m iXD. t I I allerlei m voetbalwedstrijd. OVERTROEFD. i.P>: S» D» DE OUDE SCHUUR. SCHIPBREUK. mm. 7 w i -o- WOENSDAG 7 DECEMBER Ï932 Bet en Bert ontvluchten. CarSzr ^ever'ergens EET MEER VISCH O— O— n „Het spijt me, dat ik wat laat ben. Enid, maar ik ontmoette Derek Caroon, en die heeft me opgehouden". „O", was alles wat Enid ijskoud-beleefd ant woordde. „Wat is er toch tusschen jelui", vroeg Betty nieuwsgierig. „Jullie waren toch zulke goede vrienden. Wat heeft hij gedaan? „Hij heeft mij verveeld, als je het bepaald weten moet. Je hebt hem toch niet verteld waar wij beengaan?" „Ja, dat wij in Sudderby Woods gaan picnic- cen", antwoordde Betty langzaam. „Vervelend", riep Enid uit. „Als hij ons nu maar niet volgt. Enfin, heb je de biscuits mee gebracht Mooi. Dan zullen we de mand in orde maken. Na tien minuten waren sandwiches gesmeerd, en met de cakes, de thee en andere benoodigdheden in de picnic-mand gepakt. Deze werd achter in Enid's twee persoons-auto geplaatst, en even later reden zij temidden van de golvende heuvellandschappen. „Een heerlijke dag voor een picnic meenae Betty. Enid nam juist een moeilijke bocht en an - W7adteeri?k"at^e geestdriftig, en toen op. eens O Betty, we hebben de melk vergeten. Ik heb haar o'p de plank in de garage laten staan. Maar bij het bosch is e sudderby Na een goed uur bereikten zij Sudderby Woods. De auto werd op een zijweg achterge laten en samen de mand dragend, gingen de wee meisje™ een klein eind weegs het bosch •r Het was nog te vroeg voor thee, en zij strekten zich uit op het gras en genoten van de zon en de boschlucht, tot Betty na eemge malen haar armband horloge geraadpleegd te hebben, meende, dat zij het niet langer zonder thee kon Bt0lGoed Ik zal de melk halen ,en jij maakt Ha'nicnic in' orde", zei Enld, opspringend. Na tien minuten keerde zij terug, vroolijk zingend en achteloos zwaaiend met een melk- CnlDat'heeft lang geduurd", merkte Betty op Moest de koe nog gemolken worden?" Dat nu juist niet", antwoordde Enid, maar zii" vond het blijkbaar onnoodig te vertellen, dat zij zich opgehouden had aan een beek om een paar erge vuile handen te wasschen. De picnic was geëindigd; de meisjes borgen het servies weer in de mand, toen Enid ter loops vroeg; „Heb je Derek Carson nog gezegd, dat wij van plan waren vroeg terug te keeren? Ja. Waarom vraag je dat?" [[O, niets. Zoo maar". Met de mand tusschen haar in liepen zij naar de auto terug. Zeg, Enid, wat is al die olie daar?" vroeg Ee Olie? Dat is geen olie", riep Enid uit, haar eind van de mand neerzettend, en naar den wagen snellend om de zaak te onderzoeken. Het is benzine", vervolgde ze. Iemand heeft opzettelijk de tank laten leeglocpen. Maar wie zou nu zoo n flauwiteit doen?" zei Betty verontwaardigd. „Heb je niet meer belGeen' droppel. Ik had de tank juist gevuld". Wat moeten we doen?" klaagde Betty Ik móet om zeven uur thuis zfjn. t Is heel be- la!frank zal hebben te wachten, dat is alles", meende Enid achteloos. Frank was haar broe der, en zij wist, dat de jongeman, ^het^mo^t. kunnen we benzine leenen ,t 't Is Derek", riep Betty blij-verrast uit, en een groote wagen stopte naast de twee schip breukelingen. „In moeilijkheden?" informeerde een opge wekte mannestem. .io „Ja", antwoordde Enid. „Een of ander akelig spook heeft alle benzine uit het reservoir laten loopen. Kun je mij geen kan leenen. „Zeker!" Derek sprong snel uit zijn auto en nam daarna het tooneel van verwoesting oogenschouw. „Een gemeene streek", zei hij- „Heb je er g idee van wie het gedaan heeft? „Hoe zou ik?" antwoordde Enid. „We hebben thee gedronken in het bosch, en hebben zoo- even ontdekt, wat er gebeurd is". „Ja juist. Gelukkig heb ik altijd een extra kan of twee achter in mijn kar". Hij wilde ze halen, maar nauwelijks had hij het portier geopend, of hij slaakte een uitroep Van verbazing. „Ik begreep er niets van! De twee kannen zijn verdwenen. Ik weet zeker, dat ik ze had mee genomen". Derek woelde wanhopig met de handen door het haar. „Er zit njets anders op dan dat ik jelui op sleeptouw neem", zei hij ten slotte. „Ik denk er niet aan", protesteerde Enid.. „Ik laat me niet sleepen; dat gaat mijn eer te na. Ik zal naar een garage loopen en er „en kan benzine halen". „Maar c}e naaste garage is mijlen hier van daan", stamelde Derek, nog steeds ongeloovig kijkend naar de ledige plaats waar eens twee kannen benzine gestaan hadden. „En het is al over half vijf", klaagde Betty „Maak je niet ongerust", suste Enid haar. „Ik zal zorgen dat je op tijd bent. Zeg Derek" ver volgde zij poeslief ,,'t zal je niet zooveel tijd kosten, naar die garage te rijden en wat benzine voor ons te halen". Geen minuut later was Derek Carson's auto uit het gezicht verdwenen. En Derek glimlachte. Het meisje, dat hij bo venal lief had. had hem opnieuw Derek ge noemd. En al rijdend droomde hij schoone droomen. Maar toen hij, na de benzine gekocht te hebben bij Sudderby Woods terugkwam, was van 5nid en Betty, noch van de auto, iets meer te bespeuren. Een nieuw mysterieZeker was een andere auto voorbijgekomen, en had deze haar de noodige benzine verschaft. „Zij hadden tenminste op mijn terugkomst kunnen wachten", bromde hij. „Op den terugweg kwam hij langs Enids huis. Voor het huis stond de kleine auto. Enid was bezig haar af te stoffen, en blijkbaar op den uitkijk naar Derek, dien zij bij zijn nadering vroolijk toewuifde. ,,'t Spijt me dat we niet op je konden wach ten. We slaagden er in benzine te krijgen, en gingen er dus direct van door, omdat Betty zoo'n haast had. Kom binnen. Neen, niet te dicht bij het prieel. Daar zit ze met Frank. Hij js bij haar vader geweest." „Hij moet heel gelukkig zijn", meende Derek jtragisch. Zij knikte. „Maar als de zaken zoo staan", vervolgde Derek, „dan zou ik het mijzelf nooit ver-geven hebben als zij te laat geweest was." „Jij Wat heb jij daarmee te maken „O, Enid, vergeef mij, maar ik ben het die je benzine-reservoir geledigd heb." „jijMaar waarom toch „Ik wou weer goed met je worden.... Ik ,weet niet wat ik misdaan had, dat je me niat poser wilde 4o0. „Hij is in slaap gevallen", fluistert 431. Het venster staat op een kier. Bert Bet. „Ja", antwoordt Bert. „We kunnen opent het geheel en kijkt uit. „Kom mee", ontvluchten, Loop zacht. Houd je nagels- fluistert hij, „er is een regenpijp." in." 432. En langs den regenpijp dalen zij af In de stille straat. „Weet je dat niet riep Enid boos uit. „Heb je Rosie Crawford niet meegenomen naar het liefdadigheidsbal ,Ik moest", verontschuldigde hij zich. „De ouwe lui en de Crawfords zijn groote vrienden." „Dt ben misschien zonder reden jaloersch ge weest erkende Enid, een weinig uit het veld geslagen. „Maar ik zie niet in hoe het ledigen van mijn reservoir de vriendschap weer zou kunnen herstellen." „Toen ik de benzine had laten uitloopen, heb ik bij een bocht gewacht tot jelui eindelijk te voorschijn kwaamt. Daarna kwam ik „toeval lig" aanrijden om jelui te helpen. Als ik je een kan benzine gaf, moest je wel tot mij spreken, nietwaar „Hoe kon je me benzine geven. Je had zelf niets in reserve „Ik ben er zeker van dat de kannen achter in mijn kar waren, toen ik van huis vertrok", zei hij met overtuiging. „Ik begrijp er niets van. Iemand moet ze gestolen hebben, terwijl Ik met jou reservoir bezig was." Hij keek zoo ongelukkig en verslagen en nederig, dat Enid zich niet langer bedwingen kon. „Idioot riep ze uit. „Lieve, schattige idioot! Natuurlijk moet iemand ze gestolen hebben. Ik was op weg naar de boerderij om melk te halen, en zag je uit je kar stappen en op de mijne toeloopen. Ik heb je gadegeslagen, en alles begrepen. En, toen heb ik de twee kan. nen uit jouw outo gehaald, en ze achter een muur verborgen. En later, toen je naar die garage reed om benzine voor mij te halen (erg gedienstig, hoorheb ik de kannen te voor schijn gehaald, enzijn we weggereden. 't Leert je, meneer, nooit weer pogingen te doen een lid van het schoone geslacht beet te nemen." „Ik beloof het", zei hij tam. „En vooral niet je vrouw.... als tenminste ooit een vrouw zoo dom is zoo een sChattigen idioot te nemen." „Meen je 't, meen je 't heusch, Enid „Een idioot Ja. Een schattige idioot Ja." „En wil jij die domme vrouw zijn, Enid »J3 (Nadruk verboden). B. v jW.at is..het leven toch saai", zei Smith nalriuid, tot zijn eigen verbazing. De andere aanwezige verried niet de minste belangstelling. Dat was waarschijnlijk, omdat die andere m een hoek van de schuur zat, zijn gelaat onzichtbaar door de daar heerschende duisternis. Dat Smith over zijn eigen uitval verbaasd was is begiijpelijk. Meestal bepaalde zijn con versatie zich tot: „Morgen!" „Saluut!" Ja" „Neen". „Juist". Smith was dus niet bepaald een gezellig mensen. Dat kwam door het ssaic, eentonige leven, dat hij leidde. Er waren echter van die oogenblikken. ook in zijn leven, waarin plotselinge opwellingen van vreugde of veront waardiging de oorzaak werden van ongewone uitingen. En toch was Smith geen sufferd. Integendeel! Het ontbrak hem slechts aan doorzettingsver mogen. Al zat hij ook dag-in, dag-uit, op kan toor over zijn lessenaar gebogen, in zijn hart was hij een avonturier. Elk jaar, als hij met vacantie ging, was hij zich bewust van een onrustig verlangen naar iets bijzonders, het verlangen naar een echt avonturier. Maar regelmatig werd hij in dat verlangen teleurgesteld. Het was vandaag de laatste dag van zijn vacantie, de saaiste vacantie, die hij m jaren had beleefd. Door een plotseling opkomend on weer overvallen, had Smith een s gezocht in een oude, vervallen schuur. En toen, in die troostelooze omgeving in tegenwoordig heid van een vreemdeling, zocht zijn overkropt gemoed uiting in de hierboven aangehaalde woorden. De vreemdeling echter stelde hem teleur. De verwachte instemming bleef uit. De man zweeg. .Dit gebrek aan belangstelling verhoogde Smith's depressie. Waarom gaf die man geen antwoord „Misschien bent u het niet mef me eens probeerde Smith nogmaals. De andere man bewoog zich. Waarschijnlijk haalde hij zwijgend zijn scholars op. Dat was echter in de duisternis niet te Wen. Het zwijgen van den man werkte op Smith's zenuwen. In de verte rommelde de donder. Mistroostig staarde Smith door de deur van de schuur naar buiten. In de verte zag hij duidelijk de heuvels, scherp afgeteekend tegen het dreigende uit spansel. Hij voelde zich klein en nietig tegen over de woedende elementen. Hulpeloos keek hij naar de jachtende wolken. „Ik denk, dat het een reuzen bul wordt", zei hij. En toen deed de man in den hoek, tot Smith's groote verrassing, eindelijk zijn mond open. „U zoudt het leven waarschijnlijk niet zoo vervelend Vinden, als u veel geld bezatklonk de stem uit den donkeren hoek. Smith draaide zich om. Hij was niet alleen verbaasd, doch ook verontwaardigd. Waarom zou hij niet goed hebben kunnen verklaren. Er zat spanning in de atmosfeer. Dat was het waarschijnlijk. Bovendien was zijn omgeving, hier in die vervallen schuur, die in duisternis gehuld was, min of meer spookachtig. Hoe het zij, Smith overtrof zichzelf voor de tweede maal, door impulsief uit te roepen: „Maar hoe komt u eigenlijk op het idee, dat ik geen geld zou hebben „Heeft u dan wèl geld?" vroeg de stem. Smith streed tegen een fantastische, belache lijke bekoring. Waarom zou hij tegenover dezen irriteerenden vreemdeling niet net doen, of Hi geld genoeg had Waarom zou hij tegenover dien man niet poseeren als een rijke zonderling, wiens grootste genoegen het was eenvoudige voetreisjes te maken Waarom moest iedereen precies weten hoe hij er financieel voor stond Tot zelfs een totaal onbekende in een afgelegen schuur Het volgende oogenblik echter lachte Smith. Zijn gezond verstand behield de overhand en behoedde hem voor een dergelijke dwaasheid. Hij grinnikte in de richting van den donkeren hoek. Na de verleiding overwonnen te hebben, verviel hij in het andere uiterste. „Geen rooie cent, waarde heer, ik weet zelfs niet, waar ik morgen van moet eten", ver klaarde hij opgewekt. Het gerommel van den donder wejfl steeds luider „Ja", ging Smith voort", ik geloof ook, dat geld een groot verschil zou maken. Zoo'n millioentje bijvoorbeeldStel je voor, dat ik eens een millioen bezatDan zou het leven best uit te houden zijn. Auto's, een jacht, reizen om de wereld, buitenverblijven"Net op het nippertje hield hij de woorden: „en nooit meer naar dat snert kantoor", nog' in. Neen, hij moest in zijn rol blijven „Maar, wat geeft al dat gepraat over geld, wat je toch niet hebt Dat maakt een mensch maar ontevreden, vindt u ook niet besloot Smith. „Natuurlijk", beaamde de vreemdeling. Smith haalde zijn sigaretten-koker uit zijn zak. „Enfin", zei hij, „een sigaret kan een mensch zich gelukkig meestal nog wel veroor loven. Wilt u opsteken De man in den donkeren hoek schudde ont kennend het hoofd. „Rookt u niet vroeg Smith. „Ik zou er niet goed buiten kunnen". Toen streek hij een lucifer aan. Het vlammetje verlichtte zijn onbeduidende gelaat, zijn goed- koope sigaret en ook den gedeukten, blikken sigarettenkoker. De lucifer doofde uit en Smith sprong op. Er klonk een harde donderslag. „Dat neemt niet weg", praatte Smith door het onweer heen, „dat ik graag een goed gevulde portefeuille op zak zou hebbenDan beleefde ik misschien ook eens wat Als om zijn afkeuring te kennen te geven over de frivole woorden van Smith, brak het onweer plotseling met ongekende heftigheid los. Een heldere bliksemstraal verlichtte de ver vallen schuur tot in de verste hoeken. Het gelaat van den man in den hoek was één oogenblik duidelijk te onderscheiden. Toen was de schuur weer in diepe duisternis gehuld. „Ik denk, dat ik maar gauw maak, dat ik thuis kom", mompelde Smith. „Het regent nog steeds niet en misschien kan ik nog net vóór de bui binnen zijn En Smith zette het op een loopeft. Drie uur later, toen hü in zijn goedkoope hotel een kopje thee zat te drinken, zag hij het gelaat van den man in de sehuur, op nieuw. Het gezicht staarde hem aan uit het juist bezorgde avondblad. Er boven stond, met vette letters, gedrukt: „Gezocht door de politie verdacht van moord". Bijlig, ook zoo Qud als de Krimoorlog. - Een redacteur van het Persbureau heeft een interview gehad met den operazanger Benja- mino Gigll: „Daarnaast noemde de heer Gigli ons een reeks opera's, waarmede hij Immer een uitbun dig succes oogst o.m. „Rigoletto", „Mignon" en werken van Mascagni, Pucini en ook moderne als „Bonembulo" van Bellini." Het was de eerste echt-zomersche dag van deaal. weer om te roeien, meende Hen y, terwijl hij met forsche slagen zijn boot door het water trok. Behendig hield hij aan op een kleinen hou ten steiger aan het einde van een keurig onder houden tuin, gelegen achter een moderne aar dige villa. Louis Saalborn, die 10 December zijn zil veren tooneeljubile viert«4 Süs de lood Het zou heelemaal niet gek zijn, dacht Henry, indien Pamela, met dit prachtige weer, in den tuin zou dwalen. Ha, hij bofte. Ze was inderdaad in den tuin. Dat blauw-witte tusschen de bloemen, moest haar jurk zijn. „Hallo", riep hij opgewekt en het meisje in de blauw-witte jurk keek haastig op en wuifde. „Prachtig weer hè?" riep ze terug. „Gaat nog al", zei Henry, die niet gauw te vreden was. Intusschen had Henry den Steiger bereikt en riep: „Spring er in, Pam." „Kan niet," zei Pamela hoofdschuddend. „Nu stap er dan in", inviteerde Henry. „Ik heb tante Hetty beloofd, dat ik niet zou meegaan in jouw boot." „Waarom in 's hemelsnaam?" „Ter wille van den vrede. Ze hield niet op voor ik het haas beloofd had. Als jouw naam maar genoemd wordt, trekt tante een gezicht als een oorwurm." „Ja," zei Henry bedrukt, dat ze mij niet graag mag wist ik. Maar eh als we dan eens met haar boot gingen! Ze is toch, hoop ik, niet thuis?' „Neen, ze is boodschappen gaan doen. Maar ik heb beloofd, dat ik nooit alleen in haar boot zou gaan. Ik kan niet zwemmen, weet je." „Maak toch niet zooveel uitvluchtjes. Wat verbeeldt je tante zich wel, om al die beloften van je af te dwingen. Ik weet wel, ze is voog des en zoo, maar-ze moet niet overdrijven. Bo vendien als wij samen in haar boot gaan roeien dan houdt je toch strikt die twee beloften?" „H'm", glimlachte Pamela," daar had ik zoo gauw niet aan gedacht. Maar ?e bedoelde na tuurlijk „Het kan me niets schelen wat ze bedoelde", zei Henry gedecideerd." Dan moet ze maar dui delijker zeggen wat ze wil." „Maar het is zoo'n oude, havelooze boot. Tan te zegt altijd, dat ze hem eens zal laten op knappen. maar er komt nooit iets van." „Of die boot mooi of leelijk is, daar trek ik me niets van aan, als jij bij me bent," zei Hen ry met vuur. Een oogenblik later stapte het tweetal in tan te Hetty's boot,, die er inderdaad erg haveloös uitzag. Bovendien was een dol gebroken. Voor aan den boeg was nog flauwtjes leesbaar „wa- ternymph." „Als waternymfen er zóó uitzien, hoop ik er nooit een te ontmoeten," mompelde Henry. Met Pamela aan het roer, roeide Henry naar het midden van de rivier. „Pam," zei Henry plotseling," ik begrijp die tante van jouw niet. Het is nog niet zoo lang geleden, dat ze erg op me gesteld was en nu doet ze net of ik een soort duivel ben. Hoe komt dat eigenlijk?" „Omdat je te veel werk van mij maakt. En ze vindt je een luiaard". „Een luiaard? Vanmorgen was ik om zes uur op." „Ze bedoelt wat werken betreft en ze denkt, dat je nooit genoeg zult verdienen om te kun nen trouwen". „Wat 'n onzin: Ik zal haar eens laten zien hoeveel een advocaat verdient, die zijn werk verstaat. Maar vóór ik me ergens inkoop moet ik eerst goed uit mijn oogen kijken." Plotse ling voelde Henry iets kouds aan zijn voeten. Hij keek omlaag. „We maken water" merkte hij op. „Ja", zei Pamela kalm, „ik geloof, dat de boot lekt." „Lekt?" riep Henry," we zitten in een zeef. Stuur maar gauw naar den kant." „Daar bij die wilgen is het erg ondiep," zei Pamela. „Dat kan wel zijn," antwoordde Henry, maar ik voel er niets voor om drijfnat te worden. Stuur Doch Pamela bleef rechtdoor sturen. Wat Henry ook probeerde met zijn riemen, Pamela werkte hem tegen met het roer. Ondertusschen liep de boot vol water en eindelijk zonk het vaartuig in een ondiep gedeelte van de rivier, juist bij een wilgenboom. Het tweetal stapte uit het bootje en stond tot aan hun middel in het water. Pamela proestte van het lachen. Langzaam en moeilijk waadde ze naar Henry en gaf hem toen plotseling een stevigen duw. „Uch" zei de verschrikte Henry en ging kopje onder. Toen hij r%t veel moeite weer overeind ge krabbeld was, zag hij, dat Pamela eveneens kopje-onder gegaap was. Doch een oogenblik later stond ook zij weer proestend en blazend overeind. „Als je denkt, dat je grappig geweest ben zei Henry nijdig," heb je het leelijk mis"- „Het was heelemaal niet mijn bedoeling grappig te zijn," verklaarde Pamela. snapt toch zeker wel, dat tante Hetty n loofd zou hebben, dat jij mijn leven ger als we maar half nat waren?" wi;s- Leven gered? Je wilt haar toch niet „Zeker wil ik dat. En niet alleen aflfT0Jvem - iedereen. Dan kan ze toch slecht baar mlng tot onze verloving weigeren. Bi jy toch niet zoo idioot zijn om het tegen P ken? Dat zal je toch. niet helpen, want dan zui len de menschen zeggen, dat je zoo b - bent!" „Hoor eens Pam," zei Henry streng, ik weet wel, dat Ik geen held ben, maar ik laat me han gen als ik op zoo'n goedkoope manier voor held wil spelen." ,Je doet precies wat ik je zeg, zei Pamela nadrukkelijk," „dat zal je later toch ook nftoeten doen." De arme Henry had net zooveel kans tegen over Paula als Adam tegenover Eva. Een week later waren Pamela en Henry ver loofd. Tante Hetty was Henry weer even innig genegen als vroeger. (Nadruk verboden). Hoewel Billy Simpton een goed speler was, had hij het nooit verder kunnen brengen dan tot een plaats in het reserve-elftal -Dank zij een griepepidemie echter kwam eindelijk zijn kans om zijn talenten in het erste elftal te demonstreeren. Billy zou als rechtsbinnen in den eindstrijd om den beker spelen. Dolblij vertelde Billy het Sroo'e,"e™ aan Edith en drong er bij haar op aan, dat ze dezen wedstrijd met haar tegenwoordigheid zou ver eeren. Edith was Billy's verloofde en het vol- gend iaar zouden ze trouwen. Edith was er reeds bij yoorbaat van over tuigd, dat ze zich gruwelijk zou verve en en dat ze een flinke verkoudheid zou oploopen. Bovendien ging ze honderdmaal never naar de bioscoop, maar, och, Billy was z met zich- ingenomen, dat ze het niet over haar hart kon verkrijgen om hem teleur te stellen. „We zullen waarschijnlijk we verliezen", meende Billy, „maar we zullen het hun in ieder geval niet cadeau geven!" Op den bewusten Zaterdagmiddag, zat Edith dus op de tribune van de Bridley Town Foot ball Club. Het was koud, snijdend koud zelfs. Een koude, die begint met je gevoellooze voeten te bezor- gen en vervolgens langzaam opklimt. Een muziekkorps zdtgde voor de noodige afleiding. Daar Edith in haar onschuld meende, dat de muziek onafgebroken zou doorspelen, vond ze tenslotte een voetbalwedstrijd nog zoo vervelend niet! Alleen maar jammer, dat ze niet in den zomer gespeeld werden. Eindelijk verschenen de spelers. De muzikan ten hielden plotseling op met spelen en verdwe nen. Het spel nam een aanvang en in de oogen van Edith was het een zonderlinge wilde vertooning van hollende mannen, die den bal met hun voeten en hoofden bewerkten. De toeschouwers brulden als bezetenen en links en rechts klonken sarcas tische opmerkingen aan het adres der spelers en van den scheidsrechter. Doch Edith juichte niet en maakte geen sarcastische opmerkingen. Zij geeuwde. Toen, opeens, ontdekte zij den hoed! Billy, intusschen geïnspireerd door de ge dachte, dat Edith al zijn bewegingen volgde, overtrof zichzelf. Tien minuten na het begin stond Budley met 01 achter, maar het duurde niet lang of Billy bracht de partijen op gelijken voet. De toeschouwers juichten opgewonden en Billy vroeg zich af, wat Edith nu wel van hem zou zeggen. Zeker, Edith hoorde het oorverdoovende la waai om zich heen en vroeg zich af, wat dit wel te beteekenen zou hebben. Haar aandacht werd nog steeds in beslag genomen door den hoed. In de tweede helft maakte Billy nog een doel punt. Het was een schitterend staaltje van over leg en doorzettingsvermogen. Toen de fluit van den scheidsrechter tenslotte het einde aankon digde, had de thuisclub met 21 gewonnen! Opgetogen en druk pratend verlieten de toe schouwers de tribune. Edith wierp nog een laatsten smachtenden blik op den hoed, die ein delijk uit het gezicht verdween. Een kwartier later stond Billy, die zich erg gehaast had, reeds voor zijn verloofde. „En", vroeg hij trotsch, „hoe vond je het?" „Ik vond de muziek erg leuk", zei Edith. „De muziek?" Billy's gezicht betrok. „O, ja, ze speelden niet slecht. Maar hoe...." „En, o Billy, twee rijen voor me zat een juf frouw met een hoedje op, een hoedje om voor te knielen, Jij zult het wel niet gezien hebben, want je liadt het veel te druk met dien bal. Maar het was een snoes. Drie verschillende tin ten blauw, zeg, en zoo'n beeldig model! Het was alleen jammer, dat dat mensch zelf zoo'n paars gezicht had, maar dat zal wel van de koude ge weest zijn". Billy's gezicht stond strak. „Maar hoe vond je den wedstrijd?" vroeg hij. „Oh, erg aardig. Wie heeft gewonnen?" .„Wie gewonnen heeft?" hijgde Billy, „wij natuurlijk!" „Heusch? Daar ben ik blij om, Bill. Dus daar om waren de menschen zoo opgewonden?" .Misschien wel", zei Billy koel. t Edith werd zich vaag bewust, dat er iets m in maken. „Heb je nog een doelpunt gemaakt? ze belangstellend. Qord. „Ik „Twee maar", was het bittere antw hebben„ had gedacht, dat je het wel gezien z°"j,heid voor Een oogenblik werd Billy's gerief,'^ door Edith op de proef, gesteld. Hoe z°"Wi die geen leven kunnen gaan met een v' jpaal en een onderscheid wist tusschen een d ging 20nd hoekvlag? .Die naar „den" weds het spel te volgen? Die.. dachten onderbro Op dit punt werden op zijn arm - ken doordat Edith haar ha bet; „n;.,teCle- Met schuchteren stem klo voetballen snan^W heusch, Billy, maar va"t hoedje, ik snaP !k geen steek. En dan p n mijn oogen er niet ®fti°udfzoóde verstand Toen kreeg het e weer de overi«»d'ei hij; terwij! hij haar arm „Arme sclfet ik beu *J naar arm .ar den zijne trok. .J a eigenlek een groote Edith werd zich vaag bewust, dat er iets n orde was en ze probeerde het direct g°eö vroeg van Billy door den zijne te nemen .^ksjeh°dO0Ót het veel teMa-n:: Protesteerde Editn, »>J Edith ®n ®dlyJ^n nu getrouwd en Billy speelt nog steeds voor zijn ciub en als hij voet- balt' ëaa!' B li of naar de bi0SC0°P- 's Avonds vertelt Billy uitvoerig van zijn helden daden en Er th beschrijft hem hoe Norah Tal- mftete redden ge en gevaarlijke situatie (Nadruk verboden). Rotterdammers, Nederlanders, Eet meer visch en steeds meer vlsch, Die met zooveel zwaren arbeid. Uit de zee gevangen is. Eiken Vrijdag: vast uw maaltje Voor een goeden vastendag: Zeer voordeellg voor uw lichaam En die fiere vlsschersvlag. Als nu alle Nederlanders Eens per week hetzelfde doen.... Leven zeven duizend menschen Niet meer op een slof en schoen! Bak ze, stoof ze, kook ze keurig: Een gemakkelijke kost Eens per week het moede maagje Van zijn zware werk verlost. Schellevisch en kabeljauwen, Tong en schol en pieterman En vooral die vette haring Ach, hoe dat toch smaken kan. Laat die vissehers wat verdienen En hun waar is zoo goedkoop Helpt dien vissehers aan hun.vleeschmaal Met wat piepers, kool en doop. Soor de wèrklng van de hersens I de visch spijs wonderbaar Die er heelemaal geen hebben Denken door een bokking klaar. Vischgebruik maakt menschen geestig, Meisjes maakt het blank van. vel; Oude, kribberige heeren Doet een zacht makreeltje wel. Die veel hoofdarbeid verrichten Denken vlugger bij hun werk En het aantal vitaminen Is bij stokvisch wonder sterk. Na een vischmaalnimmer ruzie Als na zware, vette spijs.... Rotterdammers, Nederlanders Eet meer visch en handelt wijs. J. H. SPEENHOFF. l)Jb BEKENDE SCÜJLD'klf van zee- «b gezichte®. Hobbe Smith, werd hade® 70 laar. Practisch. Toen Max LIebermann nog niet beroemd was, bracht hij zijn vacantie eens door op een klein onbekend dorp. Op een van die dagen voltooide hij een schilderij van een zeer schilderachtig gelegen boerenhoeve. De eigenaar keek aan dachtig toe. Ten slotte vroeg hij: Wat doe je nu mét dat schilderij van m'n imls? Ik hoop het op een tentoonstelling te brèn- gen, daar zullen duizenden menschen het zien. Duizenden? vroeg de boer. Nou, dan zou ik je wel een vraag willen doen. Kan je er niet op schrijven „gedurende de zomermaanden bil lijkte huur." Hoover en Roosevelt. Iemand vroeg aan president Hoover: Gaat u met ons op politiek Se le mee? Hoe ver? vroeg Hoover. Tot aan het Rooseveld. Dankbaarheid- Weet je aan wi6 Tntin pas gestorven oom zijn heele verm"Sen veï maakt heeft? Aan de vrouw, die hem eens een blauwtje heeft laten loopen. Ëfl dan zeggen ze nog, dat er geen dank- baarbeid op de wereld bestaat. -<>- Nu kwam Een cliënt sprak tegenover 'n Joodschen koopman zijn bewondering uit over z'n zaken- handigheid. Ik wou, zei de man, dat ik zulke pientere hersens had als jij. Dat kan je krijgen, zei de koopman, dan ®oet je lederen morgen een haring eten. De man kocht lederen morgen bij den koop man een haring. Maar op een keer kwam hij met een vraag: Hoe komt het, dat ik hij jou vijftien cent voor een haring moet betalen, daar ze bij ieder ander voor een dubbeltje te koop zijn. De koopman glunderde: Heb ik je nou 'n goeden raad gegeven? Zie je wel man, nou gaat hét werkelijk komen. De reden Twee vroegere Joodsche vrienden komen el kaar na langen tijd tegen. Na de gewone plicht plegingen vraagt de een aan den ander: En waar woon je tegenwoordig? Wel hier voor aan de straat, dat nieuwe huis met dat tuintje er voor. Kom maar eens kijken, van de week, je trapt het hekje open en ik sta al aan de deur. Goed afgesproken, dan kom ik aanstaanden Woensdag. Best, dus niet vergeten, het eerste huls van deze straat, met dat tuintje ervoor, je tri^pt het hekje open en je bent binnen. Maar apropos, waarom praat jé toch zoo van dat hekje open trappen. Waarom moet ik juist dat hekje opentrappen? Och zeg nou, begrijp je dat nietje zal toch zeker niet met leege handen komen! O- Dat klopt. Mevrouw Bern heeft voor vanmiddag de mas seuse, de manicure en de kapster besteld, alle maal tegelijk. Ik begrijp, vergadering van de herstel commissie. —O— Nederlandscli. Uit het lijforgaan van Charivarius, den taal zuiveraar: „Helaas de begrippen: slopstiek, gag, smij- teral deze aliassen voor de filmburleske van voorheen zijn uit het geheugen der tegen woordige generatie verdwenen. De jeugd in plus-fours, uilenbrillen en sweaters is te zeer gedrenkt in operette-schlagers, sex appeal en Freud, vrees ik. om nog eenig behagen te scheppen in den goeden ouden „rough-and- tumble humor voor voorheen".

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 6