DE EIDOPHON N. V. PATER HYACINTH HERMANS VERTELT HOE DE EIDOPHON N.V. GROEIDE. „DAS MEER RUFT"! Heinrich George als Ter je Wiggen, de loods van 't eiland Moon Onze taak in dezen zouden wij kwalijk be grijpen, wanneer we hier een hoera-stem- ming gingen wekken alleen om het feit, dat we Donderdag j.l. de eerste Eidophon-film heb ben gezien. Erger nog, indien we zouden be weren met een breed gebaar en een stemver heffing, aan kermissen niet vreemd: Ziehier de daad! De Eidophon had nog alle beloften in- te lossen en de lange tijd van stilte om het werk en de plannen had niet direct het er- trouwen versterkt. Maar nu de eerste daad werd gesteld, weten we heel sterk, dat achter het suggestieve Eido- phon-embleem, de opgaande zon niet drie jui chende bazuinen, nog menig filmwerk van de beste aethetische orde zal afrollen. En hopen we, binnen afzienbaren tijd door apparaten, die het systeemmerk van dr. Könemann's patent dragen. De roep van de zee. Hoe gemakkelijk laat de mensch zich boei en door de macht van de zee, haar eindeloos heid en het opbeukend geweld van haar gol ven. De grootste dichters en denkers haalden er hun inspiratie, en hoe aannemelijk is het dan ook, dat de schrijver van het manuscript van „Das Meer ruft!" het,motief van de zee met haar geraffineerde verlokking, haar ver rukkende bekoring door dit verhaal heeft ge weven als een Leitmotiv, als een melodie, die je hoorde en die nu dagen lang je behekst, zic'i in ieder rhythme aan je opdringt, zinder dat je weet van het hoe en waarom. Dit werd de grondgedachte van dit filmver haal, borstelig en ruig, als de kop van Terje Wiggen, mild als de kleine vrouw, achttien karaats moeder, maar een tikje sentimenteel. Het lief en leed van die twee mooie mënscheu- kinderen willen wij U in het kort, ontdaan van alle filmfranje, navertellen. De film verliest er niets door aan waarde, wijl er onverwachte wendingen in overvloed blijven. Terje Wiggen is loods op het kleine eiland Moon in de golf van Riga. In hem roept iede- ren dag de verlokking van de zee, als hij den tieren uittocht ziet der hooge schepen. Hij mag toezien, hoogstens even op andermans commandobrug staan, om de schuit door de ondiepten heen te loodsen. En ieder uur staat het hem meer tegen: „den janschen Tag Kar- ten spielen und saufen und saufen und Harten spielen". Hij houdt met een vereeren- de, haast primitieve liefde van zijn jonge vrouw Antje, die nog bijna een kind is, maar sterker dan de man in hem, is de zeeman, die onhoudbaar getrokken wordt naar het wijde water. Op een dag, dat de eeuwige zwerflust hem te machtig wordt, brengt hij de „Carola" het zeegat uit, en als de wind in de zeilen zoeft en de takels zingen van de spanning, is het stuurwiel niet meer uit zijn handen te krijgen. Na bittere weder waardigheden, vol van een felle tragiek, laat de beman ning hem alleen op het schip, dat met zijn hooge tuigage weerlooze speelbal der golven is, zelfs al staat de kolos Terje Wiggen op de brug. Hij vecht tot het laat ste moment, kapitein, stuurman en beman ning tegelijk, de „Ca rola" vergaat „Jetzt geh'ich nie wie der 'raus zegt Terje, als hij, thuis gekomen bij zijn vrouw, de wieg ziet staan, met zijn eerste kind. Daarbij staat de ruige kolos woordeloos„na Antjen, dass es so et- was gibt De oorlog komt ook over deze kleine we reld, en erger dan de dorst aan boord, kwelt nu de honger met de wetenschap, dat er voor vrouw en kind geen brood en geen melk is. En weer roept de zee, maar slechts als echo op den harden, maar graag-aanvaarden plicht van zijn vaderschap. Hij roeit weg van het eiland, om brood en melk te halen. Op den terugweg wordt hij bemerkt door een torpedo jager; de kapitein geeft bevel zijn roeiboot te vernieti gen. Terje's roerende klacht „Aber, Herr Kapi- tan, ich hab' doch eine Frau und ein Kind, die verhungern" krijgt slechts het snerpende ant woord „Es ist Krieg". De kolos vecht voor hen, die hem zijn toevertrouwd; slingert eenige ma trozen overboord en wordt gestraft met drie jaar tuchthuisstraf. Terug op het eiland, vindt hij het eigen huj^ vervreemd, want Antje stierf van verdriet. een De borstelige, ruige Terje en zijn vrouw, het zwart-ivit contrast. Zijn kind is door een andere vrouw aangeno men; als hij het begroeten wil, vlucht het voor dien enormen vent hij keert weer terug tot den sleur van vroeger jaren „saufen und Karten spielen". Als een groot blok tra giek loopt hij rond, rusteloos, van alles en allen vervreemd. Op een stormachtigen nacht, als de golven donderen op de rotsen van het eiland, vinden we hem terug, als redder op de brug van een schip in nood. De kapitein is dezelfde, die eenige jaren terug geen medelijden had met Antje en het Kind, omdat het oorlog was. Even vecht de oude haat met de liefde voor zijn kind en dreigt hij de schuit nog zekerder de vernietiging in te sturen. Maar als de storm bedaard is, is ook de haat tot rust gekomen; twee mannen reiken elkaar de hand en gaan hun eigen weg. Terje naar den vuurtoren, alleen Dit sterke drama voltrekt zich geheel rond Heinrich George, de figuur, die al de vale triestheid van Berlijn zoo fel had weergegeven in Mutter Krausen, de Biberkopf uit Bkil Jut- zi's „Berlin Alexanderplatz". de oerkracht uit Dupout's „Menschen im Kafig". George, de stoere kerel met z'n doordringende oogen, draagt deze geheele tragedie. Ieder bewegen van hem is berekend op de camera, die voor óf achter of boven hem loert en nergens stoort die weten schap, hij leeft zich uit als de mensch Tilge. En zijn weergalooze gave 0111 telkens zich zelf te zijn, sleurt de anderen mee, door al de moei lijkheden van dit gecompliceerde filmdrama. Erika Ilelmke, als Antje, is zijn trouwe te genspeelster. Vrouwelijk fijn, te veel porcelein om in zulk een leven te worden meegedragen en kinderlijk-naief, maar met haar rijke vrou- wekelijkheid is zij de mooiste aanvulling op Terje's ruigen aard. We willen echter niet te ver ingaan op die bijzonderheden, die naar alle waarschijnlijk heid bij Ufa, Firn of Metro Goldwyn even voortreffelijk zouden zijn geweest, doch onze waardeering bepalen tot het geheel. Voor een onderdeel moeten wij echter een uitzondering maken, het lied van een der matrozen op de Carola. Het gegeven is zoo oud als er men schen de zeeën bevaren, maar dit brok sen- timenteele volkspoëzie, de bijna primitieve me lodie, met haar rijke refrein: „Ahoi, kamera den!" is zoo sterk, als we in de film nog niet gevonden hebben. Even suggestief als onver wacht is de inzet in het storm-motief verwerkt, om zoo nu en dan weer juichend door te zin gen bij vreugderijke momenten. Vóór Ernst Busch heeft o.a. Tauber een matrozenlied ge zongen bij de harmonica; hij, de Kammersan- ger haalt het niet op een honderdste bij bet speelsche, volkscbe, maar doorvoelde „Als wir von Carravals kamen" van dezen knokigen zeeman, troubadour van den wijden plas. En daarmee zitten we meteen in de waardee ring van het geluid in deze film. Waar zijn de hinderlijke nasale geluiden gebleven, die zoo dikwijls alle waardeering van een filmlied on mogelijk maakten. Busch fluit het melodietje nog een keer na: natuurgetrouwer fluiten heb ben we van het zingende celluloid nog nooit gehoord. En de zucht van den wind in de zei len, het breken der golven, het krakend span nen van het tuig, alles kwam onverwacht nieuw door. Hans Hinrich, die de regie voor dit Eidophon- werk op zich nam. heeft zijn sporen reeds ver diend. Hij verstaat het film-rhythme en geeft aan de uitwerking een vagen Russischen in slag. Hij ziet de koppen, de oogen, de handen, de zorgengroeven in het voorhoofd en hij weet. wat dit voor materiaal biedt. Naast het spel van George komt aan hem het volle succes toe van de Terje-figuur, door de wijze, waarop hij hem met de camera achtervolgt. Zoo spookt von Sternberg met zijn wijdopen camera-oogen rond Marienealleen ziet Hinrich zijn knoestigen held anders. Wat zitten er rake trekjes in dit nieuwe werk. Een vallende trekharmonica, 't geval is al oud en veel-beproefd in de komische film wordt ineens een stukje tragedie. Een knap staaltje filmj-ijm is een zucht van Antje „Um Gottes Willen" eerst thuis, dan voor het telegraaf-loket, als zij verneemt, dat niemand haar zal kunnen helpen. Het afknappen van het lied bij den tweeden regel „da hatten wir die Pestop het moment, dat dit lied rauwe werkelijkheid wordt, is een sterk stuk montage. Wie durfde het voorheen aan, om de angst uitdrukking van een gelaat weer te geven, door het in golvend water weerspiegeld, te fotografeeren Hoe rijk aan contrasten deze film ook is, het nog te veel verbrokkelde scenario is oor zaak, dat de dramatische spanning hooger had kunnen zijn. Het verhaal is te lang en de drie levensfasen van Terje Wiggen staan nog te veel als afgerond geheel naast elkan der. Het doet denken aan een triptiek of aan de Jordaan van Querido. Ook in het spel der figuranten ligt te veel gedwongenheid; er zijn er, die eerst het hunne eens moeten hebben van dien camera-man vooral onder de vrouwen voor ze er aan gaan denken, een deel te vormen van de massa of de groep. Zoo ligt hier voor ons een kapitaal stuk filmwerk, op moreel-gezonde basis, een sterke speelfilm, die iedereen boeien zal door zijn rake tragiek. Die ver blijft van alle weeë vromigheid en geprevel, een hard stuk levenswerkelijkheid met een Christelijke opvatting daarvan. Daarvoor zijn wij de Eidophon dank baar en roepen we voor dit eerste werk toch hoeraEn wenschen deze prach tige film zéér, zéér spoedig in de groot ste theaters van het land- Wachten bo vendien» vol spanning op de komende nieuwe werken. Good luck, Eidophon Das Lied der Schwarzen Berge. Ter gelegenheid van de pre mière van „Das Meer ruft!" zijn ook eenige fragmenten vertoond van het eerste Eido- phon-product „Das Lied der Schwarzen Berge". Het geluid in deze film frappeert al even sterk als in „Das Meer ruft!" Of 't dramatisch gegeven krachtig genoeg zal zijn, om Links Erika Helmke als Antje, Terje's vrouwBoven: „Hieuwen dal anker Er komt wind voor de zeilen en de „Carola" gaat den langen tocht aanvaarden. OnderErnst Busch zingt het lied k&VË Peter": mAls wir van QjuttumU kmun" hier van een speelfilm te spreken, betwijfelen we sterk, maar schorten liet oordeel daarover 'iever op, tot het geheele werk vertoond wordt. Als sportdocumentaire zit er spanning ge noeg in het sensationeele spel der Kajak- vaarders op de Tara in Montenegro. Achter iedere stroomversnelling loert het gevaar, iedere uitstekende rots is een moorde naar. die in den loop der tijden al een slacht offer heeft gemaakt. In dit land zingen de zwarte bergen hun lied, het eeuwige ruischen der snelle Tara, rustig bij iederen boog om den voet der bergen, donderend als een lawine bij den kokenden tocht door de rotskloven. De regisseur Hans Natge, die „Das Lied der Schwarzen Berge" verfilmde, had in de natuur en de sportieve Kajakvaarders heel wat dank baarder materiaal, dan in het dramatisch ge geven. Hij baseert» zich dan ook hoofdzakelijk op de bergen en de Duitsche jongens, die de expeditie stroomafwaarts van de Tara willen wagen, om de ertshoudende lagen te zoeken, die zich daar moeten bevinden. In dezen geest de film aanvaard, blijft er nog genoeg over, dat te bewonderen valt in dit product, dat het eerste Eidophon-werk werd. En het was alweer het geluid, dat de aandacht trok, bij iedere nieuwe acte. Wie reproduceer de ooit zóó het koken van een bergrivier, het muzikale zingen van een zwaren vliegtuig motor, een roep in de stilte, een dynamiet-ont- ploffing in de bergen Deze geraffineerde ge luidstechniek deed tenslotte de belangstelling verleggen; men abstraheerde van het filmver haal, dat inderdaad zwak genoemd moet wor den en had alleen maar belangstelling voor die jongens, duikelend door den bergstroom. Het moet zoowel voor de acteurs als voor het opname-personeel van deze film een zware expeditie zijn geweest in het Montenegrijnsche bergland. Was het scenario sterker, dan had het een filmdrama van groote beteekenis kun nen worden tegen de coulissen der zwarte ber gen. Bij een eerste uitvoering .van het geheel hopen wij hierop nog terug te komen. Rechts bovenTerje, de kolos van een loods, beraadslaagt met den kapitein zonder woorden. Links: de oude haat laait op achter het stuurwiel van de torpedo boot. Onder: de scheepsjongen van de „Carola", ijlend van dorst, wijst zijn kame raden de vermeende boot, die hulp komt brengen. Rechts onder: Terje en zijn kind, dat den vader niet meer kent Doel en middelen der nieuwe film-maatschappij. „Nu of nooit meerpère!" Voor deze over rompeling bezweek pater Hyacinth Hermans onverwacht snel en vond op 't bureau tusschen twee drukten door gelegenheid, om het een en ander te vertellen van het ontstaan en de be staansmiddelen der Eidophon N.V. Het was op den vooravond van de „Urauf- führung" van „Das Meer ruft!" en men behoeft maar voor één honderdste ingewijde te zijn, om te begrijpen, dat pater Hermans geladen was van den volgenden dag, die zou toonen, of en met een Duitschen priester, dr. Könemann, die zich al jaren toelegde op het probleem van de sprekende film. In de „Geschichte des Ton- films" wordt deze dr. Könemann ook al ge noemd onder de pioniers op dat gebied. De heer Brenninkmeyer stelde hem finan cieel in staat, zijn uitvinding mogelijk te ma ken en dr. Könemann bekwam van zijn Kerke lijke Overheid verlof, om naar Berlijn te ver huizen, waar hem door den heer Brennink meyer een laboratorium beschikbaar was ge steld. Het gevolg van een en ander was, dat ik met den heer Brenninkmeyer naar Berlijn ben ge togen, om me van de resultaten van dr. Köne mann's arbeid op de hoogte te stellen. En het gevolg van deze reis was toen het bekende artikel: „Nu of nooit meer...." Het dorp is uitgeloopen en staart den statigen uittocht der „Carola" na. hoe er gewerkt en gewoekerd was met het kapitaal en het vertrouwen, dat aan de eerste werkers werd geschonken. „Wat was de allerprilste aanleiding, pater, dat er gedacht werd aan een eigen filmbewe ging. zooals de Eidophon thans geworden is?" Achter de brilleglazen flikkeren een paar on deugende oogen. Vragen hadden we vaker ge steld, we hadden al meer geïnformeerd naar den stand van zaken en 't was altijd geweest: „er wordt hard gewerkt; binnenkort zul je er wel meer van hooren". Ditmaal zijn we gelukkiger. „Het zal nu ongeveer twee-en-een-half jaar geleden zijn, dat de Katholieke Film-Centrale een congresdag hield in Den Haag. Er be stond veel belangstelling voor en bij de uitvoe rige besprekingen, die er gehouden werden, was onverwacht een zekere lijn te bespeuren in de richting van een eigen filmproductie. Men achtte het noodig zelfs in korten tijd daartoe te komen. Er werd natuurlijk veel gepraat, zooals gewoonlijk.En de financieele kwestie bleek de hoofdzaak te zijn.... zooals gewoon lijk. Van zekere zijde werd beweerd, dat geld niet noodig was; al zou spoedig het tegendeel maar al te duidelijk worden. In die dagen kreeg ik een schrijven van Jozef Brenninkmeyer, die wegens de ziekte van zijn vrouw op Maris Stella te Scheveningen vertoefde. De inhoud kwam ongeveer hier op neer: „Ik heb het verslag van het congres ge lezen; 't blijft echter altijd maar bij praten, praten, we moeten nu eens komen tot de daad. En zoo constateerde ik bij dezen betrekke lijk bejaarden man, die in de praktijk bewezen had een doorgefourneerde zakenman te zijn, een wonderlijk, zelfs mij verbazend idealisme, om te komen tot een eigen film productie van Katholieke zijde." „Wist U toen al van het bestaan van een dr. Könemann?" „Dat komt nu; luister! De heer Brennink meyer vertelde me, dat hij, eens te Miinster vertoevend, toevallig ia kennis was gekomen We stonden immers in die dagen voor een nieuwe phase in de film. De stomme film werd verdrongen door de geluidsfilm en juist daar om maakte de opzienbarende vinding van dr. Könemann het mogelijk, dat nu ook de Ka tholieken een plaats konden krijgen in de filmwereld en een achterstand van bijna der tig jaar inhalen." „Tusschen haakjes, pater, zijn deze eerste filmen nu reeds opgenomen volgens de nieu we vinding van dr. Könemann „Niet geheel, maar, je zult op de aankondiging van de film als geluidsfilm nog vinden: Tobis Klaug Film. Dit behoorde tot een van de voor waarden van het zeer gecompliceerde con tract met de Tobis. Van haar zijde heeft de Tobis haar allernieuwste opname-apparaten voor de opnamen van „Das Meer ruft!" dispo nibel gesteld." „En nu weer terug naar de dagen van „Nu of nooit meer „Het bedoelde artikel vond in den lande al- gemeenen bijval. Hadden we toen onmiddellijk kunnen beginnen met de oprichting der betref fende maatschappij, dan zouden we nu al veel verder zijn geweest." „Was een dergeiijke opzet .niet al te ge waagd?" „Och, gewaagd De groote moeilijkheid was, om voorloopig vasten voet te krijgen in die buitengewoon gecompliceerde filmwereld, waar, vooral ten opzichte van de nieuwe ge luidsproblemen, alles geklonken lag aan licen- ten en contracten. Een jaar van eindelooze conferenties met alle mogelijke machthebbers in de filmwereld is daarop gevolgd. En het groote vraagteeken was: zullen we slagen? Want het verschiet stond dikwijls hopeloos. Het eenige dat den voortrekkers voortdurend steun gaf, was de algemeene erkenning, ook in deskundige kringen, van de waarde van dr. Könemann's patent. Eindelooze bezoeken hebben we afgelegd en ontelbare conferenties hebben we gehouden. Men hoorde ons belangstellend en welwillend aan, maar wij gingen vaak weer even wijs heen als wij waren gekomen. Moedeloos vroegen wij ons soms af, of wa nog wel ooit een stap verder zouden komen. Tot ik op een goeden avond voorsloeg, ook eens een bezoek te gaan brengen aan mr. George Mutsaerts, lid van het advocatenkan toor dr. Hilterman en Mutsaerts te Amster dam. Hij was een van de eersten geweest, dia mij een enthousiast woord van adhaesie had gestuurd op mijn eerste Könemann-artikel vaa 6 Februari 1931. Gezamenlijk zijn wij op dien avond een bezoek gaan brengen aan de Vou- delstraat 184.» Die avond is een historische datum gewor den in de geschiedenis der Eidophon N.V. Want sinds dien dag is mr. G. Mutsaert6 een van de meest energieke stuwkrachten gewor den van de jonge onderneming en voor een zeer groot deel mag hij de stichting der inter nationale Eidophon N.V. op zijn rekening plaatsen. Maar er is doorgezet met taai geduld, totdat verleden jaar de internationale Eidophon N.V. officieel tot stand kwam, met haar hoofdze tel te Amsterdam en een dochtermaatschappij te Berlijn, als centrum der Europeesche film cultuur. In principe werd aangenomen, om ta beginnen met de productie van eigen filmen en de fabricatie van opname- en weergave ap paraten volgens het systeem Könemann tot later datum uit te stellen. „Was het werkelijk zulk een lastige onder neming, om met die gecompliceerde, geheim zinnige filmwereld eenigszlns vertrouwd tq raken?" „Niet na te vertellen, gewoon! Maar de N.V. had onderwijl gelukkig de hand kunnen leg gen op het voortreffelijk geoutilleerde studio» van de Terra Film Mij. en door de overeen komsten met Tobis Klangfilm kon men onder de meest gunstige voorwaarden met de pro ductie beginnen." „En hebt u nu al een inventaris sterren, sce narioschrijvers en cameramenschen com pleet?" Pater lacht even nadrukkelijk, want de Eido phon wil allen een kans geven; daarom heeft zij ook geen vaste scenario-schrijvers, geen sterren, geen vaste regisseurs. Daarom kan zij goede scenario's gebruiken; deze behoeven niet specifiek Katholiek te zijn, maar deze eisch is onverbiddelijk: zij moeten mogelijkheid bieden voor sterke films, op gezond-moreele basis. „De eerste keuze van een scenario was al moeilijk genoeg. Een tiental concepten werd aangenomen, om daaruit de eerste selectie te doen. Opinie stond tegenover opinie en vooral op aandrang van de Berlijnsehe menschen werd besloten tot het maken van de eerste film: „Das Lied der schwarzen Berge", welk een maandenlange expeditie in de Montene grijnsche landen noodzakelijk maakte. „Hoe is Uw oordeel, over dit eerste pro duct?" „Mijn persoonlijke meening is, dat deze eerste film, hoe interessant het gegeven ook was, toch meer cultuurfilm werd, gezien voor al de zwakke handeling, die om de zeer inte ressante en ongewone Sportleistungen gewe ven werd." Met deze ervaring mag de tweede keuze in derdaad zeer gelukkig genoemd worden. Het scenario van „Das Meer ruft!" maakt een zeer sterken indruk, terwijl ook de keuze van re gisseur en acteurs zeer gelukkig is gebleken. De regie werd toevertrouwd aan Hans Hinrich, die in samenwerking met den bekenden regis seur Martin in de Duitsche filmwereld reed» zooveel goeds tot stand heeft gebracht. Boven dien was de Eidophon zoo gelukkig, den be kenden karakter,speler Heinrich Geórge voor; de hoofdrol te kunnen engageeren. Zoo hebben wij het vertrouwen, dat de film „Das Meer ruft!" waarlijk een gelukkig de buut zal blijken voor deze nog jonge filmmaat schappij" En onder de laatste woorden staat de pater al op Want straks arriveert de eerst# copie van „Das Meer ruft!" op Schiphol r. d. B,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 5