DE PARTIJRAAD.
BUITENLANDSCHE ZAKEN IN DE
TWEEDE KAMER.
BINNENLANDSCHE ZAKEN
IN DE TWEEDE KAMER
DONDERDAG 1 DECEMBER 1932
antoÏvUT
MAX EN ZIJN VKIENBEN.
Bet en Bert geschaakt.
RIJK EN GEMEENTEN.
Vooreerst de leiding der verSade"^rotter
w. is GtJu vooizitter,
Mgr. VAN VELSEN ONGESTELD.
Pater van Hoof met bestuur van
liet Vicariaat belast.
ONZE VERHOUDING TOT BELGIE
N VAN ROOY f.
De economische voorlichting.
DE AANGEVOCHTEN ZOMER
TIJD.
MR. CARL ROMME KAMERLID.
WINKELSLUITINGSWET.
EEN HOOPVOL VERSCHIET.
STUDIECLUBS IN DE R.K. STAATS
PARTIJ.
GEEN OPENBARE VERGADERINGEN
MET DEBAT.
UITROEIING VAN ORCHIDEEEN.
Indien wij na onze verslagen over den
Partijraad nog geen oordeel hebben uit
gesproken over het verloop der besprekin
gen, dan beteekent dit niet, dat wij
ontevreden zouden zijn.
Integendeel, drie belangrijke goe e p
ten zouden wij naar voren willen i g
Zooals een vergaderingbezoekei on
Was voorbeeldig. Aalberse
die hoofschen tact paart aan hileidinae
zettingsvermogen. Zijn gr°° -
rede, hoe eenvoudig ook uitgesproken, pakte
door klare indeeling, overtuigde zeggings
kracht en niet het minst door den vromen
geest, waarmee zij was doordrenkt. Wie
haar beluisterde, schonk zonder meer zijn
vertrouwen aan dezen man, die zonder
ostentatie en vrij van allen valschen pathos
precies zegt wat hij denkt. Menige politieke
partij zal ons zulk een ervaren en even-
wichtigen voorzitter benijden
Aalberse's tact bleek vooral bij de be-
sprekingen van de amendementen. Geen
hard woord ontsnapte zijn lippen, wel pro
beerde hij integendeel ook de voorstellers
van de radicaalste amendementen te be
jegen hun goede ideeën niet te laten weg
spoelen door een stemming, maar ze rustig
te laten gedijen.
Er was vervolgens het werk der pra®-
adviseurs: van den scherpzinnigen en altijd
Waakschen mr. Goseling, die met scherpe
gevatheid het werk verdedigde door hem en
den stillen, maar even werkzamen als toe-
ge wijdten mr. Teulings tot stand gebracht.
Wij willen wel verklaren en ieder on
partijdig outsider zal dit toegeven dat
de arbeid door deze beide bestuurders onzer
party aan de prae-adviezen besteed, onze
bewondering heeft gewekt. Deze schrifte
lijke stukken waren klaar, helder en scerp.
Zij legden getuigenis af van goed inzicht en
séherp uitdrukkingsvermogen en men mag
ze met een gerust hart leggen «aast de prae-
adviezen, welke andere partij bestui en for
muleerden. Om dan nog maar te zwijgen
van de uitstekende nota over de cumulatie
kwestie. Onze menschen z™ goed doen
deze stukken te bewaren. Zij bevatten een
schat van propaganda-materiaal, geven
inziet op veel kwesties en leggen het over
duidelijk bewijs af, dat in onze partij de
meeningen van onderop met worden afge
haakt of in den doofpot gestopt.
Tenslotte: ook de geest van de vergadering,
die het groote program had goed te keuren,
was uitstekend. Dit was zeker mede een
gevolg van Aalberse's uitstekende leiding
en van de goede schriftelijke voorbereiding.
Maar het was toch ook een bewijs van die
echt goede gezindheid, waarop Aalberse
voortdurend doelde en die gelukkig onder
onze menschen leeft. De Kamerleden, uit
beide takken der Volksvertegenwoordiging,
hebben, op twee uitzonderingen na, niet het
woord gevoerd. Evenmin de aanwezige pries
ters-afgevaardigden. Wij kunnen dit niet
betreuren, omdat wij van meening zijn, dat
in vergaderingen als deze het best 't woord
gelaten wordt aan de gewone afgevaardig
den. Bijzonder verheugde het ons, dat af
wijkende meeningen zoo geduldig werden
beluisterd, hoe martelend de zeer slechte
accoustiek der zaal ook was een enkel
lustig lied ter afwisseling zou goed gedaan
hebben en hoe weinig behoefte men na
de degelijke prae-adviezen aan uitvoerige
debatten had.
Echt deugd heeft het ons gedaan, dat
van de amendementen juist die werden over
genomen, welke betrekking hebben op onze
gezinspolitiek, n.l. inzake de belastingen en
het betrekking tot de aanstelling van
vrouwelijk personeel.
Alles bijeen kunnen wij tevreden zyn over
het verloop van deze gewichtige bijeenkomst.
Maar of wij bij den a.s. strijd geheel klaar
zullen zijn, zal afhangen van ons landelijk
^\°fe 3°n?e intellectuelen, onze pro
pagandisten. Wij moeten ons niet ontveinzen,
dat ons een verwoede verkiezings-campagne
v achten staat. Onze tegenstanders zullen
oe crisis exploiteeren zoo hard ze kunnen
en de fouten, welke men ons'terecht of ten
onrechte zal aanwijzen, zullen geen geringe
afmetingen aannemen. Ons partijbestuur
het woord is groot, maar de werkers zijn
weinig kan niet alles alleen doen. Wij
moeten allen helpen. Door ons gebed, door
ons geschreven en gesproken woord, door
®en nauwkeurige vaststelling der feiten.. Dan
xal blijken, dat de Katholieke Staatspartij
het fier zelfbewustzijn de komende cam
pagne tegemoet zal kunnen gaan en onge-
Schokt alle aanvallen zal te boven komen.
Faxit Deus dat geve God tot heil van
Kerk en land.
BATAVIA, 30 Nov. (ANETA).
ia verband met den algemeenen toestand
^an zijn gezondheid en een krankheid aan de
°ceen beeft Mgr. A. P. F. van Velsen, Aposto-
best1 Vlcarls van Batavia, voorloopig roet het
den11^ van het Vicariaat van Batavia belast
r°v}Caris A. T. van Hoof.
Te Sltt ZlJSTER THEODORA, t
Ursulinen-kp r overleed Dinsdagnacht in bet
lijden, de eev^8t61" na een lang en smartelijk
mej. Vriend. zu«ter Theodora, in de wereld
Op den Waldfrieijh
ren naar ons w0r<it M»nchen had giste-
bestelling plaats van h^"1eld de teraarude;
van den befaamden Wagl' st°££elijk overschot
*ooy. Het liturgisch ceremüJ^fer va»
d°cr een der broeders van den ovenedene deken
M. j .van Rooy van G0ll(la "edene, deken
onw maken hi6,r "tZ'n w'nCle gelegenheid,
fout te herstellen welke tot 0=s ,eed.
en sloop in het artikeltje dat onze redac.
aa» dit verscheiden Dmsdag j.p wij<We
Wilton van Rooy nl. vvas "immer „geuaiura-
Useerd Duitscher". Integendeel hij is steeds
1 «derlander gebleven en hechtte daar sterk
aan, zoodat hij steeds maatregelen nam om
zijn Nederlandsche nationaliteit niet te ver
hezen.
BESMETTtf HAVEN.
Ingetrokken is de beschikking van 11 Oct..
eilanden eilanden' borende tot de Hawai-
Jhanden, besmet werden verklaard wegens
WAT DIPLOMATIE EN WAT
„HOLLANDSCH" IS
In zijn „De hoofdtrekken van Nederland's
buitenlandsch beleid", een der laatste geschrif
ten van den scherpzinnigen Struycken, dat
de moeite van het herlezen waard is, telkens
als de Kamer hoofdstuk III gaat behandelen,
treft de klacht, dat zelfs in de Volksvertegen
woordiging weinig leden „zich inderdaad moei
te geven om zich in te werken in de inter
nationale politiek, zoo, dat zij in staat zijn
zich, tenminste over de hoofdzaken een eigen
oordeel te vormen".
Maar wat zou de Katholieke staatsrechtsge
leerde gezegd hebben, indien hij had beleefd,
hoe een Minister van Buitenlandsche Zaken
's nachts na tw'ee uur zijn meening uiteenzette
over een primordiale kwestie als onze verhou
ding tot België Zeker, voor de aanwezigen
was de stilte in de Kamer wel aangenaam,
want, de heer Beelaerts van Blokland is geen
spreker, dien men gemakkelijk volgt, doch wij
vragen ons toch af of er voor deze aangelegen
heden geen beter uur ware te kiezen In elk
geval, wij hebben schier alle sprekers eenige
aandacht zien wijden aan de Belgische kwestie
en de Minister heeft naar aanleiding daarvan
ook een en ander meegedeeld in het slot zijner
rede, al liet hij uiteraard nog het meeste raden.
De eerste, die de kwestie aanraakte en maar
niets liever wilde dan zoo spoedig mogelijk
aan het graven van een kanaal beginnen, waar
in het resultaat van onderhandelingen met
België later passen zou, was ir. Bongaerts, die
ook geen vastheid van lijn in onze politiek
t- o. v. België kon ontdekken ën nadere inlich
tingen vroeg. En passant wenschte deze katho
lieke afgevaardigde even vast te leggen, dat
op onze Brabantsche belangen moest worden
gelet, dat de kwesties Antwerpen—Rijn en
Limburgsche wateren afzonderlijk dienden
bekeken, dat onze Rijnrechten ongeschonden
moesten blijven en dat wij hoegenaamd geen
vrees behoefden te koesteren voor de mogend
heden als wij haar niet vreesden.
Zonderen wij de heeren Joekes, Krijger, Vlie
gen en Snoeck Henkemans uit, die ook nadere
inlichtingen vroegen de uitingen van beide
c. h. afgevaardigden gingen vrij ver dan
was er vooral de rede van dr. Colijn, welke
aandacht verdiende omdat hij immers van
Kerstmis 1929 tot Paschen van dit jaar onze
officieuse onderhandelaar is geweest. En nu
trof ons de tegenstelling in de redeneering van
dezen afgevaardigde en die van ir. Bongaerts.
Zeker zijn beiden het eens over het feit, dat
Nederland aan alle verplichtingen, voortsprui
tend uit de verdragen van 1839 heeft voldaan,
maar hiermee is volgens dr. Colijn het laatste
woord niet gezegd. Deze achtte tusschen beide
landen /elerlei belangen te regelen, vooral
inzake liet verkeer en wel in het licht der
wederzijdsche behoeften van dezen tijd. En
men kan daarbij geen oude toestanden tot
maatstaf nemen. Wat bereikt was, aldus Colijn,
zou instemming hebben gevonden en de daar
tegen gerezen ontevredenheid berustte naar
zijn meening op onjuiste voorstellingen of
onjuiste waardeering van het voorgestelde. Een
kanaal graven, zooals ir. Bongaerts voorstelde,
zou onze positie aanmerkelijk verzwakken. Dr.
Colijn bleek de moeilijkheden niet zoo licht
te schatten. Zeker, er zijn zaken waarop wij
recht hebben, zoo het wegnemen van den stop
van Lanaye. Maar recht hebben, aldus de
anti-rev. leider, is nog wat anders dan recht
effectueeren en een proces zou ons verkeer,
alleen al door den langen duur, heel wat kosten.
Dr. Colijn toonde zich niet „zoo optimistisch
als sommigen in Nederland wel lijken".
e minister bleek de zaak al evenmin erg een-
,101K s vlnaen. Men kon aan hem merken,
dat het hem werkelijk leed heeft gedaan de
zaak niet tot oplossing te hebben kunnen bren
gen. Afgezien van hetgeen hij zei over de „eigen
geschiedenis van Nederland en België, waar
wel een en ander aan toe te voegen ware, be
woog Z. Exc. zich zeker in Struycken's voet
spoor, toen hij het bestaan van een onafhanke
lijk en zelfstandig België, van actueel Neder-
landsch standpunt gezien althans, een Neder-
Iandsch belang noemde en een goede verstand
houding tusschen België en Nederland een al
gemeen Europeesch belang.
Z. Exc. heeft ook over de zwarigheden ge
sproken, die een regeling in den weg staan. De
eerste was de Belgische oorlogspsychose, welke
alle onderhandelingen uitsloot; de tweede wordt
gevormd door de concurreerende belangen van
Antwerpen en Rotterdam: de derde is de moei
lijkheid een eenmaal ontworpen verdrag, dat
slechts vrucht van loven en bieden kan zijn en
altijd in beide landen opponenten zal hebben,
goedgekeurd te krijgen in de vier takken van
Volksvertegenwoordiging. Een tweede verwer
ping immers zou, naar de minister zei, „onher
stelbare schade" teweeg brengen.
Deze minister Is een ernstig man, die heele-
maal niet over van Karnebeek's grootsche wel
sprekendheid beschikt en niet gauw sterke
woorden gebruikt. Men moet dus zijn woorden
ernstig nemen. Jhr. Beelaerts vertelde, dat eerst
schriftelijk van gedachten gewisseld was: de
elementen der onderhandelingen werden gepu
bliceerd in het Witboek. Daarna zijn de monde
linge onderhandelingen begonnen op Neder-
landsch initiatief en Nederland wilde het ver
drag geparafeerd zien vóór Paschen 1931, opdat
het zittend kabinet de zaak kon afhandelen en
de teere kwestie geen element in den verkie
zingsstrijd zou worden. Brussel billijkte dit ver
langen, waarvan de verwezenlijking niet moge
lijk bleek. Waarom niet? Dat hebben wij niet
vernomen. Wel schijnt de campnagne, zooals
de minister het verzet noemt tegen de uitgelekte
voorstellen, welke het eerst in ons blad gepu
bliceerd werden en ondanks allerlei tegenspra
ken juist bleken, daar mede oorzaak van te zijn
geweest men herinnere zich do interpellatie-
Lohman in de Eerste Kamer en de minister
verklaarde, dat hij geen gemakkelijke taak had
gehad, vooral inzake de AntwerpenRijnver-
bind'ing.
In eik geval staat nu wel vast, dat het vol
gend ministerie ook deze zaak zal hebben op te
knappen, een feit, waarmee men nolens volens
bij de a.s. verkiezingen wel degelijk rekening
zal moeten houden en bij de kabinetsformatie
eveneens. Dat deze minister de kwestie zal op
lossen, hoe serieus en toegewijd hij er ook aan
gewerkt heeft, zal wel niemand gelooven. Wij
doen hem geen onrecht als wij als onze eerlijke
meening zeggen, dat deze excellentie wellicht
een uitstekend diplomaat is, maar in deze kwes
tie niet juist van een bijzondei- fijn ontwikkelde
politieke feeling blijk gaf.
Misschien dat Colijn meer kans van slagen zou
hebben: als deze staatsman den knoop niet ont
wart, is hij althans zeker in staat hem met for-
schen slag f]oor te hakken. Waarmee weer niet
gezegd is, Clat hakken nu juist het summum
moet- heeten van diplomatie.
Een tweede kwestie, welke mr. Kortenliorst
aansneed en die ook alle andere sprekers aan
raakten, was de overbrenging van het econo
mische deel van Buitenlandsche Zaken naar
Economische Zaken. Prof. Aalberse had bij de
algemeene beschouwingen den Minister al drei
gend toegevoegd: „Bij Filippi zien wij elkaar
weder" en niet ongeestig merkte de Minister
op, dat wnar Julius Caesar er zelf niet was,
de geest van Marcus Antonius verscheen in de
persoon van mr. Kortenhorst, die al een amen
dement had ingediend om 10.000 gulden van
de begrooting te schrappen en zoo den Minister
te dwingen, wij zullen maar zeggen, economi-
schen voorlichtingsdienst over te brengen. De
katholieke afgevaardigde had niet te klagen
over steun. Toch trok hij zijn amendement later
in, daar hij toch eerst de definitieve werking
van den nieuwen dienst onder dr. Hirschfeld
wilde afwachten, terwijl Colijn en Joekes nog
over de a,s. departementswijzigingen gesproken
hadden.
Naar onze meening kan de intrekking moei
lijk geschied zijn naar aanleiding van 's Minis
ter's verklaringen.
Uit het ministerieele antwoord vermelden wij
nog, dat Duitschland spoedig de eerste oorlogs
herstelbetalingen zal doen, dat de bewindsman
de z.g. ontwapeningsconferentie mislukt acht,
indien geen werkelijke vermindering der be
wapening wordt bewerkt, dat de Volkenbond
meer zijn kracht zal moeten ontleenen aan
moreele macht dan aan sancties (een stand
punt, dat wel niet allen zullen' deelen) dat het
diplomatieke en consulaire corps ook zooveel
mogelijk economisch wordt geschoold er is
zelfs een club en dat aan ambassadeurstitels
niet wordt gedacht. Het is jammer, dat cumu
latie- en soortgelijke querulanten niet hebben
gehoord, hoe de Minister zei, dat meer dan één
Nederlandsche gezant zijn stand ophoudt niet
van zijn salaris, maar uit eigen beurs. Dit is
erg mooi, maar bewonderenswaardig lijkt ons
de toestand niet, evenmin als de kruideniers
houding van den liberalen spreker, die wel
ambassadeurs wil, als.... 't niets behoeft te
kosten. Dat is nou „Hollandsch!"
KANUNNIK THARCISIUS BOOTSMA.
6 December a.s. 25 jaar secretaris
van Mgr. Heylen.
Onze Brusselsche correspondent meldt ons:
Op Dinsdag 6 December a.s. zal het 25 jaar
geleden zijn dat de Nederlandsche Norbertijner-
pafer Tharcisius Bootsma, particulier secre'a-
ris werd van Z. H. Exc. Mgr. Heylen, bisschop
van Namen en zelf ook monnik van de Prae-
monstratenzerorde.
In religieuze kringen van een groot deel der
wereld, mogen wij wel zeggen, is kanunnik
Bootsma een zeer bekende en beminde figuur.
HET BISSCHOPSJUBILEUM VAN
KARD. FRUEHWIRTH.
ROME, 30 November. (H. N.) Paus Pius XI
heeft kardinaal Frühwirth een eigenhandig
schrijven met Zijn hartelijke gelukwenschen
voor diens 25-jarig bisschopsjubileum gezon
den.
KONINGIN HEDWIG VAN POLEN.
Naar uit Warschau vernomen wordt, zullen
door een groep vooraanstaande leeben en gees
telijken pogingen in het werk worden gesteld,
om de zaligverklaring van koningin Hedwig
te verkrijgen.
EEUWFEEST CONGREGATIE ZUSTERS
VAN LIEFDE TE TILBURG.
Z. II. Exc. de Bisschop van Haarlem, Mgr. J.
D. J. Aengenent, heeft van Zijn hooge belang
stelling doen blijken in het eeuwfeest van de
Congregatie van de Zusters van Liefde van Til
burg, door in de kapel der Eerw. Zusters van
het Veronicagesticht aan het Spaarne te Haar
lem een stille H. Mis op te dragen, geassisteerd
door den zeereerw. heer Th. Pichot, Becretaris
van het bisdom en rector Falkenberg, herder
der Haarlemsche Duitsche meisjes. Door de
zusters werden verschillende liederen uitge
voerd. Mgr. hield een korte toespraak.
Na de H. Mis zat Mgr. aan bij het ontbijt.
Hier dankte hij nogmaals de zusters voor
haar velen goeden arbeid, in den loop der jaren
verricht. Voordat Mgr. vertrok bezocht hij de
zieke zusters op de ziekenzaal. De Congregatie
telt in het Haarlemsche Bisdom 17 huizen, ver
der scholen, een weeshuis en een ziekenhuis.
415. De slechte honden vergaderen ook.
„Mannen", zegt J. „sinds de burgerwacht ge
vormd is, hebben wij geen leven meer. De
buurt wordt eiken nacht bewaakt. Ik heb in
dien tijd nog geen been kunnen stelen".
„Schande!" roepen de slechte honden.
„Maar wij zullen ons wreken!" vervolgt J.
416. In de woning van tante Anastasia
liggen Bet en Bert rustig te slapen bij het
open venster. Hun mama verricht huishou
delijke bezigheden, en zal weldra met het
ontbijt voor haar lievelingen binnenkomen.
417. Plotseling ontwaken Bet en Bert. Zij
voelen dat zij worden opgetild. „Goede
morgen, mama", zeggen zij, maar als zij de
oogen wijd openen, zien zij niet het zacht
moedige gelaat van tante Anastasia. doch
de wreede trekken van den hond, wiens
naam met een J. begint.
Naar wij vernemen heeft de heer mr C P
M. Romme heden aan het Centraal' Stem
bureau bericht, dat hij zijn benoeming tot lid
der Tweede Kamer aanneemt
Eindelijk is het officieeie bericht er, dat mr.
C. Romme het Kamerlidmaatschap heeft aan
vaard.
Hierbij is een gelukwensch op z'n plaats aan
onze Tweede Kamerfractie, die zich ziet ver
sterkt en verfrischt met zoo'n veel belovende
jonge kracht, of liever met een jonge kracht,
die reeds kan bogen op een staat van dienst,
dien menig oudere benijden kan.
Mr. Romme toonde zich aanstonds bij zijn
publiek optreden van het hout waaruit men
leiders snijdt: echt wagenschot!
Door zijn bekwaamheid, zijn scherp inzicht,
dat warmte van gevoel niet uitsluit, door zijn
vlotte en aangename welsprekendheid, die ge
heel het kenmerk draagt van zijn ronde, in
nemende persoonlijkheid.
Speciaal op het terrein van onderwijs en
financiën voelt hij zich t'huiiis.
Wij hopen, dat zijn optreden als Kamerlid
van langen duur zal zijn en zien hem reeds
als een ras-trekpaard zijn diensten presteeren
bij de a.s. Kamerverkiezingen: Mr. Romme zou
een van die zeldzame candidaten zijn, die in
alle kringen met enthousiasme zullen worden
gesteund.
Mr. Romme werd geboren op 21 December
1896 te Oorschot in Brabant, waar.zijn vader
kantonrechter was. Later werd zijn vader tot
raadsheer benoemd aan het Amsterdamsehe ge
rechtshof en verhuisde de familie naar de hoofd
stad.
In 1908 ging mr. Romme op het St. Ignatius-
college te Amsterdam om, na het eindexamen,
in 1914 de studiën voort te zetten aan de Am
sterdamsehe universiteit, waar hij in de rechten
ging studeeren. In 1919 vestigde hij zich als
advocaat te Amsterdam. In 1924 promoveerde
hij op stellingen. Toen in 1921 de Watergraafs
meer door de hoofdstad werd geannexeerd wa
ren nieuwe verkiezingen voor den gemeenteraad
noodzakelijk. De heer Veraart, broer van den
professor, die lid van den raad van de Water
graafsmeer was, stelde zich niet meer beschik
baar voor de verkiezingen.
De 24-jarige mr. Romme die eveneens tot de
gemeente Watergraafsmeer behoord had, werd
toen tot lid van den Amsterdamschen raad ge
kozen.
Het belang an de gezinnn.
„Habeo adversus te pauca ik heb een wei
nig tegen u", kon menig spreker gistermiddag
zeggen tegen Minister Ruys de Beerenbrouck,
die immers niet te klagen had over een slechte
kamer en daartoe ook geen reden heeft ge
geven. Dat zoowel de Minister als de sprekers
het kort konden maken, ligt behalve aan de
vervlogen algemeene beschouwingen ongetwij
feld ook aan de heldere en afdoende wijze,
waarop deze Minister schriftelijk van gedach
ten wisselt met de kamer. Men mag op sommige
andere departementen gerust eens kennis ne
men van stijl en inhoud van de Memorie van
Antwoord op hoofdstuk V. Er moge hier eens
wat ontbreken, over 't algemeen kon men aan
deze memorie geven, wat de soc.-dem. mevr.
de Vries terecht aan het verslag over het
krankzinnigenwezen schonk; een woord van
lof.
Zeker waren er wenschen, ook afgezien van
de rigoristische verlangens van ds. Zandt, die
alle dansen en iedere bioscoop uit den booze
vindt. Wij begrijpen, dat tegen excessen wordt
gewaakt en evenals Dinsdag mej. Meijer, heeft
gisteren mr. Teuling nog eens op reëele geva
ren van de biosco p gewezen. Maar de collega
vain ds. Kersten wil aJ te radicaal te werk gaan.
Dat de heer van Dis, die ook tot Kersten's groep
behoort, mede dSArom beweert, dat de coalitie
ons volk „naar het heidendom" voert, klinkt
wel krachtig, maar is nog niet juist, al wordt
de bewering ook gedrukt en wellicht nage
drukt. Evenmin als de staatkundig-gerefor
meerde klachten over den stemplicht ernstig
zijn, daar mr. Beumer nog eens weer duidelijk
heeft aangetoond, dat in ons land slechts een
opkomstplicht bestaat, maar geen stemplicht in
den eigenlijken zin des woords. Het is ook on
denkbaar, dat de christelijke partijen in ons
land een toestand zouden handhaven, welke
burgers zou dwingen tegen hun geweten te
handelen. De katholieke lezer herinnere zich nl.
dat sommige protestanten gewetensbezwaren
hebben tegen het vrouwenkiesrecht. Het be
zwaar van den heer Braat tegen het stemrecht
van landarbeiders, is vanzelfsprekend van min
edelen aard.
Over burgemeestersbenoemingen is ook weer
een en ander te doen geweest. Als men echter
nagaat, hoeveel deze Minister er jaarlijks be
noemt, schijnt zijn greep over 't algemeen
nog al gelukkig. Zeer juist achten wij het
standpunt der Regeering, dat geschiktheid voor
besturen zeker niet achtergesteld mag worden
bij concrete, administratieve kennis. Het bur
gemeesterschap is nu eenmaal heel anders dan
het ambt van secretaris, dat wij uitzonder
lijke gevallen daargelaten inderdaad van
zulk een technischen aard achten, vooral in
dezen tijd, dat hier kennis der gemeente-admi
nistratie in 't bijzonder en van het bestuurs
recht in het algemeen, moet worden geëischt.
De Minister deelt trouwens dit standpunt. Ook
zijn denkbeelden over de samenvoeging van
gemeenten kunnen in groote lijnen worden
aanvaard. Zij hebben voor ons waarde, omdat
deze bewindsman, die tien jaar deze kwesties
bekeek, over ervaring beschikt.
Een heel ernstige zaak is die der noodlijdende
gemeenten. „Zij groeien vast in tal en last",
was de heer Smeenk geneigd met Vondel te zeg
gen en ds. v. d. Heide, die speciaal de aandacht
vroeg voor de „Emmer ziekte" (om met den
Drenthschen gedeputeerde Gorter te spreken,
die zich nog altijd Emmen's wethouder schijnt
te voelen) bezwoer den Minister toch medelij
den te hebben met deze Drenthsche gemeente.
„Zoo kunnen we niet doorgaan", zuchtte de
predikant, die werkelijk droeve armoe-staaltjes
uit deze gemeente ophaalde en den Minister
tot een bezoek uitnoodigde.
Nu schijnt Lohman eens gezegd te hebben:
„Dominees deugen niet voor politiek. Want,
óf zij hebben verstand van geld en dan zijn het
geen goeie dominees óf ze hebben er geen ver
stand van en dan hooren ze niet in de poli
tiek thuis." Minister Ruys zegt nooit scherpe
dingen. Maar hij verzuchtte: „Eigenlijk kan ik
ook niet doorgaan met steunen". De begroo-
tingspost voor onderstand aan noodlijdende
gemeente* is al met 175.000 verhoogd en be
draagt nu 575.000. Uit zelfbehoud moet het
Rijk aan steun vragende gemeenten wel voor
schrijven de belastingen zoo hoog mogelijk op
te voeren en de uitgaven zoo sterk mogelijk
te drukken. Wij begrijpen volkomen de voor
zichtigheid van den Minister. Toch meenen
wij met den heer Smeenk e.a. sprekers, dat
vooral de eisoh van 200 opcenten op de perso-
neele belasting dient herzien. Wij weten wel,
dat het na de wet-1929 een der weinige be
schikbare bronnen is, doch een huishuur van
vier gulden per week met één gulden belasten,
gaat ons te ver en daarop dient iets gevonden
niet in 't minst in 't belang van de gezinnen.
Vóór de middag eindigde, had de Minister
een tweede invitatie te pakken: „Komt u eens
in „De Joodsche Invalide" kijken, excellentie'
vroeg dr. Vos, die een sympathiek pleidooi hield
om Joodsche geesteszieken in Joodsche inrich
tingen onder te brengen. Dit pleidooi had zicht
baar de instemming van den Minister en wij
gelooven, dat deze al het mogelijke zal doen
om den wen,sch In te willigen.
Een betere steunregeling voor werklooze Ne,
derlanders is in Duitschland in voorbereiding
en morgen komen de afdeelingen werkverschaf
fing en steunverleening aan de beurt.
Dinsdag verklaarde Minister Ruys zich po
sitief tegen de afschaffing van den Zomertijd en
verwierp de Kamer de daartoe strekkende mo
tie-Zandt met 54 tegen 22 stemmen. De anti-
rev. heer v. d. Heuvel en de c.h. heer Bakker
willen het nu per initiatiefwet probeeren. Of
zij na Braat's failure zullen slagen, is een heele
vraag en ook of de Minister, gezien zijn re
cente verklaringen geneigd zou zijn de onont
beerlijke medewerking te willen verleenen, dient
afgewacht.
Bij den aanvang van de zitting is de Be
grooting van Buitenlandsche Zaken goedgekeurd
met 77 tegen 2 communistische stemmen. En
de heer de Visser stelde vast dat hij alweer
ten onrechte was buitengezet, terwijl mr. Joe
kes er voor alle securiteit op wees, dat hij met
zijn interruptie het oog op de Russische justitie
had. Precies zooals wij hadden begrepen en
wel weinigen niet zullen hebben verstaan. De
soc. dem. fractie had er geen behoefte aan, haar
houding van Dinsdag nader te verklaren. En de
president sloot het geval met de bede om meer
gematigdheid in het vervolg. De communist
heeft zijn verontschuldiging aangeboden vocfl"
het leelijke scheldwoord aan 's heeren Kete-
laar's adres, die niets anders had misdaan dan
hem zachtjes te zeggen: „U kunt de waarheid
niet verdragen".
Het doel en de middelen waarmee
dit moet worden nagestreefd.
Het dagelijksch bestuur der R. K. Staatspartij
heeft onderstaand rondschrijven gezonden aan
de besturen der R. K. Rijkskieskringorganisa-
ties.
Het program-1933 is vastgesteld met mede
werking van de organen, welke het Partijregle-
men.t daartoe heeft aangewezen. Voor het D.B.
zou er zonder meer geen aanleiding zijn hiervan
nadrukkelijk melding te maken, al gebruikt het
gaarne deze gelegenheid om zijn voldoening uit
te spreken over de wijze waarop verscheidene
organen der Partij, in juist begrip van hun taak,
hun medewerking hebben verleend.
Er is echter ook belangstelling getoond voor
het ontwerp-program op een v, ze, die kwalijk
overeen te brengen is met de goede orde in de
Partij, zooals die in het reglement is vastgelegd,
met het doel van het werk, ja zelfs met een
loyale medewerking binnen het partijverband.
Wij doelen op de wijze, waarop hier en daar
studieclubs van baar activiteit hebben doen
blijken. Studieclubs zijn in het kader van het
Partijreglement opgenomen jls deelen van het
partijorganisme, niet als volkomen autonome
lichamen. Dit laatste zou in een behoorlijke
organisatie ook moeilijk denkbaar en zeker niet
toelaatbaar zijn. Studieclubs behoeven dan ook
de erkenning van plaatselijke kiesvereenigingen
of rijkskieskringorganisaties, en zijn onderwor
pen aan een bijzonder toezicht vanwege het be
stuur van het orgaan der Partij, dat de studie
club heeft erkend (art. 9 en 10 P.R.)
Dit alles behoeft studieclubs in gezonde ont
plooiing van haar werk geenszins te belemme
ren. Mits er aan wordt vastgehouden, dat 't doel
der clubs uitsluitend studie zij. Als elk ander
doel moet dit worden nagestreefd met geëigen
de middelen. Een zoodanig middel kan zijn, he'
zich verdiepen in vraagstukken individueel of
gezamenlijk onder leiding, onderlinge gedach-
tenwisseling, dit alles met het doel, de verwor
ven meerdere kennis en het beter inzicht uit te
dragen in de vergaderingen van kiesvereeni-
ging of kieskring.
De behandeling van onderwerpen in openbare
vergaderingen, nog wel na openbare aankondi
ging, waarbij de gelegenheid tot debat publie
kelijk wordt opengesteld, kan niet alleen met
studie niets meer te maken hebben, maar draagt
daarentegen een geheel ander karakter.
Het D.B. is van oordeel, dat de verhoudingen
in onze partij zoodanig gezond zijn, dat het geen
grond heeft gevonden tijdens de behandeling
van het ontwerp-program van zijn inzicht uit
drukkelijk te doen blijken. Een gezonde partij
kan een groote mate van vrijheid verdragen.
Maar er moet tegen worden gewaakt, dat het
onontbeerlijk onderling vertrouwen wordt ge
schokt.
Studieclubs, die openbare vergaderingen hou
den en zoodoende een stuk leiding in de partij
naar zich toe trachten te trekken, handelen in
strijd met de taak, die haar bij het reglement
is toegedacht, en wat erger is zij onder
mijnen het onderling vertrouwen, dat voor een
vruchtbare werkzaamheid van elke partij nood
zakelijk is.
Omtrent dit alles kan geen redelijke twijfel
bestaan. Daarom vertrouwt het D.B., dat ook
enkelen in onze gelederen, die in onberaden
ijver te ver zijn gegaan, dit zullen inzien en
dat zij hunne activiteit in goede banen zullen
leidsn. En zeker zullen de besturen van Kies
kringen en Kiesvereenigingen zich hun taak
in dezfe bewust zijn en ervoor waken, dat de
resultaten van studie waarlijk aan de partij in
haar organisatorisch verband ten goede zullen
komen.
Minister Verschuur over tegemoet
koming aan de bezwaren.
In de Memorie van Antwoord aan de Tweede
Kamer betreffende de begrooting van Econo
mische Zaken en Arbeid wordt meegedeeld, dat
de toepassing der winkelsluitingswet inderdaad
verschillende bezwaren aan het licht heeft ge
bracht, die den minister reeds hebben doen
overwegen, of daarin niet door wetswijziging
ware te voorzien. Mede in verband hiermede is
thans nog een onderzoek gaande naar de ge
volgen, welke deze wet voor den winkelstand
heeft. Ofschoon alle gegevens nog niet in zijn
bezit zijn en hij zich dus voor het oogenblik
een eindoordeel nog moet voorbehouden,
meent hij toch wel te mogen verklaren,
dat, naar zijn aanvankelijken indruk, de wet
voor sommige soorten winkels inderdaad in
meerdere of mindere mate schadelijk werkt.
Anderzijds schuilt in de algemeen vernomen
klacht, dat de wet zoo funeste gevolgen voor
den winkelstand heeft, naar den door den mi
nister tot dusver verkregen indruk stellig
overdrijving, al ontveinst hij zich niet, dat
een verruiming van de verkoopgelegenheid voor
sommige soorten van winkels, in het hijzonder
voor wat den Zondag betreft, wellicht noodig
zal blijken. Aan de hand der uitkomsten van
het onderzoek zal hij zich te zijner tijd beraden
omtrent wat te doen staat. Zoo noodig zal hij
een wijzigingsvoorstel bij de staten-generaal
indienen.
De toestand met betrekking tot automaten
laat ook naar 's ministers indruk te wenschen
over.
De minister is bereid te overwegen, in hoe
verre er aanleiding bestaat om, hetzij door wets
wijziging, hetzij door verandering in de wijze
van uitvoering der wet, te voorzien en in de
kwestie, dat de goedkeuring door de Kroon
van verordeningen volgens art. 9 der wet niet
aan een bepaalden tijd gebonden wordt.
IBS
De firma C. Jamin heeft den volgenden open
brief aan den Minister van Economische Za
ken en Arbeid en de leden van de Eerste en
Tweede Kamer gezonden:
„Met verschuldigden eerbied, deelt onderge-
teekende UEdelgestrenge mede, met waardee
ring en instemming kennis te hebben genomen
van het voorstel tot wetswijziging inzake win
kelsluiting door den Vrijheidsbond voorge
dragen.
Zij is ervan overtuigd, dat hij aanneming van
het betreffend ontwerp een aanzienlijk deel der
door de winkelsluitingswet veroorzaakte de-
bietsvermindering aanstonds zal worden her
steld, met als gevolg, dat de daardoor ontstane
werkloosheid zoowel in de onderhavige als ne
ren bed rij ven, in het belang van degenen er bij
betrokken, zal worden opgeheven en ten bate
ran het algemeen zal strekken.
De opheffing van Zondagssluiting op
4 December in sommige gemeenten.
Door den heer Smeenk zijn aan den minis
ter van Economische Zaken en Arbeid de vol
gende vragen gesteld:
Is het den minister bekend, dat sommige
gemeenteraden, op grond van artikel 9, lid 3,
van de Winkelsluitingswet, besluiten tot op
heffing van het Zondagsregime voor alle win
kels, bijv. op Zondag 4 December a.s.?
Is de minister niet van oordeel, dat op deze
wijze aan artikel 9, lid 3, van de bedoelde wet
een toepassing wordt gegeven, dit in strijd is
met letter en geest van het desbetreffende ar
tikel?
Acht de minister, bij toestemmende beant
woording van de tweede vraag, termen aanwe
zig om dergelijke raadsbesluiten ter vernie
tiging aan de Kroon voor te dragen?
Om belasting aan te zuiveren.
De Nederlandsche Commissie voor Interna
tionale Natuurbescherming vestigt de aandacht
op het feit, dat te Makassar duizenden „larats"
orchideeën (Dendrobium phalaenopsis) ten
verkoop worden aangevoerd, waardoor de oor
spronkelijke vindplaats onherstelbaar vernie
tigd dreigt te worden.
Een harer correspondenten schrijft hierover
bet volgende:
„Larat, een eilandje van de Zuid-Ooster
ei.ianden in de Molukken, heeft de over 1931
verschuldigde belasting nog niet geheel opge
bracht. De bevolking zoekt nu naar bronnen
van inkomsten en daar het eiland bekend is
door de fraaie paarse en witte orchideeën, die
daar groeien, de z.g. „larats", worden deze
planten verzameld, door den Gezaghebber in
ontvangst genomen en bij- tienduizenden tege
lijk naar Makassar gevoerd om daar voor 5
cents per stuk verkocht te worden.
Ze vinden er grif aftrek, want nog nimmer
was van den aanvoer van een dergelijk groot
kwantum gehoord, en men ziet ze dan ook op
bijna ieder erf in de omgeving. Vrijwel met
elke K.P.M.-boot komen nieuwe zendingen aan.
Een klein rekensommetje wijst uit, dat voor de
betaling van 8000 achterstand ruim 160.000
planten móeten worden weggehaald.
Is het niet mogelijk een dergelijke uitroeiing
op groote schaal, en dan nog wel op de oor
spronkelijke vindplaats, te voorkomen en zijn
er geen andere bronnen van inkomsten om
deze belastingpenningen, die natuurlijk moe
ten worden betaald, aan te zuiveren?"
AANKOMST MAIL.
De mail van Indië en China per Eng. s,
Rajputana wordt Vrijdag 2 December, 4 aur
voormiddag, te Marseille -jerwanht.