bekoiing.
I
SSn ZSker terUBSekeerd naar ZÜn
UIT
L_
A
SU!
ZATERDAG 26 NOVEMBER 1932
NATUUR IN,
Eampjes m zee.
peetje méé in het groote licht. Soms kan
HOE HET MANNETJE IN
DE MAAN IS GEKOMEN.
■Mliiiiiiliil
VAN DICHTERS EN
E„. zMvee! ton,,, p.,
Amecdotem.
Als hoofdwerk van 'den dichter.
WIE KWEELT ER MÉE
xv.
Oplossing vorig letterraadsel.
Oplossing van den vorigen
rebus.
r1-.
;:|l fïïiSil
ha'aat1 ons niet in bekoring!" bidden wij
j L lederen dag.
bijna' T0°rdenb°ek bent dit woord „bekoring"
kina" n de Pl'otestanten bidden „verzoe-
goed "et, I"enscbelijk hart weet maar al te
noeg' aan ?.ekotring is' en staat er dikwijls ge
len worn °0t' Jesus heeft 00k bekoord wil-
aaderde w' duiVel' de "GVerste der wereld",
de konmv de woestoto bood Hem &1
taar ^ven der wereId aan' Hij
klinkt rn- U zingen klisteren wilde. Het
de Tweed sommlgen wat vreemd, dat
lijks als deze hit00? aan 200 lets verschrlkke"
de Evan i ekonnS onderworpen werd, maar
Lucas hPM hrijvers Sint Mattheüs en Sint
het wei-A ket ons verhaald en die moeten
kend w« itsus' m°nd zelf hebben opgetee-
geheim dUs tl dlt voor ons onbegrijpelijke
te aanvaarden 6611 Ware gebeurtenis, een feit
Prachtig^ i' Was 200 slim het kwaad in een
altijd z'n ta<l-Hakking aan te bleden- Dat is
zalen huist geweest. In schitterende bal-
het kwaad SOmS de zonde en de boeken van
bloemrijke Torden °°k geschreven in prachtige,
den hong Thans noodigde hij Jesus uit
te makefU? énigen door van steenen brood
gansche '*-i verzekerde Hem macht over het
tot nade^ SSeb'ed' een macbt> die zeker niet
Hij lokte^ TrVan de were'd zou zijn aangewend,
engelen d-801 zlcb te werpen in de armen der
gesteld 'om'!.. achter de wolken stonden op-
tige lanen v IJri baden te bewaken. Langs prach-
Jesus te ve&? alle goeds en nobels trachtte hij
dadelijk in heiden- Wanneer de zonde zich
zien, zou mem"" afstootendste pakje zou laten
schouder toon8660 haar aanstonds den koelen
zich ooit als 60daarom verkleedt de satan
De liefde tot'6]!11 6ngel des licbts"-
lichaam en ziel> scboone, de vermogens van
gen worden, dis n door z^a toedoen wig-
Wil en daarmee ?nzen wil aftakken van Gods
stand gebracht t ket begin der bekoring tot
Ven, dat wij er' jT.aat ons altijd waakzaam blij-
Jesus heeft a 'et door worden verrast.
■Veerstand gebode*1 deze drievoudige bekoring
den Heiljgejj q ö- ®erstens in de kracht van
door Sint jan ,st> want kort na den Doop
Neerdaalde, werd de H' Geest over Hem
Deze kracht tintem naar de woestijn geleid,
duivel het gelaat t in Hem, toen hij den
een bekoring niet „,°ekeerde. Wij moeten tegen
to diezelfde kraeht dea in eigen kracht, maar
die ons door do ii- Tajl den Derden Persoon,
Werd meegedeeïd vPl6gging van den BissTch0P
den veriektv n yervolSens versloeg Jesus
Woord Gods- r>Ue achtereen .raet^ het
Dat aar staat geschreven..--
door oni> ons geleerd door de H. Kerk,
zwa d6n Catechismus, is een vlijmscherp
waard, wanneer het zich in het gebed keert
tegen den erfvijand uit de hel.
Verzuimen wij nooit naar dat zwaard te
gijpen, wanneer wij ons aangevochten gevoe-
l6®- En ten laatste paste Jesus dé versterving
*°e- „Nadat Hij veertig dagen en veertig nach-
6,1 gevast had, naderde Hem de bekoorder,"
falter in de hoop Hem uitgeput te vinden,
«aar juist deze versterving wil aan iederen
'fristen zeggen, dat zij ons sterker maakt
^en den verleider. Wij hoeven daartoe niet
e kaken te gaan loopen; Wanneer wij
Lelijk* Steken met gewoonten, die ons verwee-
0a;n ,-e!ï of verslappen, wanneer wij zoo nu en
Herin willen derven, 'n genoegen, 'n versna-
jeg- f' 'n extratje of hoe dan ook, toonen wij
InS„ v°°rbeeld begrepen te hebben,
gin» n Ziel koa zeI£s geen onvrbwil''ge nel-
duiv it0t de zonde ontstaan, al spiegelde de
0_ e Hem alles nog zoo aanlokkelijk voor.
ge Ze. z'el is maar al te grif tot het verkeerde
heer'KCl' trijpen wij naar Jesus' wapens, wan-
r wij ons tot het kwade voelen aangespoord!
De Vorst
bekend We kI°naco, prins Albert, is zeer
diepzee wSf:US 2Ün onderzoekingen van de
Verzuinit -JI zijn kIeine vorstendom bereist,
bet oceaan™*" met een bezoek te brengen aan
dellandsche zSp?m' dat °P een r0tS in de Mid"
eraphiqua-n n! 18 gelegeu („musée oeéano-
een tek 4^^" T**"
avonds naar de orm-,,n en dieren des
om bij het aanbreken vin d'enT11 SU3St'
bonderd meter in haai weer n baar
'n Groote menigte van w! ,af ,te daIen
voor die gelegenheid lantarentjir^0^
oppervlakte van het water beschwl de
J. diepte yerlkhten, wï
a'S ZT T »n de par-
ty. Hun lampjes doen aan het glimmen var,
Phosphorus denken en zijn zód genial l
het net lijkt of zij in eenTriS^-fJat
gioeien! De Middellandsche Zee kent kor
soorten, die des nachts, bij het minste schlkm
®en groenachtig licht uitzenden. Dan ziet het
Water, waarin zich toevallig zoo'n kolonie van
deze diertjes bevindt, er uit als een betoover-
e 'aan in sprookjesland. Menschen, die dit
schijnsel gezien hebben, konden gewoonweg
seen woorden vinden om de schoonheid ervan
beschrijven. Soms gebeurt 't, dat héél de zee
vurigen gloed gelijkt en of de schepen
ïö0o vloeibaar zilver varen of door karmozijn-
via golven of door blauwe en rosachtige
leeq1Peb" Dit verschijnsel wordt enkel en al-
soins Ver°orzaakt door de ontelbare diertjes,
2Wev Zdér klein' die dicht aan de oppervlakte
>n ,ei1; ieder van deze dieren gelei straalt
a) .er enkelen met het bloote oog zien; rneest-
Zlih ze zóó nietig, dat de microscoop te hulp
bn°e' kornen om hen te onderscheiden. In de
E van de Azoren-eilanden heeft mep vis-
►ppIen ontdekt, die dieven-lantaarns droegen!
v.a«inste, men vond 'n soort, die naar belie-
W. bet licht kon aansteken of dooven; dit
Uw8'6 gebeurde dan niet door middel van 'n
Wefv'en 8chuifje of zoo, maar door het in
king stellen van 'n dikke huidlaag.
Duizenden jaren geleden het was in dien
merkwaardigen tijd, dat de dieren nog konden
praten! zag de maan er even blank uit als
het velletje papier, waarop ik thans zit te pern
nen. Van 'n mannetje in de maan was toen
nog geen sprake, trouwens, de Indiaanschs
kinderen vinden het heelemaal geen mannetje,
maar 'n haas! Die haas leefde in een bosch
met nog drie andere leepe dieren, 'n jakhals, 'n
otter, en 'n aap. Met z'n viertjes hadden ze 'n
soort club gesticht, waar het heel gezellig toe
ging. De aap had er het hoogste woord, maar
de haas sprak altijd het verstandigst; als hij
zat te vertellen was het dood-stil In de club.
Eens op 'n avond sprak heer Langoor:
„Jongens, als ik naar de maan kijk merk ik,
dat we zoowat midden in de maand zitten.
Voor de Indianen is dat een vastendag. Ze eten
niets op zoo'n dag en weigeren geen aalmoes
aan 'n arme of 'n priester. Wij moesten pro-
beeren hetzelfde te doen, misschien brengen we
het dan óók eens zoo ver als de menschen!
Niemand had daar iets op tegen, en, met de
beste voornemens bezield, zochten ze hun huis
voor den nacht op.
Den volgenden morgen begon den otter z n
maag te jeuken. Hij sloop naar den oever der
rivier en vond daar 'n net met visch, met lek
kere, versche visch, dat het water hem uit z n
snoet liep! Stelen wou hij ze niet. Maar er was
geen visscher te zien! „Niemand voor deze vis-
schen?" fluisterde hij zoo zaclit hij kon.
„Niemand? Goed, dan pak ik ze mee. Hij
glipte met zijn vondst naar zijn hol en legde
het lekkere hapje weg voor het e nde van den
vastendag. Toen ging hij ganw slapen dan had
hij vast geen last van schooierende bedelaars
of arme priesters! De jakha s s eepte n ge
stoofde hagedis naar z'n woning, die hij er
gens had weggekaapt en de aap bracht 'n bos
goudkleurige vleezige mango s naar z u nest,
wier amandelachtige geur hem d d likkebaar
den. Zoodoende hadden die twee ook wat voor
V.-
HouUbII,
den avond en konden rustig op één oor gaan
liggen om niet door bedelaars te worden lastig
gevallen.
De haas had bij zonsopgang wat door het
vochtige gras gehuppeld en z'n mooiste spron
gen vertoond tot vermaak van de vroege vo
gels, die hem altijd den gek aanstaken wegens
z'n lange dunne ooren! Hij dacht in z'n eigen;
„Gras genoeg hier, maar wat moet ik aan een
bedelaar of 'n priester geven, als die mij om
een aalmoes komen vragen? Wat hebben die
aan nat gras? Weet je wat? 'k Zal mezelf aan
bieden, want ze houden, geloof ik, erg van
hazevleesch".
Dat hoorde een godheid, die juist op een wolk
over de bazenweide zeilde, ,,'k Geloof nooit, dat
'n haas zóóiets doen zal'" meende deze
ik moet hem eens op de proef gaan stellen!"
Bij het dalen van de schemering glipte de
hooge heer van zijn wazigen troon, nam de ge
stalte van een monnik aan en ging dicht bij
Langoor's leger zitten. Het duurde niet lang,
of deze kwam aangerend.
„Zoo, meneer de Haas, jij kunt me wel zeg
gen waar 'n n haPje eten kan vinden, hè, want
ik heb den heelen dag gevast en m'n maag
moppert van wat ben je mS!"
„Ook goeien avond, hoogeerwaarde! Vertel
u mij eens, eten de menschen het vleesch van
ons soort dieren
..Dat zal waar wezen!- antwoordde de mon
nik.
„Nou, dan weet ik het goecj gemaakt! Neem
mij, slacht me en eet me 0pi"
,,Ho, ho! Dat mag toch zeker niet op een
zoo heiligen dag als deze!"
„Nou, dan weet ik nóg wel raad! Leg een
vuur aan van takkenbossen, en dan zal ik daar
zóó lang doorspringen» tot Ik heelemaal geroos
terd ben!"
De god stampte met zijn staf op den grond.
Een vuurstraal sprong omhoog. Vlug wat tak
ken erin! Klaar was de oven! De haas sprong
midden in de laaiende vlammen. Nog eens, en
nog eens. Toen kwam hij weer bij den monnik:
..Daar snap ik nou heelemaal niks van! Het
^nnr blaast om me heen, maar het zengt nog
niet eens "n snor-haartje van me! M'n ooren
zijn nog net zoo koel als daar straks!"
H°g had hij niet uitgesproken, daar veran-
e de grijze monnik van gedaante. Hij stond
.T0?1- bet verschrikte diertje, ais 'n stralende
go neid. Eén wenk van zijn hand en het vuur
stierf weg van den grond. Het leek of er alle
maal zilveren belletjes klonken, toen hij begon
te spreken:
Broeder Haas, wat gt) gedaan hebt mag nooit
vergeten worden. Zoolang er menschen op aarde
wonen zullen zij herinnerd worden aan dat hei-
TTSPreekwoord: „Geef aan anderen en God
zal U geven!"
De heiiige man wees met zijn vrome hand
Paar. e®a berg- Aanstonds begon daar een sap
manrf .°elen- Dit sprenkelde de god naar de
c flle luist aan den hemel zou klimmen.
up hetzelfde oogenblik stond het portret van
aas m bet maangezicht afgebeeld. De haas
naar- Wat grappig! Z'n eigen spiegel-
wn wil, ?6n een to'st van wolkjes! Echt leuk!
Li= .J® g0li bedanken, maar deze was
De haas vulde z'n buikje met het geurige
gfaS !h« Ieral^Zag je z'n witte staartje als 'n
vlaggetje tusschen de malsche kruiden. Toen
ging hu naar zijn leger en begaf zich ter ruste.
De glimlach om z'n wijzen snoet maakte, dat
je z'n tanden kon zien glinsteren als pareltjes!
Vorst Albert tan Monaco is een beroemd
onderzoeker van de diepzees
„Het hart van Rusland? de regeeringsg ebouwen en het graf van Lenin mauso
leum) op het Krasnaja Plosjtsjadj Roo de Plein") te Moskou. Links de Basilius
kathedraalthans „museum! De roode vlag wappert van den middentorendie
des avonds scherp wordt belicht. Aan den voet van den Kremlinmuur graven van
gevallen communisten,
XIV.
Moskou is de stad, waar de geheimzinnige
spionnagedienst van de „G. P. Oe" haar hoofd
gebouw heeft. Toen de czaren nog over Rus
land regeerden, werd dat werkje opgeknapt
door de beruchte Tsjéka, een woord, dat zoo
veel beteekent als „Buitengewone Commis
sie." Wie met deze commissie in aanraking
kwam, zag in de verte Siberië al schemeren
of stond aan den vooravond van de wreedste
straffen. Tegenwoordig is Siberië afgeschaft;
in de plaats kwamen „de meer verwijderde
streken der Unie!"
Voor de door de G. P. Oe. verbannen men
schen maakt dit geen verschil.
Die „G. P. Oe." (Glawnoje Politischeskoje
Oeprawlenije) is de „opperste politieke lei
ding", die spionneert, gevangen zet, verhoort,
veroordeelt en de straffen uitvoert. De macht
van deze heeren is haast onbeperkt en wie er
mee in aanraking komt, voelt het merg in zijn
botten verstarren. Met groote geheimzinnig
heid gaat de G. P. Oe. tewerk en het is juist
dit geheimzinnige, dat den schrik levendig
houdt.
..Deze rijksspionnen vinden het al heel erg,
wanneer iemand het niet letter voor letter
met Lenin's leer eens Is, of wanneer hij meent,
dat de ongekroonde czaar van heden, Stalin,
wel eens maatregelen treft, die misschien ook
anders hadden gekund! Om alle herrie te ver
mijden lichten de handlangers der G. P. Oe ge
meenlijk hun slachtoffers in den nacht van 't
bed, nameh hen mee naar de gevangenis, waar
'n kort verhoor plaats vindt en veroordeelen
hen in de meeste gevallen, 'n Advocaat mag
men niet nemen. De zaak voor 'n andere recht
bank brengen evenmin. Het laatste woord spre
ken de geweerschoten in den donkeren G. P:
Oe-kelder! De familie verneemt wel uit de
krant, wat er van haar verwanten geworden
is. De G. P. Oe verwekt liefst geen opzien'
alles tersluiks, zooals ook de gansche keizer
lijke familie nabij Jekaterinenburg werd te
recht!! gesteld: „Wacht U hier maar even'"
Enkele oogenblikken later 'n stelltje slum-
moordenaars met revolvers, schoten 'n kuil
kalk d'r op, zand d'r overde flmilie Ro
manov (zoo heette het Huis der czaren) had
in haar voornaamste vertegenwoordigers op
gehouden te bestaan „geen martelaars
maken!" is het parool. Eens woonde er nabij
Moskou een geleerde, dien ze eigenlijk nog be
ter in Siberië konden gebruiken, alleen de
wijze man had hoegenaamd geen zin n de
mijnen van „de meer verwijderde streken der
Unie" te verhuizen; het beviel hem in de buurt
van „moedertje Moskou" wel zoo goed Alle
pogingen om hem met geld of lieve wo'ordies
naar het Oosten te lokken leden AT I
Op 'n goeien avond reed 'n alto 1 w
huis des hooggeleerden heers! Agenten van
de G. P. Oe betraden kwiek de laSke wo
ning en namen den prof. gevangen! Gr7o-
te ontsteltenis b« zijn familie' n„JL
voorbij. Weken. Geen bericht Nie^ 51 a
dedeeling, dat er wéér 'n vija^vaTde renu
bliek uit den weg was geruimd.' Eindelük 'n
brief uit Siberië! Van professor zelf' zï iad-
den hem daarginds naar een prachtig inld
huis vervoerd, de omgeving vlei
vreemde ingenieurs verlangen „eL,
dollars, daar de Russische „roebels" evInveTl
waard zijn als pakpapier enne
thuisblijvers geen zin hadden om ove'r'tf kn
men, het viel heusch wel mee' t„ ••- 5
toekomstland, te wonen, wie Afn 5'
Fridtjof Nansen daarover gelezen hebben 1ST
len dat moeten bevestigen! ae®öen, zul-
Moskou zou niet de hoofdstad van het
munisten-Rijk kunnen zijn, wanneer er niTt
een „museum" tegen den godsdienst k
Ontwijdde men te l«ii£S^»£5ft
kelijke cathedraal van den zeer Iff,,.
Izaak van Dalmatië tot anti-religieus mllef™
in Moskou heeft men een adellijk kloosw l
toe ingericht. Hier ligt de Z
groote heilige der schismatieke kerk Simfo
rosus, 'n Oud moedertje komt iedere
haar offertje brengen bij den grooten dllde
Heeft de heilige Mar niet val een nare
kwaal genezen, toen hij nog de hoogste veree
ring in een Moskousch heiligdom genoot? En
heeft zij geen gelofte gedaan iedere maand ter
bêevaart te komen? Wat kan zij er aan doen,
dat platvloersche barbaren haar hemelschen
voorspreker als een rariteit in een museum
hebben neergelegd, naast mummies uit Egyp
te? Gelaten betaalt zij haar paar kopeken en
tree. Met veel nadruk teekenen haar vinger
toppen het Russische kruis, van rechts naar
links. Het gegichel der omstanders hoort -zij
nauwelijks. Het spottend na-apen door 'n kom-
somölz (leerling-communist) ziet ze niet. Zij
bidt. Zij dankt den heiligen Siml'orosus met
vele buigingen van haar sneeuwen hoofd. Vol
gende maand komt zij vast weerom naar
het anti-godsdienstig museum om er te
bidden
Wat er van die naburige kapel geworden is,
die de „oogen van Christus" bevatte, is mij in
Moskou niet ter oore gekomen, 'n Grootvorst
had dit heiligdom gesticht en het verrijkt met
kleurige ruiten en fraaie ikonen (heiligen-
schilderijen). Maar géén ilcoon zoo indrukwek
kend en ontroerend als die, welke den verre
zen Verlosser voorstelde. Géén kunstenaar uit
het onmetelijke Czarenrijk werd waardig be
vonden deze figuur te schilderen; uit Parijs
Was de artist ontboden om aan de opdracht
des grootvorsten te voldoen. Hoe zeer de ge-
heele Christus-figuur aller bewondering wek
te, er ging maar één roep uit over de oogen
Van den Zaligmaker, die zachtver wij tend en
toch eindeloos teeder zagen naar iederen be
zoeker der kapel, waar hij zich ook opstelde.
Zondaars werden door den blik dezer oogen
to hun geweten getroffen; de levensbalans van
onverschilligen kwam er door in beweging; de
vromen voelden zich aangespoord. De revolu
tie kwam.
Lenin, liet die ontzettende spreuk: „Gods
dienst is opium (bedwelmend vergif) voor het
volk"op het Moskousehe „Krasnaja Plosjts-
jadj" (ijroode plein") aanbrengen. Wie voort
aan nog 'n kerk bezocht, had van de toekomst
niets meer te verhopen en werd uit de partij
verwijderd. De mannen bleven het eerst onder
de oogen Van Christus Vandaan. Het „Gos-
P°di pomiloej" („Heer ontferm U onzer") der
vrouwen klonk klagender en smeekender dan
ooit. Met innige devotie schuifelden zij langs
de ikonostase (wand van heiligen-schilderijem
die het altaar en de heilige handelingen aan
het ongewijde oog onttrekt) en kusten de edel
steenen, bet zilveren en het gouden beslag
oék, waarmede de gelaten waren versierd
Doch het meest baden zij nog oog-in-oog met
de Christus-figuur, waarvan de uitdrukking
bedroefder leek dan ooit te voren.
OP 'n goeien dag werd de kapel gesloten.
Voor godsdienst is onder communisten nu
eenmaal geen plaats. Terwijl de echo van het
„Gospodi pomiloej" nog langs de wanden
scheen te zweven, kwamen de mannen terug.
Zij hadden sikkel-en-hamer de emblemen (ken-
teekenen) der communistische partij op hun
kielen. De deur op slot? Geen nood! De een
ging op den schouder van den ander staan, de
kleurige glasruit bood weinig tegenstand
begeerig ging de blik naar de vonkelende ju
weelen en den luister der edele metalen rond
de omtrekken der ikonen. 'n Plof. Eén was
naar beneden gesprongen. Met bonsende har
ten van begeerte wachtten de anderen, huiten.
Even maar, want toen kwam de kerkschenner
weer terug, de handen leeg! Waren de gem-
men soms al in beslag genomen van hooger-
hand? Was er geen goud en geen zilver beleg
sel meer?
Ja? Waarom dan niets meegebracht? De
oogen van Christus hadden zóó gekeken, zóó
diep-indringend gekeken, dat het was of de
begeerige band verstarde in haar greep. Scha
terend gelach onder de anderen!
'n Tweede klom naar binnen, die zou het er
wel beter afbrengen. Doch ook hij kwam ont
steld, getroffen, met leege handen terug, 'n
Derde. 'n vierde. Zij namen steenen op en
kwetsten de ikoon, doofden den gloed in de
oogen van de Verlosser tot zij twee domme,
holle gaten werden en zoo maakten zij
zich meester van de nagehunkerde schatten
dezer aarde
De Grieksche dichter Anacreon ontving eens
van Polycrates, heerscher over Samos, een
groote som gelds. Gedurende twee achtereen
volgende nachten kon de gelukkige schrij
ver niet slapen Hij haastte zich het bedrag
terug te sturen met de opmerking, dat, hoe
aanzienlijk het geschenk ook genoemd mocht
worden, het toch niet de moeite van het be
waren waard was Gedurende de laatste jaren
van zijn lang-leven hij werd 84 jaar en stierf
450 v. Chr. voedde Anacreon zich in
hoofdzaak met gedroogde rozijnen Ongeluk
kigerwijze bleef een pit daarvan in zijn keel
steken, waardoor hij stikte.
Cicero, de vermaarde redenaar uit het oude
Rome 100 v. Chr.), werd eens lastig geval
len door een jongeman, die beschuldigd werd
zijn ouders, door hun een vergiftigen koek ten
geschenke te geven, om het leven te hebben
gebracht. Het jongemensch putte zich uit in
bedreigingen jegens den redenaar „Nou, nou!"
antwoordde Cicero „ik ben toch nog al
tijd banger voor je koeken dan voor je be
dreigingen
Toen deze groote Romein ergens in een
bosch door gehuurde sluipmoordenaars werd
overvallen, verbood hij zijn knechten een ver
dedigende houding aan te nemen. De schurken
sloegen hem hoofd en handen af en brachten
deze lichaamsdeelen naar Antonius. Diens
vrouw, Pulvia, nam daarop een gouden steek-
priem en doorboorde met dat voorwerp Cicero's
tong, die zoo vaak voor haar onaangename
waarheden had verkondigd.
Pierre Corneille, de vader van het Fransche
treurspel (t 1684), onsterflijk door zijn drama's
„Cid", „Cinna" e.a., was nog niet gehuwd, toen
hij eens een bezoek van den cardinaal De Riche
lieu ontving. De cardinaal merkte al aanstonds,
dat de groote dichter iets had, wat hem knelde.
Eindelijk kwam het hooge woord er uithij
had zijn oog laten vallen op een Noormandiscbe
jongedame, maar ondervond van haar vader,
generaal d' Andely, heelemaal geen medewer
king De kerkvorst liet nu aanstonds dien
barschen meneer naar Parijs komen. Bevend
stond hij voor den cardinaal De bezwaren te
gen het huwelijk waren dadelijk uit den weg
geruimd en zóó is de Corneille aan zijn vrouw
gekomen
wogen<ajge.
o
wogenirvgen.
Cratés, 'n Grieksch schrijver had 'nbult; ons
woord „krates" voor 'n mismaakt medemensch
zal van hèm afkomstig zijn. Toen hij zijn va
derlijk erfdeél ontving, stelde hij dit geld aan
stonds in handen van een advocaat.
„Geef het aan mijn kinderen, wanneer zij de
wijsbegeerte zouden verwaarloozen; wanneer
zij wijs zijn, zullen ze geen behoefte aan geld
gevoelen 1"
Alexander de Groote bood hem aan Thebe,
zijn vaderstad, weer op te bouwen. „Dat laat
mij koud 'n andere Alexander zal het weer
verwoesten. Mijn vaderstad is de wijsbegeerte
en die kan door géén krijgskans worden ver
nield, noch opgebouwd 1" luidde het antwoord.
Zekere Nicodromus gaf onzen geleerde een
slag tegen z'n wang, zoodat deze heelemaal op
zwol. Cratés wreekte zich op zijn tegenstander
door er een briefje aan te hechten met de
woorden „Nicodromus fecit" „Dit heeft N. ge
daan!" gelijk de schilders hun naam onder hun
schilderijen plaatsten
„Hoe lang zult ge uw geleerde studies nog
voortzetten vroeg hem eens, spottend, een
generaal.
„Net zoo lang, tot er géén ezeldrijvers meer
zullen zijn om onze legers aan te voeren
luidde het snedige antwoord.
Madame Dacier, een Fransche schrijfster van
grooten naam, ontving eens bezoek van een ge
zantschap, uit de omgeving van koningin Chris
tina van Zweden. De heeren hadden een album
bij zich, waarin allerlei groote geesten hun
naam of 'n spreuk hadden geschreven. Zij ver
zochten Madame Dacier eveneens om enkele
woorden. Toen deze evenwel al die beroemd
heden zag staan, zeide zij „Ik zou blozen van
schaamte, wanneer mijn naam naast al deze
namen zou worden aangetroffen De heeren
hielden evenwel niet op en ten laatste meende
de schrijfster te moeten toestemmen. Zij nam
het album en schreef er deze woorden van
Sophocles in „Het stilzwijgen is het sieraad
der vrouwen
Guillaume Bndé, 'nFransch vertaler der 16e
eeuw, was erg verzot op lezen. Hij zonderde zich
haast van alles en allen af om alleen met zijn
boeken te zijn. Zekeren dag rende een dienaar
zijn studeervertrek binnen met de tamelijk
schokkende tijding, dat het heele huls in brand
stond
„Bestantwoordde Budé verstrooid, „waar
schuw mijn vrouw maar, want je weet zeer
goed, dat ik mij nooit met de huishouding
bemoei
Nicolaas Boileau, 'n Fransch dichter (t 1711)
kreeg eens bezoek van 'n jongen kapelaan, die
veel aanleg had een beroemd prediker te wor
den. De geestelijke vroeg hem, wat hij doen
moest om dezen aanleg verder te ontwikkelen.
„Dan zoudt U Bourdaloue en pastoor Cottin
moeten gaan hooren meende Boileau. Nu had
Bourdaloue een grooten naam, doch de eer
waarde Cottin juist heelemaal niet. „Maar wat
kan ik nu voor mijn preek van pastoor Cottin
opsteken?" vroeg de kapelaan. „Wel!" ant
woordde Boileau, „snapt U dit niet Van Bour
daloue leert U wat U wèl, van Cottin wat U
niet moet doen
Een edelman beroemde zich eens tegenover
den dichter op de vele Inkomsten, die hij uit
zijn landgoederen trok. Boileau gaf als zijn
meening te kennen, dat dit groote gewin soms
tot veel verkwisting aanleiding gaf. „Maar het
is toch makkelijk om te leven!" zei de edel
man. „Daarin kunt U gelijk hebben, de vraag
is, of men er óók gemakkelijk bij kan ster
ven
Kort voor zijn dood nam hij afscheid van
een zijner vrienden. Hij schudde hem de hand
en zeide „Bonjour en vaarwelhet vaarwel
zal nogal lang duren
De ahbé Claude Boyer (t 1698) heeft verschil
lende werken voor het tooneel geschreven, die
zeer koel werden ontvangen en zelfs uitgeflo
ten. Op zekeren dag paste hij deze list toe
een drama, Agamemnon, liet hij voor het eerst
opvoeren onder een anderen schrijvers-naam.
Het publiek juichte het stuk toe en zelfs de
groote Racine, die tot nu toe geen letter van
den armen abbé had heel gelaten, was vól lof!
De dichter, opgetogen door al die hulde, stond
midden onder het spel op en riep „Al heeft
Racine een hekel aan hem, het stuk is van
Boyer
Den anderen dag werd dezelfde opvoering
uitgefloten.
zich nochtans geenszins gekrenkt, toen hij
het werk las „Die goeie Erasmus heeft nu óók
zijn speelpaardje schertste Z. H.
Toen Morus en Erasmus elkaar nog slechts
uit hun werken kenden, reisde de eerste eens
door ons land. Hij ontmoette iemand, die met
hem de geleerdste gesprekken onderhield. Plot
seling riep hij uit„Als je de duvel niet bent,
ben je Erasmus Het was Erasmus
Cardinaal Ximenes zeide tot de bedillers van
den soms él te ver gaanden „Rotterdammer"
„Doen jullie het dan beter of laat dengene be
gaan, wien God het talent heeft geschonken!"
Te Bazel, waar Erasmus stierf, toont men
nog zijn ring, zijn lakstempel, zijn degen, zijn
mes en zijn eigenhandig geschreven testament.
Op de Groote Markt te Rotterdam, vlak bij „De
Maasbode" staat zijn standbeeld.
De groote fabeldichter Esopus, 'n slaaf uit de
Oudheid, moest met andere slaven, ieder naar
de mate zijner krachten, de reisbagage dragen
op weg naar een slavenmarkt. Tot verwonde
ring zijner makkers koos Esopus, zwak van ge
stalte, juist 't zwaarste voorwerp, 'n broodmand.
Men bewonderde zijn slimheid, toen, na 'n paar
dagen, de heele bak leeg was Esopus werd op
de marktplaats tusschen twee andere slaven ge
zet, juist om hun lichaamsbouw en kracht be
ter te doen uitkomen. De wijsgeer Xantus vroeg
hun, wat zij zoo al konden „Alles luitdde
het antwoord. Zijn vrienden rieden hem aan
ook dat eindje mensch te koopen, dat tusschen
de twee in stond, met zijn mismaakte lijf zou
deze de gasten kunnen amuseeren
Voor 'n krats ging Esopus in Xantus' handen
over.
„En, wat kan jij alzoo voor me doen vroeg
Xantus.
„Niets luidde het antwoord, „die andere
twee hebben alles al voor m'n neus wegge
kaapt
Zekeren dag had Xantus te diep in het wijn
glas gekeken, ondanks de vermaningen van
zijn slaaf. De wijsgeer raakte zijn verstand
heelemaal kwijt en bezwoer zijn vrienden bij
hoog en laag, dat hij zóóveel van nattigheid
hield, dat hij de zee zou kunnen leegdrinken.
Het heele gezelschap barstte in schaterlachen
uit. Dat vuurde Xantus nog méér aan. ,,'k Ver
wed mijn heele hebben en houen als het niet
waar is De weddenschap werd aangenomen
en Xantus' ring als onderpand aanvaard.
Den anderen dag miste de wijsgeer den ring
aan zijn vinger Esopus beduidde hem, dat hij
een verloren man was. Zijn meester smeekte
hem om raad. De fabeldichter bedacht zich niet
lang. Men ging naar de zee. Heel Samos liep uit
om te zien, hoe deze zou worden leeggedronken.
Degene, die gewed had tegen Xantus, zette
al 'n hooge borst op. In plaats van te drinken,
begon de filosoof evenwel te spreken „Men
schen, ik heb inderdaad beloofd, dat ik de zee
zou leegdrinken, maar van haar golven heb ik
niet gesproken. Laat dus mijn tegenpartij
eerst die golven wegdoen, welke voortdurend
water aan de zee toevoeren, daarna zal ik aan
mijn voornemen gevolg geven Aangezien de
tegenpartij daar niet van terughad, was
Xantus gered.
Aesopus werd, tenslotte, beschuldigd van
diefstal uit den tempel van Delphi en door de
vertoornde bewoners van 'n stellen rots in den
afgrond gesmeten. Hij zou, zeggen ze, omstreeks
570 v. Chr. geleefd hebben.
De groote Erasmus (t 1500) was bevriend
met Thomas Morus, kanselier van Engeland.
Aan hem heeft hij zijn „Lof der zotheid" opge
dragen, waarin hij niemand ontzag. Zelfs de
Paus speelde er een rol in. Deze, Leo X, voelde
Rabelais (pl.m. 1550) wordt genoemd het boek_
„Pantagruel. In zijn dagen noemde men dit"
eenvoudig: „het boek!)" „Ie Livrei" al valt
er niet zoo weinig op aan te merken.
Eens zou de edelman du Bellai een letter
kundige als gast aan zijn disch ontvangen.
„Heeft die man" zoo informeerde de rid
der, „het Boek gelezen?" Toen het antwoord
ontkennend luidde, sprak du Bellai: „Zet
dien man aan tafel hij mijn bedienden!"
Iemand die Pantagurèl niet gelezen had, kon
naar zijn meening geen man van aanzien zijn!,
Welk versje zou deze juichende kinderschare
voor moeders verjaardag aanheffen? Er komt
nu nog één plaatje in deze serie en dan ver
wachten wij de antwoorden. De plaatjes hoe
ven niet mee te komen.
Hebben de prijswinners van de vorige prijs
vraag allemaal hun prijs al binnen? Ik kreeg
slechts bericht van ons aller vriend Joh. J. te
Arnhem, maar de rest zwijgt in alle talen.
Dat is in de klas zeer gewenscht, maar na het
al of niet ontvangen van een verdienden prijs
niet. Krijg ik even een seintje? Postbus 8, Hil
versum
Maartensdijk.
1. M., Romeinsch getalmerk vocy 1000; 2.
pan; 8. brand; 4. verrukt; 5. poortader; 6.
Maartensdijk; 7. potentaat; 8. drossen; 9.
boden; 10. bijl; 11. 'n k.g. is twee pond; de
helft daarvan is de k, de laatste letter van
ons woord!
„Het besnoeien onzer wenschen is bevorder
lijk aan ons levensgeluk."
Van deze rebussen behoeft geen antwoord
te jrorden ingezonden,