t
1
I
l
DE EENZAME
BIDDER
DE OUDE MINNEBRIEF.
VERANDERD.
„IK BEN CHAPLIN
WOENSDAG 15 FEBRUARI 1?33
-O-
Nog niet tevreden.
Er liggen vercsihiillende aanzienlijke dorpen
tusscbea de Elbe en de Lijm fjord. Vet en
vruchtbaar is hieir de grond, waar-in tallooze
Tunderen gnatzen. Bedachtzaam en zetair is
'levens het meneoheuslag volk aan zee, steeds
ten prooi aan gevaren.
Onder de vele dorpen is Mbgeltondiern wel
de bekoorlijkste nederzetting.
Ho« g en massief verheft de grijze, met
lood gedekte toren van de kerk zich boven liet
lage land en de toppen der neuzenboonien
wiegen zich irn den Westenwind, als ware
diens loeiend gebrul slechts kapdar&pt'JI.
Als een vreemd, wonderbaar eiland ligt het
dorp daar tusscihen die uiUoopers van dit
broek- en waterland.
Golvende heuvels brengen afwisseling in
den akkergrond, d/ie overal in 't rond zoo vlak
en effen is als een dorschvloer. Eiken en beu
ken breiden iüier breed hun takken uiiit, waar
elders slechts gekweekte populieren ziioh over
de lage huizen heenbulgen.
Jae Mörgeitondern is een aJler-schattigst
dorpje in dut. eentonige land.
Toen in oeroude tijden de grootte ijsvloed
als een vernielend element over de Zuidelij
ker gelegen landen kwam en al wat leefde
verstikte in zijn witten dood, toen -verdeelden
de gletschermassa's zich rond dit dorp, ver
volgden in een boog hun weg en sloten zich
achter het dorp weer, hun vernielingswerk
met dezelfde mart voortzettend. Het was,
alsof een hoogere macht zijn handen be
schermend over dit land had uitgestrekt
w-ant terwijl alles in den ijsvloed onderging,
■bleet dit dorpje als een eiland, een veilige
case bestaan in deze waterstreek.
En toen later de ijzige zondvloed weer naar
het Noorden terugweek, geslagen en vervolgd
do r de zuidelijke zonnevlagen, toen liet hij
een brok land en uitgestrekte waterwoestij
nen achter, diiie zich wisselend in eeuwen
lang geven en nemen nu eens bevruchtten
dian weer met ondergang bedreigden, tot ten.
slotte de mensoh met vaste hand tusschen
wa ter en land de grens der dijken trok.
Het land rond Mögeltondern echter bleef,
zooals het tevoren was, rijk aan hoornen en
heuvelen, een kleine lieflijke lofprijzing
van den eersten scheppingsdag.
Wat is echter het mooiste van Mögelton
dern, wanneer men al zijn schoonheden eens
wat op d-en keper beeohouwt? Zijn het golven
de heuvelen, het ruime uitzicht, dat men in
diit land geniet? Of zijn het de goedonder-
houden straten met haar prachtige patriciërs
huizen, waaruit door de heldere ruitjes vreug
de en tevredenheid blikt en wier zware kope
ren deurknoppen de gasten zoo vriendelijk
aanzien, alsof zij zegen wilden: „Kom binnen,
als g(j een goed hart en een gerust geweten
hebt!?" Of is liet -misschien het slot mm den
edelen graf Schaok van Sebaekeniburg, bij
het wond er groene park, dat hem zoo liief is,
wijd alle medeburgers van zijn heerlijkheid
hunnen genieten?
Neen, dit alles is het schoonste niet!
Het. meest karakteristieke in 't oude Mö
geltondern is de struische kerk, wier toren
hoog zich in 't luchtruim boort.
Lang. lange jaren geleden had de bisschop
van Rlpen deze kerk wier toren hoog zich ln
luchtruim borrt.
Lange, lamge jaren geleden had de bisschop
van Rlpen deze kerk gebouwd en plechtig in
gewijd. Toen later de nieuwe leer kwam werd
zij aan de Lutherschen toegewezen. Een tabel
in het koor verkondigt met gouden letters de
namem der predikanten die sinds de refor
maties het woord Gods gepredikt hebben.
De wand aan de Noordzijde toomt, echter op
zijn homten betimmering verschillende kleurige
voorstellingen uit het Oude en Nieuwe Testa
ment, waaronder de namen der burgers die ze
ter eere Gods en ook wel een weinig tot eigen
roem geschonken hadden ondanks de mild
dadigheid der graven, wier lichamen in groots
Bloemen groeven in de crypte rusten, omdat
zij tijdons hun leven getrouwe beschermlheeren
en zorgvuldige bewakers van het Godshuis
waren.
Maar ook aan getuigen uit don ouden tijd
ontbreekt, het wiet
Reeds bij den ingang ziet, men een H. Nico
la as mot staf en myter. Waardig en goedig
ziet hij lederen binnentredenden aan. De her
ders neigen hun hoofd naast Jozef en Maria
in aanbidding voor een klein, nietig Kerst
kind en een Madonna op den maansikkel staat
troostend en plechtig boven de verwarringen
der wereld.
Ook het hoogaltaar, eveneens met vele figu
ren versierd, dateert uit lang vervlogen eeuwen
en vast rust het oog v«,n een zeldzamen man,
op dit voormalig tabernakel.
Wie mag de mam wel zijn, die op deze ma
nier de eer van het heiligdom waardig ge
keurd wordt?
Geen bisschop en geen domheer, zooals men
ziet, geen uit het getal Evangelische predi
kanten, noch een edelman uit het Grafelijk
Huis der Schacks.
Een eenvoudige boer is 't, Peter Hinriksen.
In den heeleo omtrek noemt men hem echter
nooit anders dan de „bidder" en zijn aan
denken is gezegend onder de mentchen, of
schoon hij reeds eeuwen iu het graf ligt.
Het volk vertelt het volgende van hem:
Het was in het jaar dos Hoeren 1532, in den
nacht van Allerheiligen op Allerzielen.
Een volkomen maansverduistering had de
momsohen in hun nachtrust gestoord. De mees
ten waren opgebleven, om getuige te zijn van
liet zeldzaam schouwspel, toen uit het Zuid-
W eet en een geweldige storm losbrak, die in
een minimum van tijd tot een orkaan aan
groeide en die zeegolven stuwden naar heit
open land, destijds door geen dam of dijk
beschut werd..
Ieder oogenblik werd het stormweer drei
gender en in korten tijd was het zoover, diat
men die wit schuimende golvenkammen in de
verte zag schitteren, wanneer de dichte wol
ken bijwijlen een straal van het maanlicht
de maansverduistering was intusschen voorbij
lieten doorlichten.
Toen beseften all eriplotseling dat een ver
schrikkelijker zondvloed op komst was, zooals
k*< lamel «iade onheuglijke tijden niet meer
beleefd had en dat mensebelijke krachten niets
tegen deze ramp zouden vermogen.
Terwijl het vernielende onheil met ontstel
lende vaart naderde, verzamelden zich alle in
woners van het dorp, man en vrouw, grijsaard
en kind, op de heuvelen bij Westerkrug en sloe
gen jammerend en klagend liet vreaselijk
schouwspel gade. De vloed was reeds heel
dicht, bij gekomen en omspoelde liet vlakke
land rondom het dorp, terwijl het voortdurend
verder zijn vernielend werk vervolgd®....
Verdronken mienschen. doode dieren en aller
lei huisraad uit ree«?s verzonken dorpen voer
de het water in z'n vernielende vaart me®. En
al maar hooger steeg het water rond de heu
vels. de storm hwilde en iedereen voelde het
afschuwelijk oogenblik van ondiergang nade
ren.
Toen trad Peter Hinricksen, de oudste miain
van het dorp naar voren.
Menschen riep hij boven de stormwind,
hier helpt geen menschenwerk, maar ook geen
weenen en klagen. Wanneer er nog iets is, dat
hulp kan brengen, dan is dat alleen een innig
gebed, opdat over de storm spoedig de stilte
moge heersöhen. Is ons geroep tevergeefsch,
welaan', dan sterven wij getroost te samen als
goede christenen!
Daarmee trad hij naar den rand van den
heuvel en staarde in den vloed, de oogen ten
hemel, knielde neder, vouwde de handen en
begon mat luide stem het gebed dies Hoeren te
bidden.
Sidderend en mompelend vielen de anderen
mee in.
Onze Vaden, die in de Hemelen zijt
Vreeselijk loeide de storm door den omtzet-
tenden nacht.
Geheiligd wonde uw Naam!
Van verre weerklonk bet wanhopig roepen
van menscben. die in nood verkeerden en het
sombere brullen der angstige runderen,
Ons t.oekiome Uw Rijk.
Nieuwe en altijd nieuwe matermasea's kwa
men aan golven over 't land.
Uw wil geschiedde op aarde, zooals in
den Hemel.
Voor een oogenblik trad de maan te voor
schijn maar direct daarna versomberden de
wolken wederom en heerschte ondoordring
bare duisternis.
Geef ons heden ons dagelijksch brood!
Tusscihen bet gebed deal ouders door klonk
het angstig jammeren dor kinderen.
En vergeef ons onze schulden, gelijk ook
wij vergeven onze schuldenaren!
Zwijgend reikten twee buren, die hun leven
lang om het bezit van een akker geprocedeerd
hadden, elkandep de hand.
En leid. ons niet in bekoring!
Ziet, zelfs de brave Sönke Madsen slaat drie
maal rouwmoedig op de breede borst.
Maar verlos ons van den kwade!....
Op dit oogenblik geschiedde iets vreemds,
iets onbegrijpelijks, wonderbaars!
Plotseling hield het woeden vain den storm
op en het werd onmiddellijk zóó st)il als in
de kerk, wanneer het klokje de H. Conse
cratie aankondigt.
Verbaasd wierpen alten zich op de knieën in
angstige vrees, dat 'n volgend oogenblik, het
vreeselijke noodweer met vernieuwde woede
over het land zou losbarsten.
Maar het bleef stil.
Uit de wolken trad een vredige maan maar
voren. Het duurde niet lang of men kon zien,
dat het water langzaam begon te zakken.
Toen knielde Peter Hinriksen nog eenmaal
neder en met hem het heele volk. Nog sidde
rend en bevend van emotie en onbegrijpelijk
geluk, weerklonk uit aller mond de lofprij
zing der Gezegende, zooals die het Onze Vader
besluit:
Wees gegroet Maria, vol van genaden! de
Heer is met u!
Toen was het. gebed ten einde en in aller
harten herleeffde de vreugde eu de onrust
verdween.
Sedert, die angstige uren werd Feter Hin
riksen door het lieele volks als een held ver-
eerd. Wamt men meende niet anders dam dat
zijn gebed bij den Heer zulk reddingiswonder
bewerkt had.
Was hij een ander geweest, zoo had men
hem misschien wel als heilige vereend. Hij
gedroeg zich echter heel gewoon onder zijn
medememocbein en deelde in hun vreugde en
leed. Dooh overal im het getoeele land noemde
mep hem van nu af niet anders meer dam
de bidder.
Op zijn lOOén geboortedag Het hij zich een
nieuwe zele maken en maaide er zoo geweldig
mee door het. gras, dat. zijn 75-jarigen zoon
Hlnrieh Petersen hem niet bijhouden kon. Toen
zuchtte de vader even en zei: „Die jongens
van tegenwoordig kunnen ook nergens meer
tegen
Toen echter genoemde zoon ln don ouder
dom van 95 jaar stierf, zei de oude Peter ver
drietig, diaifch ij altijd wel gedacht had, dat de
jongen vroeg zou moeten sterven: hij das
imimers altijd een teer en ziekelijk kind ge
weest.
Peter Hinriksen zelf stief ln 1592 op zijn
127e levensjaar en dit is geen sprookje, maar
zuivere waarheid, zooaife men ln de oude
kronieken der kerk kan nalezen.
Het werd een begrafenis, zooals Mögel
tondern nog nooit beleefd had en na afloop
werd eensteimimig besloten," d'at <le afbeeldin
gen vain den bidder tot stichting van een
leder in de kerk opgehangen zou worden, wat
ook geschiedde.
Nog tijdens het leven van Peter Hinriksen
werd in het land de eerste dijik tusscihen Hoyer
en Gzelilsibüll aangelegd. Maar iin den gewel
digen kustvloed van 1593, een jaar na Peters
dood, werd hij stukgeslagen.
Daarop bouwde men ho ger en steviger dij
ken, zoodat Ocke Lewesen in Noovlstand ver
klaarde, dat men nu een ijzeren dijk had en
Iven Ocksen te Rèutemis meende, dat me.n nu
voortaan gerust achter de dijk enk on slapen.
De dijkgraaf van Rsummoor zette zijn spa
de op den dijk, welke onder hem gebouwd
was en riep in dwazen overmoed: „Kom nu
maar op, blanke Hans'!'
Doch zie, de macht der zee bleek nog vaak
heel wat sterker dan liet werk der menschen
on daarom bidt hen thans nog altijd in de
kerk te Mögeltondern: „Heer, beschut onze
dijken en dammen!" en Peter Hinriksen
blikt daarbij ernstig en vast uit zijn beelte
nis door bet wijde kerkschip en zijn nage
dachtenis blijft gezegend ouder het volk.
Muriel Lattimes keek met. stomme verbazing
naar een brief, dien het dienstmeisje zoo juist
naast haar bord had gelegd. Met bevende han
den nam zij hem op en keek tersluiks naar haai
man, die tegenóver haar zat, geheel verdiept
in het lezen van zijn eigen brieven.
Met gloeiende wangen schonk zij haar echt
genoot nog een kop koffie in en wijdde toen al
haar aandacht aan het juist ontvangen schrij
ven.
De enveloppe was erg beduimeld en droeg
nog een postzegel van Koning Eduard! Het
adres was verschillende keeren doorgehaald en
veranderd, terwijl het oorspronkelijke schrift
zoo goed als onleesbaar wag geworden.
Maar juist dat oorspronkelijke adres deed het
hart van Muriel sneller kloppen. Het was haar
meisjesnaam: Muriel Johnson! En het hand
schrift bracht een vloed van herinneringen
in haar geest terug.
Gejaagd scheurde zij het couvert open en
haalde er een enkel velletje papier uit.
Mijn eigen Muriel (las zij).
Eindelijk heb ik de speciale trouwvergunning.
Dinsdagochtend om 8 uur zal ik in het bekende
laantje op je wachten met een rijtuig. We kun
nen dan gemakkelijk den trein, die om 9 uur uit
Hallingford naar Londen vertrekt nog halen.
Lieveling, denk er om, dat ik er vast op re
ken, dat je komen zult. Je hebt eergisteren
avond wel niet definitief „ja" gezegd, maar
toch, ik voel 't, dat je mij evenzeer liefhebt als
ik jou. En als we wachten moeten, tot ik meer
verdien, zooals je vader ongetwijfeld zal wil
len, gaan onze beste jaren verloren. Lieveling
je zult toch beslist komen en mij niet teleur
stellen?
Voor eeuwig je Harry.
Met vochtige oogen keek Muriel naar het
verbleekte schrift. De datum van het schrijven
was Juli 1906! Vijf en twintig jaar geleden! En
vandaag pas had ze den brief ontvangen!
Ze beefde over haar heele lichaam. Lieveling,
je zult toch beslist komenging het door
haar gedachten. In haar verbeelding leefde ze
weer 25 jaar terug. Alles stond haar weer glas
helder voor den geest. Het was op een dans
avondje bij mevrouw Jordan; bedoeld als een
afscheidsfeest, voor haaf neef Harry.
Vóór dien avond had Muriel hem al verschil
lende keeren ontmoet en de twee waren dikke
vrienden geworden. Ze waren bijna onafschei
delijk geweest gedurende de drie weken, dat
Harry bij zijn oom en tante had gelogeerd. En
op dien bewusten avond had Harry uitsluitend
met haar gedanst.
Na het souper waren ze samen den tuin inge
wandeld en daar had Harry haar zijn Hefde
bekend en over hun toekomst gesproken.
Hoe onbeduidend en zwaar leek dat alles, nu,
na zoo'n langen tijd! Maar toén had ze het
heelemaal niet bespottelijk gevonden. Vijfen
twintig jaar geleden had zij het een zaligheid
gevonden, daar in dien tuin, terwijl Harry haar
zijn liefde verklaarde.
„Muriel, liefste," had hij gezegd, ik bemin je,
meer dan ik je ooit zal kunnen duidelijk ma
ken. En je vader zal natuurlijk willen, dat we
nog een paar jaar wachten, tot ik meer ver
dien. Maar waarom zouden we wachten. Je
houdt van me?"
Eli Muriel op haar beurt, had Harry bekend,
dat ze hem liefhad. Maar tevens had ze er op-
gewezen, dat haar vader zeker geen toestem
ming zou geven tot een spoedig huwelijk. Harry
had zich pas gevestigd als advocaat in Lon
den en zijn inkomen was nog zoo onzeker!
Maar Harry had geprobeerd al haar bezwa
ren weg te praten en Muriel had maar al te
gaarne naar hem geluisterd. En toch. hoe graag
ze ook zou hebben toegestemd in een geheim
huwelijk, er was iets, dat er haar van terug
hield volmondig „ja" te zeggen. Ze had hem
twee dagen gevraagd om zich te bedenken.
Thans, vijfentwintig jaar later herinerde ze
zich nog levendig den kus, dien hij haar toen
bij het afscheid gegeven had! Zij vroeg zigh
af, of Harry ook nog wel eens aan dien avond
dacht?
„Wat 'n dwaas ben ik" kwam Muriel tot
de werkelijkheid terug, „om zoo aan die oude
idylle terug te denken!"
Haar echtgenoot was klaar met zijn ontbijt
en zat op zijn gemak het ochtendblad te lezen.
Muriel keek hem eens goed aan. Onwillekeu
rig begon ze vergelijkingen te maken tusschen
haar minnaar van vóór vijfentwintig jaar en
den man, die thans haar echtgenoot was!
Zij vergeleek niet zoo zeer hun uiterlijk.
Neen, haar echtgenoot fluisterde haar slechts
zoo zelden die lieve woordjes toe, waaraan ze
zoo juist had teruggedacht!
En toen bloosde Muriel. Ze schaamde zich,
dat ze dergelijke vergelijkingen had zitten ma
ken! Ten slotte, wat was die geschiedenis van
vijfentwintig jaar geleden anders dan een her
innering. Het was haar eerste kennismaking
met de liefde geweest en Harry's optreden en
Op een regenachtigen morgen kwam Erna van
Leeuwen uit de ontbijtzaal van het Grand Hotel
te Parijs. Zij was in een neerslachtige stem
ming: het uitstapje naar Parijs, waarvan zij zich
zooveel had voorgesteld, viel erg tegen. Toen
haar broer, wiens rechterhand zij in zaken was,
verhinderd was om voor de afwikkeling van een
belangrijke kwestie naar de Fransche hoofdstad
te gaan, vond zij het heerlijk, dat z'n keus op
haar viel om hem te vervangen. Zij sprak drage
lijk Fi-ansch, was flink genoeg om het reisje
alleen aan te durven en, waar het alleen ging om
de onderteekening en bevestiging van eenige
zakelijke overeenkomsten, zou zij genoeg vrijen
tijd hebben om Parijs te bekijken, waarnaar zij al
zoo lang verlangd had. Maar 't was haar eenigs-
zins tegengevallen: het weer was treurig, haar
Fransch was veel minder dan zij in Holland ge
dacht had. en, wat het voornaamste was, zij
voelde zich heelemaal niet thuis te midden van
de chic. welke in het hotel werd ten toon ge
spreid. De meeste dames waren knap en alle
maal waren zij elegant: Erna met haar kleur
loos, blond-achtig. reeds wat grijzend haar, dat
zij nog in een stijf knoetje achter op haar hoofd
droeg, met haar stijve Hollandsche japonnen
vond zichzelf een echte Trien, vooral nadat zij
met een zakenvriend van Han, haar broer, in
een restaurant gedineerd had. De vrouw van
dien vriend, die zeker tien jaar ouder was dan
Erna, leek in haar eenvoudige kanten japon met
haar keurig geonduleerd haar en welverzorgd
uiterlijk jonger dan zij, iets, wat Erna wel dege
lijk merkte. En nu regende het vanmorgen weer,
er kon niets komen van een wandeling langs de
boulevards, wat kon zij anders gaan doen? 't Ge
zicht van den kapperssalon, dien zij op weg naar
haar kamer passeerde, bracht haar op het idee
om haar haar eens te laten wasschen en ondu-
leeren, een luxe. welke zij zich in Holand nooit
veroorloofde, niet zoozeer om de kosten, als wel,
omdat haar ouderwetsch degelijke opvoeding
haar ervan afgehouden had. Een radsprekend;
Franschman ontving haar aan den ingang van
den salon en overstelpte haar na haar aarzelende
vraag met een vloed van woorden: .Welzeker,
madame kon geholpen worden, direct, als zij
wilde.
Erna werd naar een stoel geleid en in een
wit gummi mantel gepakt. En intusschen stroom
de de woordenvloed maar langs haar heen:
madame liet toch zeker het haar meteen af
knippen nietwaar? Wie droeg er tegenwoordig
nog lang haar? Ondanks herhaalde pogingen van
verschillende kanten om het weer in orde te
brengen, zou het toch niet gelukken. De dames
leken nu eenmaal met kort haar veel jonger,
daarom wilden zij er niet meer van af
Erna dacht aan de vrouw van Hans zaken
vriend, zij nam ineens het besluit; het moest er
dan maar af!
Groot gelijk, zei de kapper.
Er kwam nog een tweede coiffeur bij. Samen
bespraken zij den besten stijl voor het haar van
madame en daarbij kwamen zij tot de conclusie
dat de kleur niet goed was: madame moest
het laten verven, die vale blonde tint was zoo
onflatteus, een andere kleur zou haar veel jon
ger en knapper maken.
Erna protesteerde, maar de twee Franschen
wilden van geen tegenstand hooren: zij hadden
een schitterende manier om het haar iedere ge-
wenschte kleur te geven en dan kon men het
verder zelf bijhouden door het iedere week te
wasschen met een lotion, die zij haar zouden
leveren en die altijd nabesteld kon worden.
Welke kleur zou bet moeten worden? vroeg
Erna met een visioen van goudblonde en
kastanjebruine lokken.
De kappers bestudeerden haar van alle kanten
Zwart, beslisten zij na eenige minuten. Het
is de mode en past bovendien het beste bij
madame's oogen en huidkleur.
Erna beweerde, later altijd, dat zij haar goed
keuring voor dit dwaze plan nooit, gegeven heeft,
dat de Franschen haar verkeerd begrepen moe
ten hebben of haar tegenwerpingen niet serieus
hadden opgenomen.... Hoe het ook zij, de coif
feurs begonnen een ingewikkelde behandeling,
die eenige uren duurde: het haar werd gewas-
schen, geverfd, gekruld en nog eens gewasschen
en eindelijk, na een eeuwigheid, mocht zij op
staan en werd naar een driedeeligen spiegel ge
voerd, waar zij zich van alle kanten kon be
kijken. Zij deinsde letterlijk achteruit van schrik,
zij herkende zichzelf niet meer: gitzwarte ondu
latie omgaf haar gezicht, dat heel bleek leek.
Een algeheele verandering, zeiden de kap
pers trotsch. En de techniek is prachtig; het gaat
er in géén geval af, over een paar maanden
moet het bijgroeiende haar bewerkt worden,
maar dat kan iedere goede kapper. En madame
moet niet vergeten iedere week met de lotion
te wasschen.
Als in een droom betaalde zij het exorbitant
hooge bedrag, dat voor de behandeling gevraagd
werd, en met eenige flesschen haarwater verliet
zij den salon. Op haar kamer berekende zij, dat
er nog maar weinig geld overbleef voor haar
verdere verblijf, zij moest maar zoo goedkoop
mogelijk lunchen en dineeren, anders kwam zij
er niet met het door Han verschafte geld.
Eenigen dagen later zat Erna in den sneltrein
naar Holland, zij had zich gemakkelijk geïnstal
leerd in een damescoupé en betrapte zichzelf
op den wensch, dat de reis eeuwig zou duren,
want om zoo gemetamorfoseerd bij de familie
te verschijnen leek haar heelemaal niet. Veel te
gauw naar haar zin was de Nederlandsche grens
bereiktPaspoortencontroleOnverschillig
gaf Erna het blauwe boekje aan den beambte. Zij
hield haar hand uitgestrekt om het weer aan
te nemen, maar de beambte ging weg met de
pas, keerde even later met een collega terug.
Samen stonden zij beurtelings haar en de pas
te bestudeeren.
Zie je wel het klopt niet, hoorden zij den
eerste zeggen. Hier staat lichtblond haar en het
portret lijkt niets.
Wij betwijfelen of deze pas wel van u is,
dame, zei de tweede.
Geheel ontdaan greep Erna naar haar zwarte
lokken. Natuurlijk, die leken niet meer op het
lichtblonde, sluike kapsel van het pasportret.
Ik heb in Parijs mijn haren laten verven,
bekende zij benepen.
Dat kan natuurlijk, vond de beambte ge
moedelijk. Dat kunnen wij in Roosendaal wel
constateeren.
Een half uur later moest Erna op smadelijke
wijze den trein verlaten. In een stoffig vertrek
onderwierp een vrouwelijke beambte het haar
aan een nauwkeurig onderzoek en kwam tot de
conclusie dat het de echte kleur was, hetgeen wel
een triomf voor den Franschen coiffeur, doch
minder aangenaam voor het slachtoffer was. Na
eenig overleg werd er interlocaal naar Han ge
telefoneerd. Na een uur of drie arriveerde deze
in de grensplaats; hij slaagde erin te bewijzen,
dat de dame in kwestie werkelijk zijn zuster was
en kreeg verlof om haar mee te nemen.
Maar, toen zij in den trein naar hun woon
plaats zaten, merkte hij minder tactvol dan wel
waarheidlievend op:
Erna, boe heb ,ie ooit zooiets kunnen doen'
Je lijkt wel tien jaar ouder met die malle zwarte
haren. I. v. E.
(NADRUK VERBODEN).
zijn manier van spreken hadden haar destijds
eigenlijk overrompeld!
En ze had twee dagen gevraagd om zich te
bedenken! Zij had zich bedacht. Toen ze van
dat dansavondje was thuis gekomen was ze
zelfs begonnen een koffer te pakken.
Was het een gril geweest? In ieder geval had
ze verwacht, dat Harry het haar nog eens zou
vragen! En thans, na vijfentwintig jaar, ont
ving ze zijn brief, waarin hij het haar inderdaad
nog éénmaal vroeg.
Opeens werd Muriel gestoord in haar over
peinzingen, door de stem van haar man. Hij
stond vlak naast haar. „Eh.... wat...." sta
melde zij met een vuurrood gezicht.
Haar echtgenoot keek haar verbaasd aan.
„Hoe heb ik het nu met je? vroeg hij plagend.
„Je hebt nog niets gegeten enwat is dat,
inplaats van te eten zit je oude minnebrieven
te lezen?"
„Maar dit is een nieuwe, oude-minnebrief,"
antwoordde Muriel opgewonden. „Herinner je
je nog Harry, dat wij nooit hebben begrepen
waarom ik dien brief niet van je ontvangen
had. Je weet wel van dat laantje en het rij
tuig
Plotseling brak ze af en keek gespannen naar
haar man. Met bevende vingers had deze den
brief uit haar handen genomen. Onder het lezen
veranderde zijn gezicht totaal. Het volgende
oogenblik liet hij den brief op den grond vallen
en sloot Muriel in zijn armen. Teerdere woord
jes fluisterde hij zijn vrouw in het oor en het
was Muriel of de tijd vijfentwintig jaar terug
gegaan was!
'n Royale.
Er werd 'n buurtinzameling gehouden ter
straatversiering bij een gouden bruiloft. De
collectanten kwamen bij 'n bewoner van een der
grootste huizen uit die buurt en kregen twee
centen. Toen ze hun verontwaardigde verwon
dering uitten, zei de royale.... „en als ge er
praat over maakt, dan geef ik 'n volgenden
keer niets".
Compliment.
„Men zegt van ons, dat wij wel de intelligentie
van onzen vader geërfd hebben."
„Maar dan zijn jelui zeker met veel broers
en zusters geweest".
„Ik zou graag een beroemde filmster willen
zijn, zoo een, waar de heele wereld over praat,"
'„Is 't nog niet, genoeg, dat de heele buurt
al over je praat?"
-O-
De aandoenlijke. Schot.
Max Arthur krijgt na tienjarig zwijgen ein
delijk een brief van zijn indertijd naar Amerika
uitgeweken broer, 's Avonds komt bij hem heel
de familie bij elkaar om nadere bijzonderheden
te vernemen'. Op hun natuurlijk nieuwsgierige
vragen antwoordt Max Arthur: „Tot mijn spijt
kan ik jelui nog niets positiei's mededeelen.
Ik moest den brief terugzenden, daar ik anders
tien cent strafporto had moeten betalen
EEN SNAPSHOT VAN DE CROSS COUNTRY, die op de terreinen van den Houtboer en Clingendaal te Wassenaar door de Zuid-Hollandsche
Jachtvereeniging werd gehouden
Deze merkwaardige geschiedenis, die slechts
weinige uren vóór het begin van de eerste ver
tooning van Chaplins film „Citylights" in Mar
ble House te San Francisco plaats had, werd
eerst eenige weken geleden bekend. Men had
het avontuur zoo lang mogelijk verzwegen, om
dat de politierechtbank en een andere instel
ling van genoemde stad zich daarbij nu juist
niet van een lofwaardige zijde hebben doen
kennen.
Het liep naar zessen dien avond, toen een
goedgekleed heer, van Lincolnway komende,
het Golden Gate Park van San Francisco be
trad om daar in de stille lanen wat rust voor
zijn vermoeid brein te zoeken. Hjj sloeg hoege
naamd geen acht op hetgeen om hem heen ge
beurde, en lette ook weinig op den weg, dien
hij ging. De avond begon al te dalen over de
kale boschjes en de groote grasperken van het
beroemde park. Onze wandelaar was onnaden
kend van het pad afgedwaald en op een der
gazons terecht gekomen, toen een politieman
hem plotseling bij den arm pakte en hem barsch
beval mee te gaan, omdat hij op het gras wan
delde en dus de desbetreffende politieverorde
ning overtreden had. De heer, die in gedachten
verzonken was, werd dus wel wat ruw tot de
werkelijkheid teruggebracht. Alles ging zeer
vlug in zijn werk en reeds vóór half zeven
stond de verstrooide wandelaar voor den poli
tierechter. Vóór hem werden er vier andere
mannen veroordeeld en Charlie Chaplin bleef
het hart bijna stilstaan van schrik, toen hij
hoorde, dat de rechter de zondaren, die niet
meer dan een overhemdsknoopje weggenomen
of een verkeersvoorschrift overtreden hadden,
tot niet minder dan tien dagen hechtenis ver
oordeelde. Hem, Chaplin, dreigde hetzelfde ge
vaar. Over anderhalf uur moest hij in Marble
House verschijnen! Hij moest er zijn; iets anders
was ondenkbaar. Als hij niet verscheen, dan zou
dat duizenden dollars verlies kunnen beteeke-
nen, ja de geheele recette van dien avond zou
misschien gerestitueerd moet worden. Neen,
neen Hij mocht er niet aan denken!
Eindelijk was hij aan de beurt.
Op het gras geloopen? vroeg de rechter
wrevelig. Tien dagen hechtenis.
Meneer de rechter, riep Chaplin, terwijl
zijn hart ineenkromp weet U wie ik ben?
Ik ben
O, viel rechter Alburgh hem in de rede en
vervolgde ironisch;
Bent U met de veroordeeling niet tevre
den? Dan zal ik U eens wat zeggen: al was U
ook de koning, van Europa, dan mag U nog
niet ongestraft op onze grasperken loopen. En,
als U misschien, een hooge oome bent, dan be
hoorde U eerst recht te weten, dat en
fin, U begrijpt me wel twintig dagen! Af!
Volgende zaak!
Chaplin bleef met moeite op zijn beenen. Hij
begon te begrijpen, dat het onbegonnen werk
zou zijn te trachten den rechter tot andere ge
dachten te brengen Toen kreeg hij een in
geving, iets wat hij vroeger eens ergens gele
zen had.
Ha! riep hij met ophef en wierp zijn ar
men in de lucht, ik vraag U. of U wel weet
wie ik ben. Nu dan, ik ben Julius Caesar,
het brandt geef mij mijn deel ik
heb U verraden gij kunt gaan leve
de zee!
De rechter fronste het voorhoofd. „Die man
schijnt krankzinnig te zijn," zèi hij tot de bij-
zittènden. „Daarom beveel ik den man naar
„het" gesticht in plaats van naar het tuchthuis
te brengen."
En om zeven uur stond Chaplin voor den di
recteur van het krankzinnigengesticht.
Hoort u eens, zei hij tot den man met het
grijze, eerbiedwaardige hoofd on uit wiens ge
laat eindelooze goedheid sprak. ik heb alle
reden te vertrouwen, dat U mij gelooven wilt.
Ik ben Charley Chaplin en ik moet om acht
uur in het theater zijn. Laat mij, als ik U bid
den mag, weggaan."
De oog envan den directeur glansden vol be
grijpen. „Wel, natuurlijk," zei hij zacht, ,.,'n
oogenblik meneer Chaplin, ik zal onmiddellijk
alles in orde maken." Dan ging hij de kamer uit
en deed fluks de deur van buiten op slot. Op
den corridor zei hij tot de bewakers: „Dat
schijnt me een ernstig geval; hij verbeeldt zich
Charley Chaplin te zijn. Brengt hem naar bo
ven, bij de anderen".
Toen men Chaplin op de eerste verdieping
had gebracht, waar Lodewljk XIV, Columbus
en Coolidge naast twee dames huisden, die zich
beiden voor Cleopatra, de koningin van den
Niji hielden, zakte hij bijna in elkaar. In de
kamer, waarin men hem met geweld binnen
schoof zaten al twee Chaplins, met het hoedje,
het snorretje en het stokje. Zij sprongen op de
wachters toe, scholden en vloekten en sloegen
op de muren. Chaplin kwam bijna om van
angst.
Toen de bewakers verdwenen waren, werden
beiden heel rustig. Zij namen den nieuwen
man van alle kanten op. Eindelijk schenen zij
zich een oordeel gevormd te hebben.
Hoor eens, zei een hunner tot Chaplin, wij
willen hier geen mikmak meer maken, wij wil
len er uit en jij moet ons helpen, makker
Wij zijn niet gek. Ik ben Andrew Dermits en
„hij" is mijn broer Jack. Wij hebben vanmor
gen voor den politierechter net gedaan, of we
gek waren en beweerd, dat wij den beroemden
Charley Chaplin waren, om niet naar het „rasp
huis" te moeten gaan. Begrijp-je mij? Ja? Nu,
let dan goed op: men kan van hier naar bene
den komen, als men met z'n drieën aan elkaar
gaat hangen. Het is werkelijk een geluk, dat jij
hier binnengekomen bent. Ik hoop, dal je mee
doet.
Chaplin ademde weer op. „Uitstekend", lachte
hij. „Uitmuntend. Ik ben namelijk ook niet gek,
ik ben Charley Chaplin zelf en
Wel verdraaid", fluisterde de eene broer
den andere toe," die is werkelijk gek. Laten we
nog maar een poosje wachten hij mocht
onverwachts eens beginnen te schreeuwen en
alles verraden."
Charles had hef gehoord en gooide het nu
over een anderen boeg.
Hoort eens goed, boys, zei hij, ik vertrouwde
jullie eerst niet en daarom deed ik tegen jullie
of ik gek was. Hoe zou je hebben kunnen geloo
ven, dat ik Charley Chaplin was, ha, ha! Mijn
naam is Frank Higgins. Kom!
Charley reed met een exprestram naar Mar
ble House, waar hij klokke acht uur op het
tooneel stond en dankend voor de menigte boog,
die hem daverend toejuichte.
Rechter Alburgh en den directeur van het
krankzinnigengesticht Wheeler daarentegen zal
het wel niet aangenaam gestemd hebben, toen
zij uit hun loge den man zagen, met wien zij,
nauwelijks een uur geleden, uit hoofde vwë
hun ambt op 'n andere manier te doen hadisn
gehad.
(Nadruk vtrboden.).*
I