nieuwjaab.
-me,
ZAT.I
MEISINDBUE3GEN UIT POLEN
MUSEAND.
f-ë» "j
DE HELD VAN ZUTFEN.
ALLERLEI.
DE NATUUR IN.
VOOR KNUTSELAARS.
ZATERDAG 31 DECEMBER 1932
r—n1—
R i
«is»
'n Portefeuille.
Ib
Soorten van hout.
WELK BEDRIJF
WIE KWEELT ER MEE
De prijzem.
7,:rr --
LETTERRAADSEL.
Nu hoop ik maar,, dat de dikke blokken van
de scheurkalenders voor jullie héél veel gou
den dagen mogen bevatten gedurende het jadr
1933.
De oude Romeinen kenden hun „zwarte da
gen", en dat waren dan de datums, waarop
een heeleboel narigheid voorviel. Jullie wensch
ik geen enkelen zwarten dag toe, maar 'n
hééleboel geluksdagen, zonne-dagen, dagen van
prettige vacantie, dagen van goeie rapporten,
van veel geluk en blijdschap in den hulselij
ken kring.
Zeker, we beginnen niet heelemaal met 'n
Bchoone lei! Het nieuwe jaar bevat voor een
groot deel de takken, die aan de wortels van
het oude zijn ontsproten en die wortels laten
zich niet zoo gemakkelijk uittrekken. Er zijn
er misschien onder ons, die hun kansen voor
1933 niet zoo erg hoog aanslaan Maar
dat is nog géén sein om bij de pakken te gaan
neerzitten en te denken: vriezen we dood dan
vriezen we dood! Hier schiet mij den grooten
Manning te binnen. Net toen hij, vol hoop voor
de toekomst, de vermaarde hoogeschool van
Oxford verliet, kreeg zijn vader tegenslag in
zaken, zoodat hij zijn schuldeischers niet meer
betalen kon! Daar stond Manning! Géén kans
meer! Het zou heel belangwekkend zijn ge
weest om aan ieder, die zijn oor maar te luis
teren wou leggen, van dit onheil te gaan ver
halen en daarmee heel 'n leven op te vullen!
Alleen, Manning pakte aan, sloeg zich dóór,
werd kardinaal!! De groote dichter Byron
had 'n ongemak aan den voet en toch was hij
in. de eerste gelederen te vinden om de Grieken
te helpen tegen hun vijanden; hij werd een
der bekendste dichters van Engeland.
Die aan muziek doen zullen ooit van Beet
hoven gehoord hebben, den grooten toondich
ter, zóó doof, dat de snaren van zijn instru
ment moesten verdubbeld worden wilde hij
nog iets van zijn eigen scheppingen kunnen
hooren TóchBeethoven geworden De
groote Apostel der heidenen, Sint Paulus, had
'n nare kwaal, die hem soms heel erg kwelde.
Driemaal bad hij om genezing, maar het be
liefde God nu eenmaal om zijn kracht door
zwakheid te laten volbrengen. De Apostel
bleef ziek. En tochwat 'n reizen, wat 'n
tochten, wat 'n gevaren, wat 'n ongemakken
heeft hij doorstaanDoor een Engelschen
pirester heb ik eens daarover hooren preeken;
„I press on" „Ik sla mij dóór" was de tekst,
het motto van die predikatie. Wel héél duide
lijk maakte de Zeereerw. spreker het, hoe
juist Sint Paulus alle aanleiding zou hebben
gehad in jammerklachten uit te barsten over
zijn „no chance", „geen kans", maar hoe juist
hij, door mee te werken met Gods overvloedige
genade, tot een kroonluchter van de H. Kerk
werd, een Apostel-vorst, wiens licht den strij
denden geloovige nu nog vóórgaat in den
nacht.
Wij willen aan deze menschen, aan dezen
Heilige een voorbeeld nemen en het nieuwe
Jaar met frisschen moed binnengaan. Wat het
oude in ons havende, herstellen. Wat het ons
aan waardenbracht, beeder uitbouwen. Een
goed soldaat doet zijn plicht ondanks tegen
slag en honger en ellende en verwonding, mèt
medaille of zonder medaille, onder toejuichin
gen of in zijn eentje, eenvoudig: zijn plicht.
[Wanneer wij 1933 met deze gedachten in de
oogen zien, zullen we, met Gods genade en
de hulp Zijner Heiligen, een geslaagd jaar
mogen verwachten. In dezen geest aan allen,
aan de medewerkers, aan de lezers, aan allen,
die belang in deze courant stellen en daarvan
lieten blijken een
„Zalig Nieuwjaar"!
DE JEUGDREDACTEUR.
In het jaar 1575 zien wij den jongen edel
man optreden aan het wufte hof van de
Engelsche koning Elisabeth en het duurde
niet lang, of hij stond daar hoog aangeschre
ven. Wanneer hij zich had kunnen schikken
in het hoofsche leven, zou hij het misschien
nog heel ver hebben gebracht, maar zijn eer
lijke inborst dreef hem tot het richten van
een vertoog aan de Koningin, waarin bij op
kwam tegen de misbruiken in haar onmiddel
lijke omgeving. Elisabeth was niet koninklijk
genoeg om deze welgemeende woorden naar
waarde te schatten, Sidney viel in ongenade
en moest het paleis verlaten.
Te Penshurst kon hij zich nu ongestoord
aan de edele dichtkunst wijden. Hij berijmde
er de psalmen uit het Oude Testament en, te
zamen met zijn zuster, dichtte hij er zijn ver
maarde „Arcadia". Een gebeurtenis op het
tennisveld maakte, dat zijn naam aan het Hof
weer werd gehoord. De graaf van Oxford had
zich n.l. tijdens het spel niet sportief gedragen
en de ruzie liep zóó hoog, dat een tweegevecht
voor de deur stond! Elisabeth verbood dit,
waarna zij Sidney gelastte weder ten hove te
verschijnen. Het scheelde niet veel, of hij was
koning van Polen geworden, maar de vorstin
werkte daaraan niet mee uit vrees, dat zij het
„juweel van haar tijden" („the jewel of her
times") zou kwijt raken.
Toen de onbeteekenende graaf van Leices-
ter in 1586 naar Holland werd gestuurd om
tegen de Spanjaarden te gaan vechten, bege
leidde Sir Philip zijn oom. Deze benoemde hem
tot gouverneur van Vlissingen en generaal der
ruiterij. Hij bezette Axel en sneuvelde 32 jaar
oud, terwijl hij aan het hoofd zijner troepen
vóór Zutphen streed, 'n Klein hoopje Engel
schen werd daar door 3000 Spaansche solde
niers aangevallen; zij hadden het gevecht kun
nen ontgaan, maar hun riddereer verbood
zulks. Tweemaal werd Sidney's paard onder
hem weggeschoten. Daarna ontving hij een
kogel, die aan zijn leven een einde zou maken.
Badend in zijn bloed Vroeg hij om water. Zij
brachten hem een nap. Juist zou hij den ver-
kwikkenden drank aan zijn lippen zetten, toen
hij een soldaat bemerkte, die eveneens zwaar
gewond was. „Geef hem het water, hij heeft
er meer behoefte aan dan ik", zeide de ge
kwetste toen.
Sir Philip Sidney stierf te Arnhem, in de
armen zijner gade, den 17en October 1586. Zijn
stoffelijk overschot werd op bevel van de En
gelsche koningin naar het vaderland terugge
bracht, waar het werd bijgezet in „St. Paul's
Cathedral". Wij lezen in Green's Engelsche
Geschiedenis:
„Sidney was de afgod van zijn tijd en mis
schien komt in niemand méér die tijd uit dan
juist in hem. Hij was schoon en dapper, scherp
van geest en aanhankelijk, edelmoedig van
karakter de lieveling van het hof en van het
slagveld, terwijl zijn geleerdheid en zijn genie
hem tot middelpunt van de wereld der letteren
maakten, die juist begonnen te ontbloeien OP
den Engelschen bodem". De groote dichter
Shelley heeft van Sidney gezegd: „Sidney was
een geest zonder vlek, uiterst grootmoedig,
zoowel in het gevecht als toen hij sneuvelde,
bij zijn leven en in zijn liefde".
Aan de oevers van moedertje Wolga". uitJ. Haydn, Ruszland 1932)
Philip Sidney (Sid-nie) werd in de maand
November 1554 geboren in de Engelsche pro
vincie Kent. Hij was de oudste zoon van éir
Henry Sidney, terwijl zijn moeder een dochter
•was van Northumberland's hertog. Ze wijzen
in Penshurst, zijn geboorteplaats, nu nog een
boom aan, die daar bij zijn geboorte geplant
zou zijn.
Philip Sidney was een man met schoone
talenten, een staatsman zoowel als een soldaat,
een dichter zoowel als een volleerd hoveling.
Thuis noemden ze hem „lumen familiae suae",
„hét licht van zijn familie". Toen hij pas elf
jaar oud was, schreef hij reeds Frausche en
Latijnsche brieven naar zijn vader en zijn
leermeesters liepen allemaal even hoog met
hem weg. Nadat hij te Oxford zijn studies
had voltooid, deed hij, volgens de gewoonte
in die dagen, een reis naar het vasteland van
Europa en bezocht in hoofdzaak Duitschland
en Frankrijk. Ternauwernood ontsnapte hij
aan de verschrikkingen van den Bartholomeiis-
nacht, den 24en Augustus 1572, toen in Parijs
heel wat protestanten als slachtoffers van de
onverdraagzaamheid dier barre tijden vielen.
Aanstonds moest hij toen naar huis komen en
eerst later verkreeg hij verlof om in Weenen,
Hongarije en Venetië muziek en gterrekunde
te gaan studeeren, terwijl hij Zjjn geest zeer
verrijkte door den omgang met groote ge
leerden.
BEVERS.
komen in onze «treken niet m*ér voor. Het
beverbont, dait groote waarde kreeg, en het
smakelijke vleesch hebben daaraan wel schuld.
In Noord Amerika zijn er nog genoeg. Hun
platte staart dient hun als roer bij het zwem
men, als stoel bij het opzitten en ate alarm
signaal.
Bij gevaar slaat de bever met den staart op
het watervlak en alle dieren verdwijnen da
delijk kopje onder! In het leggen van damïnen
door rivieren zijn de bevers knappe ingenieurs.
FAZANTEN
kunnen niet tellen. Men heeft opgemerkt dat
een moeder-fazant, die de helft van haar kroost
voor een moeilijke sloot achterliet heel kalm
verder ging, al-sof zij al haar kindertjes nog
bij zich had. Daarentegen wordt van een arend
verteld, dat hij zeer goed wist dat men de
helft van zijn jongen uit zijn nest had geroofd,
DE VELDMUIS.
vecht voor haar jongen. Ergens op een akker
had een hond een nest met vier kale jongen
opgedolven, die hij dadelijk doodde. De moeder
muis die van een tochtje terugkwam vloog den
moordenaar van haar kroost met groote woede
aan niet lettende op de scherpe tanden van den
-belager. Zij onderging hetzelfde lot ate haar vier
kinderen.
HET ROODBORSTJE.
wordt door het landvolk in Engeland als een
gewijd vogeltje beschouwd. Van alle vogels legt
-hij het meest zijn schuwheid tegenover men-
E-chen af. In het gedicht „The babes in the'
wood", „De kinderen in het woud" wordt ver
haald, dat hun lijkjes door deze vriendelijke
diertjes met bladeren zorgvuldig werden toege
dekt. Aan alle onbegraven lijken zouden deze
vogeltjes denzeifd-en dienst bewijzen. Wie er
eentje doodt of van zijn eieren berooft, veroor
zaakt daardoor den dood van een vriend, of
zal binnen het jaar een been breken.
XVIII.
De leden van ons reisgezelschap werden door
de gidsen van de eene fabriek naar de andere
geloodst. Fabrieken waar tractoren gemaakt
werden, schoenfabrieken, autofabrieken, er
kwam geen einde aan. Nu en dan werd er een
.kolchoz" bezocht, een groote hoeve, die naar
den zin der communisten werd geleid en aan
alle arbeiders gezamenlijk „behoorde". Eén
zoo'n laudbedrijf bleek door joden bestuurd.
Het zag daar alles vrij twijfelachtig uit. Ten
slotte werd een oude vrouw van bij de tachtig
te voorschijn gehaald, aan wien de gids vroeg.:
„Doe je nog wat aan den godsdienst?"
„Neen!"
„Waarom dan niet?"
„Toen we wel aan godsdienst deden, leden
we honger en nu de godsdienst is afgeschaft,
hebben we overvloed!"
De gids keek zegevierend rond. Hier scheen
'de godsdienst te staan of te vallen met de bo
terham!
Meestal ging ik niet mee naar de fabrieksge
bouwen. Liever scharrelde ik wat arbeiders
op, die de Duitsche taal machtig waren en
trachtte dan met hen een praatje aan te
knoopen. Onder het genot van 'n paar „papie-
rossi" (cigaretten) lukte dat meestal wonder
wel. Over het eten werd algemeen door hen
geklaagd. Het loon was vrij behoorlijk, maar
men kon er slechts weinig voor koopen. In het
oude Rusland kreeg men voor 'n paar kopeken
('n grijpstuiver) méér dan in het nieuwe voor
de papieren roebels ('n roebel is feitelijk een
rijksdaalder; in Polen kon ik roebels koopen
voor negen cent per stuk, maar ik dorst ze niet
mee te nemen, daar de invoer streng verbo
den is), 'n Oude dame, leerares, verlangde zoo
zeide zij -r- naar Duitschland, haar vader
land terug. Zij gaf den fabrieksarbeiders les
In vreemde talen. Haar man was „groot-koop
man" geweest, maar de nieuwe regeering had
hém allés'afgenomen. Nu kon zij er zóó-zóó ko
men en zat vol aanmerkingen op het beleid
der nieuwe regeerders. Ons gesprek werd on
derbroken door de vrouwelijke gids, welke de
bejaarde dame niet al te vriendelijk behan
delde; het had, haars inziens, „keinen Zweck"
(geen doel) tijd te verliezen met afzonderlijke
gesprekken.
„Het grootste gummi-werk der wereld!" „De
kopermijnen, grooter dan welke ook in Euro-
pg,'V. noch de „Rotselmasch" .te Rostov, die
320.000 M2?oppervlakte beslaat enuitsluitend
landbouwmachines levert, konden mij interes
seeren. Evenmin het relaas over de hoogovens
bij Magnitogorsk of over het korencentrum te
Zernogorod, „Gigant" (reus) genaamd. Wan
neer de anderen zoo'n gebouw bezochten, sloeg
ik meestal onopgemerkt, den weg naar een
Russische kerk in.
1 O
L—
4
De electro-technisclie fabrieh, die wij in
Charkoiv bezochten.
De Russische kerk was een onderdeel van
den Staat der Czaren. De Czaar werd be
schouwd als Gods' vertegenwoordiger op aarde.
Alle rijksambtenaren waren verplicht hun
Paaschcommunie te houden en moésten ten be
wijze van getrouwe plichtsvervulling, een bon-
ne-tje van den „pope" (priester) kunnen too-
nen. Deze popen waren vaak gehuwd; de bis
schoppen (metropolieten) niet. De Heilige Sy
node was voor die Russische kerk zooveel als
het „Heilig College", der cardinalen in onze
kerk. Aan het hoofd dezer geestelijken stond
„batoesjka" (vadertje) de Czaar. De taal der
liturgie was en is het oud-Russisch. Het altaar
is 'n kubus, met kleeden behangen tot op den
grond, vrij staand achter een „ikonostase.
Denk je de communiebank in onze kerk zéér
hoog, als 'n wand, en geheel met schilderijen
beelden ziet men daarginder niet ver
sierd.
In dien wand eenige deuren, alsook openin
gen, die met 'n gordijn kunnen worden afge
sloten. Zijn die deuren dicht, dan valt er van
het altaar niets te zien, hetgeen b.v. het geval
is tijdens de H. Consecratie. De dienstdoende
pope loopt om het altaar heen, verschijnt door
de deur, plaatst zich vóór de ikonostase, al
naar gelang de liturgie dat voorschrijft, en in-
toneert daar de gebeden. Vóór den schilderijen-
wand sfaat 'n diaken, die aan 'n lessenaar ge
zangen zingt, soms alleen, soms met de geloo-
vlgen samen, 'n Orgel is verboden. Het yordt
als buitengewoon onbehoorlijk beschouwd in
tegenwoordigheid van het H. Sacrament te
gaan zitten. De enkele banken worden alleen
gebruikt door bejaarden. De rest staat, knielt
of ligt lang uitgestrekt op den vloer, een kruis
vóór het kerkekruis. Alleen de Czaar mocht
van zijn zetel gebruik maken, doch meéstal
woonde de vorst den dienst staande bij.
Uren en uren heb ik in deze kerken door
gebracht. Mannen heb ik er bijna niet aange
troffen; van 'n communist of 'n arbeider wordt
verondersteld, dat hij met den godsdienst vol
ledig heeft gebroken en wie dat niet geheel in
ziet, wordt zulks wel duidelijk gemaakt. Ik heb
baardige popen gezien, die gebroken schenen
onder de diepe vernedering, hun kerk aange
daan. Diakens, die met een zeer mannelijk ge
laat en in kloeke houding het noodlot schenen
te willen trotseeren. 'n Oude bisschop met ron
den mijter en gouden staf, die bevend den ze
gen gaf aan de neergeknielde menigte. Overal
ben ik zéér en zéér gesticht geweest.
je leningrad woonde ik de bediening ran
den H. Doop bij in een houten kerk, een der
weinige, die niet gesloopt of voor museum ge
bruikt werden. Het borelingske ging erg te
keer, toen 'n glimlachende pope zijn rozige
lijfje door het kille doopwater heen haalde. Da
delijk daarop vond de toewijding van het H.
Vormsel plaats. Open en bloot in een kist lag
'n doöde vrouw. Wat 'n tegênstelllng! Het ont
luikende leven in den eenen hoek der kerk, het
ondergegane in den anderen, 'n Meisje had
naast de ontslapene. Zorgvuldig wuifde zij tel
kens de vliegen weg, die zich op het geliefde
gelaat wilden neerlaten. Bloemen had zij in
de open kist geschikt; enkele lucifers-dunne
kaarsen waren aangestoken.
'n Oude pope bad naast het lijk. Toen ik
langs een der haveloos-uitziende altaren wou
loopen, verzocht hij mij een ander pad te kie
zen, hier toch werd het H. Sacrament bewaard.
In 'n andere kerk, gedurende den Dienst,
zongen de aanwezige vrouwen, geheel in witte
hoofddoeken. „Göspodi pomïloej", „Heer ont
ferm U onzer" eindeloos herhaald en steeds
Anders geschakeerd, smeekend, in klagend mi
neur de meeste gezangen staan „in mineur"
of, vertrouwvol hopend en met de zekerheid
van een onwrikbaar geloof, in majeur. „Gös
podi pomïloej", „Göspodi pomïloej".
Ik zal, bij gezondheid, nog eens naar Rusland
terugkeeren en al de verschrikkingen en het
ongemak van een reis in een half-barbaarsch
land trotseeren, alléén om het gezang in de
kerken te hooren. Dit is van een onvergelijke
lijke zuiverheid en innigheid, vooral in de
streken rond de rivier de Don, vermaard om
het fraaie stemmateriaal (Don-Kozakken-koor!)
Een heel ongewoon schouwspel was de uit
reiking der H. Communie onder twee gedaanten.
Op een gegeven oogenblik trad de pope even
vóór de ikonostase, de opgeheven kelk in de
hand. In den geconsacreerden wijn bevonden
zich kleine deeltjes brood, de sobere gedaanten
van 'sHeeren waarachtig Lichaam en Bloed.
Vrouwen drongen naar voren. Staande ont
vingen zij, op een lepeltje, het H. Sacrament.
De priester, onbeweeglijk in de deur van den
heiligen wand, droogde dat lepeltje telkens even
af aan een doekje, dat een diaken ophield.
Ofiderde communicanten bevond zich een groot
getal... baby's, wellicht niet odder dan 'njaar!
De moeders tilden hen naar het Lichaam des
Heeren. Maar wat hadden die zuigelingen voor
benul van hetgeen er van hen werd verlangd?
De diaken deed met een gebaar van groóte
teetlerbeid even hun mondje open, hetgeen
soms tot 'n hevig protest aanleiding gaf. Dan
gaf hun de pope een gedeelte van het H. Sacra-
meat te nuttigen. Mijn vriend, 'n Duitscher uit
Frelburg, ergerde zieh aan deze zuigelingen-
conjmunie, maar naar mijn meening verdien
den het groote geloof en den moed hunner moe
ders de diepste bewondering. Deze gewoonte
van het reiken der H. Communie aan zuigelin
gen, alsook de toediening van het H. Vormsel
na den H. Doop, zijn bijna zoo oud als de H.
Kerk. God kan door middel van Zijn Allerh.
Sacrament Zijn genaden evengoed aan zuige
lingen als aan grootere kinderen en volwassen
menschen meedeelen. Geen enkelen man heb ik
ergens ter Communie zien naderen, ook geen
jongere menschen zoo tusschen servet en tafel
laken in!
Te Charkov, „de leelijkste stad van Rusland"
en de hoofdplaats van de Oekraïne („Grens
land" n.l. tegen de Turken), had men de hoofd
kerk totj'n electrische centrale omgebouwd!
Terwijl de andere dames en heeren er een
fabriek met 160000 arbeiders bezochten, maakte
ik een Tondritje per auto door (is stad. Bij die
gelegenheid werd mij verteld van een man, die,
door den nijpenden voedselnood geheel rade
loos, een einde aan zijn leven wou maken. Geen
brood, geen suiker, geen vleesch, geen boter
meer, waarom zou het vadertje eigenlijk nog
verder leven? Ze hadden hem „altijd gezegd:
„Sejtschas", „strakjes", het groote Russische
stopwoord, maar hij had nu al zoo lang naar
leniging zijner eerste behoeften uitgekeken en
er was niets gekomen! Dus leek hem een sprong
in de armen van moedertje Wolga wèl zoo ver
kieslijk!
„Vadertje, hoe lang heb je al gewacht?"
„Al bijna vijf jaar. Wanneer het vijfjarenplan
klaar zou zijn, zou alles in orde wezen!"
„Wacht dan nög 'n vijfjarenplan af, dan Is er
in Rusland geen water óók meer!!!! Of het
grootvadertje dezen welgemeenden raad heeft
opgevolgd, werd er, helaas, niet bijverteld.
Van Charkov zijn wij naar „de stinkstad aan
de Don" gereisd, Rostow, nabij de zee van Asov,
wier water verlokkend glinsterde onder de felle
zomerzon. Het is hier, dat ik den kerkdienst
met den bisschop (metropoliet) mocht bijwonen,
'n Dichte groep geloovigen, mannen en vrou
wen, vulde het bedehuis tot In de uiterste
hoeken. De prelaat was heel oud, heel gebogen,
heel wit. Het leek wel, alsof de mijter zijn eer
waardig hoofd Al te zwaar drukte. Een lange
rij van geestelijken verleende assistentie. Met
een zilveren kruis, rijk met ornamenten ver
sierd, sprenkelde de metropollet wijwater over
de gebogen gestalten. Uit het breede hekken
schepten de geloovigen het gewijde vocht in
glaasjes, flesschen en theepotten. Sommigen
dronken het uit, in de kerk. Er werd gepreekt;
de aangelegenheden der geloovigen, die ze op
een briefje hadden geschreven, werden een voor
een door den diaken aan God aanbevolen. Het
was zéér indrukwekkend. Een vrouwenkoortje
zong zóó zuiver, dat misschien alleen de „Dom-
spatzen" van het Regensburger domkoor het
overtreffen kan. Na den Dienst gingen allen
naar den tuin, waar een ikoon (schilderij) werd
vereerd. Talrijke bedelaressen vroegen er om
een aalmoes. Tenslotte schreed de stoet van
geestelijken, den metropoliet in het midden,
weer naar het Godshuls. Onmiddellijk daarna
ving nög een H. Mis aan, die door een ver
blijdend getal menschen werd bijgewoond. De
godsdienst in het Zuiden is niet zoo gehavend
als In het Noorden! Deze beide Diensten heb
ben op mij den meesten indruk gemaakt van
alles, wat ik in Rusland zoo hen tegengekomen.
Van Rostow valt verder niet veel te verhalen.
Waarom wij erheen moesten, is mij thans nög
niet duidelijk. Het stonk er. Er waren ver
moeiende hellingen in de straten. De Don, zeer
breed, zeer glanzend, bood gelegenheid tot
zwemmen genoeg, alleen, de brug over den
stroom, bleef zóó lang voor het verkeer gesloten,
dat wij tenslotte het wachten opgaven. Stoot
brigadier Coplak, zou met ons 'n vaart over de
rivier maken. Wij transpireerden als varkens-
carbonaden, toen hij ons om drie uur aan de
kade bijeen had gedreven. De boot bleek om
twee uur vertrokken! En daarvoor al dat ge-
drijf en dat gezwoeg? De arme „oedarnik"
plofte als 'n pannekoek in elkaar en sloeg tegen
den grond! Zoodoende bleef hij voor veel ge
mopper gevrijwaard, 'n Paar putsen water
brachten hem weer hij kennis! Nitsjewo. nits-
jewo, er was niet verloren! 'n Motorbootje werd
gehuurd, 'n wankel, wrak ding, dat bijna zonk,
toen de voormalige Duitsche Oberst aan boord
dreunde. Na twee minuten moest weer worden
gemeerd: het schuitje pufte zulke afdoende
rookwolken uit, dat de krijgsman er nagenoeg
onder bezweek. Dies verkoos hij den vasten
wal boven het frissche sop!
Des avonds stapten wij in onzen wagon vóór
de reis naar Kiew, het zéér heilige. Enkelen
bleken ziek en behoefden verpleging. Het
slechte water, je reinste bacteriën-bouillon, en
het vreemde eten, zullen die wel veroorzaakt
hebben. Den anderen ochtend te elf uur kwa
men wij in Kiew, de gewijde stad aan, beroemd
door haar Sophia-Kathedraal en bet Lawra-
klooster. Het hótel was het beste van onze heele
trip. 'n Enkelen wandpieper nam men er graag
op den koop toe. Voor ieder was ruim plaats.
Eén gedeelte van ons gezelschap was gebivak
keerd in 'n soort zaal, die geheel belegd was met
de kostbaarste Oostersche tapijten en kleedjes,
een weelde van kleur en gloed en warmte, die
een vermogen waard was. Alleen om mijn oog
aan deze kleurensymphonie te gast te laten
gaan, zocht ik dit bivak bij voorkeur op.
n Aardige, doelmatige portefeuille is al met
heel weinig inspanning te maken.
Snijd vier rechthoekige stukken karton van
16 x 13 cM-> welke met scharnieren bij ab en cd
twee aan twee aan elkaar bevestigd worden.
Daartoe leg je de twee stukken, welke aan
elkaar komen, op elkaar en plak ze dan vast
langs een lange zijde, met een strook linnen. Is
dit droog, leg dan de stukken weer plat neer.
13 a '3
13
13
Nu komt het groote scharnier bij ef aan de
beurt. Hiervoor neem je een breed stuk lin
nen van pl.m. 3 cM. en plak dit met strookjes
van c.M. op de twee helften van de porte
feuille.
Dit droog, ga je het geheel omranden en
aan één zijde beplakken met sierpapier. Knip
daarna vier driehoekige stukjes linnen en
vouw deze, zooals de middelste schets aangeeft
en plak ze tusschen de twee kartons van elke
helft.
Plak nu van binnen eveneens sierpapier en
.klaar Is je portefeuille!
Veel succes!
BAMBOE.
Het bamboe-riet gedijt in de Tropen. Uit
één wortel „ontspringen" soms wel honderd
stammen, die van drie tot tien meter hoog
kunnen worden. Eén zoo'n plant vormt soms
'n boschje van drie tot zes meter in doorsnee.
Het eigenlijk hout wordt voor allerlei doel
einden gebruikt; men maakt er masten van en
Jtafeis, fluiten en stoelen! Alleen de kleinere
stukken komen naar het Noorden voor wan
delstokken of hengels. De Chineezen zien kans
uit de vezels der jonge stammen papier te
vervaardigen; van de bladeren maken zij wel
hoeden en matten.
MAHONIE.
Mahoniehout komt van den makónie-boom
(8wietenia mahagóni), die in West-Indië wast
en soms een hoogte van 30 M. bereikt. Het op
zoeken en vellen van dezen enormen boom
t met groote moeite gepaard. De weg er-
ifeen moet met den bijl worden gehouwen; de
afgezaagde stukken worden door ossen naar
de dichtstbijzijnde rivier gesleept, tot vlotten
vereenigd, en zóó „verscheept".
Het mahoniehout biedt weerstand aan wor
men en houdt het ook in water lang uit.
Daarom maakt men er schepen van aan de
kusten van Honduras b.v., en ook wel hier.
Meestal wordt het tot dunne platen gesneden
en zoo op ander hout gelijmd. De mahonie-bast
wordt gebruikt als middel tegen koorts.
DE BROODBOOM.
Ook dezen boom moet men in tropische stre
ken zoeken, b.v. op de Zuidzee-ëilanden en in
Zuid-Amerika. Zijn vruchten, drie tot vier
pond zwaar, lijken op meloenen en worden
door de inboorlingen op hooge waarde geschat.
Negen maanden lang komen deze „kinder
hoofdjes" aan de dikke takken en ook wel aan
den stam voor; aangezien een jaar nu een
maal twaalf maanden heeft en men gedurende
de laatste drie maanden óók liever niet op
een houtje knabbelt, worden de vruchten voor
dat laatste kwartaal ingemaakt. Drie boomen
zijn voor één man voldoende. De nog niet ge
heel rijpe vrucht wordt in schijven gesneden
en op heete steenen gebakken. Ook bereidt
men er een deeg uit, waarvan men brood bakt,
DE KURK-EIIC
Dezen nuttigen boom moet men in hoofd
zaak zoeken in Zuid-Frankrijk, Spanje en
Noord-Afrika. Hij wordt soms meer dan tien
meter hoog. De kurk aan zijn omtrek dient om
in die warme streken o.m. de al te groote ver
damping te verhinderen en behoedt dus den
boom tegen uitdrogen.
De Ivurk-eik wordt in Spanje alle drie, vier
jaar, in Algerije alle acht jaren ontschorst,
zoodra hij den leeftijd van vijftien jaar heeft
bereikt. Men snijdt den stam van boven en
van onderen ringvormig in, verbindt de twee
ringen door het hakken van 'n paar spleten
in de lengte en breekt dan het kurk af.
Deze stof wordt gebruikt voor kurken of
tewel stoppen, in zwemgordels (kurk is vier
maal lichter dan water) en in schoenzolen.
DE (EETBARE) KASTANJE.
Geheel Zuid-Europa bezit wouden van dezen
boom, die soms tot twintig meter hoog kan
worden. Aan den voet van de Etna moet er
een staan, wiens stam een omtrekt heeft van
60 M.! terwijl honderd paarden gemakkelijk
plaats vinden in zijn schaduw.
De vrucht heeft 3 A 4 noten, die rijk zijn
aan vet, eiwit, suiker en nog andere voedende
stoffen. Na den oogst wordt zij gedroogd, waar
door zij niet meer kan ontkiemen. Men ver
maalt de noten tot meel en bakt er brood van
al of niet met tarwemeel vermengd. Ook
wordt zij geroosterd (Rotterdam, Keulen) en
op straat aan de jeugd verkocht. In sommige
landen trekt men koffie uit de noten.
De wilde kastanje hoort niet tot deze familie.
IV.
"Wij plaatsen nog één oplosslpg, ingezonden
door ons abonnéetje Annie A., 36 Stationsstraat,
Tilburg.
Eén, twee, daar gaan we,
en kweelen nu mee,
de vijf leuke liédjes
ze vallen heusch mee
We zijn zoo bedroefd,
want och, sapperloot,
onze kraai, lieve moeder,
ligt waarlijk nu dood
II.
Trots kou en storm
of regenbuien
Zingt 't vroolijke troepje,
„laat nu de klok luien!"
III.
Gezellig en vroolijk
een grapje incluis,
dan zingen we samen
we gaan nog niét naar huis!
IV.
Op moedér's verjaardag
Zonder te beven
Zingen we luidkeels
„lang zal ze leven!"
V.
Bedenk, redacteurtje,
dat niet veel ontbreekt,
Zoolang nog de lepel
in de brijpot steekt!
Ditmaal werd geloot door mijn kleine neefje
Aart, die tijdens de vacantie met zijn vroolijk
gesnap bet werken voor de courant zoo „goed
vlotten deed".
Het eerst haalde hij uit de bus;
De patronaatsjongen van den Zeereerw. heer
kapelaan Damen, pastorie Loven te Tilburg.
Ik dank alle jongens voor hun handteekenlng
met groeten. De prijs gaat zóó in zee, aan het
adres van den Zeereerw. kapelaan.
No. 2 was Keesje P., Villapark 14, Almelo.
De prijs voor de leukste inzending wordt
gedeeld door Joh. J., Arnhem, Anny A„ Sta
tionsstraat 86, Tilburg en Dora H„ Rijksweg
Noord 97, Sittard.
Nóg kregen een prijs m'n neefje vond het
zoo naar, dat 't zóóveel Inzenders moest teleur
stellen Truus H., Heensche Molen, Steen
bergen en Herman B., Havendijk 's Hertogen
bosch.
Welk ambt oefent, tot heil der menschheid,
degene uit, die zich van dit voertuig bedient?
Er komt nu nog één plaatje In deze serie.
Daarna verwachten wij de oplossingen aan-pns
adres, al of niet uitgebreid met rijmpjes,
teekeningen enz.!
Mijn geheel bestaat uit elf letters en is de
naam van een bekend museum in den Haag.
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
7.
8.
9.
10.
XL
Romeinsch getalmerk voor duizend.
Een bij, die door de werkbijen later
wordt gedood.
Wat in de omgeving voorkomt.
Het gezeur van 'n kind, dat zijn zin wil
hebben.
Wat met zeker scherp werktuig In hout
of steen wordt gegrift.
Zekere stof, waarvan boezelaars worden
vervaardigd.
'n Klein plaatsje, waar de menschen drie
maal heesch zijn.
De toestand van verwelktzijn.
Zoo wordt de stuurman aan boord kort*
heidshalve aangeduid.
Een lastig verschijnsel, veroorzaakt door
het plotseling welven van het middenrif.
Aanduiding; van de solo-partij.