ONTBINDING VAN DE KAMER IN DE
PARLEMENTAIRE GESCHIEDENIS
ISif
1
9H
KAMER ONTBONDEN,
DE PERS OVER DE KAMERONTBINDING.
DONDERDAG 1 U®RUARI 1933
NAAR DE STEMBUS.
DE SAMENSTELLING DER
TWEEDE KAMER.
DE AANLEIDING TOT HET
CONFLICT.
DE ZITTINGSDUUR VAN DE
NIEUWE KAMER.
DE CHR. HIST. KAMERFRACTIE EN
DE MOTIE-BOON.
DE TWEEDE KAMER BIJEEN
GEROEPEN.
De motie-Boon.
MINISTER BEELAERTS VAN BLOK
LAND NAAR GENEVE.
Tegen Vrijdag 17 Februari.
Mr. A. R. ZIMMERMAN.
J. PH. CARO f
Plotseling overleden tijdens
zijn laatste concert.
DERK WIGGERS f
CONFERENTIE DER OSLO-
STATEN.
Bespreking der handelspolitiek.
FRANCISCAANSCHE MISSIËN,
AARTSBISSCHOPPELIJK MUSEUM
Schenkingen voor de Afdeeling
Hedendaagsche Religieuse
Kunst.
HENRI DUPARC f-
SLACHTOFFERS VAN INFLUENZA
EN LONGONTSTEKING.
Het kleinste van twee
kwaden
j DE MINISTERS RUYS RN DE GRAAFF. begeven zich naar den ministerraad vanjistsna&M
9
Wat steeds meer algemeen werd ver
wacht, en wat wij aanstonds vermoedden,
is waarheid geworden.
De Kamer is ontbonden.
Men kan er over twisten, of de regeering
zich het votum van de Tweede Kamer der
mate moest aantrekken als zij gedaan heeft.
Wij vinden haar houding verklaarbaar: het
in evenwicht brengen en houden van de
Staatsbegrooting was haar voorname en
zorgelijke taak geworden; in die taak zag
zij zich, na inschikkelijkheid en tegemoet
koming te hebben getoond, gedwarsboomd,
't Is begrijpelijk, dat zij zich daarbij niet
neerlegde. In ieder geval: toen zij verklaar
de er niet in te kunnen berusten, was af
treden of ontbinding de eenige keuze. Af
treden ging niet onder de tegenwoordige
omstandigheden; restte dus alleen Kamer
ontbinding. Ook met het oog op het zoo na
bije tijdstip van periodieke verkiezingen is
practisch Kamerontbinding het meest ge-
wenscht.
Theoretisch kan en zal er over worden
getwist. Er kan verschil van gevoelen be
staan of, wat Thor beck e na de ontbinding
van 1866 vroeg, er een landsbelang van vol
doende gewicht aanwezig was om tot Ka
merontbinding over te gaan. Buys immers
betoogde wel met recht, dat ontbinding
altijd een eenigszins gevaarlijk procédé
'is, dat de neiging in zich heeft bij al te
veelvuldig gebruik, het zwaartepunt van t
bestuursbeleid al te zeer naar de kiezers te
verleggen. Er kan ook over worden getwist,
of wel aanwezig is, de twijfel of de Kamer
nog voldoende de meening van het volk re
presenteert, een twijfel, die Buys en Struyc-
ken als postulaat voor een Kamerontbinding
stelden.
Al dit theoretisch gedisputeer is mogelijk.
Maar practisch beschouwd is Kamerontbin
ding, nu de regeering eenmaal niet wenschte
te berusten in het votum, het meest wën-
schelijk. Of trouwens de vroegere Kamer
ontbindingen alle zoo geheel hebben vol
daan aan het bovengenoemde postulaat, valt
wel eenigermate te betwijfelen. Men kan
dat beoordeelen uit hetgeen over vroegere
ontbindingen elders in dit blad wordt mee
gedeeld.
Nu toch tot ontbinding moest worden be
sloten, heeft de regeering haar keuze be
paald op een termijn-ontbinding. De ont
binding gaat in op 8 Mei, daags voor dat de
Mr. Boon.
li
Mr. J. H. R. van Schaik, voorzitter van de
ontbonden Tweede Kamer.
eerste zitting van de nieuw gekozen Kamer
zal plaats hebben. Dit is geheel overeen
komstig den door ons uitgesproken wensen,
dat eventueele ontbinding zoo weinig mo
gelijk stagnatie tengevolge zou hebben.
Theoretisch aanvechtbaar, practisch, met
het oog èn op de moeilijke omstandigheden
in Indië èn om het nabije tijdstip van perio
dieke verkiezingen, de beste oplossing uit
de ontstane moeilijkheden, dat is ons oor
deel over deze ontbinding.
Maar dan is het ook duidelijk, dat, zooals
wij reeds vroeger hebben opgemerkt, deze
Kamerontbinding geen andere beteekenis
kap hebben, dan: vervroegde verkiezingen,
zonder meer. Het Kabinet kan als extra
parlementair geen inzet vormen voor een
verkiezingsstrijd. Nog pas verklaarde de re
geering zelf in de Memorie van Antwoord
aan de Eerste Kamer, dat een extra-parle
mentair Kabinet slechts „uit nood" wordt
geboren, „als een vorming langs den gewo
nen parlementairen weg niet mogelijk is
gebleken". Terstond na de verkiezingen zal
dus het Kabinet door af te treden, de moge
lijkheid tot een normale regeeringsformatie
moeten openen.
De strijd kan ook niet gaan tusschen
vóór- en tegenstanders van een sluitende
begrooting. Want voorstanders daarvan
vindt men ook bij hen, die hun stem gaven
aan ae motie-Boon en daarmede de ontbin
ding uitlokten.
Rest slechts: een verkiezingsstrijd op de
partij -programs.
Met groot vertrouwen gaat de R. K. Staats
partij dezen strijd tegemoet.
In de tegenwoordige Tweede Kamer hebben
zitting:
30 Katholieken.
24 Sociaal-Democraten.
12 Anti-Revolutionnairen.
11 Christ.-Historischen.
8 Vrijheidsbonders.
7 Vrijzinnig-Democraten.
3 Staatkundig Gereformeerden.
2 Communisten.
1 Plattelandersbond.
1 Hervormd Gereformeerd.
1 Middenstandspartij.
De motie-Boon, strekte tot schorsing van de
beraadslaging over de verdeeling der rechtsge
bieden, een motie,
welke Minister Don-
ner met verwerping
had gelijk gesteld en
welke hij tot casus
belli tusschen Kamer
en Kabinet had ver
klaard.
De minister zeide
n.l. letterlijk:
„Niet te verwach
ten is, dat het kabi
net in het gebrek
aan medewerking,
dat zich in de terzij
destelling van dit
voorstel al dan
niet bij wege van
motie zal betoo-
nen, zal kunnen be
rusten".
Dat aan de ernstige beteekenis van zijn woord
niet moest getwijfeld worden, bewees ook de
aanwezigheid van den Premier.
Minister Donner's ontwerp van bezuiniging
op een tak van staatsdienst, gedekt door het
heele Kabinet, was een deel van het complex
der bezuiniging, welke naar de overtuiging der
Regeering tot stand moet komen, gezien de po
sitie van 's lands financiën. De Minister van
Justitie was met zijn concessies tot het uiterste
gegaan, maar het principe van zijn beleid kon
het Kabinet niet prijs geven.
De Kamer heeft dit beleid niet willen volgen.
De motie-Boon in stemming gebracht werd
aangenomen met 51 tegen 38 stemmen. Alleen
de R.K. en de A.R. stemden tegen.
Hoe lang zal de Tweede Kamer, die nu gaat
gekozen worden, zitting houden?
In een der bladen lazen we daaromtrent de
volgende redeneering:
„Wat den zittingsduur van de nieuwe Kamer
betreft, artikel 86 van de Grondwet bepaalt den
zittingsduur op 4 jaar.
Telkens bij de opening gaat een nieuw zit
tingsjaar in.
De nieuwe Kamer zou dan maar 3 jaar en
eenige maanden zitten.
Wat ook geen overwegend bezwaar is om
thans niet tot vervroegde verkiezingen over te
gaan".
Bovenstaande verwijzing naar de Grondwet
is juist, doch de Grondwet bepaalt nog meer.
Artikel 73 toch zegt:
„De koning heeft het recht om de Kamers der
Staten-Generaal, elke afzonderlijk of beide te
zamen, te ontbinden.
Het besluit, waardoor die ontbinding wordt
uitgesproken, houdt tevens den last in tot het
verkiezen van nieuwe Kamers binnen veertig
dagen, en tot het samenkomen der nieuw ver
kozen Kamers binnen drie maanden.
De wet kan voor de na eene ontbinding ge
kozen Kamers een anderen zittingsduur dan in
de artikelen 86 en 92 is bepaald, vaststellen."
Welnu de wet in casu de Kieswet be
paalt in artikel 145: „Bij ontbinding der Tweede
Kamer treden de leden af vier jaren na den
eerstvolgenden derden Dinsdag in September."
De a.s. Tweede Kamer blijft dus zitting hou
den tot den derden Dinsdag van September 1937.
Tenzij natuurlijk vóór dien datum weer een
koninklijk besluit tot ontbinding wegens een
conflict met de regeering zou volgen.
De houding van de Chr. Hist. Kamerfractie
tegenover de motie-Boon blijkt volstrekt niet
de onverdeelde instemming te genieten van de
partij.
Thans vonden we in het „Vaderland" vermeld
de volgende motie, met algemeene stemmen
aangenomen in de chr. hist, kiesvereeniging te
Utrecht:
De Chr. Hist. Kiesvereeniging Gezag en
Vrijheid te Utrecht, van oordeel, dat in het
huidig tijdsgewricht de leden der Staten-
Generaal, de regeering, ook met achterstel
ling van eigen wenschen, waar maar eenigs
zins mogelijk behooren te steunen, in het
bijzonder bij haar moeilijken bezuiniginigs-
arbeid,
spreekt haar leedwezen uit over de op 9
Februari 1933 inzake het wetsontwerp aan
gaande de rechterlijke organisatie door de
C.H. Tweede Kamerfractie aangenomen hou
ding.
DE TWEEDE-KAMERVERKIEZINGEN.
Definitieve verzamellijst van de groep
LeidenDordrechtFriesland—
Groningen.
Land- en Tuinbouw, positie der arbeiders in
het bedrijf: A. J. Loerakker, Haarlem.
Niet omschreven zetel: A. J. van Beurden,
Dordrecht; J. p. de Brabander, Utrecht; H. E.
van den Brule, Rotterdam; G. Bulten, Voorhout;
A. C. F. Conijn, Hilversum; A. C. A. Deeren-
berg, Schoonhoven; H. L. van Delft, Warmond;
J. A. Duinisveld, Zoetermeer; A. J. de Goey,
Montfoort; mej. dr. M. J. W. Hillen, Amsterdam;
G. W. Kampschoër, Monster; Y. Keestra, Cu-
lemborg; J. D. de Kok, Loosduinen; mr. C. M.
D. Kneepkens. Winschoten; mr. J. F. J. Kolk
man, Breda; mr. G. C. J. D. Kropman, Amster
dam. P. mr. J. H. van Maarseveen, Utrecht;
J. H. A. Manders, Leiden; Mej. J. M. J. A.
Meyer, Rotterdam; G. J. M. J. Molkenboer,
Leiden; P. van der Nouland, Voorhout.; dr. A.
J. B. Oomen, Utrecht; M. J. M. van Poll, Hel
mond; P.'G. J. Pollman, Leiden; K. L. H. v.d.
Putt, Eindhoven; mr. C. P. M. Romme, Am
sterdam; W. de Ruyter, Noordwijk; J. C. H.
M. W. Sassen, Geertruidenberg; H. J. Steens,
Schiedam; W. Steinmetz, Amsterdam; H. J. J.
Stiekema, Stadskanaal. P. mr. A. F. L. H. Tepe,
Leiden. P. mr. T. J. Verschuur, Den Haag: M.
P. v. d. Weyden, Zevenhoven; mr. J. G. Witt-
kampf, Schiedam; dr. F. S. 'A. C. M. baron van
Wijnbergen, Lisse. PM. Zomerdijk, Delft.
Het conflict tusschen kabinet en volksverte
genwoordiging. dat de ontbinding der Tweede
Kamer tengevolge heeft gehad, is ontstaan in
de zitting van 9 Februari door de aanneming
van de motie-Boon (V.B.) bij de behandeling
van het bezuinigingsontwerp inzake de nieuwe
rechtsgebieden.
De Minister van Buitenlandsche Zaken, Jhr.
jmf. Beelaerts van Blonkland is heden naar
lïènève vertrokken.
De Tweede Kamer is bijeengeroepen tegen
Vrijdag 17 Februari om 1 uur.
In deze vergadering is aan de orde een rege
ling van werkzaamheden.
De voorzitter zal voorstellen in verband
met een hem door den voorzitter van den
Raad van Ministers gedaan verzoek tot spoe
dige behandeling van de begrootmgen betref
fende Suriname en Nederlandscli-Indië voor
1933 de beraadslagingen over die wetsont
werpen aan de orde te stellen tegen Dinsdag
21 Februari 1933 te een uur.
Geen Kamercandidatuur voor
den Vrijheidsbond.
Naar het „Dagbl. van Rott." van zeer be
trouwbare zijde verneemt, zal mr. A. R. Zim
merman, oud-burgemeester van Rotterdam,
voor de a.s. Kamerverkiezingen geen candida-
tuur voor de Liberale Staatspartij De Vrijheids
bond aanvaarden.
De kwestie, door het kabinetRuys aan de
orde gesteld, n.l. ontbinding van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal, heeft zich in onze
parlementaire geschiedenis nog niet zoo vaak
in volle actualiteit voorgedaan, zeker, wanneer
wij afzien van de bij art. 198 der grondwet
verplichtend voorgeschreven ontbinding in ge
val van grondwetsherziening.
Aanvankelijk liet het zich na 1848 aanzien,
dat van het recht van ontbinding (art. 73 der
tegenwoordige grondwet) buiten het boven ge
stelde geval om, nog al eens gebruik zou wor
den gemaakt.
Het begon reeds in 1850: toen was echter
de ontbinding alleen het gevolg van de, na
feilen strijd, in de beide Kamers aangenomen
kieswet. Toch bestond er tusschen de regeering
en een deel van de Kamerleden verschil van
inzicht over de noodzakelijkheid van deze ont
binding. De regeering, het eerste ministerie
Torbecke, voelde aanvankelijk niet veel voor
ontbinding, maar zwichtte ten slotte voor het
betoog „van het onregelmatige, om niet te zeg
gen ineonstitutioneele eener volksvertegenwoor
diging, waarvan de eene helft ingevolge het
voorloopig kiesreglement, de andere krachtens
de kieswet zou gekozen zijn." (Van Weidéren
Rengers, Schets eener Pari. Gesch. blz. 38).
De tweede ontbinding van de Tweede Kamer
volgde reeds spoedig daarop in 1853 onder het
ministerieVan Hall, dat, opgetreden na den
val van Thorbeeke tengevolge van de April
beweging, begon met de Kamer naar huis te
sturen, in de stellige, niet beschaamde ver
wachting, dat de gelederen der conservatieven
ten nadeele van de liberalen zouden worden
versterkt.
Hoe bewogen deze verkiezingen ook waren,
de meest sensationeele en in haar gevolgen ook
de meest gewichtige Kamerontbindingen zijn
die van 1866 en 1868 tijdens het eerste ministe
rieHeemskerk (ofwel het ministerie Mijer
Van Zuylen).
Toen de minister van koloniën Mijer tot gou
verneur-generaal werd benoemd, diende het
Kamerlid Keuchenius zijn bekende afkeurings
motie in die met 39 tegen 23 stemmen werd
aangenomen. Toen speelde het Kabinet, met
den volledigen steun van den Koning, aanstonds
hoog spel, betichtte de Kamer van „Overschrij
ding der grondwettelijke bevoegdheid", omdat
zij was getreden op „het gebied der uitvoerende
macht" en „inbreuk had gemaakt op het prae-
rogatief van de Kroon" (n.l. het benoemings
recht) -en gaf den Koning in overweging om
de Kamer, die haar roeping „miskende" te ont
binden. Zij kon immers niet meer geacht wor
den „de denkwijze en den zin der natie uit
te drukken." Uit deze laatste bijvoeging blijkt
wel, dat het kabinet de noodzakelijkheid aan
voelde van het motief, dat Struycken later voor
een ontbinding eischte, n.l. dat er twijfel moest
bestaan omtrent de vraag, of de Kamer nog
wel de mentaliteit van het volk, van de kie
zers vértegenwoordigde. Dien twijfel wegnemen
moet het doel zijn, volgens Struycken, van een
ontbinding. Bij de ontbinding van 1853 en ook
wel bij die van 1850 bestond voor dergelijken
twijfel redelijke grond.
Öok in 1866 Een vermeerdering met slechts
een zestal aanhangers was voor de regeering
geen bijzonder verblijdend resultaat, 't Was een
vrij poover effect van een feilen aan allerlei
invloeden (ook de Syllabus van 1864 bleef bij
de katholieken niet zonder uitwerking) onder-
hevigen verkiezingsstrijd, waarin zelfs de
Kroon werd betrokken. Den diepen en voor
namen ondergrond van den strijd: parlemen
taire of persoonlijke regeering, had het groote
publiek nauwelijks vermoed. Thorbeeke protes
teerde tegen het stellen van het „koninklijk
gezag" tegenover de „grondwettige vrijheden".
Wel trad er rust in, maar er was slechts weinig
noodig om den onvolstreden strijd wederom te
doen ontbranden.
Een nieuwe aanleiding tot een scherp conflict
lag op het door Luxemburg's en Limburg's ver-
Van Hall, ontbond de Kamer in 1853.
houding tot den Dultschen Bond voor ons zoo
moeilijk terrein van de buitenlandsche verhou
dingen in die internationaal zoo bewogen jaren.
Het kwam 26 November 1867 tot verwerping van
de begrooting van Buitenlandsche Zaken van
minister Van Zuylen. Het ministerie diende zijn
ontslag in, maar de koning handhaafde het kabi
net. Er restte dus niets dan een nieuwe ont
binding. Tegen 23 Januari 1868 werden de ver
kiezingen uitgeschreven: de verkiezingsstrijd,
gevoerd met denzelfden ondergrond, leverde een
weinig gewijzigde Kamer.
Thorbeeke, afkeurend dat men wederom den
naam des konings in den strijd had gemengd,
vroeg „welk groot, dringend, alles overwegend
landsbelang" tot de ontbinding had genoodzaakt.
Het ministerie kon weinig anders doen, dan
zich min of meer achter den koning verschui
len, en zag tegen zich aangenomen de motie-
Blussé, uitsprekend, dat geen landsbelang de
ontbinding had gevorderd.
Het ministerie, steunend op den koning,
trachtte aan te blijven en de staatsbegrooting
te behandelen, maar wederom werd het hoofd
stuk Buitenlandsche Zaken verworpen. Het be
staan of voortbestaan van een ministerie, alleen
gebaseerd op den koninklijken wil, bleek on
mogelijk. Daarmede was het hoofdpunt van den
strijd, in de ontbindingsjaren 1866 en 1868 ge
voerd. beslecht.
Heemskerk Snr. scheen intusschen wel voor
bestemd om de „ontbindingsman" bij uitstek te
worden. In 1886 tijdens zijn derde ministerie liep
de grondwetsherziening vast in een kamer, die
voortdurend om het doode punt schommelde.
Heemskerk diende zijn ontslag in, maar Mackay
wees een opdracht, onder bezwarende voor
waarde, af. Toen moest de onvermijdelijke
Heemskerk weer terugkeeren en kamerontbin
ding was de eenige oplossing. Dat gebeurde in
Mei 1886 en de verkiezingen in Juni gaven een
meerderheid tegenover de bekende „non possu-
mus-politiek" der rechterzijde. (Geen herziening
der grondwet, zonder herziening van de onder-
wijs-paragraaf).
De bewogen dagen van feilen kiesrechtstrijd
zagen de zesde kamerontbinding: het ministerie
Tak v. Poortvliet—v. Tienhoven trok aanstonds,
na de aanneming van de motie-De Meyier, zijn
vooral door Van Houten fel bestreden kieswet
in, maar lokte kamerontbinding uit (1894). De
verwoede verkiezingsstrijd, vooral tusschen
„Takkianen" en „Van Houtianen", liet Tak in
•ie minderheid en het ministerie RoëlVan
Houten trad op en bracht een nieuwe kieswet.
Mr. Heemskerk Azn. die drie ontbindingen
op z'n geweten heeft.
Dit zijn de Tweede Kamerontbindingen, welke
onze parlementaire historie kent buiten die bij
gelegenheid van een grondwetsherziening. 1) Bij
de ontbinding in verband met de grondwetsher
ziening van 1917, toen het tijdens den wereld
oorlog wenschelijk was, dat de regeeringsma-
chine zoo goed mogelijk functioneerde, deed
men de uitvinding van een kamerontbinding op
termijn, welke men met de grondwet niet in
strijd achtte, 'tls niet onmogelijk, dat men ook
thans, mocht het tot kamerontbinding komen,
tot een dergelijke termijn-ontbinding zijn toe
vlucht zal nemen. (Dit is intusschen inderdaad
het geval gebleken).
1) Bekend is de ontbinding van de Eerste
Kamer, na de verwerping van de Wet op het
Hooger Onderwijs, door dr. Kuyper in 1904. Het
ministerie had toen de zekerheid, dat de nieuwe
verkiezing de gewenschte meerderheid zou op
leveren.
Gisterenavond is tijdens het abonnements
concert van het U.S.O. in Tivoli te Utrecht de
bekende bas-zanger J. Ph. Caro tijdens 'n aria
uit de opera „De Vliegende Hollander" plotse
ling voorover van het podium gevallen en
weinige minuten daarna in de koffiekamer,
waarheen men hem ijlings had gebracht, over
leden.
Het orkest had het concert geopend met de
ouverture van genoemde opera, waarna de heer
Caro het podium betrad, begroet door het
applaus van de aanwezigen.
Hij zong toen het recitatief en aria van den
Vliegenden Hollander uit deze opera, Onge
veer in het midden stokte plotseling de stem
van den zanger. Een moment was het doodstil
in de Concertzaal, toen sloeg de heer Caro van
het podium af en kwam op zijn hoofd op den
vloer terecht.
Van alle kanten schoot men toe om hem op
te beuren. Onder da eersten, die hulp verleen
den was de heer Pordon, orkestbode van het
U. S. O., die met een tuil bloemen had staan
wachten op het einde van de aria, waarna deze
bloemen aan den heer Caro zouden zijn aan
geboden.
In hoogst ernstigen toestand droeg men den
zanger naar de koffiekamer, terwijl in de zaal
een onbegrijpelijke verwarring heerschte. Ver
scheidene dames verloren het bewustzijn en
angstige kreten weerklonken alom.
In de koffiekamer speelde zich intusschen
het laatste gedeelte van deze tragedie af. Om
ringd door echtgenoote en kinderen, die het
concert, dat het laatste van den bekenden zan
ger zou zijn, bijwoonden, alsmede door enkele
aanwezige geneesheeren, gaf de heer. Caro en
kele minuten na het ongeval, waarvan vermoe
delijk een hartverlamming de oorzaak was, den
geest.
In zeer korten tijd verspreidde het gerucht
van dit tragisch voorval zich door geheel
Utrecht, waar het overal groote verslagenheid
verwekte.
Het concert werd natuurlijk afgelast.
Nader meldt men ons nog, dat de heer Caro,
toen hij, uit den monoloog van „Der Fliegende
Hollander" de woorden „niemals der Tod" had
gezongen, plotseling onwel werd. Hij begon te
wankelen en greep zich nog vast aan den les
senaar van den dirigent, doch een oogenblik
later viel hij voorover van het podium in de
zaal.
De overledene, die hoofd eener openbare
school te Utrecht was, heeft zich groote ver
diensten verworven voor de verbetering van
den volkszang. Als oratoriumzanger was hij in
het geheele land een zeer gewaardeerd solist.
Op 66-jarigen leeftijd is gisteren te 's-Gra-
venhage overleden de kunstschilder Derk
Wiggers.
PROF. DR. HUGO DE VRIES 85 JAAR.
Prof. dr. Hugo de Vries, oud-hoogleeraar aan
de Amsterdamsche universiteit en bekend
natuur-kundige, herdenkt heden zijn 85sten
verjaardag. De geleerde verblijft te Lunteren,
waar hij zich na zijn aftreden als hoogleeraar
vestigde en nog dagelijks in zijn proeftuin en
laboratorium werkt.
Volgens de „Tidenstegn" zullen de vertegen
woordigers van de staten, die de overeenkomst
van Oslo hebben gesloten, binnenkort te Stock
holm in conferentie bijeen komen.
In deze conferentie, waaraan thans ook Fin
land zal deelnemen, zal de handelspolitiek der
bij de conventie van Oslo aangesloten landen
worden besproken.
PASTOOR H- J VINKE.
Op 28 Februari a.s. zal de Zeereerw. heer
H. J. Vinke 25 jaar pastoor zijn van de parochie
van Cabouw. Op Zondag 22 dezer zal dit
jubileum herdacht worden, doch volgens den
uitdrukkelijken wensch van den jubilaris
alleen door een plechtige H. Mis van dank
baarheid.
LITURGISCHE WEEK TE VENRAY.
De zeventiende liturgische week zal naar wij
vernemen dit jaar te Venray gehouden wor
den, op nog nader vast te stellen datum in
het klooster der Minderbroeders Franciscanen.
De nieuwe procurator-generaal.
Als opvolger van pater Victorianus Kruitwa
gen z.g. werd door de hoogeerw. pater Provin
ciaal benoemd tot algemeen procurator van
de Missiën der Minderbroeders van de Neder-
landscbe provincie pater Ludolphus Bosse.
Men schrijft ons:
Buiten de reeds vroeger gepubliceerde schen
kingen van de kunstenaars Charles Vos, Char
les Eyck en Mariette Lydis, werden in den
laatsten tijd uit talrijke toezeggingen de vol
gende kunstwerken definitief in het museum
ten geschenke ontvangen en door het museum
aanvaard.
De kunstschilder Joan Collette te Nijmegen
schonk een groote wandschildering, voorstellend
St. Maarten, den stadspatroon van Utrecht die
te paard gezeten, zijn mantel deelt met den
bedelaar. De weelderige compositie, in heldere
kleuren op cement geschilderd, geeft een goed
specimen van Collette's voornaamste werkzaam
heid op het gebied van kerkelijke kunst, 't Werk
werd speciaal voor de museumverzameling door
den schilder ontworpen en uitgevoerd.
De kortelings op hoogen leeftijd te Laren over
leden niet-katholieke beeldhouwer Eduard Ja
cobs stond aan het museumbestuur toe na zijn
dood een keuze te doen uit zijn religieus werk.
Van hem mochten voor de verzameling van het
Aartsbisschoppelijk Museum verworven worden
een bronzen figüur van den H. Joannes den
Evangelist het oorspronkelijk wasboetseersel
van een kruisbeeld (het laatste werk van den
kunstenaar), de eigenhandig beschilderde figu
ren van een kleine ftors+groep en een groep
engelenfiguren, onderdeel yar een grootere
kribbe. Voor de penningverzameling van het
museum werd een fraaien bronzen portretpen
ning van Alphons Diepenbrock door Eduard
Jacobs gemodelleerd, verkregen. Deze werken,
hoewel niet „modem", mogen gerekend worden
tot het beste en gevoeligste Hollandsche werk
dat in onzen tijd op het gebied van religieuse
beeldhouwkunst ontstond. Verdere belangrijke
aanwinsten worden dezer dagen verwacht; de
toezeggingen zoowel van de zijde van kunste
naars als van verzamelaars zijn talrijk. Een de
finitieve opstelling der verzameling moet echter
wachten op de beschikbaarstelling van de noo-
dige expositieruimte door de gemeente Utrecht,
waaromtrent thans een nieuw plan in overwe
ging is.
De Parijsche „Temps" meldt het overlijden
van den Franschen componist Henri Duparc,
één der meest representatieve figuren der Fran-
sche muziek van de laatste halve eeuw. Duparc,
van Zwitsersche afkomst, was geboren te Parijs
in 1848.
De vorige week is het aantal slachtoffers van
influenza, bronchitis en pneunomie wederom
sterk opgeloopen. In de 46 gemeenten des lands
met meer dan 20.000 zielen, welke op 1 Januari
1933 in totaal een bevolking van 3.928.542 in
woners omvatten, bedroeg het: aan influenza
52. aan bronchitis (acuta, chronica) 26, aan
bronchopneumonia (capillaire bronchitis) 86
aan lobaire pneumonie (croupeuze pneumonie)
26 en aan pneumonie zonder meer 59, in totaal
dus 197,
Doordat het besluit tot ontbinding van de
Tweede Kamer eerst tegen den middag bekend
werd bevatten nog slechts enkele bladen giste
renavond een beschouwing over de beteekenis
van die beslissing en over de komende verkie
zingen.
Zoo schrijft „de Tijd" o.m.:
Met moties, wenschen en betuigingen van
gevoelens kan niet geregeerd worden, ze
ker niet in een tijd van zoo harde realiteiten
en een onmiddellijk beleid van bezuiniging.
De Kamer steunde het Kabinet niet in het
noodzakelijk uitkomen met het staatshuis-
houden. Zelfs de Christelijk-historischen lie
pen achter de motie van den Vrijheidsbond
aan die zelf geen nieuw Kabinet noch een
voor een Kamer-meerderheid aannemelijk be
zuinigingsprogram kon leveren.
En zulk een meerderheid met zoodanig
program moet er zijn om in concrete te doen,
wat niet gelaten kan worden. De hulpelooze
Tweede Kamer wordt naar huis gezonden,
want zelfs bij een toenadering tot de Re
geering, waarvoor in sommige organen van
links werd gepleit, ware het maar een politiek
op krukken geworden. Alleen een beroep op
het volk kan opheldering en de vastgeloopen
samenwerking tusschen Regeering en Kamer
weer op gang brengen. De stembus moet een
meerderheid leveren, die op een vast en
breed bezuinigingsprogram de Regeering wil
steunen, welke dit program zal uitvoeren.
De R. K. Staatspartij behoeft niet met
te groote bezorgdheid den voor andere par
tijen eerder verrassenden veldtocht in te
gaan. Overeenkomstig onze goed in elkaar
gezette werkmethode zijn wij gereed met ons
program en onze candidaten.
Het is een program van houvast voor den
kiezer en met zeer duidelijke, breede econo
mische eischen, die beantwoorden aan de
behoeften van de bezuiniging en de behoeften
van het gezin, zelfs indien daarin de geesel
der werkloosheid mocht gevallen zijn.
Maar ons volk wordt niet enkel opgeroe
pen, om een krachtige meerderheid te kiezen,
die het crediet van den Staat helpt handha
ven en de begrooting sluitend maken. Het zal
ook in eenheid en rustig besef van zijn mede
verantwoordelijkheid moeten opstaan om de
verwildering en verdwazing tegen te houden,
die de wereld door geestelijk verkeerd geleide
krachten laat aantasten. Met name zal het
móeten afrekenen met de partijen, die niet
alleen het parlementair stelsel, maar ook het
gezag in zijn fundamenten schokken.
De meest juiste oplossing.
De „Resb." acht de thans gekozen oplossing
de meest juiste.
Nu het parlement niet meer den moed
en de kracht bleek te bezitten om te doen
wat in dezen tijd noodzakelijk is in 's lands
belang, n.l. door krachtige maatregelen de
tering naar de nering te zetten, was geen
andere uitweg dan nieuwe verkiezingen mo
gelijk. Natuurlijk gaat het niet over de vraag
of er vier of vijf rechtbanken moeten worden
opgeheven. Maar wel of in de huidige omstan
digheden een krachtige en doorstastende be-
zuinigingspolitiek moet worden gevoerd, juist
om de groote sociale en cultureele belangen
zooveel mogelijk blijvend te kunnen ontzien.
Veronachtzaming van deze taak zou kun
nen leiden tot een inflatie, hetgeen een ramp
zou zijn voor heel ons volk.
De kiezers moeten nu uitmaken, wat zij
willen.
Het „laat maar waaien"-systeem van de
sociaal-democraten, die geen enkele verant
woordelijkheid dragen.
Of het spel der liberalen, die den mond
vol hebben over bezuinigingen, maar behalve
wat de loonen en sociale wetgeving betreft,
tegen alle bezuinigingsmaatregelen stemmen.
Daarbij komt ook in dezen tijd nog de ver
steviging van het gezag.
Willen wij hier de anarchie, de revolutie,
welke communisten en helaas ook de sociaal
democraten voorstaan en die noodzakelijk
een reactie in het leven roept zooals we nu
kennen in Duitschland? Of willen we een
sterk democratisch gezag, dat steunt op de
meerderheid van het volk en dat alle uitspat
tingen van rechts en links krachtig onder
drukt?
De keuze kan o.i. niet moeilijk zijn!
Laat het Nederlandsche volk kalm en nuch
ter op 26 April zijn meening uiten.
Wij zien de uitspraak met vertrouwen tege
moet.
De „N. R. Ct." is bitter vooral tegen den
minister-president, bij wien „alles mogelijk is".
De zaak, aldus het blad, is nog dwazer, dan wij
ons voorgesteld hadden, omdat de sluiting van
de zitting eerst plaats zal hebben zelfs nadat de
nieuwe Kamer gekozen is. Op 26 April zal de
stemming worden gehouden, eerst op 6 Mei
wordt de zitting gesloten.
Tegenover deze beschouwing van het Rot-
terdamsche liberale orgaan is het wel aardig
datgene te plaatsen wat zijn Amsterdamsche
collega het „Hbld." schrijft. Aan dit zakelijk
betoog ontleenen we het volgende:
De tot dusver algemeen aangenomen leer,
dat, wanneer een regeering. bij een conflict
met de Kamer, ontbinding de eenige juiste
oplossing acht, aangezien deze tak der
Volksvertegenwoordiging niet meer aan haar
representatieve taak zou beantwoorden,
voortzetting van samenwerking met zulk een
Kamer uitgesloten moet wezen, gaat ook
naar onze overtuiging in negenennegentig
van de honderd gevallen op. Maar wanneer
wij op dit oogenblik ontbinding op termijn
wel toelaatbaar vinden, berust deze ziens
wijze op het nuchtere feit dat zich thans juist
het eene der honderd gevallen voordoet
waarin de eischen van het staatkundig leven
boven de staatsrechtelijke leer moeten gaan.
Ons land kan het op dit moment nu een
maal niet zonder de wetgevende machine
stellen. Tusschen nu en het bijeenkomen der
nieuwe Kamer zou die machine herhaaldelijk
moeten functionneeren
Deze bijzondere toestand nu (de nabijheid
der periodieke verkiezingen, de wenschelijk-
heid om thans niet door een demissionair
kabinet te worden bestuurd, de moeilijkheid
om thans een nieuw kabinet te vormen dat
de verkiezing zou kunnen overleven enz.)
wettigt o.i. dat men gebruik maakt van de
omstandigheid dat de tekst van het desbetref
fende Grondwetsartikel geen beletsel vormt
om den nu ingeslagen weg te bewandelen
Hier vraagt het landsbelang, naar onze
zienswijze, om van de twee kwaden het
kleinste te kiezen.