ONTBINDING VAN DE KAMER IN DE PARLEMENTAIRE GESCHIEDENIS ISif 1 9H KAMER ONTBONDEN, DE PERS OVER DE KAMERONTBINDING. DONDERDAG 1 U®RUARI 1933 NAAR DE STEMBUS. DE SAMENSTELLING DER TWEEDE KAMER. DE AANLEIDING TOT HET CONFLICT. DE ZITTINGSDUUR VAN DE NIEUWE KAMER. DE CHR. HIST. KAMERFRACTIE EN DE MOTIE-BOON. DE TWEEDE KAMER BIJEEN GEROEPEN. De motie-Boon. MINISTER BEELAERTS VAN BLOK LAND NAAR GENEVE. Tegen Vrijdag 17 Februari. Mr. A. R. ZIMMERMAN. J. PH. CARO f Plotseling overleden tijdens zijn laatste concert. DERK WIGGERS f CONFERENTIE DER OSLO- STATEN. Bespreking der handelspolitiek. FRANCISCAANSCHE MISSIËN, AARTSBISSCHOPPELIJK MUSEUM Schenkingen voor de Afdeeling Hedendaagsche Religieuse Kunst. HENRI DUPARC f- SLACHTOFFERS VAN INFLUENZA EN LONGONTSTEKING. Het kleinste van twee kwaden j DE MINISTERS RUYS RN DE GRAAFF. begeven zich naar den ministerraad vanjistsna&M 9 Wat steeds meer algemeen werd ver wacht, en wat wij aanstonds vermoedden, is waarheid geworden. De Kamer is ontbonden. Men kan er over twisten, of de regeering zich het votum van de Tweede Kamer der mate moest aantrekken als zij gedaan heeft. Wij vinden haar houding verklaarbaar: het in evenwicht brengen en houden van de Staatsbegrooting was haar voorname en zorgelijke taak geworden; in die taak zag zij zich, na inschikkelijkheid en tegemoet koming te hebben getoond, gedwarsboomd, 't Is begrijpelijk, dat zij zich daarbij niet neerlegde. In ieder geval: toen zij verklaar de er niet in te kunnen berusten, was af treden of ontbinding de eenige keuze. Af treden ging niet onder de tegenwoordige omstandigheden; restte dus alleen Kamer ontbinding. Ook met het oog op het zoo na bije tijdstip van periodieke verkiezingen is practisch Kamerontbinding het meest ge- wenscht. Theoretisch kan en zal er over worden getwist. Er kan verschil van gevoelen be staan of, wat Thor beck e na de ontbinding van 1866 vroeg, er een landsbelang van vol doende gewicht aanwezig was om tot Ka merontbinding over te gaan. Buys immers betoogde wel met recht, dat ontbinding altijd een eenigszins gevaarlijk procédé 'is, dat de neiging in zich heeft bij al te veelvuldig gebruik, het zwaartepunt van t bestuursbeleid al te zeer naar de kiezers te verleggen. Er kan ook over worden getwist, of wel aanwezig is, de twijfel of de Kamer nog voldoende de meening van het volk re presenteert, een twijfel, die Buys en Struyc- ken als postulaat voor een Kamerontbinding stelden. Al dit theoretisch gedisputeer is mogelijk. Maar practisch beschouwd is Kamerontbin ding, nu de regeering eenmaal niet wenschte te berusten in het votum, het meest wën- schelijk. Of trouwens de vroegere Kamer ontbindingen alle zoo geheel hebben vol daan aan het bovengenoemde postulaat, valt wel eenigermate te betwijfelen. Men kan dat beoordeelen uit hetgeen over vroegere ontbindingen elders in dit blad wordt mee gedeeld. Nu toch tot ontbinding moest worden be sloten, heeft de regeering haar keuze be paald op een termijn-ontbinding. De ont binding gaat in op 8 Mei, daags voor dat de Mr. Boon. li Mr. J. H. R. van Schaik, voorzitter van de ontbonden Tweede Kamer. eerste zitting van de nieuw gekozen Kamer zal plaats hebben. Dit is geheel overeen komstig den door ons uitgesproken wensen, dat eventueele ontbinding zoo weinig mo gelijk stagnatie tengevolge zou hebben. Theoretisch aanvechtbaar, practisch, met het oog èn op de moeilijke omstandigheden in Indië èn om het nabije tijdstip van perio dieke verkiezingen, de beste oplossing uit de ontstane moeilijkheden, dat is ons oor deel over deze ontbinding. Maar dan is het ook duidelijk, dat, zooals wij reeds vroeger hebben opgemerkt, deze Kamerontbinding geen andere beteekenis kap hebben, dan: vervroegde verkiezingen, zonder meer. Het Kabinet kan als extra parlementair geen inzet vormen voor een verkiezingsstrijd. Nog pas verklaarde de re geering zelf in de Memorie van Antwoord aan de Eerste Kamer, dat een extra-parle mentair Kabinet slechts „uit nood" wordt geboren, „als een vorming langs den gewo nen parlementairen weg niet mogelijk is gebleken". Terstond na de verkiezingen zal dus het Kabinet door af te treden, de moge lijkheid tot een normale regeeringsformatie moeten openen. De strijd kan ook niet gaan tusschen vóór- en tegenstanders van een sluitende begrooting. Want voorstanders daarvan vindt men ook bij hen, die hun stem gaven aan ae motie-Boon en daarmede de ontbin ding uitlokten. Rest slechts: een verkiezingsstrijd op de partij -programs. Met groot vertrouwen gaat de R. K. Staats partij dezen strijd tegemoet. In de tegenwoordige Tweede Kamer hebben zitting: 30 Katholieken. 24 Sociaal-Democraten. 12 Anti-Revolutionnairen. 11 Christ.-Historischen. 8 Vrijheidsbonders. 7 Vrijzinnig-Democraten. 3 Staatkundig Gereformeerden. 2 Communisten. 1 Plattelandersbond. 1 Hervormd Gereformeerd. 1 Middenstandspartij. De motie-Boon, strekte tot schorsing van de beraadslaging over de verdeeling der rechtsge bieden, een motie, welke Minister Don- ner met verwerping had gelijk gesteld en welke hij tot casus belli tusschen Kamer en Kabinet had ver klaard. De minister zeide n.l. letterlijk: „Niet te verwach ten is, dat het kabi net in het gebrek aan medewerking, dat zich in de terzij destelling van dit voorstel al dan niet bij wege van motie zal betoo- nen, zal kunnen be rusten". Dat aan de ernstige beteekenis van zijn woord niet moest getwijfeld worden, bewees ook de aanwezigheid van den Premier. Minister Donner's ontwerp van bezuiniging op een tak van staatsdienst, gedekt door het heele Kabinet, was een deel van het complex der bezuiniging, welke naar de overtuiging der Regeering tot stand moet komen, gezien de po sitie van 's lands financiën. De Minister van Justitie was met zijn concessies tot het uiterste gegaan, maar het principe van zijn beleid kon het Kabinet niet prijs geven. De Kamer heeft dit beleid niet willen volgen. De motie-Boon in stemming gebracht werd aangenomen met 51 tegen 38 stemmen. Alleen de R.K. en de A.R. stemden tegen. Hoe lang zal de Tweede Kamer, die nu gaat gekozen worden, zitting houden? In een der bladen lazen we daaromtrent de volgende redeneering: „Wat den zittingsduur van de nieuwe Kamer betreft, artikel 86 van de Grondwet bepaalt den zittingsduur op 4 jaar. Telkens bij de opening gaat een nieuw zit tingsjaar in. De nieuwe Kamer zou dan maar 3 jaar en eenige maanden zitten. Wat ook geen overwegend bezwaar is om thans niet tot vervroegde verkiezingen over te gaan". Bovenstaande verwijzing naar de Grondwet is juist, doch de Grondwet bepaalt nog meer. Artikel 73 toch zegt: „De koning heeft het recht om de Kamers der Staten-Generaal, elke afzonderlijk of beide te zamen, te ontbinden. Het besluit, waardoor die ontbinding wordt uitgesproken, houdt tevens den last in tot het verkiezen van nieuwe Kamers binnen veertig dagen, en tot het samenkomen der nieuw ver kozen Kamers binnen drie maanden. De wet kan voor de na eene ontbinding ge kozen Kamers een anderen zittingsduur dan in de artikelen 86 en 92 is bepaald, vaststellen." Welnu de wet in casu de Kieswet be paalt in artikel 145: „Bij ontbinding der Tweede Kamer treden de leden af vier jaren na den eerstvolgenden derden Dinsdag in September." De a.s. Tweede Kamer blijft dus zitting hou den tot den derden Dinsdag van September 1937. Tenzij natuurlijk vóór dien datum weer een koninklijk besluit tot ontbinding wegens een conflict met de regeering zou volgen. De houding van de Chr. Hist. Kamerfractie tegenover de motie-Boon blijkt volstrekt niet de onverdeelde instemming te genieten van de partij. Thans vonden we in het „Vaderland" vermeld de volgende motie, met algemeene stemmen aangenomen in de chr. hist, kiesvereeniging te Utrecht: De Chr. Hist. Kiesvereeniging Gezag en Vrijheid te Utrecht, van oordeel, dat in het huidig tijdsgewricht de leden der Staten- Generaal, de regeering, ook met achterstel ling van eigen wenschen, waar maar eenigs zins mogelijk behooren te steunen, in het bijzonder bij haar moeilijken bezuiniginigs- arbeid, spreekt haar leedwezen uit over de op 9 Februari 1933 inzake het wetsontwerp aan gaande de rechterlijke organisatie door de C.H. Tweede Kamerfractie aangenomen hou ding. DE TWEEDE-KAMERVERKIEZINGEN. Definitieve verzamellijst van de groep LeidenDordrechtFriesland— Groningen. Land- en Tuinbouw, positie der arbeiders in het bedrijf: A. J. Loerakker, Haarlem. Niet omschreven zetel: A. J. van Beurden, Dordrecht; J. p. de Brabander, Utrecht; H. E. van den Brule, Rotterdam; G. Bulten, Voorhout; A. C. F. Conijn, Hilversum; A. C. A. Deeren- berg, Schoonhoven; H. L. van Delft, Warmond; J. A. Duinisveld, Zoetermeer; A. J. de Goey, Montfoort; mej. dr. M. J. W. Hillen, Amsterdam; G. W. Kampschoër, Monster; Y. Keestra, Cu- lemborg; J. D. de Kok, Loosduinen; mr. C. M. D. Kneepkens. Winschoten; mr. J. F. J. Kolk man, Breda; mr. G. C. J. D. Kropman, Amster dam. P. mr. J. H. van Maarseveen, Utrecht; J. H. A. Manders, Leiden; Mej. J. M. J. A. Meyer, Rotterdam; G. J. M. J. Molkenboer, Leiden; P. van der Nouland, Voorhout.; dr. A. J. B. Oomen, Utrecht; M. J. M. van Poll, Hel mond; P.'G. J. Pollman, Leiden; K. L. H. v.d. Putt, Eindhoven; mr. C. P. M. Romme, Am sterdam; W. de Ruyter, Noordwijk; J. C. H. M. W. Sassen, Geertruidenberg; H. J. Steens, Schiedam; W. Steinmetz, Amsterdam; H. J. J. Stiekema, Stadskanaal. P. mr. A. F. L. H. Tepe, Leiden. P. mr. T. J. Verschuur, Den Haag: M. P. v. d. Weyden, Zevenhoven; mr. J. G. Witt- kampf, Schiedam; dr. F. S. 'A. C. M. baron van Wijnbergen, Lisse. PM. Zomerdijk, Delft. Het conflict tusschen kabinet en volksverte genwoordiging. dat de ontbinding der Tweede Kamer tengevolge heeft gehad, is ontstaan in de zitting van 9 Februari door de aanneming van de motie-Boon (V.B.) bij de behandeling van het bezuinigingsontwerp inzake de nieuwe rechtsgebieden. De Minister van Buitenlandsche Zaken, Jhr. jmf. Beelaerts van Blonkland is heden naar lïènève vertrokken. De Tweede Kamer is bijeengeroepen tegen Vrijdag 17 Februari om 1 uur. In deze vergadering is aan de orde een rege ling van werkzaamheden. De voorzitter zal voorstellen in verband met een hem door den voorzitter van den Raad van Ministers gedaan verzoek tot spoe dige behandeling van de begrootmgen betref fende Suriname en Nederlandscli-Indië voor 1933 de beraadslagingen over die wetsont werpen aan de orde te stellen tegen Dinsdag 21 Februari 1933 te een uur. Geen Kamercandidatuur voor den Vrijheidsbond. Naar het „Dagbl. van Rott." van zeer be trouwbare zijde verneemt, zal mr. A. R. Zim merman, oud-burgemeester van Rotterdam, voor de a.s. Kamerverkiezingen geen candida- tuur voor de Liberale Staatspartij De Vrijheids bond aanvaarden. De kwestie, door het kabinetRuys aan de orde gesteld, n.l. ontbinding van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, heeft zich in onze parlementaire geschiedenis nog niet zoo vaak in volle actualiteit voorgedaan, zeker, wanneer wij afzien van de bij art. 198 der grondwet verplichtend voorgeschreven ontbinding in ge val van grondwetsherziening. Aanvankelijk liet het zich na 1848 aanzien, dat van het recht van ontbinding (art. 73 der tegenwoordige grondwet) buiten het boven ge stelde geval om, nog al eens gebruik zou wor den gemaakt. Het begon reeds in 1850: toen was echter de ontbinding alleen het gevolg van de, na feilen strijd, in de beide Kamers aangenomen kieswet. Toch bestond er tusschen de regeering en een deel van de Kamerleden verschil van inzicht over de noodzakelijkheid van deze ont binding. De regeering, het eerste ministerie Torbecke, voelde aanvankelijk niet veel voor ontbinding, maar zwichtte ten slotte voor het betoog „van het onregelmatige, om niet te zeg gen ineonstitutioneele eener volksvertegenwoor diging, waarvan de eene helft ingevolge het voorloopig kiesreglement, de andere krachtens de kieswet zou gekozen zijn." (Van Weidéren Rengers, Schets eener Pari. Gesch. blz. 38). De tweede ontbinding van de Tweede Kamer volgde reeds spoedig daarop in 1853 onder het ministerieVan Hall, dat, opgetreden na den val van Thorbeeke tengevolge van de April beweging, begon met de Kamer naar huis te sturen, in de stellige, niet beschaamde ver wachting, dat de gelederen der conservatieven ten nadeele van de liberalen zouden worden versterkt. Hoe bewogen deze verkiezingen ook waren, de meest sensationeele en in haar gevolgen ook de meest gewichtige Kamerontbindingen zijn die van 1866 en 1868 tijdens het eerste ministe rieHeemskerk (ofwel het ministerie Mijer Van Zuylen). Toen de minister van koloniën Mijer tot gou verneur-generaal werd benoemd, diende het Kamerlid Keuchenius zijn bekende afkeurings motie in die met 39 tegen 23 stemmen werd aangenomen. Toen speelde het Kabinet, met den volledigen steun van den Koning, aanstonds hoog spel, betichtte de Kamer van „Overschrij ding der grondwettelijke bevoegdheid", omdat zij was getreden op „het gebied der uitvoerende macht" en „inbreuk had gemaakt op het prae- rogatief van de Kroon" (n.l. het benoemings recht) -en gaf den Koning in overweging om de Kamer, die haar roeping „miskende" te ont binden. Zij kon immers niet meer geacht wor den „de denkwijze en den zin der natie uit te drukken." Uit deze laatste bijvoeging blijkt wel, dat het kabinet de noodzakelijkheid aan voelde van het motief, dat Struycken later voor een ontbinding eischte, n.l. dat er twijfel moest bestaan omtrent de vraag, of de Kamer nog wel de mentaliteit van het volk, van de kie zers vértegenwoordigde. Dien twijfel wegnemen moet het doel zijn, volgens Struycken, van een ontbinding. Bij de ontbinding van 1853 en ook wel bij die van 1850 bestond voor dergelijken twijfel redelijke grond. Öok in 1866 Een vermeerdering met slechts een zestal aanhangers was voor de regeering geen bijzonder verblijdend resultaat, 't Was een vrij poover effect van een feilen aan allerlei invloeden (ook de Syllabus van 1864 bleef bij de katholieken niet zonder uitwerking) onder- hevigen verkiezingsstrijd, waarin zelfs de Kroon werd betrokken. Den diepen en voor namen ondergrond van den strijd: parlemen taire of persoonlijke regeering, had het groote publiek nauwelijks vermoed. Thorbeeke protes teerde tegen het stellen van het „koninklijk gezag" tegenover de „grondwettige vrijheden". Wel trad er rust in, maar er was slechts weinig noodig om den onvolstreden strijd wederom te doen ontbranden. Een nieuwe aanleiding tot een scherp conflict lag op het door Luxemburg's en Limburg's ver- Van Hall, ontbond de Kamer in 1853. houding tot den Dultschen Bond voor ons zoo moeilijk terrein van de buitenlandsche verhou dingen in die internationaal zoo bewogen jaren. Het kwam 26 November 1867 tot verwerping van de begrooting van Buitenlandsche Zaken van minister Van Zuylen. Het ministerie diende zijn ontslag in, maar de koning handhaafde het kabi net. Er restte dus niets dan een nieuwe ont binding. Tegen 23 Januari 1868 werden de ver kiezingen uitgeschreven: de verkiezingsstrijd, gevoerd met denzelfden ondergrond, leverde een weinig gewijzigde Kamer. Thorbeeke, afkeurend dat men wederom den naam des konings in den strijd had gemengd, vroeg „welk groot, dringend, alles overwegend landsbelang" tot de ontbinding had genoodzaakt. Het ministerie kon weinig anders doen, dan zich min of meer achter den koning verschui len, en zag tegen zich aangenomen de motie- Blussé, uitsprekend, dat geen landsbelang de ontbinding had gevorderd. Het ministerie, steunend op den koning, trachtte aan te blijven en de staatsbegrooting te behandelen, maar wederom werd het hoofd stuk Buitenlandsche Zaken verworpen. Het be staan of voortbestaan van een ministerie, alleen gebaseerd op den koninklijken wil, bleek on mogelijk. Daarmede was het hoofdpunt van den strijd, in de ontbindingsjaren 1866 en 1868 ge voerd. beslecht. Heemskerk Snr. scheen intusschen wel voor bestemd om de „ontbindingsman" bij uitstek te worden. In 1886 tijdens zijn derde ministerie liep de grondwetsherziening vast in een kamer, die voortdurend om het doode punt schommelde. Heemskerk diende zijn ontslag in, maar Mackay wees een opdracht, onder bezwarende voor waarde, af. Toen moest de onvermijdelijke Heemskerk weer terugkeeren en kamerontbin ding was de eenige oplossing. Dat gebeurde in Mei 1886 en de verkiezingen in Juni gaven een meerderheid tegenover de bekende „non possu- mus-politiek" der rechterzijde. (Geen herziening der grondwet, zonder herziening van de onder- wijs-paragraaf). De bewogen dagen van feilen kiesrechtstrijd zagen de zesde kamerontbinding: het ministerie Tak v. Poortvliet—v. Tienhoven trok aanstonds, na de aanneming van de motie-De Meyier, zijn vooral door Van Houten fel bestreden kieswet in, maar lokte kamerontbinding uit (1894). De verwoede verkiezingsstrijd, vooral tusschen „Takkianen" en „Van Houtianen", liet Tak in •ie minderheid en het ministerie RoëlVan Houten trad op en bracht een nieuwe kieswet. Mr. Heemskerk Azn. die drie ontbindingen op z'n geweten heeft. Dit zijn de Tweede Kamerontbindingen, welke onze parlementaire historie kent buiten die bij gelegenheid van een grondwetsherziening. 1) Bij de ontbinding in verband met de grondwetsher ziening van 1917, toen het tijdens den wereld oorlog wenschelijk was, dat de regeeringsma- chine zoo goed mogelijk functioneerde, deed men de uitvinding van een kamerontbinding op termijn, welke men met de grondwet niet in strijd achtte, 'tls niet onmogelijk, dat men ook thans, mocht het tot kamerontbinding komen, tot een dergelijke termijn-ontbinding zijn toe vlucht zal nemen. (Dit is intusschen inderdaad het geval gebleken). 1) Bekend is de ontbinding van de Eerste Kamer, na de verwerping van de Wet op het Hooger Onderwijs, door dr. Kuyper in 1904. Het ministerie had toen de zekerheid, dat de nieuwe verkiezing de gewenschte meerderheid zou op leveren. Gisterenavond is tijdens het abonnements concert van het U.S.O. in Tivoli te Utrecht de bekende bas-zanger J. Ph. Caro tijdens 'n aria uit de opera „De Vliegende Hollander" plotse ling voorover van het podium gevallen en weinige minuten daarna in de koffiekamer, waarheen men hem ijlings had gebracht, over leden. Het orkest had het concert geopend met de ouverture van genoemde opera, waarna de heer Caro het podium betrad, begroet door het applaus van de aanwezigen. Hij zong toen het recitatief en aria van den Vliegenden Hollander uit deze opera, Onge veer in het midden stokte plotseling de stem van den zanger. Een moment was het doodstil in de Concertzaal, toen sloeg de heer Caro van het podium af en kwam op zijn hoofd op den vloer terecht. Van alle kanten schoot men toe om hem op te beuren. Onder da eersten, die hulp verleen den was de heer Pordon, orkestbode van het U. S. O., die met een tuil bloemen had staan wachten op het einde van de aria, waarna deze bloemen aan den heer Caro zouden zijn aan geboden. In hoogst ernstigen toestand droeg men den zanger naar de koffiekamer, terwijl in de zaal een onbegrijpelijke verwarring heerschte. Ver scheidene dames verloren het bewustzijn en angstige kreten weerklonken alom. In de koffiekamer speelde zich intusschen het laatste gedeelte van deze tragedie af. Om ringd door echtgenoote en kinderen, die het concert, dat het laatste van den bekenden zan ger zou zijn, bijwoonden, alsmede door enkele aanwezige geneesheeren, gaf de heer. Caro en kele minuten na het ongeval, waarvan vermoe delijk een hartverlamming de oorzaak was, den geest. In zeer korten tijd verspreidde het gerucht van dit tragisch voorval zich door geheel Utrecht, waar het overal groote verslagenheid verwekte. Het concert werd natuurlijk afgelast. Nader meldt men ons nog, dat de heer Caro, toen hij, uit den monoloog van „Der Fliegende Hollander" de woorden „niemals der Tod" had gezongen, plotseling onwel werd. Hij begon te wankelen en greep zich nog vast aan den les senaar van den dirigent, doch een oogenblik later viel hij voorover van het podium in de zaal. De overledene, die hoofd eener openbare school te Utrecht was, heeft zich groote ver diensten verworven voor de verbetering van den volkszang. Als oratoriumzanger was hij in het geheele land een zeer gewaardeerd solist. Op 66-jarigen leeftijd is gisteren te 's-Gra- venhage overleden de kunstschilder Derk Wiggers. PROF. DR. HUGO DE VRIES 85 JAAR. Prof. dr. Hugo de Vries, oud-hoogleeraar aan de Amsterdamsche universiteit en bekend natuur-kundige, herdenkt heden zijn 85sten verjaardag. De geleerde verblijft te Lunteren, waar hij zich na zijn aftreden als hoogleeraar vestigde en nog dagelijks in zijn proeftuin en laboratorium werkt. Volgens de „Tidenstegn" zullen de vertegen woordigers van de staten, die de overeenkomst van Oslo hebben gesloten, binnenkort te Stock holm in conferentie bijeen komen. In deze conferentie, waaraan thans ook Fin land zal deelnemen, zal de handelspolitiek der bij de conventie van Oslo aangesloten landen worden besproken. PASTOOR H- J VINKE. Op 28 Februari a.s. zal de Zeereerw. heer H. J. Vinke 25 jaar pastoor zijn van de parochie van Cabouw. Op Zondag 22 dezer zal dit jubileum herdacht worden, doch volgens den uitdrukkelijken wensch van den jubilaris alleen door een plechtige H. Mis van dank baarheid. LITURGISCHE WEEK TE VENRAY. De zeventiende liturgische week zal naar wij vernemen dit jaar te Venray gehouden wor den, op nog nader vast te stellen datum in het klooster der Minderbroeders Franciscanen. De nieuwe procurator-generaal. Als opvolger van pater Victorianus Kruitwa gen z.g. werd door de hoogeerw. pater Provin ciaal benoemd tot algemeen procurator van de Missiën der Minderbroeders van de Neder- landscbe provincie pater Ludolphus Bosse. Men schrijft ons: Buiten de reeds vroeger gepubliceerde schen kingen van de kunstenaars Charles Vos, Char les Eyck en Mariette Lydis, werden in den laatsten tijd uit talrijke toezeggingen de vol gende kunstwerken definitief in het museum ten geschenke ontvangen en door het museum aanvaard. De kunstschilder Joan Collette te Nijmegen schonk een groote wandschildering, voorstellend St. Maarten, den stadspatroon van Utrecht die te paard gezeten, zijn mantel deelt met den bedelaar. De weelderige compositie, in heldere kleuren op cement geschilderd, geeft een goed specimen van Collette's voornaamste werkzaam heid op het gebied van kerkelijke kunst, 't Werk werd speciaal voor de museumverzameling door den schilder ontworpen en uitgevoerd. De kortelings op hoogen leeftijd te Laren over leden niet-katholieke beeldhouwer Eduard Ja cobs stond aan het museumbestuur toe na zijn dood een keuze te doen uit zijn religieus werk. Van hem mochten voor de verzameling van het Aartsbisschoppelijk Museum verworven worden een bronzen figüur van den H. Joannes den Evangelist het oorspronkelijk wasboetseersel van een kruisbeeld (het laatste werk van den kunstenaar), de eigenhandig beschilderde figu ren van een kleine ftors+groep en een groep engelenfiguren, onderdeel yar een grootere kribbe. Voor de penningverzameling van het museum werd een fraaien bronzen portretpen ning van Alphons Diepenbrock door Eduard Jacobs gemodelleerd, verkregen. Deze werken, hoewel niet „modem", mogen gerekend worden tot het beste en gevoeligste Hollandsche werk dat in onzen tijd op het gebied van religieuse beeldhouwkunst ontstond. Verdere belangrijke aanwinsten worden dezer dagen verwacht; de toezeggingen zoowel van de zijde van kunste naars als van verzamelaars zijn talrijk. Een de finitieve opstelling der verzameling moet echter wachten op de beschikbaarstelling van de noo- dige expositieruimte door de gemeente Utrecht, waaromtrent thans een nieuw plan in overwe ging is. De Parijsche „Temps" meldt het overlijden van den Franschen componist Henri Duparc, één der meest representatieve figuren der Fran- sche muziek van de laatste halve eeuw. Duparc, van Zwitsersche afkomst, was geboren te Parijs in 1848. De vorige week is het aantal slachtoffers van influenza, bronchitis en pneunomie wederom sterk opgeloopen. In de 46 gemeenten des lands met meer dan 20.000 zielen, welke op 1 Januari 1933 in totaal een bevolking van 3.928.542 in woners omvatten, bedroeg het: aan influenza 52. aan bronchitis (acuta, chronica) 26, aan bronchopneumonia (capillaire bronchitis) 86 aan lobaire pneumonie (croupeuze pneumonie) 26 en aan pneumonie zonder meer 59, in totaal dus 197, Doordat het besluit tot ontbinding van de Tweede Kamer eerst tegen den middag bekend werd bevatten nog slechts enkele bladen giste renavond een beschouwing over de beteekenis van die beslissing en over de komende verkie zingen. Zoo schrijft „de Tijd" o.m.: Met moties, wenschen en betuigingen van gevoelens kan niet geregeerd worden, ze ker niet in een tijd van zoo harde realiteiten en een onmiddellijk beleid van bezuiniging. De Kamer steunde het Kabinet niet in het noodzakelijk uitkomen met het staatshuis- houden. Zelfs de Christelijk-historischen lie pen achter de motie van den Vrijheidsbond aan die zelf geen nieuw Kabinet noch een voor een Kamer-meerderheid aannemelijk be zuinigingsprogram kon leveren. En zulk een meerderheid met zoodanig program moet er zijn om in concrete te doen, wat niet gelaten kan worden. De hulpelooze Tweede Kamer wordt naar huis gezonden, want zelfs bij een toenadering tot de Re geering, waarvoor in sommige organen van links werd gepleit, ware het maar een politiek op krukken geworden. Alleen een beroep op het volk kan opheldering en de vastgeloopen samenwerking tusschen Regeering en Kamer weer op gang brengen. De stembus moet een meerderheid leveren, die op een vast en breed bezuinigingsprogram de Regeering wil steunen, welke dit program zal uitvoeren. De R. K. Staatspartij behoeft niet met te groote bezorgdheid den voor andere par tijen eerder verrassenden veldtocht in te gaan. Overeenkomstig onze goed in elkaar gezette werkmethode zijn wij gereed met ons program en onze candidaten. Het is een program van houvast voor den kiezer en met zeer duidelijke, breede econo mische eischen, die beantwoorden aan de behoeften van de bezuiniging en de behoeften van het gezin, zelfs indien daarin de geesel der werkloosheid mocht gevallen zijn. Maar ons volk wordt niet enkel opgeroe pen, om een krachtige meerderheid te kiezen, die het crediet van den Staat helpt handha ven en de begrooting sluitend maken. Het zal ook in eenheid en rustig besef van zijn mede verantwoordelijkheid moeten opstaan om de verwildering en verdwazing tegen te houden, die de wereld door geestelijk verkeerd geleide krachten laat aantasten. Met name zal het móeten afrekenen met de partijen, die niet alleen het parlementair stelsel, maar ook het gezag in zijn fundamenten schokken. De meest juiste oplossing. De „Resb." acht de thans gekozen oplossing de meest juiste. Nu het parlement niet meer den moed en de kracht bleek te bezitten om te doen wat in dezen tijd noodzakelijk is in 's lands belang, n.l. door krachtige maatregelen de tering naar de nering te zetten, was geen andere uitweg dan nieuwe verkiezingen mo gelijk. Natuurlijk gaat het niet over de vraag of er vier of vijf rechtbanken moeten worden opgeheven. Maar wel of in de huidige omstan digheden een krachtige en doorstastende be- zuinigingspolitiek moet worden gevoerd, juist om de groote sociale en cultureele belangen zooveel mogelijk blijvend te kunnen ontzien. Veronachtzaming van deze taak zou kun nen leiden tot een inflatie, hetgeen een ramp zou zijn voor heel ons volk. De kiezers moeten nu uitmaken, wat zij willen. Het „laat maar waaien"-systeem van de sociaal-democraten, die geen enkele verant woordelijkheid dragen. Of het spel der liberalen, die den mond vol hebben over bezuinigingen, maar behalve wat de loonen en sociale wetgeving betreft, tegen alle bezuinigingsmaatregelen stemmen. Daarbij komt ook in dezen tijd nog de ver steviging van het gezag. Willen wij hier de anarchie, de revolutie, welke communisten en helaas ook de sociaal democraten voorstaan en die noodzakelijk een reactie in het leven roept zooals we nu kennen in Duitschland? Of willen we een sterk democratisch gezag, dat steunt op de meerderheid van het volk en dat alle uitspat tingen van rechts en links krachtig onder drukt? De keuze kan o.i. niet moeilijk zijn! Laat het Nederlandsche volk kalm en nuch ter op 26 April zijn meening uiten. Wij zien de uitspraak met vertrouwen tege moet. De „N. R. Ct." is bitter vooral tegen den minister-president, bij wien „alles mogelijk is". De zaak, aldus het blad, is nog dwazer, dan wij ons voorgesteld hadden, omdat de sluiting van de zitting eerst plaats zal hebben zelfs nadat de nieuwe Kamer gekozen is. Op 26 April zal de stemming worden gehouden, eerst op 6 Mei wordt de zitting gesloten. Tegenover deze beschouwing van het Rot- terdamsche liberale orgaan is het wel aardig datgene te plaatsen wat zijn Amsterdamsche collega het „Hbld." schrijft. Aan dit zakelijk betoog ontleenen we het volgende: De tot dusver algemeen aangenomen leer, dat, wanneer een regeering. bij een conflict met de Kamer, ontbinding de eenige juiste oplossing acht, aangezien deze tak der Volksvertegenwoordiging niet meer aan haar representatieve taak zou beantwoorden, voortzetting van samenwerking met zulk een Kamer uitgesloten moet wezen, gaat ook naar onze overtuiging in negenennegentig van de honderd gevallen op. Maar wanneer wij op dit oogenblik ontbinding op termijn wel toelaatbaar vinden, berust deze ziens wijze op het nuchtere feit dat zich thans juist het eene der honderd gevallen voordoet waarin de eischen van het staatkundig leven boven de staatsrechtelijke leer moeten gaan. Ons land kan het op dit moment nu een maal niet zonder de wetgevende machine stellen. Tusschen nu en het bijeenkomen der nieuwe Kamer zou die machine herhaaldelijk moeten functionneeren Deze bijzondere toestand nu (de nabijheid der periodieke verkiezingen, de wenschelijk- heid om thans niet door een demissionair kabinet te worden bestuurd, de moeilijkheid om thans een nieuw kabinet te vormen dat de verkiezing zou kunnen overleven enz.) wettigt o.i. dat men gebruik maakt van de omstandigheid dat de tekst van het desbetref fende Grondwetsartikel geen beletsel vormt om den nu ingeslagen weg te bewandelen Hier vraagt het landsbelang, naar onze zienswijze, om van de twee kwaden het kleinste te kiezen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 3