m
CÖT" %im tijd noot
EEN NIEUWE OPERETTE NAAR EEN
OUD GEGEVEN.
ADVERTEERERDï ZMEfi
MUZIEK TE PARIJS.
m
yM
DE OPKOMST YAN EEN
STER.
ZATERDAG 7 JANUARI 1933
HARTELIJKE BETREKKINGEN EN
GRENSGEVALLEN
EEN TIJD VAN REACTIE
H
(J I
EEN SPROOKJESBEELD
-
pil
DUREN HET LANGST
BERKEL EN RODENRIJS
MAASSLUIS
AANGEHOUDEN.
SCHOONHOVEN
VERBETERING R. K. SCHOOLGEBOUW.
VLAARDINGEN
MAATSCHAPPELIJK HULPBETOON.
BIJ DEN AUTEUR RICHARD KESSLER
EN DEN COMPONIST EDUARD
KüNNEKE.
Twee vliegen, ln casu een paar van Dultsch-
land's populaire kunstenaars, in één slag!
Een gezellige babbel met een der geestigste
tooneel-schrijvers van heel Duitschland! Met
zoo nu en dan een interruptie van den operette-
componist Eduard Künneke. Die na een heerlijk
frissche wandeling langs de zee zóó soezerig en
moe is, dat hij niet daadwerkelijk aan ons ge
sprek deelneemt. Maar liever wegdommelt om
op het moment, dat Kessler's fantasie wat te
J^_. L n. r, Fritz Hirsch, H. Weisbach en
W. Triebel.
Teel op hol slaat, klaar wakker een of andere
nuchtere opmerking te plaatsen.
„Hij is altijd moe en geen wonder, want
pas na het diner, dat bijna nooit voor elf uur
eindigt, slaat hij aan het werken! Maar dan
ook tot drie, vier uur toe! Precies omgekeerd
met mij. Ik ben iederen ochtend prompt half
negen achter mijn schrijftafel! Die overigens
nogal eens op een andere plaats staat, want we
reizen enorm veel!
Maar dan gaat het werk toch mee! Mijn 120
P.K. Hispano bevat altijd een koffer vol boeken
en manuscripten en als de reiskoorts me over
valt, terwijl ik een of ander werk nog niet vol
tooid heb, dan weet iedere theater-directeur,
dat hij geen oogenblik angst hoeft te hebben
voor het niet tijdig arriveeren van het manu
script! Zij het dan ook, dat de aflevering in
étappes geschiedt en ze soms deel 1 en 2 al
repeteeren, terwijl ik in den vreemde nog op
het slotbedrijf zit te zwoegen! Van het oogen
blik af, dat een stuk mijn schrijftafel verlaat,
hen ik er vrijwel los van.
Zoo gebeurde het vorig jaar, dat ik na twee
actes van een nieuw stuk aan een van Berlijn's
voornaamste theaters geleverd te hebben, naar
Afrika trok! Uit Cairo zond ik het laatste be
drijf en dacht verder aan niets anders dan de
prachtige omgeving. Na 5 weken zwerven
komen we In Angora en moeten in de haven
blijven liggen. Alleen de gelukkigen, die een
speciaal paspoort hadden, mochten aan wal,
want er was een opstandje. Daar komt een van
mijn medepassagiers opgewonden met een krant
zwaaiend terug!" D&t zal jou interesseeren,
man! Recensie van de prejnière van een van
ie stukken!" En werkelijk ging in Berlijn
iet stuk, dat ik nauwelijks een maand tevoren
voltooid had".
En nu bent U hier voor de wereld-première
van „Little Dorrit"?
„Als er muziek bij te pas komt, doet de
uteur het best om de repetities voor de aller-
erste opvoering zelf bij te wonen! Er kon nog
'el eens iets te schaven en te polijsten zijn!
n om eerlijk te zijn, ben ik hier heelemaal
et voor mijn verdriet.
Tot voor een paar jaar was ik zelf directeur
n een schouwburg en daarom maak ik het
/en achter de coulissen wel weer eens graag
e. Bovendien is het heerlijk werken met
rsch. Die niet alleen in Holland populair is,
aar zeker niet minder in Duitschland en Oos
tenrijk. Vóór we hem verloren, was hij een van
Duitschland's grootste komieken. Op één lijn te
stellen met Pallenberg. Van Pallenberg gespro
ken, ik ben met zijn vrouw, Fritzi Massary,
In besprek over een nieuw tooneelwerk, waarin
zij de hoofdrol zal spelen."
Op het oogenblik is de schrijver, die buiten
gewoon vruchtbaar is, bezig aan een film
scenario, waarin Hans Albers, ons allen bekend
uit „Hans der Sieger" en „Bommen op Monte
Carlo", de hoofdrol zal spelen. De film zal
heeten „Der Frohmacher". Een nog niet be
staand woord, maar dat wonderwel den gezel-
ligen kerel, die iedereen opbeurt en moed in-
6preekt, teekent.
Hans Albers, die zijn carrière als straatzan
ger begint, klimt al hooger en hooger op de
maatschappelijke ladder en eindigt zelfs in een
paleis op den Kurfürstendamm! Om dan toch
maar weer liever tot zijn oorspronkelijk beroep
terug te keeren! En héél de film door brengt
hij zon in het leven van de velen, die onder de
huidige crisis te lijden hebben.
Van Kessler's operettes beleefden sommigen
er 400 en meer opvoeringen, wat in dezen tijd
van ellendige theater-toestanden tot de zeld
zaamheden behoort. Verschillende van zijn wer
ken werden ook in ons land opgevoerd, zij het
dan ook onder onherkenbaar vertaalden titel.
„Zit jedem kommt einmal des Glück" is
de bewerking van Dickens' „Little Dorrit". Het
bedrijf, waarin haar armoede beschreven wordt,
klopt vrijwel met het boek. In het laatste deel
laat ik mijn fantasie vrij spel. Wat hebben de
Hirschers een plelzier in het stuk! Eén voor
één geven ze het beste, wat ze in zich hebben.
En Hirsch en Dotza zijn werkelijk uitmuntend.
Ik zou geen betere vertolking kunnen wen-
schen. Niet Edy?
En de componist van verschillende Duitsche
schlager-operettes, o.a. Kessler's „Liselotte",
waarin Kathe Dorsch in Berlijn maandenlang
triomfen vierde; het zoo populaire „Der Vetter
aus Dingsa", wat wij het best zouden vertalen
in „De neef uit Lutjebroek"„Der Tenor der
Herzogin" en dan niet te vergeten de UFA-film
„Der schwarze Husar", is het volmaakt met
zijn vriend eens!
Heel interessant Is het om Kessler te hooren
vertellen over zijn werkmethode.
„Tooneel-schrijvers zijn het er vrijwel over
eens, dat ze vóór ze een pen op papier zetten,
het heele stuk kant en klaar in hun hoofd
moeten hebben. Ik ben soms al drie maanden
bezig om een stuk in elkaar te zetten en de
verschillende personen uit te werken, vóór ik
met schrijven ga beginnen. Maar dan gaat het
ook van een leien dakje, 't Is eigenlijk niet
veel meer dan copiëeren.
Bij het schrijven van romans en daar heb
Ik me vroeger ook aan bezondigd gaat men
heel anders te werk! Bij de meeste groeit het
boek al schrijvende! Het eindigt in 99 van de
100 gevallen anders, dan je voorzien hebt!"
Mevrouw Kessler, 'n donker elegant vrouwtje,
haar bibberend dwerg-pinchertje onder den
arm geklemd, komt bij ons zitten! Het gesprek
wordt meer algemeen. En komt op de liefheb
berijen van de beide kunstenaars.
„Zoolang de dag nog maar 24 uur heeft,
heb ik daar geen tijd voor", bromt Künneke.
Waarop Kessler antwoordt, „dat kan ik je
niet nazeggen, want zonder mijn auto- en
paardrijden zou ik het moeilijk kunnen stellen.
Om nog maar niet eens van onze reizen te
spreken. We hebben de wereld van Noord tot
Zuid doortrokken, al moet ik dan ook tot mijn
schande bekennen, dat ik pas voor het eerst in
Nederland ben. Maar niet voor het laatst. Ieder
een is hartelijk voor ons. Ik krijg den indruk,
dat een vreemdeling nergens ter wereld beter
ontvangen wordt.
„Ongelooflijk, zooals die twee vreemde jon
gens met hun oude Fordje, vanmorgen langer
dan een uur bezig waren om de weigerachtige
Hispano op gang te helpen! Van alles probeer
den ze om tenslotte te eindigen met ons te
sleepen. Alleen vergeef ik ze nooit, dat ik hun
benzine niet mocht vergoeden!"
Terwijl hij me uitgeleide doet, vertelt de
schrijver lachend: „En dan moet ik eigenlijk
mijn onoverwinnelijken afkeer van een spoor
trein nog opbiechten! Hoewel ik bijna doorloo
pend op reis ben, heb ik heit de laatste vijftien
jaar zonder de spoorwegen weten te stellen!
Sinds het begin van den oorlog ben ik enthou
siast voor de vliegerij, zelfs al in de jaren, dat
het nog allesbehalve safe was.
Nu vlieg ik als ik me snel verplaatsen moet
op langen afstand. De auto is daar tot nu toe
niet geschikt voor. Het dwaze is, dat ik me
verbeeld bang te zijn in een trein. Omdat er
zooveel ongelukken gebeuren! Al mijn vrienden
lachen me uit om die afwijking en ik laat het
maar zoo. In mijn hart geloof ik, dat die heele
bangheid niets anders is, dan een soort auto
suggestie en dat de heele antipathie gericht is
op het lang samenzijn met vreemden in be
sloten ruimte.
„Als ik nu maar alleen in gezelschap van
Hollanders hoefde te reizen, ja dèn....!"
Den Haag.
C. V.
Er is niets zoo heerlijk als als goede buren
vreedzaam en vriendschappelijk naast alkeer
te leven. Iedereen is het daarmede eens, maar
iedereen interpreteert deze levenswijsheid op
zijn eigen manier. Over een ietwat eigenaardi-
gen vorm van goede buurschap rapporteerde
b.v. op den 31sten j-L het douanekantoor te
Aken. Dit rapport spreekt over een stuk Hol-
landschDuitsche grens ter lengte van 56 K.M.,
dat onder controle van gezegd kantoor staat.
De hartelijke betrekkingen, welke aan beide
zijden van de grenslijn beoefend worden blij
ken o.a, uit de volgende, bijna astronomische
getallen. Er werden in het afgeloopen jaar 1932
aan dat kleine stukje grens ongeveer 60.000
menschen door de Duitsche douane-beambten
bij hun kraag gepakt, wijl zij de goede weder-
zijdsche betrekkingen met wat smokkelen nog
trachtten te bezegelen. Een groot deel dezer
gevangenen werden weer ontslagen, omdat hun
delict te gering voor verdere actie was, maar
25.000 ervan werden toch voor den kadi ge
bracht en zullen den heldenrol in een smokkel-
proces spelen. In beslag genomen werden 6
millioen sigaretten 74.000 K.G. koffie; 174.000
K.G. suiker en 12.000 K.G. tabak. Bovendien
vielen den douanebeambten 800 fietsen ln han
den, 105 auto's, 24 vrachtauto's en 38 motor
fietsen. Afgaande op het spreekwoord, dat kleine
geschenken de vriendschap onderhouden, kan
men uit een en ander concludeeren, dat de
vriendschap aan de Hollandsch-Duitsche grens
bij Aken wel bloeien moet, dat het een lust
voor de oogen is er naar te kijken.
.-J.-MMW
Scène tusschen Friedel Dotza en Paul Harden.
„Mén adoreert weer Wagner en
Beethoven
Parijs was steeds het. paradijs van muzikale
geneugten; de metropolis van het bedrijf der
muziek, waarin de hartslag te beluisteren viel
harer evolutie.
Voor de zooveelste maal op de heirbaan der
historie, waren bij den aanvang dezer eeuw
de muziekkrachten der wereld in Frankrijks
centrum samengetrokken en boden zij daar in
hunne ontwikkeling ongekende aspecten.
Ik denk aan twee omwentelaars als Debussy
en Satie, die deze cosmos een tuimeling deden
maken en een heele generatie met zich mee
trokken. Maar de grooten zijn gestorven: De
bussy, Satie, Saint-Saëns, Fouré en d'Indy
gingen in enkele jaren tijds van ons heen. Het
verlies was groot, maar de geestelijke nalaten
schap van een tiental meesterwerken bracht
'n reëelen troost. Want ten slotte leeft de mu
ziek door de creaties, door de werken zelf.
Spijts de crisis-epidemie, die ook de Parijsche
concertzalen heeft aangetast, blijft dit het be
zit, dat onvervreemdbaar is en onafhankelijk
van invloeden. Het solistendom kan er ten
onder gaan; orkesten kunnen daar noodlijdend
zijn, de beide Opera's mogen 'n deficit ople
veren, maar de werken zullen blijven be
staan.
De vraag is nu in welke mate de Jongeren
tot voortzetting der muzikale evolutie hebben
bijgedragen in hoeverre zij Debussy's en Satie
beteekenis evenwaardig zijn in dezen tijd.
De stormloop der „Six", met Honegger er.
Milhaud in de voorhoede, met werken als „Le
roi David" en „Pacific 231", „L'Orestie" en
■Poènies juives'', getuigde van groote oor
spronkelijkheid en vurig élan. Parijs liep uit
om deze werken te aanhooren, maar het enthou
siasme bij de ontvangst dezer werken was
een stroovuur, dat binnen enkele jaren ineen
kromp tot een ongekend laagterecord.
Waren de verwachtingen teleurgesteld? Wa
ren de werken te gecompliceerd van factuur
geworden om door den gemiddelden concert
bezoeker te worden verstaan?
Dit laatste blijkt nu juist andersom te zijn.
Nimmer was er een tijd waarin deze compo
nisten zóó naar eenvoud van vormen streefden
als in hun jongste creaties. Strawinsky en
Tansmsn, verparisianiseerde Rus en Pool, Ho
negger en Milhaud, vercosmopolitiseerde
Franschen, hebben het experimenteerend vaar
tuig hunner muziekgedachte op stapel gezet
en een meer aan normale eischen beantwoor-
denden vorm daarvoor in de vaart gebracht.
In hoeverre dit nu een slaafs volgen van
zekere tendenzen der huidige mode is, alswel
een logisch gevolg van het proefondervinde
lijke, ofwel vanuit een psychische reactie
voortkomt; is niet in enkele woorden weer te
geven. Wel kunnen wij wijzen op een alge
meen verschijnsel in de Parijsche wereld en
daarbuiten, In de samenleving zelf, dat oude
stijlen en vormen, naast tijdelijke uitingen be
ginnen terug te vloeien, als een getij dat tijde
lijk was weg-geëbt.
Het is een natuurlijke reactie op de krach
ten van na den oorlog; op de reactionaire vaart
die toen heel 't leven doortrilde en als in een
branding de ongekendste dingen vanuit den
bodem van het menschelijk bewustzijn deed te
voorschijn komen.
Er was een frischheid van leven als op een
nieuwen scheppingsdag.
Maar deze geestesstrooming verloor weldra
haar scherpte; men voegde zich weer in de
zachte plooien van zelfgenoegzaamheid, ge
makkelijkheid en in 't van-ouds-bekende.
Zoo ook in 't Parijsch muziekleven. Men
adoreert weer Wagner en Beethoven. Tegen
over 'n leeg huis bij 'n première van Milhauds
opera „Maximilie" en Strawinsky's „Concerto
pour violon", uitverkochte zalen bij 'n Wagner-
festival.
't Heette destijds dat Monteux het Orchestre
symphonique de Paris oprichtte als reactie op
de conventioneele programma's der vier ande
re orkesten; nu behoort dit orkest van de Salie
Pleyel tot de meest conservatieve.
't Klinkt dan ook zonderling op de Place de
la Madeleine vóór 't moderne muziekhuis van
Durand, Louis Aubert, die mij pardoes in de
armen liep, te hooren uitroepen: „La Hollands!
c' est actuellement le pays le plus avancé du
monde entier". Hoewel Aubert tot de meest
vooraanstaande figuren uit 't Fransche mu
ziekleven behoort, zou ik deze meening niet
zóo a bout-portant hebben aangenomen, in
dien mij dezer dagen niet weer was gebleken
dat b.v. de Hollandsche schilders te Parijs
den toon aangeven; Indien ik van al wat „he-
dendaagsch" heet niet veel het stempel zag
hebben van „Made in Holland".
Men ziet b.v. stalen meubelen van een Rot-
terdamsche firma; weefwerk uit Voorschoten
en het klinkt vrij paradoxaal te zeggen, dat
heel de lichtstad door Eindhovensche buis
lampen wordt verlicht!
Intusschen moge men bedenken dat geen
volk meer aan tradities gehecht is, dan juist
het Fransche; geen land dat zóó z'n krachten
put in het roemrijk, nationaal verleden als
het rijk der Lodewijken en van de
Kruistochten.
Misschien is het zoo wel te verklaren, dat
Parijs de meest geloovige en meest praktisee-
rend-katholieke stad van alle wereldsteden is,
een meening die men zich natuurlijk niet op
de boulevards vormt of in de alléén door den
vreemdeling gefrequenteerde mondaine milieu's
maar wel in de kerken en de binnenkamers
der Parijsche families en uit gesprekken met
priesters wier groen geworden toog inmiddels
tot op den laatsten draad is versleten
Componisten en toehoorders bewegen zich
dus beiden in een richting van eenvoudiger en
meer aan normale-middelen-grenzende waarden
Het verkrijgt dan ook bijna een symboli
sche beteekenis dat de „Académie Nationale de
musique et de danse", zooals het pompeuse
opera-gebouw officieel is geheeten, weer haar
oude decoratie van verguldsel vernieuwd ziet;
want ook daarbinnen trekt men nu weer het
Parijsche publiek met het bekende klassieke
repertoire.
Ik zie echter deze neigingen tot het oude
ook weer als een overgangsstadium, waarna
datgene wat na deze reactie zal blijken te heb
ben stand gehouden uit de hedendaagsche
kunst, op zijn beurt zal verrijzen en een eigen
plaats in de rij der „klassiek" geworden wer
ken zal innemen.
MARIUS MONNIKENDAM.
WIELRIJDERS EN TRAMVERKEER
Bij het rijden ten opzichte van trams zijn
de volgende punten in acht te nemen:
1. Langs een stilstaande tram niet pas-
seeren, als er niet voldoende ruimte voor
de in- en uitstappende passagiers overblijft.
2. Een tram mag niet links worden inge
haald, als men daardoor op de linkerhelft
van den weg komt.
3. Tusschen twee elkaar voorbijgaande
trams doorglippen, is hoogst gevaarlijk.
GEZONDHEIDSRAAD
De stad der bleekvelden
Er is in Duitschland een kleine stad, waar
het ook in den zomer lijkt, alsof het pas ge
sneeuwd heeft, want de groene grasvelden in
de tuinen der huizen en vóór de poorten der
stad zijn steeds met een schitterend wit kleed
bedekt, dat er in de verte als een sneeuwlaag
uitziet. Maar als men naderbij komt, dan be
merkt men, dat deze stralende blankheid geen
i;
n A
Schiitz, de stad der bleekvelden.
sneeuw is, maar linnen, dat in de open lucht
uitgespreid wordt om te bleeken. Dit gebruik
is in Schiitz reeds vele tientallen van jaren in
zwang, en alle vorderingen der chemie, die den
mensch in staat stellen, het linnen door kunst
matige middelen te bleeken, hebben de burgers
van Schiitz niet kunnen overtuigen, dat zon,
water en lucht minder bleekkracht zouden heb
ben dan de geraffineerdste middelen der schei
kunde. Het bleeken in de buitenlucht heeft de
reputatie van de linnenweverijen van Schiitz
eigenlijk eerst gevestigd. De bleekerijen van
Schiitz gelooven in de kracht der natuur; zij
weten, dat zij hun bekendheid, die ver buiter.
Duitschlands grenzen reikt, te danken hebber,
aan het zachte, kalkarme en ijzervrije water,
waarmede de Schlitzenaren niet alleen buiten
gewoon goed linnen wasschen kunnen, maar
ook een kostelijk bier produceeren. Zoo zacht
als hun water zoo meenen zij is ook hun
lucht, en daarom leggen zij de zestig meter
lange linnen doeken in den zomer zoowel als
in den winter op het warme of koude grasveld.
En het stadje maakt den indruk, in den glans
der eeuwige sneeuw te schitteren, alsof het niet
in Hessen, maar ergens in de nabijheid van
Spitsbergen lag.
Tientallen jaren geleden was er in deze
nijvere kleine stad nauwelijks een huishouding
te vinden, waarin niet een houten weefgetouw
klapperde. De damastweverij was een kunst, die
niet weinige inwoners van Schiitz tot in den
grond verstonden. Als men een kijkje in het
Museum van Oudheden van Schiitz neemt, dan
ziet men daar de oude, uit vroegere tijden af
komstige damasten kleeden, die eiken kenner
bewijzen, op welk een hoogen trap de kunst
der wevers in Schiitz gestaan heeft. Inmiddels
is de zegetocht van het machinale weefgetouw
begonnen, en daardoor is ook in Schiitz niet
veel meer van de poëzie van den klapperenden
weefstoel in elk huis overgebleven. De huis
industrie heeft plaats gemaakt voor groote ma
chinale weverijen van meer dan nationale be
teekenis. Eén ding is echter in de stad in
zwang gebleven: zooals eeuwen geleden wordt
nog steeds het ruwe linnen op het grasveld ge
bleekt. Zooals reeds geen oude gravure deze
burchtenrijke stad voorstelde zonder de met
blank linnen bedekte bleekvelden, evenmin is
een moderne fotografische opname van Schiitz
mogelijk, die niet het Hessische stadje in zijn
tooi van op-het-gras-gebleekte linnen zou ver-
toonen.
Men moet niet denken, dat dit stadje een
nuchter plaatsje is, waar niets te zien zou zijn
dan de linnenbleekerij. Schiitz is als stad een
sprookjesbeeld. „Dat is iets, dat eigenlijk niet
meer bestaat, dat wij als kinderen op de platen
van onze sprookjesboeken zagen, later in de
Gartenlaube-romans terugvonden, die wij in een
stoffigen hoek van den zolder ontdekten. Burch
ten, torens, trappen, binnenplaatsen, borstwerin
gen, balkons, met klimop begroeide muren,
vlierboschjes, lindeboomen, stijgende steegjes,
een beekje tusschen de huizen, rankende rozen
aan de huizen, petunia's in de vensterkozijnen,
overal tuinen en tuintjes, lelietuilen tusschen
aalbessenstruiken en rinkelende schellen aan
oeroude deuren", zoo schildert een jong Duitsch
dichter, H. Rausch, het stedeke Schiitz in Hes
sen. En als men zich voorstelt, dat dit betoo-
verde nest met zijn bleekvelden er 's zomers
en 's winters uitziet, alsof het volkomen inge-
sneeuwd is, dan moet men het of men wil
of niet een sprookjesstad in den waarsten
zin des woords noemen.
Üii-i::;
NOG GOED AFGELOOPEN.
Op den Noordersingel sloegen de paarden,
gespannen voor die driewleMge kar, welke be
stuurd werd door den 18-jarigen A. v. d. B.
plotseling op hol. Door den schok viel v. d. B.
er af en kreeg een der wielen over het lichaam
Gelukkig was de kar leeg, zoodat de bekomen
kwetsuren niet van ernstigen aard bleken.
De beide dieren konden een eind verder tot
staan worden gebracht. De kar, die nog te-
gen een paal was gebotst, werd nogal bescha
digd.
lllllllil
Mr. Briggs is van plan een motorjacht te
koopen en dezen winter een reis om de wereld
te maken.
Hij was n.l. uitgegleden over een bananen
schil, en als een blok op het plaveisel terecht
gekomen. Zijn bril was van zijn neus gevallen
en tot gruis vertrapt onder een zwaren schoen.
Drie-kwart versuft en niet wetend wat zijn
onder- of bovenkant was, had mr. Briggs flauwe
pogingen aangewend om weer overeind te ko
men, tot een stevige hand hem opheesch uit de
modder van Pall Mali, terwijl een vroolijke
stem hem in het oor toeterde:
„Nou, dat is echt genoeg, maar ik denk, dat
we 't wel vlug zullen schikken."
Mr. Briggs was zich vaag ervan bewust, dat
dezelfde stevige hand hem, ondanks zijn flauwe
protesten, over de straat loosde, en dat in on-
vervalscht Amerikaansch een order gegeven
werd aan een taxi-chauffeur. Later kreeg hij
een verwarden indruk van menschen en felle
lichten, en tenslotte begreep hij, dat hij zich in
een lift bevond. Maar toen hij werkelijk bij
zijn positieven kwam, zat hij in een grooten
leunstoel, en een bril was zacht, maar toch met
doelbewustheid, op zijn neus gezet.
„Blijf maar rustig zitten terwijl ik een hart
versterking klaarmaak", zei de stem.
Mr. Briggs gehoorzaamde.
Hij bevond zich in een zeer ruim, rijk ge
meubeld en schitterend vertrek. Hij wist waar
het zijn moest: het groote hotel, dat hij dage
lijks op weg naar en van zijn kantoor hij
was klerk bij een groot manufacturier In Re-
gentstreet passeerde, en welks weelderige
bezoekers hij menigmaal met schier bijgeloovig
ontzag had gadegeslagen.
„Hier, dat zal u goed doen", zei de stem, en
mr. Briggs zag een grooten man met een vroo-
lijk gelaat, verlucht door een geweldigen schild
padden bril, hem een glas toereiken, gevuld
met een verleidelijk roze vocht.
„Neen, dank u. Heuschik drink nooit."
„Medicijn, mijn jongen, medicijn."
Mr. Briggs dronk. Het smaakte. Hij slaakte
een zucht van voldoening. Het moest heerlijk
zijn veel geld te hebben en in zoo een prach
tig hotel te kunnen wonen. Maar hij voelde
zich toch nog een beetje versuft.
„Een tweede dosis. Je hebt 't noodig. Zeg,
het spijt mij, dat ik met je bril in botsing ge
komen ben. Maar met die, welke je nu draagt
zul je er ook komen. Kijk eens in den spiegel".
Mr. Briggs zag het beeld weerkaatst van een
slordig gekleed manneke met verward rood
haar en een bleek gelaat, beheerscht door een
waarlijk reusachtige hoornen bril. Zijn boord
en das waren losgeraakt, en over zijn neus
liep een streep modder.
De groote man schudde van het lachen.
„Maak je niet druk over kleinigheden", grin
nikte hij. „We zullen je daar zoo reconstrueeren.
Neem je medicijn, en vertel iets van je ver
leden."
Mr. Briggs nam de medicijn, en daarna een
derde dossfe, en hij begon zich veel beter te
voelen. Hij had zich zelfs sinds lang zoo goed
niet gevoeld. En de groote man was heel prettig
gezelschap, en zij schoten uitstekend met elkaar
op. Er werd aan de deur geklopt en een dame
trad binnen. Zij was het mooiste, dat mr. Briggs
ooit gezien had, en droeg een toilet, dat tien
jaren van mr. Briggs' salaris waard was, en aan
haar vingers vlamden juweelen zooals mr. Briggs
ze alleen nog maar achter de getraliede ruiten
der juwelierswinkels gezien had. Maar haar ge
laatdaarbij verbleekte de schittering van
het kostbaarst juweel.
Zij wilde zich terugtrekken, maar de groote
man zei: „Kom gerust binnen, kind", en toen
met een grijns: „ik wil je mr. Briggs voor
stellen."
Mr. Briggs stond op, een weinig onvast, en
glimlachte zenuwachtig. Het schoone meisje keek
hem even aan; toen riep zij uit:
„O, Peter, je hebt hem gevonden. Waar dan?
Wie heeft je van hem verteld....?"
En zij drukte mr. Briggs onstuimig de beide
handen en deed ontelbare vragen, tot de groote
man haar in de rede viel:
„En nu geen woord meer, Daisy!"
Mr. Briggs begon in te zien, dat de wereld
veel prettiger was dan hij altijd gedacht had.
Voor hem was zij dien dag vermengd met heer
lijk voedsel en begoten met koninklijken wijn en
alles om hem heen was vroolijk en uitgelaten
geweest. Veel had hij er niet van begrepen en
tenslotte waren zijn herinneringen heel vaag
geweest, maar toen hij den volgenden morgen
overeind zat in zijn bed in een ongelooflijk weel
derig vertrek wist hij toch, dat hij beloofd had
den dag met hen te zullen doorbrengen, en dat
miss Daisy persoonlijk voor hem zorgen zou,
en dat een piccolo was uitgestuurd met een tele
gram voor zijn hospita.
Een uur of twee later reden zij in een grooten
auto door Londen. Mr. Briggs had voor zichzelf
uitgemaakt, dat zijn nieuwe vrienden iets met
de filmwereld hadden uit te staan, en dit ver
hoogde nog zijn eerbied voor hen. Hij keek maar
zwijgend naar de superbe miss Daisy, en de
groote man praatte aldoor en vertelde wonder
lijke verhalen van sterren, die opgekomen wa
ren, en van het firmament, waarin zij zich be
wogen, en hij zou mr. Briggs inwijden in alle
mysteries van een echte studio.
En mr. Briggs verkeerde in voortdurende
extase.
Er waren hoopen menschen in de studio, en
aan elk hunner werd mr. Briggs, na eenige door
den grooten man gefluisterde woorden, voorge
steld. Grillige camera's werden hem getoond, en
uitleggingen werden hem gegeven, waarvan hij
niets begreep en miss Daisy de superbe
hield voor hem onder vier oogen een lezing
over de manier, waarop men zich schminken
moest om op z'n voordeeligst uit te komen in het
felle licht der booglampen. Toen werd er, spe
ciaal voor zijn pleizier, een „schot" gedaan, en
miss Daisy zat in een gedeelte van de studio, dat
gemeubeld was als een zitkamer, en ze naaide
wat, en las een boek, en glimlachte en lachte,
terwijl de groote man haar instructies toe
schreeuwde, en een weemoedig-uitziend persoon
aan de camera draaide. Mr. Briggs vond het
vreeselijk interessant, en de groote man stelde
voor, dat hij het ook eens zou probeeren.
„Je doet maar precies wat ik zeg. Wees maar
niet verlegen. Denk, dat je op bezoek bent bij
Daisy, maar dat zij nog bezig is krullen in haar
haren te zetten. Je hebt dus het rijk alleen. Zie
zoo, loop maar wat rond. Bekijk een schilderij.
Mooi. Nu je das recht schuiven, 't Gaat best".
Mr. Briggs vond, dat hij zich nogal dwaas
aanstelde, maar hij volgde alle orders zoo goed
mogelijk op, en tal van menschen, met inbegrip
van miss Daisy, sloegen hem met groote belang
stelling gade.
„Ga nu wat zitten, daar op de sofa", grinnikte
de groote man, en ook hieraan voldeed mr.
Briggs, maar te laat ontdekte hij, dat hij was
gaan zitten op de plaats, waar miss Daisy haar
naaiwerk had laten liggen, en toen hij zich ten
slotte bevrijd had van den naald, scheen de
heele studio krankzinnig van de pret te zijn ge
worden. De menschen verdrongen zich om den
grooten man en klopten hem op den schouder
en maakten een leven als een oordeel, en miss
Daisy riep maar uit: „Ik heb hem het eerst ge
zien! Ik heb hem ontdekt!"
Alleen de cameraman scheen onbewogen. Mr.
Briggs vroeg hem schuchter: „Wat is er toch aan
de hand? Heb ik iets verkeerd gedaan? Wie zijn
die menschen".
De cameraman stopte een stuk kauwgummi in
zijn mond, en zei: „Die groote man is Hyacinth
P. Sturmer, de grootste producent van Holly
wood. Het meisje is Daisy Warrender Million
Dollar Daisy wordt ze genoemd en jij ik
wil je niet ijdel maken bent de natuurlijkste
komiek, dien ik in tien jaren tijds opgenomen
heb. Wie een halve minuut naar jou kan kijken
zonder te lachen, lacht de tweede helft van de
minuut dubbel."
En de sombere cameraman barstte uit in de
onbedaarlijkste lachbui van zijn loopbaan.
'n Paar contracten van 'n millioen dollar geven
iemand het gevoel, dat hij wel eens een wereld
reis zou kunnen maken in een eigen jacht. Dit
is althans wat mr. Arthur Briggs, „The Man
You've Got To Laugh At" voornemens is dezen
winter te doen. Mrs. Briggs miss Daisy
Warrender voelt er ook voor. B.
(NADRUK VERBODEN).
CORRESPONDENT ARBEIDSBEMIDDELING
De heer J. 't Hart heeft zijn ontslag genomen
als Correspondent der Arbeidsbemiddeling al
hier. Thans worden sioilIicitain|ten hiervoor
opgeroepen.
Door de politie alhier is aangehouden J. v.
K., die in het politieblad gesignaleerd stond,
verdacht van oplichting te Soest. Hij is naar
het huis van bewaring te Rotterdam overge
bracht.
WAT IN 'T VAT ZIT.
De Duitsche matro s P. K„ verblijvende
op een hier in de haven liggend schip, is op
verzoek der Gorinehemsche politie aangeuou-
den wegens verduistering van 60, in 1931
gepleegd. 'De man is naar Dordrecht overge
bracht.
GESLAAGD.
Onze stadgencoten J. Molenaar, A. Voliekoop
N. van Gelderen en J. Stoppel slaagden voor
het examen Engelsche handelscorrespondentie.
Allen zijn leerlingen van den heer C. v. Toor,
alhier.
BURGERLIJKE STAND.
Aangiften van 30 Dec.—5 Jan.
GEBOREN: Otto, z. v. J. Buitenweg en F. T.
Vegter, Joubertstraat 13. Petronella Maria, d.
v. L. J. Mostert en L. Bijl, Prinses Julianalaan
1. Jannetje, d. v. J. Cats en K. Westein,
Nieuwstraat 8.
OVERLEDEN: M. C. Speijer 31 j. echtgenoo-
te van J. Gerdes, Zuidvliet 41. M. K. Kwak
57 j. echtgen. van C. Langbroek, de la Reijstr.
14. M. Van Zanten 80 j. echtgenoot van J.
van Zanten, Bloemhof III, 5. A. E. Hertzig
65 j. echtgenoote van C. L. van Smaalen,
Adriaan van Heelstraat 10.
DE WERKVERSCHAFFING.
De oplossing van het tweede gedeelte van
de Droge gracht is bijna voltooid. Hier en
daar wordt de laatste hamd gelegd aan dit
groote werk en vermoedelijk zal de volgende
week een begin worden gemaakt met de op-
hooging van het derde gedeelte van de gracht
tusschen het Olivier van Noortplein en den
Lekdijk. Er is dan weer even volop werk, zoo-
dat dan waarschijnlijk ook wel een iets groo-
ter aantal personen kan worden tewerk ge
steld. Voorts komt da.n spoedig de demping
van de Zevender aan de orde, welk werk
wordt begroet op 25516 waaronder een
arbeidsloon is begrepen van 13.047, waar
voor bereid® Rijkssubsidie is verleend en
reeds een ge ld leen i mg is aangegaan.
B. en W. leggen aan den Raad over een
aanvrage van het R. K. Kerkbestuur om be
schikbaarstelling van gelden voot de veran
dering van de inrichting der W C.'s enz. Waar
deze aanvrage steun vindt in art. 72 van da
T>ager Onderwijswet, stelt het college voor de
gevraagde medewerking te verleenen.
KANTONNIER-LICHTWAOHTER.
De Md nieter wam Waterstaat heeft met in
ging van 1 Januari benoemd tot kantonnier-
liohtwachter ter standplaats Schoonhoven, den
heer Joh. Boon uit Bergambacht.
HANDELSAVONDSCHOOL GOUDA.
B. en W. stellen den Raad voor met de ge
meente Gouda een overeenkomst te sluiten
inzake het bezoeken van de handelsavond
school -te Gouda door leerlingen uit deze ge
meente, hetgeen mogelijk is als de woonge-
meente een bijdrage verleent In de exploitatie
kosten.
BURGERLIJKE STAND.
ONDERTROUWD: L. Muledr, 22 j. en L,
Bouland 20 j.
GEVONDEN VOORWERPEN.
Te bevragen bij: Breijs, Struyckstraat 15,
portemonnaie; Van der Ster, Schoutetraat 48,
ring met sleuteltjes; De Vries, Wm. Beu-
kelsz.straat 78, paar handschoenenBakker,
2de van Leyden Gaelstraat G„ echoolétui;
Prinsen, Eendrachtstraat 16, taschje met in
houd; Begoniastraat 16, VI. Amb., portemon
naie met inhoud; Roodenburg, Landstraat
48, paar kousjes; Starre, Stationstraat 66,
alpenmiuts; Politiebureau, sleutel; Van der
Vlies, Politiebureau, bril in doos; Bakker,
P, K Drossaartstraat 84, handtaschje met
inhoud; Bhofobel, 6de Bierslootsteeg 10, por
temonnaie met inhoud; Borsboom, Eendracht
straat 46, rijwielplaatje,
CRISIS-OOMIT VLAARDINGEN.
Buiten do vaste maandelijksehe bijdragen
zijn sedert de vorige opgave bij het crisis-
comité alhier ingekj men: Aan giften ln ééns:
1 van ƒ50; lvan/25; 1 van ƒ15; 2 van ƒ10;
en 2 van ƒ1. Bovendien 72,59 aan kortingen
van winkeliers. Verder toezegging voor maan
delijksehe bijdrage van 10. In natura: 3
doozen met dames en heerenklloedlag en
schoeisel.
VOETBALPROGRAMMA.
Zondag worden hier de volgende wedstrij
den gespeeld: FortunaV.D.L.; V.A.V.—
Nieuw Helvoet; De Hollandiaan IIMaas II;
V.F.C. IIHoek van Holland I; Hollandiaan
XIITheRisdng Hope III; Fortuna IIIR F.C.
IV; V.F.C. Ill—S.V.V. V; V.F.C IV--SV,V
VII; De Hollandiaan IVZwart Wit III;
Fortuna VOud-Beijerland III.
VISSCHERIJ.
Vrijdag werd aan den afslag betaald voor:
Nieuwe Stijvekoon van 18.3019,80 per
kantje; Nieuwe FiHetvisch per halve ton
11.50—12.20; keelen en lippen per halve
ton 9.60.
GEEN DESERTIE IN 1932.
Wij kunnen als bijzonderheid vermelden,
dat in het afgeloopen jaar door de politie
geen enkel proces-verbaal is opgemaakt we
gens 'desertie van koopvaardij- of vissohers-
vaariuigen. In 1931 bedroeg dit aantal ruim.
40.
De heeren P. v. d. Heul, A. Kerkhof, IX
Torn en A. Maarleveld, allen oud-leden van
het opgeheven Burgerlijk Armbestuur, en la
de Raadsvergadering van 28 November 1.1. be
noemd tot lid van Maatschappelijk Hulpbe.
toon, hebben als zoo-danig ontslag genomen.
BINNENGEKOMEN SCHEPEN.
In de Vulcaanhaven zijn binnengekomen de
stoomschepen „Gimle" om 2000 ton kolen te
laden; „drce" om 3000 ton kolen te laden
„Honfleuraise" om 2600 ton kolen te laden.