tan EERSTE KAMER OVER HET KABINET. INDISCHE BEGROOTING IN DE TWEEDE KAMER. Ruwe handen DONDERDAG 23 FEBRUARI 1933 MAX EN ZIJN YEIENDEN. Doos 30 en60ct. t LIBERALE LIJDERS. KAMERONTBINDING EN MUITERIJ. Mr van Lanschot over het financieel perspectief. Vergadering van Woensdag OVERZICHT VAN DE ZITTING. t VERLOOCHEND. f SECT ARISCHE POLITIEK Koninklijk bezoek. NEDERL. R. K. HANZEBOND VAN SLAGERSPATROONS. REGEERING EN VOLKSRAAD. HET VERDRAG VAN OSLO. FINLAND TOEGETREDEN. VERTREK VAN DEN JAPANSCHEN GEZANT. Vergadering van Woensdag OVERZICHT VAN DE ZITTING. DRAMA IN EEN HOTEL. PROF. DR H. LIGTENBERG. PROF. DR. J. PIERSON. - - ,.v BéöJ2ɧ.>.,\ OM HET WERELDKAMPIOENSCHAP. Heiden (links), onze Nederlandsche deelnemer aan de wedstrijden te Trond- heim, en de Amerikaan Taylor (rechts) by den start voor den 500-meter wedstrijd. Wat men ook zeggen moge van de inter pellatie-Knottenbelt over de Kamer-ontbin ding, een succes voor den liberalen inter- pellant zal niemand haar durven noemen. Minister Ruys heeft den heer Knottenbelt tweemaal in den hoek gedreven: vooreerst door te herinneren aan de liberale leiders in 1918, die voor een deel ware lijders bleken, vervolgens ook door er even op te wijzen, hoe de liberalen wel bezuinigen met den mond, maar herhaaldelijk tegen be zuinigingsvoorstellen der Regeering stem den. Mr. Knottenbelt herinnerde nog aan de houding van het Belgisch kabinet, dat on danks een nederlaag niet volhardde bij een ingediend ontslag. Terecht vestigde de Premier er de aandacht op, dat de beide situaties niet te vergelijken waren: het be trof ginds een motie tegen minister Poullet over 'n burgemeestersbenoeming te Hastière, waar socialisten en liberalen elkaar von den. Maar ook in België hebben de liberalen een allesbehalve schitterende rol gespeeld. Het wordt bevestigd door een liberalen leider zelf, n.l. den liberalen minister van onderwijs, Lippens, die Zondag te Charleroi sprekend, zeide: riet is noodzakelijk, dat het parlement zich beperkt tot zijn eigenlijke taak, die oor spronkelijk het onderzoek en de goedkeuring van de begrooting en de controle op de uit gaven behelsde. In den loop der jaren is het aanvankelijk eng-begrensde gebied der parle mentaire werkzaamheden als gevolg van de toenemende differentiatie der samenleving steeds verder uitgebreid, zoodat het. parlement tenslotte is gaan ingrijpen in de uitvoerende macht. Hieraan is paal en perk gesteld. Het is ongehoord, dat een peulschilletje als het ge val van Hastière aanleiding heeft kunnen geven tot een kabinetscrisis. Een dergelijk parlementarisme brengt zich zelf in discrediet. Een sterk gezag is eerste vereischte, daar er zonder sterk gezag een gezonde democratie onmogelijk is. Indien het parlementarisme voortgaat op den weg, dien het. den laatsten tijd heeft gevolgd, dan zou het oogenblik wel eens kunnen aanbreken, waarop men aan de deur van het parlementsgebouw een bordje ophangt, met het opschrift: „wegens vacantie gesloten". Hier bevestigt een liberaal precies dat gene, wat prof. Aalberse zoo pas tweemaal achtereen heeft verklaard: het parlement behoort zich te beperken tot het wetgevend werk en moet niet ingrijpen in het bestuur, waarop het alleen achteraf controle heeft. Het zijn de liberalen, die deze fundamen- teele distinctie voortdurend vergeten en zoo den weg banen naar de dictatuur. De heer Knottenbelt had beter kunnen zwijgen over België, waar zijn geestverwanten zich ook lijders inplaats van leiders toonden en hij kan het lesje van den liberalen Belgischen minister ter harte nemen 1 Men kon verwachten, dat „Het Volk niet bijster te spreken zou wezen over het door prof. Goudriaan gepubliceerde en in ons blad gedeeltelijk overgenomen artikel, waaiin hij te velde trekt tegen de S. D. A. P., die de muiterij in Indië niet onvoorwaardelijk af keurde, maar eerder aanmoedigde. Prof. Goudriaan heet nu een „buiten beentje van onze partij Hij was het niet eens met de socialisatie-commissie noch met de roode meikmonopolisten te Amsteidam. Hij blijkt „in eigen bijzondere denkbeelden verliefd", is „een knap socialist, maar geen kl assenstr ij der". Het artikel van prof. Goudriaan schudden wij van ons af. Het is afkomstig van een socialist, die elke voeling met zijn partij ver- loren heeft. Accoord, maar a propos, wil „Het Volk' misschien hieraan denken, als zij weer lust gevoelt een anderen professor uit. te spelen tegen de Katholieke Staatspartij Deze trad althans uit die partij; Goudriaan is nog altijd lid der S. D. A. P. De „Volk"-redacteur en roode part ij-be stuurder Matthijsen, heeft een bezoek aan Tilburg gebracht en geconstateerd, dat de wollenstoffen-industrie technisch op peil is, maar door crisis-concurrentie wordt genekt- In katholieken kring was een en ander sinds jaar en dag bekend, maar de roode vrij- handelarij wilde beter weten. Thans schrijft de heer Matthijsen: Voor mij staat vast,, dat onze industrie van wollen stoffen volop werk kan hebben, en dan in staat zou zijn goedkoop en toch met winst te werken bij betaling van een ordente lijk loon wanneer de regeering, in plaats van hersenschimmen na te jagen, verstandige economische politiek voerde. Wanneer de in voer werd beperkt tot wat wit zelf niet of niet. tegen redelijken prijs kunnen maken Prachtig! En wil de heer Matthijsen nu ook even aan de „Volk"-lezers meedeelen dat het zijn partijgenoot ir. v. d. Waerden was, die de eerste contingenteeringsmaat- regelen van Minister Verschuur in „Het Volk" brandmerkte als „sectarische" politiek en insinueerde, dat zij werd gevoerd ten bate van het katholieke Zuiden De „hersenschimmen" zijn niet bij de Regeering maar bij Matthijsen's vrienden. R. K. EERSTE KAMERFRACTIE OVER DE MUITERIJ IN INDIE. De verklaring van nr. van Lanschot. De verklaring door mr. van Lanschot namens de R.K. Eerste Kamerfractie gisteren in de Eerste Kamer afgelegd luidt als volgt- „De Katholieke Eerste Kamerfractie heeft met diep leedwezen en verklaarbare ergernis ken nis genomen van de muiterij aan boord van „De Zeven Provinciën" waardoor het gezag op ontstellende wijze is aangerand en de onbe trouwbaarheid van een deel van onze weer macht is komen vast te staan. Zij betuigt hare instemming met de verkla ring door de Regeering ter zake op 7 Febr. j.l. in de Tweede Kamer afgelegd en met het ge volg, dat daaraan is gegeven door het maritie me gezagsorgaan, zij het dan ook dat daarbij helaas een verlies aan menschenlevens te be treuren valt. De fractie behoudt zich overigens haar eindoordeel voor, totdat het onderzoek in deze aangelegenheid zal zijn afgeloopen. Zij verzoekt de Regeering dat onderzoek zoo veel mogelijk te willen bespoedigen en na het beëindigen daarvan deze Kamer volledig ope ning van zaken te geven, zoowel van de feiten, die zij gevonden heeft en hunne oorzaken, als van de beslissingen, die zij genomen heeft, of welke nog in voorbereiding zijn." NAAR DE MISSIE. Einde dezer week keert de zeereerw. pater Felix Alivers, die een half jaar met verlof was bij zijn familie te Susteren, naar de missie in China terug. MOOI LEGAAT. Wijlen mevr. de wed. dr. J. C. TrompVer hoop heeft aan de Ned. Centrale Ver. tot Be strijding der tuberculose, 10.000 vermaakt, vrij van rechten en kosten. Ondanks droeve huiselijke omstandigheden was mr. Lanschot aanwezig om als leider van de Katholieke fractie zijn oordeel te geven over 's lands financieelen toestand, de staat kundige situatie en het ellendige gebeuren in Indië. Dat van de muiterij op De Zeven Provinciën „met diep leedwezen en verklaarbare erger nis is kennis genomen" was te verwachten. Op dit punt werd de meening van de katholieke fractie gedeeld door de sprekers van anti-rev., christ.-hist. en vrijheidsbondsche zijde. En wel unaniem was men van meening dat strenge repressie zonder aanzien des persoons vereischt is en preventieve maatregelen behooren te worden genomen tegen de mogelijkheid van herhaling. De toon waarop men zich over deze zaak uitdrukte, mocht al min of meer kras zijn, naar gelang het temperament der sprekers, óver de zaak zelf bestond geen verschil van meening. Anders was het met 't oordeel over de poli tieke situatie en de denkbeelden over de toe komst. Met mr. van Lanschot keurden de twee hoogleeraren Anema en de Savornin Lohman de Kamerontbinding goed. Het feit zelf en de daarbij gevolgde procedure werden echter be streden door mr. Fock. Maar diens rede kon den wij niet sterk vinden. Mr. Fock beriep zich op Buys en Kranenburg s meening, dat een ontbinding alleen mag plaats hebben als 't gaat om een groot belang of beginsel. Hij ver wees daarbij os. naar de Kamerontbinding van 1853, die plaats had naar aanleiding der Aprilbeweging tengevolge van het herstel der bisschoppelijke hiërarchie. Maar dit beroep leek ons toch wel zeer zwak. Vooreerst im mers ging het toen zeker niet over een con creet punt, dat al of niet ongedaan kon worden gemaakt. Vervolgens had men toen nog de zonderlinge situatie, dat het weggevaagde ka- binet-Thorbecke zijn aangevochten beleid juist door een meerderheid in de Kamer had zien goedkeuren. De bisschoppen zijn er rustig ge bleven. Mr. Fock zei ook, dat hij verbaasd stond over het ministerieel advies in zooverre dit naar een parlementair kabinet haakte. Had jhr. Ruys dit niet in 1929 kunnen zien? Men zou toch zeggen, dat de omstandigheden in 1929 hemels breed verschilden van de huidige. En wat de procedure betreft, er is geen twijfel aan of Cort van der Linden heeft een conflictsont- binding, als wij nu beleefd hebben, in 1917 als hypothetisch geval verdedigd als in overeen stemming met de Grondwet. Men kan toegeven, dat de Regeering werke lijk nieuw staatsrecht heeft gemaakt en zoo gezien is het begrijpelijk, dat Lohman's staats rechtelijk geweten er een beetje bij klopte. Maar de C. H. hoogleeraar achtte de Tweede Kamer verre van onschuldig en zag voor het kabinet geen mogelijkheid van aftreden. In hoeverre hij, ten aanzien van het rechtbanken- ontwerp van een „halveering" kon spreken, is ons niet duidelijk. De concessie was aanzienlijk maar zeker niet zóó groot als hij meende. Ook begrepen wij niet, hoe prof. Lohman een ontslag-aanvrage van het Kabinet kon verde digen opdat de Koningin dan andere adviseurs had kunnen roepen. Staatsrechtelijk kan men onmogelijk tusschen de Koningin en bet Ka binet een scheiding maken; bovendien zou men dan toch met een demissionnair kabinet hebben gezeten, hetgeen men juist vermijden lyilde. Ook de heeren van Lanschot en Anema keur den het besluit goed. De Kamer, aldus de anti- rev. hoogleeraar, voerde geen positieve politiek in het algemeen belang maar negatieve poli tiek ten bate van particuliere belangen. Prof. Kranenburg merkte per interruptie op, dat dit wel een zoeken naar „rare" motieven was, maar wie de beraadslagingen heeft gevolgd, weet in elk geval, dat er van zakelijke motie ven bij de stemmers van de motie-Boon „een beleefde buiging voor bezuiniging", hoorden wij haar noemen weinig sprake is geweest. Intusschen hebben alle sprekers herstel be pleit van het parlementaire stelsel. Men zou zoo zeggen: dit bevestigt volkomen de aange vochten passage in het ministerieele advies aan de Koningin, dat van een parlementair kabi net gewaagt. Rechts en links bleek men niets van fascisme te moeten hebben. Met mr. van Lanschot vroeg men als om strijd een parle mentair kabinet. Op de programma's aldus de katholieke spreker, zullen de verkiezingen worden gevoerd en daarna zal men den toe stand onder de oogen moeten zien. Zag mr. Fock zijn partij nog niet in een ministerie zitten en lieten de heeren Anema en van Lanschot zich nog niet over toekomstige samenwerking uit, de heer Lohman waarschuwde alvast, dat een ka binet van katholieken, anti's en vrijzinnig-de mocraten, b.v. bij de Defensie-begrooting, wel eens de oppositie van ?:jn partij zou kunnen on dervinden. „A bon entendeur demi mot suffit", zei de c.h. afgevaardigde. Inderdaad, wij heb ben het goed begrepen, maar het zou toch -ook een wonderbaar schouwspel zijn om c.h.'s, libe ralen en socialisten tegen een Defensie-begroo- ting te zien stemmen. Met eenige griezeling wees mr. Fock elk samengaan met socialisten of; of hun gezelschap in oppositie welkom zou wezen, is ook nog een vraag. In elk geval zal de heer Lohman rekening moeten houden met wat hij „binnenskamers bekokstoofde afspraken" noemt. Een parlementair kabinet zonder eeni- gerlei voorafgaande afspraak, is onbestaanbaar. Zooals wij in den aanvang schreven, had ook de financieele toestand van het land de belang stelling van den leider der katholieke fractie. Hij kenschetste haar als „zeer verontrustend maar volstrekt niet hopeloos". Toch waren de cijfers, welke mr. van Lanschot in aller geheu gen riep nu precies gegn feestelijke muziek. Het blijkt, dat de gewichtige passages over den fi nancieelen toestand in de schriftelijke gedach- tenwisseling tusschen Kamer en Regeering voor een groot deel geëntameerd zijn door den Bra- bantschen afgevaardigde. Deze zag niet slechts het heele reservefonds opgeteerd, maar vooral de toestand van den crisisdienst kwam hem onrustbarend voor. Het Leeningsfonds draagt zulke reusachtige lasten, dat het in 1934 prac- tisch „op" zal zijn cn zelfs geen rente en aflos sing op crisisleeningen meer zal kunnen beta len. Zouden zooals de S.D.A.P. wil uit dit fonds ook de 'andbouwerssteunwetten be taald zijn. dan had men voor een tekort van vér over de 100 millioen gestaan. Het tekort op de begrooting '33, zal evenals dit in 1931 en 1932 het geval was, de raming verre overschrij den. Hopeloos is mr. van Lanschot niet, maar dat hij de begrooting geflatteerd acht, is zeker en ook, dat hij den a.s. minister van financiën beklaagt, die voor een evenwichtige begrooting zal moeten zorgen, wil men inflatie voorkomen. Van de becijfering van mr. Van Lanschot kregen wij een heel wat gunstiger indruk dan van die van den heer Oudegeest. Deze wil ons aan de hand van het „Statistisch Zakboek" inplaats van met behulp der Millioenennota en der belastingstaten financieel wegwijs maken. De leider van de S. D. A. P. is nog niet klaar, maar wij weten reeds, dat de S. D. A. P. er niet aan denkt in de huidige omstandigheden financieele verantwoordelijkheid ts dragen, Dat moet „de kapitalistische klasse" doen. In middels hoorden wij alreeds een heffing in eens verdedigen. In wat gematigder vorm dan dit in de Tweede Kamer en in de roode pers geschiedt, maar met argumenten, welke een nadenkend mensch verstomd doet staan. Er is geld genoeg, zegt de heer Oudegeest en wijst op de groote bankbiljettencirculatie. Zou deze ook niet voor een deel verklaard moeten wor den, doordat bet goud aan de circulatie is ont trokken Het geld is gepot, aldus de heer Oudegeest. Voor een, deel is dit waar, doch hoe wil de heer Oudegeest het mobiel maken zon der gevaar van kapitaalvlucht Hij heeft deze vraag met geen woord probeeren op te lossen. En hij heeft afgezien van de sterke argumenten, die in de schriftelijke stukken te gen het plan zijn aangevoerd, ook niet geant woord op de vraag, welke naar onze meening beslissend is, zoowel over groote leeningen als over een heffing ineenshoe lang zal de cri sis duren Deze vraag is zóó fundamenteel, dat juist naar aanleiding daarvan een soc.-dem. deskundige onlangs schreef, dat een heffing in eens hem „nauwelijks in aanmerking (scheen) te komen". De simpelheid van 's heeren Oude- geest's beschouwingen komt trouwens wel heel sterk uit, als hij een heffing ineens gelijk stelt met „het rijzen en dalen" van het nationaal vermogen tengevolge van beursspeculaties. De leider der S. D. A. P. schijnt dalen zonder meer want dat is toch de immers interen de heffing ineens gelijk te stellen met „da len en rijzen" en hij vergeet bovendien, dat een heffing ineens hejt nuchtere gevolg heeft, dat het geld dan meteen op de tafel moet ko men, hetgeen in een tijd van neergaande con junctuur geen kleinigheid is. Heeft men in het V. V. niet berekend, dat als men, zooals de S. D. A. P. wil, in 3 jaar 1 dus per jaar van het vermogen hief, dit bij een vermogensop brengst van 4 gelijk zou staan met een in komstenbelasting van maar even 8 Neen, voor zoover wij de rede van den heer Oudegeest gehoord hebben deze zet zijn speculaties morgen voort geven wij toch maar de voorkeur aan de safe-berekening van den katholieken fractie-voorzitter, die trou wens aanbood om over zijn cijfers te debattee- ren en overigens bescheiden genoeg was er duidelijk aan te herinneren, dat wij ook God noodig zullen hebben om de crisis op te los sen, die, naar hij terecht opmerkte, vooral een moreele crisis is. Drie zaken dienen hier nog vermeld. Mr. Fock heeft het stelsel der burgemeestersbenoemingen gecritiseerd. Hij oordeelde, dat men niet naar de politieke constellatie der gemeenten en hun raden moest kijken. Vooreerst geschiedt dit niet altijd, zooals bijv. Amsterdam, Rotterdam en Den Haag bewijzen. Vervolgens zou de vraag mogen worden gesteld hoe de liberalen vroeger de ambten hebben verdeeld. Wie op dit punt twijfelt monstere bijv. de bezetting der hoogere personeelsrangen aan onze departementen eens. Voor zoover wij weten is er zelfs nu, nadat schier een kwart eeuw ons land katholieke ministers heeft gehad nog aan geen enkel de partement een katholieke secretaris- of direc teur-generaal. En het is van algemeene bekendheid, dat in geen enkele plaats van eenige beteekenis boven den Moerdijk, met uitzondering van Hilversum een katholieke burgemeester wordt gevonden. Zij zijn natuurlijk allemaal ongeschikt! En men kome hier niet aan met een verwijzing naar het Zuiden, want daar heeft men inderdaad een homogene katholieke bevolking, hetgeen boven den Moerdijk volstrekt niet het geval is met andere bevolkingsgroepen. Wat ons verder van de linkerzijde trof was een ontbreken van alle waardeering voor het werk der regeering. uitgezonderd dan een enkel woord van lof voor Minister Verschuur van de zijde der S.D.A.P. Doch het waren alleen de heeren van Lanschot en Anema, die vooral voor den arbeid van de Ministers van Financiën en Eco nomische Zaken hun bewondering uitspraken. Mr. van Lanschot's sympathieke woorden aan het adres van de Ministers Verschuur en de Geer waren verdiend. Zij stonden in scherpe te genstelling met de houding van den heer de Sa vornin Lohman. Deze heeft wel gezegd, dat de Ministers nu recht hadden op royalen steun en dat hij scherpe critiek niet wilde herhalen, maar die scherpe de grenzen van het behoorlijke overschrijdende, zei prof. Anema ongeveer critiek, staat inmiddels in het V-oorloopig Ver slag. Na de S.D.A.P. en de anti-rev. fractie heeft nu ook de woordvoerder der Katholieke fractie deze persoonlijke critiek op den pre mier „zeer beslist" afgewezen. Van den naam genoot van de wel scherpen, maar altijd strikt rechtvaardigen edelman, die eens de c.h. partij leidde, hadden wij op dit punt ook een nadere verklaring, mogen verwachten. Zwijgen in 't publiek, nadat zulk een schriftelijk vonnis over een leidend staatsman werd uitgebracht schijnt ons niet waardig, vooral nu kan worden aan genomen van welke zijde de venijnige passage op bladzijde 7 van het V.V. afkomstig is. INDISCHE TWEEDE KAMER-CANDI- DATEN DER C- P- H- Het Partijsecretariaat van de C. P. H. deelt mede, dat de telegrammen, gericht aan Sard- jono en Boedisoetjitro, welke door de C. P. H. candidaat zijn gesteld voor de verkiezingen van de Tweede Kamer, volgens kennisgeving van het telegraafkantoor te Batavia Centrum onbestelbaar zijn, omdat de uitreiking gewei gerd is. In deze telegrammen werd hun mededeeling van deze candidaatstelling gedaan en hun ge vraagd de bij de Kieswet verlangde bereid verklaring telegrafisch in te zenden. Eveneens zijn om bovengenoemde redenen geweigerd door te zenden, de telegrafische postwissels aan hen gericht met het geld voor antwoordtelegram. Bovengenoemde candidaten zijn respectieve lijk voorzitter en secretaris van de partai kom- munis Indonesia en in het Boven-Digoelkamp in Nieuw-Guinea geinterneerd. Het partijbestuur der C. P. H. stelt alles in het werk zoo sluit de mededeeling om alsnog dezen beiden candidaten de mogelijkheid te openen van hun grondwettelijke rechten gebruik te kunnen maken. 613. Met groote oogen, en een blijden glim lach leest Jaap een brief, die juist bezorgd is. Kijk eens. er hangt een echt zegel aan. Van wien zou de brief anders zijn dan van Jaap's vader, den apenkoning. „Vader komt ons opzoeken juicht Jaap. 614. Jaap, in groot tenue, en vergezeld van (van links naar rechts) Monsieur Francois, Max en Jodocus, bevindt zich aan het station om den hoogen bezoeker te verwelkomen. 615. Daar stoomt de trein het station bin nen. Nauwelijks staat hij stil of de apen- koning, in kostbaar reistoilet, en met zijn kokosnootkroon op het hoofd, stapt er, vrien delijk groetend, uit. Reel. 6788DGVS 10 15e Bondscongres te Maastricht. Voor den aanvang van het 15e bondscongres van den Ned. R. K. Hanzebond van Slagers patroons werden Dinsdag te Maastricht enkele honderden deelnemers ten stadhuize door B. en W. ontvangen en na hartelijke wederzijd- sche plichtplegingen werd het monumentale stadhuis bezichtigd. In de Staarzaal opende de bondsvoorzitter, de heer G. C. Scholtes, des namiddags de alge meene vergadering. Na de goedkeuring van de gebruikelijke jaar verslagen kwam de behandeling der begrooting aan de orde, die werd goedgekeurd tot een be drag van 14.720. De contributie over 1933 werd vastgesteld op 10 per lid en per jaar. De heer H. Bemelmans te Wylré werd bij acclamatie tot. bestuurslid herkozen. Door de verkiezing van den heer G. Th. Kockenbier te Leiden, werd voorzien in de vacature van den heer J. de Jong, te Bos koop. Aangenomen werd het voorstel van het hoofd bestuur om een collectieve verzekering af te sluiten voor de leden van den bond. waarbij de leden verzekerd zijn tegen wettelijke aan sprakelijkheid. Tot het afscheid-nemende bestuurslid den heer J. de Jong werden dankwoorden gericht en met algemeene stemmen werd hij tot eere lid benoemd. Het hoofdbestuur verklaarde reeds werkzaam te zijn in de richting van het voorstel Rotter dam, om het hoofdbestuur op te dragen in samenwerking met de zustervereeniging den Minister van Economische Zaken en Arbeid te verzoeken mede te werken om een eind te ma ken aan de misstanden door den invoer in groote steden van varkensvleesch door bedrij ven die werken voor rekening van de varkens centrale, waardoor eerlijke concurrentie on mogelijk wordt. Omstreeks 4 uur bracht Z. H. Exc. Mgr. dr. G. Lemmens, zoomede Mgr. Wouters, Deken van Maastricht en pastoor Widdershoven, ad viseur van St. Lucas, een bezoek aan de ver gadering. Limburgs' Bisschop betuigde zijn voldoening om het actie-leven van dezen R. K. Bond en gaf den aanwezigen zijn zegen. Men stelde vervolgens aan de orde het voor stel van Maastricht om de 'noodige stappen te doen tot verkrijging van gelijkstelling tusschen producten die komen van de vleeschwarenfa- brieken en die van den slager. Het hoofdbestuur kreeg opdracht deze materie verder te beharti gen. De onderhavige onbillijkheden kunnen slechts voorkomen worden door rijksuitvoering der wet en uniform tarief. Hierop werd de vergadering geschorst tot Woensdag. Het ministerie van Buitenlandsche Zaken maakt bekend, dat blijkens mededeeling van de Noorsche Regeering Finland met toestemming van alle betrokken partijen, met ingang van 8 Februari j.l. is toegetreden tot het verdrag tot economische toenadering met bijbehoorend pro tocol, gesloten te Oslo op 22 December 1930 tus schen België, Denemarken, Nederland .Noor wegen en Zweden. Gisterennamiddag, met den trein van 6.39 uur is van het Staatsspoorstation te 's-Gravenhage naar Weenen vertrokken de afgetreden Japan- sche Gezant, de heer Matsunaga. Zooals men weet, is de Gezant benoemd bij de Oostenrijk- sche regeering. In de gereserveerde wachtkamer nam de ge zant van alle autoriteiten en collega's een vriendelijk afscheid. Toen de trein wegreed, wuifde men den heer en mevr. Matsunaga hartelijk toe. (Ad Interim.) Een middag van algemeene beschouwingen over de Indische begrooting. Een viertal sprekers kwamen vertellen, wat zij ten aanzien van Indië op het hart hadden; in chronologische volgorde waren het de heeren ir. Cramer, v. Boetzelaer van Dubbeldam, prof. Eerdrnans en ir. Feber. Voor hen, die deze heeren bij vroegere Indische begrootingen reeds hoorden, brachten hun beschouwingen niet veel nieuws. Zij erkenden dat trouwens zelf door herhaalde verwijzingen naar in vo rige jaren gehouden redevoeringen. Een bespreking van het onderwerp, dat wel licht tot nieuwe beschouwingen kon hebben geleid, de muiterij op „De Zeven Provinciën" en al wat daaraan vast zit, werd thans met zorg door hen vermeden en uitgesteld tot de interpellatie, welke straks zal worden gehou den. Alleen de heer Van Boetzelaer bracht dit onderwerp nog even ter sprake en merkte op, dat deze muiterij in Indië algemeene afkeu ring vindt, maar dat de menschen, die zulke daden goedkeuren en er behagen in scheppen, hier in Nederland gezocht moeten worden. De conflicten tusschen Volksraad en Indische Regeering werden nogal verschillend beoor deeld. De heer Cramer gaf de schuld daarvan aan het „regiem", waarmee hij dan bedoelde het „kapitalistisch regiem" van de Regeering, die volgens hem alleen naar de gevolgen ziet, terwijl de Volksraad tenminste nog sociaal ge voel bezit. De heer v. Boetzelaer legde den nadruk op een wederzij dsch streven naar samenwerking en elkaar begrijpen, dat tusschen Volksraad en Regeering moet bestaan. De Volksraad moet in zien, dat niet al zijn adviezen kunnen worden gevolgd, terwijl de Regeering er zich wel van bewust moet zijn in den Volksraad een wezen lijk parlement tegenover zich te hebben. Het meest nuchtere en wellicht ook het meest juiste was het standpunt van den lieer Feber, die de kwestie aldus zag, dat de Volksraad zich orienteert op het wenschelijke en de Re geering op het mogelijke. De heer Cramer citeerde in zijn rede zoo nu en dan de Indische correspondent van „De Maasbode", die zijn critiek op 't Regeeringsbe- leid niet gewoon is een blad voor den mond te nemen. Daarin „groeide" de socialistische afgevaardigde, want hij meende daarmee ook zijn eigen uitlatingen te kunnen dekken. Dit beroep getuigde o.i. niet van een scherp onder scheidingsvermogen, want het is nog heel iets anders, zooals onze correspondent doet, onom wonden de waarheid te zeggen en zoo noodig een waarschuwend woord te doen hooren, dan zooals de heer Cramer wel eens is overko men, tot ophitsing en opruiing over te gaan. Wij noteerden voorts uit de rede van den socialistischen woordvoerder dat hij niet on voorwaardelijk salarisverlaging zal afwijzen, als de economische structuur zulks noodig maakt. Ook een eventueele korting ^p de pensioenen kon hij zich blijkbaar w.el als noodzakelijk in denken, maar hij wenschte dat daarbij dan re kening zou worden gehouden met de lagere pensioenen. Een motie van den heer Cramer om het irl- terneeringskamp in Boven-Digoel en de andere interneeringen op te heffen en tot afschaffing van de exhorbitante rechten, werd door alle sprekers die na hem volgden, als onaanneme lijk afgewezen. De heer Cramer, die de leuze aanhief: „Indië aan de Indonesiërs" kreeg van den heer van Boetzelaer de waarschuwing te hooren, dat de verwezenlijking van die leus een ramp voor Indië zelf zou beteekenen. De onafhankelijkheid van Indië zou den grootsten chaos aldaar ten gevolge hebben en ten slotte zouden andere mogendheden zich op dat land werpen, onder wier regeering het er voor de Indonesiërs slech ter uit zou zien dan onder Nederlandsch regiem. Met dit standpunt kunnen wij ons volkomen vereenigen. Echter niet met dat van prof. Eerd rnans, die meende een hooge borst te mogen op zetten over hetgeen wij voor Indië gedaan hebben. Want wij zijn er van overtuigd, dat wij Nederlanders nog veel te weinig voor Indië deden en dat wij vooral op cultureel en gods dienstig gebied nog groote plichten in Indië hebben te vervullen. Neen, zei prof. Eerdrnans, met onze cultuur moeten we van Indië afblijven. Wel onze tech niek, onze medische wetenschap, onze gemak ken en comfort moeten we aan Indië geven, maar niet onze cultuur. Die noemde hij ongeschcikt voor de Ooster lingen. De heer Feber nam den Leidschen hoogleeraar om deze defaitistische beschouwingen over onze cultuur eens flink onder handen en toonde aan, dat onze christelijke cultuur veel hooger staat dan die van Bali bijvoorbeeld, welke door prof. Eerdrnans zoo hoogelijk werd geprezen. Ook in de christelijke cultuur, aldus de heer Feber. kan de ziel van Indië zich volkomen uitleven. De heer Feber vroeg voorts een herorientee- ring van de Indische lands- en volkshuishouding en bepleitte daarvan een welvaartspolitiek die gericht is op beperking van den schuldenlast door zoo weinig mogelijk uitgaven op den bui tengewonen dienst te brengen op bezuinigings maatregelen, die de vitale belangen der bevol king niet aantasten en op ontwikkeling van het inheemsche productie-apparaat door bevordering van de inheemschce klein-nijverheid. Wat de salariskortingen betreft, hoe pijnlijk die ook zijn, zij zijn noodig. Maar veel zou van het pijnlijke zijn weggenomen wanneer een wezenlijk georganiseerd overleg had plaats ge had. Volgens de meening van den heer Feber, zouden na georganiseerd overleg dezelfde bezui nigingen zijn bereikt, maar de druk daarvan zou juister zijn verdeeld door een zwaardere korting voor de ongehuwden en een mindere voor de gehuwden. Daardoor zou dan ook de kindertoeslag waartoe de regeering ten slotte is overgegaan mear effect hebben gesorteerd. Aan het slot van den middag vroeg de heer de Visser om den Minister van Koloniën te mogen interpelleeren over het feit, dat een telegram aan de inheemsche candidaten van de commu nistische partij als onbestelbaar was terugge komen, omdat geweigerd was het aan de be trokkenen uit te reiken. Donderdag zal over deze interpellatie-aanvraag worden beslist. REORGANISATIE INFANTERIE EN ARTILLERIE. Bij de Tweede Kamer is ingekomen een mis sive van den minister van Defensie ten geleide van een afschrift van het door de legercommis- sie onder dagteekening van 31 December 1932 aan de Koningin uitgebracht advies inzake reorganisatie der infanterie en der artillerie. Dit advies is nedergelegd ter griffie ter ken nisneming door de leden der Kamer. STERFTE AAN INFLUENZA, BRONCHITIS EN PNEUMONIE. Het aantal sterfgevallen aan influenza, bron chitis en pneumonie in de 46 gemeenten met meer dan 20.000 zi en, omvattende op 1 Jan. 1932 eene bevolking van 3.928.542 inwoners, voorgekomen gedurende de week van 12 tot en met 18 Februari 1933 bedraagt: aan influenza 47, aan bronchitis (acuta, chronica) 16, aan bron chopneumonia (capillaire bronchitis) 72, aan lobaire pneumonie (croupeuze pneumonie) 17, aan pneumonie zonder meer 43, totaal 148. Buitenlander dood gevonden. SÖLO, 22 Februari (ANETA). De directeur van een Bank te Parijs, de heer F., die met zijn echtgenoote begin Februari in Ned.-Indië was aangekomen met de „Indra- poera" om een reis over Java te maken, lo geerde gisteravond in een hotel te Solo. Onder den invloed van bier is hij, met zijn echtgenoote, naar zijn kamer gegaan. Toen een gids hem kwam bezoeken bleek, dat de heer F. met een tafelmes in de hartstreek was gedood. De echtgenoote is radeloos en kon heden nog niet gehoord worden. Als resultaat van het voorloopig onderzoek wordt vermoed dat de dood het gevolg is ge weest van een ongeluk dan wel dat de heer F. in beschonken toestand zelfmoord heeft ge pleegd. De eenige getuige van dit drama, mevrouw F. kan wellicht morgen gehoord worden. Hedenmiddag werd het stoffelijk overschot ter aarde besteld. MOBI LIS ATIE-SLACHTOFFERS. De minister van defensie heeft aan de Twee de Kamer inlichtingen verstrekt op de adres sen van B. v. Vuurden te Nijmegen, K. v. d. Hal te Oldeboorn, J. v. d. Putten te Haarlem en J Sneltel- te Hoorn, gem. Wedde, houdende verzoek het daarheen te willen leiden, dat hun alsnog een uitkeering als z.g. mobilisatieslacht offers worde toegekend. Eervol ontslag verleend. L.,i Kon. besluit van 21 Februari is aan dr. H. P. A. D. R. Ligtenberg, op zijn verzoek, we gens gezondheidsredenen, eervol ontslag ver leend als hoogleeraar aan de Rijksuniversiteit te Utrecht, met dankbetuiging voor de belang rijke, in die betrekking bewezen diensten. Op zijn verzoek is aan prof. dr. J. L. Pier- son Jr. eervol ontslag verleend als bijzonder hoogleeraar in de Japansche taal en letterkunde vanwege het Fonds ten behoeve van Indologi- sche Studiën aan de Rijksuniversiteit te Utrecht, mm

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 3