f
l
n
1
DE RECLASSEERING
VAN SNOWY.
ZWARTE PIET.
VERGEEFSCHE
MOEITE,,
■MWI
DE GENIALE INBREKER
WOENSDAG DECEMBER 1932
-O-
O—
-O-
Wmmm
mmmm.
jg||||M
I w5* Jff
üwtSS
IN.ADRUK, YERSODSMk
Rechter Griffith was getroffen door het zie
lige uiterlijk van den verdachte. Snowy Swann.
Hoe oud ben je? vroeg hij.
Snowy keek onzeker. Het was al zoo lang
geleden sedert hij zijn laatsten verjaardag ge
vierd had.
- Vijftig, antwoordde hij op goed geluk.
En daarvan heb je er zestien in de gevan
genis doorgebracht?
Dat weet ik niet precies: ik geloof het wel.
Heb je wel eens geprobeerd op een eer
lijke manier je brood te verdienen?
O jé, zei Snowy, dikwijls genoeg.
Waarom heb ie het dan niet volgehouden?
Er was altijd iemand, die mijn patroon ver.
telde, dat ik in de gevangenis gezeten had,
antwoordde Snowy bitter, en dan werd ik weer
ontslagen.
Wat ben je eigenlijk van je vak?
O, ik kan van alles, verklaarde Snowy
vaa2-
Ben je wel eens voorwaardelijk veroor
deeld?
Neen, meneer eh edelachtbare.
Rechter Griffith poetste in.gedachten zijn bril-
ïeglazen.
Swann, zei hij vriendelijk, ik zal je een
kans geven, ik zal je een voorwaardelijke straf
opleggen. De politie zal je ongemoeid laten, zoo
lang je je goed gedraagt. Je hebt het nu zelf
in de hand om weer een fatsoenlijk mensch te
worden.
De ambtenaar voor de reclasseering keek be
zorgd. Het zal buitengewoon lastig zijn om voor
dezen man werk te vinden, edelachtbare. Zijn
strafregister is al heel erg zwaar en
Dan zal ik hem zelf aan een baantje hel-
peni zei de rechter beslist.
Hedges, sprak de rechter den volgenden
dag tegen zijn tuinman, deze man is je nieuwe
assistent. Je moet hem maar vertellen wat hij
doen moet. En verder moet je hem in de kost
nemen.
Vervolgens draaide hij zich om en liet de lich
telijk verwarde Snowy aan de hoede van Hedges
over.
Rechter Griffith was een schatrijk man en
kon zich de weelde van een grooten tuin per-
mitteeren. Tuinieren was zijn grootste liefheb
berij. Hedges had reeds meer dan eens om hulp
gevraagd. Om speciale redenen gaf hij voorkeur
aan iemand, die van tuinieren niets afwist. En
Snowy leek hem de assistent zijner droomen!
Snowy had nooit van zijn leven bloemen zien
groeien. In zijn oog was Hedges dan ook een
grooter toovenaar dan de beroemdste goochelaar.
Hedges was ten zeerste ingenomen met een
assistent, die niet tegen het zwaarste werk op
zag; die zonder tegenspraak deed wat hem ge
zegd werd; die erg spaarzaam was met zijn
woorden.
Hun vrijgezellen leven in de vriendelijke tuin
manswoning was prettig. Hedges vertelde graag
en Snowy was een ideaal toehoorder. Beiden
waren verwoede rookers.
Klokslag elf uur gingen de mannen 's avonds
naar bed, nadat Hedges eerst nog een ronde door
den tuin gemaakt had om te zien, of de vensters
en deuren van het groote huis goed gesloten
waren.
Snowy voelde zich volmaakt gelukkig. Na al
die jaren in de gevangenis meende hij in een
sprookjesland verdwaald te zijn. Was dit nu je
brood op een eerlijke wijze verdienen? Wat 'n
idioot was hij dan toch geweest om van diefstal
te willen leven! Zoo gingen er enkele maanden
voorbij. Rechter Griffith, die weduwnaar was,
had slechts één zoon, Gerald. Toen deze met
vacantie oveikwam, merkte Snowy al gauw, dat
de vader innig aan zijn zoon gehecht was. Dit
maakte Snowy erg bezorgd, want er lag soms
een uitdrukking in de oogen van Gerald, die
Snowy maar al te goed kende.
Op een ochtend zag hij Gerald op een bank
achter in den tuin zitten, diep in gedachten.
Iets was er in de uitdrukking van Gerald's ge
acht wat Snowy impulsief deed zeggen-
Meneer, zei hij verlegen, ik zou het niet
doen als ik u was.
Wat bedoel je, in Godsnaam?
Niets meneer, zei Snowy nederig en liep
door.
Toen Hedges dien avond zijn ronde deed
stond Snowy aan de deur van de tuinmanswo
ning. Onrustig volgde hij het schijnsel van Hed
ges electrische lantaarn.
Een inwendige stem waarschuwde hem om
Hedges te volgen. Snowy zocht in het donker
zijn weg. Plotseling hoorde hij het geluid van
een slag, gevolgd door een gekreun. Toen liep
hij zoo hard hij kon. Om den hoek van het huis
scheen licht uit de studeerkamer van den rech
ter. De tuindeuren stonden open en vooraan in
de kamer lag het onbewegelijke lichaam van
Hedges. Het bloed stroomde uit een gapende
wonde aan zijn achterhoofd. Over hem heen ge-
b<5gen stond Gerald Griffith, met een zwaren
koperen kandelaar in zijn hand.
De jongeman keek Snowy met groote, doode-
lijk verschrikte oogen aan. Mijn God, hijgde hij,
ik heb 'm vermoord!
Snowy knielde naast Hedges neer. Hij is niet
dood, stelde hij vast. Toen wendde hij zich tot
Gerald. Ik voelde de laatste dagen, dat u iets
gemeens in den zin had. Ik probeerde nog u te
waarschuwen, maar ik kon toch moeilijk duide
lijker zijn dan vanochtend?
O, had ik toch maar naar je geluisterd. Ik
begreep heel goed wat Je bedoelde, maar ik
moest geld hebben. Hij verraste me bij de
brandkast!
Heeft hij u herkend?
Neen, want toen ik hem hoorde, sprong ik
achter een gordijn. Ik had de deuren opengezet
om het te doen voorkomen of iemand ingebroken
had. In den hoek zag ik die kandelaaren
toentoen sloeg ik
Plotseling begon hij hevig te beven. De kan
delaar viel uit zijn hand, juist op een porceleinen
vaas, die met luid geraas aan gruzelementen viel.
Vervloekte idioot, siste Snowy, je maakt
het heele huis wakker.
Op hetzelfde oogenblik klonken boven voet
stappen. Dat is je vader, zei Snowy, die komt
naar beneden.
O, jij dwaas, stumperi, die je bent. Als je
vader, die zoo zielsveel van je houdt, dit ziet,
zal zijn hart breken. Vooruit raap dien kandelaar
op en pak me bij mijn kraag. Gauw, gauw, daar
komt hij al. Begrijp me?
Ik ben de dief en niet jij. Jij hoorde/een ver
dacht geluid, liep naar beneden en betrapte me
voor
De deur ging open. Rechter Griffith vertoonde
zich in de opening en achter hem keken de bleeke
gezichten van de bedienden naar binnen. Hij
overzag den toestand onmiddellijk. De open
brandkast, het zielige, grijze mannetje op den
grond, bij het open venster, worstelende in den
greep van zijn zoon
De rechter nam een revolver uit de lade van
zijn schrijftafel. Toen nam hij de telefoon van
den haak. Terwijl hij op antwoord wachtte keek
hij Snowy vernietigend aan. Ik was een dwaas,
zei hij bitter, eens een dief, altijd een dief.
Snowy had een groot deel van zijn leven in de
gevangenis doorgebracht, dus, nog vijf jaartjes
meer zouden hem geen kwaad doen! Hij at wat
hem werd voorgezet. Hij kleedde zich in de hem
verstrekte kleeding. Hij deed zwijgend wat hem
gezegd werd,
Eigen sinaasappels!
Eet uw eigen sinaas-appels:
Uit de boomgaard» In de West.
Smult eens van die Surinaamsche
Nederland, ze smaken best!
Geel als goud en zoet en sappig
En op re!s zoo wel bewaard...
Zijn ze waarlijk overheerlijk:
Zoo van geur, als smaak en aard.
Steunt de eigen volksbelangen:
Helpt den Surinaamschen boer;
Daar er boven op te blijven
Is en blijft een heele toer.
Zeker zijn de vreemde appels
Even aangenaam van smaak
Maar de Hollandsche zijn.... Hollandsch
Holland waakt dus op uw zaak.
Wei-verpakt in leuke kistjes
En in zijde-zacht papier:
Komen ze met eigen schepen,
Net als pas geplukt, naar hier.
Vraagt ze aan uw groentenboertje,
Of uw handelaar in fruit....
Koopt ze maar in vele vormen,
Kiest ze naar uw keuze uit.
Voor den inlander en kweeker
En Koloniaal Bestuur
Gaan we sinaas-appels smullen
Van die eigen pracht-kultuur.
Eet meer visch, heb ik gedichterd....
Eet meer vruchten, rijm ik voort
Eerst de Hollandsche natuurlijk,
Dan -die uit het verre oord.
Die van sinaas-appels houden
Uitgeperst of uit de hand
Moeten maar eens flink gaan proeven
Van die vrucht uit eigen land.
J. H. SPEENHOFF.
De huisvrouw van 1950.
„Man, wij moeten een ander radiokookappa-
raat met betere preciseering zien te krijgen.
Ik had ingesteld op een Casseler Rip en nu
is Boedapest met een Hongaarsche Gulasch
daar tusschen gekomen."
De vrouw als schrijfster.
„Wel, schiet je al op niet je nieuwen roman?"
„Neen, hij is hopeloos vastgeloopen, ik hen
n.l. zelf zoo verliefd geraakt op mijn held, dat
ik 't niet over m'n hart kan krijgen hem met
'n ander te laten trouwen."
De pechvogel.
„Ik voel me toch zoo beroerd", klaagde een
reiziger. „Van Groningen naar Rotterdam heb
ik in de coupé achteruit moeten rijden, en
daar kan ik niet tegen."
„Waarom heb je dan je overbuur niet ge
vraagd om van plaats te verruilen
„Dat had ik willen doen, maar er zat nie
mand tegenover me."
De onwillige papegaai.
„Maar jongen, heb jij de papegaal die ordi
naire woorden geleerd
„Neen, in tegendeel, moeder, ik heb 'm steeds
voorgehouden, welke woorden hij niet .mag
zeggen".
O—
Barbaarsche straffen.
Uit het Primo de Rivera-proces:
„Madrid (R-O,)...- alle acht andere verdach
ten werden eveneens tot gedwongen verblijf
„op zekere plaatsen", veroordeeld, met verlies
van burgerrechten".
Dat hij zich opgeofferd had drong niet eens
tot hem door.
Rechter Griffith was goed voor hem geweest,
dusSnowy had drie maanden van zijn
nieuwe straf uitgezeten, toen hij een brief ont
ving uit Zuid-Amerika.
ik ben er vandoor gegaan omdat ik
een lafaard ben. Maar ik heb vader geschreven
en hem de waarheid verteldNooit zal ik
vergeten, wat je voor mij gedaan hebt.
Wat 'n stomme idioot, mompelde Snowy.
Toen werd het slot van zijn cel omgedraaid.
Kom mee, snauwde de cipier, de directeur
wil je spreken.
Mij, vroeg Snowy stomverbaasd. Waarom.
Er is een oude heer bij hem, met spierwit
haar. Griffith heet hij. Ik hoorde hem zeggen,
dat je met hem mee moet, om in zijn tuin te
werken
(NADRUK VERBODEN).
Toen Christine bij de familie Versten haar
entree deed, kwam zij kersversch uit de Beier-
sche Alpen.
Zij verstond geen woord Hollandsch en het
kostte mevrouw heel wat moeite om haar in de
Hollandsche huishouding in te wijden, want al
kan je Schiller en Heine in het origineel lezen,
dan valt het nog niet mee om „gaar gebraden
ossehaas" en dergelijke keukentermen in het
Duitsch te vertalen.
Er heerschte dan ook groote vreugde onder
de huisgenooten, toen Christine na eenige
maanden vriendschap aanknoopte met den
melkboer; de liefde is een goede leermeesteres:
na een paar weken sprak het meisje gebroken
Hollandsch. Bij nader inzien ontdekte mevrouw
dat zij van den regen in den drop was geraakt,
want Christines Hollandsch was veel moeilijker
te verstaan dan haar Beiersch dialect. Zij sprak
van „bloemkool mit kasausjes", in plaats van
sausijsjes en joeg mevrouw rillingen van af
schuw op het lijf door haar voorstel om „raist
mit suiker und garnale" als toespijs te maken,
waarna later bleek, dat zij geen rose zeedieren
maar onschuldige bruine kaneel bedoelde.
Het toppunt werd bereikt, toen mevrouw
op een goeden dag asperges besteld had; de
geheele familie had zich op deze tractatie ge
spitst en groot was de teleurstelling, toen Chris
tine dien middag een groote schaal grasgroene
spercieboonen, omgeven door een krans van
harde eieren op tafel bracht. Toen vatte me
vrouw het plan op om Christine vriendelijk
aan te raden naar een andere betrekking uit
te zien, maar tot een definitief besluit kon zij
niet komen, want aan den anderen kant over
woog zij weer, dat Christine zoo flink werkte,
iets, wat zij in het groote huishouden van haar
ouders, die op een afgelegen hoeve in de ber
gen woonden, wel geleerd had. Zoo stelde me
vrouw haar beslissing van dag tót dag uit, tot
dat het Sinterklaastijd werd en zij definitief
besloot om niet meer aan de kwestie te denken
tot de December-feestdagen voorbij zouden zijn.
Christine had in Beieren nog nooit van den
heiligen man en zijn zwarten knecht gehoord.
De kinderen Versten hadden zoo'n onwetend
heid nog nooit meegemaakt en brachten het
meisje door middel van opgewonden verhalen,
platen en versjes uit prenteboeken geheel op
de hoogte, totdat Christine tenminste op be
hoorlijke wijze over het feest" van 6 December
kon meepraten.
Op pakjesavond begaf de geheele familie
zich naar het huis van goede kennissen om
Sinterklaas te vieren. Christine bleef alleen
thuis om op te passen, hetgaen geen ledige
frase was, want de villa lag nogal eenzaam aan
den buitenkant van een klein dorp. Om negen
uur werd er gescheld. Christine, opgegroeid in
het eenzame bergland, was absoluut niet bang
en niet denkend aan het bevel van mevrouw
om 's avonds eerst door het raampje te kijken,
wie er gebeld had, opende zij meteen de huis
deur en zageen man met een zwart
masker voor en een ploertedooder in zijn hand
voor haar staan.
„Je geld of je leven", bromde deze persoon
dreigend.
Maar Christine, die deze Hollandsche bedrei
ging „gar nicht" verstond, riep aangenaam
verrast uit:
„Zwarte Piet! Ach, wie echt!.... Schaden,
dat mijnheer en mevrouw nu niet thuis zijn.
Aber vielleicht kunt U naar die familie gaan,
wo sie vanavond zijn.... Ich werde telefonie-
ren.Een moment...."
En Christine draaide zich om en liep vlug
naar het salon, waar de telefoon was. In haar
haast struikelde zij over den drempel en dat
was haar geluk, want doordat zij voorover viel,
miste de inbreker, die juist den ploertedooder
met geweld op haar hoofd wilde laten neer
komen, zijn doel en gleed, toen zijn slag niet
gestuit werd, eveneens uit. Christine, die zich
inmiddels van haar struikeling hersteld had, be
greep „auf einmal" de situatie. Toen deed de
dappere aard van het meisje zich gelden. Zij
greep het eerste voorwerp, dat haar in handen
kwam: de kolenkit en diende met dit voorwerp
den boef, die met moeite van den gladden par
ketvloer opstond, een flinken klap op het hoofd
toe, waarop de getroffene zonder een enkel
geluid te geven bewusteloos ineenzeeg. Daarna
belde zij den heer des huizes op.
Toen deze een minuut of tien later met
eenige veldwachters arriveerde, vonden zij het
meisje op een stoel in het salon naast den nog
steeds bewusteloozen indringer, dien de politie
mannen direct herkenden als een reeds lang
gezochten brutalen inbreker.
Sinds dezen Sinterklaasavond denkt mevr.
Versten er alleen nog maar aan, hoe zij Chris
tine zoo lang mogelijk in haar dienst zal kun
nen behouden.
(Nadruk verboden). J. v. E.
De boot naar Folkestone verwijderde zich
tergend langzaam van den kant, juist toen
George en ik buiten adem de kade te Boulogne
oprenden.
Vooruit, spring er op, adviseerde George,
dat is voor jou een klein kunstje 1"
Woedend vertelde ik mijn vriend hoe ik over
hem dacht. Aan hem toch was het te wijten,
dat wij die boot van vijf uur juist gemist
hadden.
Ben je eindelijk klaar vroeg George ten
slotte. Heusch Daar ben ik blij om anders
zouden we misschien de volgende boot ook
gemist hebben.
De volgende boot, vertelde ik hem nijdig,
vertrekt pas om zeven uur. En mag ik je er
even op attent maken, dat onze tickets niet
geldig zijn voor die boot. En dat mijn heele
kapitaal bestaat uit twee heele francs
Voor zijn doen keek George ernstig.
Allemachtig 1 riep hij uit. Dat is sterk en
ik heb nog maar één franc. Je zult dus je hor
loge moeten beleenen
Ik denk er niet aan, protesteerde ik. Om
te beginnen is het jouw schuld, dat we te laat
zijn. Waarom zou jij dus je eigen horloge niet
beleenen
Omdat ik dat, voor we vertrokken, al in
Folkestone gedaan heb, was het onverwachte
antwoord. Enfin maak je maar niet bezorgd,
ik vind er wel wat op.
Zooals altijd, liet ik ook thans graag de zaak
aan George's leiding over.
Na een oogenblik te hebben gezwegen, ver
zocht George me opeens om mijn twee francs.
Kom mee, zei hij opgewekt. Even later
stapte mijn vriend een apotheek binnen. Hij
kwam er uit met een klein pakje en vijftig
centimes aan wisselgeld. Zonder een woord te
spreken liepen wij terug naar de kade.
Houd je linkerarm omhoog, comman
deerde George, terwijl hij het pakje open
maakte.
Ik weet niet of mijn vriend ooit een cursus
van „eerste hulp bij ongelukken", heeft gevolgd
doch een paar minuten later zat mijn linker
hand in een onberispelijk verband
Alsjeblieft, riep George triomfantelijk,
het is voor elkaar. Laten we nu aan boord
gaan.
Bij de loopplank werden we door een be
ambte tegengehouden. Die tickets zijn niet
geldig voor deze boot, zei hij.
Weet ik wel, antwoordde George opge
wekt. „Mijn vriend heeft een ongeluk gehad.
We zullen aan boord wel toeslag betalen."
Triomfantelijk klommen wij aan boord en
mengden ons tusschen de passagiers met de
geldige biljetten.
En wat nu vroeg ik.
Laat dat maar aan mij over, zei George.
Vah dien snuiter zullen we geen last meer
hebben. Die behoort tot het walpersoneel.
Eindelijk vertrok de boot. We waren zoowat
halverwege het Kanaal, toen er een beambte
om onze kaartjes vroeg. De man deed erg
gewichtig.
Hè riep hij onmiddellijk toen George
he monze biljetten overhandigde. Door zijn
brilleglazen keek de man ons vernietigend
aan. Dit zijn dagkaarten. U weet toch zeker wel,
dat ze op deze boot niet geldig zijn
Maar we zijn vanmorgen pas van Folke
stone vertrokken, zei George onschuldig.
Daar heb ik niets mee te maken, was het
ontmoedigende antwoord. U hadt met de boot
van vijf uur moeten teruggaan.
Is het waarachtig vroeg George ont
daan.
Dat zeg ik u toch 1 bromde de beambte.
U zult moeten bijbetalen.
Bijbetalen vroeg George bezorgd, dat
lijkt me toch erg onbillijk. Ik bedoel, omdat
we er niets aan konden doen, dat we de vorige
boot misten. We kwamen net één minuut te
laat. Als mijn vriend maar een beetje vlugger.
Een minuht of tien minuten, te laat is te
laat, viel de beambte hem hatelijk in de rede.
George liet zich echter niet van zijn stuk
brengen.
Luister eens, beste man, vervolgde hij. Wij
zouden de boot van vijf uur met glans gehaald
hebben, als mijn vriend hier geen ongeluk
was overkomen.
Wat vroeg de beambte, meewarig naar
mijn verbonden hand kijkend, een ongeluk
Dat zal ik in mijn rapport moeten vermelden.
Hij haalde een notitieboekje voor den dag.
Wilt u mij de bijzonderheden even ver
tellen
Ja, kijk eens, begon George vermoeid,
dat is e enlange geschiedenis. Moet u het heusch
allemaal precies weten
Ik niet, maar de maatschappij, antwoord
de de man beslist. George zuchtte.
Miin vriend en ik, zijn dikke vrienden
van den commissaris van politie .in Boulogne,
loog hij met een stalen gezicht. En, ofschoon
De lijden zijn slecht. Maar de Kerstmis
marktte Berlijn blijft toch altijd
drommen trekken.
we maar voor één dagje overgekomen waren,
liepen we toch even bij hem aan. De commis
saris was erg blij, dat hij ons weer eens zag
en drong er op aan, dat we een paar dagen bij
hem zouden logeeren.
En waarom deed u dat niet vroeg de
beambte.
Waarde heer, bleef George in zijn rol,
dat laten de zaken van mijn vriend niet toe.
Hij heeft het erg druk effecten-kantoor, en..
Ja, ja, viel de ijverig schrijvende beambte
hem in de rede' „laat u dat maar weg. Dat on
geluk1
„Dat wilde ik u juist vertellen," zei George
geduldig. „Onze vriend de commissaris stond er
beslist op, dat wij, in zijn auto, mee zouden
rijden naar zijn villa. En, toen hij ons zijn prach-
tigen tuin liet zien, gebeurde het ongeluk".
„U moet weten, dat de commissaris een ver
zamelaar is van zeldzame visschen. Op het
oogenblik laat hij juist een groot, nieuw aquarium
in zijn tuin bouwen."
De beambte schreef ijverig door en het kostte
mij de grootste moeite om niet in lachen uit te
barsten. George was werkelijk onbetaalbaar.
„Toen wij nu vol belangstelling stonden toe
te kijken", ging hij ernstig voort, „schoot een
groote, glazen plaat, die langzaam gevierd werd,
plotseling uit, precies op de hand van mijn
vriend."
„Een oogenblikje", viel de beambte George in
de rede, doch George ratelde maar door.
„Gelukkig was de wond slechts van weinig
beteekenis, maar de commissaris belde onmid
dellijk zijn huisdokter, monsieur Pépétin, op.
Vóór deze er was en de hand verbonden had,
verliep er natuurlijk eenigen tijd. En, hoewel
de commissaris ons zelf met zijn auto naar de
kade reed en wij als hazen naar de ligplaats
holden, misten wij juist de boot!"
,U zult het dus wel met me eens zijn", besloot
George zijn verslag, „dat het onbillijk zou zijn
als wij toeslag zouden moeten betalen. Ik ben er
van overtuigd, dat de maatschappij, als zij uw
rapport leest, er geen woord verder over zal
vuilmaken."
Nadat hij zijn kleurrijk verhaal aldus tot een
goed eind had gebracht, keek George den be
ambte vol vertrouwen aan.
Over diens welgedane gezicht verspreidde zich
langzaam een breede .glimlach.
„Ik zal u eens wat vertellen", zei hij welwil
lend, „als ik dat verhaaltje van u in alle kleuren
en geuren in mijn rapport moest opnemen, zou
ik den heelen avond werk hebben. Als het u e^
uw vriend hetzelfde is zal ik er niets an^eIZ.de
vermelden dan: „beschikten niet over volao
middelen om den toeslag te betalen." lachend,
„U kunt er van op aan", besloot M verder
„dat de maatschappij er dan geen wooi
over zal vuilmaken!" t
(Nadruk verboden).
De mandie niet overdreef
- Hoe dikwijls krijgt u die benauwdheden?
«tt. d,
""""Én ho.lws dan aanT
Meestal anderhalf uur, klaagde de patiënt.
Sip
;>f .:.'w
J -
4
V'
EINDELIJK WEER: dat na een paar kwakkelwintere de schaatskunet nog niet verleerd was, bleek wel, toen Zondag eenige ijsbanen werden opengesteld
yre kiekten een yroolijke „sliert" op de BueBumsche ZJsb&an
Rossman en zijn bende waren druk aan het
beraadslagen In- de kamer van eerstgenoemde.
Bulten de deur, met zijn oor aan het sleutel
gat, knielde Benny Mace, onbeweeglijk luiste
rend.
„Dat zal ik ze betaald zetten", fluisterde
Benny, „om mij er buiten te laten Ze vinden
mij dus gevaarlijk hè Nou, tk zal hun be
wijzen, dat ze gelijk hebben, reken maar
Gentleman Black, de man, die nooit faalde en
altijd alleen werkte, was ook in die kamer, dat
wist Benny. Black, die zich nooit met kleine
zaakjes inliet. Slechts als er een groote buit
te behalen was, kwam Black in beweging, doch
handigheid6 J °°k weerSalooze durf en
Tot nu toe had Benny den grooten Black nog
nooit ontmoet, doch herhaaldelijk had hij met
groot ontzag over hem hooren spreken. Daar
om spande hij zich tot het uiterste in om geen
woord te missen van hetgeen daarbinnen be
sproken werd.
Duidelijk hoorde hij de schorre stem van
den ouden Rossman:
„Krantz heeft de steenen vandaag ontvangen.
Morgen stuurt hij ze naar Amsterdam en daar
om moeten we nog vanavond handelen".
„Het huis van Krantz in Hampstead ken ik
heel goed. Ik heb er meer dan eens gedineerd",
merkte een beschaafde stem op.
Dat moet Gent Black zijn, oordeelde Benny.
„Je kent dus zijn gewoonten vroeg Ross
man.
„Heel goed zelfs", zei Black". Hü heeft de
vaste gewoonte om elf uur 's avonds naar bed
te gaan".
„Het raampje links in de hall zal vanavond
open staan", mengde Pamber zich in het ge
sprek. „Ik ben er vanochtend geweest om over
een inbraakverzekering te spreken. Toen de
meid even weg was om mevrouw te roepen,
heb ik gauw het slot onklaar gemaakt".
„Je bent een reuzen vent", zei Black goed
keurend.
„Prachtig", grinnikte Rossman. „Maar, Black,
je zult op de minuut af moeten werken. Om het
uur komt er een politieagent voorbij dat huis;
om kwart voor elf een, dan een om kwart voor
twaalf enz."
„Precies om twaalf uur klim ik naar bin
nen", antwoordde Black rustig. „Ik heb een
kwartier noodig om de safe open te krijgen en
om tien voor half één zal ik op den hoek van
Armsbury Avenue in de auto stappen, die jij
me zult sturen Rossman. Maar denk er om, dat
die auto daar niet moet parkeeren. Je moet
zorgen, dat hij precies om 10 voor half één komt
aanrijden".
„Je kunt er op rekenen", was het antwoord.
Toen klonk het geluid van stoelen, die achter
uit geschoven werden en Benny Mace maakte,
dat hij uit de buurt kwam.
„En nu naar de politie", mompelde hii wraak
zuchtig. „Dan vliegt die mooie mtsew L
ik krijg nog een belooning op den koop toe".
Plotseling stond hij stil. Had Rossman niet
gezegd, dat die steenen vijftigduizend Pond
waard waren Waarom zou hij ze eigenlijk niet
zelf gaan weghalen Waarachtig, hij zou het
doen. Hij zou om half twaalf naar binnen gaan.
Als Gent Black een kwartier noodig had om
de safe te openen, zou hij, Benny, er zeker niet
langer over doenEn, als Black dan om twaalf
uur kwam, zou de buit verdwenen zijn en....
de politie zou hem inrekenen
Dien avond om kalf twaalf verdween Benny
Mace als een schaT,uw, In "et huis van Krantz.
Eigenlijk bevreemdde het hem, dat het bewuste
raampje wijd open stond. Zou hij maar niet
liever teruggaan?
Maar de gedachte aan vijftigduizend Pond
deed zijn tei'ugkeeren. Misschien was het
een s^?nun,!,'r' .Van. een der bedienden? Onbe
weeglijk nd hij te luisteren. Alles bleef
rustig- eerste kamer, rechts in den gang,
bad B gezegd. Voorzichtig opende hij de
deur en haalde zijn electrische zaklantaarn te
Ahes ging goed. Binnen zeven min.
Hn 'titie sa*e ge°Pend. Begeerig richtte hij
en j.Z aarn op inwendige van de safe
U zag een zeemleeren zak liggen. Daar
moesten de steenen inzitten.
Jwst Wilde hij zijn hand er naar uitsteken,
toen een dof gekreun zijn oor trof. Benny stond
0Peens onbeweeglijk. Toen herhaalde zich het
ëekreun. Angstig keek Benny over zijn schou
der in de donkere kamer. Niets bewoog zich.
Een oogenblik later haalde hij een ploerten-
dooder uit zijn zak en sloop toen in de richting
van de schrijftafel. Weer gebruikte hij zijn zak
lantaarn. Waren dat geen bloedvlekken Benny
boog zich voorzichtig voorover en stond toen
als aan den grond genageld.
Achter den lessenaar lag, met het gezicht
voorover op den grond, het lichaam van een
bejaarden man, wiens witte haren achter op
zijn hoofd vol roode vlekken zaten.
Onmiddellijk begreep Benny wat er gebeurd
moest zijn. Hij dacht aan dat open raarrf.
Iemand was hem vóór geweest. De oude hper
Krantz moest nog op geweest zijn en ze had
den hem vermoord Na het bedrijven van hun
daad moesten de dieven geheel in de war ge
weest zijn en, zonder zich verder om de diaman
ten te bekommeren, waren ze er van door
gegaan
En als de een of ander hem nu hier aan
trof Benny werd door een hevigen angst
overvallen.
Hij kende nog slechts één gedachte: het
veege lijf te bergen! In doodsangst sloop hij
de kamer uit, klom voorzichtig door het open
hall-venster en verborg zich in den voortuin
achter een struik. 'Op hetzelfde oogenblik hoor
de hij de afgemeten schreden van een politie
agent. Benny wachtte doodstil, tot de man
voorbij was en maakte zich toen ijlings uit de
voeten.
Juist toen Benny den voortuin verliet, stond
Black in de studeerkamer van Krantz van den
grond op. Met een zijden zakdoek wreef hij
over de roode plekken op zijn eerbiedwaardige
witte haren.
„Wat een geluk", fluisterde hij", dat ik be
sloot een uur vroeger te gaan en dat ik toe
vallig van achter de gordijnen mijn concurrent
den voortuin zag binnensluipen. Die kerel heeft
me een heelen boel moeite, bespaard".
Toen liep hij tevreden glimlachend naar de
geopende safe ene stelde zich in het bezit van
het zakje steenen. Vlug bekeek hij den inhoud
en liet het toen in den binnenzak van zijn
rokcostuum verdwijnen. Vervolgens haalde hij
van achter de overgordijnen zijn bontjas en
hoogen hoed te voorschijn.
Enkele oogenblikken later stond Black, de
kraag van zijn jas omhoog, om de roode inkt
vlekken op zijn baar te verbergen, op straat.
Toen Krantz den volgenden ochtend zijn
studeerkamer betrad, lachte hij grimmig.
„Wat zijn die inbrekers toch een idioten",
grinnikte hij. „Wat zullen ze te keer gaan, als
ze merken, dat de gestolen steenen imitaties
zijn van de diamanten, die ik gisterenavond per
luchtpost naar Amsterdam gestuurd heb".