m
iXD.
t
I
I
allerlei
m
voetbalwedstrijd.
OVERTROEFD.
i.P>: S» D»
DE OUDE SCHUUR.
SCHIPBREUK.
mm. 7 w i
-o-
WOENSDAG 7 DECEMBER Ï932
Bet en Bert ontvluchten.
CarSzr ^ever'ergens
EET MEER VISCH
O—
O—
n
„Het spijt me, dat ik wat laat ben. Enid, maar
ik ontmoette Derek Caroon, en die heeft me
opgehouden".
„O", was alles wat Enid ijskoud-beleefd ant
woordde.
„Wat is er toch tusschen jelui", vroeg Betty
nieuwsgierig. „Jullie waren toch zulke goede
vrienden. Wat heeft hij gedaan?
„Hij heeft mij verveeld, als je het bepaald
weten moet. Je hebt hem toch niet verteld waar
wij beengaan?"
„Ja, dat wij in Sudderby Woods gaan picnic-
cen", antwoordde Betty langzaam.
„Vervelend", riep Enid uit. „Als hij ons nu
maar niet volgt. Enfin, heb je de biscuits mee
gebracht Mooi. Dan zullen we de mand in
orde maken. Na tien minuten waren sandwiches
gesmeerd, en met de cakes, de thee en andere
benoodigdheden in de picnic-mand gepakt.
Deze werd achter in Enid's twee persoons-auto
geplaatst, en even later reden zij temidden van
de golvende heuvellandschappen.
„Een heerlijke dag voor een picnic meenae
Betty.
Enid nam juist een moeilijke bocht en an -
W7adteeri?k"at^e geestdriftig, en toen op.
eens O Betty, we hebben de melk vergeten.
Ik heb haar o'p de plank in de garage laten
staan. Maar bij het bosch is e sudderby
Na een goed uur bereikten zij Sudderby
Woods. De auto werd op een zijweg achterge
laten en samen de mand dragend, gingen de
wee meisje™ een klein eind weegs het bosch
•r Het was nog te vroeg voor thee, en zij
strekten zich uit op het gras en genoten van de
zon en de boschlucht, tot Betty na eemge malen
haar armband horloge geraadpleegd te hebben,
meende, dat zij het niet langer zonder thee kon
Bt0lGoed Ik zal de melk halen ,en jij maakt
Ha'nicnic in' orde", zei Enld, opspringend.
Na tien minuten keerde zij terug, vroolijk
zingend en achteloos zwaaiend met een melk-
CnlDat'heeft lang geduurd", merkte Betty op
Moest de koe nog gemolken worden?"
Dat nu juist niet", antwoordde Enid, maar
zii" vond het blijkbaar onnoodig te vertellen,
dat zij zich opgehouden had aan een beek om
een paar erge vuile handen te wasschen.
De picnic was geëindigd; de meisjes borgen
het servies weer in de mand, toen Enid ter
loops vroeg; „Heb je Derek Carson nog gezegd,
dat wij van plan waren vroeg terug te keeren?
Ja. Waarom vraag je dat?"
[[O, niets. Zoo maar".
Met de mand tusschen haar in liepen zij
naar de auto terug.
Zeg, Enid, wat is al die olie daar?" vroeg
Ee Olie? Dat is geen olie", riep Enid uit, haar
eind van de mand neerzettend, en naar den
wagen snellend om de zaak te onderzoeken.
Het is benzine", vervolgde ze. Iemand heeft
opzettelijk de tank laten leeglocpen.
Maar wie zou nu zoo n flauwiteit doen?"
zei Betty verontwaardigd. „Heb je niet meer
belGeen' droppel. Ik had de tank juist gevuld".
Wat moeten we doen?" klaagde Betty Ik
móet om zeven uur thuis zfjn. t Is heel be-
la!frank zal hebben te wachten, dat is alles",
meende Enid achteloos. Frank was haar broe
der, en zij wist, dat de jongeman, ^het^mo^t.
kunnen we benzine leenen ,t
't Is Derek", riep Betty blij-verrast uit, en
een groote wagen stopte naast de twee schip
breukelingen.
„In moeilijkheden?" informeerde een opge
wekte mannestem. .io
„Ja", antwoordde Enid. „Een of ander akelig
spook heeft alle benzine uit het reservoir laten
loopen. Kun je mij geen kan leenen.
„Zeker!" Derek sprong snel uit zijn auto en
nam daarna het tooneel van verwoesting
oogenschouw.
„Een gemeene streek", zei hij- „Heb je er g
idee van wie het gedaan heeft?
„Hoe zou ik?" antwoordde Enid. „We hebben
thee gedronken in het bosch, en hebben zoo-
even ontdekt, wat er gebeurd is".
„Ja juist. Gelukkig heb ik altijd een extra
kan of twee achter in mijn kar".
Hij wilde ze halen, maar nauwelijks had hij
het portier geopend, of hij slaakte een uitroep
Van verbazing.
„Ik begreep er niets van! De twee kannen zijn
verdwenen. Ik weet zeker, dat ik ze had mee
genomen".
Derek woelde wanhopig met de handen door
het haar.
„Er zit njets anders op dan dat ik jelui op
sleeptouw neem", zei hij ten slotte.
„Ik denk er niet aan", protesteerde Enid..
„Ik laat me niet sleepen; dat gaat mijn eer te
na. Ik zal naar een garage loopen en er „en
kan benzine halen".
„Maar c}e naaste garage is mijlen hier van
daan", stamelde Derek, nog steeds ongeloovig
kijkend naar de ledige plaats waar eens twee
kannen benzine gestaan hadden.
„En het is al over half vijf", klaagde Betty
„Maak je niet ongerust", suste Enid haar. „Ik
zal zorgen dat je op tijd bent. Zeg Derek" ver
volgde zij poeslief ,,'t zal je niet zooveel tijd
kosten, naar die garage te rijden en wat benzine
voor ons te halen".
Geen minuut later was Derek Carson's auto
uit het gezicht verdwenen.
En Derek glimlachte. Het meisje, dat hij bo
venal lief had. had hem opnieuw Derek ge
noemd. En al rijdend droomde hij schoone
droomen.
Maar toen hij, na de benzine gekocht te hebben
bij Sudderby Woods terugkwam, was van 5nid
en Betty, noch van de auto, iets meer te
bespeuren. Een nieuw mysterieZeker was een
andere auto voorbijgekomen, en had deze haar
de noodige benzine verschaft.
„Zij hadden tenminste op mijn terugkomst
kunnen wachten", bromde hij.
„Op den terugweg kwam hij langs Enids huis.
Voor het huis stond de kleine auto. Enid was
bezig haar af te stoffen, en blijkbaar op den
uitkijk naar Derek, dien zij bij zijn nadering
vroolijk toewuifde.
,,'t Spijt me dat we niet op je konden wach
ten. We slaagden er in benzine te krijgen, en
gingen er dus direct van door, omdat Betty
zoo'n haast had. Kom binnen. Neen, niet te
dicht bij het prieel. Daar zit ze met Frank. Hij
js bij haar vader geweest."
„Hij moet heel gelukkig zijn", meende Derek
jtragisch.
Zij knikte.
„Maar als de zaken zoo staan", vervolgde
Derek, „dan zou ik het mijzelf nooit ver-geven
hebben als zij te laat geweest was."
„Jij Wat heb jij daarmee te maken
„O, Enid, vergeef mij, maar ik ben het die
je benzine-reservoir geledigd heb."
„jijMaar waarom toch
„Ik wou weer goed met je worden.... Ik
,weet niet wat ik misdaan had, dat je me niat
poser wilde
4o0. „Hij is in slaap gevallen", fluistert 431. Het venster staat op een kier. Bert
Bet. „Ja", antwoordt Bert. „We kunnen opent het geheel en kijkt uit. „Kom mee",
ontvluchten, Loop zacht. Houd je nagels- fluistert hij, „er is een regenpijp."
in."
432. En langs den regenpijp dalen zij af
In de stille straat.
„Weet je dat niet riep Enid boos uit. „Heb
je Rosie Crawford niet meegenomen naar het
liefdadigheidsbal
,Ik moest", verontschuldigde hij zich. „De
ouwe lui en de Crawfords zijn groote vrienden."
„Dt ben misschien zonder reden jaloersch ge
weest erkende Enid, een weinig uit het veld
geslagen. „Maar ik zie niet in hoe het ledigen
van mijn reservoir de vriendschap weer zou
kunnen herstellen."
„Toen ik de benzine had laten uitloopen, heb
ik bij een bocht gewacht tot jelui eindelijk te
voorschijn kwaamt. Daarna kwam ik „toeval
lig" aanrijden om jelui te helpen. Als ik je een
kan benzine gaf, moest je wel tot mij spreken,
nietwaar
„Hoe kon je me benzine geven. Je had zelf
niets in reserve
„Ik ben er zeker van dat de kannen achter
in mijn kar waren, toen ik van huis vertrok",
zei hij met overtuiging. „Ik begrijp er niets van.
Iemand moet ze gestolen hebben, terwijl Ik
met jou reservoir bezig was."
Hij keek zoo ongelukkig en verslagen en
nederig, dat Enid zich niet langer bedwingen
kon.
„Idioot riep ze uit. „Lieve, schattige idioot!
Natuurlijk moet iemand ze gestolen hebben.
Ik was op weg naar de boerderij om melk te
halen, en zag je uit je kar stappen en op de
mijne toeloopen. Ik heb je gadegeslagen, en
alles begrepen. En, toen heb ik de twee kan.
nen uit jouw outo gehaald, en ze achter een
muur verborgen. En later, toen je naar die
garage reed om benzine voor mij te halen (erg
gedienstig, hoorheb ik de kannen te voor
schijn gehaald, enzijn we weggereden.
't Leert je, meneer, nooit weer pogingen te
doen een lid van het schoone geslacht beet
te nemen."
„Ik beloof het", zei hij tam.
„En vooral niet je vrouw.... als tenminste
ooit een vrouw zoo dom is zoo een sChattigen
idioot te nemen."
„Meen je 't, meen je 't heusch, Enid
„Een idioot Ja. Een schattige idioot Ja."
„En wil jij die domme vrouw zijn, Enid
»J3
(Nadruk verboden). B.
v jW.at is..het leven toch saai", zei Smith
nalriuid, tot zijn eigen verbazing.
De andere aanwezige verried niet de minste
belangstelling. Dat was waarschijnlijk, omdat
die andere m een hoek van de schuur zat, zijn
gelaat onzichtbaar door de daar heerschende
duisternis.
Dat Smith over zijn eigen uitval verbaasd
was is begiijpelijk. Meestal bepaalde zijn con
versatie zich tot: „Morgen!" „Saluut!" Ja"
„Neen". „Juist". Smith was dus niet bepaald
een gezellig mensen. Dat kwam door het ssaic,
eentonige leven, dat hij leidde. Er waren echter
van die oogenblikken. ook in zijn leven, waarin
plotselinge opwellingen van vreugde of veront
waardiging de oorzaak werden van ongewone
uitingen.
En toch was Smith geen sufferd. Integendeel!
Het ontbrak hem slechts aan doorzettingsver
mogen. Al zat hij ook dag-in, dag-uit, op kan
toor over zijn lessenaar gebogen, in zijn hart
was hij een avonturier.
Elk jaar, als hij met vacantie ging, was hij
zich bewust van een onrustig verlangen naar
iets bijzonders, het verlangen naar een echt
avonturier. Maar regelmatig werd hij in dat
verlangen teleurgesteld.
Het was vandaag de laatste dag van zijn
vacantie, de saaiste vacantie, die hij m jaren
had beleefd. Door een plotseling opkomend on
weer overvallen, had Smith een s
gezocht in een oude, vervallen schuur. En toen,
in die troostelooze omgeving in tegenwoordig
heid van een vreemdeling, zocht zijn overkropt
gemoed uiting in de hierboven aangehaalde
woorden.
De vreemdeling echter stelde hem teleur. De
verwachte instemming bleef uit. De man zweeg.
.Dit gebrek aan belangstelling verhoogde
Smith's depressie. Waarom gaf die man geen
antwoord
„Misschien bent u het niet mef me eens
probeerde Smith nogmaals.
De andere man bewoog zich. Waarschijnlijk
haalde hij zwijgend zijn scholars op. Dat was
echter in de duisternis niet te Wen. Het zwijgen
van den man werkte op Smith's zenuwen.
In de verte rommelde de donder. Mistroostig
staarde Smith door de deur van de schuur naar
buiten. In de verte zag hij duidelijk de heuvels,
scherp afgeteekend tegen het dreigende uit
spansel. Hij voelde zich klein en nietig tegen
over de woedende elementen. Hulpeloos keek
hij naar de jachtende wolken.
„Ik denk, dat het een reuzen bul wordt",
zei hij.
En toen deed de man in den hoek, tot
Smith's groote verrassing, eindelijk zijn mond
open.
„U zoudt het leven waarschijnlijk niet zoo
vervelend Vinden, als u veel geld bezatklonk
de stem uit den donkeren hoek.
Smith draaide zich om. Hij was niet alleen
verbaasd, doch ook verontwaardigd. Waarom
zou hij niet goed hebben kunnen verklaren.
Er zat spanning in de atmosfeer. Dat was het
waarschijnlijk. Bovendien was zijn omgeving,
hier in die vervallen schuur, die in duisternis
gehuld was, min of meer spookachtig. Hoe het
zij, Smith overtrof zichzelf voor de tweede
maal, door impulsief uit te roepen:
„Maar hoe komt u eigenlijk op het idee, dat
ik geen geld zou hebben
„Heeft u dan wèl geld?" vroeg de stem.
Smith streed tegen een fantastische, belache
lijke bekoring.
Waarom zou hij tegenover dezen irriteerenden
vreemdeling niet net doen, of Hi geld genoeg
had Waarom zou hij tegenover dien man niet
poseeren als een rijke zonderling, wiens grootste
genoegen het was eenvoudige voetreisjes te
maken Waarom moest iedereen precies weten
hoe hij er financieel voor stond Tot zelfs een
totaal onbekende in een afgelegen schuur
Het volgende oogenblik echter lachte Smith.
Zijn gezond verstand behield de overhand en
behoedde hem voor een dergelijke dwaasheid.
Hij grinnikte in de richting van den donkeren
hoek. Na de verleiding overwonnen te hebben,
verviel hij in het andere uiterste.
„Geen rooie cent, waarde heer, ik weet zelfs
niet, waar ik morgen van moet eten", ver
klaarde hij opgewekt.
Het gerommel van den donder wejfl steeds
luider
„Ja", ging Smith voort", ik geloof ook, dat
geld een groot verschil zou maken. Zoo'n
millioentje bijvoorbeeldStel je voor, dat ik
eens een millioen bezatDan zou het leven
best uit te houden zijn. Auto's, een jacht, reizen
om de wereld, buitenverblijven"Net op
het nippertje hield hij de woorden: „en nooit
meer naar dat snert kantoor", nog' in. Neen,
hij moest in zijn rol blijven
„Maar, wat geeft al dat gepraat over geld,
wat je toch niet hebt Dat maakt een mensch
maar ontevreden, vindt u ook niet besloot
Smith.
„Natuurlijk", beaamde de vreemdeling.
Smith haalde zijn sigaretten-koker uit zijn
zak. „Enfin", zei hij, „een sigaret kan een
mensch zich gelukkig meestal nog wel veroor
loven. Wilt u opsteken
De man in den donkeren hoek schudde ont
kennend het hoofd.
„Rookt u niet vroeg Smith. „Ik zou er niet
goed buiten kunnen".
Toen streek hij een lucifer aan. Het vlammetje
verlichtte zijn onbeduidende gelaat, zijn goed-
koope sigaret en ook den gedeukten, blikken
sigarettenkoker.
De lucifer doofde uit en Smith sprong op.
Er klonk een harde donderslag.
„Dat neemt niet weg", praatte Smith door
het onweer heen, „dat ik graag een goed
gevulde portefeuille op zak zou hebbenDan
beleefde ik misschien ook eens wat
Als om zijn afkeuring te kennen te geven
over de frivole woorden van Smith, brak het
onweer plotseling met ongekende heftigheid
los. Een heldere bliksemstraal verlichtte de ver
vallen schuur tot in de verste hoeken.
Het gelaat van den man in den hoek was
één oogenblik duidelijk te onderscheiden. Toen
was de schuur weer in diepe duisternis gehuld.
„Ik denk, dat ik maar gauw maak, dat ik
thuis kom", mompelde Smith. „Het regent nog
steeds niet en misschien kan ik nog net vóór
de bui binnen zijn
En Smith zette het op een loopeft.
Drie uur later, toen hü in zijn goedkoope
hotel een kopje thee zat te drinken, zag hij
het gelaat van den man in de sehuur, op
nieuw. Het gezicht staarde hem aan uit het
juist bezorgde avondblad.
Er boven stond, met vette letters, gedrukt:
„Gezocht door de politie verdacht van
moord".
Bijlig, ook zoo Qud
als de Krimoorlog.
- Een redacteur van het Persbureau heeft een
interview gehad met den operazanger Benja-
mino Gigll:
„Daarnaast noemde de heer Gigli ons een
reeks opera's, waarmede hij Immer een uitbun
dig succes oogst o.m. „Rigoletto", „Mignon" en
werken van Mascagni, Pucini en ook moderne
als „Bonembulo" van Bellini."
Het was de eerste echt-zomersche dag van
deaal. weer om te roeien, meende
Hen y, terwijl hij met forsche slagen zijn boot
door het water trok.
Behendig hield hij aan op een kleinen hou
ten steiger aan het einde van een keurig onder
houden tuin, gelegen achter een moderne aar
dige villa.
Louis Saalborn, die 10 December zijn zil
veren tooneeljubile viert«4 Süs de lood
Het zou heelemaal niet gek zijn, dacht Henry,
indien Pamela, met dit prachtige weer, in den
tuin zou dwalen.
Ha, hij bofte. Ze was inderdaad in den tuin.
Dat blauw-witte tusschen de bloemen, moest
haar jurk zijn.
„Hallo", riep hij opgewekt en het meisje in
de blauw-witte jurk keek haastig op en wuifde.
„Prachtig weer hè?" riep ze terug.
„Gaat nog al", zei Henry, die niet gauw te
vreden was.
Intusschen had Henry den Steiger bereikt
en riep:
„Spring er in, Pam."
„Kan niet," zei Pamela hoofdschuddend.
„Nu stap er dan in", inviteerde Henry.
„Ik heb tante Hetty beloofd, dat ik niet zou
meegaan in jouw boot."
„Waarom in 's hemelsnaam?"
„Ter wille van den vrede. Ze hield niet op
voor ik het haas beloofd had. Als jouw naam
maar genoemd wordt, trekt tante een gezicht als
een oorwurm."
„Ja," zei Henry bedrukt, dat ze mij niet
graag mag wist ik. Maar eh als we
dan eens met haar boot gingen! Ze is toch,
hoop ik, niet thuis?'
„Neen, ze is boodschappen gaan doen. Maar
ik heb beloofd, dat ik nooit alleen in haar boot
zou gaan. Ik kan niet zwemmen, weet je."
„Maak toch niet zooveel uitvluchtjes. Wat
verbeeldt je tante zich wel, om al die beloften
van je af te dwingen. Ik weet wel, ze is voog
des en zoo, maar-ze moet niet overdrijven. Bo
vendien als wij samen in haar boot gaan roeien
dan houdt je toch strikt die twee beloften?"
„H'm", glimlachte Pamela," daar had ik zoo
gauw niet aan gedacht. Maar ?e bedoelde na
tuurlijk
„Het kan me niets schelen wat ze bedoelde",
zei Henry gedecideerd." Dan moet ze maar dui
delijker zeggen wat ze wil."
„Maar het is zoo'n oude, havelooze boot. Tan
te zegt altijd, dat ze hem eens zal laten op
knappen. maar er komt nooit iets van."
„Of die boot mooi of leelijk is, daar trek ik
me niets van aan, als jij bij me bent," zei Hen
ry met vuur.
Een oogenblik later stapte het tweetal in tan
te Hetty's boot,, die er inderdaad erg haveloös
uitzag. Bovendien was een dol gebroken. Voor
aan den boeg was nog flauwtjes leesbaar „wa-
ternymph."
„Als waternymfen er zóó uitzien, hoop ik er
nooit een te ontmoeten," mompelde Henry. Met
Pamela aan het roer, roeide Henry naar het
midden van de rivier.
„Pam," zei Henry plotseling," ik begrijp die
tante van jouw niet. Het is nog niet zoo lang
geleden, dat ze erg op me gesteld was en nu
doet ze net of ik een soort duivel ben. Hoe
komt dat eigenlijk?"
„Omdat je te veel werk van mij maakt. En
ze vindt je een luiaard".
„Een luiaard? Vanmorgen was ik om zes
uur op."
„Ze bedoelt wat werken betreft en ze denkt,
dat je nooit genoeg zult verdienen om te kun
nen trouwen".
„Wat 'n onzin: Ik zal haar eens laten zien
hoeveel een advocaat verdient, die zijn werk
verstaat. Maar vóór ik me ergens inkoop moet
ik eerst goed uit mijn oogen kijken." Plotse
ling voelde Henry iets kouds aan zijn voeten.
Hij keek omlaag.
„We maken water" merkte hij op.
„Ja", zei Pamela kalm, „ik geloof, dat de boot
lekt."
„Lekt?" riep Henry," we zitten in een zeef.
Stuur maar gauw naar den kant."
„Daar bij die wilgen is het erg ondiep," zei
Pamela.
„Dat kan wel zijn," antwoordde Henry, maar
ik voel er niets voor om drijfnat te worden.
Stuur
Doch Pamela bleef rechtdoor sturen. Wat
Henry ook probeerde met zijn riemen, Pamela
werkte hem tegen met het roer. Ondertusschen
liep de boot vol water en eindelijk zonk het
vaartuig in een ondiep gedeelte van de rivier,
juist bij een wilgenboom.
Het tweetal stapte uit het bootje en stond
tot aan hun middel in het water. Pamela proestte
van het lachen. Langzaam en moeilijk waadde
ze naar Henry en gaf hem toen plotseling een
stevigen duw.
„Uch" zei de verschrikte Henry en ging
kopje onder.
Toen hij r%t veel moeite weer overeind ge
krabbeld was, zag hij, dat Pamela eveneens
kopje-onder gegaap was. Doch een oogenblik
later stond ook zij weer proestend en blazend
overeind.
„Als je denkt, dat je grappig geweest ben
zei Henry nijdig," heb je het leelijk mis"-
„Het was heelemaal niet mijn bedoeling
grappig te zijn," verklaarde Pamela.
snapt toch zeker wel, dat tante Hetty n
loofd zou hebben, dat jij mijn leven ger
als we maar half nat waren?" wi;s-
Leven gered? Je wilt haar toch niet
„Zeker wil ik dat. En niet alleen aflfT0Jvem -
iedereen. Dan kan ze toch slecht baar
mlng tot onze verloving weigeren. Bi jy
toch niet zoo idioot zijn om het tegen P
ken? Dat zal je toch. niet helpen, want dan zui
len de menschen zeggen, dat je zoo b -
bent!"
„Hoor eens Pam," zei Henry streng, ik weet
wel, dat Ik geen held ben, maar ik laat me han
gen als ik op zoo'n goedkoope manier voor held
wil spelen."
,Je doet precies wat ik je zeg, zei Pamela
nadrukkelijk," „dat zal je later toch ook nftoeten
doen."
De arme Henry had net zooveel kans tegen
over Paula als Adam tegenover Eva.
Een week later waren Pamela en Henry ver
loofd. Tante Hetty was Henry weer even innig
genegen als vroeger.
(Nadruk verboden).
Hoewel Billy Simpton een goed speler was,
had hij het nooit verder kunnen brengen dan
tot een plaats in het reserve-elftal -Dank zij
een griepepidemie echter kwam eindelijk zijn
kans om zijn talenten in het erste elftal te
demonstreeren. Billy zou als rechtsbinnen in den
eindstrijd om den beker spelen.
Dolblij vertelde Billy het Sroo'e,"e™ aan
Edith en drong er bij haar op aan, dat ze dezen
wedstrijd met haar tegenwoordigheid zou ver
eeren. Edith was Billy's verloofde en het vol-
gend iaar zouden ze trouwen.
Edith was er reeds bij yoorbaat van over
tuigd, dat ze zich gruwelijk zou verve en en
dat ze een flinke verkoudheid zou oploopen.
Bovendien ging ze honderdmaal never naar de
bioscoop, maar, och, Billy was z met zich-
ingenomen, dat ze het niet over haar hart kon
verkrijgen om hem teleur te stellen.
„We zullen waarschijnlijk we verliezen",
meende Billy, „maar we zullen het hun in ieder
geval niet cadeau geven!"
Op den bewusten Zaterdagmiddag, zat Edith
dus op de tribune van de Bridley Town Foot
ball Club.
Het was koud, snijdend koud zelfs. Een koude,
die begint met je gevoellooze voeten te bezor-
gen en vervolgens langzaam opklimt. Een
muziekkorps zdtgde voor de noodige afleiding.
Daar Edith in haar onschuld meende, dat de
muziek onafgebroken zou doorspelen, vond ze
tenslotte een voetbalwedstrijd nog zoo vervelend
niet! Alleen maar jammer, dat ze niet in den
zomer gespeeld werden.
Eindelijk verschenen de spelers. De muzikan
ten hielden plotseling op met spelen en verdwe
nen.
Het spel nam een aanvang en in de oogen van
Edith was het een zonderlinge wilde vertooning
van hollende mannen, die den bal met hun voeten
en hoofden bewerkten. De toeschouwers brulden
als bezetenen en links en rechts klonken sarcas
tische opmerkingen aan het adres der spelers
en van den scheidsrechter. Doch Edith juichte
niet en maakte geen sarcastische opmerkingen.
Zij geeuwde.
Toen, opeens, ontdekte zij den hoed!
Billy, intusschen geïnspireerd door de ge
dachte, dat Edith al zijn bewegingen volgde,
overtrof zichzelf.
Tien minuten na het begin stond Budley met
01 achter, maar het duurde niet lang of Billy
bracht de partijen op gelijken voet.
De toeschouwers juichten opgewonden en
Billy vroeg zich af, wat Edith nu wel van hem
zou zeggen.
Zeker, Edith hoorde het oorverdoovende la
waai om zich heen en vroeg zich af, wat dit wel
te beteekenen zou hebben. Haar aandacht werd
nog steeds in beslag genomen door den hoed.
In de tweede helft maakte Billy nog een doel
punt. Het was een schitterend staaltje van over
leg en doorzettingsvermogen. Toen de fluit van
den scheidsrechter tenslotte het einde aankon
digde, had de thuisclub met 21 gewonnen!
Opgetogen en druk pratend verlieten de toe
schouwers de tribune. Edith wierp nog een
laatsten smachtenden blik op den hoed, die ein
delijk uit het gezicht verdween.
Een kwartier later stond Billy, die zich erg
gehaast had, reeds voor zijn verloofde.
„En", vroeg hij trotsch, „hoe vond je het?"
„Ik vond de muziek erg leuk", zei Edith.
„De muziek?" Billy's gezicht betrok. „O, ja,
ze speelden niet slecht. Maar hoe...."
„En, o Billy, twee rijen voor me zat een juf
frouw met een hoedje op, een hoedje om voor
te knielen, Jij zult het wel niet gezien hebben,
want je liadt het veel te druk met dien bal.
Maar het was een snoes. Drie verschillende tin
ten blauw, zeg, en zoo'n beeldig model! Het was
alleen jammer, dat dat mensch zelf zoo'n paars
gezicht had, maar dat zal wel van de koude ge
weest zijn".
Billy's gezicht stond strak.
„Maar hoe vond je den wedstrijd?" vroeg hij.
„Oh, erg aardig. Wie heeft gewonnen?"
.„Wie gewonnen heeft?" hijgde Billy, „wij
natuurlijk!"
„Heusch? Daar ben ik blij om, Bill. Dus daar
om waren de menschen zoo opgewonden?"
.Misschien wel", zei Billy koel. t
Edith werd zich vaag bewust, dat er iets m
in
maken.
„Heb je nog een doelpunt gemaakt?
ze belangstellend. Qord. „Ik
„Twee maar", was het bittere antw hebben„
had gedacht, dat je het wel gezien z°"j,heid voor
Een oogenblik werd Billy's gerief,'^ door
Edith op de proef, gesteld. Hoe z°"Wi die geen
leven kunnen gaan met een v' jpaal en een
onderscheid wist tusschen een d ging 20nd
hoekvlag? .Die naar „den" weds
het spel te volgen? Die.. dachten onderbro
Op dit punt werden op zijn arm -
ken doordat Edith haar ha bet; „n;.,teCle-
Met schuchteren stem klo voetballen snan^W
heusch, Billy, maar va"t hoedje, ik snaP !k
geen steek. En dan p n mijn
oogen er niet ®fti°udfzoóde verstand
Toen kreeg het e
weer de overi«»d'ei hij; terwij! hij haar arm
„Arme sclfet ik beu *J naar arm
.ar den zijne trok. .J a eigenlek een groote
Edith werd zich vaag bewust, dat er iets
n orde was en ze probeerde het direct g°eö
vroeg
van Billy
door den zijne te nemen
.^ksjeh°dO0Ót het veel teMa-n:: Protesteerde
Editn, »>J
Edith ®n ®dlyJ^n nu getrouwd en Billy
speelt nog steeds voor zijn ciub en als hij voet-
balt' ëaa!' B li of naar de bi0SC0°P-
's Avonds vertelt Billy uitvoerig van zijn helden
daden en Er th beschrijft hem hoe Norah Tal-
mftete redden ge en gevaarlijke situatie
(Nadruk verboden).
Rotterdammers, Nederlanders,
Eet meer visch en steeds meer vlsch,
Die met zooveel zwaren arbeid.
Uit de zee gevangen is.
Eiken Vrijdag: vast uw maaltje
Voor een goeden vastendag:
Zeer voordeellg voor uw lichaam
En die fiere vlsschersvlag.
Als nu alle Nederlanders
Eens per week hetzelfde doen....
Leven zeven duizend menschen
Niet meer op een slof en schoen!
Bak ze, stoof ze, kook ze keurig:
Een gemakkelijke kost
Eens per week het moede maagje
Van zijn zware werk verlost.
Schellevisch en kabeljauwen,
Tong en schol en pieterman
En vooral die vette haring
Ach, hoe dat toch smaken kan.
Laat die vissehers wat verdienen
En hun waar is zoo goedkoop
Helpt dien vissehers aan hun.vleeschmaal
Met wat piepers, kool en doop.
Soor de wèrklng van de hersens
I de visch spijs wonderbaar
Die er heelemaal geen hebben
Denken door een bokking klaar.
Vischgebruik maakt menschen geestig,
Meisjes maakt het blank van. vel;
Oude, kribberige heeren
Doet een zacht makreeltje wel.
Die veel hoofdarbeid verrichten
Denken vlugger bij hun werk
En het aantal vitaminen
Is bij stokvisch wonder sterk.
Na een vischmaalnimmer ruzie
Als na zware, vette spijs....
Rotterdammers, Nederlanders
Eet meer visch en handelt wijs.
J. H. SPEENHOFF.
l)Jb BEKENDE SCÜJLD'klf van zee- «b
gezichte®. Hobbe Smith, werd hade® 70 laar.
Practisch.
Toen Max LIebermann nog niet beroemd was,
bracht hij zijn vacantie eens door op een klein
onbekend dorp. Op een van die dagen voltooide
hij een schilderij van een zeer schilderachtig
gelegen boerenhoeve. De eigenaar keek aan
dachtig toe. Ten slotte vroeg hij: Wat doe
je nu mét dat schilderij van m'n imls?
Ik hoop het op een tentoonstelling te brèn-
gen, daar zullen duizenden menschen het zien.
Duizenden? vroeg de boer. Nou, dan zou ik
je wel een vraag willen doen. Kan je er niet
op schrijven „gedurende de zomermaanden bil
lijkte huur."
Hoover en Roosevelt.
Iemand vroeg aan president Hoover: Gaat
u met ons op politiek Se le mee?
Hoe ver? vroeg Hoover.
Tot aan het Rooseveld.
Dankbaarheid-
Weet je aan wi6 Tntin pas gestorven oom zijn
heele verm"Sen veï maakt heeft? Aan de vrouw,
die hem eens een blauwtje heeft laten loopen.
Ëfl dan zeggen ze nog, dat er geen dank-
baarbeid op de wereld bestaat.
-<>-
Nu kwam
Een cliënt sprak tegenover 'n Joodschen
koopman zijn bewondering uit over z'n zaken-
handigheid.
Ik wou, zei de man, dat ik zulke pientere
hersens had als jij.
Dat kan je krijgen, zei de koopman, dan
®oet je lederen morgen een haring eten.
De man kocht lederen morgen bij den koop
man een haring.
Maar op een keer kwam hij met een vraag:
Hoe komt het, dat ik hij jou vijftien cent
voor een haring moet betalen, daar ze bij
ieder ander voor een dubbeltje te koop zijn.
De koopman glunderde: Heb ik je nou 'n
goeden raad gegeven? Zie je wel man, nou gaat
hét werkelijk komen.
De reden
Twee vroegere Joodsche vrienden komen el
kaar na langen tijd tegen. Na de gewone plicht
plegingen vraagt de een aan den ander: En
waar woon je tegenwoordig?
Wel hier voor aan de straat, dat nieuwe
huis met dat tuintje er voor. Kom maar eens
kijken, van de week, je trapt het hekje open en
ik sta al aan de deur.
Goed afgesproken, dan kom ik aanstaanden
Woensdag.
Best, dus niet vergeten, het eerste huls van
deze straat, met dat tuintje ervoor, je tri^pt het
hekje open en je bent binnen.
Maar apropos, waarom praat jé toch zoo
van dat hekje open trappen. Waarom moet ik
juist dat hekje opentrappen?
Och zeg nou, begrijp je dat nietje zal
toch zeker niet met leege handen komen!
O-
Dat klopt.
Mevrouw Bern heeft voor vanmiddag de mas
seuse, de manicure en de kapster besteld, alle
maal tegelijk.
Ik begrijp, vergadering van de herstel
commissie.
—O—
Nederlandscli.
Uit het lijforgaan van Charivarius, den taal
zuiveraar:
„Helaas de begrippen: slopstiek, gag, smij-
teral deze aliassen voor de filmburleske
van voorheen zijn uit het geheugen der tegen
woordige generatie verdwenen. De jeugd in
plus-fours, uilenbrillen en sweaters is te zeer
gedrenkt in operette-schlagers, sex appeal en
Freud, vrees ik. om nog eenig behagen te
scheppen in den goeden ouden „rough-and-
tumble humor voor voorheen".