F
■y
B
V
DE PASJAFZONDER#VREES.
DE NAÏUUK IN,
DE SCHOENEN VAN
DEN RIDDER.
VOOR KNUTSELAAR'
ALLERLEI.
letieraadsel.
ZATERDAG 18 FEBRUARI 1933
Reuzee der zee.
,V Vf At
Honderd jaar geleden geboren,
28 Jan. 1833.
De Doanschat te Aken
'n Eigem gemaakte Waker!
WIE TIPPELT ER MEE?
(Plaat om na te teekenen').
WIE RAADT ER MEE?
DE GROOTSTE
VEROVERAAR.
Oplossing vorig letterraadsel.
kUlWkil
Reeds 't Oude Testament verhaalt van groo-
te, kolossale dieren, die de diepte der zee be
volken.
Onder hen neemt de walvisch een eerste plaats
in. 'n Visch is dit dier zooals bekend hee-
lemaal niet. Het is warm-bloedig. Het haalt
adem niet door kieuwen, maar door longen. De
moeder voedt haar kindje zooals 'n koe haar
kalfje voedt en zal het tot het uiterste toe ver
dedigen, wanneer het in gevaar komt.
Er bewonen nog meer zoogdieren de zee dan
alleen de walvisch. Ik denk hier aan den wal
rus met zijn vervaarlijke slagtanden, aan den
zeehond, met zijn altijd treurige oogen en z'n
zacht vel, aan de bruinvisch, zoo na aan de fa
milie walvisch verwant.
Een walvisch aan land. De lange sneden
zijn aangebracht voor het af spekken. Zoo
werden er van 1928-29 alleen in het Zuid
poolgebied 20.000 behandeld!
De Groenlandsche walvisch, die hoofdzakelijk
de Noordelijke zeeën bewoont, bereikt soms een
lengte van achttien tot twintig meter! Doet men
dezen kolossus 'n gordel om zijn lichaam, dan
blijkt deze een lengte te hebben van nagenoeg
twaalf meter. Het dier kan dus niet bepaald op
een wespen-middel prat gaan! De ontzaglijke
kop maakt ongeveer het derde deel van het
heele lichaam uit. Er zijn knapen onder, wier
gewicht 70.000 kilo of 140.000 pond bedraagt!
Maar dit neemt niet weg, dat deze reuzen zich,
met het grootste gemak voortbewegen en zelfs
dicht aan de oppervlakte kunnen zwemmen.
Diep zwemmen ze bij voorkeur nooit. Ze moe
ten om de tien minuten of 't kwartier boven wa
ter komen om 'n luchtje te happen, maar er zijn
walvisschen opgemerkt, die, vliedend voor een
harpoen (een lang ijzer met scherpen weer
haak, waarvan men zich bij de vangst bedient),
langer dan drie kwartier aan één stuk onder
water bleven!
De kleur van den Groenlandschen walvisch
Is van boven zwart, aan de buikzijde wit. Zijn
huid is zoowat drie centimeter dik en bedekt
een speklaag, die wel 35 c.M. dik wordt. Deze
speklaag doet dienst als deken tegen de kou,
maar wordt tegelijk het dier zijn noodlot: de
menschen kunnen uit dit vet olie of traan ko
ken en dat goedje wordt door de margarine ver
werkt. Tanden heeft deze reus niet. De boven
kaak bevat veerkrachtige, achter elkaar staan
de hoornplaten, die aan het ondereind in talrij
ke vezels gesplitst zijn en het balein opleveren.
Deze „baleinen" of „baarden' bereiken wel een
lengte van drie meter! Al zwemmende houdt
het dier den bek wijd open en allerlei kleine
diertjes verzeilen naar binnen. Deze kujgen n
plaatsje op den tong, die de afmetingen van n
burgermans' kamer heeft! Dan wordt de mond
gesloten, het water uitgedreven en de baarden
met hun harige aanhangsels houden tegen, wa
naar binnen moet. Is zoo een portie verdwene
dan begint het spelletje van voren af aan.
De walvisschen der Zuidelijke zeeën wijken
in veel opzichten van hun maats op Noordelij
ker breedten af. De dames onder hen worden
lang niet zoo groot, hoogstens 'n meter of ne
gen! In plaats van twee spuitgaten heeft deze
soort er één, de kleur is van onderen grijsachtig.
De kop bevat een vloeistof, spermacéti genaamd
walschot, witte amber, 'n vet, dat na den dood
stolt en gezuiverd, veel in de waskaarsen-fabri-
cage wordt gebruikt. Baleinen bezitten zij niet,
veel meer tanden, zoodat zij in staat zijn grover
en „degelijker" voedsel tot zich te nemen.
Hoofdzakelijk bestaat dit uit inktvisschen, maar
deze dieren zijn op die eer heelemaal niet hap
pig. Niet zelden ontstaat er een gevecht, waarin
soms de walvisch het loodje legt. De spermacéti-
walvisch of pot-visch komt voor tusschen 60 gr.
benoorden en bezuiden den evenaar. Hij jaagt
niet, zooals zijn Noordelijke neef, in paren, maar
in heele kudden, al treft men wel eens, lijk on
der de olifanten, van die „vrijgezellen aan, wel
ke om hun kwaadaardig karakter door de an
deren worden verstooten. De Zuidelijke soort
komt slechts éénmaal in de 70 minuten naar
boven om 'n luchtje te happen. Zij blaast dan
z'oo'n zeventig keer en puft als 'n stoommachien,
om dan weer 'n duikie te nemen, dat 'n uur en
tien minuten duurt!
Er leefde eens een schoenmaker met z'n
vrouw en drie kinderen, die het heel schraal
hadden. Soms gingen er wel dagen v°°rb'J'
waarop zij geen warm eten kregen! Dat kwam,
doordat de meeste menschen te arm waren om
'n paar schoenen te koopen en die er een paar
hadden, bewaarden ze tot een hooge plechtig
heid of een feest, om er dan mee te gaan geuren
in de kerk of bij de familie. Je snapt wel. dat
op die manier de zolen heel lang goed bleven
en dat er voor den schoenmaker weinig te ver
dienen viel.
Tijdens een heelen strengen winter werd er
luid op de deur van het schamele hutje geklopt,
waarin de drie kinderen zaten te kleumen van
de kou.
„Wie is daar?" riep de moeder.
„Ik ben de knecht van den ridder. Mijn mees
ter beveelt u de jachtlaarzen nu af te maken,
waarvan ge de maat al genomen hebt! Ze moe
ten vóór morgenavond klaar zijn, want anders
zwaait er wat, reken door gerust op. Je weet,
m'n baas valt niet mee, als je hem nijdig maakt!"
,,'t Komt voor mekaar, hoor! Zeg U dat maar
aan Zijne Genade! M'n vrouw en de kinderen
zullen 'n handje helpen!"
Zoo ging het gezin van den ijverigen werk
man aan den arbeid en er kwamen 'n paar laar
zen te voorschijn, die er wezen mochten! Héél
den nacht werkten de vijf menschen door en de
schoenen kregen 'n plaatsje in het mooiste
kamertje.
Toen de vader 's morgens opstond, waren ze
verdwenen. Overal gezocht. De kinderen geroe
pen, of die ze soms verstopt hadden, maar niks,
hoor! Ze waren weg en ze bleven weg.
„Ik weet het al, vader, wie het gedaan heeft.
Dat is 'n streek van den roover uit de bergen,
die alles wegneemt wat hij maar krijgen kan.
„Als dat zoo is, kunnen we naar de laarzen
fluiten, want niemand heeft hem nog ooit kun
nen grijpen! Wat zullen we tegen den ridder
zeggen, als hij hier langs komt om het bestelde
te halen?"
'n Bons op de deur
Gerinkel van sporen
Daar stond de ridder!
„Zóó, schoenmakertje, waar zijn m n laarzen.
Ik ben maar een beetje bijtijds gekomen, wan
het kasteel van m'n vriend ligt met bepaald
naast de deur! Kan ik ze meteen maar mee-
nemen9"
„Maar wat staan jullie me met glazige oogen
aan te kijken? Vooruit! Hier met mijn laarzen!
Daar hebben ze gestaan. Uwe Genade, maar
toen we vanmorgen opstonden, waren ze ver
dwenen! Geen spoor van den dief te bekennen!
De hooge heer schopte 'n stoel omver.
Wat wil je me nou wijs maken? Dacht je
soms, dat ik aan elfjes geloofde of aan aard
mannetjes, die d'r met mijn schoenen van door
gaan?"
„Heeft Uwe Genade nooit van den roover der
bergen gehoord?"
„En of! Laat ik hem met te pakken krijgen,
want dan ziet het er slecht voor hem uit! Wou
je soms zeggen, dat hij ze gegapt heeft? Dan
hadden jullie er maar beter op moeten passen!
Had ze onder je hoofdkussen gelegd, dan had
je erop kunnen liggen met je dommen kop!
Vóórdat de maan aan den hemel staat, moet
ik m'n laarzen hebben en anders, schoenmaker,
zal ik je aan een paal hangen met 'n hennipen-
venstertje om je nek, dan kun je eens zien
hoe raar de wereld er dan uitziet....!"
'n Slag met de deur. Zijne Genade had de hut
verlaten!
De kinderen waren er al eerder uitgegaan. Die
hadden een bezoek gebracht aan den reus, die
altijd zoo vriendelijk voor hen was! Goeie help,
wat tilde hij ze soms hoog op, net of hun hoof
den de wolken moesten aanraken!
Daar kwamen zij terug.
„Waar hebben jullie nou weer gezeten?"
„O, vadér, wij zijn bij den reus geweest en hij
zal probeeren de laarzen te zoeken. Hij is heele
maal niet bang voor dien gemeenen roover!
Maar hij heeft ons zijn schoenen meegegeven
om te repareeren. We hadden er een vracht aan,
maar dat hindert niet! Zelf heeft hij nu geite-
vellen om zijn voeten gewikkeld. Hij zoekt alle
bergen en dalen af!"
De vader nam de geweldige zeven-mijls-laar-
zen van den reus en begon ze te flikken. Het
was 'n heel karwei, maar voor den goeden
vriend van zijn kinderen had hij 't graag over.
Daar klonken dreunende voetstappen buiten.
Het leek wel, of er 'n troep soldaten naderde!
Doch het waren alleen de voetstappen van den
reus, luid verwelkomd door de drie kleinen.
Bons, daar slingerde hij de gestolen laarzen voor
de deur van het schamele hutje neer.
„Daar.is het schoeisel van Zijne Genade!! In
de bergen vond ik 'n kerel, die er heel onple
zierig uitzag! Ik maakte met hem een praatje
en sloeg hem voor samen op roof uit te gaan!
Z'n oogen begonnen te schitteren! Hij zei, dat
hij al wat geroofd had en toonde deze laarzen!
Toen was het mijn beurt om roovertje te spe
len! Ik pakte ze af, stopte den dief in m'n rug
zak en bond hem vast aan 'n boom, zoodat hij
met zijn hoofd nog net boven het meer uitsteekt,
dat aan den voet van dien boom ligt. Ik ga
dadelijk eens kijken, hoe de dief het maakt. Ik
had al lang op hem geloerd!"
De schoenmaker dankte den reus voor zijn
vriendelijkheid en gaf hem de gerepareerde
schoenen terug, die hij terstond aantrok! Wat
zaten ze hem nu lekker! Niks geen last van z'n
eksteroogen meer! Alleen wou hij op het hutje
van de kinderen gaan zitten om ze aan te trek
ken! Gelukkig, dat de moeder nog juist bijtijds
op haar knieën viel en hem verzocht dat niet te
doen.
Bij het meer aangekomen, kreeg de reus last
aan zijn rechtervoet. D'r zaten drie keisteenen
in, die hij naar den oever slingerde! Die drie
rotsen staan daar nog. Dan greep hij den boos
doener in z'n lurven, stopte hem in z'n rugtasch
en ging naar het kasteel van Zijne Genade toe,
om hem daar aan de rechters over te leveren.
Dienzelfden avond reed de ridder met zijn
nieuwe laarzen ter jacht, nadat hij den schoen
maker rijkelijk had beloond.
Generaal Gordon
Elke centimeter 'n Engelschman
Op de militaire school te Woolwich 'n echte
lastpost, 'n woelwater, altijd bedacht op het uit
halen van kattekwaad.
'n Korporaal stond boven aan de trap, om
onder het roerige goedje 'n beetje krijgstucht
te bewaren.
Gordon gaf 'm 'n kopstoot, dat de arme jon
gen van alle treden tegelijk naar omlaag bui
telde en door een glazen ruit voorloopig ge
heel verdween
De directeur der school vond zéér begrij
pelijk dergelijke grappen wat érg verregaand
en, al had de korporaal geen letsel bekomen,
hij besloot den jongen Gordon voorbeeldig te
straffen.
Zoo had het dan haast geen héér gescheeld,
of Engeland had zijn dappersten officier ver
loren! Gelukkig, dat er méér Gordons soldaat
waren geweest en dat die allen in 'n goed
blaadje stondenNu streek de overste der
schooi met, zijn hand over z'n hart én
Charles George mocht blijven 1850).
Als jong officier vinden wij Gordon terug
gedurende den Krim-oorlog, bij de belegering
van Sebastópol door de Engelschen en Fran-
schen, die het met Rusland aan den stok had
den gekregen (Krim-oorlog; 1855). Hij wist den
weg door de loopgraven heen als geen ander!
Als je daar stond liep je kans door 'n Russi-
schen kogel te worden getroffen, maar stond
je twee centimeters verder, dan was je veilig,
„safe"! Het spreekt vanzelf, dat hij deze wijs
heid niet had opgedaan zonder 'groot gevaar
voor zijn hachje te loopen, maar dat was iets,
waarom hij minder gafZoo leidde Charles
George zijn vriend Charles Stanley, die en
kele dagen ziek was geweest, door alle hoek
jes en gaatjes van het loopgravengebied, wees
hem precies de „boquets" (trechter-gaten door
het inslaan van kogels, die den vorm van een
ruiker hebbenen de plassen, kortom, hij
bleek in het krijgsgebied thuis als in zijn
vestjeszakje„Hij nam" schreef Stanley
„de zaak opmerkelijk koeToloedig ophe
taking the matter remarkably coolly
Negen jaren later treffen we Gordon in
China aan.
„Wat had hij déér te maken hoor ik al
iemand vragenKijk, dat zat 'm zoo
De keizer van China ofte wel de „hemelsche
heer" had veel last van opstandelingen in zijn
Rijk. Het hoofd der muiters noemde zich „Tien
Wang", dat niks met 'n koon of tien koonen,
maar wél met „Koning van het Hemelrijk" te
maken heeft. Aangezien de keizer vond, dat
China aan één zoo'n hoogen heer genoeg had
en dat hij het best alléén kon, werkte hij sa
men met Engelschen en Franschen, die voor
hun onderdanen in Shanghai opkomen, welke
door de muiters werden bedreigd.
In China is het nu eenmaal dikwijls roerig
geweest I
(letterlijk: „het land der zwarten") schiep,
lachte Hij Lachte Hij, ja, maar dan toch
uit mededoogen om het armzalige land met
zijn schrikkelijke droogte, zijn hevige zand
stormen, zijn teleurstellende spiegelbeelden
van meren en vijvers, die-niet blijken te be
staan De Soedan, in die dagen geteisterd door
woeste Arabieren, welke de reizigers van hun
laatste goederen beroofden.!
loodje had moeten leggenOok Ierland be
zocht hij eveneens een lijdend volk en
Palestina, waar hij zich onledig hield met stu
dies over de Heilige Schrift, den Bijbel, die
hem zoo na aan het hart lag. In alles zocht deze
soldaat Gods leiding. „Niet de hertog van Cam
bridge of Lord Beaconsfield regeert, doch God
alléén" placht hij te zeggen. Naast den Bijbel
had hij steeds de „Navolging van Christus" bij
zich, aan Thomas van Kempen toegeschreven.
Ook uit dit overschoone werk putte hij veel
troost.
Juist maakte hij zich gereed om op verzoek
van den Koning der Belgen naar de Congo-
kolonie te vertrekken, toen de opstand van den
Mahdi Mohammed Ahmed heel Midden-
Afrika in vuur en vlam dreigde te zullen zet
ten. De heele Soedan viel hem bij; alles, wat
tegenstand bood, werd afgemaaktDe slaven
handelaars juichten
Gordon werd door de Engelsche regeering
gezonden om den opstand te bedwingen. Vrien
den brachten eenig geld voor hem bij elkaar,
daar de generaal zelf meestal zonder zat. Toen
deze te Port Saïd aankwam, werd hij door een
ouden sjeik (hoofdman) van zijn kennis har
telijk begroet. De brave man was arm en blind
geworden en verkeerde in moeilijke omstan
digheden. Nu herinnerde Gordon zich de daad
zijner vrienden. Hij liet den ouden sjeik het
door hem bijeengebrachte geld geven en be
kommerde zich er weinig om, dat daardoor zijn
schatkist den bodem liet zien
Moedig gorde hij zich aan, om het geweld
van den Mahdi te gaan stuiten.
(Slot volgt.)
Het afspekken van 'n vin-walvisch in vollen
gang
III het Jaar 1811 zoo verhaalt 'n Engelsche
walvisch-jeger - dreef een visscherman zijn
harpoen in een walvischjong altijd nog 'n
meter of vijf, zes lang! om op deze wijze ook
de moeder in zijn bezit te krijgen. Hij vergiste
zich daarin niet. De moeder kwam aangezwom
men zonder op de schuit te letten, greep haar
gewond jong en voerde het 'n paar honderd me
ter ver met zich mee. Ze schoten twee harpoe
nen op haar af zaken zijn nu eemaal zaken!
die allebei misten. Pas de derde zat. Maar ook
toen achtte het ondier zijn verwonding van
minder belang dan die van den baby. Zij span
de zich heelemaal niet in om van haar vandaan
te komen en stierf binnen het uur.
Door de ontzettende slachting onder de wal
visschen aangericht (Noren), dreigt deze dier
soort uit te zullen sterven.
bevat zeer vele hoogst belangrijke zaken.
Het schrijn van Karei den Groote met het
gebeente des keizers. Dit schrijn is versierd
met emaille, goud, zilver en koper. Nog is er
een reliek-schrijn, dat gezegd wordt de wind
sels en den lendedoek des Heeren te bevatten,
een kleed der Heilige Maagd en het doods
kleed van Sint Jan den Dooper. Er zijn boek
banden uit ivoor en zuiver goud. 'n Borstbeeld
van Charlemagne is versierd met 186 juwee-
len, 73 parels en 'n kroon van goud. Ook toont
men een gewaad voor het miraculeuze beeld
der H. Maagd, dat met 500 parels is bestikt;
de zoom ervan draagt 72 gouden brochen. Het
kleed van het Jezu-Kindeke is niet minder
fraai; dit is getooid met 32 diamanten en 30
parels, in goud gevat.
„EMPIRE DAY" Keizerrijk-dag vieren
de Engelschen den 24sten Mei. Op dezen dag
viel de verjaardag van wijlen koningin Victo
ria van Engeland. De Engelschen gevoelen zich
dan leden van een Rijk, waarin de zon nooit
ondergaat,
Gordon helpt zijn boot door den Nijl.
Gordon hielp den keizer tegen de mannen
van den opstand, verstond zich met 's kei
zers vriend, Li Hung Chang en slaagde er
in de rebellen te onderwerpen. Toen hij hun
stad Suchow innam, beloofde hij lijfsbehoud
aan sommige opperhoofden, doch Li Hung
Chang stoorde zich daar niet aan, en liet ze
tóch den kop afslaanGordon maakte zich zóó
woedend wegens het schenden van een eens
gegeven woord, dat hij overal rondzwierf om
Li Hung Chang eens mores te leeren, maar deze
had zich verstopt en kwam niet te voorschijn.
Overigens was de zaak naar Chineesche be
grippen geheel en al in orde; aan een vijand
mag je daar je woord gerust brekenDe kei
zer wou Gordon ƒ36.000 10.000 taels ca-
•deau doen,.omdat hij zijn trouwe troepen zoo
dapper had aangevoerd, alleen gewapend met
'nrottinkjeHij hoefde daar maar mee
te wuiven in het heetst van het gevecht, en de
deinzenden vermanden zich en sloten zich weer
aaneen. Geen wonder, dat Gordons troepen den
bijnaam kregen van het „altijd overwinnend
leger 1" Maar de centjes nam Charles George
niet aan, wèl het „gele jasje", de hoogste me
daille onder de Chineezen en den graad van
„titu", zooveel als; generaal onder de generalen
van 's keizers heerscharen 1
De Engelsche koningin Victoria vond, dat
Gordon zich in het verre Oosten héél flink had
gedragen. Zij gaf hem een eerelint en benoem
de hem tot luitenant-kolonelVoortaan heette
hij in Engeland „Gordon, de Chinees",
In 1873 werd hij door den Khédive (kédlév)
of onderkoning van Egypte verzocht in zijn
dienst te treden, waartegen de Engelsche re
geering geen bezwaren maakte.
De zaak was dezedat er aan de oevers
van den Nijl een uitgebreide slavenhandel was
ontstaan, de handel in „zwart ivoor". Deze han
del leverde nog méér winst op dan die in wit
ivoor. De Khédive kon dit schandaal niet vol
doende uitroeien en de slavenhandelaars tra
den met den dag brutaler op. Een van hen,
Sebehu, reisde zelfs door het Egyptische land
met geboeide leeuwen in zijn gevolgDe
politie werd met een gouden handdruk om
gekocht, en aan al deze wantoestanden moest
Gordon nu een eind makenMet geweld
Met slechts tweehonderd soldaten zeilde
Charles George den Nijl op. De moeilijkheden
waren vele. Hier en daar moesten de booten
voorwaarts worden getrokken en dan dreigden
de vreeselijke krokodillen. „Zoo lang als je
maar in beweging blijft, bijten ze je niet
troostte Gordon zijn mannen en was zelf over
al de eerste om aan te pakkenZij marcheer
den vervolgens door de woestijn naar Khar
toem en verder weer met de booten over de ri
vier naar Gondokoro, aan de Witte Nijl.
Vreemde vogels vertoonden zich daar aan
hun verbaasde oogen. Nijlpaarden, die wel
drijvende eilanden leken, luilakten log in het
warme water. Apen, met staarten als zwaar
den over hun rug maakten een keet van be
lang. Er waren kudden olifanten en zwarte
buffels, terwijl de lange halzen der giraffen In
het hooge loover der boomen rondsnuffelden
naar spruitjes en takjes. Overal verkeerde de
bevolking in de diepste ellende. Er zwierven
woeste stammen rond, die iederen vreemdeling
naar het leven stonden. Om de bevelen van
den Khédive gaven ze geen zierDiens ambte
naren duchtten ze niet hün handen waren
geboeid door Sebehu en de zijnen met gouden
boeien, die steviger sluiten dan ijzeren
Zoo vond Gordon 't in den Soedan.
„Toen Allah" zeggen de Turken, „den Soedan
Gordon oefent de neger-soldaten.
Slechts gesteund door 'n handjevol onbe
trouwbare, bangelijke en luie soldaten, begon
Gordon het lijden der bevolking te verlich
ten. Hij voedde de hongerigen, laafde de dor-
stigen, leerde hen het schrale land te bebou
wen, suste de schreiende kinderen in slaap, on
dersteunde ouden en behoeftigen en verpleeg
de hen, terwijl hij hunne wonden liet verbin
den. Hij was de eenige, die zonder geleide
verre tochten kon ondernemen, waar anderen
allang aan sluipmoordenaars ten offer zouden
zijn gevallen- Hij redde slaven uit de handen
hunner wreede meesters, oefende hen in den
wapenhandel en stelde zóó 'n nieuw leger sa
men. Menscheneters lijfde hij bij dit leger in,
natuurlijk niet, zonder hen eerst op het onge-
wenschte van hun kannibalisme gewezen te
hebbenVan de 120.000 gulden, die de Khé
dive hem als salaris betaalde, nam hij er
slechts 24.000, want om geld gaf hij niets,
zoodat hij eens in Londen zijn laatsten stui
ver aan 'n bedelaar schonk. Van die ƒ24.000
kwam het leeuwenaandeel den negers te goede
die met 'n handjevol maïs al meer dan te
vreden waren. Goed doen, wèl doen, tóónen,
dat je slechts rentmeester, beheerder bent van
je geld, dèt was Gordons opvattingEn of hij
nu Londensche straatjongens in zijn vrijen tijd
opleidde tot nuttige leden der maatschappij,
dan wel probeerde van de kroeskoppen iets te
maken, altijd werd hij gedreven tot hulp aan
den evenmensch, zooals zijn Christelijk geloof,
dat hij vurig beleed, hem voorschreef.
Na ruim twee jaren een zegen voor den
Soedan te zijn geweest, keerde Gordon naar
Engeland terug. De slavenhandel had 'n ge-
duchten mep gekregen. De Nijl en het Albert-
meer waren in kaart gebracht. Door de slap
heid van de Khédive en de trouweloosheid zij
ner hooge ambtenaren viel er niets méér uit
te richten 1
Reeds een jaar later vinden we Gordon wéér
in den Soedan, nu met onbeperkte macht, als
'n Czaar.
„Dat beteekent" schreeft hij aan zijn zus
ter, „dat de slavernij zal worden uitgeroeid, zoo
God wil. Ik ga verder, alléén met den onein-
dig-almacbtigen God, Die mij leiden zal, en ik
ben verheugd, dat ik Hem zóó vertrouw, dat
ik voor niets bang ben en mij zeker voel van
mijn succes
Al zijn krachten richtte „de witte pasja" nu
tegen de slavenhandelaars. Door snelle mar-
schen, het vlug verplaatsen van troepen, het
afsnijden van den water-toevoer, door belof
ten, bedreiging, overreding, deed hij dit schan
delijk volkje afbreuk. Waar men er het minst
op had gerekend, verscheen Gordon op zijn
snellen kameel, die den bijnaam droeg van
„Telegraaf"Gedurende drie jaren legde hij
in die heete gewesten per lastdier een weg af
van 8400 mijl!
Eens kwam hem ter oore, dat de zoon van
den beruchten Sebehu een zwakke legerplaats
wou overvallen met zijn leger van zes duizend
geoefende soldeniers. Aanstonds besteeg Gor
don zijn „Telegraaf", spoedde zich alléén ik
herhaalalléén en ongewapend door de woes
tijn en reed anderhalven dag verder. Hij werd
door een zwerm kwaadaardige vliegen over
vallen, die zich aan hem en zijn kameel vast
hechtten, maar hij deed net als of er niets ge
beurd was. Als 'n donderslag kwam hij bij het
bedreigde garnizoen binnenvallen. De men
schen konden hun oogen haast niet gelooven!
Toen ging hij naar het kamp der 6000 aan
vallers. Hij hield tot hen een toespraak. Hij
wees op het groote gevolg, dat hun daad na
zich zou sleepen. De duizenden legden hun
wapens neer en zagen van hun roofzieke plan
nen af.
Vol humor zat deze kloeke Engelschman!
Eens zag hij, hoe twee struisvogels op een
neger aanvlogen in den tuin. Zij sloegen hem
met hun krachtige pooten neer en toen de man
weer in staat was op te staan, bleek hij zijn
heus op het slagveld te hebben gelaten
„De beide schuldigen" aldus luidde Gordons
rechtspraak „moeten jaarlijks van hun veeren
worden ontdaan. De opbrengst van die veeren
moet dienen om den armen slaaf vrij te koo
pen, terwijl men hem een goede fooi niet mag
onthouden
„Mijn geheele bezitting hier" aldus tot een
vriend, „bestaat uit 'n makke schildpad, drie
gazellen, maar die zijn allemaal bang voor de
schildpad. Ze kruipen in 'n hoekje bij elkaar,
maar zij drijft hen d'r uitZe denken, dat die
schildpad 'n wandelende kei is!"
In 1879 verliet „de witte pasja" den Soedan,
uitgeput van het vele werk, dat hij onder de
zengend heete zon had verricht. Zijn gestel was
verzwakt. De dokters zetten een bedenkelijk
gezicht. Rust moest hij hebben, rust en kalmte,
„Mijn opvolger" zeide Gordon, „moet een
ijzeren gezondheid bezitten. Hij moet een min
achting hebben voor geld, want anders zal de
bevolking nimmer vertrouwen in hem kunnen
stellen. Maar wat hij óók moet minachten ls
de dood."
China zag hem weer en hij voorkwam een
oorlog tusschen dat land en Rusland, een oor
log, waarbij het hemelsche rijk stellig het
Gordon brengt vrede en welvaart aan den
Nijl «n Soedan
„Alles is maar een weet!" zei Columbus en
sloeg 'n ei plat op tafel, zoodat het stond! Nie
mand der aanwezigen was op die gedachte
gekomen!
Hoeo maak ik zelf 'n blaker?" Kijk naar de
teekening en je hebt het ei van Columbus ont
dekt!
VI
'n Glas, half vol water, 'n eindje kaars en 'n
spijker, voila tout, dat is al!
Steek den spijker onder in de kaars, die daar
door rechtop blijft staan. De spijker moet zóó
zwaar zijn, dat 'het mepje kaars bijna tot aan
het randje in de vloeistof verdwij.nt.Steek je de
kaars nu aan, dan wordt ze door het verbran
den hoe langer hoe lichter en houdt zich van
zelf het hoofd boven water. Van uitdooven is
niet zoo licht sprake! Bovendien heeft onze
blaker nog dit voordeel, dat de vlam steeds op
dezelfde hoogte blijft en er dus geen kans is op
brand!
Probeer het eens!!
I
l
4
Voor de variatie geven we dezen keer ver
borgen plantennamen!
Wie raadt er mee?
Oplossing den volgenden keer.
En zoo is deze serie dan uit en verwacht ik
de oplossingen, berijmd of on-berijmd, met tee-
keningen of zonder, aan mijn adres, postbus 8,
te Hilversum.
Het zal mij eens benieuwen wie gedurende
ons reisje goed uit z'n oogen heeft gekeken!
We zijn door heel wat verschillende land
schappen en oorden gekomen!
Oplossingen binnen vóór a.s. Zondag, hé?
Uitslag hier in jullie courant 'n week later!
„DE OUE DAME UIT DE Threadneedle
Street" (Londen) is de over-bekende bijnaam
voor de machtige Engelsche Bank, Bank of
England Hier stond vroeger een herberg,
genaamd: „taverne der drie naalden", Three
Needle Tavern.
DE DICHTER BAILLY werd tijdens de
Fransche revolutie te Parijs terecht gesteld
(1793). De voorbereidingen tot zijn dood namen
nogal veel tijd In beslag. Bevend stond het
slachtoffer op het schavot.
„Beef je, Bailly?" vroeg de beul.
„Ja, beste kerel, maar dat komt van de kou!"
antwoordde de dichter.
ER ZIJN DRIE SOORTEN fossielen (ver-
steeningen: letterlijk: opdelvingen). Bevroren
dieren in het ijs, zooals mastodonten (soort
olifant) en mammoutben (Idem), die na tien
duizehden jaren uit het Siberische grondijs
te voorschijn werden gehaald. Vervolgens die
fossielen, welke in het een of ander mineraal
zijn overgegaan. Ten slotte die, welke in de
vroegste tijden op den bodem der zee werden
hegraven en die nu in kalk, rotssteen of leem
worden aangetroffen,
Daar regeerde eens over het groote Babyion
een koning, die Nabuchodonosor heette. Hij
had zijn hoofdstad prachtig versierd en haar zóó
uitgebreid, dat de omtrek 'n paar dagreizen
VMSadar niet alleen groot in het opbouwen was
hii hij verstond ook de kunst van vernielen
goed. Geen volk, geen stroom, geen zee, geen
hindernis kon hem tegenhouden, wanneer hij
ten oorlog uittrok. Hij overwon zelfs de heilige
stad Jeruzalem en ontzag zich niet zyn handen
te slaan aan de gewijde vaten en voorwerpen,
die in het Huis Gods, den Tempel, voor den
eeredienst werden gebruikt. De bevolking
maakte hij krijgsgevangen, sleurde haar mee
door de onmetelijke zandwoestijnen van t Oos
ten en zette haar vast in zijn hoofdstad.
Toen ging het op het oude Egypte aan. Ook
dit Rijk bracht hij tot onderwerping en nu kon
hij zich meester noemen over alle volken, tus
schen Nijl en Euphraat. Zóó'n machtige man
was deze Nabuchodonosor!
Slechts één ding kon hij niet; hij kon z n eigen
er niet onderkrijgen. Z'n verkeerde inborst,
z'n trots, 'n trots, die zich uitte in zijn gezegde.
„Is dit niet het groote Babyion, dat ik gebouwd
heb!"
Dat riep Gods bijl uit den hemel af, zooals
èlles, wat groot is in eigen oog. God verwarde
zijn verstand en nu dacht deze koning, dat hij
een os was, 'n woudezel. Hij liep naar het veld
om er te gaan grazen en zijn lichaam werd van
den dauw des hemels nat gemaakt. Dat duurde
zoo vier lange jaren. Toen week de waanzin uit
zijn geest en hij erkende zijn slecht gedrag.
Daarna volbracht hij zijn grootste verovering:
hij overwon zichzelf.
Alexander de Groote was als veroveraar nog
aardig wat meer mans dan deze Aziatische vorst.
Hij doorkruiste haast heel de toenmaals beken
de wereld, van Egypte tot aan den verren Indus
toe! Het oude Perzië trad hij onder zijn voeten.
Maar men kan van zijne groote oorlogsdaden
toch nooit lezen, zonder spijt te gevoelen, dat
deze klare kop zichzelf niet kon overwinnen.
Zijn opbruisenden aard kón hij er maar niet
onder krijgen.
Op zekeren dag gebruikte hij het noenmaal
met den vermaarden veldoverste Clitus, die
eens zijn leven had gered. Clitus roemde de
daden van Alexander's vader hóóger dan die
van Alexander zelf. De koning ontstak hierover
zóó in woede, dat hij overeind vloog en den
maarschalk doodstak.
Heel de wereld klein gekregen.... zichzelf
evenwel niet! Hoe jammer!
Het Mattheus-evangelie vertelt van twee
jongens, die voor hun vader in den Wijngaard
moesten gaan werken. De ééne zei, dat hij gaan
zou, maar hij dééd het niet, hij liep alleen een
straatje om. De andere antwoordde barsch, dat
hij het vertikte, hij zou niet gaan. Maar later
zoo verhaalt Christus maar later kreeg hij
berouw en.... hij ging!
Grooter dan Nabuchodonosor!
Machtiger dan Alexander de Groote!!
Zichzelf overwonnen!
Er zijn groote en gewichtige dingen in de
wereld te doen. Maar van alle blijft de verove
ring dézer vesting de belangrijkste!
Mijn geheel bestaat uit twaalf letters. Dit
lichaam kan veel doen om den wereld-vrede
tot stand te brengen.
X
X
2
X
X
3
X
X
4
X
X
X
X
5
X
X
1
X
X
6
X
X
X
X
X
7
X
X
X
X
X
8
X
X
X
X
9
X
X
X
X
10
X
X
U
X
X
12
12.
Romeinsch getalmerk voor 500. Met een
streep er boven5000.
Scheepavloer, scheepszoldering.
Begin van het Wees gegroet in het Latijn.
Drossaard, baljuw. Muiden had er een en
Sallant.
Naam van twee vroegere Luitsche staten:
Opperen Beneden
Ongehuwde, jonge man.
Gebieden, gelasten, commandeeren.
Het,eerste der vier jaargetijden.
Verdichtsel, waarin men aan dieren en
voorwerpen toedicht, wat op de menschèn-
wereld van toepassing is!
Haar, tot een krul gevormd.
Een omheinde of afgesloten streek bouw
land, dat veelal aan onderscheidene eige
naars toebehoort.
Teeken voor „afnemend" in de muziek.
t „Zeven prpvinciën!"
1 Z voor Zuiden; 2 bes; 3 bever; 4 Sevenum)
5 branies; 6 sjilpende; 7 voorraden 8 Zandvoor-
ter; 9 geleverde; 10 provincie; 11 bronnen; 12
Bacchus; 13 Briel; 14 hek; 15 N voor Noorden.