelegenheid heeft ontbro.
ken het bovenstaande te behandelen in de al-
gemeene vergadering 0f jn een vergadering
Tan Lenvc Va? de Nederlandsche R.-K-
llrt'US nS- de Voorzit
ter en de Secretaris Van die Vereeniging
slechts voor hun persoon.
De collectie Dr. L. Juit Brussel,
te Amsterdam geveild, wordt
te Parijs valsch genoemd.
Men heeft reeds kunnen lezen van 't opzien
barend artikel in „Comoedia", waarin de om
vangrijke collectie moderne Fransche kunst,
die de vorige maand door de firma Mak te
Amsterdam geveild werd, als bedrog wordt ge
brandmerkt. Deze collectie heette afkomstig te
zijn van M. Raphaël Chanterou, oud-secretaris
van den Salon d'automne te Parijs en stichter
van het „Maison des Artistes" aldaar. Deze
heer Chanterou blijkt echter in deze functies
niet bekend te zijn en de schrijver in „Comoe
dia", de heer A. Warnod, meent op grond van
reproducties in den catalogus van Mak tot
vervalschingen te mogen besluiten.
Deze catalogus van de veiling op 11 October
j.l. ligt vóór ons. De reproducties daarin zijn
talrijk en vrij scherp van weergave, maar
tevens zeer bescheiden van formaat (de groot
ste lengte of breedte is nog geen tien c.M
Het zou dus zonder meer nogal gedurfd zijn
om op grond van zulke kleine afbeeldingen
pertinent vervalschingen te willen herkennen.
Anders staat het met de identiteit van den
heer Raphaël Chanterou. Dat hij te Parijs niet
bekend is, moet inderdaad een verdachte om
standigheid heeten. Want zijn naam para
deert den geheelen catalogus door om ver
trouwen te geven in de echtheid van de schil
derijen. „Don de l'artiste a M. Chanteiou
lezen we telkens. Bij een werk van Forain:
„Don du fils de Forain k M. Chanterou", (men
weet dat Forain overleden is.) Verder: „Don
de l'artiste a Mme Jaby Kok, épouse de M.
Chanterou et élève de Henri Matisse." Ook
is er sprake van een veiling van den dichter
Guillaume Appolinaire.
Het oordeel van de schilders is ten slotte
voor de betreffende schilderijen doorslaggevend.
Navraag bij eenige Parij-
sche schilders.
Nader schrijft ons inmiddels onze correspon
dent te Parijs:
Ons onderzoek bij de betrokken Fransche
schilders heeft thans reeds de overtuiging ge
vestigd, dat de fameuse collectie van heden-
daagsche Fransche kunst van Raphaël Chan
terou een enorme zwendelarij is. Niet alleen
kennen de schilders, die hun schilderij volgens
den catalogus aan Chanterou ten geschenke
zouden hebben gegeven, dien persoon niet,
maar evenmin de gesignaleerde werken. Wij
hebben natuurlijk in de korte spanne tijds,
sinds de ontdekking van het schandaal verloo-
pen, niet alle 64 kunstenaars kunnen bereiken.
Trouwens een deel daarvan ligt op het kerkhof
c'est le cas de le diremaar allen wien
wij tot dusverre de reproducties in den cata
logus getoond hebben, slaan de handen in de
lucht en vragen zich af, hoe het mogelijk is,
dat men zulk een onbeholpen namaak ook maar
een oogenblik voor authentiek heeft kunnen
houden.
Laten wij de zaak op den voet volgen.
J.l. Maandag bevonden wij ons in gezelschap
van eenige schilders van Montparnasse en
Montmartre en eenige Hollaudsche schilders,
die druk de zeer slechte prijzen op die veiling
van midden October gemaakt, (het publiek is
niet van smaak gespeend geweest!bespra
ken. Op een gegeven oogenblik komt de cata
logus voor den dag. Op het moment, dat de
illustraties werden bereikt, brak er een Home
risch gelach uit en uitbarsingen van ironie
en spot, zooals ook heden in de ateliers, waar
wij de schilders „hun werk" lieten zien. De
Fresnay's, Chagall's, Matisse's, Marquet's, Pas-
cin's werden precies door niemand voor serieus
gehouden. Onderwijl bleek het ons dat som
mige artisten reeds door koopers op de hoogte
waren gesteld van de aankoopen, iets wat hen
in een volslagen verbijstering had geworpen.
Anderen hadden reeds gehoord van de zonder
linge veiling en gaven aan hun verontwaardi
ging lucht. En hedenochtend begonnen ook de
bladen er van te spreken.
Bij onze navraag hebben we het eerst Othon
Friesz ontmoet:
Je Pay sage k St. Cloud" is te Amsterdam
verkocht!
Mijn „Paysage k St. Cloud?" Maar van
mijn leven heb ik nog niet te St. Cloud ge
schilderd!
Maar je hebt het schilderij cadeau gedaan
aan den collectionneur, M. Chanterou?
Chanterou? Chanterou? Nooit van ge
hoord.
Helaas bevatte de catalogus geen reproduc
tie.
Soutine hebben we niet thuis getroffen, maar
de catalogus bevat een aquarel: „les Clochards"
ook al „don" aan mijnheer Chanterou. Maar
aquarellen van Soutine heeft nog nooit iemand
gezien.
Pascin is dood. Maar de catalogus heeft
twee reproducties, ieder „don de l'artiste a
M. Chanterou", we zijn dus naar Hermine
David gegaan, die de levensgezellin van Pascin
is geweest en zijn nalatenschap bezit. Zij wierp
haar armen in de lucht:
Maar die „Jeune fille assise" en die .en
fant k la poupée", ce sont des faux manifestes"
en ze voegde er aan toe: Nog nooit heb ik
Pascin van een M. Chanterou hooren spreken.
We vonden Raoul Dufy druk aan het werk
v°or zijn tentoonstelling in het voorjaar in
Holland te houden.
Nou, dat doek van je uit Algiers
eri met zijn bekende levendigheid wilde hij
verbeterenUne toile en Afrique, jamais de
»a vie
^ve hebben hem toen den catalogus voorge
houden
16 Vue ,je vjije en Algérie, don de l'artiste
Chanterou....
Paysage, don, etc.
La femme et la vache, don, etc.
Maar -wat is dat nou, ik heb nog nooit
van M chanty gehoord.
e sloeeen de reproducties open en vroegen
hem: Maar kent u dan dat schilderij niet?
De wijze waarop Dufy zijn verbazing uit
drukte is niet V00r publiciteit vatbaar. Faux.
Archi-f0"*- Een gemeene bij-elkaar-flansing
van stukken uit mijn werk, maar van de hand
van onhandige schooljongens.
Echt en valsch bij Kisling
vergeleken.
Met dat al ontbrak ons de positieve vergelij
king van echt en namaak. Die zouden wij bij
Kisling vinden, want van Kisling was er een
zelfportret, ook al „don M. Chanterou". We
hadden een twintigtal schilders niet thuis ge
troffen, maar we zagen licht in 't atelier van
Moïse Kisling. We waren in iang niet hij hem
geweest en onder den indruk van de reeds op
gedane ervaring, moeten we ietwat ironisch
hebben gekeken.
Uw vriend Chanterou
„Chanterou, Chanterou, je komt zoo zelden,
uit welken tijd spreek je
Links het zelf portret van Kisling uit 1921 in de collectie Jo Davidson te Parijs,
rechts het z.g. zelfportret, dat te Amsterdam werd geveild.
„Welk zelfportret
We toonden de reproductie: „Dèt".
Kisling nam een sprong als een kater die
door een muis wordt gewekt en zat in een
drie-kwart-draai-rechts voor de telefoon.
„Is dat die zaak waarvan „Comoedia" heeft
gesproken Lieve deugd, daar kunnen we lol
van hebben".
Ja maar, zei ik, mijn Chanterou.
„Nou, waarschijnlijk even echt als dat schil
derij. Maar wil je 't échte zien
„Mademoiselle Auteuil, numero tant et tant.
Halo, Is meneer Davidson thuis
Op dat oogenblik val ik hem in de reden:
Davidson, de bekende Amerikaansche
architect en kunstverzamelaar Dus die
heeft 't?
De heer Jo Davidson is op 't oogenblik in
Amerika, maar op mijn verzoek ging zijn zoop
even kijken of het schilderij niet gestolen was.
't Hing er nog. We spraken af, dat ik zou ko-
men kijken. N
Het bij Mak geveilde is een slechte namaak
naar een of andere reproductie, in een tijd
schrift aangetroffen of in een werk over Kis
ling, dat trouwens door den falsaris niet ge
lezen is. Want anders had hij geweten, dat
Kisling zijn signatuur schrijft in één woord
met verbonden letters, terwijl hij nog nooit
eenigszins drukletterachtige teekens los van
elkaar heeft geplaatst.
We hebben hij Kisling een gezellig uurtje
gehad, dat kan de lezer gelooven. Gelukkig
kon ik hem met geen mogelijkheid zeggen
wie meneer Chanterou is.
„Is bij jullie de justitie ook zoo traag en
kosten de advocaten ook zoo veel geld Ze
hebben al van me geschreven, dat ik in mijn
jonge jaren te Londen gestolen had. Ik ben
nog nooit in Londen geweest. En ik heb het
proces moeten opgeven, omdat 't me te veel
geld kostte".
Enfin, Kisling is vol vuur. „Want dat iemand,
die je niet zetten kan, zegt dat je gestolen
hebt, is tot daér aan toe. Maar je de auteur
maken van zoo'n „croüte"
Een aantal schilderijen zijn niet gemerkt als
„don de l'artiste k M. Chanterou" maar als
„afkomstig van den verkoop Guillaume Appo
linaire".
We herinnerden ons het droevig lot van
Appolinaire. den armen dichter, op het front
gewond en juist den dag van den wapenstil
stand bezweken. Zijn weduwe troffen we helaas
niet thuis. Maar van vrienden vernamen wij,
wat we zelf vermoed hebben, namelijk dat
madame Appolinaire te midden van herinne
ringen leeft, waaronder de collectie van haar
man een groote plaats inneemt en dat er
nooit een „vente Appolinaireheeft plaats
gehad
Den jongen Forain troffen we niet thuis.
Maar zij die zeer bevriend met hem zijn, spron
gen op bij de gedachte, dat Forain maar liefst
drie stukken uit de zeer waardevolle collectie,
die zijn vader hem naliet, zou hebben wegege-
ven en dat aan den hij niemand hekenden heer
Chanterou.
Wij hebben ons gisteren nog tot dr. J. B. de
la Faille gewend om hein opheldering te vra
gen in zake de ontdekking der vervalschingen
in de „collectie dr. L. J. Bruxelles", voorheen
collectie Raphaël Chanterou, Rarijs, welke col
lectie, bestaande uit moderne Fransche schilde
rijen, zooals bekend, van 1113 October onder
leiding van dr. J. B. de la Faille (A. Mak, Am
sterdam) geveild is.
Dr. J. B. de la Faille ontving ons niet, maar
liet ons een getypte verklaring overhandigen,
waaraan wij4 het volgende ontleenen.
De kunstschilder Raoul Martinez kwam be
gin September bij dr. J. B. de la Faille 0111 hem
namens een vriend van hem, een zekere dokter
L. J. te Brussel te vragen een collectie moderne
Fransche schilderijen te veilen. Dat was dus
de aanleiding tot deze veiling.
Voorts lazen wij in de verklaring, dat dr.
Baart de la Faille den heer L. J. in Brussel
heeft opgezocht en de collectie bij hem heeft
bezichtigd. Hij had ook Hollandsche schilde
rijen. Dr. Baart de la Faille heeft den heer L.
J. gevraagd naar de herkomst. Hij antwoord
de, dat ze tot de collectie Raphaël Chanterou
hadden behoord, destijds in Parijs gevestigd.
Dr. Baart de la Faille vroeg, waarom Chan
terou ze dan niet in Parijs veilde. Dat kon
niet, legde de heer L. J. uit, want Chanterou
was betrokken in de zaak madame Hanau en
kon deswege niet naar Parijs terugkeeren om
de schilderijen daar te veilen. De heer L. J.
had van Chanterou de collectie in onderpand
ontvangen, waarvoor hij L. J„ hem een voor
schot had gegeven.
Of dr. J. B. de la Faille getracht heeft per
soonlijk in contact met den heer Chanterou te
komen, vermeldt de verklaring niet. Wel wordt
erin meegedeeld, dat dr. Baart de la Faille van
dr. L. J. vernomen en zelfs schriftelijk beves
tigd heeft gekregen, dat de heer Chanterou
was: „fondateur de 1*Amicale, des artistes, sé
crétaire du Salon d'Automne et du Salon de
bois, propriétaire de la gazette des expositions".
Dr. L. J. schreef hem voorts: „Vous pouvez
désigner Chanterou comme propriétaire de la
collection, collection qu'il a pu rassemblez au
cours d une quinzaine d'anné?s d'efforts, gr§.ce
k sa situation de fondateur de l'Amicale des
artistes etc. Dans la gazette des expositions
beaucoup des oeuvres vendues ont été repro-
duites et S. ce titre elles ont été cédées par
leurs auteurs S Chanterou".
Dr. Baart de Faille wenschte een zoo groot
mogelijke zekerheid te krijgen omtrent de
echtheid der schilderijen. Hij vroeg en kreeg
daarom van dr. L. J. een lijst, waarop acbiar
leder nummer van de schilderijen en aquarel
len vermeld stond of Chanterou ze van een
schilder cadeau had gekregen. Op deze lijst
stond achter iedere verklaring de paraaf van
Chanterou zelf en aan het einde der lijst
schreef deze „Lu et approuvé par Chanterou"
onderteekend „Raphaël Dubois, dit Chante
rou".
In zijn verklaring wijst dr. Baart de la Faille
er dan op, dat hij alle voorzorgsmaatregelen
heeft genomen. Geen enkele veilingmeester
zoo lezen wij, kan alle jonge Fransche schil
ders kennen in al hun wisselende uitingen en
evoluties. Ook elders lezen wij dit in de ver
klaring, waarbij dr. Baart de la Faille ver
meldt, dat hij eenige studie heeft gemaakt van
jonge Fransche meesters. Dr. Baart de la
Faille heeft daarna den catalogus voor de vei
ling opgemaakt, waarin hij achttien* reproduc
ties heeft opgenomen. Hij heeft de schilderijen
opgehangen. Niemand, ook niet tijdens de
kijkdagen, heeft opgemerkt dat zij vervalscht
waren. Later, in Parijs, heeft dr. J. B. de la
Faille met eenige kunsthandelaren over de
veiling gesproken. Ook toen heeft niemand een
opmerking van dien aard gemaakt. Wel zei
men in Parijs tegen hem, dat vele der schil
derijen van een ouderen datum waren, dan
was opgegeven en dat schilders meestal niet
hun beste werken cadeau geven.
Dr. Baart de la Faille heeft tijdens zijn ver
blijf te Parijs eens geïnformeerd naar den heer
Chanterou. Sommigen herinnerden zich dien
naam vaag, anderen in het geheel niet. Bern-
heim Jeune zei, zoo lezen we in de verklaring
Van dr. Baart de la Faille: „Frantz Jourdain,
President van de Salon d' Automne kent Chan
terou niet en heeft zich als volgt uitgelaten
„Je voudrais bien savoir^uel est ce Monsieur
Chanterou et de quel droit il revendique un
tttre auquel, si modeste soit-il, il n'a aucun
droit".
Dr. Baart de la Faille's verklaring vervolgt
dan: Warnod velt in „Comoedia" een oordeel
op reproducties. Heeft hij zelf de meesters ge
sproken Dr. Baart de la Faille heeft alle
adressen der levende meesters gevraagd, 0111
Persoonlijk te informeeren. Hij vraagt zich af,
als men bedenkt dat de collectie tout prix
geveild moest worden en hoe gering de op
brengst van sommige stukken was, of het de
moeite zou loonen dergelijke vervalschingen te
maken. De schitylerijen waren van zestig ver
schillende meesters, dus zestig meesters zou
den vervalscht moeten zijn. Een vervalscher,
die zoo grootscheeps opereert, kiest wel be
langrijker objecten uit.
Dr. J. B. de la Faille heeft dan ook den in
druk, dat volstrekt niet de geheele collectie
valsch is. Men zal dienen te onderzoeken of
inderdaad enkele werken van levende mees
ters zijn nagemaakt. Met dit onderzoek is dr.
J. B. de Ia Faille reeds aangevangen.
Overtreding drankwet en gokspel
geconstateerd.
Men meldt ons uit Amsterdam:
De politie van het bureau Raampoort was er
van op de hoogte, dat er in de Egelantierstraat
in perceel 222 een gokgelegenheid gevestigd
was. Verschillende personen waren hier niet
onbelangrijke bedragen aan geld kwijt geraakt
en ook waren er klachten van vrouwen bij de
politie binnengekomen, over het verspelen van
het dikwijls zoo zuur verdiende weekgeld van
haar mannen. Gedurende gerulmen tijd werd
het bewuste huis goed geobserveerd, hetgeen
gezien de smalle straat d'vwijls met moeilijk
heden voor de aangewezen politiemannen ge
paard ging.
Het speelhuis is gevestigd in perceel Egelan
tierstraat 222, en heeft van buiten het aanzien
van een voddenpakhuis. Na enkele dagen con
trole stond het voor de politie vast, dat dit
voddenpakhuis op zeer eigenaardige tijden
druk bezoek kreeg van personen, die nu juist
niet zoo gunstig in de boeken van politie en
justitie stonden aangeschreven. De controle
was zeer lastig, want de eigenaars van het
speelhol hadden in de omgeving mannetjes uit
gezet om zoo noodig bij gevaar te kunnen waar
schuwen en ook om ongewenschte bezoekers
buiten te houden. Er waren dagen dat er wel
dertig en meer bezoekers aanwezig waren. Het
spel begon reeds dikwijls 's middags om drie
uur en werd tot laat in den nacht voortgezet.
Ook in het bovenhuis werd hij druk bezoek
gelegenheid tot spelen gegeven.
Donderdagmiddag omstreeks vijf uur had
men aan het bureau Raampoort de zekerheid,
dat er toen een twintigtal personen in het
pand aanwezig was en besloot de politie een
einde aan dit beruchte gokhuis te maken. Aan
liet bureau Raampoort werd een sterke politie
macht geformeerd, terwijl de inspecteurs de
heeren H. J. Moll en L. Visser de leiding van
den inval op zich namen. Met een grooten poli
tieauto werd snel naar het huis gereden. On
verwacht verscheen de wagen voor de deur,
$le agenten sprongen er uit en drongen met de
inspecteurs naar binnen. Het succes was volle
dig; in een achterlokaal trof men een twintig
tal mannen van verschillende leeftijden aan,
die bezig waren met gokken. Kaarten en geld
lagen op tafel. Ook constateerde men drankwet
overtreding. In groepen werden de aanwezige
personen onder streng toezicht per politie
auto naar het bureau Raampoort overgebracht.
Kaarten, geld en drank werden eveneens in be
slag genomen. De politieoverval trok heel wat
belangstelling van het publiek, zoodat de straat
afgezet moest worden. De eigenaar van het
speelhol was aanwezig en werd eveneens naar
het bureau overgebracht. De verschillende per
sonen werden hier gefouilleerd, er waren erbij,
die groote bedragen aan geld bij zich hadden:
een niet minder dan 1100. Het verhooren
van de overtreders nam den geheelen avond in
beslag.
Staaltjes van „politiek" geleverd
Soms begrijpen wij, dat eerlijke menschen
met griezel gewagen van wat zij noemen „de
politiek". Gistermêdidag werden c|ns staal
tjes geleverd, al was 't dan in drie gevallen
door de vertegenwoordigers van partijen, die
in de Kamer niet ernstig worden genomen,
maar in één geval door een man, van wien wij
beter hadden verwacht.
Mr. de Wilde, die in eerstfen termijn danig
had afgerekend met de financieele plannen der
S.D.A.P. reageerde thans op de repliek van
den heer Albarda en hij deed dit met een keur
van uitgezochte argumenten. De heer de Wilde
toonde aan. dat met uitzondering van Wibaut
de sociaal-democraten overal de gemeentefi-
nanciën in desolaten toestand hadden gebracht
en hij wees met name op Rotterdam. Toen in
terrumpeerde ir. Albarda opeens: „En wie is
wethouder in Den Haag?" Hij wenschte er
blijkbaar de aandacht op te vestigen, dat dit
toch de heer Drees is. De heer de Wilde rea
geerde niet op de interruptie, welke Albarda
niet eert, want deze moet weten, dat de Haag-
sche financiën juist zoo goed zijn, omdat de
Wilde die jarenlang heeft beheerd. De anti-
rev. afgevaardigde kon toch moeilijk zijn eigen
werk gaan prijzen en zeggen: „Drees maakt nu
de reserves op, die ik heb gekweekt'
Nog sterker maakte het de heer Kersten.
Deze predikant las een aantal zoogenaamde
katholieke oordeelen over de Hervormers voor
zooals wij er tientallen uit obscure blaadjes
over katholieke figuren zouden kunnen citee-
ren mitsgaders allerlei beweringen, waarin de
reformatorische polemiek nu eenmaal van
weerszijden sterk was welke geen enkele
wetenschappelijk katholiek onderschrijft en
die uit een zendingsblaadje schenen gescheurd.
Hij uit zich nu eenmaal in het ophitsen van
protestanten tegen katholieken, zooals mr.
Marchant Woensdag constateerde. Maar wat
ds. Kersten tegenover Colijn uithaalde, was
werkelijk heel erg. Wat heeft dr. Colijn gezegd?
riep hij met emphase. Dat het volk terug moet
naar Gods woord? Neen, maar dat het terug
moet naar een gezonden democratischen staat.
Als men nu bedenkt, dat dr. Colijn juist over
de moreele zijde van de crisis een beschouwing
leverde, die drie kolom van de „Handelingen"
beslaat, dan beseft men pas hoe zijn gedachte
door ds. Kersten op gruwelijke wijze werd ge
maltraiteerd en dan vraagt men zich toch af
of dit nu een handelwijze is, welke een chris
ten tegenover zijn evenaaste, al is dit dan een
politiek tegenstander, betaamt.
Even sterk maakte het de anti-papistische
Lingbekiaan, die den moed had menschen aan
te vallen, die zich in de Kamer niet zelf kun
nen weren. Met argumenten, wier innerlijk»
voosheid reeds herhaaldelijk is aangetoond,
keerde de heer Peereboom zich wederom tegen
de religieuse leerkrachten. En hij had den
moed, daar o.a. naar aanleiding van de op
merking, dat kloosterlingen ook behoeftige fa
milieleden kunnen hebben, te zeggen, dat hij
van zulke edelaardige handelingen wel in de
Kamer maar nooit daarbuiten had gehoord.
Zulk een stijl bewijst alleen, dat slechts haat
deze heeren bezielt, die den mond vol hebben
van „de pauselijke slagorde" en dat wij er goed
aan zullen doen hun demagogische propagan
da voortdurend te volgen. Als zulke dingen
in de Kamer gezegd worden, waar niemand er
naar luistert of er om lacht, dan begrijpt men
pas, wat de heeren zich in vrijer omgeving
veroorloven. Een beste propaganda-brochure
ware een uittreksel van de redevoeringen van
beide papenhaters, voorzien van goeden com
mentaar. Zij weze ons partijbestuur aanbevolen!
Van belang was de met zeer veel aandacht
beluisterde repliek van prof. Aalberse, inzake
het politiek perspectief na de volgende ver
kiezingen. De katholieke partij prefereert een
parlementair kabinet en het liefst een rechtsch
kabinet. Kan dat niet en het is mogelijk,
dat dit dadelijk na de verkiezingen blijkt
dan denkt prof. Aalberse aan een extra-parle
mentair kabinet op zoo breed mogelijke ha-
sis. Moet dit laatste geschieden, dan is noo
dig, dat vooraf worde vastgelegd, wat wèl en
ook wat niet gebeurt. Is er kans op een
rechtsch kabinet, dan zou de formateur, zoo
als Kuyper in 1901 ook deed, een program van
beginselen en een program van actie kunnen
opstellen. Het eerste zou dan weer door een
rechtsche meerderheid moeten worden goed
gekeurd en het laatste ter kennismaking aan
de rechtsche fracties worden aangeboden. Zóó
de kabinetsvorming aangevat, meent Aalberse
succes te kunnen bereiken, althans was hij van
oordeel, dat zoo in 1929 succes bereikt had kun
nen worden en een extra-parlementair kabinet
voorkomen. Of het belangwekkend historisch
feit, dat prof. Aalberse meedeelde aan velen
bekend is geweest, betwijfelen wij eeniger-
mate. In dat geval zou men er toch in 1929
of vlak daarna op gezinspeeld hebben.
Den leider der S. D. A. P. heeft prof. Aal
berse raak beantwoord. Hij verzekerde aan ir.
Albarda, dat hij hem niet den onbetaalbaren
dienst zou bewijzen aan te sturen op een bur
gerlijk blok. Als deze vreesde voor een samen
gaan tusschen katholieken en liberalen, deed
hij beter even naar België te kijken, waar juist
de socialisten zich coaliseeren met de libera
len om het bijzonder onderwijs te vermoorden.
Eu als Albarda zoo triomfantelijk sprak over
het Centrum, dat bij de laatste verkiezingen
0,2 zijner stemmen verloor, och, zou hij dan
ook eens willen vertellen hoeveel procent de
sociaal-democraten bij die gelegenheid achter
uit gingen En die hadden toch niet onder
handeld met de nazi's! „Ik had, evenals Thor-
becke bij een vroolijke gelegenheid kunnen
zeggen „Ik zal het stilzwijgen bewaren op
de vraag of de katholieken willen samenwer
ken met de S. D. A. P. Maar ik wil er wel bij
zeggen" aldus prof. Aalberse, „dat de politiek
welke de sociaal-democraten dén laatsten tijd
volgen, tot geen samenwerking noopt, noch el
ders, noch hier."
Dit oordeel werd later wel heel kras beves
tigd door mr. Marchant, toén hij de soc.-dem.
cumulatie-mofie afwijzend heel scherp zei
Ik stem daar ook tegen, omdat ik mij niet
wensch te buigen voor het dictaat der soc.-
dem. congressen, wier boodschappen Albarda
hier over moet brengen.
De Ministers Ruys en De Geer hebben in
hun antwoorden in tweeden termijn geen
nieuws gezegd. Alleen kreeg de heer Fleskens
de toezegging dat voor de noodlijdende ge
meenten spoedig zou worden gezorgd. Ook
Duvmaer's motie voor de schippers werd over
genomen, zij het met zeer gematigden uitleg
van den inhoud ervan. Doch de nadere ver
klaring der Regeering over de verdere inpol
dering der Zuiderzee maakte dr. Colijn en ook
Albarda danig ongerust. Ook wij kregen den
indruk, dat de eerste toezegging door de la
tere interpretatie werd verzwakt. Nu kan men
twisten over de juistheid van voortzetting.
Zegt men, dat dit vooral uit een oogpunt van
werkverschaffing geschiedt (en op dit stand»
punt staat de Regeering) dan hebben zij ge
lijk, die meenen, dat er dan betere objecten
zijn. Beter in dezen zin. dat ze meer menschen
aan het werk zetten en ^ok meer verspreid
liggen. Maar, bekijkt men de zaak in de toe
komst, dan heeft Colijn ongetwijfeld gelijk,
want niemand kan loochenen, dat de nieuwe
grond allerlei nieuwe mogelijkheden opent.
Het zal bij de behandeling der Zuiderzeefonds-
begrooting moeten blijken of dr. Colijn den
strijd wint tegen de financieele deskundigen,
die zich bijkans allen tegen hem verzetten en
wier definitief oordeel de Regeering afwacht.
De financieele politiek der Regeering heeft
J V. De Geer nog eens verdedigd tegen de
aanvallen van ir. Albarda en deze moest het
hier beslist afleggen. Herhaling van een hef
fing Ineens, hetgeen ook zal pioeten gebeu
ren als men, met ir. Albarda de opbrengst er
van uitsluitend voor crisis-uitgaven wil beste
den, zal het huidig tekort niet helpen dekken.
Staatsmonopolies zijn minder stabiel dan ir.
Albarda denkt enzijn zij eigenlijk ook
niet de indirecte belastingen, waar de S. D.
A. P. anders zoo tegen is vroeg de Minister
ondeugend, die ook Albarda's aflossingsbere
kening niet in den haak bevond. Vooral ad rem
was de Minister, toen hij zei, dat het een on
ware en alleen door klassenstrijdtheorie in
gegeven suggestie was, alsof de regeering
voor haar genoegen zou bezuinigen. Zij doet
dit, wijl zij meent, dat de nood dringt. Het
eenige verschil tusschen haar en ir. Albarda
is, dat zij dien nood nu reeds ziet, maar dat
Albarda meent, dat deze er nog niet is, of
schoon hij overtuigd is, dat hij kan komen.
Inzake de ambtenarensalarissen blijft de Mi
nister op zijn stuk staan. Het schijnt den be
windsman weinig te kunnen schelen, welke
voorstellen men hem doet om 't zijne te ver
vangen als de geraamde 143-4 millioen er maar
uitkomen. Een goede financier is Minister De
Geer, maar voor rijksbemiddelaar schijnt
prof. Aalberse heel zeker beter geschikt. Met
belangstelling wachten wij inmiddels op de
antwoorden, welke de heer Suring inzake Nij
megen zal ontvangen.
Hoofdstuk I, meest grondwettelijk vastge
stelde uitgaven bevattend, is z. h. s. aangeno
men. De heer Ter Laan trok voorloopig zija
motie inzake de ambtenaarssalarissen in.
's Heeren Albarda's motie inzake de cumulatie
werd verworpen met 46 tegen 35 stemmen.
Vóór stemden de sociaal-democraten, de vrij-
heidsbonders, de drie Kerstenieten en de heer
Braat. Rechts en de vrijzinnig-democraten
stemden tegen op tweeërlei grond. Vooreerst
zal de regeering toch een onderzoek instellen
en dan overwegen, of zij tegen de misstanden
moet optreden. Vervolgens was er de overwe
ging van Marchant, die weigerde te stemmen
voor een motie, die de S. D. A P. op bevel van
het Utrechtsch congres moest indienen, omdat
de roode fractie niet van gecumuleerde inkom
sten wil afzien, als er geen algemeene regeling
is. Vooral deze laatste overweging moet velen
hebben bewogen tegen de S. D. A. P.-motie te
stemmen, zeker onder de katholieken, die wel
willen getuigen tegen mogelijke misstanden,
maar dit toch bezwaarlijk kunnen doen op ver
langen van een roode federatie te IJmuiden-
Oost of Dantumadeel.
Gisterenavond, ongeveer 9 uur, is Z. H. Exe.
Mgr. J. D. J. Aengenent, bisschop van Haar
lem, in gezelschap van den hoogeerw. heer L.
Westerwoudt, plebaan der kathedrale kerk te
Haarlem en den zeereerw. heer Th. Pichot, se
cretaris van het bisdom, van zijn Rome-reia
teruggekeerd.
Mgr. en zijn reisgenooten waren zeer te
vreden over hun reis naar de Eeuwige Stad en
Mgr. toonde zich bijzonder ingenomen en vol
daan over de audiëntie bij Z. H. den Paus.
Een plan voor gewijzigde uitvoering.
Men schrijft ons:
Tusschen Gedeputeerde Staten van Noord-
Holland en de besturen der werkgevers- en
werknemersbonden in het bouwbedrijf is in
tegenwoordigheid van een tweetal ambtenaren
van het Departement van Blnnenlandsche Za
ken overleg gepleegd over de uitvoering van te
graven kanalen in het noordelijk gedeelte dier
provincie, waarbij de machinale werkmethode
door handkracht zou worden vervangen.
Nadat gebleken was, dat zoowel bij werkge
vers- als werknemersorganisaties ernstige be
denkingen tegen de bestaande regeling der
werkverschaffing bestaan, is besloten, dat de
betrokken bonden voor het geheele land een
plan voor gewijzigde uitvoering zullen samen
stellen. Dit is één dezer dagen geschied en het
plan zal zeer binnenkort een punt van nader
overleg uitmaken tusschen Regeering en werk
gevers- en werknemersbesturen in de bouwbe
drijven.
Naar wij vernemen zal de beruchte smokk®i
laar Fr. Szymanski, die op 26 September j.l. ta
Biiderich (D.) werd gearresteerd, wegens het
smokkelen van een groote partij revolvers eu
munitie op Dinsdag 24 dezer te Diisseldorf voor
het „Sondergericht" in deze zaak terecht staan.
De toren wordt aangebracht op t gcbouut
van V. en D. te Haarlem^ in aanbouw