HET BELEG VAN DE AMÏWERPSCIHE CITADEL. 15 NOV.- m DEC. 1832. MtwiVfin ■W;IM HET LAATSTE HOOFDSTUK DER NEDERLANDSCHE KRIJGS GESCHIEDENIS. CITADEL Chassé wordt bij de capitulatie door Gérard en de Fransche Prinsen in zijn kazemat bezocht en om zijn betoonden moed gecomplimenteerd. (Naar n gravure van W. Nieuwhoff). David Hendrik baron Chassé naar een schilderij van J. WPieneman). La défense de la Ciladelle d'Anvers fournira une helle page dans I'histoire militaire de notre patrie Prins Willem aan gene- raai Chassé: 14 Dec. 1832. De kop boven aan deze pagina, de titel en het motto van dit artikel doen ongetwijfeld krijgslustig aan en doen het overgroote, rustige meerendeel onzer bürgers waarschijnlijk pijn in de oogen, omdat zij zich maar kwajijk kun nen voorstellen, dat er nog schermutselingen plaats vinden zoo gemakkelijk in de naburige landen, omdat ze nog altijd het wakkere besef van dankbaarheid hebben, dat wij gespaard zijn gebleven voor de gruwelen van den wereld oorlog en omdat zij zich amper meer bewust houden van het feit, dat zij „zonen van Tromp en de Ruyter" genoemd worden. Het ls heelemaal de bedoeling niet om op deze plaats een poging aan te wenden, dat men zijn vredelievendheid van zich afschudde. Maar da herinnering aan onze vaderlandsche strijd lust, welke een eeuw geleden nog dapper wak kerde, wordt als contrast met onze huidige vredesgezindheid wel Interessant, vooral als we ons aan het begin van een summiere behande ling van een onzer laatste krijgsdaden in de historie, op Europeesch gebied althans, de klan ken van vader Tollens uit die dagen terug roepen; i j Eens wat de toekomst geve of roov' Schoon luidkeels nu de Faam vermelde, Dat Neérlands bolwerk aan de Schelde In zwaveldamp en asch verstoof: Eens zal zij, nu de noodvlaag stilde, Bazuinen tot den versten neef, Dat Neêrland, toen de wereld trilde, j Het bolwerk van Europa bleef. Het contrast tusschen toen en thans krijgt toch wel belangrijkheid, wanneer we opmer ken, dat onze bronnen voor dit relaas van het beleg der citadel te Antwerpen o a. liggen in werken als „Neerlands Heldendaden te Land", van Bosscha, waarin het laatste hoofdstuk van het laatste deel werkelijk over de Citadel van Antwerpen handelt, of in boeken met schoone titels als „Gedenkboek van Nederlands Moei en Trouw". Dit werk verscheen in 1834 en het pe vijfhoek, welken de Citadel vormde, aantal inteekenaren getuigt nog duidelijk ge noeg van de belangstelling, die het genieten mocht. De tegenstelling tusschen nu en vroe ger wordt toch wel interessant, wanneer we de militaire hardnekkigheid van 'n Chassé, de „heldendaad" van van Speyk, den vermetelen moed van 'n majoor Seelig en 'n kapitein Koop man als 'n voortzetting beschouwen van alle roemruchte belegeringen, veldtochten en zee slagen uit ons nationale verleden, waaruit men weliswaar onze vaderlandsche geschiedenis wel eens te uitsluitend laat bestaan. Wanneer men in dit alles, en natuurlijk ook In het feit, dat de citadel van Antwerpen juist honderd jaren geleden met zulk een moed, be leid en trouw verdedigd werd, de naaste aan leiding tot dit artikel wil zien, dan moet deze toch nog versterkt worden met de omstandig heid, dat dat laatste hoofdstuk onzer helden- historie vrijwel een vergeten hoofdstuk is. In de groote handboeken wordt Chassé's bekro ning van zijn krijgsdienst vrij terloops behan deld. Het hoogtepunt van onze handtastelijk heden met de Zuidelijke Nederlanden, die, zoo als men ons geleerd heeft in 1830 als „Belgen" tegen ons „opstonden", wordt gewoonlijk in de Tiendaagsche Veldtocht gezien, en daarmee is het dan uit. Dan verzeilen we meteen in die eigenaardige diplomatieke verwikkelingen met Frankrijk en Engeland, die leidden tot de 24 artikelen van October 1831, tot de Londensche conventie van 1833, die door koning Willem pas in 1838 en 1839 bekrachtigd werden. In de langdurige stilte van het „status quo" van 1833—1839, binnen welken tijd de stemming van het Noord-Nederlandsche volksdeel van de „Citadel-Geestdrift" luwde tot vermoeide onte vredenheid, werd ook het kanongebulder uit de laatste maanden van 1832 opgenomen en ge dempt. Het is eigenlijk beneden de waardigheid van den historicus om een gebeurtenis, in dit geval het beleg van de Citadel te Antwerpen in 1832, te breken uit den keten van oorzaak en gevolg, maar wanneer hier een kort resumé van heel den z.g. „Belgischen opstand" vooraf moest gaan, konden we pas op de volgende bladzijde van de groote krant de Citadel bereiken, welke op het eind van deze krijgsgeschiedenis pas belegerd wérd, en omdat die plaats niet meer beschikbaar is, en het geduld van een lezer(es) meestal niet zoo ver reikt, moeten we wel vol staan met 'n paar opmerkingen vooraf. Tusschen Augustus en November van het jaar 1830 had zich de afscheiding van Zuid- Nederland al voltrokken. In Brussel was met Fransch vuur de lont ontstoken, een Voorloo- pig Bewind had de onafhankelijkheid verklaard, Antwerpen was gebombardeerd door Chassé, en zijn onderbevelhebber den hertog van Saksen- Weimar, die er evenwel niet in slaagden het Nederlandsch prestige te herstellen en het Nationaal congres had buiten de onafhanke lijkheid verklaard, dat België een constitutio neels monarchie zou worden, op wier troon het huis van Nassau nimmer aanspraak zou mogen maken. De mogendheden konden dus druk aan het delibereeren slaan over een grensregeling tus schen beide „landen", en de Belgen konden op zoek gaan naar een koning, die zij na de noo- dige moeilijkheden in Leopold van Saksen Ko- burgGotha vonden, die evenwel bereid was zich den kroon van den „koning der Belgen" op het hoofd te zetten, wanneer de voorwaar den betreffende de grenswijziging van Januari 1831 veranderd werden. Frankrijk en Enge land hadden geen bezwaar en stelden de 18 artikelen van Juni 1831 op, waarop Leopold de eed op de constitutie aflegde en Willem zich genoodzaakt zag om te mobiliseeren. 21 Juli 1831 werd Leopold koning en 2 Augus tus ving de Tiendaagsche veldtocht aan, waar bij het Nederlandsche léger in de oogen der al-bedisselende grootmogendheden zóó'n goed figuur sloeg, dat de Conferentie te Londen meende de 18 artikelen van Juni te moeten wijzigen in de 24 artikelen van October. Tevens uitten de mogendheden haar overtuiging, dat een Europeesche oorlog tot eiken prijs moest worden vermeden, en dreigden zij Nederland tot goedkeuring te zullen dwingen. Bij dit document werd Luxemburg In een Belgisch en in een groothertogelijk stuk gesplitst, gelijk Limburg in een Nederlandsch en een Belgisch zoo, dat Maastricht bij het eerste kwam; de gezamenlijke staatsschuld werd geregeld even als de kwesties betreffende het gezamenlijk be varen der gemeenschappelijke wateren. Beide staten waren ontevreden over deze re geling, maar Leopold accepteerde, terwijl Wil lem haar verwierp- Een goed jaar verliep met diplomatieke onderhandelingen, die België gaandeweg hechter aan de Fransche boelen ketenden. (Leopold huwde in Augustus 1832-met- de- dochter van Lnuis Philippe, Louise Iteuriëtte hij was eerder gehuwd geweest met de dochtei van George IV Van Engeland, zoodat zijn verhouding tot En geland ook intiem was.) Willem I bleef halsstarrig weigeren de 24 artikelen, in welken vorm ook te aanvaar den; hij fnuikte daardoor de conferentie der mogendheden, want terwijl Frankrijk en En geland het goed vonden om tot bellicose dwangmiddelen over te gaan, wenschtén Rus land en Pruisen, die zich ook wegens de toenmalige Euro peesche constellatie met het geval moesten bemoeien, al leen finantieele dwangmidde len toe te passen. Het kwam zoover, dat de Russische af gevaardigden onverrichter za ke naar huis gingen. Frankrijk en Engeland be sloten dan het niet bij drei gementen te laten. Zij som meerden Willem het eenigste bolwerk dat hij in het z.g. Belgenland bezette te ontrui men. Hij kreeg tot 2 Novem ber tijd om zich te bedenken, en bleef hij halsstarrig, dan zou beslag worden gelegd op alle Nederlandsche schépen in Engelsche en Fransche ha vens, de eigen havens zouden worden geblokkeerd, een Fransch leger zou in België hartelijk welkom geheeten worden, het zou vrijen baan krijgen tot het door Nederland eenig bezette punt; dat was de citadel van Antwerpen, die generaal Chassé met 5000 man bezet hield en van waar hij voortdurend de stad aan de Schelde bedreigde. Reeds Karei V koesterde in 1540 het plan om de schoone en belangrijke stad Antwerpen met een kasteel te versterken. Filips II heeft dit plan door Alva laten verwezenlijken volgens de adviezen van den beroemden Itallaahschen vestingbouwer Paciëco (of Paciotto), die, na- Leopold I, koning der Belgen, gravure van H. Brown, naar een teekening van H. Hendrickx. dat 22 Mei 1568 de eerste steen was gelegd, het werk met zulk een voortvarendheid leidde, dat met behulp van een deel van het leger, binnen een paar weken de gewelfde gangen én - de muren voltooid waren. De citadel vormde een ruimte ingesloten door vijf vestingfronten, welke aldus een re- gelmatigen vijfhóek vormden. De vijf bastions hebben nooit hun oorspronkelijke Spaansche benamingen verloren en heetten: Fernando, Toledo, Alba, Due en Paciotto. Zij hadden hooge en lage flanken, en waren met onderaardsche kazematten door stevig gemetselde gangen en cortinen verbonden. De binnenruimte van den vijfhoek had een oppervlakte van 25000 M2„ terwijl de doorsnee, genomen van de punt van het bastion, dat naar de stad en de rivier ge keerd was (de Due) tot de tegenoverliggende cortine, ongeveer 450 meter lang was. De citadel heeft heel wat oorlogsrumoer bin nen haar wallen gehad. Eenmaal heeft op de binnenplaats het 15 voet hooge standbeeld van Alva gestaan, dat de hertog voor zich zelf liet oprichten. Dat dit beeld niet in een tijd van vrede en in lijd zaamheid vernietigd is, spreekt welhaast van zelf- In 1635 is hgf hersmolten tot een Christus beeld. De harde ervaringen van de citadel bleven niet beperkt tot den tachtigjarigen oorlog. Toen Marlborough ten oorlog was gevaren en in 1706 den slag bij Ramillies had gelevérd, vier de hij op het kasteel van Antwerpen zijn over winning. en zoo deed ook een veertig jaar later Lodewijk XV. Weliswaar werd de vijfhoek on der de regeering van Maria Theresia een anti quiteit, een begroeide vesting, waar de herder zijn kudde liet grazen, maar de Fransche revo lutie plantte den vrijheidsboom op de plaats, waar Alva's beeld gestaan had. Het was ge daan met de vredige sfeer. Eerst in 1792, gaf 't kasteel zich over aan de Franschen: het jaar daarop moest het worden ontruimd voor de Oostenrijkers. In 1814 leed de vesting een bom bardement van drie dagen. Beurtelings werd het bezet en ontruimd, totdat generaal Chassé er zijn intrek in nam en van plan was het te handhaven als laatste bolwerk van Noord-Ne derland In het land, dat zich, historisch althans beschouwd, min of meer tegen wil en dank afscheidde. Toen Chassé Op de citadel van Antwerpen vast besloten was alles op alles te zetten, was hij zeven en vijftig jaar oud. Zijn vader was kapitein geweest, en bij hem had Chassé al toen hij amper tien jaar was. Hij had in dienst der Patriot ten gestreden; hij trok naar Frankrijk en bracht het daar in het z.g. vreemdenlegioen, la legion franche étrangère, tot luitenant-kolonel. Hij trok eerst met de troepen onder Dumouriez naar onze Ver- eenigde Republiek en later onder Daendels, terwijl hij in denzelfden rang overging in het Bataafsche leger, toen de stadhouder gevallen was. Er bleef gedurende den tijd van Napoleon werk genoeg aan den winkel; Hij moest naar Spanje trekken, waar hij zich zoo krijgshaftig gedroeg, dat hij het légioen van eer kreeg. Na de inlijving van'Holland in het Fransche keizerrijk was hij noode weer in Fran schen dienst overgegaan. Door Lodewijk Napoleon had hij den titel van baron gekregen; Napoleon verhief hem in 1811 tot baron van het Keizerrijk. Zoodra Chassé na den val van Napoleon zeker was, dat zijn diensten in denzelfden rang gewaardeerd zouden wor den door den souvereinen vorst in het rijk der Neder landen, verliet hij wederom Frankrijk. Als. luitenant-gene- raai trok hij onder opperbevel van "Wellington op tegen den van Elba onvluchten keizer, die hij niet lang tevoren verdedigd had. Bij "Waterloo moet de beslissing van den strijd voor een niet gering gedeelte aan Chassé te danken zijn geweest. Dat was heel in het kort de levensloop van den man, die door den tijdgeest van rond 1835 als nationale held vereerd werd om zijn presta ties gedurende het bombardement van Antwer pen op 27 October 1830 en vooral om zijn nioed, beleid en trouw tijdens het beleg van de cita del. Zijn laatste krijgsdaad is zeker niet de ge makkelijkste geweest, al heeft zij hem de groot ste populariteit verschaft. Terwijl zijn naam in papa Chassé en generaal Bajonet levend bleef en 't volk nog 'n halve eeuw lang bleef zin gen van: Wij zijn de jagers van Chassé, zijn de deskundigen aan het discussieeren gegaan over de vraag, of Chassé zijn taak in de maan den November en December 1832 niet beter kad kunnen volvoeren. Reeds uit de kort weergegeven voorgeschie denis kan blijken, dat Chassé slechts vooruit geschoven was in een vrij hachelijke positie. Koning "Willem stond in deze zaak op zijn „ponteneur". Het beleg van de Citadel was voor een groot gedeelte een eerekwestie. Vandaar dat uitdrukkelijk bepaald was, dat het beleg niet tot het uiterste behoefde te worden vol gehouden en dat men. hijzonder_ omzichtig met nienschenlevens moest omspringen. In den brief dien de Directeur-Generaal van Oorlog namens Zijne Majesteit aan Chassé zond, 15 November 1832, en waarin de opdracht voor de verdediging van de citadel vervat was, stond, dat de koning „wil geen roekelooze op offering van zoovele braven en verlangt, dat wanneer aan eer en plicht voldaan en door hun gedrag aan Oud-Nederland de duurzame achting van Europa zal verzekerd wezen, uw hooggeschat leven, en, kan het zijn, dat van velen uwer dappere lótgenooten, voor hem en voor hot dankbare vaderland behouden blij- Wanneer men nu even onze illustratie bekijkt van .de verwoesting der citadel, dan komt men van zelf tot de conclusie, dat de oorlog er, ondanks het verlangen van den koning, danig heeft hulsgehouden. De opdracht bood in zich zelf ongetwijfeld 'een zeer groote moeilijkheid en deze werd nog verdubbeld door de zekerheid, die Chassé had, dat hij geen ontzetting van bulten af had te vérwachten, want de Prins van Oranje, die het opperbevel over ons leger leidde, was gedwon gen om in Noord-Brabant te blijven. Intusschen zouden de Fransche troepen 15 November België binnenrukken, en lag in de haven van Portsmouth de Fransch-Britsche vloot gereed om het z.g. embargo op onzen handel te leggen, zoodat dit laatste hoofdstuk onzer krijgsgeschiedenis zoowaar het karakter van een veld- en een zeeslag kreeg. De ruïne na hel beleg van de kerk en het huis van Chassé, die binnen de citadel lagen. (Naar een litho grafie van Raff et uit de collectie'. Dessins daprès na ture du siège de la citadelle dAnvers), len wij dit leger onverschrokken tegemoet zien. Krijgsbroeders! geheel Nederland, en zelfs Europa, houdt het oog op ons gevestigd. Toont dan in het algemeen en elk uwer in het bij zonder, dat het vertrouwen, hetwelk onze dierbare koning ons geschonken heeft, niet aan onwaardigen besteed is, en nemen wij het onwankelbaar voornemen, om ons met mannenmoed tot het uiterste te verdedigen. Leve de Koning 23 November verscheen de Fransche maar schalk Gérard voor het kasteel, en liet hij de vesting verkennen. Het duurde evenwel nog tot den 30sten, voordat men iets van vijan delijkheden begon te bespeuren- Op dezen dag werd aan Chassé de brief van den Franschen opperbevelhebber overhandigd: „Mijnheer de generaal Koning Willem I, naar een gravure van B. Taurell en een schilderij van J. W. Pieneman. Het Chassé-monument te Ginneken. Op het kasteel werd alles haastig voorbe reid en op 17 November liet Chassé aan zijn soldaten bekend maken: Dappere krijgsbroeders Het ooganblik, waarop de oud-Holiandsche moed en trouw eéne nieuwe beproeving zal ondergaan, nadert. Binnen weinige dagen zal zich een Fransoh leger voor deze muren vertoonen, om ,ons, zoo mogelijk, tot de over gaaf dezer sterkte benevens de onderHoorige forten met kracht van wapenen te dwingen. Vol vertrouwen op de regtvaardigheid onzer zaak en gerust op uwen beproefden moed en verknochtheid aan koning en vaderland, zul- Ik ben aan het hoofd van het Fransche leger voor het kasteel van Antwerpen gekomen, met last van mijn gouvernement de uitvoering te vorderen van het tractaat van den 15den No- vember 1831, hetwelk aan Z. M. den koning der Bèigén hét bezit Sier vèsting, alsmede der forten, welke aan beide oevers der Schelde onderbehooren, waarborgt. ik hoop u overtuigd te zullen bevinden, de billijkheid dezer vraag te erkennen; wanneer het tegen mijne verwachting anders gesteld ware, ben ik gelast u kennelijk te maken, dat Ik de middelen moet gebruiken, welke te mij ner beschikking zijn, om het kasteel van Ant werpen te bezetten Maarschalk Gérard bezweert Chassé verder niets tegen de stad zelf - te ondernemen, en wijst.op de gevolgen uit de beschieting van de stad. „Ik verwacht uw antwoord en reken, dat het u gelegen zal komen, dadelijk in onder handeling met mij te treden, teneinde mij het kasteel van Antwerpen en onderhoorige forten over te geven." Chassé antwoordde aanstonds, dat hij de stad Antwerpen als onzijdig zou beschouwen, indien ook de tegenpartij zich niet van de wer ken der stad zou bedienen, en dat hij het kas teel van Antwerpen slechts dan zou overgeven, na al de middelen'van verdediging, welke te zijner beschikking zouden staan, te hebben ult" geput- Kort daarop begonnen de vijandelijkheden. 2 December, den dag, die door den koning als bededag was bepaald, den verjaardag tevens van zijn aanvaarding der souvereiniteit, had de eerste duchtige kanonnade pla-!lts Wj ge legenheid van een verkenning der vijandelijke verdedigingswerken. De eerste doodè vi-el aan onzen kant, de eerste van onze troepen wei d gevangen genomen, 's Ar-derendaags gelukte het den Franschen om de gemeenschap met Holland te verbreken. Langzamerhand nam de strijd in hevigheid toe; het geschut kreeg geeD rust en gedurig vielen er slachtoff®1"9* Koning Leopold kwam naar Antwerpen om Het schouw spel gade te slaan. Dddr stortte 'n kelder in, ginds vatte 'n hooimijt vlam. De vijand uitte zich fel en voortdurend op de lunette St Lau rens. Zelfs generaal Chassé -rapporteerde, dat niemand der zijnen ooit zulk 'n geschutsgedon- der had meegemaakt, als op den 6den Dec., toen de belegeraars uit veertien batterijen vuurden. Op dien eenen dag vermorsten de vijanden op de betrekkelijk kleine vesting niet minder dan 800 bommen ,1060 granaten en 2200 kanon kogels, welke allerwegen de grootste verwoes ting aanrichtten- Bomvrij gewaande lokalen stortten in en bedolven officieren en manschap pen onder bet puin; in het levensmiddelenma gazijn brak een felle brand uit, die dreigde naar de kruitmagazijnen over te slaan. Intus schen sprong een klein magazijn, door een gra naat getroffen, al in de lucht, gevolgd door het bommenmagazijn, wat voor verschillende solda ten den dood beteekende. Het heeft weinig zin, om de aanvallen, de verdediging, de ellende en de vernietiging van iederen dag te beschij- ven- Dat het geschut buitengewoon heftig was, is bekend gebleven uit de trieste faam van het z.g. monstermortier. Men heeft berekend, dat ongeveer 3500 projectielen per etmaal op de citadel werden afgevuurd, en al was dan al de grond één opgewerkte modderpoel, en al wa ren de beschadigingen aan het kasteel erger dan aanzienlijk, na twaalf dagen wapperde nog de eigen vlag op de vesting, 14 December was het belangrijke punt St. Laurens gevallen. Pas den 23sten December begon men te overwegen, dat de eer der bezetting ge noegzaam gehandhaafd was en dat men de verdediging slechts doelloos zou rekken. Er werden dus onderhandelingen met de Fran schen aangeknoopt, waarop deze onmiddellijk -het yliur staakten. De capitulatie werd opge steld.'- 24 .December werd de doorschoten vlag, die nog wapperde boven de puinhoopen van de Antwerpsche citadel, gestreken, 's Middags kwamen de maarschalk Gérard, de beide prin sen van Orléans en Némours met Fransche gratie Chassé complimenteeren met den moed van hem zelf en zijne soldaten. „Den moed" zoo moet de maarschalk gézëgS Tfebïïên, „vereër ik hij wien ik dien vind; deze ruïnes zijn de beste bewijzen voor den uwen. In het rapport van Chassé staat vermeld, dat er tot den 21sten December van de bezet ting der citadel 90 dooden, 349 gewonden en 67 vermisten te betreuren waren. De bezetting werd in krijgsgevangenschap naar Frankrijk gevoerd, omdat de forten Lillo en Liefkenshoek door Willem I niet werden ontruimd; zij bleef daar maar weinig maan den en keerde toen naar het vaderland terug, terwijl, zooals reeds is verteld, de status quo was begonnen, de onveranderlijkheid in den stand der zaken, die tot 1839 zou voortduren. Chassé, die de krijgsgevangenschap der sol daten deelde, kwam in 1833 terug hij werd het jaar daarop benoemd tot het opperbevel van Breda, toen een in" staat van belang ver- keerende vesting. Hij is nog lid van de eerste kam®1" geweest en is te Breda 2 Mei 1849 over leden. In den loop der jaren is dit wel duidelijk geworden, dat men a»n Chassé alleen niet en kel alle roem en glorie mag geven. Twee mili tairen van rang treden vooral naast Chassé naar voren; vooreerst majoor Seelig, de bevel hebber der artillerie, van wien door een zij- nev latere vereerders is gezegd Wat Totleben zoU worden voor de Russen bij Sebastopol, dat is Seelig geweest te Antwerpen; en vervolgens de bevelhebber van een dozijn kanonneerbooten die weigerde zijn schepen bij de capitulatie over te geven, ze in brand stak en daarbij het Wien Neêrlandsch bloed" aanhief. Dit laat ste verhaalt evenwel de held zelf, Koopman ge heeten, in zijn rapport niet, maar anderen heb ben niet vergeten dit te vermelden. Dit volkslied van Tollens voert ons onwil lekeurig tot de citadelpoëzie, 'n apart genre In dien tijd, die thans wel ver achter ons ligt. Een onbekend dichter uit die dagen moge het laatste woord hebben, omdat anders zijn ge zang ook nooit meer herzongen wordt of aan gehaald Onze eer bleef onbevlekt, al is de burg gevallen, Maar schande dekt het hoofd der onbezonnen Gallen. Al werd ons erf miskend, ons heilig regt vertreên, Toch zweeft de smetlooze eer om Neêrlands vanen heen, S. Een allegorische voorstelling van de af scheiding van België, op de titelplaat var» N. G. van Kampens boek: Gedeitkboeh van Nederland's Moed en Trouw gedum rende den Belgischen OpstancL,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 2