DEVMÜ m m m i-1 - SOCIAAL. MODEPRAATJES. - KUNT U MIJ OOK ZEGGEN. SMAKELIJK ETEN HANDWERKRUBRIEK. ZATERDAG 18 FEBRUARI 1933 VOELEN. DENKEN, HANDELEN. Zilver. M. M. VOOR HET VROEGE VOORJAAR. „UIT HET DAGBOEK EENER MOEDER". MEJ. FE HAYE OVER MAAT- SCHAPPELIJK WERK. Een echt vrouwelijk beroep met goede vooruitzichten. HANDSCHOENEN. DE HOFHOUDING VAN EEN FRANSCH PRINSJE. Wat bestaan er toch nog vele en verschrik kelijke wanbegrippen onder de vrouwen en meisjes, zelfs onder de meer ontwikkelden. Bij het woord „sociaal", loopt menigeen al een rilling langs den rug. En toch: alleen wie 'n warm hart met zich omme draagt, een hart voelend voor de noo- den, het leed, het tekort op geestelijk en ipate- rieel gebied, en dit alles naar best vermogen tracht te lenigen, is een oprecht daadwerke lijk sociaal mensch. Wij behoeven niet allen een Sebastiaan te zijn, een heilige proletariër, niet allen zijn nog tot een dergelijk martelaarschap geroepen, maar ieder voor zich, hetzij naar buiten in de maat schappij, hetzij in ons eigen kleine koninkrijk, ons gezin, kunnen den duren plicht van een waarachtig sociaal voelen betrachten. Aan ons, vrouwen en moeders, is het gege ven, onze kinderen een ideaal begrip van so ciaal voelen bij te brengen, en met teedere zorg bij hen te ontwikkelen. Wanneer zij eenmaal eene roeping in het leven te vervullen krijgen, hetzij getrouwd, als moeder, als religieuse of alleenstaande en arbeidende vrouwe, moet bij haar een frisch, daadwerkelijk sociaal voelen C al hare hande lingen vermooien en besturen. Zij moeten die opvatting beleven in woord en daad. Reeds jong kunnen wij onze kinderen tot sociaal voelende en handelende wezens opvoe den. Laten helpen, latne geven, iets opofferen, om der wille van anderer vreugde, of troost, meevoelen met de algemeene nooden en zorgen, zich met zuivere meening geven aan 't een of ander charitatief werk. Het kleine meisjes, de kleine jongen, die iets spaart, voor de arme kindjes, het missiebusje; die iets weggeeft, wat 'n offertje kost; omdat 'n ander 't zoo gelukkig zal maken, voelt, han delt sociaal. Niet allen kunnen zich geven aan organi saties, bonden of charitatieve werken; thuis bij vader en moeder, broertjes en zusjes, onder huisgenooten, daar wordt het eerste, het zuiver ste sociaal voelen gekweekt. Veel voor elkaar over hebben, zich zelf weg cijferen voor anderen, het sociaal voelen is Identiek aan naastenliefde. De vrouw voor den man, de kinderen voor hen beiden en onder ling, en allen voor een arme ontredderde we reld, paraat en tot hulpe bereid. HELLENEN. P a r ij s, IS Februari 1933. Onder de collecties nieuwe voorjaarstoilet ten, die hier te bewonderen vallen, ziet men opvallend veel ensembles met kleine rechte en korte paletots. Ook voor het meer elegan te genre treft men deze creatie aan; tint en gekozen stof geven daarbij den doorslag. Maar vooral in het meer eenvoudige gen re zijn ze buitenge woon practisch en aantrekkelijk. Natuurlijk ziet men allerlei combinaties en variaties. Maar veel ziet men vooral kleine paletots uit een wol len fantasiestof, een heel discrete fantasie wel te verstaan, ge dragen op een robe van effen wollen stof, die er mede contras teert. Men verkrijgt daarmede een aardig, vlug en jeugdig effect. Hiernaast geven wij een voorbeeld van een dergelijk ensemble. De robe is volgens de jongste mode-eischen heel eenvoudig en bij na recht-af, uitgevoerd uit marine angorawol, terwijl de paletot is getailleerd uit een fantasie van kleine marine en witte blokjes. Terloops kan worden aangeteekend, dat de ef fecten van marine en wit en zwart en wit bij zonder gewild zijn voor deze modellen. De paletot zelf is zonder col, maar de col van de robe. die er over heen wordt geslagen, dient als halsafsluiting. Een lavallière-das van wit-zijden piqué completeert de afsluiting. Het ceintuur, hoedje en handschoenen zijn even eens wit, waardoor aan het geheel een frisch lente-aspect gegeven wordt. W'asvlek in tapijt. „Hoe krijg ik die er uit; ik heb al met terpen tijn geprobeerd", klaagt eene huismoeder. Ach, mevrouw, hadt U deze maar verwarmd; beste, witte terpentijn in een bakje met kokend water zetten, niet op 't vuur. Probeert U het nog eens, en wrijf daarna de plek met zuivere eau de cologne of kleurlooze spiritus om de kleur van de was er uit te krijgen. Helpt dit alles niet, dan chemisch laten be handelen. Lancaster. „Hoe krijg ik verschoten lancaster weer goed", vraagt eene lezeres. U kunt deze bij een stoominrichting opnieuw laten apprêteeren, ze zien er dan als nieuw uit. Wilt U ze enkel schoon maken, leg ze dan op een tafel uit en wrijf ze met oud brood terdege af. het resultaat is keurig. Wenscht men dit niet, kunt U ze ook keercn, onderste boven nemen b.v., het licht valt er dan van buiten doorheen, en ziet men het verschoten niet, 's avonds zijn er dan toch de overgordijnen voor. De lezeres welke vraagt, of de door ons aan gegeven manier om zilver mooi te houden, ook voor Welner-zilver geschikt is, kunnen wij be vestigend antwoorden. Echter zal uw leveran cier ook wel een speciaal Wellner poetsmiddel bezitten. Waar Wellner-zilver gefabriceerd en hoe groot het gehalte, kunt U het zekerst bij uwen leverancier informeeren. Er zal daarom trent wel eene toelichting bestaan. Coiffure Eene abonné beklaagt zich over de onmoge lijkheid haar wekelijks gewasschen coiffure te onduleeren. Wel, laat U een windstop of „coup de vent" knippen, deze coiffure kunt U met weinig moeite zelf verzorgen. Juist als U het dikwijls wascht. Getroost U eenmaal den tocht naar de stad, daar zal men U de juiste en eenvoudigste methode wel geven met 'n nieuw soort kapsel en zoo voorts. Kurkenmatten. „Hoe houd ik die zindelijk", schrijft een huis- moeder? Neem U ze geregeld af met een lauw zeepsop, goed afdrogen en de houten lijst met was na- wrijven. Piano,s. „M'n piano zit vol vette strepen", klaagt iemand, „de was wil er niet meer uit". Piano's en vleugels moet men nooit met was wrijven, tenzij 'n zweempje zuivere witte bijen was. Er is echter een fleschje in den handel, dat in alle pianozaken verkrijgbaar is, en het poli toer bewaart en als nieuw doet glanzen. Houdt voor uw piano aparte doeken, waar mede U geen andere meubels bewerkt; want 't politoer is uiterst fijn en gauw gevlekt. Trouwen. Op een desbetreffende vraag van eene jonge dame, diene het volgende: Men trouwt niet in smoking, wèl in jacquet en soms in rok. Bij smoking wordt een zwart dasje gedragen, eveneens bij jacquet, soms bij die laatste een fantasie in grijs en zwart. Bij rok draagt men witte das. Verdere inlichtingen kan de tailleur U ver schaffen; de dassenmode is nogal aan schomme ling onderhevig. De wollen baby-kleertjes. Eene lezeres wier wollen baby-uitzctje nog goed van kleur, doch hard geworden is, raden wij het volgende aan. Week de wollen kleertjes, geruimen tijd in lauw water en wasch ze daarna in een lauw sop van beste amoniakzeep, spoel ze herhaaldelijk na in lauw water, zoodat er geen zweem van zeep meer in aanwezig is, druk de kleertjes zon der wringen uit, druk ze nog eens na tusschen een schoonen doek, rek ze in hun model en hang of leg ze in schaduw of donkere kamer te dro gen. In 't felle licht worden ze geel. Mogelijk gaat het harde er nog uit, is 't echter van ouden datum, dan is 't niet meer te redden, doch wan neer U in 't vervolg aldus uw wollen kleertjes wascht, zult U er geen last meer van hebben. Lux en Flox, goede Hollandsche zeepen, zijn ook goed, mits U dezelfde methode volgt. Correspondentie Hard geworden gummijassen kan men soms weer soepel krijgen, door ze langzaam en voor zichtig te verwarmen en deze b.v. op pl.m. 1% meter afstand van een kachel neer te hangen of te leggen; is de hitte dan nog te fel, dan wat verder. Is de gummi van prima soort wil dit wel eens helpen. Bij de goedkoopere bereikt men niet veel. Is 't slechts gering, dan zal de jas bij langdurig kamerverblijf wel zacht worden. Gummijassen doet men beter niet op te pak ken, doch tusschen de dagelijks gedragen klee ding te hangen, dan blijven ze soepel. De lezers, welke ons om het boekje „Kin- derkleeding" verzocht, wordt zulks onder rem bours toegezonden. HUISMOEDER. Konijnensoep' Voor Mevrouw A. C. v. C. te M.: Zet de resten van het konijn zacht te koken met water, zout en kruiden als ui, wortel, peter selie, laurierblad, tijm, peperkorrels, enz. en laat dat alles lang trekken; zeef deze bouillon en snijd van het vleesch nette stukjes. Roer om de soep te binden, bloem en boter (of vet van jus) tot een gladde massa en voeg hierbij de bouillon. Laat de soep even doorkoken en maak hem naar smaak af, met madera of roode wijn, soja, bruin van jus, peper en zout en doe er dan de stukjes vleesch bij. Slagroomivafels. Voor Mevrouw W. V. B. te T.: Maak feuil- letée deeg van 200 gram bloem, 200 gram boter, 10 gram suiker, snufje zout en water. Rol het deeg uit tot 1 c.M. dikte, leg het op een bakplaat, maak desverkiezende met de punt van een mes ruitjes er op en bestrijd het met eigeel. Als het gebakken is, snijd er dan lange vierkanten van, halveer deze, doe er slagroom tusschen en bestrooi ze met poeder suiker. Banketbakkersroom. (gele room als vulling voor soezen, taarten, enz.) '4 L. melk; 3 eierdooiers; 50 gr. bloem; 50 gr. suiker; 1 stukje vanille. Breng de melk met de vanille aan de kook. Roer de eierdooiers met de suiker en de bloem tot een gladde massa, voeg hierbij de warme melk; giet alles terug in de pan en laat het dan, goed roerende, langzaam aan de kook komen. Goed laten afkoelen alvorens soezen, enz. te vullen. Iedere vrouw ziet de nieuwe mode met veel belangstelling tegemoet. En, hoe vroeger zij dit of dat van de komende lijn kan ontdekken, hoe liever het haar is, want zij wil steeds zoo gauw mogelijk haar plannen voor de hernieu wing harer garderobe klaar hebben. Een of ander stuk, dat het vorig jaar dienst deed, zal nog wel te gebruiken zijn. Met een beetje handigheid is er zelfs aan het oudste kleedingstuk nog een chique idee te geven. Des ondanks echter zal men ook wat nieuws moe ten aanschaffen, ten einde de garderobe op peil te hebben en wat „op te frisschen". Zooals men weet, komen de soepele, vloeiende lijnen der wandelmode in het algemeen pas in het najaar aan bod, terwijl bij de kille dagen van het vroege voorjaar een strakker silhouet past; daarom is het gemakkelijk te verklaren, dat plooien een factor vormen, die juist nu be- teekenis kan krijgen, nog afgezien daarvan, dat zij erg jeugdig en vlot aandoen, zoodat iedere vrouw ze gaarne ziet en draagt. Het laatste natuurlijk liever dan het eerste! Het wordt natuurlijk geheel en al aan den smaak van de mode-kunstenaars overgelaten, de rokken van alle mogelijke soorten plooien te voorzien, en, daar de nieuwe mode veel kan hebben en allerminst een domper zet op de fantasie, mag men zich op de rijkste afwisseling spitsen, zoodat geenerlei eentonigheid is te vreezen. Dat er mooie, kleurige stoffen te verwerken waren, mocht tot het groote succes der plooien bijdragen. Om op dit onderwerp een duidelijken kijk te geven, zullen we een paar aardige mo dellen bespreken. Reeds het eerste, dat op onze afbeelding voor komt, heeft veel voor, want men heeft hier niet met het gewone „sjouwertje" te doen, maar met een model, dat wel bij den dagelijkschen arbeid gedragen kan worden, maar daarbij toch door zijn origineelen tuniekvorm iets aparts bréngt. De plooien, die onder de opgenaaide zakken beginnen, lijken hier op een soort van „overrok", zijn overlangs vastgestikt en sprin gen onderaan open; het lijfje, dat over de ge- heele lengte van knoopen is voorzien en tot aan den hals reikt, is een modeverschijnsel, dat erg in den smaak valt. In plaats van eenige verdere garneering kiest men een halssnoer, in levendige kleuren. Vele japonnen van het nieuwe seizoen heb ben eenigszins het karakter van een mantel- costuum; zij doen dus aan jumper-combinaties, maar dan in een nieuwe opvatting, denken. Ons tweede model moet dit duidelijk maken; het zou er, wanneer liet van vuurroode stof werd gemaakt, „verschrikkelijk aardig" uitzien, met zijn van hetzelfde materiaal vervaardigde knoo pen en den nauw om den hals sluitenden rol- kraag, van witte, zijden piqué, die aan één kant in een revers uitloopt; heel vlot zijn de door een band van dezelfde stof onderbroken man chetten, die den vorm van een dubbelen trech ter hebben. De rok kenmerkt zich door in de coupe verwerkte, stolpplooien, welke voortref felijk in den stijl van het geheel passen. Bijzonder gracieus zijn de nieuwe mantelcos- tuums, die in mooie, frissche kleuren worden ge houden en op koude dagen ook onder een man tel (bij wijze van japon) gedragen kunnen wor den, zoodat men aan dit model veel eerder en veel langer wat heeft. De lijfjes zijn dikwijls van knoopen voorzien, ten overvloede hebben ze toch een smal ceintuurtje en ze vallen in breede revers open. De rokken krijgen een heel verdienstelijk effect door de ingezette waaier- plooien. De nieuwe mantel voor het vroege voorjaar, vervaardigd van een stof, die, hoewel met zorg gekozen, wegens te weinig pretentieuze kleu ren voor alle tijden geschikt is, vormt een niet te versmaden compromis tusschen het spor tieve en het gekleede type. In de eenvoudige coupe zijn twee vastgestikte maar van onderen openspringende plooien verwerkt; het bovenste gedeelte van den mantel is echter verleven digd door een simpel, klein keepje, dat afneem baar is, zoodat men dit ornament naar wensch kan varieeren. Dit zijn dus de voorboden van de nieuwe lentedracht! maar door deze schetsen en beelden, treedt mijn hart in ge meenschap met de vrouwen, met de moeders, die eenzelfde lot dra gen, in last, in kommer, in vreugde, in liefde". Aan deze verantwoording van het boek door de schrijfster is niet veel toe te voegen. Elza Wolf, trotsche moeder, van zeven bloeien de kinderen (een in den hemel) geeft in dit uiterlijk pretentielooze, maar innerlijk door z'n eenvoud ontroerende boek, ons een schat van innige en teedere moederlijke gevoelens ter lezing. Onopgesmukt met al zijn lief, en leed, komi sche en penibele situaties, beschrijft zij ons het alledaagsche leven van een echt Vlaamsch gezinin smeuïge, leutige taal. De moeder schroomt niet, al de haren met hun lievelingsnaampjes te noemen. Van Bilbe ons groot meisje, tot en met Bea- triceke, Jbij wier komste het schip, dat ons kinneke bracht, haast met kinn'eke en al ver ging, zijn allen zoo zuiver geteekend als slechts een moeder dit kan. Heel dit geschrift is doorgloeid van echt gods- dienstigen geest, hier leeft het echte mooie groote katholieke gezin, waar het kind als een vreugde en zegen, wordt beschouwd. Moge de sympathieke moeder-auteur veel succes van deze uitgave beleven. Voor velen zal zij geen onbekende zijn, daar zij reeds vele jaren, de rubriek „Voor de fami lie" in de „Gazet van Antwerpen" verzorgt. Het hoek kost 12 frank en is te verkrijgen bij de schrijfster, Elststraat 28, Hoboken bij Antwerpen. HELLENEN. Gehaakte wollen pélérine. Voor mevr. L. te B. Men begint met de halswijdte en zet onge veer 50 losse steken op; dit hangt af van de dikte van de wol en ook van het vast of los haken (hoe losser, hoe mooier het patroon wordt). Ie toermen haakt 3 stokjes in den 48en los sen steek, 1 vaste in den 47en lossen steek, 3 stokjes in den 46en 1. st„ 1 vaste in den 45en 1. st., enz., tot het einde der toer. 2e toer: eerst 2 losse steken, daarna 1 vaste in het middelste stokje van de laatste 3 stok jes, 3 stokjes in den eerstvolgenöen vasten st„ 1 vaste in het middelste van de 3 volgende stokjes, enz. 3e en 4e toer als 2e toer. 5e toer als 2e toer, maar met dit verschil, dat men nu niet telkens 2 stokjes haakt op 1 vaste steek, maar 4 stokjes. 6e toer en 7e en 8e toer als 5e toer; nu haakt men de vaste steek tusschen het 2e en 3e stokje van elke 4 stokjes in. 9e, 10e, 11e en 12e toer haakt men in plaats van 4 stokjes 5 stokjes. 13e, 14e, 15e en 16e toer haakt men inplaats van 5 stokjes 6 stokjes. Is de pélérine dan nog niet lang genoeg, dan gaat men op dezelfde wijze door. Om den halsrand af te werken haakt men eerst op de opzetsteken 1 toer vaste steken, dan 1 gaatjestoer, bestaande uit 1 dubbelstok- je, 2 losse steken enz. en voor afwerking 1 toer, bestaande uit: 1 vaste steek op het dubbel stokje, dan 5 stokjes in het gaatje tusschen de dubbele stokjes. Door de gaatjestoer wordt een koord of lint gehaald als sluiting. Mevrouw V. te A. wil een meisjesmuts (mo del alpine) haken; waarvoor hier een patroon is Gehaakte alpine muts. Deze muts is gehaakt van vaste steken, waar voor men steeds de twee lussen van de steek, waarin de vaste steek gehaakt wordt, opneemt. Voor het midden van de bol worden 6 losse steken tot een ring gevormd. Ie toer: haak in dien ring 10 vaste steken. 2e toer: op iedere vaste steek van die 10 steken, 2 vaste steken. 3e toer: op iedere vaste steek 1 vaste steek; dus niet meerderen. 4e toer: nu op iedere tweede vaste steek, 2 vaste steken. 5e toer: als 3e toer. 6e en verder iedere even toer meerderen. Ge meerderd wordt steeds boven den gemeerder- den steek van den voorlaatsten toer. 7e en ver der iedere oneven toer als 3e toer. Men haakt zoo door tot er 12 steken tusschen meerderingen zijn. Bij de 25e toer heeft men dan 130 steken. 25e, 26e en 27e toer weer als 3e toer. 28e toer: nu mindert men door op de plaats van het meerderen 1 steek over te slaan. 29e toer als 3e toer. 30e toer: weer minderen. En zoo door gaan tot men 80 steken over heeft.. Tot slot 6 toeren als de 3e toer met een fijnere haakpen. Natuurlijk geeft het verschil of U dikke of dunne woi neemt, dit patroon is gehaakt met angora wol met een haakpen No. 3%. Gebreide wanten met kappen Voor mevrouw R. te H. Men begint met de kap en zet hiervoor 72 steken op en breit 10 toeren, dan 1 toer waar in men telkens den 8en en 9en steek samen- breit, aan het einde van die toer heeft men dan 64 steken over nu weer 10 toeren en dan 1 toer, waar men telkens den 7en en 8en steek samenbreit, aan het einde van die toer heeft men dan 56 steken over en dit is dan de wijdte van den pols. Nu breidt men 10 toeren 2 ste ken rechts, 2 steken averechts om de want goed passend om den pols te doen sluiten. Nu breit men verder recht door. Eenige toeren boven den pols, daar, waar de muis van de hand begint, begint men aan het geertje voor den duim. Tusschen den 28en en 29en steek maakt men 1 steek bij, dan 3 toeren zonder bij maken. In den volgenden toer voor en na den bijgemaakt ensteek weer 1 steek bijmaken, 3 toeren overbreien, in den volgenden toer weer 2 steken bijmaken, enz., tot men 19 steken bij- Zoo heel lang is het nog niet geleden, dat alleen het beter gesitueerde meisje zich de luxe kon permitteeren zich geheel te wijden aan het belang van den evenmensch. Vooral de laatste jaren is hierin een algeheele omkeer gekomen en Maatschappelijk Werk is tegenwoordig een bij uitstek geschikt vrouwe lijk beroep geworden, dat bovendien veelal ruim wordt gesalarieerd. Terwijl ook pensioen is verbonden aan rijks- en gemeentebetrekkin gen. Dat men voor het verkrijgen van dergelijke posities aan behoorlijke eischen op het gebied van vakkennis, algemeene ontwikkeling en be schaving moet voldoen, spreekt vanzelf. Het diploma van een der scholen van Maat schappelijk Werk geldt als waarborg, dat men bovengenoemde kwaliteiten in voldoende mate bezit. Maar tegenover dit alles staat, dat bij de maatschappelijke werkster, wil zij haar taak naar behooren volbrengen, Beroep en Roeping één moeten zijn. Want om dit werk vruchtbaar te doen zijn, moet men vóór alles blaken van naastenliefde en over een behoorlijke dosis zelfverloochening beschikken. Zij, die zich uit sluitend om geld aan Maatschappelijk Werk gaan wijden, maken een behoorlijke kans om een mislukking te worden. Over dit alles filosopheerend draafde ik over de Stadhouderskade te Amsterdam, waar de di rectrice van de R.K. School voor Maatschappe lijk Werk, mejuffrouw Fé Haye, me al wachtte. Hoewel gewaarschuwd, dat er van ongestoord babbelen wel niets zou komen, had ik mij het onderhoud toch minstens 50 pet. rustiger voor gesteld. Telkens als we er echt in waren, kwam storing door telefoontjes; het aandienen van onverwachte bezoekers en handelsreizigers, zoo dat van gedachten-concentratie niet veel kon komen, met als gevolg, dat het geheele onder houd dan ook de sporen droeg van een luchtig van den hak op den tak springen. Vóór alles zal het aankomend meisje, dat de behoefte voelt om zich te zonnen in het geluk, dat zij anderen brengt, graag willen weten, welke toelatingseischen deze school stelt en welke vakken onderwezen worden. „Als minimum-vooropleiding vragen we M.U.L.O. Welk diploma eigenlijk onvol doende is. Deze norm zullen we echter wel moeten handhaven, zoolang niet het meerendeel der meisjes in staat is geweest om geschikter opleiding te ontvangen. Een uitstekende voorbereiding is het gym met zijn algemeene ontwikkeling en bescha ving, terwijl ook de leerlingen van de middel bare meisjesscholen klaar zijn om het onderwijs met vrucht te volgen. Niet iedereen kan echter zoo'n brevet van ontwikkeling toonen, wat b.v. nogal eens voorkomt bij sociale werksters, die pas op later leeftijd behoefte voelen om zich naar de eischen te doen scholen. Zij moeten een toelatings-cxamen afleggen, waaruit haar algemeene ontwikkeling blijken moet. Hoewel de minimum-leeftijd 19 jaar is, vatten we onze inrichting in zooverre „schoolsch" op, dat de verplichting bestaat om alle lessen ge regeld te volgen. Van het studentikooze college- loopen moeten we niets hebben. Eerstens ont staan daardoor hiaten, maar ten tweede moet het meisje doordrongen worden van orde en regelmaat. Theorie en praktijk gaan bij ons hand in hand. In het eerste en tweede leerjaar is iedere leerling verplicht om een middag of avond per week clubwerk te doen. Van de vacantie tus schen eerste en tweede leerjaar wordt een maand gebruikt voor het werken in vacantie- kolonie of vacantie-school. In het derde jaar worden acht volle maanden aan de praktijk gewijd. Deze praktijk is naar gelang de geko zen richting: woningdienst, bij de bureaux voor maatschappelijken steun, armenraden, kinder bescherming en jeugd-tehuizen. We ondervinden hierbij de meest vriendschap pelijke medewerking van de betrokken dien sten. De eerste jaren hadden we hier in navel- ging van het buitenland een twee-jarigen cur sus. Dat ging in die jaren best, want toen was het in hoofdzaak roepingswerk en die meisjes zagen niet op tegen een vrij overladen werk- rooster. Hoewel ik ervan overtuigd ben, dat er óók nu nog niet veel leerlingen zijn, die uitslui tend om materieele redenen dit beroep kozen, spreekt het, dat bij een uitbreiding van het leerlingental van 7 op 68 er toch wel héél wat meisjes tusschendoor zullen loopen, die niet uitsluitend voor haar studie willen leven. Van daar dat we het leerprogvam verdeeld hebben over 2 jaar en 3 maanden, wardoor verschil lende avondlessen vervallen zijn. Ter verkrijging van de diverse diploma's, waarvan die' voor reclasseering, woningdienst, leerares in kinderverzorging en opvoeding, Maatschappelijk Hulpbetoon en kinderbescher ming er nog maar enkele zijn, worden de eerste twee jaren behalve' de speciale vak-lessen, voor alle leerlingen ruim dertig verschillende les sen gegeven, die een ruime algemeene ontwik keling beoogen. En als we daarvan opvoed- en zielkunde; so ciologie, godsdienst en apologie; sociale hygiëne en burgerlijk .recht noemen, voelt men wel, hoe alles erop gericht is om de leerlingen te vormen tot werksters, die door wetenschappe lijke ontwikkeling hun evenmensch ook prak tisch dpor het leven kunnen helpen en die de levensvoorwaarden voor die menschen zul len kunnen verbeteren. Voor zoover er plaats is geven we gelegen heid om de lessen, die door vooraanstaande krachten gegeven worden, als toehoordster te volgen. Desgewenscht kunnen ook mannelijke leerlingen toegelaten worden. Verder geven we verschillende cursussen, óók in andere steden. Op dit gebied noem ik een cursus in jeugdleiding, die 40 lessen van 1 i.i, uur omvat en uitmuntend geschikt is voor leidsters van Graal en K.J.V. Het program is vrij uitgebreid en omvat o.a. lessen in pitriet- en raffiawerk; knippen, vouwen en plakken; reidans en spelleiding opvoedkunde, zielkunde en verbandleer. Aan de school voor Maatschappelijk Werk in de Pieter de Hooghstraat die in 1898 in navol ging van Amerika werd opgericht, bestaat ook voor mannen gelegenheid om een diploma te halen. Wij zijn daar niet op ingericht, want de opleiding van mannen vraagt een geheel andere doceering van verschillende vakken. M. i. bestaat er ook voor mannen weinig be hoefte aan een inrichting als de onze. De betrekkingen, die zij ambiëeren worden meestal via «n universitair* opleiding met daarop volgend volontairen verkregen, b.v. se cretaris van armenraad en voogdijraad. Momenteel hebben we een jeugdleiders-cursus een jeugdleiders-cursus die door verschillende die door verschillende leiders van het Roothaan- Huis gevolgd wordt". Waar tegenwoordig de plaatsings-kansen van doorslaand gewicht zijn bij de keuze van een beroep, vroeg ik naar de arbeids-mogelijkheid voor de vrouw, die bezoldigd maatschappelijk werk zoekt. „Ik geloof niet, dat er onder de af gestudeerden veel meisjes zijn, die ernstig naar een baan zoeken zonder te slagen. We houden er zoo'n soort van arbeids-beurs op na. Alle oud leerlingen en verdere belangstellenden zenden mij advertenties op, die ik dan laat vermenig vuldigen om aan de leden van onze arbeids beurs door te zenden. Natuurlijk komen er ook vaak rechtstreeksche aanvragen voor namen van geschikte candidaten voor een vacature. Worden de tijden weer eens beter, dan zie ik een nog veel ruimer arbeidsveld voor so ciale werksters. Het moet voor een directrice ontmoedigend zijn, als haar oud-leerlingen maar steeds zoe kende blijven, vandaar dat wij er zeker nooit toe zullen overgaan om een opleiding voor bi bliothecaresse aan onze school te verbinden. Immers hiervoor zouden vele candidaten komen en de plaatsingskans is zoo uiterst gering." Hoewel er in onze dagen allerminst behoefte bestaat om nog meer bonden en vereenigingen in het. leven te roepen, is de bond, dien de afgestudeerden hebben, van buitengewoon veel beteekenis voor het verruimen van haar kijk op maatschappelijke toestanden. Driemaal per jaar komen de oud-leerlingen samen met de leerlingen en misschien nog meer dan de lezingen, zullen de enthousiaste verhalen over eigen werkkring van de ouderen, den jongeren een beter en juister inzicht geven. Dat de school elke gelegenheid om bij de meisjes naastenliefde aan te kweeken met beide handen aangrijpt, spreekt vanzelf. Er is een bond, waarvan alle leden zich verbinden om enkele kleedingstukken of handwerken te maken voor een tentoonstelling, waarvan de baten dienen voor het Kerstfeest der armen. De totaal-indruk, dien men meeneemt van deze opleiding, is, dat het diploma niet alleen alle waarborgen geeft voor een behoorlijke positie, maar ook, dat bij niet gebruiken ervan, men heel zijn leven profijt zal hebben van de gevolgde lessen. fitn li b B g, 19 Februari 1833. gemaakt heeft. Nu doet men 56 steken op een draad, zoodat nu alleen de geer op de naalden blijft. Men zet hierbij 4 steken op en verbindt die met de 19 steken van de geer tot een ron ding voor den duim en breidt in rondgaande toeren de lengte van den duim. In de laatste toeren mindert men eenige steken weg tot op 8 a 10 steken na, die men met naald en draad bijeenhaalt en aan den binnenkant afhecht. Nu neemt men de 56 steken weer op de naal den met de 4 bijgemaakte van den duim, waarvan men er, na 2 toeren gebreid te heb ben, 2 wegmindert, na nog 2 toeren de andere 2. Dan heeft men dus weer 56 steken en breit op die steken de want af, zooals de lengte der vingers aangeeft; in de laatste 8 10 toeren mindert men tot 20 a 25 steken na, die men evenais bij den duim bijeenhaalt en afhecht. Bij de rechter-want begint de geer van den duim tusschen den 36en en 37en steek. Is deze maat soms te groot of te klein, dan zet men minder of meer steken op de ver deeling wordt dan naar verhouding. TANTE TOET. Een van die allerbelangrijkste onderdeelen van het élégant ensemble is een mooie hand schoen. Men wenscht nu wèl zeer contrastee- rende maar niet de opvallende modellen, want het gaat er daarbij niet om, oin nu eens opge- legd-sjiek te wezen maar om het bescheiden karakter der huidige mode te onderstrepen. In elk geval zijn kleurschakeeringen erg gewild. Een sportieve, lichtgrijze handschoen met donkergrijze of zwarte overlangsche beleg sels is zeer apart en kan ook in beige-bruin uitgevoerd worden. Een zwarte namiddag-handschoen met klei ne, op den kap gestipte, Ieeren „pastilles" ziet er buitengewoon leuk uit, evenals dezelfde kap, gemonteerd op een lichten handschoen. Wie gevoel heeft voor de élégante mod8» détails, zal weten, dat men op den eersten mooien lentedag niet mag gaan wandelen zonder een keurig paar handschoenen 1 Dadelijk bij zijn geboorte kreeg een Fransch prinsje vroeger een heele afzonderlijke hof houding. En die hofhouding was niet voor de poes. Ze bestond uit een gouvernante, een min, en eenige vrouwen, die de min konden vervangen, als dit noodig mocht zijn, verschei dene „remueuses" kamermeiden, knechten in verschillende soorten en een houtdrager, den dokter, de officieren en soldaten, die voor de bewaking moesten zorgen niet eens meisje- rekend. De gouvernante was de hoofdpersoon. Zij ging over het geheele personeel. Meestal koos men een oude hofdame voor gouvernante. Alleen de dokter hing niet van haar af en kon de zuigeling net zoo dikwijls, als hij wilde, bezoeken. De min gaf het prinsje de horst. Dit was haar eenige werk. Ze mocht het kind nog geen schoone luier aandoen. Zelfs als eeu speld het prikte had ze niet het recht die weg te nemen. De vrouwen, die haar konden ver vangen, als het noodig mocht zijn, hadden heelemaal niets anders te doen dan goed te eten en te drinken, om goed gezond te zijn, als de min eens ziek mocht worden, De min kreeg meestal een fortuintje aan cadeaux, terwijl ze toch al bijzonder royaal betaald werd. Daarenboven bleef ze bijna altijd aan het hof verbonden en kreeg later het een of andere postje, waardoor ze bezorgd was. Had de min dus niet veel te doen, de „re- mueuse" des te meer. Zij kleedde den kleinen prins aan, ze waschte hem en ze wiegde hem heen en weer als hij niet gauw genoeg in slaap viel. De „teneuse" of de „promeneuse" hield de koorden vast, die bet prinsje om zijn middel werden gebonden, als hij begon te loopen eu die hem moesten beletten te vallen. Het Is onbegrijpelijk waar zoo'n hofhouding eigenlijk voor diende. Behalve bovengenoemde vrouwen waren er nog acht kamermeisjes in actie en het dubbele aantal kamerknechten. Deze laatsten bewaarden de medicamenten en pakten de proviand in, als het prinsje met zijn hofhouding uit wandelen ging. Met zoo'n groot aantal bedienden zal het de dauphin toch stelling aan niets ontbroken hebben of aan heel veel 7 Handenarbeid les in de K. school voor Maatschappelijk Werk te Amsterdam

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 4