bekoiing. I SSn ZSker terUBSekeerd naar ZÜn UIT L_ A SU! ZATERDAG 26 NOVEMBER 1932 NATUUR IN, Eampjes m zee. peetje méé in het groote licht. Soms kan HOE HET MANNETJE IN DE MAAN IS GEKOMEN. ■Mliiiiiiliil VAN DICHTERS EN E„. zMvee! ton,,, p., Amecdotem. Als hoofdwerk van 'den dichter. WIE KWEELT ER MÉE xv. Oplossing vorig letterraadsel. Oplossing van den vorigen rebus. r1-. ;:|l fïïiSil ha'aat1 ons niet in bekoring!" bidden wij j L lederen dag. bijna' T0°rdenb°ek bent dit woord „bekoring" kina" n de Pl'otestanten bidden „verzoe- goed "et, I"enscbelijk hart weet maar al te noeg' aan ?.ekotring is' en staat er dikwijls ge len worn °0t' Jesus heeft 00k bekoord wil- aaderde w' duiVel' de "GVerste der wereld", de konmv de woestoto bood Hem &1 taar ^ven der wereId aan' Hij klinkt rn- U zingen klisteren wilde. Het de Tweed sommlgen wat vreemd, dat lijks als deze hit00? aan 200 lets verschrlkke" de Evan i ekonnS onderworpen werd, maar Lucas hPM hrijvers Sint Mattheüs en Sint het wei-A ket ons verhaald en die moeten kend w« itsus' m°nd zelf hebben opgetee- geheim dUs tl dlt voor ons onbegrijpelijke te aanvaarden 6611 Ware gebeurtenis, een feit Prachtig^ i' Was 200 slim het kwaad in een altijd z'n ta<l-Hakking aan te bleden- Dat is zalen huist geweest. In schitterende bal- het kwaad SOmS de zonde en de boeken van bloemrijke Torden °°k geschreven in prachtige, den hong Thans noodigde hij Jesus uit te makefU? énigen door van steenen brood gansche '*-i verzekerde Hem macht over het tot nade^ SSeb'ed' een macbt> die zeker niet Hij lokte^ TrVan de were'd zou zijn aangewend, engelen d-801 zlcb te werpen in de armen der gesteld 'om'!.. achter de wolken stonden op- tige lanen v IJri baden te bewaken. Langs prach- Jesus te ve&? alle goeds en nobels trachtte hij dadelijk in heiden- Wanneer de zonde zich zien, zou mem"" afstootendste pakje zou laten schouder toon8660 haar aanstonds den koelen zich ooit als 60daarom verkleedt de satan De liefde tot'6]!11 6ngel des licbts"- lichaam en ziel> scboone, de vermogens van gen worden, dis n door z^a toedoen wig- Wil en daarmee ?nzen wil aftakken van Gods stand gebracht t ket begin der bekoring tot Ven, dat wij er' jT.aat ons altijd waakzaam blij- Jesus heeft a 'et door worden verrast. ■Veerstand gebode*1 deze drievoudige bekoring den Heiljgejj q ö- ®erstens in de kracht van door Sint jan ,st> want kort na den Doop Neerdaalde, werd de H' Geest over Hem Deze kracht tintem naar de woestijn geleid, duivel het gelaat t in Hem, toen hij den een bekoring niet „,°ekeerde. Wij moeten tegen to diezelfde kraeht dea in eigen kracht, maar die ons door do ii- Tajl den Derden Persoon, Werd meegedeeïd vPl6gging van den BissTch0P den veriektv n yervolSens versloeg Jesus Woord Gods- r>Ue achtereen .raet^ het Dat aar staat geschreven..-- door oni> ons geleerd door de H. Kerk, zwa d6n Catechismus, is een vlijmscherp waard, wanneer het zich in het gebed keert tegen den erfvijand uit de hel. Verzuimen wij nooit naar dat zwaard te gijpen, wanneer wij ons aangevochten gevoe- l6®- En ten laatste paste Jesus dé versterving *°e- „Nadat Hij veertig dagen en veertig nach- 6,1 gevast had, naderde Hem de bekoorder," falter in de hoop Hem uitgeput te vinden, «aar juist deze versterving wil aan iederen 'fristen zeggen, dat zij ons sterker maakt ^en den verleider. Wij hoeven daartoe niet e kaken te gaan loopen; Wanneer wij Lelijk* Steken met gewoonten, die ons verwee- 0a;n ,-e!ï of verslappen, wanneer wij zoo nu en Herin willen derven, 'n genoegen, 'n versna- jeg- f' 'n extratje of hoe dan ook, toonen wij InS„ v°°rbeeld begrepen te hebben, gin» n Ziel koa zeI£s geen onvrbwil''ge nel- duiv it0t de zonde ontstaan, al spiegelde de 0_ e Hem alles nog zoo aanlokkelijk voor. ge Ze. z'el is maar al te grif tot het verkeerde heer'KCl' trijpen wij naar Jesus' wapens, wan- r wij ons tot het kwade voelen aangespoord! De Vorst bekend We kI°naco, prins Albert, is zeer diepzee wSf:US 2Ün onderzoekingen van de Verzuinit -JI zijn kIeine vorstendom bereist, bet oceaan™*" met een bezoek te brengen aan dellandsche zSp?m' dat °P een r0tS in de Mid" eraphiqua-n n! 18 gelegeu („musée oeéano- een tek 4^^" T**" avonds naar de orm-,,n en dieren des om bij het aanbreken vin d'enT11 SU3St' bonderd meter in haai weer n baar 'n Groote menigte van w! ,af ,te daIen voor die gelegenheid lantarentjir^0^ oppervlakte van het water beschwl de J. diepte yerlkhten, wï a'S ZT T »n de par- ty. Hun lampjes doen aan het glimmen var, Phosphorus denken en zijn zód genial l het net lijkt of zij in eenTriS^-fJat gioeien! De Middellandsche Zee kent kor soorten, die des nachts, bij het minste schlkm ®en groenachtig licht uitzenden. Dan ziet het Water, waarin zich toevallig zoo'n kolonie van deze diertjes bevindt, er uit als een betoover- e 'aan in sprookjesland. Menschen, die dit schijnsel gezien hebben, konden gewoonweg seen woorden vinden om de schoonheid ervan beschrijven. Soms gebeurt 't, dat héél de zee vurigen gloed gelijkt en of de schepen ïö0o vloeibaar zilver varen of door karmozijn- via golven of door blauwe en rosachtige leeq1Peb" Dit verschijnsel wordt enkel en al- soins Ver°orzaakt door de ontelbare diertjes, 2Wev Zdér klein' die dicht aan de oppervlakte >n ,ei1; ieder van deze dieren gelei straalt a) .er enkelen met het bloote oog zien; rneest- Zlih ze zóó nietig, dat de microscoop te hulp bn°e' kornen om hen te onderscheiden. In de E van de Azoren-eilanden heeft mep vis- ►ppIen ontdekt, die dieven-lantaarns droegen! v.a«inste, men vond 'n soort, die naar belie- W. bet licht kon aansteken of dooven; dit Uw8'6 gebeurde dan niet door middel van 'n Wefv'en 8chuifje of zoo, maar door het in king stellen van 'n dikke huidlaag. Duizenden jaren geleden het was in dien merkwaardigen tijd, dat de dieren nog konden praten! zag de maan er even blank uit als het velletje papier, waarop ik thans zit te pern nen. Van 'n mannetje in de maan was toen nog geen sprake, trouwens, de Indiaanschs kinderen vinden het heelemaal geen mannetje, maar 'n haas! Die haas leefde in een bosch met nog drie andere leepe dieren, 'n jakhals, 'n otter, en 'n aap. Met z'n viertjes hadden ze 'n soort club gesticht, waar het heel gezellig toe ging. De aap had er het hoogste woord, maar de haas sprak altijd het verstandigst; als hij zat te vertellen was het dood-stil In de club. Eens op 'n avond sprak heer Langoor: „Jongens, als ik naar de maan kijk merk ik, dat we zoowat midden in de maand zitten. Voor de Indianen is dat een vastendag. Ze eten niets op zoo'n dag en weigeren geen aalmoes aan 'n arme of 'n priester. Wij moesten pro- beeren hetzelfde te doen, misschien brengen we het dan óók eens zoo ver als de menschen! Niemand had daar iets op tegen, en, met de beste voornemens bezield, zochten ze hun huis voor den nacht op. Den volgenden morgen begon den otter z n maag te jeuken. Hij sloop naar den oever der rivier en vond daar 'n net met visch, met lek kere, versche visch, dat het water hem uit z n snoet liep! Stelen wou hij ze niet. Maar er was geen visscher te zien! „Niemand voor deze vis- schen?" fluisterde hij zoo zaclit hij kon. „Niemand? Goed, dan pak ik ze mee. Hij glipte met zijn vondst naar zijn hol en legde het lekkere hapje weg voor het e nde van den vastendag. Toen ging hij ganw slapen dan had hij vast geen last van schooierende bedelaars of arme priesters! De jakha s s eepte n ge stoofde hagedis naar z'n woning, die hij er gens had weggekaapt en de aap bracht 'n bos goudkleurige vleezige mango s naar z u nest, wier amandelachtige geur hem d d likkebaar den. Zoodoende hadden die twee ook wat voor V.- HouUbII, den avond en konden rustig op één oor gaan liggen om niet door bedelaars te worden lastig gevallen. De haas had bij zonsopgang wat door het vochtige gras gehuppeld en z'n mooiste spron gen vertoond tot vermaak van de vroege vo gels, die hem altijd den gek aanstaken wegens z'n lange dunne ooren! Hij dacht in z'n eigen; „Gras genoeg hier, maar wat moet ik aan een bedelaar of 'n priester geven, als die mij om een aalmoes komen vragen? Wat hebben die aan nat gras? Weet je wat? 'k Zal mezelf aan bieden, want ze houden, geloof ik, erg van hazevleesch". Dat hoorde een godheid, die juist op een wolk over de bazenweide zeilde, ,,'k Geloof nooit, dat 'n haas zóóiets doen zal'" meende deze ik moet hem eens op de proef gaan stellen!" Bij het dalen van de schemering glipte de hooge heer van zijn wazigen troon, nam de ge stalte van een monnik aan en ging dicht bij Langoor's leger zitten. Het duurde niet lang, of deze kwam aangerend. „Zoo, meneer de Haas, jij kunt me wel zeg gen waar 'n n haPje eten kan vinden, hè, want ik heb den heelen dag gevast en m'n maag moppert van wat ben je mS!" „Ook goeien avond, hoogeerwaarde! Vertel u mij eens, eten de menschen het vleesch van ons soort dieren ..Dat zal waar wezen!- antwoordde de mon nik. „Nou, dan weet ik het goecj gemaakt! Neem mij, slacht me en eet me 0pi" ,,Ho, ho! Dat mag toch zeker niet op een zoo heiligen dag als deze!" „Nou, dan weet ik nóg wel raad! Leg een vuur aan van takkenbossen, en dan zal ik daar zóó lang doorspringen» tot Ik heelemaal geroos terd ben!" De god stampte met zijn staf op den grond. Een vuurstraal sprong omhoog. Vlug wat tak ken erin! Klaar was de oven! De haas sprong midden in de laaiende vlammen. Nog eens, en nog eens. Toen kwam hij weer bij den monnik: ..Daar snap ik nou heelemaal niks van! Het ^nnr blaast om me heen, maar het zengt nog niet eens "n snor-haartje van me! M'n ooren zijn nog net zoo koel als daar straks!" H°g had hij niet uitgesproken, daar veran- e de grijze monnik van gedaante. Hij stond .T0?1- bet verschrikte diertje, ais 'n stralende go neid. Eén wenk van zijn hand en het vuur stierf weg van den grond. Het leek of er alle maal zilveren belletjes klonken, toen hij begon te spreken: Broeder Haas, wat gt) gedaan hebt mag nooit vergeten worden. Zoolang er menschen op aarde wonen zullen zij herinnerd worden aan dat hei- TTSPreekwoord: „Geef aan anderen en God zal U geven!" De heiiige man wees met zijn vrome hand Paar. e®a berg- Aanstonds begon daar een sap manrf .°elen- Dit sprenkelde de god naar de c flle luist aan den hemel zou klimmen. up hetzelfde oogenblik stond het portret van aas m bet maangezicht afgebeeld. De haas naar- Wat grappig! Z'n eigen spiegel- wn wil, ?6n een to'st van wolkjes! Echt leuk! Li= .J® g0li bedanken, maar deze was De haas vulde z'n buikje met het geurige gfaS !h« Ieral^Zag je z'n witte staartje als 'n vlaggetje tusschen de malsche kruiden. Toen ging hu naar zijn leger en begaf zich ter ruste. De glimlach om z'n wijzen snoet maakte, dat je z'n tanden kon zien glinsteren als pareltjes! Vorst Albert tan Monaco is een beroemd onderzoeker van de diepzees „Het hart van Rusland? de regeeringsg ebouwen en het graf van Lenin mauso leum) op het Krasnaja Plosjtsjadj Roo de Plein") te Moskou. Links de Basilius kathedraalthans „museum! De roode vlag wappert van den middentorendie des avonds scherp wordt belicht. Aan den voet van den Kremlinmuur graven van gevallen communisten, XIV. Moskou is de stad, waar de geheimzinnige spionnagedienst van de „G. P. Oe" haar hoofd gebouw heeft. Toen de czaren nog over Rus land regeerden, werd dat werkje opgeknapt door de beruchte Tsjéka, een woord, dat zoo veel beteekent als „Buitengewone Commis sie." Wie met deze commissie in aanraking kwam, zag in de verte Siberië al schemeren of stond aan den vooravond van de wreedste straffen. Tegenwoordig is Siberië afgeschaft; in de plaats kwamen „de meer verwijderde streken der Unie!" Voor de door de G. P. Oe. verbannen men schen maakt dit geen verschil. Die „G. P. Oe." (Glawnoje Politischeskoje Oeprawlenije) is de „opperste politieke lei ding", die spionneert, gevangen zet, verhoort, veroordeelt en de straffen uitvoert. De macht van deze heeren is haast onbeperkt en wie er mee in aanraking komt, voelt het merg in zijn botten verstarren. Met groote geheimzinnig heid gaat de G. P. Oe. tewerk en het is juist dit geheimzinnige, dat den schrik levendig houdt. ..Deze rijksspionnen vinden het al heel erg, wanneer iemand het niet letter voor letter met Lenin's leer eens Is, of wanneer hij meent, dat de ongekroonde czaar van heden, Stalin, wel eens maatregelen treft, die misschien ook anders hadden gekund! Om alle herrie te ver mijden lichten de handlangers der G. P. Oe ge meenlijk hun slachtoffers in den nacht van 't bed, nameh hen mee naar de gevangenis, waar 'n kort verhoor plaats vindt en veroordeelen hen in de meeste gevallen, 'n Advocaat mag men niet nemen. De zaak voor 'n andere recht bank brengen evenmin. Het laatste woord spre ken de geweerschoten in den donkeren G. P: Oe-kelder! De familie verneemt wel uit de krant, wat er van haar verwanten geworden is. De G. P. Oe verwekt liefst geen opzien' alles tersluiks, zooals ook de gansche keizer lijke familie nabij Jekaterinenburg werd te recht!! gesteld: „Wacht U hier maar even'" Enkele oogenblikken later 'n stelltje slum- moordenaars met revolvers, schoten 'n kuil kalk d'r op, zand d'r overde flmilie Ro manov (zoo heette het Huis der czaren) had in haar voornaamste vertegenwoordigers op gehouden te bestaan „geen martelaars maken!" is het parool. Eens woonde er nabij Moskou een geleerde, dien ze eigenlijk nog be ter in Siberië konden gebruiken, alleen de wijze man had hoegenaamd geen zin n de mijnen van „de meer verwijderde streken der Unie" te verhuizen; het beviel hem in de buurt van „moedertje Moskou" wel zoo goed Alle pogingen om hem met geld of lieve wo'ordies naar het Oosten te lokken leden AT I Op 'n goeien avond reed 'n alto 1 w huis des hooggeleerden heers! Agenten van de G. P. Oe betraden kwiek de laSke wo ning en namen den prof. gevangen! Gr7o- te ontsteltenis b« zijn familie' n„JL voorbij. Weken. Geen bericht Nie^ 51 a dedeeling, dat er wéér 'n vija^vaTde renu bliek uit den weg was geruimd.' Eindelük 'n brief uit Siberië! Van professor zelf' zï iad- den hem daarginds naar een prachtig inld huis vervoerd, de omgeving vlei vreemde ingenieurs verlangen „eL, dollars, daar de Russische „roebels" evInveTl waard zijn als pakpapier enne thuisblijvers geen zin hadden om ove'r'tf kn men, het viel heusch wel mee' t„ ••- 5 toekomstland, te wonen, wie Afn 5' Fridtjof Nansen daarover gelezen hebben 1ST len dat moeten bevestigen! ae®öen, zul- Moskou zou niet de hoofdstad van het munisten-Rijk kunnen zijn, wanneer er niTt een „museum" tegen den godsdienst k Ontwijdde men te l«ii£S^»£5ft kelijke cathedraal van den zeer Iff,,. Izaak van Dalmatië tot anti-religieus mllef™ in Moskou heeft men een adellijk kloosw l toe ingericht. Hier ligt de Z groote heilige der schismatieke kerk Simfo rosus, 'n Oud moedertje komt iedere haar offertje brengen bij den grooten dllde Heeft de heilige Mar niet val een nare kwaal genezen, toen hij nog de hoogste veree ring in een Moskousch heiligdom genoot? En heeft zij geen gelofte gedaan iedere maand ter bêevaart te komen? Wat kan zij er aan doen, dat platvloersche barbaren haar hemelschen voorspreker als een rariteit in een museum hebben neergelegd, naast mummies uit Egyp te? Gelaten betaalt zij haar paar kopeken en tree. Met veel nadruk teekenen haar vinger toppen het Russische kruis, van rechts naar links. Het gegichel der omstanders hoort -zij nauwelijks. Het spottend na-apen door 'n kom- somölz (leerling-communist) ziet ze niet. Zij bidt. Zij dankt den heiligen Siml'orosus met vele buigingen van haar sneeuwen hoofd. Vol gende maand komt zij vast weerom naar het anti-godsdienstig museum om er te bidden Wat er van die naburige kapel geworden is, die de „oogen van Christus" bevatte, is mij in Moskou niet ter oore gekomen, 'n Grootvorst had dit heiligdom gesticht en het verrijkt met kleurige ruiten en fraaie ikonen (heiligen- schilderijen). Maar géén ilcoon zoo indrukwek kend en ontroerend als die, welke den verre zen Verlosser voorstelde. Géén kunstenaar uit het onmetelijke Czarenrijk werd waardig be vonden deze figuur te schilderen; uit Parijs Was de artist ontboden om aan de opdracht des grootvorsten te voldoen. Hoe zeer de ge- heele Christus-figuur aller bewondering wek te, er ging maar één roep uit over de oogen Van den Zaligmaker, die zachtver wij tend en toch eindeloos teeder zagen naar iederen be zoeker der kapel, waar hij zich ook opstelde. Zondaars werden door den blik dezer oogen to hun geweten getroffen; de levensbalans van onverschilligen kwam er door in beweging; de vromen voelden zich aangespoord. De revolu tie kwam. Lenin, liet die ontzettende spreuk: „Gods dienst is opium (bedwelmend vergif) voor het volk"op het Moskousehe „Krasnaja Plosjts- jadj" (ijroode plein") aanbrengen. Wie voort aan nog 'n kerk bezocht, had van de toekomst niets meer te verhopen en werd uit de partij verwijderd. De mannen bleven het eerst onder de oogen Van Christus Vandaan. Het „Gos- P°di pomiloej" („Heer ontferm U onzer") der vrouwen klonk klagender en smeekender dan ooit. Met innige devotie schuifelden zij langs de ikonostase (wand van heiligen-schilderijem die het altaar en de heilige handelingen aan het ongewijde oog onttrekt) en kusten de edel steenen, bet zilveren en het gouden beslag oék, waarmede de gelaten waren versierd Doch het meest baden zij nog oog-in-oog met de Christus-figuur, waarvan de uitdrukking bedroefder leek dan ooit te voren. OP 'n goeien dag werd de kapel gesloten. Voor godsdienst is onder communisten nu eenmaal geen plaats. Terwijl de echo van het „Gospodi pomiloej" nog langs de wanden scheen te zweven, kwamen de mannen terug. Zij hadden sikkel-en-hamer de emblemen (ken- teekenen) der communistische partij op hun kielen. De deur op slot? Geen nood! De een ging op den schouder van den ander staan, de kleurige glasruit bood weinig tegenstand begeerig ging de blik naar de vonkelende ju weelen en den luister der edele metalen rond de omtrekken der ikonen. 'n Plof. Eén was naar beneden gesprongen. Met bonsende har ten van begeerte wachtten de anderen, huiten. Even maar, want toen kwam de kerkschenner weer terug, de handen leeg! Waren de gem- men soms al in beslag genomen van hooger- hand? Was er geen goud en geen zilver beleg sel meer? Ja? Waarom dan niets meegebracht? De oogen van Christus hadden zóó gekeken, zóó diep-indringend gekeken, dat het was of de begeerige band verstarde in haar greep. Scha terend gelach onder de anderen! 'n Tweede klom naar binnen, die zou het er wel beter afbrengen. Doch ook hij kwam ont steld, getroffen, met leege handen terug, 'n Derde. 'n vierde. Zij namen steenen op en kwetsten de ikoon, doofden den gloed in de oogen van de Verlosser tot zij twee domme, holle gaten werden en zoo maakten zij zich meester van de nagehunkerde schatten dezer aarde De Grieksche dichter Anacreon ontving eens van Polycrates, heerscher over Samos, een groote som gelds. Gedurende twee achtereen volgende nachten kon de gelukkige schrij ver niet slapen Hij haastte zich het bedrag terug te sturen met de opmerking, dat, hoe aanzienlijk het geschenk ook genoemd mocht worden, het toch niet de moeite van het be waren waard was Gedurende de laatste jaren van zijn lang-leven hij werd 84 jaar en stierf 450 v. Chr. voedde Anacreon zich in hoofdzaak met gedroogde rozijnen Ongeluk kigerwijze bleef een pit daarvan in zijn keel steken, waardoor hij stikte. Cicero, de vermaarde redenaar uit het oude Rome 100 v. Chr.), werd eens lastig geval len door een jongeman, die beschuldigd werd zijn ouders, door hun een vergiftigen koek ten geschenke te geven, om het leven te hebben gebracht. Het jongemensch putte zich uit in bedreigingen jegens den redenaar „Nou, nou!" antwoordde Cicero „ik ben toch nog al tijd banger voor je koeken dan voor je be dreigingen Toen deze groote Romein ergens in een bosch door gehuurde sluipmoordenaars werd overvallen, verbood hij zijn knechten een ver dedigende houding aan te nemen. De schurken sloegen hem hoofd en handen af en brachten deze lichaamsdeelen naar Antonius. Diens vrouw, Pulvia, nam daarop een gouden steek- priem en doorboorde met dat voorwerp Cicero's tong, die zoo vaak voor haar onaangename waarheden had verkondigd. Pierre Corneille, de vader van het Fransche treurspel (t 1684), onsterflijk door zijn drama's „Cid", „Cinna" e.a., was nog niet gehuwd, toen hij eens een bezoek van den cardinaal De Riche lieu ontving. De cardinaal merkte al aanstonds, dat de groote dichter iets had, wat hem knelde. Eindelijk kwam het hooge woord er uithij had zijn oog laten vallen op een Noormandiscbe jongedame, maar ondervond van haar vader, generaal d' Andely, heelemaal geen medewer king De kerkvorst liet nu aanstonds dien barschen meneer naar Parijs komen. Bevend stond hij voor den cardinaal De bezwaren te gen het huwelijk waren dadelijk uit den weg geruimd en zóó is de Corneille aan zijn vrouw gekomen wogen<ajge. o wogenirvgen. Cratés, 'n Grieksch schrijver had 'nbult; ons woord „krates" voor 'n mismaakt medemensch zal van hèm afkomstig zijn. Toen hij zijn va derlijk erfdeél ontving, stelde hij dit geld aan stonds in handen van een advocaat. „Geef het aan mijn kinderen, wanneer zij de wijsbegeerte zouden verwaarloozen; wanneer zij wijs zijn, zullen ze geen behoefte aan geld gevoelen 1" Alexander de Groote bood hem aan Thebe, zijn vaderstad, weer op te bouwen. „Dat laat mij koud 'n andere Alexander zal het weer verwoesten. Mijn vaderstad is de wijsbegeerte en die kan door géén krijgskans worden ver nield, noch opgebouwd 1" luidde het antwoord. Zekere Nicodromus gaf onzen geleerde een slag tegen z'n wang, zoodat deze heelemaal op zwol. Cratés wreekte zich op zijn tegenstander door er een briefje aan te hechten met de woorden „Nicodromus fecit" „Dit heeft N. ge daan!" gelijk de schilders hun naam onder hun schilderijen plaatsten „Hoe lang zult ge uw geleerde studies nog voortzetten vroeg hem eens, spottend, een generaal. „Net zoo lang, tot er géén ezeldrijvers meer zullen zijn om onze legers aan te voeren luidde het snedige antwoord. Madame Dacier, een Fransche schrijfster van grooten naam, ontving eens bezoek van een ge zantschap, uit de omgeving van koningin Chris tina van Zweden. De heeren hadden een album bij zich, waarin allerlei groote geesten hun naam of 'n spreuk hadden geschreven. Zij ver zochten Madame Dacier eveneens om enkele woorden. Toen deze evenwel al die beroemd heden zag staan, zeide zij „Ik zou blozen van schaamte, wanneer mijn naam naast al deze namen zou worden aangetroffen De heeren hielden evenwel niet op en ten laatste meende de schrijfster te moeten toestemmen. Zij nam het album en schreef er deze woorden van Sophocles in „Het stilzwijgen is het sieraad der vrouwen Guillaume Bndé, 'nFransch vertaler der 16e eeuw, was erg verzot op lezen. Hij zonderde zich haast van alles en allen af om alleen met zijn boeken te zijn. Zekeren dag rende een dienaar zijn studeervertrek binnen met de tamelijk schokkende tijding, dat het heele huls in brand stond „Bestantwoordde Budé verstrooid, „waar schuw mijn vrouw maar, want je weet zeer goed, dat ik mij nooit met de huishouding bemoei Nicolaas Boileau, 'n Fransch dichter (t 1711) kreeg eens bezoek van 'n jongen kapelaan, die veel aanleg had een beroemd prediker te wor den. De geestelijke vroeg hem, wat hij doen moest om dezen aanleg verder te ontwikkelen. „Dan zoudt U Bourdaloue en pastoor Cottin moeten gaan hooren meende Boileau. Nu had Bourdaloue een grooten naam, doch de eer waarde Cottin juist heelemaal niet. „Maar wat kan ik nu voor mijn preek van pastoor Cottin opsteken?" vroeg de kapelaan. „Wel!" ant woordde Boileau, „snapt U dit niet Van Bour daloue leert U wat U wèl, van Cottin wat U niet moet doen Een edelman beroemde zich eens tegenover den dichter op de vele Inkomsten, die hij uit zijn landgoederen trok. Boileau gaf als zijn meening te kennen, dat dit groote gewin soms tot veel verkwisting aanleiding gaf. „Maar het is toch makkelijk om te leven!" zei de edel man. „Daarin kunt U gelijk hebben, de vraag is, of men er óók gemakkelijk bij kan ster ven Kort voor zijn dood nam hij afscheid van een zijner vrienden. Hij schudde hem de hand en zeide „Bonjour en vaarwelhet vaarwel zal nogal lang duren De ahbé Claude Boyer (t 1698) heeft verschil lende werken voor het tooneel geschreven, die zeer koel werden ontvangen en zelfs uitgeflo ten. Op zekeren dag paste hij deze list toe een drama, Agamemnon, liet hij voor het eerst opvoeren onder een anderen schrijvers-naam. Het publiek juichte het stuk toe en zelfs de groote Racine, die tot nu toe geen letter van den armen abbé had heel gelaten, was vól lof! De dichter, opgetogen door al die hulde, stond midden onder het spel op en riep „Al heeft Racine een hekel aan hem, het stuk is van Boyer Den anderen dag werd dezelfde opvoering uitgefloten. zich nochtans geenszins gekrenkt, toen hij het werk las „Die goeie Erasmus heeft nu óók zijn speelpaardje schertste Z. H. Toen Morus en Erasmus elkaar nog slechts uit hun werken kenden, reisde de eerste eens door ons land. Hij ontmoette iemand, die met hem de geleerdste gesprekken onderhield. Plot seling riep hij uit„Als je de duvel niet bent, ben je Erasmus Het was Erasmus Cardinaal Ximenes zeide tot de bedillers van den soms él te ver gaanden „Rotterdammer" „Doen jullie het dan beter of laat dengene be gaan, wien God het talent heeft geschonken!" Te Bazel, waar Erasmus stierf, toont men nog zijn ring, zijn lakstempel, zijn degen, zijn mes en zijn eigenhandig geschreven testament. Op de Groote Markt te Rotterdam, vlak bij „De Maasbode" staat zijn standbeeld. De groote fabeldichter Esopus, 'n slaaf uit de Oudheid, moest met andere slaven, ieder naar de mate zijner krachten, de reisbagage dragen op weg naar een slavenmarkt. Tot verwonde ring zijner makkers koos Esopus, zwak van ge stalte, juist 't zwaarste voorwerp, 'n broodmand. Men bewonderde zijn slimheid, toen, na 'n paar dagen, de heele bak leeg was Esopus werd op de marktplaats tusschen twee andere slaven ge zet, juist om hun lichaamsbouw en kracht be ter te doen uitkomen. De wijsgeer Xantus vroeg hun, wat zij zoo al konden „Alles luitdde het antwoord. Zijn vrienden rieden hem aan ook dat eindje mensch te koopen, dat tusschen de twee in stond, met zijn mismaakte lijf zou deze de gasten kunnen amuseeren Voor 'n krats ging Esopus in Xantus' handen over. „En, wat kan jij alzoo voor me doen vroeg Xantus. „Niets luidde het antwoord, „die andere twee hebben alles al voor m'n neus wegge kaapt Zekeren dag had Xantus te diep in het wijn glas gekeken, ondanks de vermaningen van zijn slaaf. De wijsgeer raakte zijn verstand heelemaal kwijt en bezwoer zijn vrienden bij hoog en laag, dat hij zóóveel van nattigheid hield, dat hij de zee zou kunnen leegdrinken. Het heele gezelschap barstte in schaterlachen uit. Dat vuurde Xantus nog méér aan. ,,'k Ver wed mijn heele hebben en houen als het niet waar is De weddenschap werd aangenomen en Xantus' ring als onderpand aanvaard. Den anderen dag miste de wijsgeer den ring aan zijn vinger Esopus beduidde hem, dat hij een verloren man was. Zijn meester smeekte hem om raad. De fabeldichter bedacht zich niet lang. Men ging naar de zee. Heel Samos liep uit om te zien, hoe deze zou worden leeggedronken. Degene, die gewed had tegen Xantus, zette al 'n hooge borst op. In plaats van te drinken, begon de filosoof evenwel te spreken „Men schen, ik heb inderdaad beloofd, dat ik de zee zou leegdrinken, maar van haar golven heb ik niet gesproken. Laat dus mijn tegenpartij eerst die golven wegdoen, welke voortdurend water aan de zee toevoeren, daarna zal ik aan mijn voornemen gevolg geven Aangezien de tegenpartij daar niet van terughad, was Xantus gered. Aesopus werd, tenslotte, beschuldigd van diefstal uit den tempel van Delphi en door de vertoornde bewoners van 'n stellen rots in den afgrond gesmeten. Hij zou, zeggen ze, omstreeks 570 v. Chr. geleefd hebben. De groote Erasmus (t 1500) was bevriend met Thomas Morus, kanselier van Engeland. Aan hem heeft hij zijn „Lof der zotheid" opge dragen, waarin hij niemand ontzag. Zelfs de Paus speelde er een rol in. Deze, Leo X, voelde Rabelais (pl.m. 1550) wordt genoemd het boek_ „Pantagruel. In zijn dagen noemde men dit" eenvoudig: „het boek!)" „Ie Livrei" al valt er niet zoo weinig op aan te merken. Eens zou de edelman du Bellai een letter kundige als gast aan zijn disch ontvangen. „Heeft die man" zoo informeerde de rid der, „het Boek gelezen?" Toen het antwoord ontkennend luidde, sprak du Bellai: „Zet dien man aan tafel hij mijn bedienden!" Iemand die Pantagurèl niet gelezen had, kon naar zijn meening geen man van aanzien zijn!, Welk versje zou deze juichende kinderschare voor moeders verjaardag aanheffen? Er komt nu nog één plaatje in deze serie en dan ver wachten wij de antwoorden. De plaatjes hoe ven niet mee te komen. Hebben de prijswinners van de vorige prijs vraag allemaal hun prijs al binnen? Ik kreeg slechts bericht van ons aller vriend Joh. J. te Arnhem, maar de rest zwijgt in alle talen. Dat is in de klas zeer gewenscht, maar na het al of niet ontvangen van een verdienden prijs niet. Krijg ik even een seintje? Postbus 8, Hil versum Maartensdijk. 1. M., Romeinsch getalmerk vocy 1000; 2. pan; 8. brand; 4. verrukt; 5. poortader; 6. Maartensdijk; 7. potentaat; 8. drossen; 9. boden; 10. bijl; 11. 'n k.g. is twee pond; de helft daarvan is de k, de laatste letter van ons woord! „Het besnoeien onzer wenschen is bevorder lijk aan ons levensgeluk." Van deze rebussen behoeft geen antwoord te jrorden ingezonden,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 7