RIJKSBEGROOTING IN DE TWEEDE KAMER. VRIJDAG 18 NOVEMBER 1932 WIE IS CHANTEROU? DE EERSTE STEMMINGEN. AAN DE KATHOLIEKEN VAN NEDERLAND. "ïn de - niet bestand blaken. EEN NIEUWE ZAAK VAN VER DACHTE SCHILDERIJEN. WIE IS DE HEER RAPHAEL CHANTEROU Chanterou, aan wien u uw fameuze zelf- portret hebt geschonken. Wmm ■K VERKLARING VAN DR. J. DE LA FAILLE. SPEELHOL DOOR DE POLITIE UITGEROEID. Twintig personen gearresteerd. PROF. MR. AALBERSE VERKLAART ZICH NADER. MGR. AENGENENT IN HET VADERLAND TERUG. WERKVERSCHAFFING. FR. SZYMANSKI VOOR HET „SONDERGERICHT" (Ingezonden.) In tijden van economische depressie, van cri sis en malaise wordt de laatste jaren steeds de klacht vernomen over ons toch zoo dure volksonderwijs. Ook velen uit eigen kamp doen hieraan lustig mee, zonder te bedenken, da deze bewering in haar waren aard £elte 9 niets anders is dan een wapen tegen de g lijkstelling van het openbaar en bijzon er derwijs. De cijfers wijzen uit, dat ne als zoodanig absoluut waardeloos is en bijzonder onderwijs niet kan tre ei toch heeft de legende van ons abnorni n onderwijs de volksschool reeds nieei gevoelig geschaad. „-„nine- no-' Vóór den oorlog, toen de gett tholieken met was bevochten en het Ruk onderwijs en protestanten een groot deel uUgaveu kosten zelf liet betalen, bedioeg voor onderwijs 11.18 der H^^egroomgen eerst in 1922 twee jaar na de doorvoering der gelijkstelling, stonden die uitfaven ^6^ °p voor-oorlogsch peil. Van 1922 t0} f^n de uitgaven gestegen van 104 tot 107 millioen, tvat, gezien de aanwas onzer bevolking en dus de toename van het aantal leer mgen, feitelijk een verlaging beteekent. Het is dan ook een defaitisme van de ergste soort, in dezen tijd van economische depressie de meening ingang te doen vinden, dat Nederland, dat gespaard bleef in den grooten wereldoorlog, niet meer in staat zou zijn, zijn volksonderwijs goed en degelijk te verzorgen. Meer dan ooit is het nu zaak. dat aan ons onderwijs de grootste zorg wordt besteed, ten einde het opgroeiend ge slacht den strijd om het bestaan mogelijk te maken. De klacht over ons dure onderwijs is in den grond onredelijk. Ons onderwijs is niet te duur Ons land is ook geenszins het land der kleine scholen. Het gemiddeld aantal leerlingen per school bedraagt in Nederland 160 in Duitschland 125 en in België 99. En zeker is dit waar voor onze katholieke scholen, omdat daarvoor het cijfer 193 kan genoteerd worden. Ons land is evenmin het land der vele on der wijzers Het gemiddeld aantal leerlingen per onder wijzer bedraagt bij ons 33 in Duitschland is het 36 en in België 26. Algemeen is ook in de ons omringende lan den de leerplichtige leeftijd hooger en zelf belangrijk hooger dan in Nederland. Toch wordt bij elke crisis getornd aan ons volkson derwijs en ook nu weer wordt onze lagere school bedreigd door een maatregel der Regee ring, die meer dan welke ook, in staat is het peil van ons onderwijs te doen dalen, n.l. de verhooging der leerlingenschaal. Meer leerlin gen per onderwijzer, ziedaar de wel gemakke lijke, maar uiterst fatale oplossing van het bezuinigingsprobleem op Onderwijs. De thans geldende leerlingenschaal is peeds zoodanig, dat aan tal van scholen door hel werken van onbetaalde, hoewel volledig be voegde krachten, een min of meer bevredi gende toestand wordt verkregen, waardoor het onderwijs op peil wordt gehouden. Zij, die met de practijk van het onderwijs te maken hebben, zijn er dan ook hartgrondig van overtuigd, dat de leerlingenschaal geenszins een wijziging in ongunstigen zin kan dragen zonder het onderwijs gevoelig te schaden. Toch grijpt de Regeering ook nu weer naar dit fatale bezuinigingsmiddel. Bij doorvoering van den voorgestelden maatregel zullen voor zeer vele middelgroote scholen de toestanden uit de jaren 19241928 weer terugkeeren, toen in korten tijd ons heele volksonderwijs was ge deeorganiseerd. Een gehouden enquête wees uit, dat toen op een aantal van 1799 scholen niet minder dan 966 klassen werden aangetrof fen, met meer dan 48 leerlingen, welke getal len varieerden van 49 tot zelfs 71. De op tal van scholen noodzakelijke combinatie van klas sen, waardoor dezelfde onderwijzer in één lo kaal les te geven heeft aan 2 en dikwijls meer afdeelingen, bemoeilijkte het onderwijs nog meer. Algemeen zijn toen dan ook de klachten geweest over den toestand bij ons onderwijs. njet aneen van de onderwijzersorganisaties, m^r het heele Hjksschooltoezicht. i delUk wem- ^oestanden zullen nu onver mijdelijk weer terugkeeren Wlo%TepUin^HS 16 wel verwachten van En voor dit luttel bedrag gn? 'T wif06"' ïer scholen weer gemlkf soort kinderpakhuizen, waar van regelmatig onderwas wem, o terechfSmen werkt moet worden Tal van leerkZhCzuï len tegen een dergelijk zenuwsloopend Voor deze geringe bezuiniging zullen ook van 1 Januari 1935 af een paar duizend onderga zers en onderwijzeressen worden ontslagen om het leger der werklooze" te gaan versterken terwijl aan de velen, die thans nog in op]ei; ding zijn, elk redelijk uitzicht op een betrek king bij het onderwijs, waarvoor zij toch be stemd zijn, wordt ontnomen. Hoe kan de economische toestand van Ne. derland hiermee gered woiden Spoedig Zal blijken, dat de geringe bezuiniging veel en veel te duur betaald is, doordat ons onderwijs wordt verknoeid, tot groote schade van de ontwikke ling, die de kinderen onzer arbeiders, midden standers en landbouwers, die de kinderen on zer katholieke gezinnen zoo haid noodig heb ken in den zoo zwaren strijd om liet bestaan. Laten wij een krachtig beroep doen op onze Regeering, zich te bezinnen op andere maatre- gelen en af te zien van haar plan betreffende de ieerlingenschaal, waardoor de vitale belan- ^schaad008 vo'ksonderwijs ten zeerste woiden Hett^eltUUr der st Willlbrordusfederatie, federatie van Algemeens Diocesane Vereemgin gen van r.-k. Onderwijzers in Nederland Het Bestuur „n a, 0„,.,u,Me„Ue H. WIJNEN, Voorzitter A. J. H. M. VAN DELFT, Secretaris, Het Bestuur van den Nederlandschen R K Bond voor Groote Gezinnen n K- j W. F. VAN MEEGEREN, Vooi-7 J. H. KRAT, Secretaris. J. B. VESTERS, Voorzitter van de Nederlandsche R.-K. Journalisten- Vereeniging. 1) J. HULSMAN, Secretaris van de Nederlandsche R.-K- Journalisten vereniging. 1) 17 November 1932. 1) Aangezien de gelegenheid heeft ontbro. ken het bovenstaande te behandelen in de al- gemeene vergadering 0f jn een vergadering Tan Lenvc Va? de Nederlandsche R.-K- llrt'US nS- de Voorzit ter en de Secretaris Van die Vereeniging slechts voor hun persoon. De collectie Dr. L. Juit Brussel, te Amsterdam geveild, wordt te Parijs valsch genoemd. Men heeft reeds kunnen lezen van 't opzien barend artikel in „Comoedia", waarin de om vangrijke collectie moderne Fransche kunst, die de vorige maand door de firma Mak te Amsterdam geveild werd, als bedrog wordt ge brandmerkt. Deze collectie heette afkomstig te zijn van M. Raphaël Chanterou, oud-secretaris van den Salon d'automne te Parijs en stichter van het „Maison des Artistes" aldaar. Deze heer Chanterou blijkt echter in deze functies niet bekend te zijn en de schrijver in „Comoe dia", de heer A. Warnod, meent op grond van reproducties in den catalogus van Mak tot vervalschingen te mogen besluiten. Deze catalogus van de veiling op 11 October j.l. ligt vóór ons. De reproducties daarin zijn talrijk en vrij scherp van weergave, maar tevens zeer bescheiden van formaat (de groot ste lengte of breedte is nog geen tien c.M Het zou dus zonder meer nogal gedurfd zijn om op grond van zulke kleine afbeeldingen pertinent vervalschingen te willen herkennen. Anders staat het met de identiteit van den heer Raphaël Chanterou. Dat hij te Parijs niet bekend is, moet inderdaad een verdachte om standigheid heeten. Want zijn naam para deert den geheelen catalogus door om ver trouwen te geven in de echtheid van de schil derijen. „Don de l'artiste a M. Chanteiou lezen we telkens. Bij een werk van Forain: „Don du fils de Forain k M. Chanterou", (men weet dat Forain overleden is.) Verder: „Don de l'artiste a Mme Jaby Kok, épouse de M. Chanterou et élève de Henri Matisse." Ook is er sprake van een veiling van den dichter Guillaume Appolinaire. Het oordeel van de schilders is ten slotte voor de betreffende schilderijen doorslaggevend. Navraag bij eenige Parij- sche schilders. Nader schrijft ons inmiddels onze correspon dent te Parijs: Ons onderzoek bij de betrokken Fransche schilders heeft thans reeds de overtuiging ge vestigd, dat de fameuse collectie van heden- daagsche Fransche kunst van Raphaël Chan terou een enorme zwendelarij is. Niet alleen kennen de schilders, die hun schilderij volgens den catalogus aan Chanterou ten geschenke zouden hebben gegeven, dien persoon niet, maar evenmin de gesignaleerde werken. Wij hebben natuurlijk in de korte spanne tijds, sinds de ontdekking van het schandaal verloo- pen, niet alle 64 kunstenaars kunnen bereiken. Trouwens een deel daarvan ligt op het kerkhof c'est le cas de le diremaar allen wien wij tot dusverre de reproducties in den cata logus getoond hebben, slaan de handen in de lucht en vragen zich af, hoe het mogelijk is, dat men zulk een onbeholpen namaak ook maar een oogenblik voor authentiek heeft kunnen houden. Laten wij de zaak op den voet volgen. J.l. Maandag bevonden wij ons in gezelschap van eenige schilders van Montparnasse en Montmartre en eenige Hollaudsche schilders, die druk de zeer slechte prijzen op die veiling van midden October gemaakt, (het publiek is niet van smaak gespeend geweest!bespra ken. Op een gegeven oogenblik komt de cata logus voor den dag. Op het moment, dat de illustraties werden bereikt, brak er een Home risch gelach uit en uitbarsingen van ironie en spot, zooals ook heden in de ateliers, waar wij de schilders „hun werk" lieten zien. De Fresnay's, Chagall's, Matisse's, Marquet's, Pas- cin's werden precies door niemand voor serieus gehouden. Onderwijl bleek het ons dat som mige artisten reeds door koopers op de hoogte waren gesteld van de aankoopen, iets wat hen in een volslagen verbijstering had geworpen. Anderen hadden reeds gehoord van de zonder linge veiling en gaven aan hun verontwaardi ging lucht. En hedenochtend begonnen ook de bladen er van te spreken. Bij onze navraag hebben we het eerst Othon Friesz ontmoet: Je Pay sage k St. Cloud" is te Amsterdam verkocht! Mijn „Paysage k St. Cloud?" Maar van mijn leven heb ik nog niet te St. Cloud ge schilderd! Maar je hebt het schilderij cadeau gedaan aan den collectionneur, M. Chanterou? Chanterou? Chanterou? Nooit van ge hoord. Helaas bevatte de catalogus geen reproduc tie. Soutine hebben we niet thuis getroffen, maar de catalogus bevat een aquarel: „les Clochards" ook al „don" aan mijnheer Chanterou. Maar aquarellen van Soutine heeft nog nooit iemand gezien. Pascin is dood. Maar de catalogus heeft twee reproducties, ieder „don de l'artiste a M. Chanterou", we zijn dus naar Hermine David gegaan, die de levensgezellin van Pascin is geweest en zijn nalatenschap bezit. Zij wierp haar armen in de lucht: Maar die „Jeune fille assise" en die .en fant k la poupée", ce sont des faux manifestes" en ze voegde er aan toe: Nog nooit heb ik Pascin van een M. Chanterou hooren spreken. We vonden Raoul Dufy druk aan het werk v°or zijn tentoonstelling in het voorjaar in Holland te houden. Nou, dat doek van je uit Algiers eri met zijn bekende levendigheid wilde hij verbeterenUne toile en Afrique, jamais de »a vie ^ve hebben hem toen den catalogus voorge houden 16 Vue ,je vjije en Algérie, don de l'artiste Chanterou.... Paysage, don, etc. La femme et la vache, don, etc. Maar -wat is dat nou, ik heb nog nooit van M chanty gehoord. e sloeeen de reproducties open en vroegen hem: Maar kent u dan dat schilderij niet? De wijze waarop Dufy zijn verbazing uit drukte is niet V00r publiciteit vatbaar. Faux. Archi-f0"*- Een gemeene bij-elkaar-flansing van stukken uit mijn werk, maar van de hand van onhandige schooljongens. Echt en valsch bij Kisling vergeleken. Met dat al ontbrak ons de positieve vergelij king van echt en namaak. Die zouden wij bij Kisling vinden, want van Kisling was er een zelfportret, ook al „don M. Chanterou". We hadden een twintigtal schilders niet thuis ge troffen, maar we zagen licht in 't atelier van Moïse Kisling. We waren in iang niet hij hem geweest en onder den indruk van de reeds op gedane ervaring, moeten we ietwat ironisch hebben gekeken. Uw vriend Chanterou „Chanterou, Chanterou, je komt zoo zelden, uit welken tijd spreek je Links het zelf portret van Kisling uit 1921 in de collectie Jo Davidson te Parijs, rechts het z.g. zelfportret, dat te Amsterdam werd geveild. „Welk zelfportret We toonden de reproductie: „Dèt". Kisling nam een sprong als een kater die door een muis wordt gewekt en zat in een drie-kwart-draai-rechts voor de telefoon. „Is dat die zaak waarvan „Comoedia" heeft gesproken Lieve deugd, daar kunnen we lol van hebben". Ja maar, zei ik, mijn Chanterou. „Nou, waarschijnlijk even echt als dat schil derij. Maar wil je 't échte zien „Mademoiselle Auteuil, numero tant et tant. Halo, Is meneer Davidson thuis Op dat oogenblik val ik hem in de reden: Davidson, de bekende Amerikaansche architect en kunstverzamelaar Dus die heeft 't? De heer Jo Davidson is op 't oogenblik in Amerika, maar op mijn verzoek ging zijn zoop even kijken of het schilderij niet gestolen was. 't Hing er nog. We spraken af, dat ik zou ko- men kijken. N Het bij Mak geveilde is een slechte namaak naar een of andere reproductie, in een tijd schrift aangetroffen of in een werk over Kis ling, dat trouwens door den falsaris niet ge lezen is. Want anders had hij geweten, dat Kisling zijn signatuur schrijft in één woord met verbonden letters, terwijl hij nog nooit eenigszins drukletterachtige teekens los van elkaar heeft geplaatst. We hebben hij Kisling een gezellig uurtje gehad, dat kan de lezer gelooven. Gelukkig kon ik hem met geen mogelijkheid zeggen wie meneer Chanterou is. „Is bij jullie de justitie ook zoo traag en kosten de advocaten ook zoo veel geld Ze hebben al van me geschreven, dat ik in mijn jonge jaren te Londen gestolen had. Ik ben nog nooit in Londen geweest. En ik heb het proces moeten opgeven, omdat 't me te veel geld kostte". Enfin, Kisling is vol vuur. „Want dat iemand, die je niet zetten kan, zegt dat je gestolen hebt, is tot daér aan toe. Maar je de auteur maken van zoo'n „croüte" Een aantal schilderijen zijn niet gemerkt als „don de l'artiste k M. Chanterou" maar als „afkomstig van den verkoop Guillaume Appo linaire". We herinnerden ons het droevig lot van Appolinaire. den armen dichter, op het front gewond en juist den dag van den wapenstil stand bezweken. Zijn weduwe troffen we helaas niet thuis. Maar van vrienden vernamen wij, wat we zelf vermoed hebben, namelijk dat madame Appolinaire te midden van herinne ringen leeft, waaronder de collectie van haar man een groote plaats inneemt en dat er nooit een „vente Appolinaireheeft plaats gehad Den jongen Forain troffen we niet thuis. Maar zij die zeer bevriend met hem zijn, spron gen op bij de gedachte, dat Forain maar liefst drie stukken uit de zeer waardevolle collectie, die zijn vader hem naliet, zou hebben wegege- ven en dat aan den hij niemand hekenden heer Chanterou. Wij hebben ons gisteren nog tot dr. J. B. de la Faille gewend om hein opheldering te vra gen in zake de ontdekking der vervalschingen in de „collectie dr. L. J. Bruxelles", voorheen collectie Raphaël Chanterou, Rarijs, welke col lectie, bestaande uit moderne Fransche schilde rijen, zooals bekend, van 1113 October onder leiding van dr. J. B. de la Faille (A. Mak, Am sterdam) geveild is. Dr. J. B. de la Faille ontving ons niet, maar liet ons een getypte verklaring overhandigen, waaraan wij4 het volgende ontleenen. De kunstschilder Raoul Martinez kwam be gin September bij dr. J. B. de la Faille 0111 hem namens een vriend van hem, een zekere dokter L. J. te Brussel te vragen een collectie moderne Fransche schilderijen te veilen. Dat was dus de aanleiding tot deze veiling. Voorts lazen wij in de verklaring, dat dr. Baart de la Faille den heer L. J. in Brussel heeft opgezocht en de collectie bij hem heeft bezichtigd. Hij had ook Hollandsche schilde rijen. Dr. Baart de la Faille heeft den heer L. J. gevraagd naar de herkomst. Hij antwoord de, dat ze tot de collectie Raphaël Chanterou hadden behoord, destijds in Parijs gevestigd. Dr. Baart de la Faille vroeg, waarom Chan terou ze dan niet in Parijs veilde. Dat kon niet, legde de heer L. J. uit, want Chanterou was betrokken in de zaak madame Hanau en kon deswege niet naar Parijs terugkeeren om de schilderijen daar te veilen. De heer L. J. had van Chanterou de collectie in onderpand ontvangen, waarvoor hij L. J„ hem een voor schot had gegeven. Of dr. J. B. de la Faille getracht heeft per soonlijk in contact met den heer Chanterou te komen, vermeldt de verklaring niet. Wel wordt erin meegedeeld, dat dr. Baart de la Faille van dr. L. J. vernomen en zelfs schriftelijk beves tigd heeft gekregen, dat de heer Chanterou was: „fondateur de 1*Amicale, des artistes, sé crétaire du Salon d'Automne et du Salon de bois, propriétaire de la gazette des expositions". Dr. L. J. schreef hem voorts: „Vous pouvez désigner Chanterou comme propriétaire de la collection, collection qu'il a pu rassemblez au cours d une quinzaine d'anné?s d'efforts, gr§.ce k sa situation de fondateur de l'Amicale des artistes etc. Dans la gazette des expositions beaucoup des oeuvres vendues ont été repro- duites et S. ce titre elles ont été cédées par leurs auteurs S Chanterou". Dr. Baart de Faille wenschte een zoo groot mogelijke zekerheid te krijgen omtrent de echtheid der schilderijen. Hij vroeg en kreeg daarom van dr. L. J. een lijst, waarop acbiar leder nummer van de schilderijen en aquarel len vermeld stond of Chanterou ze van een schilder cadeau had gekregen. Op deze lijst stond achter iedere verklaring de paraaf van Chanterou zelf en aan het einde der lijst schreef deze „Lu et approuvé par Chanterou" onderteekend „Raphaël Dubois, dit Chante rou". In zijn verklaring wijst dr. Baart de la Faille er dan op, dat hij alle voorzorgsmaatregelen heeft genomen. Geen enkele veilingmeester zoo lezen wij, kan alle jonge Fransche schil ders kennen in al hun wisselende uitingen en evoluties. Ook elders lezen wij dit in de ver klaring, waarbij dr. Baart de la Faille ver meldt, dat hij eenige studie heeft gemaakt van jonge Fransche meesters. Dr. Baart de la Faille heeft daarna den catalogus voor de vei ling opgemaakt, waarin hij achttien* reproduc ties heeft opgenomen. Hij heeft de schilderijen opgehangen. Niemand, ook niet tijdens de kijkdagen, heeft opgemerkt dat zij vervalscht waren. Later, in Parijs, heeft dr. J. B. de la Faille met eenige kunsthandelaren over de veiling gesproken. Ook toen heeft niemand een opmerking van dien aard gemaakt. Wel zei men in Parijs tegen hem, dat vele der schil derijen van een ouderen datum waren, dan was opgegeven en dat schilders meestal niet hun beste werken cadeau geven. Dr. Baart de la Faille heeft tijdens zijn ver blijf te Parijs eens geïnformeerd naar den heer Chanterou. Sommigen herinnerden zich dien naam vaag, anderen in het geheel niet. Bern- heim Jeune zei, zoo lezen we in de verklaring Van dr. Baart de la Faille: „Frantz Jourdain, President van de Salon d' Automne kent Chan terou niet en heeft zich als volgt uitgelaten „Je voudrais bien savoir^uel est ce Monsieur Chanterou et de quel droit il revendique un tttre auquel, si modeste soit-il, il n'a aucun droit". Dr. Baart de la Faille's verklaring vervolgt dan: Warnod velt in „Comoedia" een oordeel op reproducties. Heeft hij zelf de meesters ge sproken Dr. Baart de la Faille heeft alle adressen der levende meesters gevraagd, 0111 Persoonlijk te informeeren. Hij vraagt zich af, als men bedenkt dat de collectie tout prix geveild moest worden en hoe gering de op brengst van sommige stukken was, of het de moeite zou loonen dergelijke vervalschingen te maken. De schitylerijen waren van zestig ver schillende meesters, dus zestig meesters zou den vervalscht moeten zijn. Een vervalscher, die zoo grootscheeps opereert, kiest wel be langrijker objecten uit. Dr. J. B. de la Faille heeft dan ook den in druk, dat volstrekt niet de geheele collectie valsch is. Men zal dienen te onderzoeken of inderdaad enkele werken van levende mees ters zijn nagemaakt. Met dit onderzoek is dr. J. B. de Ia Faille reeds aangevangen. Overtreding drankwet en gokspel geconstateerd. Men meldt ons uit Amsterdam: De politie van het bureau Raampoort was er van op de hoogte, dat er in de Egelantierstraat in perceel 222 een gokgelegenheid gevestigd was. Verschillende personen waren hier niet onbelangrijke bedragen aan geld kwijt geraakt en ook waren er klachten van vrouwen bij de politie binnengekomen, over het verspelen van het dikwijls zoo zuur verdiende weekgeld van haar mannen. Gedurende gerulmen tijd werd het bewuste huis goed geobserveerd, hetgeen gezien de smalle straat d'vwijls met moeilijk heden voor de aangewezen politiemannen ge paard ging. Het speelhuis is gevestigd in perceel Egelan tierstraat 222, en heeft van buiten het aanzien van een voddenpakhuis. Na enkele dagen con trole stond het voor de politie vast, dat dit voddenpakhuis op zeer eigenaardige tijden druk bezoek kreeg van personen, die nu juist niet zoo gunstig in de boeken van politie en justitie stonden aangeschreven. De controle was zeer lastig, want de eigenaars van het speelhol hadden in de omgeving mannetjes uit gezet om zoo noodig bij gevaar te kunnen waar schuwen en ook om ongewenschte bezoekers buiten te houden. Er waren dagen dat er wel dertig en meer bezoekers aanwezig waren. Het spel begon reeds dikwijls 's middags om drie uur en werd tot laat in den nacht voortgezet. Ook in het bovenhuis werd hij druk bezoek gelegenheid tot spelen gegeven. Donderdagmiddag omstreeks vijf uur had men aan het bureau Raampoort de zekerheid, dat er toen een twintigtal personen in het pand aanwezig was en besloot de politie een einde aan dit beruchte gokhuis te maken. Aan liet bureau Raampoort werd een sterke politie macht geformeerd, terwijl de inspecteurs de heeren H. J. Moll en L. Visser de leiding van den inval op zich namen. Met een grooten poli tieauto werd snel naar het huis gereden. On verwacht verscheen de wagen voor de deur, $le agenten sprongen er uit en drongen met de inspecteurs naar binnen. Het succes was volle dig; in een achterlokaal trof men een twintig tal mannen van verschillende leeftijden aan, die bezig waren met gokken. Kaarten en geld lagen op tafel. Ook constateerde men drankwet overtreding. In groepen werden de aanwezige personen onder streng toezicht per politie auto naar het bureau Raampoort overgebracht. Kaarten, geld en drank werden eveneens in be slag genomen. De politieoverval trok heel wat belangstelling van het publiek, zoodat de straat afgezet moest worden. De eigenaar van het speelhol was aanwezig en werd eveneens naar het bureau overgebracht. De verschillende per sonen werden hier gefouilleerd, er waren erbij, die groote bedragen aan geld bij zich hadden: een niet minder dan 1100. Het verhooren van de overtreders nam den geheelen avond in beslag. Staaltjes van „politiek" geleverd Soms begrijpen wij, dat eerlijke menschen met griezel gewagen van wat zij noemen „de politiek". Gistermêdidag werden c|ns staal tjes geleverd, al was 't dan in drie gevallen door de vertegenwoordigers van partijen, die in de Kamer niet ernstig worden genomen, maar in één geval door een man, van wien wij beter hadden verwacht. Mr. de Wilde, die in eerstfen termijn danig had afgerekend met de financieele plannen der S.D.A.P. reageerde thans op de repliek van den heer Albarda en hij deed dit met een keur van uitgezochte argumenten. De heer de Wilde toonde aan. dat met uitzondering van Wibaut de sociaal-democraten overal de gemeentefi- nanciën in desolaten toestand hadden gebracht en hij wees met name op Rotterdam. Toen in terrumpeerde ir. Albarda opeens: „En wie is wethouder in Den Haag?" Hij wenschte er blijkbaar de aandacht op te vestigen, dat dit toch de heer Drees is. De heer de Wilde rea geerde niet op de interruptie, welke Albarda niet eert, want deze moet weten, dat de Haag- sche financiën juist zoo goed zijn, omdat de Wilde die jarenlang heeft beheerd. De anti- rev. afgevaardigde kon toch moeilijk zijn eigen werk gaan prijzen en zeggen: „Drees maakt nu de reserves op, die ik heb gekweekt' Nog sterker maakte het de heer Kersten. Deze predikant las een aantal zoogenaamde katholieke oordeelen over de Hervormers voor zooals wij er tientallen uit obscure blaadjes over katholieke figuren zouden kunnen citee- ren mitsgaders allerlei beweringen, waarin de reformatorische polemiek nu eenmaal van weerszijden sterk was welke geen enkele wetenschappelijk katholiek onderschrijft en die uit een zendingsblaadje schenen gescheurd. Hij uit zich nu eenmaal in het ophitsen van protestanten tegen katholieken, zooals mr. Marchant Woensdag constateerde. Maar wat ds. Kersten tegenover Colijn uithaalde, was werkelijk heel erg. Wat heeft dr. Colijn gezegd? riep hij met emphase. Dat het volk terug moet naar Gods woord? Neen, maar dat het terug moet naar een gezonden democratischen staat. Als men nu bedenkt, dat dr. Colijn juist over de moreele zijde van de crisis een beschouwing leverde, die drie kolom van de „Handelingen" beslaat, dan beseft men pas hoe zijn gedachte door ds. Kersten op gruwelijke wijze werd ge maltraiteerd en dan vraagt men zich toch af of dit nu een handelwijze is, welke een chris ten tegenover zijn evenaaste, al is dit dan een politiek tegenstander, betaamt. Even sterk maakte het de anti-papistische Lingbekiaan, die den moed had menschen aan te vallen, die zich in de Kamer niet zelf kun nen weren. Met argumenten, wier innerlijk» voosheid reeds herhaaldelijk is aangetoond, keerde de heer Peereboom zich wederom tegen de religieuse leerkrachten. En hij had den moed, daar o.a. naar aanleiding van de op merking, dat kloosterlingen ook behoeftige fa milieleden kunnen hebben, te zeggen, dat hij van zulke edelaardige handelingen wel in de Kamer maar nooit daarbuiten had gehoord. Zulk een stijl bewijst alleen, dat slechts haat deze heeren bezielt, die den mond vol hebben van „de pauselijke slagorde" en dat wij er goed aan zullen doen hun demagogische propagan da voortdurend te volgen. Als zulke dingen in de Kamer gezegd worden, waar niemand er naar luistert of er om lacht, dan begrijpt men pas, wat de heeren zich in vrijer omgeving veroorloven. Een beste propaganda-brochure ware een uittreksel van de redevoeringen van beide papenhaters, voorzien van goeden com mentaar. Zij weze ons partijbestuur aanbevolen! Van belang was de met zeer veel aandacht beluisterde repliek van prof. Aalberse, inzake het politiek perspectief na de volgende ver kiezingen. De katholieke partij prefereert een parlementair kabinet en het liefst een rechtsch kabinet. Kan dat niet en het is mogelijk, dat dit dadelijk na de verkiezingen blijkt dan denkt prof. Aalberse aan een extra-parle mentair kabinet op zoo breed mogelijke ha- sis. Moet dit laatste geschieden, dan is noo dig, dat vooraf worde vastgelegd, wat wèl en ook wat niet gebeurt. Is er kans op een rechtsch kabinet, dan zou de formateur, zoo als Kuyper in 1901 ook deed, een program van beginselen en een program van actie kunnen opstellen. Het eerste zou dan weer door een rechtsche meerderheid moeten worden goed gekeurd en het laatste ter kennismaking aan de rechtsche fracties worden aangeboden. Zóó de kabinetsvorming aangevat, meent Aalberse succes te kunnen bereiken, althans was hij van oordeel, dat zoo in 1929 succes bereikt had kun nen worden en een extra-parlementair kabinet voorkomen. Of het belangwekkend historisch feit, dat prof. Aalberse meedeelde aan velen bekend is geweest, betwijfelen wij eeniger- mate. In dat geval zou men er toch in 1929 of vlak daarna op gezinspeeld hebben. Den leider der S. D. A. P. heeft prof. Aal berse raak beantwoord. Hij verzekerde aan ir. Albarda, dat hij hem niet den onbetaalbaren dienst zou bewijzen aan te sturen op een bur gerlijk blok. Als deze vreesde voor een samen gaan tusschen katholieken en liberalen, deed hij beter even naar België te kijken, waar juist de socialisten zich coaliseeren met de libera len om het bijzonder onderwijs te vermoorden. Eu als Albarda zoo triomfantelijk sprak over het Centrum, dat bij de laatste verkiezingen 0,2 zijner stemmen verloor, och, zou hij dan ook eens willen vertellen hoeveel procent de sociaal-democraten bij die gelegenheid achter uit gingen En die hadden toch niet onder handeld met de nazi's! „Ik had, evenals Thor- becke bij een vroolijke gelegenheid kunnen zeggen „Ik zal het stilzwijgen bewaren op de vraag of de katholieken willen samenwer ken met de S. D. A. P. Maar ik wil er wel bij zeggen" aldus prof. Aalberse, „dat de politiek welke de sociaal-democraten dén laatsten tijd volgen, tot geen samenwerking noopt, noch el ders, noch hier." Dit oordeel werd later wel heel kras beves tigd door mr. Marchant, toén hij de soc.-dem. cumulatie-mofie afwijzend heel scherp zei Ik stem daar ook tegen, omdat ik mij niet wensch te buigen voor het dictaat der soc.- dem. congressen, wier boodschappen Albarda hier over moet brengen. De Ministers Ruys en De Geer hebben in hun antwoorden in tweeden termijn geen nieuws gezegd. Alleen kreeg de heer Fleskens de toezegging dat voor de noodlijdende ge meenten spoedig zou worden gezorgd. Ook Duvmaer's motie voor de schippers werd over genomen, zij het met zeer gematigden uitleg van den inhoud ervan. Doch de nadere ver klaring der Regeering over de verdere inpol dering der Zuiderzee maakte dr. Colijn en ook Albarda danig ongerust. Ook wij kregen den indruk, dat de eerste toezegging door de la tere interpretatie werd verzwakt. Nu kan men twisten over de juistheid van voortzetting. Zegt men, dat dit vooral uit een oogpunt van werkverschaffing geschiedt (en op dit stand» punt staat de Regeering) dan hebben zij ge lijk, die meenen, dat er dan betere objecten zijn. Beter in dezen zin. dat ze meer menschen aan het werk zetten en ^ok meer verspreid liggen. Maar, bekijkt men de zaak in de toe komst, dan heeft Colijn ongetwijfeld gelijk, want niemand kan loochenen, dat de nieuwe grond allerlei nieuwe mogelijkheden opent. Het zal bij de behandeling der Zuiderzeefonds- begrooting moeten blijken of dr. Colijn den strijd wint tegen de financieele deskundigen, die zich bijkans allen tegen hem verzetten en wier definitief oordeel de Regeering afwacht. De financieele politiek der Regeering heeft J V. De Geer nog eens verdedigd tegen de aanvallen van ir. Albarda en deze moest het hier beslist afleggen. Herhaling van een hef fing Ineens, hetgeen ook zal pioeten gebeu ren als men, met ir. Albarda de opbrengst er van uitsluitend voor crisis-uitgaven wil beste den, zal het huidig tekort niet helpen dekken. Staatsmonopolies zijn minder stabiel dan ir. Albarda denkt enzijn zij eigenlijk ook niet de indirecte belastingen, waar de S. D. A. P. anders zoo tegen is vroeg de Minister ondeugend, die ook Albarda's aflossingsbere kening niet in den haak bevond. Vooral ad rem was de Minister, toen hij zei, dat het een on ware en alleen door klassenstrijdtheorie in gegeven suggestie was, alsof de regeering voor haar genoegen zou bezuinigen. Zij doet dit, wijl zij meent, dat de nood dringt. Het eenige verschil tusschen haar en ir. Albarda is, dat zij dien nood nu reeds ziet, maar dat Albarda meent, dat deze er nog niet is, of schoon hij overtuigd is, dat hij kan komen. Inzake de ambtenarensalarissen blijft de Mi nister op zijn stuk staan. Het schijnt den be windsman weinig te kunnen schelen, welke voorstellen men hem doet om 't zijne te ver vangen als de geraamde 143-4 millioen er maar uitkomen. Een goede financier is Minister De Geer, maar voor rijksbemiddelaar schijnt prof. Aalberse heel zeker beter geschikt. Met belangstelling wachten wij inmiddels op de antwoorden, welke de heer Suring inzake Nij megen zal ontvangen. Hoofdstuk I, meest grondwettelijk vastge stelde uitgaven bevattend, is z. h. s. aangeno men. De heer Ter Laan trok voorloopig zija motie inzake de ambtenaarssalarissen in. 's Heeren Albarda's motie inzake de cumulatie werd verworpen met 46 tegen 35 stemmen. Vóór stemden de sociaal-democraten, de vrij- heidsbonders, de drie Kerstenieten en de heer Braat. Rechts en de vrijzinnig-democraten stemden tegen op tweeërlei grond. Vooreerst zal de regeering toch een onderzoek instellen en dan overwegen, of zij tegen de misstanden moet optreden. Vervolgens was er de overwe ging van Marchant, die weigerde te stemmen voor een motie, die de S. D. A P. op bevel van het Utrechtsch congres moest indienen, omdat de roode fractie niet van gecumuleerde inkom sten wil afzien, als er geen algemeene regeling is. Vooral deze laatste overweging moet velen hebben bewogen tegen de S. D. A. P.-motie te stemmen, zeker onder de katholieken, die wel willen getuigen tegen mogelijke misstanden, maar dit toch bezwaarlijk kunnen doen op ver langen van een roode federatie te IJmuiden- Oost of Dantumadeel. Gisterenavond, ongeveer 9 uur, is Z. H. Exe. Mgr. J. D. J. Aengenent, bisschop van Haar lem, in gezelschap van den hoogeerw. heer L. Westerwoudt, plebaan der kathedrale kerk te Haarlem en den zeereerw. heer Th. Pichot, se cretaris van het bisdom, van zijn Rome-reia teruggekeerd. Mgr. en zijn reisgenooten waren zeer te vreden over hun reis naar de Eeuwige Stad en Mgr. toonde zich bijzonder ingenomen en vol daan over de audiëntie bij Z. H. den Paus. Een plan voor gewijzigde uitvoering. Men schrijft ons: Tusschen Gedeputeerde Staten van Noord- Holland en de besturen der werkgevers- en werknemersbonden in het bouwbedrijf is in tegenwoordigheid van een tweetal ambtenaren van het Departement van Blnnenlandsche Za ken overleg gepleegd over de uitvoering van te graven kanalen in het noordelijk gedeelte dier provincie, waarbij de machinale werkmethode door handkracht zou worden vervangen. Nadat gebleken was, dat zoowel bij werkge vers- als werknemersorganisaties ernstige be denkingen tegen de bestaande regeling der werkverschaffing bestaan, is besloten, dat de betrokken bonden voor het geheele land een plan voor gewijzigde uitvoering zullen samen stellen. Dit is één dezer dagen geschied en het plan zal zeer binnenkort een punt van nader overleg uitmaken tusschen Regeering en werk gevers- en werknemersbesturen in de bouwbe drijven. Naar wij vernemen zal de beruchte smokk®i laar Fr. Szymanski, die op 26 September j.l. ta Biiderich (D.) werd gearresteerd, wegens het smokkelen van een groote partij revolvers eu munitie op Dinsdag 24 dezer te Diisseldorf voor het „Sondergericht" in deze zaak terecht staan. De toren wordt aangebracht op t gcbouut van V. en D. te Haarlem^ in aanbouw

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 5