t 1 I l DE EENZAME BIDDER DE OUDE MINNEBRIEF. VERANDERD. „IK BEN CHAPLIN WOENSDAG 15 FEBRUARI 1?33 -O- Nog niet tevreden. Er liggen vercsihiillende aanzienlijke dorpen tusscbea de Elbe en de Lijm fjord. Vet en vruchtbaar is hieir de grond, waar-in tallooze Tunderen gnatzen. Bedachtzaam en zetair is 'levens het meneoheuslag volk aan zee, steeds ten prooi aan gevaren. Onder de vele dorpen is Mbgeltondiern wel de bekoorlijkste nederzetting. Ho« g en massief verheft de grijze, met lood gedekte toren van de kerk zich boven liet lage land en de toppen der neuzenboonien wiegen zich irn den Westenwind, als ware diens loeiend gebrul slechts kapdar&pt'JI. Als een vreemd, wonderbaar eiland ligt het dorp daar tusscihen die uiUoopers van dit broek- en waterland. Golvende heuvels brengen afwisseling in den akkergrond, d/ie overal in 't rond zoo vlak en effen is als een dorschvloer. Eiken en beu ken breiden iüier breed hun takken uiiit, waar elders slechts gekweekte populieren ziioh over de lage huizen heenbulgen. Jae Mörgeitondern is een aJler-schattigst dorpje in dut. eentonige land. Toen in oeroude tijden de grootte ijsvloed als een vernielend element over de Zuidelij ker gelegen landen kwam en al wat leefde verstikte in zijn witten dood, toen -verdeelden de gletschermassa's zich rond dit dorp, ver volgden in een boog hun weg en sloten zich achter het dorp weer, hun vernielingswerk met dezelfde mart voortzettend. Het was, alsof een hoogere macht zijn handen be schermend over dit land had uitgestrekt w-ant terwijl alles in den ijsvloed onderging, ■bleet dit dorpje als een eiland, een veilige case bestaan in deze waterstreek. En toen later de ijzige zondvloed weer naar het Noorden terugweek, geslagen en vervolgd do r de zuidelijke zonnevlagen, toen liet hij een brok land en uitgestrekte waterwoestij nen achter, diiie zich wisselend in eeuwen lang geven en nemen nu eens bevruchtten dian weer met ondergang bedreigden, tot ten. slotte de mensoh met vaste hand tusschen wa ter en land de grens der dijken trok. Het land rond Mögeltondern echter bleef, zooals het tevoren was, rijk aan hoornen en heuvelen, een kleine lieflijke lofprijzing van den eersten scheppingsdag. Wat is echter het mooiste van Mögelton dern, wanneer men al zijn schoonheden eens wat op d-en keper beeohouwt? Zijn het golven de heuvelen, het ruime uitzicht, dat men in diit land geniet? Of zijn het de goedonder- houden straten met haar prachtige patriciërs huizen, waaruit door de heldere ruitjes vreug de en tevredenheid blikt en wier zware kope ren deurknoppen de gasten zoo vriendelijk aanzien, alsof zij zegen wilden: „Kom binnen, als g(j een goed hart en een gerust geweten hebt!?" Of is liet -misschien het slot mm den edelen graf Schaok van Sebaekeniburg, bij het wond er groene park, dat hem zoo liief is, wijd alle medeburgers van zijn heerlijkheid hunnen genieten? Neen, dit alles is het schoonste niet! Het. meest karakteristieke in 't oude Mö geltondern is de struische kerk, wier toren hoog zich in 't luchtruim boort. Lang. lange jaren geleden had de bisschop van Rlpen deze kerk wier toren hoog zich ln luchtruim borrt. Lange, lamge jaren geleden had de bisschop van Rlpen deze kerk gebouwd en plechtig in gewijd. Toen later de nieuwe leer kwam werd zij aan de Lutherschen toegewezen. Een tabel in het koor verkondigt met gouden letters de namem der predikanten die sinds de refor maties het woord Gods gepredikt hebben. De wand aan de Noordzijde toomt, echter op zijn homten betimmering verschillende kleurige voorstellingen uit het Oude en Nieuwe Testa ment, waaronder de namen der burgers die ze ter eere Gods en ook wel een weinig tot eigen roem geschonken hadden ondanks de mild dadigheid der graven, wier lichamen in groots Bloemen groeven in de crypte rusten, omdat zij tijdons hun leven getrouwe beschermlheeren en zorgvuldige bewakers van het Godshuis waren. Maar ook aan getuigen uit don ouden tijd ontbreekt, het wiet Reeds bij den ingang ziet, men een H. Nico la as mot staf en myter. Waardig en goedig ziet hij lederen binnentredenden aan. De her ders neigen hun hoofd naast Jozef en Maria in aanbidding voor een klein, nietig Kerst kind en een Madonna op den maansikkel staat troostend en plechtig boven de verwarringen der wereld. Ook het hoogaltaar, eveneens met vele figu ren versierd, dateert uit lang vervlogen eeuwen en vast rust het oog v«,n een zeldzamen man, op dit voormalig tabernakel. Wie mag de mam wel zijn, die op deze ma nier de eer van het heiligdom waardig ge keurd wordt? Geen bisschop en geen domheer, zooals men ziet, geen uit het getal Evangelische predi kanten, noch een edelman uit het Grafelijk Huis der Schacks. Een eenvoudige boer is 't, Peter Hinriksen. In den heeleo omtrek noemt men hem echter nooit anders dan de „bidder" en zijn aan denken is gezegend onder de mentchen, of schoon hij reeds eeuwen iu het graf ligt. Het volk vertelt het volgende van hem: Het was in het jaar dos Hoeren 1532, in den nacht van Allerheiligen op Allerzielen. Een volkomen maansverduistering had de momsohen in hun nachtrust gestoord. De mees ten waren opgebleven, om getuige te zijn van liet zeldzaam schouwspel, toen uit het Zuid- W eet en een geweldige storm losbrak, die in een minimum van tijd tot een orkaan aan groeide en die zeegolven stuwden naar heit open land, destijds door geen dam of dijk beschut werd.. Ieder oogenblik werd het stormweer drei gender en in korten tijd was het zoover, diat men die wit schuimende golvenkammen in de verte zag schitteren, wanneer de dichte wol ken bijwijlen een straal van het maanlicht de maansverduistering was intusschen voorbij lieten doorlichten. Toen beseften all eriplotseling dat een ver schrikkelijker zondvloed op komst was, zooals k*< lamel «iade onheuglijke tijden niet meer beleefd had en dat mensebelijke krachten niets tegen deze ramp zouden vermogen. Terwijl het vernielende onheil met ontstel lende vaart naderde, verzamelden zich alle in woners van het dorp, man en vrouw, grijsaard en kind, op de heuvelen bij Westerkrug en sloe gen jammerend en klagend liet vreaselijk schouwspel gade. De vloed was reeds heel dicht, bij gekomen en omspoelde liet vlakke land rondom het dorp, terwijl het voortdurend verder zijn vernielend werk vervolgd®.... Verdronken mienschen. doode dieren en aller lei huisraad uit ree«?s verzonken dorpen voer de het water in z'n vernielende vaart me®. En al maar hooger steeg het water rond de heu vels. de storm hwilde en iedereen voelde het afschuwelijk oogenblik van ondiergang nade ren. Toen trad Peter Hinricksen, de oudste miain van het dorp naar voren. Menschen riep hij boven de stormwind, hier helpt geen menschenwerk, maar ook geen weenen en klagen. Wanneer er nog iets is, dat hulp kan brengen, dan is dat alleen een innig gebed, opdat over de storm spoedig de stilte moge heersöhen. Is ons geroep tevergeefsch, welaan', dan sterven wij getroost te samen als goede christenen! Daarmee trad hij naar den rand van den heuvel en staarde in den vloed, de oogen ten hemel, knielde neder, vouwde de handen en begon mat luide stem het gebed dies Hoeren te bidden. Sidderend en mompelend vielen de anderen mee in. Onze Vaden, die in de Hemelen zijt Vreeselijk loeide de storm door den omtzet- tenden nacht. Geheiligd wonde uw Naam! Van verre weerklonk bet wanhopig roepen van menscben. die in nood verkeerden en het sombere brullen der angstige runderen, Ons t.oekiome Uw Rijk. Nieuwe en altijd nieuwe matermasea's kwa men aan golven over 't land. Uw wil geschiedde op aarde, zooals in den Hemel. Voor een oogenblik trad de maan te voor schijn maar direct daarna versomberden de wolken wederom en heerschte ondoordring bare duisternis. Geef ons heden ons dagelijksch brood! Tusscihen bet gebed deal ouders door klonk het angstig jammeren dor kinderen. En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren! Zwijgend reikten twee buren, die hun leven lang om het bezit van een akker geprocedeerd hadden, elkandep de hand. En leid. ons niet in bekoring! Ziet, zelfs de brave Sönke Madsen slaat drie maal rouwmoedig op de breede borst. Maar verlos ons van den kwade!.... Op dit oogenblik geschiedde iets vreemds, iets onbegrijpelijks, wonderbaars! Plotseling hield het woeden vain den storm op en het werd onmiddellijk zóó st)il als in de kerk, wanneer het klokje de H. Conse cratie aankondigt. Verbaasd wierpen alten zich op de knieën in angstige vrees, dat 'n volgend oogenblik, het vreeselijke noodweer met vernieuwde woede over het land zou losbarsten. Maar het bleef stil. Uit de wolken trad een vredige maan maar voren. Het duurde niet lang of men kon zien, dat het water langzaam begon te zakken. Toen knielde Peter Hinriksen nog eenmaal neder en met hem het heele volk. Nog sidde rend en bevend van emotie en onbegrijpelijk geluk, weerklonk uit aller mond de lofprij zing der Gezegende, zooals die het Onze Vader besluit: Wees gegroet Maria, vol van genaden! de Heer is met u! Toen was het. gebed ten einde en in aller harten herleeffde de vreugde eu de onrust verdween. Sedert, die angstige uren werd Feter Hin riksen door het lieele volks als een held ver- eerd. Wamt men meende niet anders dam dat zijn gebed bij den Heer zulk reddingiswonder bewerkt had. Was hij een ander geweest, zoo had men hem misschien wel als heilige vereend. Hij gedroeg zich echter heel gewoon onder zijn medememocbein en deelde in hun vreugde en leed. Dooh overal im het getoeele land noemde mep hem van nu af niet anders meer dam de bidder. Op zijn lOOén geboortedag Het hij zich een nieuwe zele maken en maaide er zoo geweldig mee door het. gras, dat. zijn 75-jarigen zoon Hlnrieh Petersen hem niet bijhouden kon. Toen zuchtte de vader even en zei: „Die jongens van tegenwoordig kunnen ook nergens meer tegen Toen echter genoemde zoon ln don ouder dom van 95 jaar stierf, zei de oude Peter ver drietig, diaifch ij altijd wel gedacht had, dat de jongen vroeg zou moeten sterven: hij das imimers altijd een teer en ziekelijk kind ge weest. Peter Hinriksen zelf stief ln 1592 op zijn 127e levensjaar en dit is geen sprookje, maar zuivere waarheid, zooaife men ln de oude kronieken der kerk kan nalezen. Het werd een begrafenis, zooals Mögel tondern nog nooit beleefd had en na afloop werd eensteimimig besloten," d'at <le afbeeldin gen vain den bidder tot stichting van een leder in de kerk opgehangen zou worden, wat ook geschiedde. Nog tijdens het leven van Peter Hinriksen werd in het land de eerste dijik tusscihen Hoyer en Gzelilsibüll aangelegd. Maar iin den gewel digen kustvloed van 1593, een jaar na Peters dood, werd hij stukgeslagen. Daarop bouwde men ho ger en steviger dij ken, zoodat Ocke Lewesen in Noovlstand ver klaarde, dat men nu een ijzeren dijk had en Iven Ocksen te Rèutemis meende, dat me.n nu voortaan gerust achter de dijk enk on slapen. De dijkgraaf van Rsummoor zette zijn spa de op den dijk, welke onder hem gebouwd was en riep in dwazen overmoed: „Kom nu maar op, blanke Hans'!' Doch zie, de macht der zee bleek nog vaak heel wat sterker dan liet werk der menschen on daarom bidt hen thans nog altijd in de kerk te Mögeltondern: „Heer, beschut onze dijken en dammen!" en Peter Hinriksen blikt daarbij ernstig en vast uit zijn beelte nis door bet wijde kerkschip en zijn nage dachtenis blijft gezegend ouder het volk. Muriel Lattimes keek met. stomme verbazing naar een brief, dien het dienstmeisje zoo juist naast haar bord had gelegd. Met bevende han den nam zij hem op en keek tersluiks naar haai man, die tegenóver haar zat, geheel verdiept in het lezen van zijn eigen brieven. Met gloeiende wangen schonk zij haar echt genoot nog een kop koffie in en wijdde toen al haar aandacht aan het juist ontvangen schrij ven. De enveloppe was erg beduimeld en droeg nog een postzegel van Koning Eduard! Het adres was verschillende keeren doorgehaald en veranderd, terwijl het oorspronkelijke schrift zoo goed als onleesbaar wag geworden. Maar juist dat oorspronkelijke adres deed het hart van Muriel sneller kloppen. Het was haar meisjesnaam: Muriel Johnson! En het hand schrift bracht een vloed van herinneringen in haar geest terug. Gejaagd scheurde zij het couvert open en haalde er een enkel velletje papier uit. Mijn eigen Muriel (las zij). Eindelijk heb ik de speciale trouwvergunning. Dinsdagochtend om 8 uur zal ik in het bekende laantje op je wachten met een rijtuig. We kun nen dan gemakkelijk den trein, die om 9 uur uit Hallingford naar Londen vertrekt nog halen. Lieveling, denk er om, dat ik er vast op re ken, dat je komen zult. Je hebt eergisteren avond wel niet definitief „ja" gezegd, maar toch, ik voel 't, dat je mij evenzeer liefhebt als ik jou. En als we wachten moeten, tot ik meer verdien, zooals je vader ongetwijfeld zal wil len, gaan onze beste jaren verloren. Lieveling je zult toch beslist komen en mij niet teleur stellen? Voor eeuwig je Harry. Met vochtige oogen keek Muriel naar het verbleekte schrift. De datum van het schrijven was Juli 1906! Vijf en twintig jaar geleden! En vandaag pas had ze den brief ontvangen! Ze beefde over haar heele lichaam. Lieveling, je zult toch beslist komenging het door haar gedachten. In haar verbeelding leefde ze weer 25 jaar terug. Alles stond haar weer glas helder voor den geest. Het was op een dans avondje bij mevrouw Jordan; bedoeld als een afscheidsfeest, voor haaf neef Harry. Vóór dien avond had Muriel hem al verschil lende keeren ontmoet en de twee waren dikke vrienden geworden. Ze waren bijna onafschei delijk geweest gedurende de drie weken, dat Harry bij zijn oom en tante had gelogeerd. En op dien bewusten avond had Harry uitsluitend met haar gedanst. Na het souper waren ze samen den tuin inge wandeld en daar had Harry haar zijn Hefde bekend en over hun toekomst gesproken. Hoe onbeduidend en zwaar leek dat alles, nu, na zoo'n langen tijd! Maar toén had ze het heelemaal niet bespottelijk gevonden. Vijfen twintig jaar geleden had zij het een zaligheid gevonden, daar in dien tuin, terwijl Harry haar zijn liefde verklaarde. „Muriel, liefste," had hij gezegd, ik bemin je, meer dan ik je ooit zal kunnen duidelijk ma ken. En je vader zal natuurlijk willen, dat we nog een paar jaar wachten, tot ik meer ver dien. Maar waarom zouden we wachten. Je houdt van me?" Eli Muriel op haar beurt, had Harry bekend, dat ze hem liefhad. Maar tevens had ze er op- gewezen, dat haar vader zeker geen toestem ming zou geven tot een spoedig huwelijk. Harry had zich pas gevestigd als advocaat in Lon den en zijn inkomen was nog zoo onzeker! Maar Harry had geprobeerd al haar bezwa ren weg te praten en Muriel had maar al te gaarne naar hem geluisterd. En toch. hoe graag ze ook zou hebben toegestemd in een geheim huwelijk, er was iets, dat er haar van terug hield volmondig „ja" te zeggen. Ze had hem twee dagen gevraagd om zich te bedenken. Thans, vijfentwintig jaar later herinerde ze zich nog levendig den kus, dien hij haar toen bij het afscheid gegeven had! Zij vroeg zigh af, of Harry ook nog wel eens aan dien avond dacht? „Wat 'n dwaas ben ik" kwam Muriel tot de werkelijkheid terug, „om zoo aan die oude idylle terug te denken!" Haar echtgenoot was klaar met zijn ontbijt en zat op zijn gemak het ochtendblad te lezen. Muriel keek hem eens goed aan. Onwillekeu rig begon ze vergelijkingen te maken tusschen haar minnaar van vóór vijfentwintig jaar en den man, die thans haar echtgenoot was! Zij vergeleek niet zoo zeer hun uiterlijk. Neen, haar echtgenoot fluisterde haar slechts zoo zelden die lieve woordjes toe, waaraan ze zoo juist had teruggedacht! En toen bloosde Muriel. Ze schaamde zich, dat ze dergelijke vergelijkingen had zitten ma ken! Ten slotte, wat was die geschiedenis van vijfentwintig jaar geleden anders dan een her innering. Het was haar eerste kennismaking met de liefde geweest en Harry's optreden en Op een regenachtigen morgen kwam Erna van Leeuwen uit de ontbijtzaal van het Grand Hotel te Parijs. Zij was in een neerslachtige stem ming: het uitstapje naar Parijs, waarvan zij zich zooveel had voorgesteld, viel erg tegen. Toen haar broer, wiens rechterhand zij in zaken was, verhinderd was om voor de afwikkeling van een belangrijke kwestie naar de Fransche hoofdstad te gaan, vond zij het heerlijk, dat z'n keus op haar viel om hem te vervangen. Zij sprak drage lijk Fi-ansch, was flink genoeg om het reisje alleen aan te durven en, waar het alleen ging om de onderteekening en bevestiging van eenige zakelijke overeenkomsten, zou zij genoeg vrijen tijd hebben om Parijs te bekijken, waarnaar zij al zoo lang verlangd had. Maar 't was haar eenigs- zins tegengevallen: het weer was treurig, haar Fransch was veel minder dan zij in Holland ge dacht had. en, wat het voornaamste was, zij voelde zich heelemaal niet thuis te midden van de chic. welke in het hotel werd ten toon ge spreid. De meeste dames waren knap en alle maal waren zij elegant: Erna met haar kleur loos, blond-achtig. reeds wat grijzend haar, dat zij nog in een stijf knoetje achter op haar hoofd droeg, met haar stijve Hollandsche japonnen vond zichzelf een echte Trien, vooral nadat zij met een zakenvriend van Han, haar broer, in een restaurant gedineerd had. De vrouw van dien vriend, die zeker tien jaar ouder was dan Erna, leek in haar eenvoudige kanten japon met haar keurig geonduleerd haar en welverzorgd uiterlijk jonger dan zij, iets, wat Erna wel dege lijk merkte. En nu regende het vanmorgen weer, er kon niets komen van een wandeling langs de boulevards, wat kon zij anders gaan doen? 't Ge zicht van den kapperssalon, dien zij op weg naar haar kamer passeerde, bracht haar op het idee om haar haar eens te laten wasschen en ondu- leeren, een luxe. welke zij zich in Holand nooit veroorloofde, niet zoozeer om de kosten, als wel, omdat haar ouderwetsch degelijke opvoeding haar ervan afgehouden had. Een radsprekend; Franschman ontving haar aan den ingang van den salon en overstelpte haar na haar aarzelende vraag met een vloed van woorden: .Welzeker, madame kon geholpen worden, direct, als zij wilde. Erna werd naar een stoel geleid en in een wit gummi mantel gepakt. En intusschen stroom de de woordenvloed maar langs haar heen: madame liet toch zeker het haar meteen af knippen nietwaar? Wie droeg er tegenwoordig nog lang haar? Ondanks herhaalde pogingen van verschillende kanten om het weer in orde te brengen, zou het toch niet gelukken. De dames leken nu eenmaal met kort haar veel jonger, daarom wilden zij er niet meer van af Erna dacht aan de vrouw van Hans zaken vriend, zij nam ineens het besluit; het moest er dan maar af! Groot gelijk, zei de kapper. Er kwam nog een tweede coiffeur bij. Samen bespraken zij den besten stijl voor het haar van madame en daarbij kwamen zij tot de conclusie dat de kleur niet goed was: madame moest het laten verven, die vale blonde tint was zoo onflatteus, een andere kleur zou haar veel jon ger en knapper maken. Erna protesteerde, maar de twee Franschen wilden van geen tegenstand hooren: zij hadden een schitterende manier om het haar iedere ge- wenschte kleur te geven en dan kon men het verder zelf bijhouden door het iedere week te wasschen met een lotion, die zij haar zouden leveren en die altijd nabesteld kon worden. Welke kleur zou bet moeten worden? vroeg Erna met een visioen van goudblonde en kastanjebruine lokken. De kappers bestudeerden haar van alle kanten Zwart, beslisten zij na eenige minuten. Het is de mode en past bovendien het beste bij madame's oogen en huidkleur. Erna beweerde, later altijd, dat zij haar goed keuring voor dit dwaze plan nooit, gegeven heeft, dat de Franschen haar verkeerd begrepen moe ten hebben of haar tegenwerpingen niet serieus hadden opgenomen.... Hoe het ook zij, de coif feurs begonnen een ingewikkelde behandeling, die eenige uren duurde: het haar werd gewas- schen, geverfd, gekruld en nog eens gewasschen en eindelijk, na een eeuwigheid, mocht zij op staan en werd naar een driedeeligen spiegel ge voerd, waar zij zich van alle kanten kon be kijken. Zij deinsde letterlijk achteruit van schrik, zij herkende zichzelf niet meer: gitzwarte ondu latie omgaf haar gezicht, dat heel bleek leek. Een algeheele verandering, zeiden de kap pers trotsch. En de techniek is prachtig; het gaat er in géén geval af, over een paar maanden moet het bijgroeiende haar bewerkt worden, maar dat kan iedere goede kapper. En madame moet niet vergeten iedere week met de lotion te wasschen. Als in een droom betaalde zij het exorbitant hooge bedrag, dat voor de behandeling gevraagd werd, en met eenige flesschen haarwater verliet zij den salon. Op haar kamer berekende zij, dat er nog maar weinig geld overbleef voor haar verdere verblijf, zij moest maar zoo goedkoop mogelijk lunchen en dineeren, anders kwam zij er niet met het door Han verschafte geld. Eenigen dagen later zat Erna in den sneltrein naar Holland, zij had zich gemakkelijk geïnstal leerd in een damescoupé en betrapte zichzelf op den wensch, dat de reis eeuwig zou duren, want om zoo gemetamorfoseerd bij de familie te verschijnen leek haar heelemaal niet. Veel te gauw naar haar zin was de Nederlandsche grens bereiktPaspoortencontroleOnverschillig gaf Erna het blauwe boekje aan den beambte. Zij hield haar hand uitgestrekt om het weer aan te nemen, maar de beambte ging weg met de pas, keerde even later met een collega terug. Samen stonden zij beurtelings haar en de pas te bestudeeren. Zie je wel het klopt niet, hoorden zij den eerste zeggen. Hier staat lichtblond haar en het portret lijkt niets. Wij betwijfelen of deze pas wel van u is, dame, zei de tweede. Geheel ontdaan greep Erna naar haar zwarte lokken. Natuurlijk, die leken niet meer op het lichtblonde, sluike kapsel van het pasportret. Ik heb in Parijs mijn haren laten verven, bekende zij benepen. Dat kan natuurlijk, vond de beambte ge moedelijk. Dat kunnen wij in Roosendaal wel constateeren. Een half uur later moest Erna op smadelijke wijze den trein verlaten. In een stoffig vertrek onderwierp een vrouwelijke beambte het haar aan een nauwkeurig onderzoek en kwam tot de conclusie dat het de echte kleur was, hetgeen wel een triomf voor den Franschen coiffeur, doch minder aangenaam voor het slachtoffer was. Na eenig overleg werd er interlocaal naar Han ge telefoneerd. Na een uur of drie arriveerde deze in de grensplaats; hij slaagde erin te bewijzen, dat de dame in kwestie werkelijk zijn zuster was en kreeg verlof om haar mee te nemen. Maar, toen zij in den trein naar hun woon plaats zaten, merkte hij minder tactvol dan wel waarheidlievend op: Erna, boe heb ,ie ooit zooiets kunnen doen' Je lijkt wel tien jaar ouder met die malle zwarte haren. I. v. E. (NADRUK VERBODEN). zijn manier van spreken hadden haar destijds eigenlijk overrompeld! En ze had twee dagen gevraagd om zich te bedenken! Zij had zich bedacht. Toen ze van dat dansavondje was thuis gekomen was ze zelfs begonnen een koffer te pakken. Was het een gril geweest? In ieder geval had ze verwacht, dat Harry het haar nog eens zou vragen! En thans, na vijfentwintig jaar, ont ving ze zijn brief, waarin hij het haar inderdaad nog éénmaal vroeg. Opeens werd Muriel gestoord in haar over peinzingen, door de stem van haar man. Hij stond vlak naast haar. „Eh.... wat...." sta melde zij met een vuurrood gezicht. Haar echtgenoot keek haar verbaasd aan. „Hoe heb ik het nu met je? vroeg hij plagend. „Je hebt nog niets gegeten enwat is dat, inplaats van te eten zit je oude minnebrieven te lezen?" „Maar dit is een nieuwe, oude-minnebrief," antwoordde Muriel opgewonden. „Herinner je je nog Harry, dat wij nooit hebben begrepen waarom ik dien brief niet van je ontvangen had. Je weet wel van dat laantje en het rij tuig Plotseling brak ze af en keek gespannen naar haar man. Met bevende vingers had deze den brief uit haar handen genomen. Onder het lezen veranderde zijn gezicht totaal. Het volgende oogenblik liet hij den brief op den grond vallen en sloot Muriel in zijn armen. Teerdere woord jes fluisterde hij zijn vrouw in het oor en het was Muriel of de tijd vijfentwintig jaar terug gegaan was! 'n Royale. Er werd 'n buurtinzameling gehouden ter straatversiering bij een gouden bruiloft. De collectanten kwamen bij 'n bewoner van een der grootste huizen uit die buurt en kregen twee centen. Toen ze hun verontwaardigde verwon dering uitten, zei de royale.... „en als ge er praat over maakt, dan geef ik 'n volgenden keer niets". Compliment. „Men zegt van ons, dat wij wel de intelligentie van onzen vader geërfd hebben." „Maar dan zijn jelui zeker met veel broers en zusters geweest". „Ik zou graag een beroemde filmster willen zijn, zoo een, waar de heele wereld over praat," '„Is 't nog niet, genoeg, dat de heele buurt al over je praat?" -O- De aandoenlijke. Schot. Max Arthur krijgt na tienjarig zwijgen ein delijk een brief van zijn indertijd naar Amerika uitgeweken broer, 's Avonds komt bij hem heel de familie bij elkaar om nadere bijzonderheden te vernemen'. Op hun natuurlijk nieuwsgierige vragen antwoordt Max Arthur: „Tot mijn spijt kan ik jelui nog niets positiei's mededeelen. Ik moest den brief terugzenden, daar ik anders tien cent strafporto had moeten betalen EEN SNAPSHOT VAN DE CROSS COUNTRY, die op de terreinen van den Houtboer en Clingendaal te Wassenaar door de Zuid-Hollandsche Jachtvereeniging werd gehouden Deze merkwaardige geschiedenis, die slechts weinige uren vóór het begin van de eerste ver tooning van Chaplins film „Citylights" in Mar ble House te San Francisco plaats had, werd eerst eenige weken geleden bekend. Men had het avontuur zoo lang mogelijk verzwegen, om dat de politierechtbank en een andere instel ling van genoemde stad zich daarbij nu juist niet van een lofwaardige zijde hebben doen kennen. Het liep naar zessen dien avond, toen een goedgekleed heer, van Lincolnway komende, het Golden Gate Park van San Francisco be trad om daar in de stille lanen wat rust voor zijn vermoeid brein te zoeken. Hjj sloeg hoege naamd geen acht op hetgeen om hem heen ge beurde, en lette ook weinig op den weg, dien hij ging. De avond begon al te dalen over de kale boschjes en de groote grasperken van het beroemde park. Onze wandelaar was onnaden kend van het pad afgedwaald en op een der gazons terecht gekomen, toen een politieman hem plotseling bij den arm pakte en hem barsch beval mee te gaan, omdat hij op het gras wan delde en dus de desbetreffende politieverorde ning overtreden had. De heer, die in gedachten verzonken was, werd dus wel wat ruw tot de werkelijkheid teruggebracht. Alles ging zeer vlug in zijn werk en reeds vóór half zeven stond de verstrooide wandelaar voor den poli tierechter. Vóór hem werden er vier andere mannen veroordeeld en Charlie Chaplin bleef het hart bijna stilstaan van schrik, toen hij hoorde, dat de rechter de zondaren, die niet meer dan een overhemdsknoopje weggenomen of een verkeersvoorschrift overtreden hadden, tot niet minder dan tien dagen hechtenis ver oordeelde. Hem, Chaplin, dreigde hetzelfde ge vaar. Over anderhalf uur moest hij in Marble House verschijnen! Hij moest er zijn; iets anders was ondenkbaar. Als hij niet verscheen, dan zou dat duizenden dollars verlies kunnen beteeke- nen, ja de geheele recette van dien avond zou misschien gerestitueerd moet worden. Neen, neen Hij mocht er niet aan denken! Eindelijk was hij aan de beurt. Op het gras geloopen? vroeg de rechter wrevelig. Tien dagen hechtenis. Meneer de rechter, riep Chaplin, terwijl zijn hart ineenkromp weet U wie ik ben? Ik ben O, viel rechter Alburgh hem in de rede en vervolgde ironisch; Bent U met de veroordeeling niet tevre den? Dan zal ik U eens wat zeggen: al was U ook de koning, van Europa, dan mag U nog niet ongestraft op onze grasperken loopen. En, als U misschien, een hooge oome bent, dan be hoorde U eerst recht te weten, dat en fin, U begrijpt me wel twintig dagen! Af! Volgende zaak! Chaplin bleef met moeite op zijn beenen. Hij begon te begrijpen, dat het onbegonnen werk zou zijn te trachten den rechter tot andere ge dachten te brengen Toen kreeg hij een in geving, iets wat hij vroeger eens ergens gele zen had. Ha! riep hij met ophef en wierp zijn ar men in de lucht, ik vraag U. of U wel weet wie ik ben. Nu dan, ik ben Julius Caesar, het brandt geef mij mijn deel ik heb U verraden gij kunt gaan leve de zee! De rechter fronste het voorhoofd. „Die man schijnt krankzinnig te zijn," zèi hij tot de bij- zittènden. „Daarom beveel ik den man naar „het" gesticht in plaats van naar het tuchthuis te brengen." En om zeven uur stond Chaplin voor den di recteur van het krankzinnigengesticht. Hoort u eens, zei hij tot den man met het grijze, eerbiedwaardige hoofd on uit wiens ge laat eindelooze goedheid sprak. ik heb alle reden te vertrouwen, dat U mij gelooven wilt. Ik ben Charley Chaplin en ik moet om acht uur in het theater zijn. Laat mij, als ik U bid den mag, weggaan." De oog envan den directeur glansden vol be grijpen. „Wel, natuurlijk," zei hij zacht, ,.,'n oogenblik meneer Chaplin, ik zal onmiddellijk alles in orde maken." Dan ging hij de kamer uit en deed fluks de deur van buiten op slot. Op den corridor zei hij tot de bewakers: „Dat schijnt me een ernstig geval; hij verbeeldt zich Charley Chaplin te zijn. Brengt hem naar bo ven, bij de anderen". Toen men Chaplin op de eerste verdieping had gebracht, waar Lodewljk XIV, Columbus en Coolidge naast twee dames huisden, die zich beiden voor Cleopatra, de koningin van den Niji hielden, zakte hij bijna in elkaar. In de kamer, waarin men hem met geweld binnen schoof zaten al twee Chaplins, met het hoedje, het snorretje en het stokje. Zij sprongen op de wachters toe, scholden en vloekten en sloegen op de muren. Chaplin kwam bijna om van angst. Toen de bewakers verdwenen waren, werden beiden heel rustig. Zij namen den nieuwen man van alle kanten op. Eindelijk schenen zij zich een oordeel gevormd te hebben. Hoor eens, zei een hunner tot Chaplin, wij willen hier geen mikmak meer maken, wij wil len er uit en jij moet ons helpen, makker Wij zijn niet gek. Ik ben Andrew Dermits en „hij" is mijn broer Jack. Wij hebben vanmor gen voor den politierechter net gedaan, of we gek waren en beweerd, dat wij den beroemden Charley Chaplin waren, om niet naar het „rasp huis" te moeten gaan. Begrijp-je mij? Ja? Nu, let dan goed op: men kan van hier naar bene den komen, als men met z'n drieën aan elkaar gaat hangen. Het is werkelijk een geluk, dat jij hier binnengekomen bent. Ik hoop, dal je mee doet. Chaplin ademde weer op. „Uitstekend", lachte hij. „Uitmuntend. Ik ben namelijk ook niet gek, ik ben Charley Chaplin zelf en Wel verdraaid", fluisterde de eene broer den andere toe," die is werkelijk gek. Laten we nog maar een poosje wachten hij mocht onverwachts eens beginnen te schreeuwen en alles verraden." Charles had hef gehoord en gooide het nu over een anderen boeg. Hoort eens goed, boys, zei hij, ik vertrouwde jullie eerst niet en daarom deed ik tegen jullie of ik gek was. Hoe zou je hebben kunnen geloo ven, dat ik Charley Chaplin was, ha, ha! Mijn naam is Frank Higgins. Kom! Charley reed met een exprestram naar Mar ble House, waar hij klokke acht uur op het tooneel stond en dankend voor de menigte boog, die hem daverend toejuichte. Rechter Alburgh en den directeur van het krankzinnigengesticht Wheeler daarentegen zal het wel niet aangenaam gestemd hebben, toen zij uit hun loge den man zagen, met wien zij, nauwelijks een uur geleden, uit hoofde vwë hun ambt op 'n andere manier te doen hadisn gehad. (Nadruk vtrboden.).* I

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 4