F ■y B V DE PASJAFZONDER#VREES. DE NAÏUUK IN, DE SCHOENEN VAN DEN RIDDER. VOOR KNUTSELAAR' ALLERLEI. letieraadsel. ZATERDAG 18 FEBRUARI 1933 Reuzee der zee. ,V Vf At Honderd jaar geleden geboren, 28 Jan. 1833. De Doanschat te Aken 'n Eigem gemaakte Waker! WIE TIPPELT ER MEE? (Plaat om na te teekenen'). WIE RAADT ER MEE? DE GROOTSTE VEROVERAAR. Oplossing vorig letterraadsel. kUlWkil Reeds 't Oude Testament verhaalt van groo- te, kolossale dieren, die de diepte der zee be volken. Onder hen neemt de walvisch een eerste plaats in. 'n Visch is dit dier zooals bekend hee- lemaal niet. Het is warm-bloedig. Het haalt adem niet door kieuwen, maar door longen. De moeder voedt haar kindje zooals 'n koe haar kalfje voedt en zal het tot het uiterste toe ver dedigen, wanneer het in gevaar komt. Er bewonen nog meer zoogdieren de zee dan alleen de walvisch. Ik denk hier aan den wal rus met zijn vervaarlijke slagtanden, aan den zeehond, met zijn altijd treurige oogen en z'n zacht vel, aan de bruinvisch, zoo na aan de fa milie walvisch verwant. Een walvisch aan land. De lange sneden zijn aangebracht voor het af spekken. Zoo werden er van 1928-29 alleen in het Zuid poolgebied 20.000 behandeld! De Groenlandsche walvisch, die hoofdzakelijk de Noordelijke zeeën bewoont, bereikt soms een lengte van achttien tot twintig meter! Doet men dezen kolossus 'n gordel om zijn lichaam, dan blijkt deze een lengte te hebben van nagenoeg twaalf meter. Het dier kan dus niet bepaald op een wespen-middel prat gaan! De ontzaglijke kop maakt ongeveer het derde deel van het heele lichaam uit. Er zijn knapen onder, wier gewicht 70.000 kilo of 140.000 pond bedraagt! Maar dit neemt niet weg, dat deze reuzen zich, met het grootste gemak voortbewegen en zelfs dicht aan de oppervlakte kunnen zwemmen. Diep zwemmen ze bij voorkeur nooit. Ze moe ten om de tien minuten of 't kwartier boven wa ter komen om 'n luchtje te happen, maar er zijn walvisschen opgemerkt, die, vliedend voor een harpoen (een lang ijzer met scherpen weer haak, waarvan men zich bij de vangst bedient), langer dan drie kwartier aan één stuk onder water bleven! De kleur van den Groenlandschen walvisch Is van boven zwart, aan de buikzijde wit. Zijn huid is zoowat drie centimeter dik en bedekt een speklaag, die wel 35 c.M. dik wordt. Deze speklaag doet dienst als deken tegen de kou, maar wordt tegelijk het dier zijn noodlot: de menschen kunnen uit dit vet olie of traan ko ken en dat goedje wordt door de margarine ver werkt. Tanden heeft deze reus niet. De boven kaak bevat veerkrachtige, achter elkaar staan de hoornplaten, die aan het ondereind in talrij ke vezels gesplitst zijn en het balein opleveren. Deze „baleinen" of „baarden' bereiken wel een lengte van drie meter! Al zwemmende houdt het dier den bek wijd open en allerlei kleine diertjes verzeilen naar binnen. Deze kujgen n plaatsje op den tong, die de afmetingen van n burgermans' kamer heeft! Dan wordt de mond gesloten, het water uitgedreven en de baarden met hun harige aanhangsels houden tegen, wa naar binnen moet. Is zoo een portie verdwene dan begint het spelletje van voren af aan. De walvisschen der Zuidelijke zeeën wijken in veel opzichten van hun maats op Noordelij ker breedten af. De dames onder hen worden lang niet zoo groot, hoogstens 'n meter of ne gen! In plaats van twee spuitgaten heeft deze soort er één, de kleur is van onderen grijsachtig. De kop bevat een vloeistof, spermacéti genaamd walschot, witte amber, 'n vet, dat na den dood stolt en gezuiverd, veel in de waskaarsen-fabri- cage wordt gebruikt. Baleinen bezitten zij niet, veel meer tanden, zoodat zij in staat zijn grover en „degelijker" voedsel tot zich te nemen. Hoofdzakelijk bestaat dit uit inktvisschen, maar deze dieren zijn op die eer heelemaal niet hap pig. Niet zelden ontstaat er een gevecht, waarin soms de walvisch het loodje legt. De spermacéti- walvisch of pot-visch komt voor tusschen 60 gr. benoorden en bezuiden den evenaar. Hij jaagt niet, zooals zijn Noordelijke neef, in paren, maar in heele kudden, al treft men wel eens, lijk on der de olifanten, van die „vrijgezellen aan, wel ke om hun kwaadaardig karakter door de an deren worden verstooten. De Zuidelijke soort komt slechts éénmaal in de 70 minuten naar boven om 'n luchtje te happen. Zij blaast dan z'oo'n zeventig keer en puft als 'n stoommachien, om dan weer 'n duikie te nemen, dat 'n uur en tien minuten duurt! Er leefde eens een schoenmaker met z'n vrouw en drie kinderen, die het heel schraal hadden. Soms gingen er wel dagen v°°rb'J' waarop zij geen warm eten kregen! Dat kwam, doordat de meeste menschen te arm waren om 'n paar schoenen te koopen en die er een paar hadden, bewaarden ze tot een hooge plechtig heid of een feest, om er dan mee te gaan geuren in de kerk of bij de familie. Je snapt wel. dat op die manier de zolen heel lang goed bleven en dat er voor den schoenmaker weinig te ver dienen viel. Tijdens een heelen strengen winter werd er luid op de deur van het schamele hutje geklopt, waarin de drie kinderen zaten te kleumen van de kou. „Wie is daar?" riep de moeder. „Ik ben de knecht van den ridder. Mijn mees ter beveelt u de jachtlaarzen nu af te maken, waarvan ge de maat al genomen hebt! Ze moe ten vóór morgenavond klaar zijn, want anders zwaait er wat, reken door gerust op. Je weet, m'n baas valt niet mee, als je hem nijdig maakt!" ,,'t Komt voor mekaar, hoor! Zeg U dat maar aan Zijne Genade! M'n vrouw en de kinderen zullen 'n handje helpen!" Zoo ging het gezin van den ijverigen werk man aan den arbeid en er kwamen 'n paar laar zen te voorschijn, die er wezen mochten! Héél den nacht werkten de vijf menschen door en de schoenen kregen 'n plaatsje in het mooiste kamertje. Toen de vader 's morgens opstond, waren ze verdwenen. Overal gezocht. De kinderen geroe pen, of die ze soms verstopt hadden, maar niks, hoor! Ze waren weg en ze bleven weg. „Ik weet het al, vader, wie het gedaan heeft. Dat is 'n streek van den roover uit de bergen, die alles wegneemt wat hij maar krijgen kan. „Als dat zoo is, kunnen we naar de laarzen fluiten, want niemand heeft hem nog ooit kun nen grijpen! Wat zullen we tegen den ridder zeggen, als hij hier langs komt om het bestelde te halen?" 'n Bons op de deur Gerinkel van sporen Daar stond de ridder! „Zóó, schoenmakertje, waar zijn m n laarzen. Ik ben maar een beetje bijtijds gekomen, wan het kasteel van m'n vriend ligt met bepaald naast de deur! Kan ik ze meteen maar mee- nemen9" „Maar wat staan jullie me met glazige oogen aan te kijken? Vooruit! Hier met mijn laarzen! Daar hebben ze gestaan. Uwe Genade, maar toen we vanmorgen opstonden, waren ze ver dwenen! Geen spoor van den dief te bekennen! De hooge heer schopte 'n stoel omver. Wat wil je me nou wijs maken? Dacht je soms, dat ik aan elfjes geloofde of aan aard mannetjes, die d'r met mijn schoenen van door gaan?" „Heeft Uwe Genade nooit van den roover der bergen gehoord?" „En of! Laat ik hem met te pakken krijgen, want dan ziet het er slecht voor hem uit! Wou je soms zeggen, dat hij ze gegapt heeft? Dan hadden jullie er maar beter op moeten passen! Had ze onder je hoofdkussen gelegd, dan had je erop kunnen liggen met je dommen kop! Vóórdat de maan aan den hemel staat, moet ik m'n laarzen hebben en anders, schoenmaker, zal ik je aan een paal hangen met 'n hennipen- venstertje om je nek, dan kun je eens zien hoe raar de wereld er dan uitziet....!" 'n Slag met de deur. Zijne Genade had de hut verlaten! De kinderen waren er al eerder uitgegaan. Die hadden een bezoek gebracht aan den reus, die altijd zoo vriendelijk voor hen was! Goeie help, wat tilde hij ze soms hoog op, net of hun hoof den de wolken moesten aanraken! Daar kwamen zij terug. „Waar hebben jullie nou weer gezeten?" „O, vadér, wij zijn bij den reus geweest en hij zal probeeren de laarzen te zoeken. Hij is heele maal niet bang voor dien gemeenen roover! Maar hij heeft ons zijn schoenen meegegeven om te repareeren. We hadden er een vracht aan, maar dat hindert niet! Zelf heeft hij nu geite- vellen om zijn voeten gewikkeld. Hij zoekt alle bergen en dalen af!" De vader nam de geweldige zeven-mijls-laar- zen van den reus en begon ze te flikken. Het was 'n heel karwei, maar voor den goeden vriend van zijn kinderen had hij 't graag over. Daar klonken dreunende voetstappen buiten. Het leek wel, of er 'n troep soldaten naderde! Doch het waren alleen de voetstappen van den reus, luid verwelkomd door de drie kleinen. Bons, daar slingerde hij de gestolen laarzen voor de deur van het schamele hutje neer. „Daar.is het schoeisel van Zijne Genade!! In de bergen vond ik 'n kerel, die er heel onple zierig uitzag! Ik maakte met hem een praatje en sloeg hem voor samen op roof uit te gaan! Z'n oogen begonnen te schitteren! Hij zei, dat hij al wat geroofd had en toonde deze laarzen! Toen was het mijn beurt om roovertje te spe len! Ik pakte ze af, stopte den dief in m'n rug zak en bond hem vast aan 'n boom, zoodat hij met zijn hoofd nog net boven het meer uitsteekt, dat aan den voet van dien boom ligt. Ik ga dadelijk eens kijken, hoe de dief het maakt. Ik had al lang op hem geloerd!" De schoenmaker dankte den reus voor zijn vriendelijkheid en gaf hem de gerepareerde schoenen terug, die hij terstond aantrok! Wat zaten ze hem nu lekker! Niks geen last van z'n eksteroogen meer! Alleen wou hij op het hutje van de kinderen gaan zitten om ze aan te trek ken! Gelukkig, dat de moeder nog juist bijtijds op haar knieën viel en hem verzocht dat niet te doen. Bij het meer aangekomen, kreeg de reus last aan zijn rechtervoet. D'r zaten drie keisteenen in, die hij naar den oever slingerde! Die drie rotsen staan daar nog. Dan greep hij den boos doener in z'n lurven, stopte hem in z'n rugtasch en ging naar het kasteel van Zijne Genade toe, om hem daar aan de rechters over te leveren. Dienzelfden avond reed de ridder met zijn nieuwe laarzen ter jacht, nadat hij den schoen maker rijkelijk had beloond. Generaal Gordon Elke centimeter 'n Engelschman Op de militaire school te Woolwich 'n echte lastpost, 'n woelwater, altijd bedacht op het uit halen van kattekwaad. 'n Korporaal stond boven aan de trap, om onder het roerige goedje 'n beetje krijgstucht te bewaren. Gordon gaf 'm 'n kopstoot, dat de arme jon gen van alle treden tegelijk naar omlaag bui telde en door een glazen ruit voorloopig ge heel verdween De directeur der school vond zéér begrij pelijk dergelijke grappen wat érg verregaand en, al had de korporaal geen letsel bekomen, hij besloot den jongen Gordon voorbeeldig te straffen. Zoo had het dan haast geen héér gescheeld, of Engeland had zijn dappersten officier ver loren! Gelukkig, dat er méér Gordons soldaat waren geweest en dat die allen in 'n goed blaadje stondenNu streek de overste der schooi met, zijn hand over z'n hart én Charles George mocht blijven 1850). Als jong officier vinden wij Gordon terug gedurende den Krim-oorlog, bij de belegering van Sebastópol door de Engelschen en Fran- schen, die het met Rusland aan den stok had den gekregen (Krim-oorlog; 1855). Hij wist den weg door de loopgraven heen als geen ander! Als je daar stond liep je kans door 'n Russi- schen kogel te worden getroffen, maar stond je twee centimeters verder, dan was je veilig, „safe"! Het spreekt vanzelf, dat hij deze wijs heid niet had opgedaan zonder 'groot gevaar voor zijn hachje te loopen, maar dat was iets, waarom hij minder gafZoo leidde Charles George zijn vriend Charles Stanley, die en kele dagen ziek was geweest, door alle hoek jes en gaatjes van het loopgravengebied, wees hem precies de „boquets" (trechter-gaten door het inslaan van kogels, die den vorm van een ruiker hebbenen de plassen, kortom, hij bleek in het krijgsgebied thuis als in zijn vestjeszakje„Hij nam" schreef Stanley „de zaak opmerkelijk koeToloedig ophe taking the matter remarkably coolly Negen jaren later treffen we Gordon in China aan. „Wat had hij déér te maken hoor ik al iemand vragenKijk, dat zat 'm zoo De keizer van China ofte wel de „hemelsche heer" had veel last van opstandelingen in zijn Rijk. Het hoofd der muiters noemde zich „Tien Wang", dat niks met 'n koon of tien koonen, maar wél met „Koning van het Hemelrijk" te maken heeft. Aangezien de keizer vond, dat China aan één zoo'n hoogen heer genoeg had en dat hij het best alléén kon, werkte hij sa men met Engelschen en Franschen, die voor hun onderdanen in Shanghai opkomen, welke door de muiters werden bedreigd. In China is het nu eenmaal dikwijls roerig geweest I (letterlijk: „het land der zwarten") schiep, lachte Hij Lachte Hij, ja, maar dan toch uit mededoogen om het armzalige land met zijn schrikkelijke droogte, zijn hevige zand stormen, zijn teleurstellende spiegelbeelden van meren en vijvers, die-niet blijken te be staan De Soedan, in die dagen geteisterd door woeste Arabieren, welke de reizigers van hun laatste goederen beroofden.! loodje had moeten leggenOok Ierland be zocht hij eveneens een lijdend volk en Palestina, waar hij zich onledig hield met stu dies over de Heilige Schrift, den Bijbel, die hem zoo na aan het hart lag. In alles zocht deze soldaat Gods leiding. „Niet de hertog van Cam bridge of Lord Beaconsfield regeert, doch God alléén" placht hij te zeggen. Naast den Bijbel had hij steeds de „Navolging van Christus" bij zich, aan Thomas van Kempen toegeschreven. Ook uit dit overschoone werk putte hij veel troost. Juist maakte hij zich gereed om op verzoek van den Koning der Belgen naar de Congo- kolonie te vertrekken, toen de opstand van den Mahdi Mohammed Ahmed heel Midden- Afrika in vuur en vlam dreigde te zullen zet ten. De heele Soedan viel hem bij; alles, wat tegenstand bood, werd afgemaaktDe slaven handelaars juichten Gordon werd door de Engelsche regeering gezonden om den opstand te bedwingen. Vrien den brachten eenig geld voor hem bij elkaar, daar de generaal zelf meestal zonder zat. Toen deze te Port Saïd aankwam, werd hij door een ouden sjeik (hoofdman) van zijn kennis har telijk begroet. De brave man was arm en blind geworden en verkeerde in moeilijke omstan digheden. Nu herinnerde Gordon zich de daad zijner vrienden. Hij liet den ouden sjeik het door hem bijeengebrachte geld geven en be kommerde zich er weinig om, dat daardoor zijn schatkist den bodem liet zien Moedig gorde hij zich aan, om het geweld van den Mahdi te gaan stuiten. (Slot volgt.) Het afspekken van 'n vin-walvisch in vollen gang III het Jaar 1811 zoo verhaalt 'n Engelsche walvisch-jeger - dreef een visscherman zijn harpoen in een walvischjong altijd nog 'n meter of vijf, zes lang! om op deze wijze ook de moeder in zijn bezit te krijgen. Hij vergiste zich daarin niet. De moeder kwam aangezwom men zonder op de schuit te letten, greep haar gewond jong en voerde het 'n paar honderd me ter ver met zich mee. Ze schoten twee harpoe nen op haar af zaken zijn nu eemaal zaken! die allebei misten. Pas de derde zat. Maar ook toen achtte het ondier zijn verwonding van minder belang dan die van den baby. Zij span de zich heelemaal niet in om van haar vandaan te komen en stierf binnen het uur. Door de ontzettende slachting onder de wal visschen aangericht (Noren), dreigt deze dier soort uit te zullen sterven. bevat zeer vele hoogst belangrijke zaken. Het schrijn van Karei den Groote met het gebeente des keizers. Dit schrijn is versierd met emaille, goud, zilver en koper. Nog is er een reliek-schrijn, dat gezegd wordt de wind sels en den lendedoek des Heeren te bevatten, een kleed der Heilige Maagd en het doods kleed van Sint Jan den Dooper. Er zijn boek banden uit ivoor en zuiver goud. 'n Borstbeeld van Charlemagne is versierd met 186 juwee- len, 73 parels en 'n kroon van goud. Ook toont men een gewaad voor het miraculeuze beeld der H. Maagd, dat met 500 parels is bestikt; de zoom ervan draagt 72 gouden brochen. Het kleed van het Jezu-Kindeke is niet minder fraai; dit is getooid met 32 diamanten en 30 parels, in goud gevat. „EMPIRE DAY" Keizerrijk-dag vieren de Engelschen den 24sten Mei. Op dezen dag viel de verjaardag van wijlen koningin Victo ria van Engeland. De Engelschen gevoelen zich dan leden van een Rijk, waarin de zon nooit ondergaat, Gordon helpt zijn boot door den Nijl. Gordon hielp den keizer tegen de mannen van den opstand, verstond zich met 's kei zers vriend, Li Hung Chang en slaagde er in de rebellen te onderwerpen. Toen hij hun stad Suchow innam, beloofde hij lijfsbehoud aan sommige opperhoofden, doch Li Hung Chang stoorde zich daar niet aan, en liet ze tóch den kop afslaanGordon maakte zich zóó woedend wegens het schenden van een eens gegeven woord, dat hij overal rondzwierf om Li Hung Chang eens mores te leeren, maar deze had zich verstopt en kwam niet te voorschijn. Overigens was de zaak naar Chineesche be grippen geheel en al in orde; aan een vijand mag je daar je woord gerust brekenDe kei zer wou Gordon ƒ36.000 10.000 taels ca- •deau doen,.omdat hij zijn trouwe troepen zoo dapper had aangevoerd, alleen gewapend met 'nrottinkjeHij hoefde daar maar mee te wuiven in het heetst van het gevecht, en de deinzenden vermanden zich en sloten zich weer aaneen. Geen wonder, dat Gordons troepen den bijnaam kregen van het „altijd overwinnend leger 1" Maar de centjes nam Charles George niet aan, wèl het „gele jasje", de hoogste me daille onder de Chineezen en den graad van „titu", zooveel als; generaal onder de generalen van 's keizers heerscharen 1 De Engelsche koningin Victoria vond, dat Gordon zich in het verre Oosten héél flink had gedragen. Zij gaf hem een eerelint en benoem de hem tot luitenant-kolonelVoortaan heette hij in Engeland „Gordon, de Chinees", In 1873 werd hij door den Khédive (kédlév) of onderkoning van Egypte verzocht in zijn dienst te treden, waartegen de Engelsche re geering geen bezwaren maakte. De zaak was dezedat er aan de oevers van den Nijl een uitgebreide slavenhandel was ontstaan, de handel in „zwart ivoor". Deze han del leverde nog méér winst op dan die in wit ivoor. De Khédive kon dit schandaal niet vol doende uitroeien en de slavenhandelaars tra den met den dag brutaler op. Een van hen, Sebehu, reisde zelfs door het Egyptische land met geboeide leeuwen in zijn gevolgDe politie werd met een gouden handdruk om gekocht, en aan al deze wantoestanden moest Gordon nu een eind makenMet geweld Met slechts tweehonderd soldaten zeilde Charles George den Nijl op. De moeilijkheden waren vele. Hier en daar moesten de booten voorwaarts worden getrokken en dan dreigden de vreeselijke krokodillen. „Zoo lang als je maar in beweging blijft, bijten ze je niet troostte Gordon zijn mannen en was zelf over al de eerste om aan te pakkenZij marcheer den vervolgens door de woestijn naar Khar toem en verder weer met de booten over de ri vier naar Gondokoro, aan de Witte Nijl. Vreemde vogels vertoonden zich daar aan hun verbaasde oogen. Nijlpaarden, die wel drijvende eilanden leken, luilakten log in het warme water. Apen, met staarten als zwaar den over hun rug maakten een keet van be lang. Er waren kudden olifanten en zwarte buffels, terwijl de lange halzen der giraffen In het hooge loover der boomen rondsnuffelden naar spruitjes en takjes. Overal verkeerde de bevolking in de diepste ellende. Er zwierven woeste stammen rond, die iederen vreemdeling naar het leven stonden. Om de bevelen van den Khédive gaven ze geen zierDiens ambte naren duchtten ze niet hün handen waren geboeid door Sebehu en de zijnen met gouden boeien, die steviger sluiten dan ijzeren Zoo vond Gordon 't in den Soedan. „Toen Allah" zeggen de Turken, „den Soedan Gordon oefent de neger-soldaten. Slechts gesteund door 'n handjevol onbe trouwbare, bangelijke en luie soldaten, begon Gordon het lijden der bevolking te verlich ten. Hij voedde de hongerigen, laafde de dor- stigen, leerde hen het schrale land te bebou wen, suste de schreiende kinderen in slaap, on dersteunde ouden en behoeftigen en verpleeg de hen, terwijl hij hunne wonden liet verbin den. Hij was de eenige, die zonder geleide verre tochten kon ondernemen, waar anderen allang aan sluipmoordenaars ten offer zouden zijn gevallen- Hij redde slaven uit de handen hunner wreede meesters, oefende hen in den wapenhandel en stelde zóó 'n nieuw leger sa men. Menscheneters lijfde hij bij dit leger in, natuurlijk niet, zonder hen eerst op het onge- wenschte van hun kannibalisme gewezen te hebbenVan de 120.000 gulden, die de Khé dive hem als salaris betaalde, nam hij er slechts 24.000, want om geld gaf hij niets, zoodat hij eens in Londen zijn laatsten stui ver aan 'n bedelaar schonk. Van die ƒ24.000 kwam het leeuwenaandeel den negers te goede die met 'n handjevol maïs al meer dan te vreden waren. Goed doen, wèl doen, tóónen, dat je slechts rentmeester, beheerder bent van je geld, dèt was Gordons opvattingEn of hij nu Londensche straatjongens in zijn vrijen tijd opleidde tot nuttige leden der maatschappij, dan wel probeerde van de kroeskoppen iets te maken, altijd werd hij gedreven tot hulp aan den evenmensch, zooals zijn Christelijk geloof, dat hij vurig beleed, hem voorschreef. Na ruim twee jaren een zegen voor den Soedan te zijn geweest, keerde Gordon naar Engeland terug. De slavenhandel had 'n ge- duchten mep gekregen. De Nijl en het Albert- meer waren in kaart gebracht. Door de slap heid van de Khédive en de trouweloosheid zij ner hooge ambtenaren viel er niets méér uit te richten 1 Reeds een jaar later vinden we Gordon wéér in den Soedan, nu met onbeperkte macht, als 'n Czaar. „Dat beteekent" schreeft hij aan zijn zus ter, „dat de slavernij zal worden uitgeroeid, zoo God wil. Ik ga verder, alléén met den onein- dig-almacbtigen God, Die mij leiden zal, en ik ben verheugd, dat ik Hem zóó vertrouw, dat ik voor niets bang ben en mij zeker voel van mijn succes Al zijn krachten richtte „de witte pasja" nu tegen de slavenhandelaars. Door snelle mar- schen, het vlug verplaatsen van troepen, het afsnijden van den water-toevoer, door belof ten, bedreiging, overreding, deed hij dit schan delijk volkje afbreuk. Waar men er het minst op had gerekend, verscheen Gordon op zijn snellen kameel, die den bijnaam droeg van „Telegraaf"Gedurende drie jaren legde hij in die heete gewesten per lastdier een weg af van 8400 mijl! Eens kwam hem ter oore, dat de zoon van den beruchten Sebehu een zwakke legerplaats wou overvallen met zijn leger van zes duizend geoefende soldeniers. Aanstonds besteeg Gor don zijn „Telegraaf", spoedde zich alléén ik herhaalalléén en ongewapend door de woes tijn en reed anderhalven dag verder. Hij werd door een zwerm kwaadaardige vliegen over vallen, die zich aan hem en zijn kameel vast hechtten, maar hij deed net als of er niets ge beurd was. Als 'n donderslag kwam hij bij het bedreigde garnizoen binnenvallen. De men schen konden hun oogen haast niet gelooven! Toen ging hij naar het kamp der 6000 aan vallers. Hij hield tot hen een toespraak. Hij wees op het groote gevolg, dat hun daad na zich zou sleepen. De duizenden legden hun wapens neer en zagen van hun roofzieke plan nen af. Vol humor zat deze kloeke Engelschman! Eens zag hij, hoe twee struisvogels op een neger aanvlogen in den tuin. Zij sloegen hem met hun krachtige pooten neer en toen de man weer in staat was op te staan, bleek hij zijn heus op het slagveld te hebben gelaten „De beide schuldigen" aldus luidde Gordons rechtspraak „moeten jaarlijks van hun veeren worden ontdaan. De opbrengst van die veeren moet dienen om den armen slaaf vrij te koo pen, terwijl men hem een goede fooi niet mag onthouden „Mijn geheele bezitting hier" aldus tot een vriend, „bestaat uit 'n makke schildpad, drie gazellen, maar die zijn allemaal bang voor de schildpad. Ze kruipen in 'n hoekje bij elkaar, maar zij drijft hen d'r uitZe denken, dat die schildpad 'n wandelende kei is!" In 1879 verliet „de witte pasja" den Soedan, uitgeput van het vele werk, dat hij onder de zengend heete zon had verricht. Zijn gestel was verzwakt. De dokters zetten een bedenkelijk gezicht. Rust moest hij hebben, rust en kalmte, „Mijn opvolger" zeide Gordon, „moet een ijzeren gezondheid bezitten. Hij moet een min achting hebben voor geld, want anders zal de bevolking nimmer vertrouwen in hem kunnen stellen. Maar wat hij óók moet minachten ls de dood." China zag hem weer en hij voorkwam een oorlog tusschen dat land en Rusland, een oor log, waarbij het hemelsche rijk stellig het Gordon brengt vrede en welvaart aan den Nijl «n Soedan „Alles is maar een weet!" zei Columbus en sloeg 'n ei plat op tafel, zoodat het stond! Nie mand der aanwezigen was op die gedachte gekomen! Hoeo maak ik zelf 'n blaker?" Kijk naar de teekening en je hebt het ei van Columbus ont dekt! VI 'n Glas, half vol water, 'n eindje kaars en 'n spijker, voila tout, dat is al! Steek den spijker onder in de kaars, die daar door rechtop blijft staan. De spijker moet zóó zwaar zijn, dat 'het mepje kaars bijna tot aan het randje in de vloeistof verdwij.nt.Steek je de kaars nu aan, dan wordt ze door het verbran den hoe langer hoe lichter en houdt zich van zelf het hoofd boven water. Van uitdooven is niet zoo licht sprake! Bovendien heeft onze blaker nog dit voordeel, dat de vlam steeds op dezelfde hoogte blijft en er dus geen kans is op brand! Probeer het eens!! I l 4 Voor de variatie geven we dezen keer ver borgen plantennamen! Wie raadt er mee? Oplossing den volgenden keer. En zoo is deze serie dan uit en verwacht ik de oplossingen, berijmd of on-berijmd, met tee- keningen of zonder, aan mijn adres, postbus 8, te Hilversum. Het zal mij eens benieuwen wie gedurende ons reisje goed uit z'n oogen heeft gekeken! We zijn door heel wat verschillende land schappen en oorden gekomen! Oplossingen binnen vóór a.s. Zondag, hé? Uitslag hier in jullie courant 'n week later! „DE OUE DAME UIT DE Threadneedle Street" (Londen) is de over-bekende bijnaam voor de machtige Engelsche Bank, Bank of England Hier stond vroeger een herberg, genaamd: „taverne der drie naalden", Three Needle Tavern. DE DICHTER BAILLY werd tijdens de Fransche revolutie te Parijs terecht gesteld (1793). De voorbereidingen tot zijn dood namen nogal veel tijd In beslag. Bevend stond het slachtoffer op het schavot. „Beef je, Bailly?" vroeg de beul. „Ja, beste kerel, maar dat komt van de kou!" antwoordde de dichter. ER ZIJN DRIE SOORTEN fossielen (ver- steeningen: letterlijk: opdelvingen). Bevroren dieren in het ijs, zooals mastodonten (soort olifant) en mammoutben (Idem), die na tien duizehden jaren uit het Siberische grondijs te voorschijn werden gehaald. Vervolgens die fossielen, welke in het een of ander mineraal zijn overgegaan. Ten slotte die, welke in de vroegste tijden op den bodem der zee werden hegraven en die nu in kalk, rotssteen of leem worden aangetroffen, Daar regeerde eens over het groote Babyion een koning, die Nabuchodonosor heette. Hij had zijn hoofdstad prachtig versierd en haar zóó uitgebreid, dat de omtrek 'n paar dagreizen VMSadar niet alleen groot in het opbouwen was hii hij verstond ook de kunst van vernielen goed. Geen volk, geen stroom, geen zee, geen hindernis kon hem tegenhouden, wanneer hij ten oorlog uittrok. Hij overwon zelfs de heilige stad Jeruzalem en ontzag zich niet zyn handen te slaan aan de gewijde vaten en voorwerpen, die in het Huis Gods, den Tempel, voor den eeredienst werden gebruikt. De bevolking maakte hij krijgsgevangen, sleurde haar mee door de onmetelijke zandwoestijnen van t Oos ten en zette haar vast in zijn hoofdstad. Toen ging het op het oude Egypte aan. Ook dit Rijk bracht hij tot onderwerping en nu kon hij zich meester noemen over alle volken, tus schen Nijl en Euphraat. Zóó'n machtige man was deze Nabuchodonosor! Slechts één ding kon hij niet; hij kon z n eigen er niet onderkrijgen. Z'n verkeerde inborst, z'n trots, 'n trots, die zich uitte in zijn gezegde. „Is dit niet het groote Babyion, dat ik gebouwd heb!" Dat riep Gods bijl uit den hemel af, zooals èlles, wat groot is in eigen oog. God verwarde zijn verstand en nu dacht deze koning, dat hij een os was, 'n woudezel. Hij liep naar het veld om er te gaan grazen en zijn lichaam werd van den dauw des hemels nat gemaakt. Dat duurde zoo vier lange jaren. Toen week de waanzin uit zijn geest en hij erkende zijn slecht gedrag. Daarna volbracht hij zijn grootste verovering: hij overwon zichzelf. Alexander de Groote was als veroveraar nog aardig wat meer mans dan deze Aziatische vorst. Hij doorkruiste haast heel de toenmaals beken de wereld, van Egypte tot aan den verren Indus toe! Het oude Perzië trad hij onder zijn voeten. Maar men kan van zijne groote oorlogsdaden toch nooit lezen, zonder spijt te gevoelen, dat deze klare kop zichzelf niet kon overwinnen. Zijn opbruisenden aard kón hij er maar niet onder krijgen. Op zekeren dag gebruikte hij het noenmaal met den vermaarden veldoverste Clitus, die eens zijn leven had gered. Clitus roemde de daden van Alexander's vader hóóger dan die van Alexander zelf. De koning ontstak hierover zóó in woede, dat hij overeind vloog en den maarschalk doodstak. Heel de wereld klein gekregen.... zichzelf evenwel niet! Hoe jammer! Het Mattheus-evangelie vertelt van twee jongens, die voor hun vader in den Wijngaard moesten gaan werken. De ééne zei, dat hij gaan zou, maar hij dééd het niet, hij liep alleen een straatje om. De andere antwoordde barsch, dat hij het vertikte, hij zou niet gaan. Maar later zoo verhaalt Christus maar later kreeg hij berouw en.... hij ging! Grooter dan Nabuchodonosor! Machtiger dan Alexander de Groote!! Zichzelf overwonnen! Er zijn groote en gewichtige dingen in de wereld te doen. Maar van alle blijft de verove ring dézer vesting de belangrijkste! Mijn geheel bestaat uit twaalf letters. Dit lichaam kan veel doen om den wereld-vrede tot stand te brengen. X X 2 X X 3 X X 4 X X X X 5 X X 1 X X 6 X X X X X 7 X X X X X 8 X X X X 9 X X X X 10 X X U X X 12 12. Romeinsch getalmerk voor 500. Met een streep er boven5000. Scheepavloer, scheepszoldering. Begin van het Wees gegroet in het Latijn. Drossaard, baljuw. Muiden had er een en Sallant. Naam van twee vroegere Luitsche staten: Opperen Beneden Ongehuwde, jonge man. Gebieden, gelasten, commandeeren. Het,eerste der vier jaargetijden. Verdichtsel, waarin men aan dieren en voorwerpen toedicht, wat op de menschèn- wereld van toepassing is! Haar, tot een krul gevormd. Een omheinde of afgesloten streek bouw land, dat veelal aan onderscheidene eige naars toebehoort. Teeken voor „afnemend" in de muziek. t „Zeven prpvinciën!" 1 Z voor Zuiden; 2 bes; 3 bever; 4 Sevenum) 5 branies; 6 sjilpende; 7 voorraden 8 Zandvoor- ter; 9 geleverde; 10 provincie; 11 bronnen; 12 Bacchus; 13 Briel; 14 hek; 15 N voor Noorden.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 9