f l n 1 DE RECLASSEERING VAN SNOWY. ZWARTE PIET. VERGEEFSCHE MOEITE,, ■MWI DE GENIALE INBREKER WOENSDAG DECEMBER 1932 -O- O— -O- Wmmm mmmm. jg||||M I w5* Jff üwtSS IN.ADRUK, YERSODSMk Rechter Griffith was getroffen door het zie lige uiterlijk van den verdachte. Snowy Swann. Hoe oud ben je? vroeg hij. Snowy keek onzeker. Het was al zoo lang geleden sedert hij zijn laatsten verjaardag ge vierd had. - Vijftig, antwoordde hij op goed geluk. En daarvan heb je er zestien in de gevan genis doorgebracht? Dat weet ik niet precies: ik geloof het wel. Heb je wel eens geprobeerd op een eer lijke manier je brood te verdienen? O jé, zei Snowy, dikwijls genoeg. Waarom heb ie het dan niet volgehouden? Er was altijd iemand, die mijn patroon ver. telde, dat ik in de gevangenis gezeten had, antwoordde Snowy bitter, en dan werd ik weer ontslagen. Wat ben je eigenlijk van je vak? O, ik kan van alles, verklaarde Snowy vaa2- Ben je wel eens voorwaardelijk veroor deeld? Neen, meneer eh edelachtbare. Rechter Griffith poetste in.gedachten zijn bril- ïeglazen. Swann, zei hij vriendelijk, ik zal je een kans geven, ik zal je een voorwaardelijke straf opleggen. De politie zal je ongemoeid laten, zoo lang je je goed gedraagt. Je hebt het nu zelf in de hand om weer een fatsoenlijk mensch te worden. De ambtenaar voor de reclasseering keek be zorgd. Het zal buitengewoon lastig zijn om voor dezen man werk te vinden, edelachtbare. Zijn strafregister is al heel erg zwaar en Dan zal ik hem zelf aan een baantje hel- peni zei de rechter beslist. Hedges, sprak de rechter den volgenden dag tegen zijn tuinman, deze man is je nieuwe assistent. Je moet hem maar vertellen wat hij doen moet. En verder moet je hem in de kost nemen. Vervolgens draaide hij zich om en liet de lich telijk verwarde Snowy aan de hoede van Hedges over. Rechter Griffith was een schatrijk man en kon zich de weelde van een grooten tuin per- mitteeren. Tuinieren was zijn grootste liefheb berij. Hedges had reeds meer dan eens om hulp gevraagd. Om speciale redenen gaf hij voorkeur aan iemand, die van tuinieren niets afwist. En Snowy leek hem de assistent zijner droomen! Snowy had nooit van zijn leven bloemen zien groeien. In zijn oog was Hedges dan ook een grooter toovenaar dan de beroemdste goochelaar. Hedges was ten zeerste ingenomen met een assistent, die niet tegen het zwaarste werk op zag; die zonder tegenspraak deed wat hem ge zegd werd; die erg spaarzaam was met zijn woorden. Hun vrijgezellen leven in de vriendelijke tuin manswoning was prettig. Hedges vertelde graag en Snowy was een ideaal toehoorder. Beiden waren verwoede rookers. Klokslag elf uur gingen de mannen 's avonds naar bed, nadat Hedges eerst nog een ronde door den tuin gemaakt had om te zien, of de vensters en deuren van het groote huis goed gesloten waren. Snowy voelde zich volmaakt gelukkig. Na al die jaren in de gevangenis meende hij in een sprookjesland verdwaald te zijn. Was dit nu je brood op een eerlijke wijze verdienen? Wat 'n idioot was hij dan toch geweest om van diefstal te willen leven! Zoo gingen er enkele maanden voorbij. Rechter Griffith, die weduwnaar was, had slechts één zoon, Gerald. Toen deze met vacantie oveikwam, merkte Snowy al gauw, dat de vader innig aan zijn zoon gehecht was. Dit maakte Snowy erg bezorgd, want er lag soms een uitdrukking in de oogen van Gerald, die Snowy maar al te goed kende. Op een ochtend zag hij Gerald op een bank achter in den tuin zitten, diep in gedachten. Iets was er in de uitdrukking van Gerald's ge acht wat Snowy impulsief deed zeggen- Meneer, zei hij verlegen, ik zou het niet doen als ik u was. Wat bedoel je, in Godsnaam? Niets meneer, zei Snowy nederig en liep door. Toen Hedges dien avond zijn ronde deed stond Snowy aan de deur van de tuinmanswo ning. Onrustig volgde hij het schijnsel van Hed ges electrische lantaarn. Een inwendige stem waarschuwde hem om Hedges te volgen. Snowy zocht in het donker zijn weg. Plotseling hoorde hij het geluid van een slag, gevolgd door een gekreun. Toen liep hij zoo hard hij kon. Om den hoek van het huis scheen licht uit de studeerkamer van den rech ter. De tuindeuren stonden open en vooraan in de kamer lag het onbewegelijke lichaam van Hedges. Het bloed stroomde uit een gapende wonde aan zijn achterhoofd. Over hem heen ge- b<5gen stond Gerald Griffith, met een zwaren koperen kandelaar in zijn hand. De jongeman keek Snowy met groote, doode- lijk verschrikte oogen aan. Mijn God, hijgde hij, ik heb 'm vermoord! Snowy knielde naast Hedges neer. Hij is niet dood, stelde hij vast. Toen wendde hij zich tot Gerald. Ik voelde de laatste dagen, dat u iets gemeens in den zin had. Ik probeerde nog u te waarschuwen, maar ik kon toch moeilijk duide lijker zijn dan vanochtend? O, had ik toch maar naar je geluisterd. Ik begreep heel goed wat Je bedoelde, maar ik moest geld hebben. Hij verraste me bij de brandkast! Heeft hij u herkend? Neen, want toen ik hem hoorde, sprong ik achter een gordijn. Ik had de deuren opengezet om het te doen voorkomen of iemand ingebroken had. In den hoek zag ik die kandelaaren toentoen sloeg ik Plotseling begon hij hevig te beven. De kan delaar viel uit zijn hand, juist op een porceleinen vaas, die met luid geraas aan gruzelementen viel. Vervloekte idioot, siste Snowy, je maakt het heele huis wakker. Op hetzelfde oogenblik klonken boven voet stappen. Dat is je vader, zei Snowy, die komt naar beneden. O, jij dwaas, stumperi, die je bent. Als je vader, die zoo zielsveel van je houdt, dit ziet, zal zijn hart breken. Vooruit raap dien kandelaar op en pak me bij mijn kraag. Gauw, gauw, daar komt hij al. Begrijp me? Ik ben de dief en niet jij. Jij hoorde/een ver dacht geluid, liep naar beneden en betrapte me voor De deur ging open. Rechter Griffith vertoonde zich in de opening en achter hem keken de bleeke gezichten van de bedienden naar binnen. Hij overzag den toestand onmiddellijk. De open brandkast, het zielige, grijze mannetje op den grond, bij het open venster, worstelende in den greep van zijn zoon De rechter nam een revolver uit de lade van zijn schrijftafel. Toen nam hij de telefoon van den haak. Terwijl hij op antwoord wachtte keek hij Snowy vernietigend aan. Ik was een dwaas, zei hij bitter, eens een dief, altijd een dief. Snowy had een groot deel van zijn leven in de gevangenis doorgebracht, dus, nog vijf jaartjes meer zouden hem geen kwaad doen! Hij at wat hem werd voorgezet. Hij kleedde zich in de hem verstrekte kleeding. Hij deed zwijgend wat hem gezegd werd, Eigen sinaasappels! Eet uw eigen sinaas-appels: Uit de boomgaard» In de West. Smult eens van die Surinaamsche Nederland, ze smaken best! Geel als goud en zoet en sappig En op re!s zoo wel bewaard... Zijn ze waarlijk overheerlijk: Zoo van geur, als smaak en aard. Steunt de eigen volksbelangen: Helpt den Surinaamschen boer; Daar er boven op te blijven Is en blijft een heele toer. Zeker zijn de vreemde appels Even aangenaam van smaak Maar de Hollandsche zijn.... Hollandsch Holland waakt dus op uw zaak. Wei-verpakt in leuke kistjes En in zijde-zacht papier: Komen ze met eigen schepen, Net als pas geplukt, naar hier. Vraagt ze aan uw groentenboertje, Of uw handelaar in fruit.... Koopt ze maar in vele vormen, Kiest ze naar uw keuze uit. Voor den inlander en kweeker En Koloniaal Bestuur Gaan we sinaas-appels smullen Van die eigen pracht-kultuur. Eet meer visch, heb ik gedichterd.... Eet meer vruchten, rijm ik voort Eerst de Hollandsche natuurlijk, Dan -die uit het verre oord. Die van sinaas-appels houden Uitgeperst of uit de hand Moeten maar eens flink gaan proeven Van die vrucht uit eigen land. J. H. SPEENHOFF. De huisvrouw van 1950. „Man, wij moeten een ander radiokookappa- raat met betere preciseering zien te krijgen. Ik had ingesteld op een Casseler Rip en nu is Boedapest met een Hongaarsche Gulasch daar tusschen gekomen." De vrouw als schrijfster. „Wel, schiet je al op niet je nieuwen roman?" „Neen, hij is hopeloos vastgeloopen, ik hen n.l. zelf zoo verliefd geraakt op mijn held, dat ik 't niet over m'n hart kan krijgen hem met 'n ander te laten trouwen." De pechvogel. „Ik voel me toch zoo beroerd", klaagde een reiziger. „Van Groningen naar Rotterdam heb ik in de coupé achteruit moeten rijden, en daar kan ik niet tegen." „Waarom heb je dan je overbuur niet ge vraagd om van plaats te verruilen „Dat had ik willen doen, maar er zat nie mand tegenover me." De onwillige papegaai. „Maar jongen, heb jij de papegaal die ordi naire woorden geleerd „Neen, in tegendeel, moeder, ik heb 'm steeds voorgehouden, welke woorden hij niet .mag zeggen". O— Barbaarsche straffen. Uit het Primo de Rivera-proces: „Madrid (R-O,)...- alle acht andere verdach ten werden eveneens tot gedwongen verblijf „op zekere plaatsen", veroordeeld, met verlies van burgerrechten". Dat hij zich opgeofferd had drong niet eens tot hem door. Rechter Griffith was goed voor hem geweest, dusSnowy had drie maanden van zijn nieuwe straf uitgezeten, toen hij een brief ont ving uit Zuid-Amerika. ik ben er vandoor gegaan omdat ik een lafaard ben. Maar ik heb vader geschreven en hem de waarheid verteldNooit zal ik vergeten, wat je voor mij gedaan hebt. Wat 'n stomme idioot, mompelde Snowy. Toen werd het slot van zijn cel omgedraaid. Kom mee, snauwde de cipier, de directeur wil je spreken. Mij, vroeg Snowy stomverbaasd. Waarom. Er is een oude heer bij hem, met spierwit haar. Griffith heet hij. Ik hoorde hem zeggen, dat je met hem mee moet, om in zijn tuin te werken (NADRUK VERBODEN). Toen Christine bij de familie Versten haar entree deed, kwam zij kersversch uit de Beier- sche Alpen. Zij verstond geen woord Hollandsch en het kostte mevrouw heel wat moeite om haar in de Hollandsche huishouding in te wijden, want al kan je Schiller en Heine in het origineel lezen, dan valt het nog niet mee om „gaar gebraden ossehaas" en dergelijke keukentermen in het Duitsch te vertalen. Er heerschte dan ook groote vreugde onder de huisgenooten, toen Christine na eenige maanden vriendschap aanknoopte met den melkboer; de liefde is een goede leermeesteres: na een paar weken sprak het meisje gebroken Hollandsch. Bij nader inzien ontdekte mevrouw dat zij van den regen in den drop was geraakt, want Christines Hollandsch was veel moeilijker te verstaan dan haar Beiersch dialect. Zij sprak van „bloemkool mit kasausjes", in plaats van sausijsjes en joeg mevrouw rillingen van af schuw op het lijf door haar voorstel om „raist mit suiker und garnale" als toespijs te maken, waarna later bleek, dat zij geen rose zeedieren maar onschuldige bruine kaneel bedoelde. Het toppunt werd bereikt, toen mevrouw op een goeden dag asperges besteld had; de geheele familie had zich op deze tractatie ge spitst en groot was de teleurstelling, toen Chris tine dien middag een groote schaal grasgroene spercieboonen, omgeven door een krans van harde eieren op tafel bracht. Toen vatte me vrouw het plan op om Christine vriendelijk aan te raden naar een andere betrekking uit te zien, maar tot een definitief besluit kon zij niet komen, want aan den anderen kant over woog zij weer, dat Christine zoo flink werkte, iets, wat zij in het groote huishouden van haar ouders, die op een afgelegen hoeve in de ber gen woonden, wel geleerd had. Zoo stelde me vrouw haar beslissing van dag tót dag uit, tot dat het Sinterklaastijd werd en zij definitief besloot om niet meer aan de kwestie te denken tot de December-feestdagen voorbij zouden zijn. Christine had in Beieren nog nooit van den heiligen man en zijn zwarten knecht gehoord. De kinderen Versten hadden zoo'n onwetend heid nog nooit meegemaakt en brachten het meisje door middel van opgewonden verhalen, platen en versjes uit prenteboeken geheel op de hoogte, totdat Christine tenminste op be hoorlijke wijze over het feest" van 6 December kon meepraten. Op pakjesavond begaf de geheele familie zich naar het huis van goede kennissen om Sinterklaas te vieren. Christine bleef alleen thuis om op te passen, hetgaen geen ledige frase was, want de villa lag nogal eenzaam aan den buitenkant van een klein dorp. Om negen uur werd er gescheld. Christine, opgegroeid in het eenzame bergland, was absoluut niet bang en niet denkend aan het bevel van mevrouw om 's avonds eerst door het raampje te kijken, wie er gebeld had, opende zij meteen de huis deur en zageen man met een zwart masker voor en een ploertedooder in zijn hand voor haar staan. „Je geld of je leven", bromde deze persoon dreigend. Maar Christine, die deze Hollandsche bedrei ging „gar nicht" verstond, riep aangenaam verrast uit: „Zwarte Piet! Ach, wie echt!.... Schaden, dat mijnheer en mevrouw nu niet thuis zijn. Aber vielleicht kunt U naar die familie gaan, wo sie vanavond zijn.... Ich werde telefonie- ren.Een moment...." En Christine draaide zich om en liep vlug naar het salon, waar de telefoon was. In haar haast struikelde zij over den drempel en dat was haar geluk, want doordat zij voorover viel, miste de inbreker, die juist den ploertedooder met geweld op haar hoofd wilde laten neer komen, zijn doel en gleed, toen zijn slag niet gestuit werd, eveneens uit. Christine, die zich inmiddels van haar struikeling hersteld had, be greep „auf einmal" de situatie. Toen deed de dappere aard van het meisje zich gelden. Zij greep het eerste voorwerp, dat haar in handen kwam: de kolenkit en diende met dit voorwerp den boef, die met moeite van den gladden par ketvloer opstond, een flinken klap op het hoofd toe, waarop de getroffene zonder een enkel geluid te geven bewusteloos ineenzeeg. Daarna belde zij den heer des huizes op. Toen deze een minuut of tien later met eenige veldwachters arriveerde, vonden zij het meisje op een stoel in het salon naast den nog steeds bewusteloozen indringer, dien de politie mannen direct herkenden als een reeds lang gezochten brutalen inbreker. Sinds dezen Sinterklaasavond denkt mevr. Versten er alleen nog maar aan, hoe zij Chris tine zoo lang mogelijk in haar dienst zal kun nen behouden. (Nadruk verboden). J. v. E. De boot naar Folkestone verwijderde zich tergend langzaam van den kant, juist toen George en ik buiten adem de kade te Boulogne oprenden. Vooruit, spring er op, adviseerde George, dat is voor jou een klein kunstje 1" Woedend vertelde ik mijn vriend hoe ik over hem dacht. Aan hem toch was het te wijten, dat wij die boot van vijf uur juist gemist hadden. Ben je eindelijk klaar vroeg George ten slotte. Heusch Daar ben ik blij om anders zouden we misschien de volgende boot ook gemist hebben. De volgende boot, vertelde ik hem nijdig, vertrekt pas om zeven uur. En mag ik je er even op attent maken, dat onze tickets niet geldig zijn voor die boot. En dat mijn heele kapitaal bestaat uit twee heele francs Voor zijn doen keek George ernstig. Allemachtig 1 riep hij uit. Dat is sterk en ik heb nog maar één franc. Je zult dus je hor loge moeten beleenen Ik denk er niet aan, protesteerde ik. Om te beginnen is het jouw schuld, dat we te laat zijn. Waarom zou jij dus je eigen horloge niet beleenen Omdat ik dat, voor we vertrokken, al in Folkestone gedaan heb, was het onverwachte antwoord. Enfin maak je maar niet bezorgd, ik vind er wel wat op. Zooals altijd, liet ik ook thans graag de zaak aan George's leiding over. Na een oogenblik te hebben gezwegen, ver zocht George me opeens om mijn twee francs. Kom mee, zei hij opgewekt. Even later stapte mijn vriend een apotheek binnen. Hij kwam er uit met een klein pakje en vijftig centimes aan wisselgeld. Zonder een woord te spreken liepen wij terug naar de kade. Houd je linkerarm omhoog, comman deerde George, terwijl hij het pakje open maakte. Ik weet niet of mijn vriend ooit een cursus van „eerste hulp bij ongelukken", heeft gevolgd doch een paar minuten later zat mijn linker hand in een onberispelijk verband Alsjeblieft, riep George triomfantelijk, het is voor elkaar. Laten we nu aan boord gaan. Bij de loopplank werden we door een be ambte tegengehouden. Die tickets zijn niet geldig voor deze boot, zei hij. Weet ik wel, antwoordde George opge wekt. „Mijn vriend heeft een ongeluk gehad. We zullen aan boord wel toeslag betalen." Triomfantelijk klommen wij aan boord en mengden ons tusschen de passagiers met de geldige biljetten. En wat nu vroeg ik. Laat dat maar aan mij over, zei George. Vah dien snuiter zullen we geen last meer hebben. Die behoort tot het walpersoneel. Eindelijk vertrok de boot. We waren zoowat halverwege het Kanaal, toen er een beambte om onze kaartjes vroeg. De man deed erg gewichtig. Hè riep hij onmiddellijk toen George he monze biljetten overhandigde. Door zijn brilleglazen keek de man ons vernietigend aan. Dit zijn dagkaarten. U weet toch zeker wel, dat ze op deze boot niet geldig zijn Maar we zijn vanmorgen pas van Folke stone vertrokken, zei George onschuldig. Daar heb ik niets mee te maken, was het ontmoedigende antwoord. U hadt met de boot van vijf uur moeten teruggaan. Is het waarachtig vroeg George ont daan. Dat zeg ik u toch 1 bromde de beambte. U zult moeten bijbetalen. Bijbetalen vroeg George bezorgd, dat lijkt me toch erg onbillijk. Ik bedoel, omdat we er niets aan konden doen, dat we de vorige boot misten. We kwamen net één minuut te laat. Als mijn vriend maar een beetje vlugger. Een minuht of tien minuten, te laat is te laat, viel de beambte hem hatelijk in de rede. George liet zich echter niet van zijn stuk brengen. Luister eens, beste man, vervolgde hij. Wij zouden de boot van vijf uur met glans gehaald hebben, als mijn vriend hier geen ongeluk was overkomen. Wat vroeg de beambte, meewarig naar mijn verbonden hand kijkend, een ongeluk Dat zal ik in mijn rapport moeten vermelden. Hij haalde een notitieboekje voor den dag. Wilt u mij de bijzonderheden even ver tellen Ja, kijk eens, begon George vermoeid, dat is e enlange geschiedenis. Moet u het heusch allemaal precies weten Ik niet, maar de maatschappij, antwoord de de man beslist. George zuchtte. Miin vriend en ik, zijn dikke vrienden van den commissaris van politie .in Boulogne, loog hij met een stalen gezicht. En, ofschoon De lijden zijn slecht. Maar de Kerstmis marktte Berlijn blijft toch altijd drommen trekken. we maar voor één dagje overgekomen waren, liepen we toch even bij hem aan. De commis saris was erg blij, dat hij ons weer eens zag en drong er op aan, dat we een paar dagen bij hem zouden logeeren. En waarom deed u dat niet vroeg de beambte. Waarde heer, bleef George in zijn rol, dat laten de zaken van mijn vriend niet toe. Hij heeft het erg druk effecten-kantoor, en.. Ja, ja, viel de ijverig schrijvende beambte hem in de rede' „laat u dat maar weg. Dat on geluk1 „Dat wilde ik u juist vertellen," zei George geduldig. „Onze vriend de commissaris stond er beslist op, dat wij, in zijn auto, mee zouden rijden naar zijn villa. En, toen hij ons zijn prach- tigen tuin liet zien, gebeurde het ongeluk". „U moet weten, dat de commissaris een ver zamelaar is van zeldzame visschen. Op het oogenblik laat hij juist een groot, nieuw aquarium in zijn tuin bouwen." De beambte schreef ijverig door en het kostte mij de grootste moeite om niet in lachen uit te barsten. George was werkelijk onbetaalbaar. „Toen wij nu vol belangstelling stonden toe te kijken", ging hij ernstig voort, „schoot een groote, glazen plaat, die langzaam gevierd werd, plotseling uit, precies op de hand van mijn vriend." „Een oogenblikje", viel de beambte George in de rede, doch George ratelde maar door. „Gelukkig was de wond slechts van weinig beteekenis, maar de commissaris belde onmid dellijk zijn huisdokter, monsieur Pépétin, op. Vóór deze er was en de hand verbonden had, verliep er natuurlijk eenigen tijd. En, hoewel de commissaris ons zelf met zijn auto naar de kade reed en wij als hazen naar de ligplaats holden, misten wij juist de boot!" ,U zult het dus wel met me eens zijn", besloot George zijn verslag, „dat het onbillijk zou zijn als wij toeslag zouden moeten betalen. Ik ben er van overtuigd, dat de maatschappij, als zij uw rapport leest, er geen woord verder over zal vuilmaken." Nadat hij zijn kleurrijk verhaal aldus tot een goed eind had gebracht, keek George den be ambte vol vertrouwen aan. Over diens welgedane gezicht verspreidde zich langzaam een breede .glimlach. „Ik zal u eens wat vertellen", zei hij welwil lend, „als ik dat verhaaltje van u in alle kleuren en geuren in mijn rapport moest opnemen, zou ik den heelen avond werk hebben. Als het u e^ uw vriend hetzelfde is zal ik er niets an^eIZ.de vermelden dan: „beschikten niet over volao middelen om den toeslag te betalen." lachend, „U kunt er van op aan", besloot M verder „dat de maatschappij er dan geen wooi over zal vuilmaken!" t (Nadruk verboden). De mandie niet overdreef - Hoe dikwijls krijgt u die benauwdheden? «tt. d, """"Én ho.lws dan aanT Meestal anderhalf uur, klaagde de patiënt. Sip ;>f .:.'w J - 4 V' EINDELIJK WEER: dat na een paar kwakkelwintere de schaatskunet nog niet verleerd was, bleek wel, toen Zondag eenige ijsbanen werden opengesteld yre kiekten een yroolijke „sliert" op de BueBumsche ZJsb&an Rossman en zijn bende waren druk aan het beraadslagen In- de kamer van eerstgenoemde. Bulten de deur, met zijn oor aan het sleutel gat, knielde Benny Mace, onbeweeglijk luiste rend. „Dat zal ik ze betaald zetten", fluisterde Benny, „om mij er buiten te laten Ze vinden mij dus gevaarlijk hè Nou, tk zal hun be wijzen, dat ze gelijk hebben, reken maar Gentleman Black, de man, die nooit faalde en altijd alleen werkte, was ook in die kamer, dat wist Benny. Black, die zich nooit met kleine zaakjes inliet. Slechts als er een groote buit te behalen was, kwam Black in beweging, doch handigheid6 J °°k weerSalooze durf en Tot nu toe had Benny den grooten Black nog nooit ontmoet, doch herhaaldelijk had hij met groot ontzag over hem hooren spreken. Daar om spande hij zich tot het uiterste in om geen woord te missen van hetgeen daarbinnen be sproken werd. Duidelijk hoorde hij de schorre stem van den ouden Rossman: „Krantz heeft de steenen vandaag ontvangen. Morgen stuurt hij ze naar Amsterdam en daar om moeten we nog vanavond handelen". „Het huis van Krantz in Hampstead ken ik heel goed. Ik heb er meer dan eens gedineerd", merkte een beschaafde stem op. Dat moet Gent Black zijn, oordeelde Benny. „Je kent dus zijn gewoonten vroeg Ross man. „Heel goed zelfs", zei Black". Hü heeft de vaste gewoonte om elf uur 's avonds naar bed te gaan". „Het raampje links in de hall zal vanavond open staan", mengde Pamber zich in het ge sprek. „Ik ben er vanochtend geweest om over een inbraakverzekering te spreken. Toen de meid even weg was om mevrouw te roepen, heb ik gauw het slot onklaar gemaakt". „Je bent een reuzen vent", zei Black goed keurend. „Prachtig", grinnikte Rossman. „Maar, Black, je zult op de minuut af moeten werken. Om het uur komt er een politieagent voorbij dat huis; om kwart voor elf een, dan een om kwart voor twaalf enz." „Precies om twaalf uur klim ik naar bin nen", antwoordde Black rustig. „Ik heb een kwartier noodig om de safe open te krijgen en om tien voor half één zal ik op den hoek van Armsbury Avenue in de auto stappen, die jij me zult sturen Rossman. Maar denk er om, dat die auto daar niet moet parkeeren. Je moet zorgen, dat hij precies om 10 voor half één komt aanrijden". „Je kunt er op rekenen", was het antwoord. Toen klonk het geluid van stoelen, die achter uit geschoven werden en Benny Mace maakte, dat hij uit de buurt kwam. „En nu naar de politie", mompelde hii wraak zuchtig. „Dan vliegt die mooie mtsew L ik krijg nog een belooning op den koop toe". Plotseling stond hij stil. Had Rossman niet gezegd, dat die steenen vijftigduizend Pond waard waren Waarom zou hij ze eigenlijk niet zelf gaan weghalen Waarachtig, hij zou het doen. Hij zou om half twaalf naar binnen gaan. Als Gent Black een kwartier noodig had om de safe te openen, zou hij, Benny, er zeker niet langer over doenEn, als Black dan om twaalf uur kwam, zou de buit verdwenen zijn en.... de politie zou hem inrekenen Dien avond om kalf twaalf verdween Benny Mace als een schaT,uw, In "et huis van Krantz. Eigenlijk bevreemdde het hem, dat het bewuste raampje wijd open stond. Zou hij maar niet liever teruggaan? Maar de gedachte aan vijftigduizend Pond deed zijn tei'ugkeeren. Misschien was het een s^?nun,!,'r' .Van. een der bedienden? Onbe weeglijk nd hij te luisteren. Alles bleef rustig- eerste kamer, rechts in den gang, bad B gezegd. Voorzichtig opende hij de deur en haalde zijn electrische zaklantaarn te Ahes ging goed. Binnen zeven min. Hn 'titie sa*e ge°Pend. Begeerig richtte hij en j.Z aarn op inwendige van de safe U zag een zeemleeren zak liggen. Daar moesten de steenen inzitten. Jwst Wilde hij zijn hand er naar uitsteken, toen een dof gekreun zijn oor trof. Benny stond 0Peens onbeweeglijk. Toen herhaalde zich het ëekreun. Angstig keek Benny over zijn schou der in de donkere kamer. Niets bewoog zich. Een oogenblik later haalde hij een ploerten- dooder uit zijn zak en sloop toen in de richting van de schrijftafel. Weer gebruikte hij zijn zak lantaarn. Waren dat geen bloedvlekken Benny boog zich voorzichtig voorover en stond toen als aan den grond genageld. Achter den lessenaar lag, met het gezicht voorover op den grond, het lichaam van een bejaarden man, wiens witte haren achter op zijn hoofd vol roode vlekken zaten. Onmiddellijk begreep Benny wat er gebeurd moest zijn. Hij dacht aan dat open raarrf. Iemand was hem vóór geweest. De oude hper Krantz moest nog op geweest zijn en ze had den hem vermoord Na het bedrijven van hun daad moesten de dieven geheel in de war ge weest zijn en, zonder zich verder om de diaman ten te bekommeren, waren ze er van door gegaan En als de een of ander hem nu hier aan trof Benny werd door een hevigen angst overvallen. Hij kende nog slechts één gedachte: het veege lijf te bergen! In doodsangst sloop hij de kamer uit, klom voorzichtig door het open hall-venster en verborg zich in den voortuin achter een struik. 'Op hetzelfde oogenblik hoor de hij de afgemeten schreden van een politie agent. Benny wachtte doodstil, tot de man voorbij was en maakte zich toen ijlings uit de voeten. Juist toen Benny den voortuin verliet, stond Black in de studeerkamer van Krantz van den grond op. Met een zijden zakdoek wreef hij over de roode plekken op zijn eerbiedwaardige witte haren. „Wat een geluk", fluisterde hij", dat ik be sloot een uur vroeger te gaan en dat ik toe vallig van achter de gordijnen mijn concurrent den voortuin zag binnensluipen. Die kerel heeft me een heelen boel moeite, bespaard". Toen liep hij tevreden glimlachend naar de geopende safe ene stelde zich in het bezit van het zakje steenen. Vlug bekeek hij den inhoud en liet het toen in den binnenzak van zijn rokcostuum verdwijnen. Vervolgens haalde hij van achter de overgordijnen zijn bontjas en hoogen hoed te voorschijn. Enkele oogenblikken later stond Black, de kraag van zijn jas omhoog, om de roode inkt vlekken op zijn baar te verbergen, op straat. Toen Krantz den volgenden ochtend zijn studeerkamer betrad, lachte hij grimmig. „Wat zijn die inbrekers toch een idioten", grinnikte hij. „Wat zullen ze te keer gaan, als ze merken, dat de gestolen steenen imitaties zijn van de diamanten, die ik gisterenavond per luchtpost naar Amsterdam gestuurd heb".

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 6