NOG MAAR EENS: HET PACHT VRAAGSTUK. ARBEID IN DE TWEEDE KAMER. ZATERDAG 3 DECEMBER 1932 EERSTE KAMER. De burgerwacht in het geweer. MINISTER VERSCHUUR VER DEDIGT ZIJN BELEID. ARBEIDSTIJD EN WINKELSLUITING. AMBTENAARSSALARISSEN A MENDEMENT-SURING. De parlementaire jaren 192t.3^® d 31 waren vol pacht-rumoer. Er werd druk gesproken en geschreven over de toen aan- hangige wetsontwerpen houdende nieuwe regeling van de pacht en regeling van de Pachtcommissies, ingediend bij Koninklijke Boodschap van 29 Juni 1929. Toen op 12 November 1930 de Tweede Kamer de flink geamendeerde ontwerpen met 65 tegen 26 stemmen aannam, heerschte er, speciaal on der de Katholieke boeren en tuinders, een hoorbare tevredenheid. \Vel brachten deze ontwerpen lang niet alles wat zij hadden gewenscht, maar het veel-omstreden conti nuatie-recht werd er dan toch zij het dan slechts in principe, zonder praktisch veel levensvatbaarheid te bezitten in er kend. Maar toen kwam de Eerste Kamer en kneep 0p 5 Februari 1932 de ontwerpen eenvoudig dood. Reeds een week later, op 12 Februari, lag er bij de Tweede Kamer een initiatief voorstel van het lid, den heer Ebels, waar in bijzondere maatregelen waren vervat ten aanzien van loopende pacht-overeen- komsten. Een crisis-wet je dus. De S. D. A. P., die zich niet graag laat overtroeven, wenschte ook ZÜ het dan louter platonisch te getuigen van rood gloeiende liefde voor den pachtboer en bij brief van 25 Februari deponeerde het lid, de heer Van der Sluis, ook een initiatief voorstel bij de Tweede Kamer. Zonder ook maar het minst het auteursrecht te eerbie digen, gaf de heer van der Sluis een totaal ongewijzigde, en dus zelfs onverbeterde editie uit van het zoo pas door den Senaat ter dood gebrachte wetteke. Het voorstel-Ebels bracht het tot het Staatsblad. Dat van den heer Van der Sluis werd, nadat de Kamer „la mort sans phra ses" over art. l had uitgesproken, schielijk door den voorsteller ingetrokken. Intusschen had de Katholieke Nederland- sche Boeren- en Tuindersbond ook niet stil gezeten en was gaan aankloppen bij de Ka tholieke Staatspartij. Op 2 April had tus- sc len de Besturen van Bond en Partij eene espreking plaats, die mede aanleiding heeft gegeven tot een op 25 Juni 1932 ge nomen besluit van het Partijbestuur, waar hij ter verkrijging eener constructieve op lossing van het vraagstuk eene Studie commissie inzake het pachtvraagstuk werd ingesteld onder voorzitterschap van nie mand minder dan mr. J. R. H. v. Schaik, lid en voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Voor ons, Katholieken, geldt dus op het oogenblik eigenlijk het: „sub judice lis est En ik zou dan ook gezwegen hebben, in dien niet een der zuster-organisaties van den Kath. Nederl. Boeren- en Tuinders- bond zich onlangs in het openbaar over de pachtkwestie had uitgesproken. In het or gaan van den (Protestantsch) Christelijken Boeren- en Tuindersbond in Nederland (C. B- T. B.) „Ons Platteland", van 24 Nov. S.U komt de mededeeling voor, dat het Hoofdbestuur van den C. B. T. B. besloten had de wenschen dezer organisatie ten aan zien van een definitieve wijziging der pachtwet te formuleeren en deze dan ter kennis te brengen van het Hoofdbestuur der Christelijk-Historische Unie en van het Centraal Comité van Anti-Revolutionaire Kiesvereenigingen, met het verzoek in hun ne programma's met deze wenschen zoo veel mogelijk rekening te houden. Déze wenschen zijn geformuleerd door de Com missie voor Pachtzaken uit het hoofdbe stuur van den C. B. T. B., bestaande uit de heeren Chr. van den Heuvel (lid der Tweede Kamer) te Heemstede, J. Haver kamp (rentmeester der Stadslanderijen) te Kampen en H. A. Marra te Morra-Lioesens. De wenschen zijn door deze heeren als volgt geformuleerd: 1. Het gebruiksrecht van den pachter op den grond dient zoo langdurig mogelijk te zijn en zulks in de pachtwetgeving bevorderd. 2. In de wet worde de mogelijkheid ge steld om tijdens den duur van het pachtcon- tracht wijzigingen van de pacht te verkrijgen bij conjunctuurschommelingen van beteekenis, ten behoeve van beide partijen, met nietig heid van elk hiertegen gemaakt beding. 3. Den pachter worde het recht verleend bij vertrek van het gehuurde vergoeding Voor aangebrachte verbetering (ook de bij huurcontract bedongene) van den verhuurder te vorderen. Insgelijks worde in de pachtwetgeving af zonderlijk geregeld het recht van den ver huurder op vergoeding van schade door ver- waarloozing, beide rechten met nietigheid van elk hiertegen strijdig beding. 4. De verpachter worde verplicht om, wan neer hy na afi00p van het contract tegen zijn uitgedrukten wil niet opnieuw kan in huren en daardoor genoodzaakt wordt ziiö bedrijf elders te hervatten, aan den vertrek kenden pachter een schadeloosstelling te be" talen, in de wet te bepalen op een vast ee deel te van den huurprijs, met nietigheid van elk hiertegen gericht beding. 5. In ieder Kanton worden permanente Pachtcommissies in het leven geroepen, be- staande uit een pachter, een verpachter en den kantonrechter als voorzitter. 6. De taak der pachtcommissies zij: le. wijziging der pacht bij beteekenende conjunctuurschommeling, hetzij verhooging, hetzij verlaging, op verzoek van verpachter e" Pachter; huuC toekenning bij beëindiging van het w-gebruik van: ring tr.8°eding voor aangebrachte verbete- den naduns den geheelen gebruikstijd van b. schaaer; wegens verwer®oeding aan den verpachter 7- Bij pubuau00zing door den pachter, sollicitatie worn verhuring of verhuring bij te verhuren hoevhet te verhuren land of de taxatie bij de aaniyooraf getaxeerd, welke moet worden verme]?ndiging of omroeping solliciteerende paehter Indien de biedende of boven deze getaxeerde p!en huurprijs biedt verschil gedurende den ^waarde' bliJft het tract voor zijn rekening enr .van het con- voor vermindering door de J5. ,n'et vatbaar ciitcommissie. Om bij het laatste te beginnen ZR een uitstekende gedachte. Immer^T normale tijden worden de pachten veelal opgedreven door de boeren zelf, hetgeen hoe onverstandig ook toch begrijpelijk iSj als men bedenkt, dat de vraag naar boer derijen en los land het aanbod gewoonlijk ver overtreft. De gegadigden worden tegen elkaar opgejaagd; men maakt zichzelf van alles wijs omtrent hetgeen men „er uit kan halen" en het eind is dan- veel te duur gepacht! Indien nu bepaald wordt, dat bij Publieke verhuring of verhuring bij sollici tatie (inschrijving) de vooraf getaxeerde waarde moet worden vermeld, hebben de gegadigden steeds dit deskundig taxaat voor oogen en kan deze maatregel voor hen bij het bieden een goede rem zijn. Te meer, als er dan verder nog bepaald wordt, dat, in dien iemand toch hooger dan de getaxeerde pacht gaat, hij later geen enkel recht heeft op vermindering van pacht. Als hij welbe wust een naar deskundig oordeel te hooge pacht op zich neemt, dan moet hij later ook niets niemendalle meer te protocollen heb ben. Alleen mag er wel een nader voor schrift komen, om te bepalen aan wie de taxatie zal worden opgedragen. Men kan dit niet zonder meer aan den eigenaar-ver pachter of den notaris overlaten. De taxatie moet afkomstig zijn van een deskundige en onpartijdige instantie misschien van de Pachtcommissie in het desbetreffende kan ton De instelling van Pachtcommissies is toe *e.. juichen. Waar echter deze commissies, blijkens punt 6 van de wenschen van den C. B. T. B., in hoofdzaak schattingswerk te doen hebben, zou ik er den Kantonrechter maar liever buiten laten. Vooral omdat de Kantonrechters veelal zelf landeigenaars zijn of veel in kringen van landeigenaars verkeeren. En al ben ik er persoonlijk van overtuigd, dat verreweg de meeste Kanton rechters hoog genoeg staan, om ook in pacht zaken een onpartijdig standpunt in te nemen, toch zou ik ter wille van het ver trouwen van beide partijen in de Pacht commissie den Kantonrechter zelfs niet bloot willen stellen aan de verdenking partijdig te zijn. Wat het recht van den pachter op ver goeding voor verbeteringen betreft en als pendant daarvan het recht van den ver pachter op schadeloosstelling wegens ver- waarloozing daar zal wel iedereen vrede mee kunnen hebben. Maar nu de cardo quaestionis: de kern van het pachtvraagstuk: het gebruiksrecht de duur ervan, de vergoeding ervoor (pacht som), de beëindiging ervan. De C. B. T. B. is blijkbaar (zie punt 1) overtuigd van de noodzakelijkheid van een langdurig gebruiksrecht en meent, dat dit door de wettelijke regeling der pacht ook in de hand moet worden gewerkt. De een voudigste en meest doeltreffende methode om het gebruiksrecht vaster te maken zou nu zijn: de pacht slechts in bepaald om schreven gevallen opzegbaar te maken, m.a.w. den pachter een voorwaardelijk continuatierecht of „recht op napacht" te geven. Hiervoor schrikt echter de C. B. T. B. blijkbaar nog altijd terug en houdt het bij het Engelsche stelsel, dat o.m. de heer Ebels destijds zoo hardnekkig en met veel talent in de Tweede Kamer heeft verdedigd. Men wil n.l. den verpachter een schadeloosstel ling laten betalen, indien hij tegen den uitgedrukten wil van den pachter dezen niet in staat stelt opnieuw in te huren. Deze bepaling hoe onvoldoende ze, naar ik aanstonds nader zal betoogen, ook zijn moge is niet malsch. In de Engelsche pachtwetgeving heeft weliswaar de „com pensation for unreasonable disturbance" in 1920 en 1923 ook plaats gemaakt voor de „compensation for disturbance" zonder meer, maar de betaling der schadeloosstelling is niet verschuldigd in een 6-tal gevallen, waarvan het voornaamste dit is: indien de pachter zijn bedrijf uitoefent in strijd met de regels van een goede bedrijfsvoering (rules of good husbandry). En deze „rules" zijn dan in de wet ZOO scherp mogelijk ge definieerd. 1) *-"■ B- T- B. gaat klaarblijkelijk nog verder dan de op dit stuk al zeer ver gaan de Engelsche wetgeving en kent geen enkele uitzondering. Ook al verzuimt de pachter al zijn plichten, dan nog ontvangt hij, in dien hem tegen zijn wil de huur wordt op gezegd, schadeloosstelling, tenzij de ver pachter „verwaarloozing door den pachter kan bewijzen. Dit is reeds in hooge mate onbillijk. Maar nog onbillijker is een denkbaar geval als het volgende, een eige naar verpacht b.v. voor 3 jaar een hoeve met de bedoeling om na die 3 jaar de hoeve voor een ander doel te gebruiken (b.v. uit breiding van een industrie-terrein) of ze dan ten gebruike te geven aan zijn zoon, die nu nog te jong is om te boeren, de eigenaar deelt dit den pachter bij het aan gaan van de pacht zelfs uitdrukkelijk mee; is het nu billijk, om dezen eigenaar aan het einde der pacht nu toch nog een schade loosstelling aan den vertrekkenden pachter te laten betalen Het systeem van den C. B. T. B. lijkt mij dan ook absoluut niet houdbaar. Er zullen op zijn minst gevallen moeten worden aan gegeven, waarin de eigenaar van de verplich ting om de schadeloosstelling te betalen, ontslagen zal zijn. Maar ook afgezien hiervan, ben ik ervan overtuigd, dat dit stelsel den pachter niet veel zal baten en er weinig toe zal bij dragen zijn gebruiksrecht vaster te maken. Immers op de eerste plaats blijft de ver pachter het recht behouden de pacht, ook zonder een behoorlijke reden, ja zelfs zon der eenige reden, op te zeggen. De pachter krijgt dan wel een schadeloosstelling 2), maar deze weegt toch in de meeste ge vallen niet op tegen het verlies van zijn hoeve. En op de tweede plaats zal de schade loosstelling, indien de verpachter deze niet vrijwillig geeft, in rechte moeten worden opgeëischt. En zal een pachter, die zijn toevlucht neemt tot den rechter, niet spoedig °P een „zwarte lijst" komen en tengevolge hiervan bij het zoeken naar een andere hoeve zwaar gehandicapt zijn En tenslotte en dit doet de deur dicht kan de verpachter ook zonder opzegging den pach ter dwingen „vrijwillig" te vertrekken. Hij heeft, om een onwelgevalligen pachter kwijt te raken, aan het einde van een pacht- termijn, niets anders te doen dan de pacht som b.v. te verdubbelen. Dan vertrekt de pachter heusch wel uit eigen beweging en behoeft de verpachter geen schadeloosstel ling te betalen. Maar kan tegen een dergelyken sluwen verpachter dan niet opgetreden worden met het middel, dat de C. B. T. B. in punt 2 aangeeft: wijziging van de pacht tijdens den duur van het pachtcontract Misschien zal dit middel in een hoogst enkel geval baten, maar in verreweg de meeste gevallen zeker niet. Immers deze mogelijkheid om de pac tsom, gedurende den loop van het con- ïac verlaagd (resp. verhoogd) te krijgen, is alleen te móbiliseeren „bij conjunctuur schommelingen van beteekenis". In crisis tijden, zooals we nu beleven, kan het mid del dus misschien worden aangewend, maar Bezuiniging op Justitie HET ERGSTE KOMT NOG Tot dusver is Minister Donner klaar geko men niet zijn bezuinigingen op Justitie. Zonder hoofdelijke stemming heeft ook de Eerste Ka mer de wetsontwerpen aanvaard, waarbij de unus judex, praetisch instituut zal worden voor de berechting van burgerlijke- en handels zaken. Dit beteekent niet, dat er geen bezwaren werden geopperd. Jhr. v. Sasse van Yselt had 't. ontwerp liever in verband gezien biet het aanhangig rechtbanken-ontwerp. Jhr. Michiels van Kessenich geloofde niet, dat er veel tijds besparing door zou komen, gelet op de practijk en mr. Janssens stemde eigenlijk alleen vóór. omdat hij het instituut evenals den politierech ter een faire kans wilde geven. De vaststelling van den leeftijdsgrens voor de rechters op 70 jaar, ondervond geen bezwaar. Alleen meende de senior, mr. van Sasse van Ysselt, dat enkele oude rechters in hun pen sioen gedupeerd worden, iets wat de Minister ontkende, maar met een argument, dat ons niet direct overtuigde. In elk geval ware het o.i. gewenscht geweest, indien aan het sympa thieke voorstel van den grijzen afgevaardigde had kunnen worden voldaan en de kinderbijslag ware gehandhaafd voor het, waarschijnlijk zeer kleine aantal 70-jarige rechters met minder jarige kinderen. Als wilde de krasse president der Bossche rechtbank toonen, dat hij ondanks zijn tachtig jaar zich de kaas nog niet van het brood liet eten, nam hij voor de derde maal het woord om ook tegen de inperking van het O.M. bij burgerlijke zaken, zijn bezwaren te laten hoo- ren, bezwaren, welke hij toch weer niet zoo overwegend achtte of hij stemde vóór de wet. Ziezoo, dat is klaar, zal Minister Donner hebben gezucht. Maar het ergste komt nog. Als het ten minste deze hooge vergadering be reikt in normalen tijd is het onbruikbaar. Niet alleen omdat er in normale tijden zoo goed als geen „conjunctuur-schommelingen van beteekenis" voorkomen, maar vooral, omdat de pachter de economisch zwakste partij is en tusschentijds wel geen pachtverlaging zal durven eischen, op gevaar af den ver pachter te ontstemmen en aan het einde van den pachttermijn gedwongen te worden (b.v. door verdubbeling der pachtsom) „vrijwillig" op te stappen. Summa summarum het continuatie- recht is en blijft „de hoeksteen van het gebouw der rechten van den pachter". Hoe men het ook wendt of keert, zonder dezen hoeksteen stort ieder bouwsel van rechten voor den pachter onherroepelijk ineen. Zekerhet verleenen van een voor waardelijk continuatierecht verkort eeniger- mate de rechten van den grondeigenaar. Maar, zooals ik reeds herhaaldelijk hier en elders heb trachten aan te toonen, is deze beperking van het eigendomsrecht in principe geoorloofd op grond vaji het sociale karakter van den grondeigendom en in feite noodig ter wille van het algemeen belang. Het is spijtig dat de mannen van den C. B. T. B. zich nog niet op het ruime standpunt weten te stellen, waarop wij in zake de pachtkwestie zijn aangeland. Een standpunt, dat ingenomen wordt door de leiders der R. K. Staatspartij blijkens de redevoeringen, v^lke door den voorzitter van het Partijbestuur, mr. C. Goseling, en door den voorzitter der Studie-commissie inzake het pachtvraagstuk, mr. j. R. H. van Schaik gehouden zijn bij de installatie der studie-commissie. Mr. Goseling verzocht „dat men niet halt houdt voor het bestaande, ómdat het be staat; dat men niet den katholieken eerbied voor het instituut van den individueelen eigendom aldus opvat, dat alle feitelijke eigendomsverhoudingen op zichzelf heilig en onaantastbaar zijn". En mr. van Schaik wees er op, dat „een goede regeling van het pachtwezen nu een maal eischt rechtsverschuivingen, waarvan de noodzakelijkheid niet aanstonds en door een ieder wordt aanvaard". Wij kunnen slechts hopen, dat de ge dachte, dat voor den pachter een rechts positie moet worden geschapen en dat deze rechtspositie hem slechts gegeven kan wor den door hem een continuatierecht te ver benen, meer en meer ingang zal vinden en tenslotte zal verwezenlijkt worden in een wettelijke regeling, die rekening houdt met belangen van grondeigenaar, pachter en gemeenschap. Mr. H. VAN HAASTERT. ui A u'°eriSe mededeelingen over de Engel sche Pachtwetgeving zijn te vinden in de uiter mate interessante studie van onzen Rijksland- t lr' Gerritsen te Londen in het „Landbouwkundig Tijdschrift" Juli-Aug. 1925. 2) Eu,llu1Si,8e verpachter zal trouwens het misschien een schadeloos stelling betalen, reeds bij voorbaat in de pachtsom, aie hy eischt, verdisconteeren. 421. Max: Bent u het, kolonel Kolonel, de kinderen van Tante Anastasia zijn ge schaakt. Waarschijnlijk door J. Wij wach ten uw orders, kolonel Doezelemoezelepoezeltje. Goed. Begeef u onmiddellijk met uw trompet naar het Kerkplein. Ik zal daar ook zijn. 422. Toetere-toetere-toetere-toe, toetere- toetere-toe Van alle kanten komen leden der burgerwacht aanrennen. 423. „Mannen", zegt Doezelemoezelepoezel tje. „wij zullen het huis van J. omsingelen 1 Volgt mij „leve de kolonel davert het uit ontelbare kelen, en het geduchte leger zet zich in beweging. Geniton Schleicher, de nieuwe kabinets formateur in Duitschland. Een directeur-generaal onder handen genomen „Vele leden spraken hun waardeering uit over den arbeid van den Minister en diens groote werkkracht, waardoor in het afgeloopen jaar op verschillend gebied veel tot stand ge bracht is". Deze aanvang van het voorloopig verslag op de begrooting van Economische Zaken en Arbeid, vond een weerslag in de woorden van meer dan één afgevaardigde, die warme hulde bracht aan mr. Verschuur. Typeerend was zeker, dat deze waardeering zeer sterk klonk uit den mond van dr. Vos. Het vrijheidsbond sche Kamerlid noemde de taak van den Minis ter „onmenschelijk moeilijk", meende dat nie mand die taak beter had kunnen vervullen in dezen tijd van laagconjunctuur en dat een groot deel van zijn vroegere critiek verdwenen was. Had mr. Kortenhorst nog zeer sombere klanken doen hooren over den noodtoestand in onze industrie elegie, waarmee de Minis ter instemde en in verband daarmee wel meer activiteit van den Minister gewild, rlr. Vos bleek ook op dit punt meer content. Zelfs de heer Peereboom kon het over zijn Ling- bekiaansch hart verkrijgen een katholieken Minister zoo maar vanwege zijn ijver te prijzen. Dat deze echter de handelspolitiek naar „bij- belschen maatstaf" moet voeren, is weer een te Urksch klinkende wensch. Maar men kan nfet iedereen bevredigen. Zei de heer Braat niet, dat de Minister „praatjes van 50 jaar oud" verkocht „Ziedaar de moderne weten schap", persifleerde mr. Marchant met een vriendelijk wuivend gebaar naar den agrari- schen afgevaardigde. De Minister merkte op, dat hij den landbouw had geholpen met voor de hand liggende maat regelen. Hij zou ook de industrie graag helpen en hield zich aanbevolen voor bruikbare advie zen. Het contingenteeren, dat mr. Kortenhorst krachtiger wil zien toegepast, meende de Mi nister te moeten blijven doen in den geest, waarin hij had toegezegd dit te zullen doen. Onze Crisis-invoerwet heeft een conservatoire bedoeling, zij wordt niet toegepast met de protectionistische tendenz als elders het geval is. En voor bescherming is de Minister bang, zoolang wij nog kwetsbaar zijn. Vandaar ook dat de clearingwet nog nooit in oorlogszuchti- gen zin (door geblokkeerde rekeningen) is uitgevoerd maar aan tractaten schijnt ge werkt te worden. Er wordt overigens op dit reusachtige depar tement aan veel gewerkt en er zijn nog vee) dingen, welke ijverige Kamerleden in de minis terieels belangstelling aanbevelen. Van veel sociale desiderata kan echter niets of weinig komen. Vooreerst omdat den Minis ter de tijd ontbreekt toch schijnen nog de verzekeringswetten op de helling te komen en vervolgens omdat het, zooals de heer Amelink opmerkte, daar nu de tijd niet voor is. Met dit verstandige standpunt van den pro- testantschen vakvereenigingsleider bleek de heer Kupers, voorzitter van het soc.-dem. N. V. V„ het beelemaal niet eens. Hij vindt Mus solini schappelijker dan onzen Minister van Arbeid,, want Italië begroet hartelijk de a.s. Geneefsche bespreking over de 40-urenweek. Bovendien wil de heer Kupers ook de bekende achturendagconventie geratificeerd zien zooals in België en Spanje is geschied. Maar dr. Kortenhorst vroeg of de S. D. A. P. dan met verdere verkorting van den arbeidstijd ook de noodige 17 pet. verlaging van het weekloon zal aanvaarden. De Minister zelf heeft in een zeer geharnast betoog aangetoond, dat men er zelfs daar niet mee zou zijn. Het schema der 40-uur-verdedi- gers, onder wie de heer Kuiper in de eerste rij stond, klopt heelemaal niet in een practijk met 50 pet. werkloozen en de toepassing is in Duitschland onmogelijk gebleken. Ja, er is daar gestaakt, omdat de arbeiders van de in korting niet wilden weten, wijl deze hun loon beneden het laagste peil zou drukken. Voor de S. D. A. P. is het blijkbaar gemakkelijker achter leuzen te demonstreeren dan de artike len in „De Socialistische Gids" te lezen, waar in dr. v. d. Waerden schrijft, dat ze niet voor verwezenlijking vatbaar zijn. Mr. Joekes wees er nog op, dat ratificeeren van internationale conventies mooi is, als andere staten hun ratificaties ook werkelijk naleven (wie gelooft, dat dit b.v. gebeurt in Spanje, waarop Kupers zich o. a. beriep en dr. Vos herinnerde er niet ten onrechte aan, dat de contróle op naleving van zulke conven ties in landen met den „zwevenden standaard" al heel moeilijk zou zijn. Toch neemt een en ander niet weg, dat wij met laatstgenoemden vrijz.-dem. afgevaardigde hopen, dat de zaak nauwkeurig zal worden bestudeerd in den Hoogen Raad van Arbeid, waar zij door een aantal katholieke vakvereenigingsleiders aan hangig is gemaakt. Een kwestie, welke ruime aandacht heeft genoten, was de Winkelsluitingswet. Dr. Vos, die een initiatief-wet op zijn naam heeft staan, wil haar gaarne zooveel mogelijk den rugge- graat breken. De heer Drop daarentegen acht eigenlijk slechts een betere administratieve uitvoering noodig. Daar tegenover stond in zekeren zin weer de heer Amelink, die prin cipieele bezwaren had tegen meer faciliteiten op Zondag. Toch schijnt het voor bepaalde soort winkels dezen kant uit te moeten. De Minister zelf sprak van „haken, die in de prac tijk nog al pijnlijk werken", maar liet tusschen de regels al doorschemeren, dat de vrijheids bondsche initiatiefwet liem in den weg stond De heer van Hellenberg Hubar noemde einkele bezwaren o. a. die, waarover de banketbak kers en slijters klagen en waarvan hü ver betering hoopte, maar achtte het initiatief uit de Kanier verkeerd. Dit laatste schijnt trou wens in de afdeelingen al slecht ontvangen, vingen wij op uit 's heeren Schaper's mond, die met mr. Joekes den Vrijheidsbond raadde het initiatief-wetsvoorstel maar in te trekken en ruimte te laten voor den Minister. Op een vraag van dr. Vos naar de plannen der Regee ring, gaf de Minister geen definitief antwoord het wachten is nog op het resultaat van het onderzoek van het economisch instituut voor den middenstand maar wij beluisterden toch de aankondiging van een wetswijziging, weshalve dr. Vos c.s. goed zullen doen hun voorstel, ingediend na de toezegging tot wijzi ging in de memorie van antwoord op hoofd stuk I der Staatsbegrooting, maar in te trek ken. Zelfs een ministerieel voorstel zal nog moeite genoeg hebben als men de divergee- rende meeningen der afgevaardigden hoort. Loerakker's pleidooi voor de verbindendver klaring der collectieve arbeidsovereenkomsten heeft den tijd niet mee, evenmin als het ver langen naar arbeidstijdsverkorting voor het café-personeel. Maar de jeugdige personen van dit personeel, waarvoor mr. Joekes pleitte, en jonge venters, voor wi§ mej. Groeneweg het zeer sympathiek opnam, maken meer kans. Zooals nu trouwens ook de chauffeurs in de Arbeidswet zullen vallen, daar eindelijk een controle-systeem gevonden schijnt. Mej. de Jong nam den nieuwen directeur- generaal van arbeid onder handen wegens zijn geruchtmakend interview en wilde de hooge ambtenaren strak in den band zien gehouden. De Minister acht echter een zekere vrijheid gewenscht. Het was een goede gedachte van mr. Joekes zoowel den afgetreden directeur- generaal Zaalberg als den heengaanden chef van Arbeid, den heer Westhoff „de groote anonymus van het departement" zei de Minis ter openlijk te huldigen voor hun langdurige werkzaamheid. Minister Verschuur, van wien bekend is, dat hij zijn ambtenaren weet te waardeeren, sloot zich bij mr. Joekes' lof uitter- harte aan. Vermelden wij nog, dat de Minister het met de werkverdeeling, wat aangaat het economi sche deel van zijn departement met dat van buitenlandsche zaken met zijn collega eens i»»en dat hij 's heeren Kortenborst's raad om ook den persdienst niet te veronachtzamen, in toestemmenden zin beantwoordde. Waarschijn lijk had de bewindsman ook meer dan een achturendag gemaakt, toen de vergadering eindigde. Indirecte en tijdelijke verlaging Vrijdag is de waschdag der Kamer en ge woonlijk behandelt zij dan de zoogenaamde kleine wetsontwerpen. Maar niemand heeft een oogenblik gedacht, dat het regeeringsvoorstel om de pensioenwet te wijzigen zoo onder den hamer zou doorgaan. Er is integendeel veel over te doen geweest. Wij moeten beginnen met te herinneren aan een staatsstuk, dat sommigen voortdurend ver geten, maar dat blijft bestaan, zelfs als Kamer leden er niet meer aan denken. Dit staatsstuk heet millioenennota en in dezelve werd het begrootingstekort geraamd op een kleine 150 millioen gulden. Veel méér dan de commissie- Weiter dacht en nog veel minder dan in wer kelijkheid zal blijken, zeggen zwarte pessimis ten. Hoe dit zij, aan het cijfer van 150 millioen twijfelt niemand en dat het zoover mogelijk gedekt moét worden, beaamt tenslotte ook ieder een. Over de middelen draaien voortdurend de disputen en ook gisteren was er weer zulk 'n middel in debat. Men weet, dat de pensioenpremie wordt be- heerscht door art. 36, le lid der pensioenwet Dit bepaalt, dat rijk, provincies, gemeenten, waterschappen, veenschappen en veenpolders in het pensioenfonds betalen 10 pCt. voor eigen pensioen van ambtenaren en 5% pCt. voor het gezinspensioen. Verder is dit fonds onafhanke lijk. Maar het vierde lid van artikel 36 geeft een verhaal-bevoegdheid tot ten hoogste 3 pCt. van bovengenoemde 10 procent en 5% pCt. van de bovengenoemde 5Vz PCt. Dit laatste kan dus heelemaal „verhaald" worden. Nu heeft de regeering, als een harér dekkings middelen in de millioenennota voorgesteld, de bovenbedoelde 3 pCt. in 8 pCt. te veranderen en het daartoe strekkend wetsontwerp tot wijziging der pensioenwet ingediend, dat hedenmiddag werd behandeld. Materieel komt het regeerings voorstel overeen met dat der commissie-Weiter, maar het eerste is voor de ambtenaren gunsti ger, omdat het tijdelijk is en den pensioen grondslag niet aanraakt. Bij eenvoudig Kon. Besluit zou het thans eventueel te heffen maxi mumpercentage weer zijn te verlagen, al zien wij dat voor 1935 niet gebeuren. De heer Suring, de katholieke expert in een aantal zeer moeilijke wetten, waaronder de Pensioenwet, is er echter in geslaagd door een scherp amendementje een angel uit het regee ringsvoorstel te halen. De katholieke afgevaar digde wilde namelijk in de nieuwe wet zien vastgelegd, dat de bevoegdheid tot hooger pre- mieverhaal alléén zou gelden voor het rijk en niet voor de lagere publiekrechtelijke organen, over wier faits et gestes de Kamer immers geen controle hééft. Deze zou zoodoende niet kunnen tegenhouden, dat ook daar waar het volstrekt niet noodig of werkelijk onbillijk zou zijn, bij veenschappen bijvoorbeeld, van de bevoegdheid zou worden gebruik gemaakt. Als de regee ring aan dit hoofdbezwaar, waar dé heer Suring een amendement voor klaar had, wilde tege moet komen, was de katholieke fractie bereid voor te stemmen en zoo oordeelden ook de heeren Schouten en Ketelaar. Mordicus tegen was echter de S.D.A.P. voor welke fractie de heer ter Laan het woord voer de. Deze soc.dem. spreker zei echter niet, dat een dekkingsmiddel onnoodig was, maar hij beweerde, dat de ambtenaren in uitzonderings positie werden geplaatst, dat beter de progres sie op de gemeentefondsbelasting voor inko mens beneden de 30.000 kon worden ver scherpt en dat de Regeering het georganiseerd overleg bruskeerde. Tot den heer Suring zei de soc.-dem. spreker „Wees u zelf Dit was blijkbaar den heer Schouten te gortig en de anti-rev. afgevaardigde merkte scherp op: „Als nu iemand dat niet moest zeggen tegen Suring, van wien wij allen weten, dat hij hier voor zijn zienswijze staat, dan is 't juist de S.D.A.P, Want geen enkele Esdeapeër mag zichzelf zijn. Zij moeten overal, ook tegen beter weten in, tegen elk voorstel van salarisverlaging stem men en als zij het niet doen, worden ze uit de vertegenwoordigende colleges verbannen, een handelwijze zóó ondemocratisch, dat ook de socialistische prof. Bonger er eergisteren zijn scherpe afkeuring over uit sprak in een Haag- sche vergadering. En wat de uitzonderingspositie betreft: de heer ter Laan kon moeilijk aan Minister de Geer betwisten, dat verreweg de meeste men- schen inkomstenvermindering hebben en daar naast tevens belastingverhooging. Met Suring's voorstel was de Minister het eens en hij nam diens amendement over. Dit amendement werd daarop aangenomen met de wet, waartegen alleen de fractie van de S.DA.P. stemde met den heer Wijnkoop. Een motie-ter Laan om heelemaal niet aan de salarissen te raken verkreeg ook alleen de stem men van beide uiterst linksche groepen en werd dus verworpèn (6423). De Regeering heeft dus nu de verbaalbe voegdheid voor het eigen personeel. Maakt zij daarvan geheel gebruik, dan kan haar dit 12.8 millioen bezorgen. Maar zij behoeft deze be voegdheid niet te gebruiken en wij hopen, dat zij dit niet zal doen. Hier echter moet het ge organiseerd overleg uitkomst brengen. De senior der Kamer, de vrijz.-dem. heer Ketelaar, heeft scherp stelling genomen tegen de roekelooze wijze, waarop juist de sociaal democraten dit overleg vernoelen. Onze groep, aldus deze ervaren man, behoort niet tot hen, die zeggen: „in geen geval korting", maar wij zeggen wel: „Er moeten deugdelijke redenen zijn". Waarom, zoo vroeg de heer Ketelaar terecht, neemt de soc.-dem. vakvereeniging dit standpunt wel in tegenover particuliere werk gevers en niet tegenover Rijk, provincies en gemeenten? Ook de heer Suring heeft in zijn met aandacht beluisterde rede sterk laten doorschemeren, dat hij hoopte op overeenkomst in het georganiseerd overleg. Wij stemmen daarmee in en vertrouwen, dat de Regeering om dit te bereiken, het offer van een deel der verhoogde bate over heeft. Waarom hopen wij dit Omdat naar onze meening een percentsgewijze korting gepaard kan gaan met degressie. Toen de Regeering haar verlaging in Maart toepaste, bracht zij ook degressie in de 5 pet. Zij zei toen: ik neem van gehuwden van de eerste 2000 slechts 2V4 pet. en van de ongehuwden van de eerste 1000 2pet. en van de rest 5 pet. Maar zij kan deze methode niet toepassen langs de pensioen wet Indien dus, wat wij met den heer Suring hopen, in het georganiseerd overleg overeen stemming wordt bereikt, kan de Regeering een anderen en o.i. beteren weg kiezen. Maar het amendement-Suring heeft er voor gezorgd, dat als nu de Regeering eens geen gebruik zon maken van de haar verleende bevoegdheid, da lagere bestuursorganen het ook in geen geval kunnen doen. De soc.'-democraten, die botweg tegen alles stemmen, hebben weer bot gevan gen; de heer Suring daarentegen heeft met scherp inzicht allereerst alle niet-rijksambte- naren een grooten dienst bewezen en waar schijnlijk ook een beteren weg bereid voor het rijkspersoneel. Geen wonder, dat alle andera fracties de Katholieke volgden en wij consta- teeren, dat op dit gewichtig punt onzerzijds voor uitstekende leiding is gezorgd en hopen, dat het verloop van het georganiseerd overleg waarover de Minister geen mededeeling kon doen, gunstig zal zijn. Dat de roode fractie met de zaak verlegen zat, blijkt wel mede uit het feit, dat de heer ter Laan in 't vuur werd gestuurd. Behalve de bovengenoemde besparing, had minister Verschuur betreffende de sociale ver zekeringswetgeving nog een lastenverminde ring van ruim 40 millioen voor de eerstvolgen de jaren. Deze maatregelen, zoo lichtte de Re geering zelf toe, wortelen in de bittere nood zakelijkheid om vóór alles te komen tot een sluitende begrooting voor 1933 en de volgen de jaren. Minister Verschuur weet ook wel, dat hij nu de door hem gewenschte „veredeling" niet kan bereiken men herinnere zich de vroegere desbetreffende motie van den heer Kuiper maar hij heeft van twee kwaden het minste gekozen en begint liever niet aan verderen uitbouw van de invaliditeits- en ouderdomsverzekering, als daardoor reëel ge vaar zou dreigen voor het bestaande verzeke ringsgebouw. Dat de sociaal-democraten weer geisoleerd tegen stemden, was een nieuw be wijs voor de roekelooze manier, waarop zij op positie voeren en die niet voldoende kan wor den gebrandmerkt als óók in strijd met de be langen der arbeiders. SCHEEPVAART OP HET IJSSELMEER. Het Nederlandsch Binnenvaartbureau heeft een adres gezonden aan den Minister van Wa terstaat, waarin gewezen wordt op de moeilijk heden, welke de scheepvaart over het IJssel- meer, bestemd voor- en komende van de Oran jesluizen, zou ondervinden indien het peil van het IJsselmeer zou worden verlaagd beneden der stand van 13 c.M. min A.P. De vaardiepte over het Pampus is bij bedoel den waterstand reeds zo,o gering, dat de belan- geil der scheepvaart verdere verlaging van het peil van het IJsselmeer, vóór dat voorzienin gen getroffen zijn em op het Pampus een groo» tere diepte te waarborgen, niet toelaten. J

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 5