ps
m
ÊSSSmÈ/
i 1 m 1
I
jé
EEN BEZOEK AAN HET
JULIANAKANAAL.
s f
2?»* SR*
fmmmm
II»
ALGEMEEN OVERZICHT.
HET HOOGSTE KANAALPAND
TOT ELSLOO.
HET BERUCHTE DRIJFZAND.
IN HET VERZAKKINGSTERREIN.
SCHUTSLUIS III
BIJ BORN.
SI
f
'mÊÊÊÊÊÊ
Ij I H
duitscmu
O
getrokken*
rootscheepsch werk
Op een zonnigen herfstdag hebben wij on
langs een bezoek gebracht aan de waterstaats
werken van het Julianakanaal.
Begeleid door den leider der werken, hoofd
ingenieur F. Volkerj hebben we dezen nieuwen
waterweg gevolgd van zijn oorsprong uit de
Maas vóór de stuw bij Borgharen tot voorbij
het dorpje Born. En niet groot genoegen geven
wij hier verslag van onzen leerrijken tocht.
Maar al heeft iedereen wel eens van het Ju
lianakanaal gehoord, toch zal aan menigeen
een algemeen overzicht van ligging en doel
der uit te voeren werken welkom zijn.
Het Julianakanaal begint benedenwaarts bij
kilometerraai 66, ruim drie honderd meter
hoven Maasbracht.
Het loopt over heel zijn lengte evenwijdig
met de Maas. Maar terwijl de grillig® rivier tal
van bochten maakt, gaat de gegraven water
weg rechtuit tot Stein, loopt vandaar in een
breede bocht naar Elsloo, om vervolgens weer
in ongeveer rechte lijn zijn weg te nemen naar
Borgharen, waar het zich wederom met de
Maas vereenigt.
Op die wijze wordt de afstand-te-water tus-
schen Maasbracht en Maastricht met circa 17
kilometer verkort.
Het kanaal is grootscheepsch, d.w.z. het biedt
schepen van 2000 ton gelegenheid om elkander
op elke plek van den waterweg te passeeren,
behalve in de schutkolken, die 136 meter lang
en 16 meter breed zijn met een invaartwijdte
van 14 meter en wier slagdrempeldiepte
3.60 m. bedraagt.
Intuschen is de groote merkwaardigheid van
dit waterstaatswerk niet gelegen in het door-
laatvermogen zijner sluizen. Immers elders in
Nederland heeft meer dan één kanaal veel
grooter capaciteit. Maar nergens vindt men
in ons land schutkolken met grooter verval.'
Reeds de eerste sehutkolk de beste, dichtbij
den ingang van het kanaal, is een der diepste
in Nederland.
Elders immers pleegt men niet één schut
ting hoogstens drie vier meter peilverschil
te winnen. Maar hier keert schutsluis I al da
delijk een verval van 7.45 m.. daardoor het
stuwpeil der Maas van 20.40 m. bij Linnen tot
een kanaalpeil van 27.85 m. n. a. p. wordt
opgevoerd.
Het eerste kanaalpand, dat bijna acht kilo
meter lang is, wordt van het voigen(je, ter
lengte van ruim 5 kilometer gescheiden door
schutsluis II, die een verval van 4 g0 m j)e_
heerscht, en het peil op 32.65 m. n.A.P.
brengt.
Maar schutsluis III bij het dorpje Born
overtreft nog aanzienlijk de ®el ht;e- Zij 2aj een
peilverschil overbruggen van niet minder dan
11.35 m., waardoor de schepen in ®f>n schutting
op het peil van 44 m. -j- N-A-P- komen,
onder gewone omstandigheden tot voorbij
Maastricht behouden blijft.
Ook in de hoogteverschillen van het door
sneden terrein is het Julianakanaal een uni
cum in Nederland, hetgeen vooral boven sluis
III aan den dag treedt.
Na een verhooging tot ruim 53 m. bij Berg
aan de Maas, volgt weder een inzinking van
het terrein tot circa 36 meter achter het dorpje
Stein, waarna bij Elsloo de hoogste hindernis
wordt bereikt met een heuvel van niet minder
dan ruim 61 m 4. N.A.P.
Hier moet ten behoeve van het kanaal over
ongeveer anderhalven kilometer lengte een in
snijding worden gegraven van ruim 24 meter
beneden het „maaiveld", daar de bodem van
het kanaal, die vijf meter onder het kanaalpeil
komt te liggen, nog 2y2 meter wordt uitgediept,
om van een extra zware grindlaag te worden
voorzien, ten einde den afvoer van het grond
water te vergemakkelijken.
Bedenkt men voorts dat het kanaal een bo
dembreedte zal krijgen van 16 meter, die ge
leidelijk toeneemt tot 46.50 meter aan de op
pervlakte, en dat de hellingen der boorden
nergens steiler zijn ontworpen dan van 1 op 2,
met de noodige onderbrekingen bij iedere vier
meter hoogte-verschil, dan komt men tot de
slotsom, dat de bovenranden der insnijding bij
Elsloo bijna 150 meter van elkaar verwijderd
zullen zijn.
Voorbij Elsloo daalt het maaiveld weder tot
39 m. +N.A.P. Het ligt dus gelijk met den
kanaalbodem en 5 meter beneden het peil van
het bovenste pand. Dijken van acht meter hou
den hier het natte element in bedwang.
In de richting Maastricht stijgt voorbij Els
loo bet terrein geleidelijk tot circa 45 m. 4-
N.A.P. bij de monding in de Maas.
Hier komt schutsluis IV, de laatste van Maas
bracht uit, de eerste van Maastricht uit ge
rekend. Het merkwaardige van deze sluis is,
dat zij ongeveer elf maanden per jaar zal open
staan. Immers het stuwpeil van de Maas komt
juist overeen met het kanaalpeil van het
hoogste pand.
Zoolang dus het stuwpeil op de rivier kan
gehandhaafd blijven, is sluis IV overbodig en
varen de schepen van Maastricht zonder schut
ten door naar sluis III bij Born.
Eerst als de stuw bij Borgharen wordt ge
opend, hetzij wegens grooten toevoer van op-
perwater, hetzij wegens ijsgang, treedt sluis
IV in werking, om het overvullen of leegloo-
pen van het kanaal tegen te gaan, en het peil
op 44 m. te handhaven.
Het doel van het Julianakanaal is tweeledig:
ten eerste dient het om Zuid-Limburg in het
algemeen en Maastricht in het bijzonder van
een grootscheepschen waterweg te voorzien.
En ten tweede is het bedoeld als een schakel
in den keten van kanalen, die Nederland met
België en Frankrijk verbinden.
in waterweg wordt gewoonlijk regelmatig
van beneden naar boven gegraven, maar bij
het Julianakanaal heeft men deze werkwijze
niet consequent toegepast.
Want wèl is het onderste pand met de
schutsluizen I en 11 (resp. hij Maasbracht en
Roosteren) nagenoeg geheel voor gebruik ge
reed, maar tusschen Roosteren en Born ligt
nog een heel eind onvoltooid en hoven sluis
III, waar het lastigste stuk begint, is men pas
onlangs begonnen met bruggenbouw-in-den-
droge, terwijl het graafwerk nog in het aan
vangsstadium verkeert.
Daarentegen wordt thans op den hoogen
heuvelrug bij Elsloo vaart achter het werk ge
zet: de deklaag boven het beruchte drijfzand,
■waarover straks nader, is reeds goeddeels af
gegraven en de grond wordt deels in zuidèlijke,
deels in noordelijke richting afgevoerd.
Van Elsloo tot voorbij Bunde volgt dan weder
een vak, waar het kanaal kant en klaar ligt,
terwiji aan het laatste stuk van ruim één kilo
meter tot de monding in de Maas nog vrijwel
niets is gedaan.
■Deze ongelijkmatigheid in de afwerking heeft
een dubbele reden. Boven en beneden Bom is
mam
■■n
ffoven: het Julianakanaal wordt dwars door het Limburgsche heuvelland gegraven.
Qnderi hoe dit doorgraven geschiedt met_ behuljt van groote graafmachines.
men van het oorspronkelijk ontworpen tracé,
over een afstand van ruim 6 km. afgeweken.
En bij de monding is men pas dezen herfst aan
het werk kunnen gaan, nadat eindelijk de be
faamde Heughemmer overlaat watervrij was
afgesloten.
Daarom maakte onze eerste kennismaking
met het Julianakanaal-in-aanleg een allesbe
halve grootschen indruk.
Als wij op de witberijpte looping over de
sinds drie jaren voltooide stuw Titaanen dit
machtig waterbouwwerk met bewondering ga
deslaan, dan lijkt de eerste aanzet van een werk-
haven, waarmee men thans begonnen is, niet
veel meer dan kinder-knutselwerk in zomer-
sche dagen.
Toch zal straks, wanneer met den bouw van
schutsluis IV een aanvang wordt gemaakt,
deze werkhaven gewichtige diensten bewijzen
voor den aanvoer van werktuigen en materia
len over de bevaarbare Maas. En later zal zij
een deel vormen van de kanaalmonding, zoo
dat het huidige graafwerk blijvende beteeke-
nis heeft.
Maar voor het oogenblik valt hier nog niet
veel te zien, en haastig voert de auto ons langs
Borgharen naar Bunde, waar de Geul door een
breeden duiker onder het reeds voltooide ka
naal doorstroomt. Van dit punt af heeft men
een parallel-sloot gegraven, en aan het eind
daarvan in den kanaaldijk een tweeden duiker
aangelegd, zoodat door sluiting van den eerste
bet Geulwater nuttig kan worden aangewend
tot voeding van het Julianakanaal.
Weer gaan we verder, ditmaal over den ka
naaldijk heen, naar het dorpje Geulle dat wij
over een nieuw aangelegde brug bereiken.
Deze brug maakt uit de verte gezien een
haast popperigen indruk. Zoo rank en spichtig
is het maaswerk van den stalen bovenbouw,
dat het den schijn wekt als ware de Rijks
waterstaat ditmaal afgeweken van zijn oude
beproefde leuze „het Rijk moet den burgers
voorgaan in soliditeit".
Maar schijn is geen wezen. Van onzen leids
man vernamen wij, dat het staal, hetwelk voor
den bouw van deze bruggen is gebruikt, het
gewoonlijk gebezigde product met ongeveer
50 pet. in trekvastheid en weerstandvermogen
overtreft.
Gaarne nemen wij dus aan, dat de bruggen
over het Julianakanaal, ondanks haar tenger
voorkomen volkomen voor haar taak berekend
zijn.
Men ziet ze overigens in soorten: er zijn
dikke en magere, lange en korte, naar gelang
de zwaarte en intensiteit van het verwachte
verkeer en de grootere of kleinere spanning
tusschen de bruggehoofden.
Maar inmiddels zijn wij met horten en st00.
ten langs een weg, die aan den zondvloed her
innert aangeland op het „Schoor" te Elsloo,
waar wij uitstappen om de kennismaking te
hernieuwen met het hachelijkste vak van het
groote werk.
Het is alsof de natuur er behagen in heeft
geschept hier in een kort bestek alle moeilijk
heden samen te persen, waarmede de water
bouwkunde ooit te kampen heeft gehad.
Vooreerst verheft zich hier de steile oever
27 m. boven den middelbaren rivierstand en
ruim 17 m. boven het toekomstig kanaalpeil.
Bovendien is de grond sterk waterhoudend:
uit de heuvelhelling van Bunde tot Elsloo
stroomen op tal van plaatsen bronnen en beek
jes naar de Maas. En ten slotte wordt de on
dergrond gevormd door een drijfzand-laag, die
haar hoogtepunt op 49 m. heeft en zich tot
diep in den bodem uitstrekt. Deze drijfzand-
laag ls doorspekt met dunnere kleilagen.
Zooals men weet, is het van water door
drenkt drijfzand het onhandelbaarste materiaal
dat er op de wereld bestaat. Het is zoo fijn als
meel en zoo beweeglijk als kwik. Wanneer men
er een kuil in graaft of een gleuf doorheen
baggert, dan schuift en stroomt het natte zand
van alle zijden toe; en eenigen tijd later is er
hoogstens een kleine inzinking overgebleven.
Kanaalbouw is hier derhalve een onbegonnen
werk, tenzij vooraf de drijfzandlaag wordt ont
waterd. En deze ontwatering moet een heel
eind beneden den toekomstigen kanaalbodem
worden voortgezet: anders barsten de kleilagen
onder den opwaartschen druk van het grond
water naar boven open en maken allen arbeid
vergeefsch.
De Rijkswaterstaat is met vaderlandsche be
hoedzaamheid begonnen met het afgraven der
zand- en grindlagen, die zich 12 tot 18 meter
boven het verraderlijke materiaal verhieven.
Want het zit niet overal even diep, maar helt
in algemeene richting van Noord naar Zuid
en van de hooge oeverlanden naar de nabij-
zijnde rivier.
Daarna zijn een aantal proefputten geboord,
die in de taal van den Waterstaat „bronnen"
heeten. Op deze bronnen zijn pompen gezet en
toen is men dag en nacht beginnen te „malen"
weken-, neen maandenlang.
Maar wie meenen mocht, dat het boren van
bronnen in deze papperige massa een betrekke
lijk eenvoudige taak moet zijn, toont heel wei
nig begrip van het drijfzand en deszelfs ont
stellende beweeglijkheid.
Eerst wordt een zware buis van circa vijf
tig centimeter doorsnede, voorzien van een
dikken stop aan het ondereinde, in den grond
gedreven door middel van een persleiding, waar
door met water onder hoogen druk het zand
rondom de buis letterlijk wordt weggespoten,
zoodat zij langzaam maar gestadig dieper zakt.
Is zij twintig meter diep gezonken, dan wordt
een tweede dunnere buis in de eerste neerge
laten, waarmee de stop wordt weggestooten.
Vervolgens wordt de open ruimte tusschen de
beide buizen gevuld met scherp zand dat als
filter dient waarna de eerste buis weder ge
trokken wordt.
Ten slotte wordt een rotatie-pomp in de bron
neergelaten met een leiding en een stang, welke
als transmissie dient voor een electro-motor,
die aan den bovenkant van de bron de noodige
drijfkracht levert.
En nu kan eindelijk het pompen beginnen,
dat, zooals de ervaring heeft aangetoond, in
staat is het drijfzand volledig te ontwateren,
met het gelukkig gevolg, dat het lastig goedje
zonder bezwaar kan worden opgeschept en
weggevoerd.
Toen de gunstige uitkomst der proefbemaling
vaststond, is men overgegaan tot de definitieve
installatie van een pompenreeks, waarmee men
tijdens ons bezoek nog bezig was.
Is deze installatie voltooid, dan is de ont
watering der drijfzandlagen tot 12 en zelfs
tot 15 meter onder den kanaalhodem verzekerd,
en zoodoende een veilige aanleg gewaarborgd.
Bij Elsloo begint dan het mijngebied, d.w.z.
het terrein der toekomstige verzakkingen, waar
van nieuwe en zeer eigenaardige moeilijkheden
voor den kanaalbouw te duchten zijn.
Op het oogenblik bestaat nog geenerlei ge
vaar, omdat de ontginning der staatsmijn
Maurits nog niet tot den ondergrond beneden
het kanaaltracé gevorderd is.
Maar na korter of langer tijd zal het ont-
ginnlngsgehied zich ook tot de kanaal-zóne
uitbreiden vanaf kilometerraai 23, waar het
kanaal zich naar het Noord-Oosten wendt, ter
wijl de Maas zich een eindweegs naar het Zuid-
gebeurlijkheden
voorbereid te
zijn, heeft men alle
bruggehoofden zoo in
gericht, dat ze op
eenvoudige wijze kun
nen worden verhoogd
Tenslotte is reeds nu
een ontwerp gereed
gemaakt voor den bouw
van een vijfde sluis, die
eventueel het kanaalpei
van 44 op 40 M. -j- N
A. P. zal verlagen.
Alle nieuwe werken
die na verloop van tijd
noodig zouden zijn
komen uitsluitend vooi
rekening van de staats
mijnen, die aansprake
lijk zijn voor alle ge
volgen der mijnschade
„Lest bestmochten
wij zeggen, toen wij
op den rand van den
enormen bouwput ston
den, waarin de diepste
sehutkolk van Neder
land in aanbouw is.
Men herinnert zich
wellicht, dat wij vóór
eenige jaren reeds een
beschrijving hebben ge
geven van dit grootsche
waterwerk, naar aan
leiding van een artikel in het weekblad „De
Ingenieur" door Ir. D. J. Klink (Jaargang
1927. No. 24).
In hoofdzaak is het destijds uiteengezette
plan gevolgd, maar er zijn toch twee wijzi
gingen aangebracht. Vooreerst is de sehutkolk
zeer terecht een kilometer Noord-Oostwaarts
verlegd tot buiten het mijngebied, en daarmee
tegen alle kans op verzakkingen veilig gesteld.
En ten tweede is de wijze van vullen en ledigen
van den sehutkolk grondig veranderd.
t I
De ontwatering van het drijfzand bij Elslooeen der moeilijkste onderdeelen van
het werk. Op den voorgrond het boren der putten.
Westen richt, voorziet men een progressieve
verzakking, die bij kilometerraai 20 op de
grensscheiding tusschen de gemeenten Stein
en Urmond, zelfs een maximum van zeven
meter onder het huidige niveau zou kunnen
bereiken.
Daarom heeft men thans reeds met toekom
stige mijnschade rekening gehouden en in
hoofdzaak drie middelen aangewend om haar
nadeeligen invloed tot een minimum te be
perken.
Vooreerst wordt de duiker van gewapend
beton, waardoor de Ur een beekje dat be
zuiden Stein ontspringt en hij Urmond in de
Maas valt onder den kanaalbodem door
wordt geleid, uitgerust met een buigzaam stalen
binnenwand, zoodat hij desnoods gekronkeld
als een paling in den verzakten bodem kan
blijven liggen zonder te breken.
Ten tweede worden de bruggehoofden, zoowel
wat stevigheid als wat hoogte betreft, reeds
thans op de komende verzakkingen ingericht.
Op den weg van Stein naar Maasband hebben
wij bewonderend opgekeken tegen de massieve
gevaarten, die zich veertien meter boven het
maaiveld verheffen en die van binnen in vier
kokers zijn verdeeld, die door zwapr gewapende
betonnen schotten van elkander zijn geschei
den.
In de beide kokers aan de landzijde wordt
grond gestort, om tegendruk te geven aan het
gewicht der staalconstructie van de brug, die
op de beide kokers aan de kanaalzijde rust.
Men vertrouwt, dat bij daling van den bodem,
het gelijkmatig belast bruggehoofd zich gelei
delijk rechtstandig naar beneden zal bewegen,
zonder scheuren of afwijkingen, zoodat vermin
dering der doorvaarthoogte het eenig bedenke
lijk gevolg zal zijn van de lagere ligging.
Maar ook daaraan heeft men gedacht en
zoo zullen de beide bruggen bij Urmond en
Berg negen in plaats van zeven meter boven
bet kanaalpeil worüea pul-jU ju p eg alle
In plaats van het destijds ontworpen vul
lingssysteem door middel van riolen en cylin-
derschuiven, wordt thans een nieuw stelsel van
zeer eenvoudige constructie toegepast.
Men hijscht de geweldige sluisdeur recht
omhoog, zoodat eerst het vullingswater en
daarna de schepen vrijen toegang krijgen tot
de kolk „C'est simple comme bonjour
Maar zoo simpel als het er uit ziet, is het
in werkelijkheid nu toch niet. Want als men
een sluisdeur zouder eenige voorzorg eensklaps
in de hoogte trekt, ontstaat in de opening zulk
een allesvernielende stroom, dat er niets tegen
bestand is.
Men heeft dus zoowel bij het boven- als bij
het benedenhoofd der sluis aan het met geweld
neerstroomende water een aantal vernuftig
bedachte hindernissen in den weg gelegd, om
de reuzenkracht te breken en zoowel den
kanaalbodem als de schepen voor beschadiging
te vrijwaren.
Het fundament der nieuwe sluis, dat men
aanvankelijk op 23 meter -)- N. A. P. had ont
worpen, bleek in de daar aanwezige kleilaag
geen voldoend-stevigen bodem te vinden. Eerst
vijf meter dieper vond men een harde zandlaag,
die yoor fundeering geschikt was. De grondslag
der sluis ligt dus op 18 meter terwijl de sluis-
vloer in aanleg zich bevindt op circa 29 M.
-I- N. A. P.
Het verschil van elf meter is op tweevoudige
wijze overbrugd. Ter bevestiging van het fun
dament ondei; het bovenhoofd heeft men een
dubbelstel van drie reusachtige ringen van
gewapend beton in den bodem aangebracht.
Daarna heeft men de openingen met beton
gevuld, zoodat op het oogenblik van heel dit
gewichtig voorbereidingswerk niets meer te
bespeuren is dan een gladde betonvloer.
Daarna wordt het bovenhoofd, evenals het
benedenhoofd, voorzien van een zware vloer
plaat met een bewapening.
Ais de sluisvloer gereed ie, begint men aan-
'SCHUTSLUI) X
°f oECHT
noosTEae/o /schutsluis
HOtTUrt f t
PAPeriHovf
CMUT$lUn>j£.
C,R£vCr»
OBOR H
Bi£HT
BlCHT
IS)
URMOf
ElStOO
O BUNDE
SCHUTSLUI ME
HEERl£H
SCOAfll t IjOO .OOO
r-1AA5T(?ICMT
Hoe het kanaal langs de Maas wordt
In den kop beelden wij af Sluis 717 van
het Julianakanaal (links), de fundeering
van het bovenhoofd met het aansluitend
deel van den sluisvloer. Middende beivev-
pening van den beneden-hoofdvloer tus'
schen fundeering en sluisbodem. Rechts:
de hooge heuvelrug bij Elsloo en het drijf
zand in de diepte. Rechtsonder: voor»
aanzicht van de werken bij Sluis III.
stonds met den bouw van de sluiswanden en
de heftorens, die in staat moeten zijn de sluis
deur tot 7 M. boven het kanaalpeil op ta
trekken, om de vrije doorvaart der schepen te
verzekeren.
Teneinde het ledigen der sluiskom te ver
gemakkelijken, is deze deur in twee ongelijke
helften verdeeld. Bij het heffen schuift het
smallere onderste stuk tot een lengte van
1.45 M. zeer langzaam in het breedere bovenste
deel, waarna het heele gevaarte in enkele minu
ten hoog naar boven gaat en aan de scheep
vaart vrije baan geeft.
Wij teekenden nog verschillende bijzonder
heden op, o. m. betreffende den feilen strijd
met het grondwater, waarvan het niveau op
ongeveer 37 M. ligt (nog iets hooger dan het
maaiveld) en dat door middel van groote
pompen langs een kolossale buis over een
afstand van 2V2 kilometer naar de Maas wordt
afgevoerd en omtrent een vernuftig systeem
van beweegbare met het water op en neer
gaande haalkommen ten gerieve der schippers,
maar: „L'art d'ennuyer est celui de tout dire".
En daarom nemen wij voor ditmaal afscheid
van het Julianakanaal, met een hartelijke dank
betuiging aan de heeren Irs. Volker en Burger,
die ons een zeldzaam interessanten kijk gaven
op de grootscheepsche werken, die onder hun
voortreffelijke leiding worden uitgevoerd, en
die naar zij ons verzekerden, behoudens onvoor
ziene omstandigheden, in het najaar van 1934
dus op den vastgestelden tijd geheel
gereed zullen zijn. R. l.
1*-