DE CONVENTIE VAN OUCHY.
DE HELPENDE HAND
VRIJDAG 24 FEBRUARI 1933
EEN ONDERHOUD MET MR. DR.
L. F. H. REGOUT.
HANDELSPOLITIEK.
Henri Hermans voor liet R. K.
W erkliedenverbond.
Eischen voor een goede volkshuis
huishouding.
HET BUITENGEWOON LAGER
ONDERWIJS IN 1932
DE CREDIETVERLEENING AAN
BLOEMBOLLENBEDRIJVEN.
Een beroep van burgemeesters op
de bankbesturen.
DE NOOD DER INDISCHE
AMBTENAREN.
EEN TOONTJE LAGER.
Keert gezonder inzicht terng
NA DE STRANDING VAN HET
„CERES".
BERNARD CANTER ALS POLITICUS.
na DE ARRESTATIE VAN SNEEVLIET
BE POLITIE EN DE MOEILIJKE
TIJDSOMSTANDIGHEDEN.
DOELMATIGE ADVERTENTiËN
Naar aanleiding van de rede van
dr. Nederbragt.
Getuige te zijn van een hoogstaand intellec
tueel debat, geldt terecht als een zeldzaam
voorrecht.
Van zulk een voorrecht genoten de genoo-
digden van de Maastrichtsche K. v. K., na de
spreekbeurt van dr. Nederbragt over de Con
ventie van Ouchy.
De rede zelf had voor het debat de onont
beerlijke grondslag gelegd en de zuivere stem-
ming geschapen. Helder van vorm en degelijk
van inhoud, bevatte zij niets dat den tegen
stander kon krenken of kwetsen. Sober en be
vattelijk zette de spreker de geschiedenis der
conventie uiteen; duidelijk en pakkend stelde
hij haar hoofdpunten in het licht.
En daarbij hield hij zijn betoog zorgvuldig
in de goede internationale sfeer. Geen woord
besteedde hij aan hetgeen Nederland en België
verdeelt: heel zijn aandacht was gericht op wat
beide volken vereenigt.
Hij toonde aan, dat beide landen krachtens
hun geschiedenis, hun economische structuur
en hun streven naar expansie voorstanders
zijn van een vrij ruilverkeer en tegenstanders
van kunstmatige handelsbelemmeringen.
En hij liet zien, hoe de conventie aan dit
streven tegemoet komt door de geleidelijke
afbraak der tariefmuren tusschen beide staten
„De invoerrechten zullen op het oogenblik
van de inwerkingtreding van dit verdrag
worden verlaagd met 10 van het bestaande
tarief: deze verlaging zal een jaar later wor
den gebracht op 20 twee jaren later op
30 drie jaren later op 40 en vier jaren
later op 50 van dit tarief.
„De invoerrechten zullen niet behoeven te
worden verlaagd beneden 50 van het tarief,
bestaande op den datum van onderteekening
van het verdrag, noch beneden een peil,
overeenkomende met 4 van de waarde
voor half-fabrikaten en 8 voor afgewerkte
producten".
Ziedaar de hoofdbepalingen der conventie,
die zooals men weet niet alleen Nederland en
België, maar ook Luxemburg omvat.
De spreker verzuimde niet er op te wijzen,
dat de toltarieven tusschen de rechtstreeks be
trokken landen van ongeveer gelijken aard
zijn. Nederland heeft wel een ander systeem
dan België, waar bovendien meer uitzonderin
gen op het normale tarief voorkomen dan hier
te lande; maar het verschil is van zulk een
bescheiden proportie dat het zonder veel moei
te kan worden overbrugd.
In zijn conclusie herdacht de spreker met
zichtbare voldoening den geest van weder-
zijdsch vertrouwen, waarin de onderhandelin
gen zijn gevoerd; en hij noemde het gesloten
tractaat een principieel werk, dat als zoodanig
zijn waarde behouden zal, ook al zou het voor
het oogenblik geen practische gevolgen hebben,
daar het in ieder geval gunstige perspectieven
opent door de onderlinge samenwerking in
de toekomst.
Even onbevangen als de spreker van den
avond, beschouwden ook de beide debaters onze
verhouding met België. In de bezwaren die zij
ontwikkelden viel geen zweem van animositeit
tegen onze zuiderburen te bespeuren. Zij be
spaarden hun toehoorders elke toespeling op
de Fransch-Belgische vriendschap en elk° be
roep op het nationaal zelfbewustzijn. Zij hiel
den het debat in dezelfde rustig-zakelijke
sfeer, waarin de spreker het onderwerp had
ingeleid.
De verhouding Nederland—België bleef trou
wens in de discussie op den achtergrond. Niet
in een eventueel accoord met den kleinen buur
staat, maar in den invloed van dit accoord op
onze handelspolitiek in het algemeen zagen de
beide tegenstanders het overwegende bezwaar
tegen de conventie van Ouchy.
Het was vooral mr. dr. L. F. H. Regout, die
op dit bezwaar den nadruk legde. En zijn
uiteraard beknopte uiteenzetting de verga
dering was niet opgezet als een debatavond
leek ons zoo interessant, dat wij hem vroegen
om een nadere toelichting, die hij ons in een
persoonlijk onderhoud gaarne toestond.
Is het juist, zoo was onze eerste vraag,
wat uw medestander, de heer Jean Defesche,
beweerde over de gebrekkige werking van de
conventie, wanneer staten met zeer hooge
tarieven vroeger of later zouden toetreden?
Ongetwijfeld! luidde het antwoord. In art.
8 wordt deze bevoegdheid aan iederen Staat
toegekend. Het spreekt vanzelf, dat ieder der
toegetredenen zijn tarieven elk jaar met 10
zal moeten verlagen. Maar de hoogte die ten
slotte zal gehandhaafd blijven, hangt natuurlijk
af van het aanvangspeil.
Er zijn tarieven, b.v. voor keramische artike
len, die de honderd procent benaderen, zelfs
deze overschrijden. Maar ook vele andere ta
rieven blijven, nadat zij elk opvolgend jaar
met tien percent verminderd en ten slotte na
vijf jaren gehalveerd zijn, prohibitief of al
thans van emstlg-belemmerenden aard, en in
elk geval buiten verhouding tegenover de acht
percent of vier percent (of geheel vrijen in
voer) die voor Nederland zullen gelden. En
daarbij zal ons bij voorbaat elk verweermid
del tegen de wel verlaagde, maar nog altijd
zeer hooge heffingen zijn ontnomen.
Maar, zoo vroegen wij, kan dan de invoer
aan onze grenzen niet gestuit worden door het
vaststellen van een laag contingent
Neen, ook dit middel is ons door de con
ventie afgesneden. Want art. 3 legt aan alle
deelnemers de verplichting op, om geen enkel
nieuw verbod en geen enkele nieuwe beperking
van den in- of uitvoer toe te passen.
Maar is er dan aan het slot van dit artikel
geen uitzondering gemaakt voor het geval, dat
het ruilverkeer tusschen de verdragsluitende
partijen ernstig verstoord zou worden door
abnormale omstandigheden
Jawel, maar wat zijn abnormale omstan
digheden? Beteekent „abnormaal" een afwij
king van den tegenwoordigen depressie-toe
stand Of acht men de huidige periode zelve
abnormaal Maar dan treedt de stoornis reeds
in bij het sluiten van het verdrag en wordt de
exceptie tot regel verheven, hetgeen nooit de
bedoeling kan zijn.
Trouwens, zelfs in het uitzonderings-geval
mag het vast te stellen contingent nooit lager
zijn dan 100 pet. van het gemiddelde der inge
voerde of uitgevoerde hoeveelheden gedurende
normale jaren. En wanneer dan de jaren der
volmaakt verleden hoog-conjunctuur tot norm
worden genomen, dan ligt het voor de hand.
dat van dergelijke maatregelen in deze crisis
periode met sterk-ingekrompen consumptie heel
weinig heil te verwachten valtzooals de erva
ring trouwens reeds heeft bewezen.
U acht dus het bezwaar van den heer
Defesche wel degelijk gegrond
Ongetwijfeld, maar daarnaast is er nog
een tweede, dat van meer algemeenen en prin-
cipieelen aard is.
Tegen welk artikel richt zich dan dat
bezwaar
Tegen de tweede alinea van art. 1, waarin
de verdragsluitende partijen overeenkomen om
niet over te gaan tot eenige verhooging met
beschermend karakter van de invoerrechten,
noch tot eenige instelling van nieuwe bescher
mende rechten ten aanzien van goederen van
derde Staten, waarmee zij door handelsverdra
gen verbonden zijn.
Door deze clausule legt Nederland zich voor
vjjf jaren vast op den vrijen handel ook tegen
gif» aiet-deelnemende Staten. Dit mji
hoogst bedenkelijk in een tijd, waarin haast
dag aan dag berichten binnenkomen van tarief-
verhoogingen, nu eens hier en dan weer daar,
nu eens op industrieproducten en dan weer op
landbouw-voortbrengselen.
Maar heeft Nederland dan niet de bevoegd
heid, om maatregelen van tegenweer te nemen
in het geval, dat de niet-toegetreden Staten
door een nieuwe verhooging van grensrechten
of verzwaring van handels-belemmeringen
ernstig afbreuk zouden doen aan onzen handel
en landbouw
Inderdaad wordt dit voorbehoud aan het
slot van art. 1 gemaakt. Maar het gezond ver
stand leert, dat er van zulk een gedifferentieerd
recht in een land als het onze, tegenover derde
staten in de practijk weinig of niets overblijft.
Ook al niet, omdat de Staten, waarmee wij
door een handelsverdrag gebonden zijn, bij
het toepassen van extra-verhoogingen een be
roep zouden kunnen doen op de meestbegun-
stigings-clausule, die in geen tractaat ontbreekt
en waarmee vooralsnog elk uitzonderingsrecht
kan worden afgeweerd.
Maar zou er dan geen kracht uitgaan van
het goede voorbeeld, dat Nederland, België en
Luxemburg geven Te Genève blijkt toch tel
kens, dat iedereen snakt naar het verdwijnen
der handelsbelemmeringen, die het internatio
naal ruilverkeer dreigen te verstikken.
Ja, te Genève worden mooie woorden ge
sproken. Maar de daden der Regeeringen zijn
met deze woorden maar al te dikwijls in strijd.
Zie b.v. naar Engeland, dat jarenlang een burcht
was van den vrijen handel, maar dat zijn theo
retische voorliefde voor het onbelemmerd ver
keer niet heeft kunnen, noch willen handhaven
tegenover de dringende eischen van den tijd.
Het verdrag van Ottawa, waarmee het Britsche
Rijk het beginsel der meestbegunstiging prijs
geeft en de politiek van de open deur loslaat,
is het afdoende bewijs voor den definitieven
ommekeer in de Engelsche handelspolitiek.
Maar wellicht zal van de economische
wereld-conferentie, die binnen enkele maanden
zal gehouden worden, een sterke aandrang uit
gaan, om het internationale verkeer wederom
in vrijhandelsbanen te leiden
Het is mogelijk, maar het lijkt mij alles
behalve waarschijnlijk. Want het eene land
wedijvert met het andere in drastische invoer
beperkingen ten bate van de eigen industrie
en den eigen landbouw, die daardoor overal
en dus ook ten onzent hoe langer hoe meer
worden aangewezen op den binnenlaridschen
afzet.
Men moge deze ontwikkeling betreuren, men
zal toch niet kunnen ontkennen, dat als de
poorten van onze afnemers links en rechts ge
sloten zijn in een vergrooting van den afzet
in het eigen land het eenige redmiddel te
vinden is om ons volksbestaan, althans op een
bescheiden niveau te handhaven.
Hebben onze gezamenlijke landbouwbon
den, waaronder ook het vrijzinnige Kon. Land-
bouw-comité, in hun jongste adres aan de
Tweede Kamer niet hetzelfde standpunt inge
nomen
Inderdaad, ook zij betreuren, dat het door
de vrije toetreding van derde Staten tot de
conventie van Ouchy aan den Nederlandschen
producent van landbouw-voortbrengselen of
fabricaten onmogelijk wordt gemaakt om aan
spraken te doen gelden op een bevoorrechte
positie in de binnenlandsche markt.
En ook zij achten zulk een bevoorrechte posi
tie in de huidige omstandigheden onontbeerlijk.
Trouwens, de Twentsche fabrikanten, hoewel
vanouds vrijhandelaren, zijn tot dezelfde con
clusie gekomen. Zoolang zij alleen met Enge
land te concurreeren hadden, konden zij den
strijd zonder veel moeite volhouden. Maar met
een land als Japan is een succesvolle concur
rentie, ondanks de voortreffelijkste outillage,
van meetaf uitgesloten.
Daarom hebben onlangs de Twentsche indus-
trieelen een adres aan de Regeering gerichtj
waarin zij aandringen op maatregelen om hun
marktgebied in Nederland en zijn koloniën te
beschermen tegen de overstrooming met uiterst
goedkoope Japansche industrie-waren.
Maar, zoo vroegen wij tenslotte, is de strijd
tegen de conventie van Ouchy niet overbodig,
nu door den tegenstand van enkele groote
mogendheden de kans op ratificatie vrijwel is
verkeken
Inderdaad is de kans groot, dat de groote
mogendheden ons tegen ons zeiven beschermen,
door het in werking treden van de conventie
onmogelijk te maken. Maar er blijft toch ook
een risicot dat de mogendheden ons onzen gang
zullen laten gaan, zonder zelf toe te treden,
waarbij dan toch de bindende gevolgen van
art. 1 tegenover hen in werking treden, zonder
de geringste contra-prestatie.
Als wij daarom alleen maar te doen hadden
met degenen, die zouden toetreden tot de con
ventie van Ouchy, dan zou de kans op blijvend
nadeel nog niet zoo groot zijn. Maar het verdrag
is mede een uiting van den geest, die dwars
tegen de algemeene wereldrichting in, alleen
voor ons land het eenzijdig vrije ruilverkeer
bedoelt te handhaven die wil volharden in de
passieve houding, welke zich onlangs weer zoo
droevig openbaarde in de beperking der 30 pet
verhooging van het toltarief juist op die goe-
deren, die niet in Nederland worden Repro
duceerd. 5
Was deze beperking dan niet geboden door
het verdrag?
Neen, zij was niet geboden en niet ge-
wenscht. Nederland is evenals België volkomen
bevoegd een fiscale tariefherziening door te
voeren, zoolang het verdrag niet is geratifi
ceerd. zooals uit den tekst van het bijgevoegd
protocol duidelijk blijkt.
triomfeerde bij deze gelegenheid
de liefde voor een ideaal, dat thans onbereik
baarder is dan ooit en waarvoor toch telkens
de economische werkelijkheidszin moet wijken.
Dus bracht naar Uw meening het verdrag
van Ouchy onze nijverheid reeds schade toe
terwijl het nog in „statu nascendi" verkeert?'
Juist, en daarvandaan tevens ons verzet
tegen een conventie, die stellig met de beste
bedoelingen is ontworpen, maar die wegens de
economische weerloosheid welke zij ook^tegen
over met-deelnemende landen bestendigt, in de
huidje omstandigheden niet te aanvaarden is.
Met een dankwoord namen wij afscheid van
onzen gastheer, van wiens gezaghebbende mee
ning onze lezers gaarne zullen kennisnemen
ook al zouden zij het niet over heel de linie
met hem eens zijn.
Op Maandag 6 Maart a.s. om 11 uur wordt
in een der zalen van den Dierentuin te 's-Gra-
venhage een buitengewone Verbondsvergade
ring gehouden ter bespreking van de handels
politiek.
Prof. H. Kaag van de R. K. Handelshooge-
school. te Tilburg, zal uiteenzetten de feitelijke
situatie, terwijl de heer Henri Hermans een in
leiding zal houden aan de hand van onder
staande stellingen:
I. Men kan ervan overtuigd zijn, dat de radi
cale protectionistische wijziging van handels
politiek in geheel de wereld, vooral voor een
op vrij ruilverkeer ingesteld land als Nederland,
rampzalige gevolgen heeft, zonder te aanvaar
den, dat even radicale terugkeer tot ongebon
den handelsvrijheid in afzienbaren tijd mogelijk
en voor de sociaal-economische belangen der
gemeenschap wenschelijk is.
Fiscale en economische gebondenheid, bene
vens groote verandering van economische
structuur, sluiten die mogelijkheid uit, terwijl
voor wat het wenschelijke betreft vaststaat, dat
sociale, economische en technische ordening,
der productie niet kan samengaan met onge
bonden vrijheid op het gebied van den handel.
Hierbij dient men in het oog te houden, dat die
ongebonden vrijheid de sfeer is, waarin het
moderne kapitalisme, gesteund door den voor
uitgang der techniek, zijne economische heer
schappij kan handhaven en versterken.
II. Het is, volgens Quadragesimo Anno, „ab
soluut noodzakelijk, dat het economisch leven
opnieuw geregeld en geleid wordt door een
waarlijk leidend en vruchtbaar beginsel" en
dat „een sociale en juridische orde wordt ge
schapen, waardoor heel het economisch leven
als in nieuwe vormen wordt gegoten".
Het strijdpunt kan niet zijn: vrijhandel of be
scherming, maar is in werkelijkheid: geregelde
of ongeregelde handel, nationaal en internatio
naal.
Geen onbeperkt internationaal ruilverkeer,
maar ook geen autarkie. Geen overschatting van
internationale betrekkingen, en evenmin onder
schatting van nationale mogelijkheden op eco
nomisch gebied.
De snel wisselende, van kapitalistische specu
laties afhankelijke verhoudingen op een vrije
wereldmarkt, met als gevolg een voortdurende
belangenstrijd tusschen „beschutte" en „onbe
schutte" bedrijven, kunnen geen grondslag zijn
voor een goede volkshuishouding.
Nationaal moet een zoodanige ordening woï-
den nagestreefd, dat, in harmonie van belangen,
alle takken van volksbestaan worden bevor
derd en tot bloei gebracht, om op dezen grond
slag op te bouwen een geregelde, heilzame,
vruchtbare en absoluut noodzakelijke samen
werking met andere landen, door „doeltreffende
conventies en instellingen".
III. Met het oog op deze hervorming en de
bizondere moeilijkheden van onzen tijd, zijn
noodzakelijk:
le. Instelling binnen den kortst mogelijken
tijd van den bij de wet geregelden Economi-
schen Raad, om in studie te nemen de nood
zakelijk geworden structureele veranderingen
in de economische positie des lands, zulks in
verband met te nemen maatregelen van orde
ning en leiding.
2e. Een zoodanige herziening van de Tarief-
wet, dat een meer geregeld ruilverkeer met
andere landen kan worden bevorderd en in die
wet voor het bedrijfsleven schadelijke fouten
worden weggenomen.
3e. Maatregelen tegen internationale overeen
komsten, die werkloosheid veroorzaken of
werkverruiming belemmeren.
4e. Uitbreiding van de Crisis-lnvoerwet, om
bedrijven, die, wegens afweermaatregelen van
het buitenland of zeer verminderd verbruik, in
nood verkeeren, een ruimer afzetgebied te ver
zekeren op de binnenlandsche markt.
5e. Spoediger beslissingen op aanvragen om
toepassing der Crisis-invoerwet.
6e. Krachtige bestrijding van dumping: in
voer van goederen tegen lagere prijzen dan
voor dezelfde goederen in landen van herkomst
worden berekend of van goederen, geprodu
ceerd onder arbeidsvoorwaarden, welke den
kostprijs zoodanig drukken, dat hiertegen con
currentie aan de binnenlandsche bedrijven
onmogelijk wordt gemaakt.
7e. Bestrijding van werkloosheid door het
weren van buitenlandsche arbeidskrachten.
8e. Krachtige propaganda voor het gebruik
van goederen van Nederlandschen oorsprong.
De hierna volgende gegevens meegedeeld
door het Centraal Bureau voor de Statistiek
zijn de voorloopige cijfers betreffende het
Buitengewoon Lager Onderwijs naar den toe
stand op 31 December 1932.
Op den teldatum waren er in ons land 6 (6)
scholen voor doofstommen, n.l. 1 (1) Protes-
tansch-Christelijke, 2 (2) Roomsch Katholieke
en 3 (3) neutrale. Aan 4 (4) dezer scholen is
een internaat verbonden, de andere 2 (2) zijn
zelfstandige dagscholen. Het aantal leerlingen
bedraagt 843 (850), n.l. 459 jongens en 384 meis
jes. Het aantal leerkrachten bedraagt 97 (96),
t.w. 6 (6) hoofden en 91 (90) onderwijzers.
Ons land telde op 31 December 1932 4 (4)
scholen voor blinden, n.l. 1 (1) Protestantsch-
Christelijke, 2 (2) Roomsch Katholieke en 1
(1) neutrale. Elk der scholen heeft een inter
naat. Het aantal leerlingen bedraagt 258 (247),
n.l. 166 jongens en 92 meisjes. Aan de scholen
voor blinden zijn 24 (23) leerkrachten ver
bonden, t.w. 4 (4) hoofden en 20 (19) onder
wijzers.
Het aantal scholen voor zwakzinnigen bleef
onveranderd en bedraagt 94. Naar de richtin
gen verdeeld zijn er 51 (51) openbare, 12 (12)
Protestantsch-Christelijke, 27 (27) Roomsch
Katholieke, 2 (2) Israëlietische en 2 (2) neutrale
bijzondere scholen.
Aan 10 scholen is een internaat verbonden,
78 zijn zelfstandige dagscholen, terwijl 6 scho
len verbonden zijn aan gestichten, vallende on
der de Krankzinnigenwet.
Er zijn 13 centrale scholen, de oyerige zijn
plaatselijke scholen.
Het aantal afzonderlijke klassen voor zwak
zinnigen, verbonden aan scholen voor gewoon
lager onderwijs, bedraagt thans 5 (7).
Valt in het aantal scholen geen toename te
bespeuren, het getal leerlingen steeg ook in
1932 wederom belangrijk. De scholen voor zwak
zinnigen tellen 9.644 (8.990) leerlingen, de af
zonderlijke klassen 85 (97), tezamen dus 9.729
(9.087) leerlingen. Het aantal jongens bedraagt
6.281 (5.941), dat der meisjes 3.448 (3.146).
Van de leerlingen der' scholen voor zwak
zinnigen zijn 716 (604) jongens en 613 (575)
meisjes, tezamen dus 1.329 (1.179) leerlingen
in speciale klassen voor imbecillen geplaatst.
In verband met dit acres steeg ook het ge
tal leerkrachten. Aan de scholen voor zwak
zinnigen zijn 626 (599) leerkrachten werkzaam,
waaronder 93 (94) hoofden*»), aan de klassen
voor zwakzinnigen aan scholen voor gewoon
lager onderwijs 5 (7) onderwijzers. Van de leer
krachten zijn er 123 aan de speciale klassen
voor imbecillen verbonden.
Het aantal scholen voor slechthoorenden be
draagt 3 (3), t.w. 1 (1) openbare en 2 (2) neu
trale bijzondere scholen. Zij tellen gezamenlijk
232 (239) leerlingen, n.l. 147 (153) jongens en
85 (86) meisjes. Het aantal leerkrachten be
draagt 18 (19), waaronder 2 (3) hoofden.**)
De beide scholen vor lichamelijk gebrekkigen,
1 Protestantsch-Christelijke en 'l neutraal bij
zondere school, tellen gezamenlijk 54 (54) leer
lingen (waaronder 23 meisjes) en 6 leerkrach
ten.
De Protestantsch-Christelijke school voor
psychopathen in Nederland telt 118 (112) leer
lingen (w.o. 22 meisjes) en 7 leerkrachten.
Door onderstaande burgemeesters is het vol
gend beroep gedaan op de Bankbesturen:
De bloembollenteelt en export-handel waren
door de energieke ontwikkeling van werkkracht
en ondernemingslust in de jaren die pas achter
ons liggen, tot een groote bron van algemeene
welvaart gekomen.
Daartoe heeft krachtig medegewerkt het ver
trouwen van banken, die op vlotte wijze kapi
talen en credieten beschikbaar stelden, maar
die van de ontwikkeling van het geheele bloem-
bollenbedrijf haar groote voordeelen konden
ondervinden.
De crisis heeft ook het bloombollenbedrijf
aangegrepen. Niet echter in die mate, dat pro
ducten onverkoopbaar zouden zijn; integendeel,
de uitvoer in 1932 heeft bewezen dat de afzet
der producten niet af- maar zelfs toeneemt.
1 och kan men van de zijde der banken van
maatregelen vernemen, die voor groote en klei
ne zaken, die met het zoo gemakkelijk verleen
de crediet zich tot de hoogte, waarop zij thans
staan, konden opwerken, een bedreiging van
ondergang inhouden.
Dat beteekent tevens een bedreiging voor het
herstel dezer streek, beteekent dat groote lagen
der nijvere bevolking aan blijvende armoede
zullen worden prijsgegeven.
Waar toch nog met grond op herstel van het
bloembollenbedrijf en den hrndel vertrouwd
mag worden, daar is het gewenscht, dat de al
lerernstigste maatregelen van de zijde der ban
ken, niet dan in uiterste noodzakelijkheid toe
passing vinden.
Daarom meenen ondergeteekenden een ern
stig beroep te mogen doen op de bankbesturen
en het vertrouwen uit te spreken, dat, alleen
bij onvermijdelijkheid, te goeder naam en faam
bekende bedrijven door geforceerde liquidatie
die gemeenlijk tot schade voor beide partijen
uitvalt, zullen opgeofferd worden.
Get.: van der Mortel, burgemeester van
Noordwijk; D. F. Pont, idem Hillegom; G. Bul
ten idem Voorhout; W. v. d. Hoop, idem Kat
wijk; J. L. Bosschieter, idem Rijnsburg; Gou
verneur, idem Sassenheim; van Wijnbergen,
idem Lisse; A. Slob, idem Haarlemmermeer;
A. J. v Gerrevink, idem Oegstgeest; van lersel,
idem Noordwjjkerhout; Lotsy, idèm Valken
burg; A. Ketelaar, idem Warmond.
De tusschen haakjes geplaatste getallen
geven de overeenkomstige cijfers naar den toe
stand op 31 December 1931.
Aan één school was een vacature van
hoofd.
8.8.
De tweede stuurman gestraft met zes
maanden schorsing; de kapitein
een berisping.
Een droomer ter kiezersvangst.
Mr. L. S.
N.A.S.-leden door politie uiteengedreven.
Gistermorgen bij het overbrengen van Snee-
vin Hon nff U1S Van BTewaring naar het parket
van den Officier van Justitie aan de Prinsen
gracht, hadden zich bij het huis van bewaring
en in de omgeving van het gerechtsgebouw
een paar duizend N.A.S.-leden verzameld.
Toen de celwagen te circa kwart voor tien
vertrok, werd door het publiek een spreekkoor
aangeheven en een groot gedeelte van het pu
bliek begon mee te hollen. Voor den ingang
van de publieke tribune in de Korte Leidsche-
dwarsstraat hadden zich te veel belangstellen
den verzameld, om toegelaten te worden. Toen
de publieke tribune vol was, trachtte men toch
naar binnen te dringen, waarop een detache
ment van de rijksveldwacht met de klewang
de demonstranten uiteenjoeg. De Amsterdam-
sche politie verdreef hierop de demonstranten
uit de omgeving van het paleis van justitie. Ge
zamenlijk trokken dezen toen naar het bonds-
gebouw in de Brederodestraat.
De Avondpost badineert
De heer Bernard Canter heeft boeken en
tooneelspelen geschreven.
Eén daarvan heet„Een droomer ter haring
vangst".
Hij komt thans, na 35 jaar, tot deze visschers-
sport terug, met dit verschil, dat hij nu geen
haring, maar kiezers wil vangen. Hij gaat,
samen met mevrouw, een „groot-liberaal blok"
oprichten, eerst nationaal, dan internationaal.
Hij gaat de menschheid bevrijden, óók eerst
nationaal (het hemd is nader dan de rok) maar
vervolgens internationaal. Hij heeft er zelfs een
krantje voor uitgegeven, een circulaire (hij is
hoofdredacteur, mevrouw directrice) en daarin
heeft hij met vette letters laten afdrukken
„Bernard Canter zal u reddenzijn verleden
waarborgt u ervoor!" Als dit niet helpt....
De eerste vergadering, door hem en mevrouw
belegd, mislukte. Misschien, omdat hij ter
inleiding een treurspel-in-vijf-bedrijven zou
voorlezen. Als het nu nog een klucht was ge
weest het is altijd goed dat er samenhang is
in het programma van zoo'n avond.
Bernard Canter is een man, waar wij respect
voor hebben, omdat hij zijn heele leven frank
en vrij den moed van zijn overtuiging heeft
gehad en daarmee nooit, terwille van economi
sche belangen, hééft gescharreld. Dit is iets,
waaryoor wij altijd eerbied koesteren. Maar
daarom spijt het ons, dat hij nu iets begonnen
is, dat ons levendig herinnert aan den titel
van één van zijn werken: „Poppenkast". Het
spijt ons voor hemzèlf. Hij is een veel te aardige
en beste kerel, om zich nu op deze wijze be
lachelijk te maken.
Kom, vriend Bernard, houd er mee op, heusch.
Blijf op je terrein, waar je steeds een goeje en
origineele en talentvolle vent was.
Blijf droomen. Droomen zijn vaak het schoon
ste, wat menschen op aarde hebben. Ga des
noods weer vangen. Maar dan haring. Of pieter
mannen. Geen kiezers.
De Raad voor de Scheepvaart heeft Woensdag
uitspraak gedaan in zake de stranding van het
stoomschip „Ceres" in de Golf van Saloniki bij
Panomi punt.
De Raad is van bordeel, dat deze stranding
is veroorzaakt door onjuiste navigatie van
den tweeden stuurman, die zich niet gehouden
heeft aan de route, zooals deze door den ka
pitein in het wachtbriefje was opgegeven en
in'de kaart was uitgezet en te 6.45 drie vierde
streek is gaan insturen. Deze manoeuvre was
geheel verkeerd en heeft rechtstreeks tot de
stranding geleid. Er kan van de schuld van
dezen stuurman niet veel meer worden gezegd,
juist omdat zijn gedrag ook door hemzelf niet
verklaard kan worden. Wat de door den stuur
man te berde gebrachte persoonlijke omstan
digheden betreft, heeft de stuurman den Raad
niet in de gelegenheid gesteld de beteekenis
daarvan voor deze zaak te beoordeelen. De
Raad kan, nu hier geheel onnoodig, met helder
zicht, een schip op het strand is gezet en
rekening houdende met de noodlottige gevol
gen, welke een dergelijke daad kan hebben,
niet anders doen dan den stuurman een zware
straf opleggen. Wat den kapitein betreft geldt
het volgende:
Het staat, naar 'sRaads oordeel, vast, dat er
niets zou zijn gebeurd, wanneer de kapitein
op de brug ware geweest. De kapitein is dus
in zooverre mede schuldig, dat hij niet, toen
de omstandigheden dit eischten, daadwerkelijk
de navigatie heeft ter hand genomen of althans
gecontroleerd. De Raad houdt hierbij rekening
met de omstandigheid, dat de kapitein moei
lijk heeft kunnen verwachten, dat de stuurman
te 6.45 koers zou gaan veranderen en hij te
goeder trouw meende den tweeden stuurman
ten volle te kunnen vertrouwen.
Mitsdien straft de Raad den tweeden stuur
man door hem de bevoegdheid te ontnemen om
als stuurman te varen op een schip als bedoeld
bij artikel 2 der Schepenwet voor den tijd van
zes maanden en den kapitein door het uitspre
ken van een berisping.
De heer Albarda herinnert in de Arbeiders
pers aan een uitlating van de N. R. Crt., welke
aanstonds na het uitbreken der muiterij op de
„Zeven Provinciën", die zij als „een hoogst
ernstig feit" kwalificeerde, waarschuwde tegen
„opwinding en overdrijving in welke richtine
dan ook." 5
De voorzitter der roode Kamerfractie wijst er
vervolgens op, dat niettemin in genoemde libe
rale courant en andere organen „opwinding" en
„overdrijving" niet uitbleven.
De kolommen der groote bladen stonden
vol „wilde gevolgtrekkingen" en „onbera
den adviézen". Zij gaven dagelijks blijk van
„opwinding en overdrijving". Zij vertoonden
aanhoudend een „paniekstemming". Misschien
ziet iemand hierin een verzachtende omstan
digheid voor de autoriteiten, die te kort ge
komen zijn aan „koel en breed inzicht."
Dat aan socialistische zijde in de pers zij
het in andere richting de stukken eraf vlo
gen, schijnt de roode voorman niet opgemerkt
te hebben. Hij preekt althans als volgt de pas
sie:
Het wordt meer dan tijd,'dat men zich tot
een ernstige en rustige beoordeeling van het
ernstige geval, met zijn oorzaken en zijn ge
volgen, bezint.
Duurt de opwinding voort, dan komt men
van kwaad tot erger, en dan wordt het hoe
langer hoe moeilijker tot de kalmte terug te
keeren, die voor een rechtvaardig oordeel ver-
eischte is.
Geen eerlijk en ernstig mensch zal de
„muiterij' beschouwen als een onschuldige
handeling, die goedgekeurd mag worden.
Zelfs als die handeling ten onrechte muiterij
genoemd wordt, en in wezen en bedoeling
slechts een zeer slecht gekozen vorm van
demonstratie was, kan zij niet anders dan vol
strekt ontoelaatbaar worden genoemd.
Zoo poseert de generalissimus van een partij,
die ijverig meedoet om de felste opwinding in
den lande gaande te houden als père noble.
Intusschen is het hooge woord er uit: vol
strekt ontoelaatbaar.
We herinneren ons althans niet, dat de heer
Albarda tot nu het anarchistisch avontuur der
Z. P. in zulke krasse termen heeft gediskwali
ficeerd.
Katholieke onderwijzersvrouwen schrijven
aan de R. K. Kamerfractie.
Het H. B. van den Kath. Onderwijzersbond
te Batavia ontving een brief van een ambte
naarsvrouw met het verzoek -om doorzending
aan de Katholieke Kamerfractie te wrilen
zorgdragen.
Het schrijven is een uiting namens vele ka
tholieke moeders.
Aan den brief ontleenen we het volgende
„De bezuinigingen, welke het Gouvernement
op zijn ambtenaren toepast, hebben de nood in
onze gezinnen zoo doen stijgen, dat ook wij
vrouwen naar een macht gaan uitzien, die ons
helpen kan om aan de armoede te ontkomen.
Volgens mijn man zou de eenige weg zijn
zich tot U, leden van de R.-K. Kamerfractie
te wenden.
Zooals U natuurlijk bekend is, heeft de Re
geering reeds ongeveer van onze salarissen
gevraagd, en nu de tijdsomstandigheden zich in
Indië zoo gewijzigd hebben, meer m. i. dan ve
len, ik mag haast zeggen allen, in Holland ver
moeden, doet ondergeteekende een dringend be
roep op uwe hulp en plicht als Katholieke Ka
merleden.
De tijd van geldverdienen in Indië ligt zoo
ver achter ons, dat wij het beschouwen te zijn
uit de verre oudheid.
Hoe menig ambtenaarsgezin heeft er zelfs
geen voorstelling van, dat Indië eens het land
is geweest van de gouden bergen.
Mag ik de vrijheid hebben U een klein
voorbeeld voor te leggen van den huidigen
toestand
Een ambtenaarsgezin met drie kinderen en
een inkomen van ƒ400, dus ƒ300 netto, zal
toch, zooals U zult moeten toegeven, geachte
leden der Kamerfractie, een sober, of sterker,
een armoedig bestaan moeten lijden.
Moet er dan eindelijk niet eens een eind ge
maakt worden aan het waandenkbeeld, dat men
in Indië met een salaris van ƒ300 en de noo-
dige kinderen een weeldebestaan leidt
Zeker, ieder van ons weet, dat in Holland
met dit inkomen heel wat gedaan kan worden.
Een ieder echter, die pas in Indië met dat sa
laris een gezin heeft moeten onderhouden, kan
U ten stelligste verzekeren, dat hier zelfs geen
sprake kan zijn van de minste weelde, eerder
van groote armoe.
Hoe vaak hebben we nu reeds onzen kinderen
het noodzakelijke moeten ontzeggen om niet
diep in de schuld te geraken.
Hier is nu nog maar sprake van één ambte
naarsgezin, maar hoeveel duizenden gezinnen
leven niet in dezelfde benarde omstandighe
den
Moeten wij, vrouwen, dan steeds maar blij
ven toezien, geachte leden, bij iedere korting
opnieuw, dat aan haar gezinnen het bestaan on
mogelijk wordt gemaakt
Moeten wij ook niet waken voor de Instand
houding onzer gezinnen
Daar dit door de laatste Icorting totaal onmo
gelijk wordt gemaakt, rest ons slechts een ern
stig beroep op die geloofsgenooten, die door
hun invloed zooveel ten goede kunnen veran
deren."
TWEEDE KAMERVERKIEZINGEN.
De candidatuur van Koeverden.
De heer G. W. J. van Koeverden te Buren
heeft aan de R.K. Kiesvereenigingen in den
kieskring Utrecht het volgende schrijven ge
zonden:
„In de gegeven omstandigheden kan, mede
in verband met de bepalingen van ons kies
reglement, het bevorderen mijner candidatuur
voor de Tweede Kamer in meerdere kiesver
eenigingen slechts tot versnippering van stem
men leiden en tot een minder zuiveren uitslag
aanleiding geven.
Ten hoogste waardeerend de sympathie in
Uwen kieskring voor mijn persoon betoond,
moge ik om deze reden U verzoeken bij de
aanstaande stemming voor de groslijst NIET
op mij te stemmen.
Aan mijn voornemen, Uw bestuur te verzoe
ken (gelijk ik ook voor Overijssel gedaan heb)
deze verklaring in Uwe kringvergadering mede
te deelen, heb ik geen gevolg kunnen geven,
doordat ik noch Uwen voorzitter, noch Uwen
secretaris tijdig telefonisch heb kunnen be
reiken".
ONGEVALLEN
Een 20-jarig meisje is op het Vredenburg te
Utrecht toen zij overstak en wilde uitwijken voor
een auto, tegen 'n anderen auto aangeloopen. Zij
kwam met haar hoofd door de voorruit van den
wagen te vallen en ii bloedend gewond opge
nomen in de Rijksklinieken. Een 22-jarige
dame te Utrecht slipte met haar fiets, waar
door haar arm uit de kom schoot.
AUTO IN DE SLOOT
Onder Roosendaal is de luxe-auto van de
firma Kout uit Rotterdam door gladheid van
den weg geslipt en gekanteld ie sloot. De
tazneuaen kwamen pak en den
schrik vrij. Her waren de chef v«n de firma
de heer de Raad en de chauffeur Qk As
NEDERLANDERS IN DEN VREEMDE.
Dr. Willem Mengelberg naar Rome.
Bij de vele feesten, plechtigheden, tentoon
stellingen, enz. enz., welke ter gelegenheid van
het jubileumjaar te Rome plaats vinden, behoort
ook een serie gala-concerten, gedurende de
maand Maart. Deze serie wordt den lsten Maart
ingeluid door een concert onder leiding van dr.
Willem Mengelberg. Ook op het concert van 5
Maart zal dr. Mengelberg als dirigent optreden.
OUDHEIDKUNDIGE VONDST TE DELFT.
Het gemeente-museum te Delft is verrijkt met
een stukje ongeschonden aardewerk van zeer
hoogen ouderdom, geschonken door regenten
van het St. Joris-Gasthuis aldaar.
Het werd gevonden bij het graafwerk voor
het nieuwe paviljoen van het Buitengesticht
in den Klein Vrijenbanschen polder, ver be
neden het maaiveld.
Dit voorwerp is ongeveer 14 c.M. hoog, aan
den voet 7 c.M. dik en vervaardigd van klei
waarvan ook Jacobi-kannetjes werden gebak
ken. Het is niet geglazuurd.
Tot dusver staat het niet vast waarvoor dit
voorwerp kan hebben gediend. Waarschijnlijk
^werd het eeuwen geleden in den landbouw ge
bruikt. Dit meent men te kunnen afleiden uit
het feit dat de tuit min of meer speenvormig is.
VERTREK VAN MISSIONARISSEN.
Vanuit het Studiehuis St. Vincentius 5 Paulo
tevens Provincialaat der Paters Lazaristen te
Nijmegen zijn naar hun missie teruggekeerd
de zeereerw. Pater J. Lamers naar China en
de zeereerw. Pater Pastoor Th. Smet religieuse
overste naar Soerabaja. Pastoor Smet gaat
scheep te Genua op de „Johan de Wit".
BEHOOVING.
De rechtbank te Roermond heeft gisteren
uitspraak gedaan in de zaak tegen de gedeti
neerde 28-jarige arbeiders M. J. en C. S., bei
den te Weert, wien ten laste was gelegd, dat
zij in den avond van 15 September 1932 te
zamen en in vereeniging met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening P. H. Moris al
daar hebben beroofd van 208 gulden, welke
diefstal was voorafgegaan en vergezeld door
geweldpleging, welke hierin bestond, dat ver
dachte J. den beroofde M. met een steen op
het hoofd had geslagen, waardoor deze was
komen te vallen en beide verdachten op hem
waren gaan zitten.
De eerste verdachte J. werd veroordeeld tot
drie jaar gevangenisstraf; de tweede verdachte
S. werd vrijgesproken.
De eisch was voor ieder vijf jaar gevange
nisstraf.
BRANDEN.
Woensdagavond is de werkplaats van 't elec-
trotechnisch installatie-bureau van den heer
Puls in de Vughterstraat te 's Hertogenbosch,
gelegen in een apart gebouwtje achter den
winkel, geheel uitgebrand.
De schade is aanzienlijk.
Woensdagavond is te Waalwijk de groote boer
derij van den landbouwer de W. achter de kerk
totaal afgebrand. Oorzaak onbekend; verzeke
ring dekt de schade.
Donderdagmorgen brandde in de heide te
Oss af het landbouwershuis van de wed. Th.
Reuvers. Het huis was met stroo gedekt en
was in een oogwenk een vuurzee.
De brandweer bepaalde zich tot het redden
van vee uit den stal. Twee varkens en wat kip
pen kwamen echter nog in de vlammen om.
Huis en inboedel waren laag verzekerd.
ALS SOCIALISTÈN REGEEREN.
,Het Volk" heeft de meest demagogische pro
paganda gevoerd tegen de overheid die gedwon
gen was streng op te treden tegen de muiters op
„De Zeven Provinciën".
Een lezer in het „Handelsblad" herinnert er
aan, hoe datzelfde „Volk" in 't oorlogsjaar 1917,
toen er in Amsterdam een aardappeloproer
moest worden bedwongen, schreef: „Wat de
arbeidersbeweging eischt krachtens haar prin
cipe gedurende al deze jaren van oorlogsellende
is juist orde, regel. De chaos kan slechts de
ellende ten top voeren en ons gemeentebestuur
dat alles heeft gedaan om orde en regel te
brengen en te handhaven moet tegenover ge
weld geweld stellen, mag de hoofdstad niet ten
prooi geven aan den chaos".
Maar toen zaten er ook socialistische gezag
hebbers (de heeren Wibaut en Vliegen) in het
stadsbestuur En aan rood gezag is blijkbaar
geoorloofd, wat aan „burgerlijk" gezag ver
boden wordt.
Wanneer de fabricatie, of
de voorraad uwer artikelen,
den omzet, den verkoop
overtreffen, geeft aan 'n eerie
dan eene de kana U te
helpen, den aftrek uwer
producten te vergrooten.
Steeds achtende regeering^
Het hoofdbestuur der Ver. van Middelbare
politieambtenaren heeft tot den Gouverneur-
Generaal een schrijven gericht, waaraan we het
volgende ontleenen:
„Zeer tot ons leedwezen is ons uit enkele
persuitingen gebleken, dat men in sommige
kringen geneigd is aan de door eenige afdee-
Ifngen onzer vereeniging ter kennis van de pers
gebrachte moties een geheel andere beteekenis
toe te kennen dan in de bedoeling dier af-
deelingen heeft gelegen en daaruit naar onze
bescheiden opvatting kan worden gelezen.
Nu zelfs op een te Bandoeng gehouden
protestvergadering bij interruptie werd gesug
gereerd zulks naar aanleiding van in de
dagbladen verschenen berichten over een on
der de leden onzer vereeniging heersehende
ernstige ontstemming in verband met de laat
stelijk door de regeering ingevoerde salaris
korting dat „zeifs de politie niet meer be
trouwbaar" zoude zijn, meenen wij goed te
doen Uwe Excellentie de verzekering te geven,
dat het corps inspecteurs van politie te allen
tijde en onder alle omstandigheden, in het
bijzonder in de huidige zeer moeilijke tijdsom
standigheden, een onwankelbare loyaliteit zal
toonen en steeds volkomen achter de regee
ring zal staan!
Noch het Hoofdbestuur, noch een der afdee-
lingen heeft de bedoeling gehad voedsel te
geven aan de gedachte, dat de regeering reke
ning zoude moeten houden met de omstandig
heid, dat zij op het politiekorps dan wel een
een deel daarvan, niet onder alle omstandig
heden zou mogen rekenen.
Met name in de huidige zeer moeilijke om
standigheden, heeft het goed willende deel der
bevolking er recht op, te weten, dat het op de
Gezagsmiddelen onder alle omstandigheden
kan vertrouwen, terwijl deze wetenschap voor
het andere deel een waarschuwing moge zijn
om niet over te gaan tot daden, welke de heer
sehende moeilijkheden slechts zouden kunnen
verergeren".