HET BELEG VAN DE AMÏWERPSCIHE CITADEL.
15 NOV.- m DEC. 1832.
MtwiVfin
■W;IM
HET LAATSTE HOOFDSTUK DER
NEDERLANDSCHE KRIJGS
GESCHIEDENIS.
CITADEL
Chassé wordt bij de capitulatie door Gérard en de
Fransche Prinsen in zijn kazemat bezocht en om zijn
betoonden moed gecomplimenteerd. (Naar n gravure
van W. Nieuwhoff).
David Hendrik baron Chassé naar een
schilderij van J. WPieneman).
La défense de la Ciladelle
d'Anvers fournira une helle page
dans I'histoire militaire de notre
patrie
Prins Willem aan gene-
raai Chassé: 14 Dec. 1832.
De kop boven aan deze pagina, de titel
en het motto van dit artikel doen ongetwijfeld
krijgslustig aan en doen het overgroote, rustige
meerendeel onzer bürgers waarschijnlijk pijn
in de oogen, omdat zij zich maar kwajijk kun
nen voorstellen, dat er nog schermutselingen
plaats vinden zoo gemakkelijk in de naburige
landen, omdat ze nog altijd het wakkere besef
van dankbaarheid hebben, dat wij gespaard
zijn gebleven voor de gruwelen van den wereld
oorlog en omdat zij zich amper meer bewust
houden van het feit, dat zij „zonen van Tromp
en de Ruyter" genoemd worden.
Het ls heelemaal de bedoeling niet om op
deze plaats een poging aan te wenden, dat men
zijn vredelievendheid van zich afschudde. Maar
da herinnering aan onze vaderlandsche strijd
lust, welke een eeuw geleden nog dapper wak
kerde, wordt als contrast met onze huidige
vredesgezindheid wel Interessant, vooral als we
ons aan het begin van een summiere behande
ling van een onzer laatste krijgsdaden in de
historie, op Europeesch gebied althans, de klan
ken van vader Tollens uit die dagen terug
roepen;
i
j Eens wat de toekomst geve of roov'
Schoon luidkeels nu de Faam vermelde,
Dat Neérlands bolwerk aan de Schelde
In zwaveldamp en asch verstoof:
Eens zal zij, nu de noodvlaag stilde,
Bazuinen tot den versten neef,
Dat Neêrland, toen de wereld trilde,
j Het bolwerk van Europa bleef.
Het contrast tusschen toen en thans krijgt
toch wel belangrijkheid, wanneer we opmer
ken, dat onze bronnen voor dit relaas van het
beleg der citadel te Antwerpen o a. liggen in
werken als „Neerlands Heldendaden te Land",
van Bosscha, waarin het laatste hoofdstuk van
het laatste deel werkelijk over de Citadel van
Antwerpen handelt, of in boeken met schoone
titels als „Gedenkboek van Nederlands Moei
en Trouw". Dit werk verscheen in 1834 en het
pe vijfhoek, welken de Citadel vormde,
aantal inteekenaren getuigt nog duidelijk ge
noeg van de belangstelling, die het genieten
mocht. De tegenstelling tusschen nu en vroe
ger wordt toch wel interessant, wanneer we
de militaire hardnekkigheid van 'n Chassé, de
„heldendaad" van van Speyk, den vermetelen
moed van 'n majoor Seelig en 'n kapitein Koop
man als 'n voortzetting beschouwen van alle
roemruchte belegeringen, veldtochten en zee
slagen uit ons nationale verleden, waaruit men
weliswaar onze vaderlandsche geschiedenis wel
eens te uitsluitend laat bestaan.
Wanneer men in dit alles, en natuurlijk ook
In het feit, dat de citadel van Antwerpen juist
honderd jaren geleden met zulk een moed, be
leid en trouw verdedigd werd, de naaste aan
leiding tot dit artikel wil zien, dan moet deze
toch nog versterkt worden met de omstandig
heid, dat dat laatste hoofdstuk onzer helden-
historie vrijwel een vergeten hoofdstuk is. In
de groote handboeken wordt Chassé's bekro
ning van zijn krijgsdienst vrij terloops behan
deld. Het hoogtepunt van onze handtastelijk
heden met de Zuidelijke Nederlanden, die, zoo
als men ons geleerd heeft in 1830 als „Belgen"
tegen ons „opstonden", wordt gewoonlijk in de
Tiendaagsche Veldtocht gezien, en daarmee is
het dan uit. Dan verzeilen we meteen in die
eigenaardige diplomatieke verwikkelingen met
Frankrijk en Engeland, die leidden tot de 24
artikelen van October 1831, tot de Londensche
conventie van 1833, die door koning Willem
pas in 1838 en 1839 bekrachtigd werden. In
de langdurige stilte van het „status quo" van
1833—1839, binnen welken tijd de stemming
van het Noord-Nederlandsche volksdeel van de
„Citadel-Geestdrift" luwde tot vermoeide onte
vredenheid, werd ook het kanongebulder uit
de laatste maanden van 1832 opgenomen en ge
dempt.
Het is eigenlijk beneden de waardigheid van
den historicus om een gebeurtenis, in dit geval
het beleg van de Citadel te Antwerpen in 1832,
te breken uit den keten van oorzaak en gevolg,
maar wanneer hier een kort resumé van heel
den z.g. „Belgischen opstand" vooraf moest
gaan, konden we pas op de volgende bladzijde
van de groote krant de Citadel bereiken, welke
op het eind van deze krijgsgeschiedenis pas
belegerd wérd, en omdat die plaats niet meer
beschikbaar is, en het geduld van een lezer(es)
meestal niet zoo ver reikt, moeten we wel vol
staan met 'n paar opmerkingen vooraf.
Tusschen Augustus en November van het
jaar 1830 had zich de afscheiding van Zuid-
Nederland al voltrokken. In Brussel was met
Fransch vuur de lont ontstoken, een Voorloo-
pig Bewind had de onafhankelijkheid verklaard,
Antwerpen was gebombardeerd door Chassé, en
zijn onderbevelhebber den hertog van Saksen-
Weimar, die er evenwel niet in slaagden het
Nederlandsch prestige te herstellen en het
Nationaal congres had buiten de onafhanke
lijkheid verklaard, dat België een constitutio
neels monarchie zou worden, op wier troon het
huis van Nassau nimmer aanspraak zou mogen
maken.
De mogendheden konden dus druk aan het
delibereeren slaan over een grensregeling tus
schen beide „landen", en de Belgen konden op
zoek gaan naar een koning, die zij na de noo-
dige moeilijkheden in Leopold van Saksen Ko-
burgGotha vonden, die evenwel bereid was
zich den kroon van den „koning der Belgen"
op het hoofd te zetten, wanneer de voorwaar
den betreffende de grenswijziging van Januari
1831 veranderd werden. Frankrijk en Enge
land hadden geen bezwaar en stelden de 18
artikelen van Juni 1831 op, waarop Leopold
de eed op de constitutie aflegde en Willem zich
genoodzaakt zag om te mobiliseeren.
21 Juli 1831 werd Leopold koning en 2 Augus
tus ving de Tiendaagsche veldtocht aan, waar
bij het Nederlandsche léger in de oogen der
al-bedisselende grootmogendheden zóó'n goed
figuur sloeg, dat de Conferentie te Londen
meende de 18 artikelen van Juni te moeten
wijzigen in de 24 artikelen van October. Tevens
uitten de mogendheden haar overtuiging, dat
een Europeesche oorlog tot eiken prijs moest
worden vermeden, en dreigden zij Nederland
tot goedkeuring te zullen dwingen. Bij dit
document werd Luxemburg In een Belgisch en
in een groothertogelijk stuk gesplitst, gelijk
Limburg in een Nederlandsch en een Belgisch
zoo, dat Maastricht bij het eerste kwam; de
gezamenlijke staatsschuld werd geregeld even
als de kwesties betreffende het gezamenlijk be
varen der gemeenschappelijke wateren.
Beide staten waren ontevreden over deze re
geling, maar Leopold accepteerde, terwijl Wil
lem haar verwierp- Een goed jaar verliep met
diplomatieke onderhandelingen, die België
gaandeweg hechter aan de Fransche boelen
ketenden.
(Leopold huwde in Augustus 1832-met- de-
dochter van Lnuis Philippe, Louise Iteuriëtte
hij was eerder gehuwd geweest met de dochtei
van George IV Van Engeland,
zoodat zijn verhouding tot En
geland ook intiem was.)
Willem I bleef halsstarrig
weigeren de 24 artikelen, in
welken vorm ook te aanvaar
den; hij fnuikte daardoor de
conferentie der mogendheden,
want terwijl Frankrijk en En
geland het goed vonden om
tot bellicose dwangmiddelen
over te gaan, wenschtén Rus
land en Pruisen, die zich ook
wegens de toenmalige Euro
peesche constellatie met het
geval moesten bemoeien, al
leen finantieele dwangmidde
len toe te passen. Het kwam
zoover, dat de Russische af
gevaardigden onverrichter za
ke naar huis gingen.
Frankrijk en Engeland be
sloten dan het niet bij drei
gementen te laten. Zij som
meerden Willem het eenigste
bolwerk dat hij in het z.g.
Belgenland bezette te ontrui
men. Hij kreeg tot 2 Novem
ber tijd om zich te bedenken,
en bleef hij halsstarrig, dan
zou beslag worden gelegd op
alle Nederlandsche schépen in
Engelsche en Fransche ha
vens, de eigen havens zouden
worden geblokkeerd, een
Fransch leger zou in België
hartelijk welkom geheeten
worden, het zou vrijen baan krijgen tot het
door Nederland eenig bezette punt; dat was
de citadel van Antwerpen, die generaal Chassé
met 5000 man bezet hield en van waar hij
voortdurend de stad aan de Schelde bedreigde.
Reeds Karei V koesterde in 1540 het plan
om de schoone en belangrijke stad Antwerpen
met een kasteel te versterken. Filips II heeft
dit plan door Alva laten verwezenlijken volgens
de adviezen van den beroemden Itallaahschen
vestingbouwer Paciëco (of Paciotto), die, na-
Leopold I, koning der Belgen, gravure
van H. Brown, naar een teekening van
H. Hendrickx.
dat 22 Mei 1568 de eerste steen was gelegd,
het werk met zulk een voortvarendheid leidde,
dat met behulp van een deel van het leger,
binnen een paar weken de gewelfde gangen én -
de muren voltooid waren.
De citadel vormde een ruimte ingesloten
door vijf vestingfronten, welke aldus een re-
gelmatigen vijfhóek vormden. De vijf bastions
hebben nooit hun oorspronkelijke Spaansche
benamingen verloren en heetten: Fernando,
Toledo, Alba, Due en Paciotto. Zij hadden hooge
en lage flanken, en waren met onderaardsche
kazematten door stevig gemetselde gangen en
cortinen verbonden. De binnenruimte van den
vijfhoek had een oppervlakte van 25000 M2„
terwijl de doorsnee, genomen van de punt van
het bastion, dat naar de stad en de rivier ge
keerd was (de Due) tot de tegenoverliggende
cortine, ongeveer 450 meter lang was.
De citadel heeft heel wat oorlogsrumoer bin
nen haar wallen gehad.
Eenmaal heeft op de binnenplaats het 15
voet hooge standbeeld van Alva gestaan, dat de
hertog voor zich zelf liet oprichten. Dat dit
beeld niet in een tijd van vrede en in lijd
zaamheid vernietigd is, spreekt welhaast van
zelf- In 1635 is hgf hersmolten tot een Christus
beeld.
De harde ervaringen van de citadel bleven
niet beperkt tot den tachtigjarigen oorlog. Toen
Marlborough ten oorlog was gevaren en in
1706 den slag bij Ramillies had gelevérd, vier
de hij op het kasteel van Antwerpen zijn over
winning. en zoo deed ook een veertig jaar later
Lodewijk XV. Weliswaar werd de vijfhoek on
der de regeering van Maria Theresia een anti
quiteit, een begroeide vesting, waar de herder
zijn kudde liet grazen, maar de Fransche revo
lutie plantte den vrijheidsboom op de plaats,
waar Alva's beeld gestaan had. Het was ge
daan met de vredige sfeer. Eerst in 1792, gaf 't
kasteel zich over aan de Franschen: het jaar
daarop moest het worden ontruimd voor de
Oostenrijkers. In 1814 leed de vesting een bom
bardement van drie dagen. Beurtelings werd
het bezet en ontruimd, totdat generaal Chassé
er zijn intrek in nam en van plan was het te
handhaven als laatste bolwerk van Noord-Ne
derland In het land, dat zich, historisch althans
beschouwd, min of meer tegen wil en dank
afscheidde.
Toen Chassé Op de citadel van Antwerpen
vast besloten was alles op alles te zetten, was
hij zeven en vijftig jaar oud. Zijn vader was
kapitein geweest, en bij hem had Chassé al
toen hij amper tien jaar was.
Hij had in dienst der Patriot
ten gestreden; hij trok naar
Frankrijk en bracht het daar
in het z.g. vreemdenlegioen, la
legion franche étrangère, tot
luitenant-kolonel. Hij trok
eerst met de troepen onder
Dumouriez naar onze Ver-
eenigde Republiek en later
onder Daendels, terwijl hij in
denzelfden rang overging in
het Bataafsche leger, toen de
stadhouder gevallen was. Er
bleef gedurende den tijd van
Napoleon werk genoeg aan
den winkel; Hij moest naar
Spanje trekken, waar hij zich
zoo krijgshaftig gedroeg, dat
hij het légioen van eer kreeg.
Na de inlijving van'Holland
in het Fransche keizerrijk
was hij noode weer in Fran
schen dienst overgegaan. Door
Lodewijk Napoleon had hij
den titel van baron gekregen;
Napoleon verhief hem in 1811
tot baron van het Keizerrijk.
Zoodra Chassé na den val
van Napoleon zeker was, dat
zijn diensten in denzelfden
rang gewaardeerd zouden wor
den door den souvereinen
vorst in het rijk der Neder
landen, verliet hij wederom
Frankrijk. Als. luitenant-gene-
raai trok hij onder opperbevel
van "Wellington op tegen den
van Elba onvluchten keizer, die hij niet lang
tevoren verdedigd had. Bij "Waterloo moet de
beslissing van den strijd voor een niet gering
gedeelte aan Chassé te danken zijn geweest.
Dat was heel in het kort de levensloop van
den man, die door den tijdgeest van rond 1835
als nationale held vereerd werd om zijn presta
ties gedurende het bombardement van Antwer
pen op 27 October 1830 en vooral om zijn nioed,
beleid en trouw tijdens het beleg van de cita
del.
Zijn laatste krijgsdaad is zeker niet de ge
makkelijkste geweest, al heeft zij hem de groot
ste populariteit verschaft. Terwijl zijn naam in
papa Chassé en generaal Bajonet levend bleef
en 't volk nog 'n halve eeuw lang bleef zin
gen van: Wij zijn de jagers van Chassé, zijn de
deskundigen aan het discussieeren gegaan
over de vraag, of Chassé zijn taak in de maan
den November en December 1832 niet beter
kad kunnen volvoeren.
Reeds uit de kort weergegeven voorgeschie
denis kan blijken, dat Chassé slechts vooruit
geschoven was in een vrij hachelijke positie.
Koning "Willem stond in deze zaak op zijn
„ponteneur". Het beleg van de Citadel was voor
een groot gedeelte een eerekwestie. Vandaar
dat uitdrukkelijk bepaald was, dat het beleg
niet tot het uiterste behoefde te worden vol
gehouden en dat men. hijzonder_ omzichtig met
nienschenlevens moest omspringen. In den
brief dien de Directeur-Generaal van Oorlog
namens Zijne Majesteit aan Chassé zond, 15
November 1832, en waarin de opdracht voor
de verdediging van de citadel vervat was,
stond, dat de koning „wil geen roekelooze op
offering van zoovele braven en verlangt, dat
wanneer aan eer en plicht voldaan en door
hun gedrag aan Oud-Nederland de duurzame
achting van Europa zal verzekerd wezen, uw
hooggeschat leven, en, kan het zijn, dat van
velen uwer dappere lótgenooten, voor hem en
voor hot dankbare vaderland behouden blij-
Wanneer men nu even onze illustratie bekijkt
van .de verwoesting der citadel, dan komt men
van zelf tot de conclusie, dat de oorlog er,
ondanks het verlangen van den koning, danig
heeft hulsgehouden.
De opdracht bood in zich zelf ongetwijfeld
'een zeer groote moeilijkheid en deze werd nog
verdubbeld door de zekerheid, die Chassé had,
dat hij geen ontzetting van bulten af had te
vérwachten, want de Prins van Oranje, die het
opperbevel over ons leger leidde, was gedwon
gen om in Noord-Brabant te blijven.
Intusschen zouden de Fransche troepen 15
November België binnenrukken, en lag in de
haven van Portsmouth de Fransch-Britsche
vloot gereed om het z.g. embargo op onzen
handel te leggen, zoodat dit laatste hoofdstuk
onzer krijgsgeschiedenis zoowaar het karakter
van een veld- en een zeeslag kreeg.
De ruïne na hel beleg van de kerk en het huis van
Chassé, die binnen de citadel lagen. (Naar een litho
grafie van Raff et uit de collectie'. Dessins daprès na
ture du siège de la citadelle dAnvers),
len wij dit leger onverschrokken tegemoet
zien.
Krijgsbroeders! geheel Nederland, en zelfs
Europa, houdt het oog op ons gevestigd. Toont
dan in het algemeen en elk uwer in het bij
zonder, dat het vertrouwen, hetwelk onze
dierbare koning ons geschonken heeft, niet
aan onwaardigen besteed is, en nemen wij
het onwankelbaar voornemen, om ons met
mannenmoed tot het uiterste te verdedigen.
Leve de Koning
23 November verscheen de Fransche maar
schalk Gérard voor het kasteel, en liet hij de
vesting verkennen. Het duurde evenwel nog
tot den 30sten, voordat men iets van vijan
delijkheden begon te bespeuren- Op dezen dag
werd aan Chassé de brief van den Franschen
opperbevelhebber overhandigd:
„Mijnheer de generaal
Koning Willem I, naar een gravure van
B. Taurell en een schilderij van
J. W. Pieneman.
Het Chassé-monument te Ginneken.
Op het kasteel werd alles haastig voorbe
reid en op 17 November liet Chassé aan zijn
soldaten bekend maken:
Dappere krijgsbroeders
Het ooganblik, waarop de oud-Holiandsche
moed en trouw eéne nieuwe beproeving zal
ondergaan, nadert. Binnen weinige dagen
zal zich een Fransoh leger voor deze muren
vertoonen, om ,ons, zoo mogelijk, tot de over
gaaf dezer sterkte benevens de onderHoorige
forten met kracht van wapenen te dwingen.
Vol vertrouwen op de regtvaardigheid onzer
zaak en gerust op uwen beproefden moed en
verknochtheid aan koning en vaderland, zul-
Ik ben aan het hoofd van het Fransche leger
voor het kasteel van Antwerpen gekomen, met
last van mijn gouvernement de uitvoering te
vorderen van het tractaat van den 15den No-
vember 1831, hetwelk aan Z. M. den koning der
Bèigén hét bezit Sier vèsting, alsmede der
forten, welke aan beide oevers der Schelde
onderbehooren, waarborgt.
ik hoop u overtuigd te zullen bevinden, de
billijkheid dezer vraag te erkennen; wanneer
het tegen mijne verwachting anders gesteld
ware, ben ik gelast u kennelijk te maken, dat
Ik de middelen moet gebruiken, welke te mij
ner beschikking zijn, om het kasteel van Ant
werpen te bezetten
Maarschalk Gérard bezweert Chassé verder
niets tegen de stad zelf - te ondernemen, en
wijst.op de gevolgen uit de beschieting van de
stad.
„Ik verwacht uw antwoord en reken, dat
het u gelegen zal komen, dadelijk in onder
handeling met mij te treden, teneinde mij het
kasteel van Antwerpen en onderhoorige forten
over te geven."
Chassé antwoordde aanstonds, dat hij de
stad Antwerpen als onzijdig zou beschouwen,
indien ook de tegenpartij zich niet van de wer
ken der stad zou bedienen, en dat hij het kas
teel van Antwerpen slechts dan zou overgeven,
na al de middelen'van verdediging, welke te
zijner beschikking zouden staan, te hebben ult"
geput-
Kort daarop begonnen de vijandelijkheden.
2 December, den dag, die door den koning als
bededag was bepaald, den verjaardag tevens
van zijn aanvaarding der souvereiniteit, had
de eerste duchtige kanonnade pla-!lts Wj ge
legenheid van een verkenning der vijandelijke
verdedigingswerken. De eerste doodè vi-el aan
onzen kant, de eerste van onze troepen wei d
gevangen genomen, 's Ar-derendaags gelukte
het den Franschen om de gemeenschap met
Holland te verbreken. Langzamerhand nam de
strijd in hevigheid toe; het geschut kreeg geeD
rust en gedurig vielen er slachtoff®1"9* Koning
Leopold kwam naar Antwerpen om Het schouw
spel gade te slaan. Dddr stortte 'n kelder in,
ginds vatte 'n hooimijt vlam. De vijand uitte
zich fel en voortdurend op de lunette St Lau
rens. Zelfs generaal Chassé -rapporteerde, dat
niemand der zijnen ooit zulk 'n geschutsgedon-
der had meegemaakt, als op den 6den Dec., toen
de belegeraars uit veertien batterijen vuurden.
Op dien eenen dag vermorsten de vijanden op
de betrekkelijk kleine vesting niet minder dan
800 bommen ,1060 granaten en 2200 kanon
kogels, welke allerwegen de grootste verwoes
ting aanrichtten- Bomvrij gewaande lokalen
stortten in en bedolven officieren en manschap
pen onder bet puin; in het levensmiddelenma
gazijn brak een felle brand uit, die dreigde
naar de kruitmagazijnen over te slaan. Intus
schen sprong een klein magazijn, door een gra
naat getroffen, al in de lucht, gevolgd door het
bommenmagazijn, wat voor verschillende solda
ten den dood beteekende. Het heeft weinig zin,
om de aanvallen, de verdediging, de ellende en
de vernietiging van iederen dag te beschij-
ven- Dat het geschut buitengewoon heftig was,
is bekend gebleven uit de trieste faam van het
z.g. monstermortier. Men heeft berekend, dat
ongeveer 3500 projectielen per etmaal op de
citadel werden afgevuurd, en al was dan al de
grond één opgewerkte modderpoel, en al wa
ren de beschadigingen aan het kasteel erger
dan aanzienlijk, na twaalf dagen wapperde nog
de eigen vlag op de vesting, 14 December was
het belangrijke punt St. Laurens gevallen.
Pas den 23sten December begon men te
overwegen, dat de eer der bezetting ge
noegzaam gehandhaafd was en dat men de
verdediging slechts doelloos zou rekken. Er
werden dus onderhandelingen met de Fran
schen aangeknoopt, waarop deze onmiddellijk
-het yliur staakten. De capitulatie werd opge
steld.'- 24 .December werd de doorschoten vlag,
die nog wapperde boven de puinhoopen van
de Antwerpsche citadel, gestreken, 's Middags
kwamen de maarschalk Gérard, de beide prin
sen van Orléans en Némours met Fransche
gratie Chassé complimenteeren met den moed
van hem zelf en zijne soldaten. „Den moed"
zoo moet de maarschalk gézëgS Tfebïïên, „vereër
ik hij wien ik dien vind; deze ruïnes zijn de
beste bewijzen voor den uwen.
In het rapport van Chassé staat vermeld,
dat er tot den 21sten December van de bezet
ting der citadel 90 dooden, 349 gewonden en
67 vermisten te betreuren waren.
De bezetting werd in krijgsgevangenschap
naar Frankrijk gevoerd, omdat de forten Lillo
en Liefkenshoek door Willem I niet werden
ontruimd; zij bleef daar maar weinig maan
den en keerde toen naar het vaderland terug,
terwijl, zooals reeds is verteld, de status quo
was begonnen, de onveranderlijkheid in den
stand der zaken, die tot 1839 zou voortduren.
Chassé, die de krijgsgevangenschap der sol
daten deelde, kwam in 1833 terug hij werd
het jaar daarop benoemd tot het opperbevel
van Breda, toen een in" staat van belang ver-
keerende vesting. Hij is nog lid van de eerste
kam®1" geweest en is te Breda 2 Mei 1849 over
leden.
In den loop der jaren is dit wel duidelijk
geworden, dat men a»n Chassé alleen niet en
kel alle roem en glorie mag geven. Twee mili
tairen van rang treden vooral naast Chassé
naar voren; vooreerst majoor Seelig, de bevel
hebber der artillerie, van wien door een zij-
nev latere vereerders is gezegd Wat Totleben
zoU worden voor de Russen bij Sebastopol, dat
is Seelig geweest te Antwerpen; en vervolgens
de bevelhebber van een dozijn kanonneerbooten
die weigerde zijn schepen bij de capitulatie
over te geven, ze in brand stak en daarbij het
Wien Neêrlandsch bloed" aanhief. Dit laat
ste verhaalt evenwel de held zelf, Koopman ge
heeten, in zijn rapport niet, maar anderen heb
ben niet vergeten dit te vermelden.
Dit volkslied van Tollens voert ons onwil
lekeurig tot de citadelpoëzie, 'n apart genre In
dien tijd, die thans wel ver achter ons ligt.
Een onbekend dichter uit die dagen moge het
laatste woord hebben, omdat anders zijn ge
zang ook nooit meer herzongen wordt of aan
gehaald
Onze eer bleef onbevlekt,
al is de burg gevallen,
Maar schande dekt het hoofd
der onbezonnen Gallen.
Al werd ons erf miskend,
ons heilig regt vertreên,
Toch zweeft de smetlooze eer
om Neêrlands vanen heen,
S.
Een allegorische voorstelling van de af
scheiding van België, op de titelplaat var»
N. G. van Kampens boek: Gedeitkboeh
van Nederland's Moed en Trouw gedum
rende den Belgischen OpstancL,