EEN RAADSZITTING VOL PROBLEMEN
DE REDDER EN ZIJN PROGRAM.
ZATERDAG 4 FEBRUARI 1933
DE FINANCIEELE HULP AAN
ROEMENIE.
HET GESCHIL TUSSCHEN
COLUMBIA EN PERU.
lit 1
DE EERSTE TELEURSTELLING
HET FEEST VOOR HET.
BISMARCKPALEIS.
EXCENTRIEK EN NAÏEF
DE STRIJDKREET VAN LORD
BEAVERBROOK.
Solidariteit tusschen werkgevers
en loontrekkenden.
HOUDT DEN GOEDEN KOERS
(Van onzen correspondent).
G e n v e, Februari 1933
Men verwachte in dezen brie£ nog niet een
nabeschouwing over de 70ste zitting van den
volkenbondsraad! Want zij is nog niet ge
ëindigd, nog lang niet! De oude traditie, dat
de volkenbondsraad gedurende één week oij
eenkwam en dan door naarstig werk in deze
ééne week de geheele agenda afhandelde,
slechts enkele punten die een nadere bestudee
ring eisohten tot de volgende zitting drie of
vier maanden later aanhoudend, is sinds een
jaar geheel verloren gegaan. Eenerzijds maak
de voor den vrede gevaarlijke aard der aan
den volkenbondsraad voorgelegde internatio
nale geschillen, zooals die tussohen China en
Japan, Bolivia en Paraguay, Columbia en Peru
een uitstel tot de volgende raadszitting over
vier maanden niet raadzaam; anderzijds is de
bijna voortdurende aanwezigheid alhier van
gedelegeerden der in den raad zitting hebben
de staten wegens de ontwapeningsconferentie en
de buitengewone volkenbonsvergadering een
reden, om niet al te stijf aan die ééne week
eener raadszitting vast te houden en om liever
de agenda slechts bij stukjes en beetjes af te
doen, naar gelang de bijzondere omstandighe
den dit gewensoht maken.
Zoo heeft de raad in deze eerste week dan
ook slechts op drie dagen vergaderd, Dinsdag
Donderdag en Zaterdag: Dinsdag om de rap
porten van een aantal volkenbondscommissies
af te handelen, die in de maanden November
en December vergaderd hadden, Donderdag
voor een eerste bespreking van de twee nieuwe
bij den raad aanhangig gemaakte geschillen
tusschen Columbia en Peru en tusschen Enge
land en Perzië, Zaterdag voor de behandeling
van de rapporten van het financieel volken
bondscomité over den finaneieelen toestand van
Oostenrijk, Bulgarije, Griekenland, Hongarije
en Roemenië.
Voor hetgeen op Donderdag besproken werd
bestond natuurlijk de meeste openbare belang
stelling, ofschoon men in financieele deskundige
kringen ook aan de besprekingen van Zater
dag groote waarde hechtte, daar het toen door
den vblkenbondsraad goedgekeurde plan voor
een „raadgevende technische samenwerking"
tusschen den volkenbond en Roemenië een
nieuwen vorm van hulpverleening van den
volkenbond op financieel gebied aan een zijner
staten-leden is. In het geval van Roemenië
wordt de volkenbondstussehenkomst niet ge
bruikt om dit land aan het verkrijgen eener
internationale leening te helpen, zooals met
betrekking tot Oostenrijk Bulgarije, Grieken
land en Hongarije het geval is geweest, doch
bepaalt de volkenbondsbemoeiing zich uitslui
tend tot het verleenen van eerste rangs tech-
nischen finaneieelen raad gedurende een be
perkt aantal (hoogstens vier) jaren.
Een door den volkenbondsraad té benoemen
financieele raadsman, bijgestaan door drie op
aa<B[beveling van den volkenbondsraad door de
Roemeensche regeering te benoemen deskun
digen (één voor budgetaire, één voor fiscale en
égpjüvoor comptabiliteits-kwesties) zullen de
Roemeensche regeering behulpzaam zijn bij het
in orde brengen van den finaneieelen toestand
van het land, dat meer door de tekortkomingen
zijner financieele ambtenaren dan door onvol
doende bronnen van inkomsten in eernstige
geldelijke moeilijkheden is geraakt. De vorm
der technische raadgevende samenwerking" is
zoo gekozen, dat de souvereiniteit van den Roe-
meenschen staat in het geheel niet wordt aan
getast. Roemenië zelf zal in laatste
instantie te beslissen hebben, of het den goeden
raad van de volkenbondsdeskundigen zal wil
len opvolgen. Doch dé volkenbondsraad heeft
zich natuurlijk bij de overeenkomst voorbehou
den ook binnen den voorzienen termijn van
vier' jaren een einde aan de samenwerking te
maken. Indien het blijken mocht, dat Roemenië
zich aan goeden raad toch niet houdt, gelijk
natuurlijk het Zaterdag goedgekeurde accoord
ook een einde neemt, wanneer binnen de vier
jaren tijds de goede samenwerking tusschen
de Roemeensche "regeering en de volkenbonds
deskundigen reeds tot het beoogde doel van de
iwedergezondipaking van Roemeniës finaneiee
len toestand zou geleid hebben.
Het is geen wonder, dat de raadsleden van
Duitschland, Engeland, Frankrijk en Italië al
len hun erkentelijkheid jegens het financieele
volkenbondscomité uitspraken, dat dit de ver-
éischte soepelheid getoond had, om een nieuwen
vorm van samenwerking uit te denken, waarbij
een land de zoo waardevolle ondersteuning
van een finaneieelen raadsman van den vol
kenbond zal kunnen verkrijgen, zonder dat dit
land te diens behoeve van een gedeelte zijner
staatssouvereiniteit zal behoeven afstand te
doen. Vooral de Fransohe gedelegeerde Mas-
sigli (die den ijlings na het vernémen van
den val van het kabinet-Boncour naar Parijs
teruggereisden Pierre Cot Zaterdag in den
raad verving) sprak de hoop uit, dat de vol
kenbond door dezen weg nog nuttige finan
cieels buip aan menigen anderen staat zal
kunnen verleenen, die ertegen op zou zien de
volkenbondstussehenkomst in te roepen, wan
neer dit als het ware vanzelfsprekend op een
verlies van een gedeelte der staatssouvereini
teit, tot een onder-curateele-stelling van het land
zou uitloopen.
Zooals gezegd, de grootste belangstelling be
stond echter voor de besprekingen op Donder
dag. En al hoorde men ook met aandacht naar
de meesterlijke pleidooien van den beroemden
„advocaat" sir John Simon en van den Per-
zischen minister van justitie in het tusschen
Engeland en Perzie gerezen petroleum-geschil,
de levendigste gedachtenwisseling in de wan
delgangen van het volkenbondsgebouw betrof
het andere dien dag behandelde geschil, dat
tusschen Columbia-en Peru. Want iedereen ge
voelde, dat wij hier te doen hebben met een
school-voorbeeld van de moeilijkheden, waar
voor de volkenbondsraad In een min of meer
nabije toekomst ook met betrekking tot Europa
zal kunnen geplaatst worden, indien het niet
gelukt spoedig in ons werelddeel een betere
politieke atmosfeer te scheppen.
Anders als bij het geschil tusschen Bolivia
en Paraguay, waarbij de moeilijkheid juist in
het ontbreken van een duidelijke grensregeling
tusschen beide landen ligt, is in het geschil
tusschen Columbia en Peru geen sprake van
een grens-onzekerheid. Er bestaat echter, zoo
als op zoo menig punt in Europa, een groote
ontevredenheid over de bestaande grensrege
ling en deze ontevredenheid heeft tot het
grenzen geschil geleid.
In 1922 is bij een tusschen Columbia ep Peru
gesloten verdrag, dat eenige jaren later ook
bij den volkenbond geregistreerd is, het kleine
havenplaatsje Leticia, een gehucht van slechts
een paar honderd inwoners, zonder kerk zejfs
of school, aan Columbia toegewezen, ofschoon
het sinds ongeveer een eeuw door burgers van
Peruaansche nationaliteit werd bewoond. Dat
dit een gelukkige grensregeling is, moet betwij
feld worden. Doch het is duidelijk, dat Peru
deze grensregeling zal móeten eerbiedigen, zoo-'
lang niet een grensherziening zal zijn tot stand
gekomen, waarover Columbia bereid is te on
derhandelen, wanneer bet tegenwoordige inci
dent zal zijn bijgelegd.
Peru schijnt aanvankelijk deze noodzakelijk
heid zelf ook te hebben ingezien. Want toen in
September een Peruaansche gewapende bende
zich van Leticia had bemachtigd, de Colum-
biaansche autoriteiten aldaar had afgezet en
Leticia tot een deel van Peru's grondgebied had
geproclameerd, bood de regeering van Peru
haar verontschuldigingen voor deze door haar
verloochende actie van eenigen harer staats
burgers aan Columbia aan. Helaas heeft de
regeering van Peru onder den druk der na
tionalistische elementen, die ook daar aan te
treffen zijn, deze verstandige houding niet ge
handhaafd. Want toen de Peruanen te Leticia
weigerden het plaatsje weder te ontruimen en
de regeering van Columbia dus een „militaire
expeditie" naar Lgticia zond, om dit greps-
plaatsje dan weder met geweld onder het Co-
lumbiaansche gezag terug te brengen, dreigde
Peru met militaire tegenmaatregelen, waarbij
Peru zelfs de hulp van den volkenbondsraad
inriep, om Columbia te beletten de Peruaan
sche indringers uit Leticia te verdrijven
Het spreekt van zelf, dat deze naïeve opvat
ting van Peru omtrent de internationale rech
ten en verplichtingen, die uit een wettig ge
registreerd verdrag voortspruiten, door nie
mand van den volkenbondsraad ondersteund
werd 1 Volgens het verdrag van 1922 behoort
Leticia nu eenmaal tot Columbia en dit land
heeft dus het recht ervoor te zorgen, dat de
Columbiaansche autoriteiten er weder in hun
gezag hersteld worden en dat de Peruaansche
indringers, als zij niet goedschiks weggaan, dan
met geweld eruit verdreven worden. Geen won
der, dat Benes en de nieuwe volkenbondsgede-
geerde van Polen, wien natuurlijk het gevaar
van dergelijke invallen van gewapende Duit-
schers binnen hun gebied voor oogen stond,
Columbia's beroep op de „heiligheid van ver
dragen" krachtig ondersteunden
Het romantische argument van den Pe-
ruaanschen volkenbondsvertegenwoordiger, dat
de raad toch niet van Peru zou kunnen ver
langen, dat deze regeering haar onderdanen,
wier eenige „misdaad" een „patriotische h.el-
denliefde" zou zijn geweest, aan de willekeur
van Columbia zou prijsgeven, kon den raad na
tuurlijk niet ervan weerhouden Columbia's
recht op het zenden van een militaire expedi
tie naar Leticia tot het herstel van orde aldaar
volledig te erkennen. De raad heeft alleen aan
deze erkenning van Columbia's recht de goede
raadgeving toegevoegd, dat de autoriteiten van
dit land te Leticia met de grootst mogelijke
lankmoedigheid jegens de Peruanen zouden op
treden en zich tot de strikt noodzakelijke maat
regelen tot het herstel der orde beperken.
Dat de volkenhondsraad in dit geschil ter
stond zoo duidelijk aan de regeeringen van
Peru en Columbia zijn meening gezegd heeft,
zal wel hieraan te danken zijn, dat de Euro-
peesche raadslieden een raads-jurisprudentie
wilden vestigen voor het geval later in Europa
ook een dergelijk geschil over een grenswijzi
ging zich zou voordoen En ook de beslistheid
eenerzijds, waarmede Pierre Cot Peru op de
noodzakelijkheid wees het grondgebied van
Columbia te eerbiedigen, en de instemming
anderzijds, waarmede hij van Columbia's be
reidwilligheid tot verdragsherziening om tot
een betere grensregeling te komen gëwag
maakte, waren uitingen, die volstrekt niet uit
sluitend voor Amerikaansche staten bestemd
waren
Een die niet bang was
Wat niet origineel meer is.
Zoolang de wereld bestaat zullen er excen
trieke en naieve menschen zijn. En dat is maar
goed ook, dat brengt afleiding in ons bestaan,
dat vreeselijk eentonig is geworden met zijn
oorlogjes hier en zijn oorlogjes daar, met cri
sissen die jaren en aardbevingen die jaren duren,
niet een heele vloot schepen die. het een. na
het andere afbranden en dan nog wel zonder dat
wij te weten komen, hoe zij dat eigenlijk klaar
spelen.
Het doet goed, werkelijk, als men tusschen al
die eentonigheid weer eens iets excentrieks of
wat naïefs te lezen krijgt.
Zoo heb ik dezer dagen schikgehad in het
verhaal van den man die zijn geheele Ieyen
lang voor een bangerd was uitgescholden, maaT
die zich daar op den dag van zijnbegrafenis
schitterend over gewroken heeft. Zijn geld 'had
hij gelegateerd aan degenen van zijn „vrienden'
die het meest met hem gelachen hadden; zij kon
den het echter alleen maar krijgen als zij op zijn
begrafenis in den stoet zouden mee gaan en eqp
brandende kaars zouden dragen uit een voorraad
dien hij zelf had gemaakt. Natuurlijk deden de
vrienden het, evenwel minder om den dienst te
bewijzen dan om het geld. Ineenseen vree
selijk lawaai: knallen langs alle kanten en vuur
en licht! Het werd een algemeene vlucht, alsof
men den duivel zelf op de hielen had. In werke
lijkheid waren het voetzoekers en ander vuur
werk, dat de gewroken bangerd in zijn kaar
sen had verwerkt. Voor één maal had hij be
wezen dat hij de minst bange was, maar hij was
er eerst voor moeten doodgaan!
Dat soort posthume komieken is gelukkig, nog
lang niet „uitgestorven".
Wij herinneren ons het geval van een herber
giersweduwe, die het geld van ex-manlief maar
eerst kreeg als zij elk jaar op zijn verjaardag,
blootsvoets over de markt ging en luidop ver
klaarde dat zij altijd een feeks voor hem was ge
weest.
Menschen die vroolijkheid op hun uitvaart
voorschrijven, niet zelden met muziek erbij, zijn
er bij de vleet.
Er zijn er ook die onmogelijke dingen verlan
gen, zooals die hypochondrische parvenu, die
voorschreef dat bij zijn overlijden een rouw
floers over het dak van zijn kasteel moest gelegd
worden, dat de beelden in den tuin met zwart
moesten omhuld en dat het water van de fontein
zwart moest gekleurd worden.
Een échte bangerd was de Amerikaan, die een
deel van zijn geld naliet aan zijn zes knechten,
op voorwaarde dat zij elk een dag en een nacht
in zijn grafkelder naast zijn kist zouden waken,
om te hooren of hij niet levend begraven was.
Een type onder de excentrieken mogen wij den
Mexikaanschen millionnair noemen, die zijp tes
tament op zijn borst had lqten tatoueeren. Groof
was de woede der erfgename tegen den ouden
maniak, toen zij vernamen dat een dergelijk tes
tament waardeloos was.
Heeft u onlang dat filetje gelezen van de
Russische prinses, die eiken nacht in haar graf
kelder op de Père Lachaisp electrisch licht wilde
hebben. Zeker om piet te lang naar poederdoos
en lippenstift te moeten zoeken als zij eens mid
den in den nacht mocht opstaan.
Menschen die geld nalaten voor dieren, vinder,
wi.i niet eens origineel meer.
Dan hoor ik liever het anticipatief testament
vanfrotzki bespreken, die zijn hoofd aan den
raad van volkscommissarissen legateert, op con
ditie evenwel dat Voroschiloff, den opperbevel
hebber van het roode leger en liefhebber van
een glaasje, er niet met den alkohol van dat
anatomische stuk van doorgaat. En zijn her
sens heeft hij voor Stalin -gereserveerd. „Die
(Van onzen correspondent).
B e r 1 ij n, 31 Januari 1933.
Zij, die in Amerika geleefd hebben, weten
hoeveel redenen men daar eiken dag heeft,
zich te verbazen over de onsamenhangende
mengeling van kritieklooze naivieteit en ge
raffineerd business-lnzicht, waaruit de bevol
king daarginder bestaat. Wil men van dat op
vallend verschijnsel een uitlegging geven, dan
maakt men zich gemeenlijk van de zaak af
door op de jeugd der natié te wijzen welke
voor bet samengaan van deze scherpe con
trasten aansprakelijk zou wezen.
Zulks echter ten onreohte, want in veel
oudere landen kan men een bijna precies ge
lijke combinatie gadeslaan. In Duitsdhland
bijvoorbeeld. In dit land van diepe" denkers
en van hoogdravende dichters, van -professoren
ingenieurs en generaals, die allemaal in hun
branche verbazingwekkende dingen ge-presteerd
hebben, heersebt in staatkundig opzicht een
critieklopsheid, waar men nog aan wennen
moet, ook'wanneer 'men er tien jaar lgpg onaf
gebroken op gestaard heeft. Ludendorff, de
geniale stafofficier, die zijn tijd nu dood. .slaat
door tegen een door hem ontdekt verbond van
Jesuieten,- Joden en vrijmetselaars te vechten,
is op dit gebied geen uitzondering; hij is veel
eer een type, dat zich vap de groote massa
sléchts door de schilderachtigheid van zijn zui
geling-inzichten onderscheidt.
Zoo zijn daar bijv, de talrijke millioenen
discipelen van Hitler. Men moet in de krin
gen van die lieden verkeerd hebben om zich
eenigszins een begrip te kunnen maken van de
overspannen verwachtingen, welke daar in den
wonderdokter gesteld worden. En dat niet door
broekjes van H.B.S., of gymnasium maar ook
door de rijpere jeugd, door gewiektste zakenlui
door mannen, dié enorme concerns leiden, die
groote fabrieken tot blqei wisten te brengen. On
getelde honderdduizenden van die lieden zijn
vast overtuigd, dat Hitier niet zinbeeldig sprak
maar de werkelijke waarheid zei, toen hij van
dat Dultsehe reddingspfogram vertelde, ua! in
een der laden van zijn schrijftafel iigt. Van dat
wonder-forceerende reddingsprogram, dat uit
zijn brein ontsproten is, waarvan bij geen
bijzonderheden kon mededeelen om de concur
rentie geen wind in de zeilen te blazen, maar
dat in werking gestéld zal worden óp den dag
dat hem de' volle macht in Duitschland toe
vertrouwd zou worden.
De Redder en het reddingsprogram. Dat zijn
de twee dingen, die millioen Hiflerianen in
Hitier zien. Niet de tamboer, zooals hij giehzelf
eens kenschetste, niet de Fürer, zooals hij.zich
later bij voorkeur noemen ljet. Maar de redder.
De redder tout court, de Messias, de man die
Duitschland uit zijn verzakking en vernedering
op zou heffen. Met één slag. Die zijn pink maar
hoeft om te draalen om een einde aan de werk
loosheid te maken, een einde aan dé crisis, een
einde aan het derde-rangs-mogendbeid-zijn een
einde aan het jodenregime in pers en financiën.
Deze rustige, rotsvaste zekerheid ware in haar
onvermurwbaarheid subliem geweest, 'wanneer
zij niet zoo stakkerig maar tegelijkertijd toch
ook unheimisch aangedaan had- Want zij droeg
de gevaarlijkste kiemen van teleurstelling in
zich bij geval Hitier werkelijk eens aan de
macht mocht komen en het wonderprogrRin
dan een fictie zou blijken te wezen.
En nu git Hitler boog in het zadel en beeft
hij zijn eerste woorden van wijsheid, bij monde
van den heer Frjck over de pers laten uit
strooien. Elk woord een teleurstelling. Alles
zal bij het oude blijven. Qeen enkel yan de zoo
warm aanbevolen' paardenmiddelen zal op den
zieken Michel toegepast worden. Geen ontbin
ding Van de communistische partij. Geen cas
satie van de mandaten der communistische
rijksdagafgevaardigden. Geen afschaffing van
den rijksdag. Geen breuk met de Grondwet,
Geen verscheuring van hef verdrag van Ver
kan er best nog wat gebruiken", heeft Trotzk!
bij het opmaken van dit testament gezegd.
Doch genoeg over die per saldo toch maar
makabere dingen.
Het naïeve soort menschen is opgewekter.
Ditmaal ontdekten wij het in.,., visitekaar
tjes.
Of zit er soms geen formidabele dpsis naïvitei*
in een kaartje als dit; „Jan Janssens, zoon van
Piet".
Er zijn er ook, die komisch zijn, zooals „Mr.
Alexander X., gewezen jongste burgemeester van
België", en snoevend,'zooals: „Antoine M..., min
naar van den vooruitgang", om niet het volgende
kaartje te vergeten: „Charles B....„ uitvinder van
het woord taximeter".
Dan zijn er de opportunisten: „Mr. Jean N......
begrafenis-ondprnemer pn voorzitter van het
propaganda-comité voor dpn terugkeer tot de
aarde", of: „Sothène du Bois-Mónt, biëfKottélaar
en brigade-generaal b. d, van de legers der re
publiek van Haïti'.
sailles. Geen socialiseering van de banken. Geen
streep door de schulden.
Maar wat dan wel?
- Frick beeft het niet verteld. Maar de Hitleria-
nen zijn van aanzienlijke innerlijke robusfheid
en zij hebben allang geleerd, dat het verstandig
is zwart te zeggen, wanneer men wit meent.
Wanneer het wonder-program vandaag nog niet
uit het laatje gehaald werd, dan zal de Fürer
daar zijn redenen wel voor hebben en bet be
taamt een erentfest Hitleriaan niet daarnaar
te vragen. Maar morgen komt het toch zeker en
dan zijn we ineens allemaal binnen.
Góebbels is intusscihen al bezig geweest alles
voor 'n zoo mogelijk ordelijken terugtocht in or
de te maken. Levendig begroet hij de benoeming
van den Führer tot rijkskanselier, maar., over
de regeeringscombinatie verklaart hij zijn oor
deel te willen opschorten. In den mond van
Goebbels en vooral onder dé gegeven omstan
digheden klinkt dat reeds als een oorlogsver
klaring aan het adres van Hugenberg, Deze
zal 4e zondebok zijn wanneer het met het vin
den van het wonderprogram niet erg vlotten
wil en de discipelen hun geduld mochten ver
liezen. Dan zal men da zaak zóó trachten te
draaien, dat Hugenbarg als de groote sabotteur
„van de redding, het mikpunt van de woede
aanvallen der teleurgestelden wordt en daarbij
kan de redder zijn hand dan in onschuld
wassch-en.
- Het zal een klein kunstje zijn de zaak zulk
een draai te geven, want er zijn kwalijk krasser
tegenstellingen denkbaar dan Hugenberg en
Hitler. In het algemeen genomen kan men het
huidige kabinet het best als volgt karakter!
seeren: Hitier firmiert; Panen paktiert; Hu
genberg regiert. Maar Hitler is veel te ijdel zich
bii dezen staat van zaken neer te leggen en
von Papen zal de handen vol werk hebben om
tussohen den harden, daadkrachtigen Geheim-
rat eenerzijds en den besluiteloozen HJtler ander
zijds bruggen te bouwen. Een tijdje zal dat wel
gaan, maar de door en door kapitalistische en
ijskoude liberaal Hugenberg staat toch te ver
van Hitler, die van huis uit socialist eu idea
list is af, dan dat ze op den duur eikaars bij
zijn zouden kunnen verdragen,
Maar dit is een ding van later zorg. Gisteren
was het nog groot feest. Feest voor het oude
paleis van Bismarck. Dit Is nn de ambtelijke
woning van Hitier gewqrden.maar wegens om
bouw van zijn eigen paleis, heeft Hindenburg
daar ook tijdelijk zijn intrek genomen. Hij
heeft dat gedaan, toen von Papen er huisheer
was en dat beteekende toen voor hem niets.
Met Schleicher was ook wel uit tp komen, maar
nu is de oude aristocraat de onvrijwillige gast
van Hitier geworden. Enfin, hij heeft.al zooveel
doorgemaakt en zal dat ook nog wel slikken.
Maar daar verschijnt de grijsaard aj bloots
hoofds. voor het open venster. Het is dqor de
Ufa-mannen men hun draaikasten en schijn
werpers helder verlicht en daar staat hij mj,
die eergisteren door een der voornaamste Hit-
lerianen nog het „noodlot van Duitschland" ge
noemd wordt. Volgens zijn gewoonte neernt hij
met lichte hoofdbewegingen de ovaties in ont
vangst, welke naar boven opgestierd worden.
Drie en een half uur zal hij daar zonder over
jas in den killen nacht staan, want zoo lang
duurt de voorbijmarseh en hij wil niemand
door vroeger te verdwijnen teleurstellen. Aan
het nevenvenster staan Hindenburgs kleinkin
deren, de kinderen van dien kolonel von Hin
denburg, welke persoonlijk adjudant van zijn
vader is en vaak gedoodverfd Wordt als zijn
slechte genius. En nog een venster verder staat
de voormalige Maagdenburgsche spuitwaterfa
brikant, die in zijn brouwsel zooveel geestdrift
gevonden heeft, dat hij oprichter van den Staal-
iielm werd eu het nu tot minister van arbeid
gebracht heeft.
Hier begint nu dat stuk van het rijkskanse
lierspaleis, dat eerst in de laatste jaren aan
gebouwd werd. Het is hier dat Hitier zjjn werk
kamer heeft en hij staat al voor de ramen, niet
Frick en Goering. Hier nemen de ovaties een
ander nuance aan. Het bljjkt 4ujdelijk: de
StaalheJnjmannen demonstreeren stilletjes tegen
hun bondgenootep van vandaag ep yicp-versa.
De Staalhelmpiannen stortten al hun geestdrift
voor de voeten van Hindenburg uit en zijn tam
geworden, nu zij langs Hitier voorbij marchee-
ren. Bij de nazis gaat het juist andersom, maar
dat js slechts een voorteeken, waarop vandaag
maar niet gelet moet worden. Mef de vlaggen
wordt trouwens op een gelijke wijze gemanoeu
vreerd. De Staalhelm tracht het met zijn zwart-
wit-rood van het Hakenkruis te winnen en om
gekeerd. Maar het socialistische rood is toch
de baas. En nu nog eenige weinige schreden
en dan is aan het defileeren een eind. Hier is
het hotel Kaiserhof, hoofdkwartier van Hitier
bij zijn vroegere bezoeken in Berlijn. Men her
kent er dr. Goebbels, woedend, dat hij ook niet
meteen rijkskanselier geworden is; den chef
van den staf Röhm; generaal-ridder von Epp,
den man uit Beieren; prins August Willem eu
dan, wat van meer beteekenis is, ook Hjalmar
Schacht. Deze schijnt niet boos te wezen, dat
zijn mede-jntriganten hem zonder baantje aan
zijn lot overlieten. Hetgeen er wel op wijst,
dat men iets voor hem in petto houdt. Maar
Luther schijnt vast besloten te wezen zjjn posi
tie als president van de Reiehsbank met den
moed eener leeuwin te verdedigen, die over
haar welpen waakt.
(Van onzen correspondent).
LONDEN, Januari 1933.
De „Daily Express" heeft reeds sinds ge-
ruimen tijd loonsverlagingen bestreden als de
wanhoopsdaad der machteloozen. Het blad
Waarschuwt onvermoeid tegen een bezuini
gingscampagne, waardoor de nationale koop
kracht ondermijnd, en het doel der bezuiniging
voorbijgestreefd wordt. Men krijgt ongetwij
feld vaak den indruk dat regeering en plaat
selijke overheden meer denken aan. een slui
tend budget en hetzelfde geldt m.m. voor par
ticulieren, dan aan de commercieele en econo
mische ontwikkeling, zonder welke iedere be
zuiniging nutteloos Is.
Lord Beaverbrook is thans aangevangen met
een van die groote acties, waarin hij zooveel
liefhebberij heeft, en waarvan erkend moet
worden, dat zij vaak niet geringen invloed op
dep loop der gebeurtenissen gehad hebben.
De „Daily Express" opende dezer dagen met
een in alle mogelijke lettertypes gedrukte, en
van geweldige „headlines" voorziene oproep,
door lord Beaverbrook persoonlijk opgesteld.
„Ik geloof", valt hij met de deur in huis,
„dat de toekomstige voorspoed en het gejuk
van ons land afhangen van de handhaving en
de geleidelijke 'verbetering van deli' ïfuidigén'
levens- en loonsstandaard. Ik doe dus een be
roep op mannen van alle klassen en politieke
richtingen, die het hierover met mij eens zijn,
om de openbare meening voor deze zaak te
winnen.
„Met den dag wordt de bedreiging der be
staande loonsstandaarden grooter.
„Met het uur wordt de noodzakelijkheid zich
tegen deze bedreiging te weer te stellen, drin
gender.
„Dit is de strijd van iederen individueelen
loon- en salaristrekkende.
„Indien een ieder voor zichzelf poogt te vech
ten, zal liij verslagen worden. Als wij gezamen
lijk strijden, zullen wij zegevieren.
„Wij moeten aan onze zijde krijgen niet al
leen de vakvereenigingen, de leden en bedien
den der coöperatieve vereenigingen, en de
zwart-gejaste" arbeiders, zooals de bankkler-
kén, maar die acht millioen andere werkers
in nijverheid en handel die op geenerlei wijze
bij een vakvereniging aaiigesjqten zijn.
„De vakvereenigingen zijn op bót oagenblik
weerloos en komen tot op zekere hoogte haar
roeping niet na.
„Dit is niet het gevolg van Inherente zwak
heid in haar organisatie, maar misschien van
de ontwrichting harer financiën door de ver
keerde politiek, tüdeus de algerneene staking
(1926) gevoerd, en van de slechte tijden der
laatste jaren-"
Lord Beaverbrook wenscht hierop den vak
vereenigingen voorspoed toe en biedt haar zijn
samenwerking aan in de huidige loonen-
crisis".
,De acht millioen werkers", vervolgt hij,
„die niet bij vakvereenigingen aangesloten
zijn, „mogen zich wenden tot diegenen onzer
dia samenwerken, in de vaste en zekere hoop
dat wij alles zullen doen wat in onze macht
ligt om deze loontrekkenden aan te moedigeu
en te steunen in pogingen hun rechtmatige
loonpeilen te bereiken en te handhaven.
,Wij moeten ook steun zoeken bjj vérziende
werkgevers, die beseffen dat de huidige poli
tiek van loonsverlaging en bezuiniging gelei
delijk de markten verstikt, doordat zij de koop
kracht van de massa harer afnemers onder
mijnt."
Lord Beaverbrook vraagt ten slotte dat men
hem schrijven en hem steun verzekeren zal,
opdat wij „het voordeel hebben van uw advies
bij het ophouwen van onze kracht en haar aan
wending in ons belang." Hij besluit:
,,Als werker, als werkgever en als burger
verpand Ik u mijn hand ten beheeve van deze
taak. Wilt gij hetzelfde doen
Wij hebben deze „proclamatie" uitvoerig
weergegeven om twee redenen:
le. Zij lijkt ons belangrijk om haar Inhoud,
en niet alleen voor Engeland:
2e. Zij kan de aanvang zijn van een actie,
wejke binnen niet te langen tijd een aanmer-
kelijken inylped op de verhoudingen In Enge
land kan uitoefenen.
Wij herinneren er aan, dat 3% jaar geleden,
toen de laboitrregeering nog maar enkele maan
den aan het bewind was, gesteund door de
liberale vrijhandelaren, dezelfde lord Beaver
brook in dezelfde „Daily Express" en ver
volgens daarbuiten een actie begon voor
protectie en economische rijkseenheid. Het
buitenland weigerde haar ernstig op te nemen;
een groot deel der Engelsche politici en publi
cisten poogde haar dood te zwijgen. Lord Bea
verbrook liet zich vaak door zijn temperament
meesleepen en beging ongetwijfeld eenige
ernstige fouten; toch heeft niet één individu
zulk een invloed uitgeoefend op de gebeurte
nissen in Engeland als hij door zijn „Empire
Crusade". Niemand heeft er meer tpe hijgedra
gen de massa te vervreemden van de oude
vrijhandels- en Little-England-mentaliteit. Een
root deel van de overweldigende gtemhus-
MOSLEM-OPSTAND IN BRITSCH-INDIë. Een Indische patrouille rijdt door Ramgarh, een plaats in Alwar, die het
eerst werd veroverd op de opstandige Moslems. Deze wilden hun „verdrukte broeders" bevrijden.
overwinning der „nationale" partijen in 1931
was in de voorafgaande twee jaren voorbereid
door lord Beaverbrook.
Lezen wij zijn „proclamatie" in de „Daily
Express" van heden, dan twijfelen wij er geen
oogenblik aan, dat hij op vele punten de rea
liteit uit het oog verloren heeft, evenals in
1929. Al die elementen, die hij bijeen wil bren
gen, hebben verschillende wenschen en ver
schillende gedachten. De vakvereenigingslei-
ders zijn zeker niet verlangend de suzereini-
teit te aanvaarden van een kapitalistisehen
kranten-lord. Handhaving van levens- en loons
standaard zijn niet haar eenig, misschien niet
haar voornaamste doel. De „Daily Herald" is
evenzeer gekant tegen loonsverlagingen als de
„Daily Express", maar hiermede houdt ook de
overeenkomst tusschen de richtingen, welke
de beide bladen vertegenwoordigen, op.
Dit alles, en nog veel meer, kan men erken
nen zonder de beteekenis van lord Beaver-
brook's initiatief te onderschatten. De organen,
die onder zijn contróle staan, tellen tezamen
eenige millioenen, meerendeels gewillige en
bewonderende lezers. Zij vertegenwoordigen
een geweldige macht. Loonsverlagingen zijn
nooit populair; de man, die ertegen te velde
trekt, zal een geweldigen aanhang krijgen. Die
aanhang zal nog geweldiger zijn, doordat de
man behoort tot de klasse der groot-kapitalis
ten en groot-werkgevers, en doordat hij eon-
servatief, nationalist en protectionist is.
Hü komt op voor 't nationaal belang. Maar
hij komt ook op voor zijn eigen belang als
werkgever. Een dagblad leeft van zijn adver-
tenties; hoe grooter de koopkracht van een
volk is, des te beter „gaan" de advertenties.
Hetzelfde geldt voor alle commercieele onder-
nemingen.
Beaverbrook gaat zich niet te buiten aan
sentimenteele philantropie; hij komt niet op
voor handhaving van den levensstandaard uit
voorliefde voor eeu bepaalde klasse die der
loontrekkenden, maar omdat hij ervan over
tuigd is, dat handhaving en verbetering dei- loó-
nen in het belang is van alle klassen. Hij
spreekt van „wij", en bedoelt hiermede: „gij,
de arbeider, en ik, de groot-werkgever"
Men zou kunnen zeggen dat zoo een actie
een groote reclame kan blijken te zijn voor de
„Daily Express". Misschien is zij ook als zóó
danig bedoeld. Dit evenwel interesseert ons
niet.
Wat ons wèl interesseert is, dat een der wei
nige mannen, die vrij en onafhankelijk genoeg
zijn om precies te zeggen wat zij willen, thans
met datgene voor den dag komt, wat honderd
duizenden op. het hart ligt. De bezuinigings
campagne wordt door honderdduizenden be
schouwd als een groot gevaar. En honderd
duizenden zijn hiervoor om particuliere rede
nen niet openlijk uitgekomen. Van hun Steun
zal lord Beaverbrook in ieder geval verzekerd
zijn.
Herhaaldelijk hebben wij de laatste maanden
gehoord en gelezen van de noodzakelijkheid
van „solidariteit" tusschen werkgevers en loon
trekkenden. Die solidariteit bestond steeds
hieruit dat laatstgenoemden in het gemeen
schappelijk belang loonsverlagingen moesten
aanvaarden. Lord Beaverbrook zegt, dat het in
het gemeenschappelijk belang is, dat de loonen
en salarissen niet verlaagd worden. Ook hij
vraagt om solidariteit, maar begint tevens niet
haar zelf te toonen.
Hij is het hoofd van een der grootste dagblad
ondernemingen van Europa. Toen de „Daily
Express" in zijn bezit kwam, was het een bijna
noodlijdend blad; hij maakte het tot de- bloei-
endste en boeiendste volkskrant van Engeland.
Zelfs in het moeilijke jaar, dat achter ons ligt,
hebben zijn bladen hun lezerskring zich voort
durend zien uitbreiden, Beavevbrook's succes^
is zeker'voor eén 'deei' 'hieraan .te'danken dat-
hij de beginselen, in zijn proclamatie vastge-^
legd, steeds zelf toegepast; heeft. Hij is geen,
theoreticus, maar een man van de praktijk.
Als voorvechter van handhaving van levens- en.
loonsstandaard zal hij, die rijk genoeg is om
zich om de levens en loonen van anderen niet
te bekommeren, dus zeker steun vinden ondèr
die talloozen, die zich door de bezuinigings
campagne bedreigd zien. Wij verwachten van
zijn optreden gevolgen, die grooten invloed
zullen hebben op de verdere ontwikkeling der
gebeurtenissen. En wij aarzelen niet als onze
persoonlijke overtuiging uit te spreken, dat hij
optrekt tegen het grootste gevaar dat Enge
land 'en menig ander land in dezen crisis
tijd bedreigt.
VRACHTAUTO MET CHEMICALIËN
VERDWENEN.
HANNOVER, 2 Febr, (V.D.) Door de poïïtiet
in Frankfurt am 1"r i wordt bekend gemaakt
dat' een vrachtauto, genummerd IS 27 '076 iuet
den chauffeur onderweg van Frankfurt via
Hannover naar Waldsrode spoorloos is verdwe-.
nen.
De tocht werd begonnen op 24 Januari. Dé
vrachtwagen was geladen met 6 vaten ehemi-
ealiën voor de kruitfabriek vap Bomlïtz hij"
Waldsrode en verder nog met 62 pakken andere,
goederen.
Da autoriteiten zijn geneigd te gelooven, dat.,
de chauffeur deA auto en de Vrachtgoederen,
heeft gestolen en gevlucht is.
ONTPLOFFING IN EÉN KOLENMIJN
TOKIO, 2 Februari (V.D.) Vanoöhtend vreeg
heeft een ontploffing plaats gehad In de.kolen
mijn Koesjiro in Hokksido. Zes personen zijn
gedood, veertien gewond, terwijl een arbeider
vermist wordt
PLAATST REGELMATIG
UW KABOUTERTJEI
a m
v' ■-
Inladen van post voor het door het ijs
geïsoleerde eiland Urk,