DE CONVENTIE VAN OUCHY. DE HELPENDE HAND VRIJDAG 24 FEBRUARI 1933 EEN ONDERHOUD MET MR. DR. L. F. H. REGOUT. HANDELSPOLITIEK. Henri Hermans voor liet R. K. W erkliedenverbond. Eischen voor een goede volkshuis huishouding. HET BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS IN 1932 DE CREDIETVERLEENING AAN BLOEMBOLLENBEDRIJVEN. Een beroep van burgemeesters op de bankbesturen. DE NOOD DER INDISCHE AMBTENAREN. EEN TOONTJE LAGER. Keert gezonder inzicht terng NA DE STRANDING VAN HET „CERES". BERNARD CANTER ALS POLITICUS. na DE ARRESTATIE VAN SNEEVLIET BE POLITIE EN DE MOEILIJKE TIJDSOMSTANDIGHEDEN. DOELMATIGE ADVERTENTiËN Naar aanleiding van de rede van dr. Nederbragt. Getuige te zijn van een hoogstaand intellec tueel debat, geldt terecht als een zeldzaam voorrecht. Van zulk een voorrecht genoten de genoo- digden van de Maastrichtsche K. v. K., na de spreekbeurt van dr. Nederbragt over de Con ventie van Ouchy. De rede zelf had voor het debat de onont beerlijke grondslag gelegd en de zuivere stem- ming geschapen. Helder van vorm en degelijk van inhoud, bevatte zij niets dat den tegen stander kon krenken of kwetsen. Sober en be vattelijk zette de spreker de geschiedenis der conventie uiteen; duidelijk en pakkend stelde hij haar hoofdpunten in het licht. En daarbij hield hij zijn betoog zorgvuldig in de goede internationale sfeer. Geen woord besteedde hij aan hetgeen Nederland en België verdeelt: heel zijn aandacht was gericht op wat beide volken vereenigt. Hij toonde aan, dat beide landen krachtens hun geschiedenis, hun economische structuur en hun streven naar expansie voorstanders zijn van een vrij ruilverkeer en tegenstanders van kunstmatige handelsbelemmeringen. En hij liet zien, hoe de conventie aan dit streven tegemoet komt door de geleidelijke afbraak der tariefmuren tusschen beide staten „De invoerrechten zullen op het oogenblik van de inwerkingtreding van dit verdrag worden verlaagd met 10 van het bestaande tarief: deze verlaging zal een jaar later wor den gebracht op 20 twee jaren later op 30 drie jaren later op 40 en vier jaren later op 50 van dit tarief. „De invoerrechten zullen niet behoeven te worden verlaagd beneden 50 van het tarief, bestaande op den datum van onderteekening van het verdrag, noch beneden een peil, overeenkomende met 4 van de waarde voor half-fabrikaten en 8 voor afgewerkte producten". Ziedaar de hoofdbepalingen der conventie, die zooals men weet niet alleen Nederland en België, maar ook Luxemburg omvat. De spreker verzuimde niet er op te wijzen, dat de toltarieven tusschen de rechtstreeks be trokken landen van ongeveer gelijken aard zijn. Nederland heeft wel een ander systeem dan België, waar bovendien meer uitzonderin gen op het normale tarief voorkomen dan hier te lande; maar het verschil is van zulk een bescheiden proportie dat het zonder veel moei te kan worden overbrugd. In zijn conclusie herdacht de spreker met zichtbare voldoening den geest van weder- zijdsch vertrouwen, waarin de onderhandelin gen zijn gevoerd; en hij noemde het gesloten tractaat een principieel werk, dat als zoodanig zijn waarde behouden zal, ook al zou het voor het oogenblik geen practische gevolgen hebben, daar het in ieder geval gunstige perspectieven opent door de onderlinge samenwerking in de toekomst. Even onbevangen als de spreker van den avond, beschouwden ook de beide debaters onze verhouding met België. In de bezwaren die zij ontwikkelden viel geen zweem van animositeit tegen onze zuiderburen te bespeuren. Zij be spaarden hun toehoorders elke toespeling op de Fransch-Belgische vriendschap en elk° be roep op het nationaal zelfbewustzijn. Zij hiel den het debat in dezelfde rustig-zakelijke sfeer, waarin de spreker het onderwerp had ingeleid. De verhouding Nederland—België bleef trou wens in de discussie op den achtergrond. Niet in een eventueel accoord met den kleinen buur staat, maar in den invloed van dit accoord op onze handelspolitiek in het algemeen zagen de beide tegenstanders het overwegende bezwaar tegen de conventie van Ouchy. Het was vooral mr. dr. L. F. H. Regout, die op dit bezwaar den nadruk legde. En zijn uiteraard beknopte uiteenzetting de verga dering was niet opgezet als een debatavond leek ons zoo interessant, dat wij hem vroegen om een nadere toelichting, die hij ons in een persoonlijk onderhoud gaarne toestond. Is het juist, zoo was onze eerste vraag, wat uw medestander, de heer Jean Defesche, beweerde over de gebrekkige werking van de conventie, wanneer staten met zeer hooge tarieven vroeger of later zouden toetreden? Ongetwijfeld! luidde het antwoord. In art. 8 wordt deze bevoegdheid aan iederen Staat toegekend. Het spreekt vanzelf, dat ieder der toegetredenen zijn tarieven elk jaar met 10 zal moeten verlagen. Maar de hoogte die ten slotte zal gehandhaafd blijven, hangt natuurlijk af van het aanvangspeil. Er zijn tarieven, b.v. voor keramische artike len, die de honderd procent benaderen, zelfs deze overschrijden. Maar ook vele andere ta rieven blijven, nadat zij elk opvolgend jaar met tien percent verminderd en ten slotte na vijf jaren gehalveerd zijn, prohibitief of al thans van emstlg-belemmerenden aard, en in elk geval buiten verhouding tegenover de acht percent of vier percent (of geheel vrijen in voer) die voor Nederland zullen gelden. En daarbij zal ons bij voorbaat elk verweermid del tegen de wel verlaagde, maar nog altijd zeer hooge heffingen zijn ontnomen. Maar, zoo vroegen wij, kan dan de invoer aan onze grenzen niet gestuit worden door het vaststellen van een laag contingent Neen, ook dit middel is ons door de con ventie afgesneden. Want art. 3 legt aan alle deelnemers de verplichting op, om geen enkel nieuw verbod en geen enkele nieuwe beperking van den in- of uitvoer toe te passen. Maar is er dan aan het slot van dit artikel geen uitzondering gemaakt voor het geval, dat het ruilverkeer tusschen de verdragsluitende partijen ernstig verstoord zou worden door abnormale omstandigheden Jawel, maar wat zijn abnormale omstan digheden? Beteekent „abnormaal" een afwij king van den tegenwoordigen depressie-toe stand Of acht men de huidige periode zelve abnormaal Maar dan treedt de stoornis reeds in bij het sluiten van het verdrag en wordt de exceptie tot regel verheven, hetgeen nooit de bedoeling kan zijn. Trouwens, zelfs in het uitzonderings-geval mag het vast te stellen contingent nooit lager zijn dan 100 pet. van het gemiddelde der inge voerde of uitgevoerde hoeveelheden gedurende normale jaren. En wanneer dan de jaren der volmaakt verleden hoog-conjunctuur tot norm worden genomen, dan ligt het voor de hand. dat van dergelijke maatregelen in deze crisis periode met sterk-ingekrompen consumptie heel weinig heil te verwachten valtzooals de erva ring trouwens reeds heeft bewezen. U acht dus het bezwaar van den heer Defesche wel degelijk gegrond Ongetwijfeld, maar daarnaast is er nog een tweede, dat van meer algemeenen en prin- cipieelen aard is. Tegen welk artikel richt zich dan dat bezwaar Tegen de tweede alinea van art. 1, waarin de verdragsluitende partijen overeenkomen om niet over te gaan tot eenige verhooging met beschermend karakter van de invoerrechten, noch tot eenige instelling van nieuwe bescher mende rechten ten aanzien van goederen van derde Staten, waarmee zij door handelsverdra gen verbonden zijn. Door deze clausule legt Nederland zich voor vjjf jaren vast op den vrijen handel ook tegen gif» aiet-deelnemende Staten. Dit mji hoogst bedenkelijk in een tijd, waarin haast dag aan dag berichten binnenkomen van tarief- verhoogingen, nu eens hier en dan weer daar, nu eens op industrieproducten en dan weer op landbouw-voortbrengselen. Maar heeft Nederland dan niet de bevoegd heid, om maatregelen van tegenweer te nemen in het geval, dat de niet-toegetreden Staten door een nieuwe verhooging van grensrechten of verzwaring van handels-belemmeringen ernstig afbreuk zouden doen aan onzen handel en landbouw Inderdaad wordt dit voorbehoud aan het slot van art. 1 gemaakt. Maar het gezond ver stand leert, dat er van zulk een gedifferentieerd recht in een land als het onze, tegenover derde staten in de practijk weinig of niets overblijft. Ook al niet, omdat de Staten, waarmee wij door een handelsverdrag gebonden zijn, bij het toepassen van extra-verhoogingen een be roep zouden kunnen doen op de meestbegun- stigings-clausule, die in geen tractaat ontbreekt en waarmee vooralsnog elk uitzonderingsrecht kan worden afgeweerd. Maar zou er dan geen kracht uitgaan van het goede voorbeeld, dat Nederland, België en Luxemburg geven Te Genève blijkt toch tel kens, dat iedereen snakt naar het verdwijnen der handelsbelemmeringen, die het internatio naal ruilverkeer dreigen te verstikken. Ja, te Genève worden mooie woorden ge sproken. Maar de daden der Regeeringen zijn met deze woorden maar al te dikwijls in strijd. Zie b.v. naar Engeland, dat jarenlang een burcht was van den vrijen handel, maar dat zijn theo retische voorliefde voor het onbelemmerd ver keer niet heeft kunnen, noch willen handhaven tegenover de dringende eischen van den tijd. Het verdrag van Ottawa, waarmee het Britsche Rijk het beginsel der meestbegunstiging prijs geeft en de politiek van de open deur loslaat, is het afdoende bewijs voor den definitieven ommekeer in de Engelsche handelspolitiek. Maar wellicht zal van de economische wereld-conferentie, die binnen enkele maanden zal gehouden worden, een sterke aandrang uit gaan, om het internationale verkeer wederom in vrijhandelsbanen te leiden Het is mogelijk, maar het lijkt mij alles behalve waarschijnlijk. Want het eene land wedijvert met het andere in drastische invoer beperkingen ten bate van de eigen industrie en den eigen landbouw, die daardoor overal en dus ook ten onzent hoe langer hoe meer worden aangewezen op den binnenlaridschen afzet. Men moge deze ontwikkeling betreuren, men zal toch niet kunnen ontkennen, dat als de poorten van onze afnemers links en rechts ge sloten zijn in een vergrooting van den afzet in het eigen land het eenige redmiddel te vinden is om ons volksbestaan, althans op een bescheiden niveau te handhaven. Hebben onze gezamenlijke landbouwbon den, waaronder ook het vrijzinnige Kon. Land- bouw-comité, in hun jongste adres aan de Tweede Kamer niet hetzelfde standpunt inge nomen Inderdaad, ook zij betreuren, dat het door de vrije toetreding van derde Staten tot de conventie van Ouchy aan den Nederlandschen producent van landbouw-voortbrengselen of fabricaten onmogelijk wordt gemaakt om aan spraken te doen gelden op een bevoorrechte positie in de binnenlandsche markt. En ook zij achten zulk een bevoorrechte posi tie in de huidige omstandigheden onontbeerlijk. Trouwens, de Twentsche fabrikanten, hoewel vanouds vrijhandelaren, zijn tot dezelfde con clusie gekomen. Zoolang zij alleen met Enge land te concurreeren hadden, konden zij den strijd zonder veel moeite volhouden. Maar met een land als Japan is een succesvolle concur rentie, ondanks de voortreffelijkste outillage, van meetaf uitgesloten. Daarom hebben onlangs de Twentsche indus- trieelen een adres aan de Regeering gerichtj waarin zij aandringen op maatregelen om hun marktgebied in Nederland en zijn koloniën te beschermen tegen de overstrooming met uiterst goedkoope Japansche industrie-waren. Maar, zoo vroegen wij tenslotte, is de strijd tegen de conventie van Ouchy niet overbodig, nu door den tegenstand van enkele groote mogendheden de kans op ratificatie vrijwel is verkeken Inderdaad is de kans groot, dat de groote mogendheden ons tegen ons zeiven beschermen, door het in werking treden van de conventie onmogelijk te maken. Maar er blijft toch ook een risicot dat de mogendheden ons onzen gang zullen laten gaan, zonder zelf toe te treden, waarbij dan toch de bindende gevolgen van art. 1 tegenover hen in werking treden, zonder de geringste contra-prestatie. Als wij daarom alleen maar te doen hadden met degenen, die zouden toetreden tot de con ventie van Ouchy, dan zou de kans op blijvend nadeel nog niet zoo groot zijn. Maar het verdrag is mede een uiting van den geest, die dwars tegen de algemeene wereldrichting in, alleen voor ons land het eenzijdig vrije ruilverkeer bedoelt te handhaven die wil volharden in de passieve houding, welke zich onlangs weer zoo droevig openbaarde in de beperking der 30 pet verhooging van het toltarief juist op die goe- deren, die niet in Nederland worden Repro duceerd. 5 Was deze beperking dan niet geboden door het verdrag? Neen, zij was niet geboden en niet ge- wenscht. Nederland is evenals België volkomen bevoegd een fiscale tariefherziening door te voeren, zoolang het verdrag niet is geratifi ceerd. zooals uit den tekst van het bijgevoegd protocol duidelijk blijkt. triomfeerde bij deze gelegenheid de liefde voor een ideaal, dat thans onbereik baarder is dan ooit en waarvoor toch telkens de economische werkelijkheidszin moet wijken. Dus bracht naar Uw meening het verdrag van Ouchy onze nijverheid reeds schade toe terwijl het nog in „statu nascendi" verkeert?' Juist, en daarvandaan tevens ons verzet tegen een conventie, die stellig met de beste bedoelingen is ontworpen, maar die wegens de economische weerloosheid welke zij ook^tegen over met-deelnemende landen bestendigt, in de huidje omstandigheden niet te aanvaarden is. Met een dankwoord namen wij afscheid van onzen gastheer, van wiens gezaghebbende mee ning onze lezers gaarne zullen kennisnemen ook al zouden zij het niet over heel de linie met hem eens zijn. Op Maandag 6 Maart a.s. om 11 uur wordt in een der zalen van den Dierentuin te 's-Gra- venhage een buitengewone Verbondsvergade ring gehouden ter bespreking van de handels politiek. Prof. H. Kaag van de R. K. Handelshooge- school. te Tilburg, zal uiteenzetten de feitelijke situatie, terwijl de heer Henri Hermans een in leiding zal houden aan de hand van onder staande stellingen: I. Men kan ervan overtuigd zijn, dat de radi cale protectionistische wijziging van handels politiek in geheel de wereld, vooral voor een op vrij ruilverkeer ingesteld land als Nederland, rampzalige gevolgen heeft, zonder te aanvaar den, dat even radicale terugkeer tot ongebon den handelsvrijheid in afzienbaren tijd mogelijk en voor de sociaal-economische belangen der gemeenschap wenschelijk is. Fiscale en economische gebondenheid, bene vens groote verandering van economische structuur, sluiten die mogelijkheid uit, terwijl voor wat het wenschelijke betreft vaststaat, dat sociale, economische en technische ordening, der productie niet kan samengaan met onge bonden vrijheid op het gebied van den handel. Hierbij dient men in het oog te houden, dat die ongebonden vrijheid de sfeer is, waarin het moderne kapitalisme, gesteund door den voor uitgang der techniek, zijne economische heer schappij kan handhaven en versterken. II. Het is, volgens Quadragesimo Anno, „ab soluut noodzakelijk, dat het economisch leven opnieuw geregeld en geleid wordt door een waarlijk leidend en vruchtbaar beginsel" en dat „een sociale en juridische orde wordt ge schapen, waardoor heel het economisch leven als in nieuwe vormen wordt gegoten". Het strijdpunt kan niet zijn: vrijhandel of be scherming, maar is in werkelijkheid: geregelde of ongeregelde handel, nationaal en internatio naal. Geen onbeperkt internationaal ruilverkeer, maar ook geen autarkie. Geen overschatting van internationale betrekkingen, en evenmin onder schatting van nationale mogelijkheden op eco nomisch gebied. De snel wisselende, van kapitalistische specu laties afhankelijke verhoudingen op een vrije wereldmarkt, met als gevolg een voortdurende belangenstrijd tusschen „beschutte" en „onbe schutte" bedrijven, kunnen geen grondslag zijn voor een goede volkshuishouding. Nationaal moet een zoodanige ordening woï- den nagestreefd, dat, in harmonie van belangen, alle takken van volksbestaan worden bevor derd en tot bloei gebracht, om op dezen grond slag op te bouwen een geregelde, heilzame, vruchtbare en absoluut noodzakelijke samen werking met andere landen, door „doeltreffende conventies en instellingen". III. Met het oog op deze hervorming en de bizondere moeilijkheden van onzen tijd, zijn noodzakelijk: le. Instelling binnen den kortst mogelijken tijd van den bij de wet geregelden Economi- schen Raad, om in studie te nemen de nood zakelijk geworden structureele veranderingen in de economische positie des lands, zulks in verband met te nemen maatregelen van orde ning en leiding. 2e. Een zoodanige herziening van de Tarief- wet, dat een meer geregeld ruilverkeer met andere landen kan worden bevorderd en in die wet voor het bedrijfsleven schadelijke fouten worden weggenomen. 3e. Maatregelen tegen internationale overeen komsten, die werkloosheid veroorzaken of werkverruiming belemmeren. 4e. Uitbreiding van de Crisis-lnvoerwet, om bedrijven, die, wegens afweermaatregelen van het buitenland of zeer verminderd verbruik, in nood verkeeren, een ruimer afzetgebied te ver zekeren op de binnenlandsche markt. 5e. Spoediger beslissingen op aanvragen om toepassing der Crisis-invoerwet. 6e. Krachtige bestrijding van dumping: in voer van goederen tegen lagere prijzen dan voor dezelfde goederen in landen van herkomst worden berekend of van goederen, geprodu ceerd onder arbeidsvoorwaarden, welke den kostprijs zoodanig drukken, dat hiertegen con currentie aan de binnenlandsche bedrijven onmogelijk wordt gemaakt. 7e. Bestrijding van werkloosheid door het weren van buitenlandsche arbeidskrachten. 8e. Krachtige propaganda voor het gebruik van goederen van Nederlandschen oorsprong. De hierna volgende gegevens meegedeeld door het Centraal Bureau voor de Statistiek zijn de voorloopige cijfers betreffende het Buitengewoon Lager Onderwijs naar den toe stand op 31 December 1932. Op den teldatum waren er in ons land 6 (6) scholen voor doofstommen, n.l. 1 (1) Protes- tansch-Christelijke, 2 (2) Roomsch Katholieke en 3 (3) neutrale. Aan 4 (4) dezer scholen is een internaat verbonden, de andere 2 (2) zijn zelfstandige dagscholen. Het aantal leerlingen bedraagt 843 (850), n.l. 459 jongens en 384 meis jes. Het aantal leerkrachten bedraagt 97 (96), t.w. 6 (6) hoofden en 91 (90) onderwijzers. Ons land telde op 31 December 1932 4 (4) scholen voor blinden, n.l. 1 (1) Protestantsch- Christelijke, 2 (2) Roomsch Katholieke en 1 (1) neutrale. Elk der scholen heeft een inter naat. Het aantal leerlingen bedraagt 258 (247), n.l. 166 jongens en 92 meisjes. Aan de scholen voor blinden zijn 24 (23) leerkrachten ver bonden, t.w. 4 (4) hoofden en 20 (19) onder wijzers. Het aantal scholen voor zwakzinnigen bleef onveranderd en bedraagt 94. Naar de richtin gen verdeeld zijn er 51 (51) openbare, 12 (12) Protestantsch-Christelijke, 27 (27) Roomsch Katholieke, 2 (2) Israëlietische en 2 (2) neutrale bijzondere scholen. Aan 10 scholen is een internaat verbonden, 78 zijn zelfstandige dagscholen, terwijl 6 scho len verbonden zijn aan gestichten, vallende on der de Krankzinnigenwet. Er zijn 13 centrale scholen, de oyerige zijn plaatselijke scholen. Het aantal afzonderlijke klassen voor zwak zinnigen, verbonden aan scholen voor gewoon lager onderwijs, bedraagt thans 5 (7). Valt in het aantal scholen geen toename te bespeuren, het getal leerlingen steeg ook in 1932 wederom belangrijk. De scholen voor zwak zinnigen tellen 9.644 (8.990) leerlingen, de af zonderlijke klassen 85 (97), tezamen dus 9.729 (9.087) leerlingen. Het aantal jongens bedraagt 6.281 (5.941), dat der meisjes 3.448 (3.146). Van de leerlingen der' scholen voor zwak zinnigen zijn 716 (604) jongens en 613 (575) meisjes, tezamen dus 1.329 (1.179) leerlingen in speciale klassen voor imbecillen geplaatst. In verband met dit acres steeg ook het ge tal leerkrachten. Aan de scholen voor zwak zinnigen zijn 626 (599) leerkrachten werkzaam, waaronder 93 (94) hoofden*»), aan de klassen voor zwakzinnigen aan scholen voor gewoon lager onderwijs 5 (7) onderwijzers. Van de leer krachten zijn er 123 aan de speciale klassen voor imbecillen verbonden. Het aantal scholen voor slechthoorenden be draagt 3 (3), t.w. 1 (1) openbare en 2 (2) neu trale bijzondere scholen. Zij tellen gezamenlijk 232 (239) leerlingen, n.l. 147 (153) jongens en 85 (86) meisjes. Het aantal leerkrachten be draagt 18 (19), waaronder 2 (3) hoofden.**) De beide scholen vor lichamelijk gebrekkigen, 1 Protestantsch-Christelijke en 'l neutraal bij zondere school, tellen gezamenlijk 54 (54) leer lingen (waaronder 23 meisjes) en 6 leerkrach ten. De Protestantsch-Christelijke school voor psychopathen in Nederland telt 118 (112) leer lingen (w.o. 22 meisjes) en 7 leerkrachten. Door onderstaande burgemeesters is het vol gend beroep gedaan op de Bankbesturen: De bloembollenteelt en export-handel waren door de energieke ontwikkeling van werkkracht en ondernemingslust in de jaren die pas achter ons liggen, tot een groote bron van algemeene welvaart gekomen. Daartoe heeft krachtig medegewerkt het ver trouwen van banken, die op vlotte wijze kapi talen en credieten beschikbaar stelden, maar die van de ontwikkeling van het geheele bloem- bollenbedrijf haar groote voordeelen konden ondervinden. De crisis heeft ook het bloombollenbedrijf aangegrepen. Niet echter in die mate, dat pro ducten onverkoopbaar zouden zijn; integendeel, de uitvoer in 1932 heeft bewezen dat de afzet der producten niet af- maar zelfs toeneemt. 1 och kan men van de zijde der banken van maatregelen vernemen, die voor groote en klei ne zaken, die met het zoo gemakkelijk verleen de crediet zich tot de hoogte, waarop zij thans staan, konden opwerken, een bedreiging van ondergang inhouden. Dat beteekent tevens een bedreiging voor het herstel dezer streek, beteekent dat groote lagen der nijvere bevolking aan blijvende armoede zullen worden prijsgegeven. Waar toch nog met grond op herstel van het bloembollenbedrijf en den hrndel vertrouwd mag worden, daar is het gewenscht, dat de al lerernstigste maatregelen van de zijde der ban ken, niet dan in uiterste noodzakelijkheid toe passing vinden. Daarom meenen ondergeteekenden een ern stig beroep te mogen doen op de bankbesturen en het vertrouwen uit te spreken, dat, alleen bij onvermijdelijkheid, te goeder naam en faam bekende bedrijven door geforceerde liquidatie die gemeenlijk tot schade voor beide partijen uitvalt, zullen opgeofferd worden. Get.: van der Mortel, burgemeester van Noordwijk; D. F. Pont, idem Hillegom; G. Bul ten idem Voorhout; W. v. d. Hoop, idem Kat wijk; J. L. Bosschieter, idem Rijnsburg; Gou verneur, idem Sassenheim; van Wijnbergen, idem Lisse; A. Slob, idem Haarlemmermeer; A. J. v Gerrevink, idem Oegstgeest; van lersel, idem Noordwjjkerhout; Lotsy, idèm Valken burg; A. Ketelaar, idem Warmond. De tusschen haakjes geplaatste getallen geven de overeenkomstige cijfers naar den toe stand op 31 December 1931. Aan één school was een vacature van hoofd. 8.8. De tweede stuurman gestraft met zes maanden schorsing; de kapitein een berisping. Een droomer ter kiezersvangst. Mr. L. S. N.A.S.-leden door politie uiteengedreven. Gistermorgen bij het overbrengen van Snee- vin Hon nff U1S Van BTewaring naar het parket van den Officier van Justitie aan de Prinsen gracht, hadden zich bij het huis van bewaring en in de omgeving van het gerechtsgebouw een paar duizend N.A.S.-leden verzameld. Toen de celwagen te circa kwart voor tien vertrok, werd door het publiek een spreekkoor aangeheven en een groot gedeelte van het pu bliek begon mee te hollen. Voor den ingang van de publieke tribune in de Korte Leidsche- dwarsstraat hadden zich te veel belangstellen den verzameld, om toegelaten te worden. Toen de publieke tribune vol was, trachtte men toch naar binnen te dringen, waarop een detache ment van de rijksveldwacht met de klewang de demonstranten uiteenjoeg. De Amsterdam- sche politie verdreef hierop de demonstranten uit de omgeving van het paleis van justitie. Ge zamenlijk trokken dezen toen naar het bonds- gebouw in de Brederodestraat. De Avondpost badineert De heer Bernard Canter heeft boeken en tooneelspelen geschreven. Eén daarvan heet„Een droomer ter haring vangst". Hij komt thans, na 35 jaar, tot deze visschers- sport terug, met dit verschil, dat hij nu geen haring, maar kiezers wil vangen. Hij gaat, samen met mevrouw, een „groot-liberaal blok" oprichten, eerst nationaal, dan internationaal. Hij gaat de menschheid bevrijden, óók eerst nationaal (het hemd is nader dan de rok) maar vervolgens internationaal. Hij heeft er zelfs een krantje voor uitgegeven, een circulaire (hij is hoofdredacteur, mevrouw directrice) en daarin heeft hij met vette letters laten afdrukken „Bernard Canter zal u reddenzijn verleden waarborgt u ervoor!" Als dit niet helpt.... De eerste vergadering, door hem en mevrouw belegd, mislukte. Misschien, omdat hij ter inleiding een treurspel-in-vijf-bedrijven zou voorlezen. Als het nu nog een klucht was ge weest het is altijd goed dat er samenhang is in het programma van zoo'n avond. Bernard Canter is een man, waar wij respect voor hebben, omdat hij zijn heele leven frank en vrij den moed van zijn overtuiging heeft gehad en daarmee nooit, terwille van economi sche belangen, hééft gescharreld. Dit is iets, waaryoor wij altijd eerbied koesteren. Maar daarom spijt het ons, dat hij nu iets begonnen is, dat ons levendig herinnert aan den titel van één van zijn werken: „Poppenkast". Het spijt ons voor hemzèlf. Hij is een veel te aardige en beste kerel, om zich nu op deze wijze be lachelijk te maken. Kom, vriend Bernard, houd er mee op, heusch. Blijf op je terrein, waar je steeds een goeje en origineele en talentvolle vent was. Blijf droomen. Droomen zijn vaak het schoon ste, wat menschen op aarde hebben. Ga des noods weer vangen. Maar dan haring. Of pieter mannen. Geen kiezers. De Raad voor de Scheepvaart heeft Woensdag uitspraak gedaan in zake de stranding van het stoomschip „Ceres" in de Golf van Saloniki bij Panomi punt. De Raad is van bordeel, dat deze stranding is veroorzaakt door onjuiste navigatie van den tweeden stuurman, die zich niet gehouden heeft aan de route, zooals deze door den ka pitein in het wachtbriefje was opgegeven en in'de kaart was uitgezet en te 6.45 drie vierde streek is gaan insturen. Deze manoeuvre was geheel verkeerd en heeft rechtstreeks tot de stranding geleid. Er kan van de schuld van dezen stuurman niet veel meer worden gezegd, juist omdat zijn gedrag ook door hemzelf niet verklaard kan worden. Wat de door den stuur man te berde gebrachte persoonlijke omstan digheden betreft, heeft de stuurman den Raad niet in de gelegenheid gesteld de beteekenis daarvan voor deze zaak te beoordeelen. De Raad kan, nu hier geheel onnoodig, met helder zicht, een schip op het strand is gezet en rekening houdende met de noodlottige gevol gen, welke een dergelijke daad kan hebben, niet anders doen dan den stuurman een zware straf opleggen. Wat den kapitein betreft geldt het volgende: Het staat, naar 'sRaads oordeel, vast, dat er niets zou zijn gebeurd, wanneer de kapitein op de brug ware geweest. De kapitein is dus in zooverre mede schuldig, dat hij niet, toen de omstandigheden dit eischten, daadwerkelijk de navigatie heeft ter hand genomen of althans gecontroleerd. De Raad houdt hierbij rekening met de omstandigheid, dat de kapitein moei lijk heeft kunnen verwachten, dat de stuurman te 6.45 koers zou gaan veranderen en hij te goeder trouw meende den tweeden stuurman ten volle te kunnen vertrouwen. Mitsdien straft de Raad den tweeden stuur man door hem de bevoegdheid te ontnemen om als stuurman te varen op een schip als bedoeld bij artikel 2 der Schepenwet voor den tijd van zes maanden en den kapitein door het uitspre ken van een berisping. De heer Albarda herinnert in de Arbeiders pers aan een uitlating van de N. R. Crt., welke aanstonds na het uitbreken der muiterij op de „Zeven Provinciën", die zij als „een hoogst ernstig feit" kwalificeerde, waarschuwde tegen „opwinding en overdrijving in welke richtine dan ook." 5 De voorzitter der roode Kamerfractie wijst er vervolgens op, dat niettemin in genoemde libe rale courant en andere organen „opwinding" en „overdrijving" niet uitbleven. De kolommen der groote bladen stonden vol „wilde gevolgtrekkingen" en „onbera den adviézen". Zij gaven dagelijks blijk van „opwinding en overdrijving". Zij vertoonden aanhoudend een „paniekstemming". Misschien ziet iemand hierin een verzachtende omstan digheid voor de autoriteiten, die te kort ge komen zijn aan „koel en breed inzicht." Dat aan socialistische zijde in de pers zij het in andere richting de stukken eraf vlo gen, schijnt de roode voorman niet opgemerkt te hebben. Hij preekt althans als volgt de pas sie: Het wordt meer dan tijd,'dat men zich tot een ernstige en rustige beoordeeling van het ernstige geval, met zijn oorzaken en zijn ge volgen, bezint. Duurt de opwinding voort, dan komt men van kwaad tot erger, en dan wordt het hoe langer hoe moeilijker tot de kalmte terug te keeren, die voor een rechtvaardig oordeel ver- eischte is. Geen eerlijk en ernstig mensch zal de „muiterij' beschouwen als een onschuldige handeling, die goedgekeurd mag worden. Zelfs als die handeling ten onrechte muiterij genoemd wordt, en in wezen en bedoeling slechts een zeer slecht gekozen vorm van demonstratie was, kan zij niet anders dan vol strekt ontoelaatbaar worden genoemd. Zoo poseert de generalissimus van een partij, die ijverig meedoet om de felste opwinding in den lande gaande te houden als père noble. Intusschen is het hooge woord er uit: vol strekt ontoelaatbaar. We herinneren ons althans niet, dat de heer Albarda tot nu het anarchistisch avontuur der Z. P. in zulke krasse termen heeft gediskwali ficeerd. Katholieke onderwijzersvrouwen schrijven aan de R. K. Kamerfractie. Het H. B. van den Kath. Onderwijzersbond te Batavia ontving een brief van een ambte naarsvrouw met het verzoek -om doorzending aan de Katholieke Kamerfractie te wrilen zorgdragen. Het schrijven is een uiting namens vele ka tholieke moeders. Aan den brief ontleenen we het volgende „De bezuinigingen, welke het Gouvernement op zijn ambtenaren toepast, hebben de nood in onze gezinnen zoo doen stijgen, dat ook wij vrouwen naar een macht gaan uitzien, die ons helpen kan om aan de armoede te ontkomen. Volgens mijn man zou de eenige weg zijn zich tot U, leden van de R.-K. Kamerfractie te wenden. Zooals U natuurlijk bekend is, heeft de Re geering reeds ongeveer van onze salarissen gevraagd, en nu de tijdsomstandigheden zich in Indië zoo gewijzigd hebben, meer m. i. dan ve len, ik mag haast zeggen allen, in Holland ver moeden, doet ondergeteekende een dringend be roep op uwe hulp en plicht als Katholieke Ka merleden. De tijd van geldverdienen in Indië ligt zoo ver achter ons, dat wij het beschouwen te zijn uit de verre oudheid. Hoe menig ambtenaarsgezin heeft er zelfs geen voorstelling van, dat Indië eens het land is geweest van de gouden bergen. Mag ik de vrijheid hebben U een klein voorbeeld voor te leggen van den huidigen toestand Een ambtenaarsgezin met drie kinderen en een inkomen van ƒ400, dus ƒ300 netto, zal toch, zooals U zult moeten toegeven, geachte leden der Kamerfractie, een sober, of sterker, een armoedig bestaan moeten lijden. Moet er dan eindelijk niet eens een eind ge maakt worden aan het waandenkbeeld, dat men in Indië met een salaris van ƒ300 en de noo- dige kinderen een weeldebestaan leidt Zeker, ieder van ons weet, dat in Holland met dit inkomen heel wat gedaan kan worden. Een ieder echter, die pas in Indië met dat sa laris een gezin heeft moeten onderhouden, kan U ten stelligste verzekeren, dat hier zelfs geen sprake kan zijn van de minste weelde, eerder van groote armoe. Hoe vaak hebben we nu reeds onzen kinderen het noodzakelijke moeten ontzeggen om niet diep in de schuld te geraken. Hier is nu nog maar sprake van één ambte naarsgezin, maar hoeveel duizenden gezinnen leven niet in dezelfde benarde omstandighe den Moeten wij, vrouwen, dan steeds maar blij ven toezien, geachte leden, bij iedere korting opnieuw, dat aan haar gezinnen het bestaan on mogelijk wordt gemaakt Moeten wij ook niet waken voor de Instand houding onzer gezinnen Daar dit door de laatste Icorting totaal onmo gelijk wordt gemaakt, rest ons slechts een ern stig beroep op die geloofsgenooten, die door hun invloed zooveel ten goede kunnen veran deren." TWEEDE KAMERVERKIEZINGEN. De candidatuur van Koeverden. De heer G. W. J. van Koeverden te Buren heeft aan de R.K. Kiesvereenigingen in den kieskring Utrecht het volgende schrijven ge zonden: „In de gegeven omstandigheden kan, mede in verband met de bepalingen van ons kies reglement, het bevorderen mijner candidatuur voor de Tweede Kamer in meerdere kiesver eenigingen slechts tot versnippering van stem men leiden en tot een minder zuiveren uitslag aanleiding geven. Ten hoogste waardeerend de sympathie in Uwen kieskring voor mijn persoon betoond, moge ik om deze reden U verzoeken bij de aanstaande stemming voor de groslijst NIET op mij te stemmen. Aan mijn voornemen, Uw bestuur te verzoe ken (gelijk ik ook voor Overijssel gedaan heb) deze verklaring in Uwe kringvergadering mede te deelen, heb ik geen gevolg kunnen geven, doordat ik noch Uwen voorzitter, noch Uwen secretaris tijdig telefonisch heb kunnen be reiken". ONGEVALLEN Een 20-jarig meisje is op het Vredenburg te Utrecht toen zij overstak en wilde uitwijken voor een auto, tegen 'n anderen auto aangeloopen. Zij kwam met haar hoofd door de voorruit van den wagen te vallen en ii bloedend gewond opge nomen in de Rijksklinieken. Een 22-jarige dame te Utrecht slipte met haar fiets, waar door haar arm uit de kom schoot. AUTO IN DE SLOOT Onder Roosendaal is de luxe-auto van de firma Kout uit Rotterdam door gladheid van den weg geslipt en gekanteld ie sloot. De tazneuaen kwamen pak en den schrik vrij. Her waren de chef v«n de firma de heer de Raad en de chauffeur Qk As NEDERLANDERS IN DEN VREEMDE. Dr. Willem Mengelberg naar Rome. Bij de vele feesten, plechtigheden, tentoon stellingen, enz. enz., welke ter gelegenheid van het jubileumjaar te Rome plaats vinden, behoort ook een serie gala-concerten, gedurende de maand Maart. Deze serie wordt den lsten Maart ingeluid door een concert onder leiding van dr. Willem Mengelberg. Ook op het concert van 5 Maart zal dr. Mengelberg als dirigent optreden. OUDHEIDKUNDIGE VONDST TE DELFT. Het gemeente-museum te Delft is verrijkt met een stukje ongeschonden aardewerk van zeer hoogen ouderdom, geschonken door regenten van het St. Joris-Gasthuis aldaar. Het werd gevonden bij het graafwerk voor het nieuwe paviljoen van het Buitengesticht in den Klein Vrijenbanschen polder, ver be neden het maaiveld. Dit voorwerp is ongeveer 14 c.M. hoog, aan den voet 7 c.M. dik en vervaardigd van klei waarvan ook Jacobi-kannetjes werden gebak ken. Het is niet geglazuurd. Tot dusver staat het niet vast waarvoor dit voorwerp kan hebben gediend. Waarschijnlijk ^werd het eeuwen geleden in den landbouw ge bruikt. Dit meent men te kunnen afleiden uit het feit dat de tuit min of meer speenvormig is. VERTREK VAN MISSIONARISSEN. Vanuit het Studiehuis St. Vincentius 5 Paulo tevens Provincialaat der Paters Lazaristen te Nijmegen zijn naar hun missie teruggekeerd de zeereerw. Pater J. Lamers naar China en de zeereerw. Pater Pastoor Th. Smet religieuse overste naar Soerabaja. Pastoor Smet gaat scheep te Genua op de „Johan de Wit". BEHOOVING. De rechtbank te Roermond heeft gisteren uitspraak gedaan in de zaak tegen de gedeti neerde 28-jarige arbeiders M. J. en C. S., bei den te Weert, wien ten laste was gelegd, dat zij in den avond van 15 September 1932 te zamen en in vereeniging met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening P. H. Moris al daar hebben beroofd van 208 gulden, welke diefstal was voorafgegaan en vergezeld door geweldpleging, welke hierin bestond, dat ver dachte J. den beroofde M. met een steen op het hoofd had geslagen, waardoor deze was komen te vallen en beide verdachten op hem waren gaan zitten. De eerste verdachte J. werd veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf; de tweede verdachte S. werd vrijgesproken. De eisch was voor ieder vijf jaar gevange nisstraf. BRANDEN. Woensdagavond is de werkplaats van 't elec- trotechnisch installatie-bureau van den heer Puls in de Vughterstraat te 's Hertogenbosch, gelegen in een apart gebouwtje achter den winkel, geheel uitgebrand. De schade is aanzienlijk. Woensdagavond is te Waalwijk de groote boer derij van den landbouwer de W. achter de kerk totaal afgebrand. Oorzaak onbekend; verzeke ring dekt de schade. Donderdagmorgen brandde in de heide te Oss af het landbouwershuis van de wed. Th. Reuvers. Het huis was met stroo gedekt en was in een oogwenk een vuurzee. De brandweer bepaalde zich tot het redden van vee uit den stal. Twee varkens en wat kip pen kwamen echter nog in de vlammen om. Huis en inboedel waren laag verzekerd. ALS SOCIALISTÈN REGEEREN. ,Het Volk" heeft de meest demagogische pro paganda gevoerd tegen de overheid die gedwon gen was streng op te treden tegen de muiters op „De Zeven Provinciën". Een lezer in het „Handelsblad" herinnert er aan, hoe datzelfde „Volk" in 't oorlogsjaar 1917, toen er in Amsterdam een aardappeloproer moest worden bedwongen, schreef: „Wat de arbeidersbeweging eischt krachtens haar prin cipe gedurende al deze jaren van oorlogsellende is juist orde, regel. De chaos kan slechts de ellende ten top voeren en ons gemeentebestuur dat alles heeft gedaan om orde en regel te brengen en te handhaven moet tegenover ge weld geweld stellen, mag de hoofdstad niet ten prooi geven aan den chaos". Maar toen zaten er ook socialistische gezag hebbers (de heeren Wibaut en Vliegen) in het stadsbestuur En aan rood gezag is blijkbaar geoorloofd, wat aan „burgerlijk" gezag ver boden wordt. Wanneer de fabricatie, of de voorraad uwer artikelen, den omzet, den verkoop overtreffen, geeft aan 'n eerie dan eene de kana U te helpen, den aftrek uwer producten te vergrooten. Steeds achtende regeering^ Het hoofdbestuur der Ver. van Middelbare politieambtenaren heeft tot den Gouverneur- Generaal een schrijven gericht, waaraan we het volgende ontleenen: „Zeer tot ons leedwezen is ons uit enkele persuitingen gebleken, dat men in sommige kringen geneigd is aan de door eenige afdee- Ifngen onzer vereeniging ter kennis van de pers gebrachte moties een geheel andere beteekenis toe te kennen dan in de bedoeling dier af- deelingen heeft gelegen en daaruit naar onze bescheiden opvatting kan worden gelezen. Nu zelfs op een te Bandoeng gehouden protestvergadering bij interruptie werd gesug gereerd zulks naar aanleiding van in de dagbladen verschenen berichten over een on der de leden onzer vereeniging heersehende ernstige ontstemming in verband met de laat stelijk door de regeering ingevoerde salaris korting dat „zeifs de politie niet meer be trouwbaar" zoude zijn, meenen wij goed te doen Uwe Excellentie de verzekering te geven, dat het corps inspecteurs van politie te allen tijde en onder alle omstandigheden, in het bijzonder in de huidige zeer moeilijke tijdsom standigheden, een onwankelbare loyaliteit zal toonen en steeds volkomen achter de regee ring zal staan! Noch het Hoofdbestuur, noch een der afdee- lingen heeft de bedoeling gehad voedsel te geven aan de gedachte, dat de regeering reke ning zoude moeten houden met de omstandig heid, dat zij op het politiekorps dan wel een een deel daarvan, niet onder alle omstandig heden zou mogen rekenen. Met name in de huidige zeer moeilijke om standigheden, heeft het goed willende deel der bevolking er recht op, te weten, dat het op de Gezagsmiddelen onder alle omstandigheden kan vertrouwen, terwijl deze wetenschap voor het andere deel een waarschuwing moge zijn om niet over te gaan tot daden, welke de heer sehende moeilijkheden slechts zouden kunnen verergeren".

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 6