HET KABINET EN DE EERSTE KAMER.
INDISCHE BEGROOTING
IN DE TWEEDE KAMER.
ZATERDAG 25 FEBRUARI 1953
REGEERING VERDEDIGT HAAR
BELEID.
NIEUWE BEZUINIGING?
Vergadering van Vrijdag
OVERZICHT VAN DE ZITTING.
EEN NATIONALE WERKLOOZEN-
fARTIJ.
ORGANISATIE-VERBOD VOOR
MILITAIRE AMBTENAREN.
COOP. ZUID-HOLLANDSCHE
EIERVEILING.
Wie onder militaire ambtenaren
worden verstaan.
DE MOORDZAAK-ESCHAUZIER.
WACHTGELD VOOR PERSONEEL
LAND- EN TUINBOUWSCHOLEN.
Derde dag.
INBRAKEN TE LAREN EN
HILVERSUM.
OUDERDOMS- EN INVALIDITEITS-
UITKEERING VAN MIJN
WERKERS
OVERZICHT VAN DE ZITTING.
WERKLOOSHEID WEER IETS
AFGENOMEN.
HANDELSBETREKKINGEN
NEDERLAND—ROEMENIE.
VERLAGING AMBTENAARSSALARIS.
SEN TE BRUINISSE.
Dat onvoorbereide discussie lang kunnen du
ren maar niet aan degelijkheid winnen, heeft
de Eerste Kamér bewezen. Drie en halven dag
heeft zij besteed aan algemeene beraadslagin
gen vooraleer de Regeering aan het woord
kwam, die bij monde van Minister Ruys zei, dat
men veel gezegd had, hetgeen niet in de stuk
ken was behandeld. Er is lang en breed over
de Kamerontbinding herhaald, wat Maandag
aan de overzijde van het Binnenhof al uitste
kend was gezegd en er zijn heele redevoerin
gen gehouden over het gebeurde met De Zeven
Provinciën, waaromtrent nog een heel Witboek
moet verschijnen.
Over die Kamerontbinding heeft de Premier
niet meer uitvoerig gehandeld: de Regeering
meende met de onwillige Kamer niet meer te
kunnen werken en abstracte staatsrechterlijke
theorieën te mogen offeren aan de eischen,
welke het nationale leven nu eenmaal stelt. En
Minister de Geer zei er in zijn rede terloops
nog even bij, dat men hem geen halsstarrig
heid moest verwijten bij de rechtbankenkwestie
en evenmin moest zeggen, dat hij bij het Co-
lijnsch verzet tegen de opcenten op het tarief
coulanter was geweest, want deze opcenten
waren tijdelijk bedoeld en de rechterlijke re
organisatie blijvend, terwijl hij procentueel bij
deze kwestie veel meer had toegegeven.
Inzake het gebeuren op De Zeven Provinciën,
dat de sociaal-democraten op allerlei manieren
hebben trachten te definieeren, zei de Premier
kort en goed: wij hebben hier muierij in den
zin van het militaire straf wetboek. De zaak zal
met spoed en nauwkeurig worden onderzocht,
onpartijdig zal worden opgetreden en de ma
rine zal gezuiverd moeten worden. Geen Staat,
hoe ook geregeerd, kan dulden, dat er in zijn
machtsapparaat volgens welberaamd plan ge
muit wordt, die muiters waren volstrekt niet
allemaal kinderen en hun gages kunnen niet
zoo slecht worden genoemd.
Intussehen krijgt men sterk den indruk, dat
de „meerderen" bij de marine verre van on
schuldig zijn aan het groeien van toestanden,
welke er toe hebben bijgedragen een geest te
scheppen, die lijnrecht met de vereischte krijgs
tucht in strijd is. Men komt hier niet klaar met
een verwijzing alleen naar „dien rooien bond",
want vooreerst moeten er toch onder het per
soneel een onevenredig groot aantal voor in
fectie gepredisponeerde personen zijn geweest.
Wie is er voor die selecteering wel verantwoor
delijk? Vervolgens moeten er toch toestanden
zijn. die deze infectie in de hand hebben ge
werkt. Het zou ook wel eens buitengewoon be
langrijk zijn niet alleen de richting der „min
deren" te onderzoeken, die aan deze muiterij
meededen, maar tevens eens de richting der
„meerderen" te achterhalen. Daaruit zouden
ook wel eens conclusies te trekken zijn. De heer
Moltmaker zeide, dat de S.D.A.P. de muiters
niet verdedigd, maar hun houding verklaard
had. En wij voor ons willen niet aanvallen
of verdedigen, maar wel eens onze vragen be
antwoord zien om tot meer klaarheid te komen.
Over de bestrijding der werkloosheid heeft
de Prémier zeer uitvoerig en met belangrijk
materiaal gesproken. Men klaagt hem in een
deel der pers als hardvochtig aan wegens be
paalde voorschriften aan de gemeenten. In
tussehen komen die gemeentebestuurders dik
wijls zelf in het ministerieel kabinet om een
beslissing vragen. Dan voelen ze zich sterker
in hun gemeenteraden. Had prof. van Emb-
den Zweden tot voorbeeld gesteld, Minister
Ruys ging eens vergelijken tusschen zijn be
wind en dat van zijn Zweedschen socialisti-
schen collega. Nederland, aldus de Minister,
betaalde in 1932 de som van 123 millioen gul
den voor werkloozenzorg. Zweden is van plan
voor 19331934 de som van 162 V& millioen
Zweedsche (gedeprimeerde) kronen "voor het
zelfde doel beschikbaar te stellen. D.w.z. Zwe
den wil met behulp daarvan gewone openba-.
re werken uitvoeren. Deze werken staan in Ne
derland op de gewone begrooting: ons departe
ment van Waterstaat alleen heeft voor 1933
de som van 112 millioen gulden voor openba
re werken uitgetrokken. Zweden besteedde aan
eigenlijke werkverschaffing een 25 millioen
kronen; Nederland trok in 1932 voor hetzelfde
doel 27 millioen gulden uit. Zweden wil bij
zijn werken 77.000 werkloozen plaatsen, Ne
derland had er in 1932 al ruim 45.000 bij bui
tengewone werken. De vakbeweging aldus
Minister Ruys, weet dat de Regeering al het
mogelijke doet. Een man als de sociaal-demo
craat Koos Vorrink geeft toe: „Op dit gebied
staat Nederland in de rij der landen vooraan"
en de N. V. V.-bestuurder Lindeman verklaar
de te Groningen, dat men in negentig van de
honderd gevallen bij klachten een gunstig oor
vindt bij de Regeering. Het kabinet, aldus de
Minister, belette afbraak en hield de sociale
wetgeving overeind, maar in wijden kring is
nog niet de helft bekend van de waarheid over
de vermindering van economisch kunnen. De
Regeering wil bij de loonen alle uitersten ver
mijden, maar meent rekening te moeten hou
den met exportmogelijkheden. In dit verband
merkte Z. Exc. tegenover den heer de Bruyn
op, dat de Crisisinvoerwet niet alleen in wer
king kan worden gesteld om. een bedrijfstak
te helpen, maar dat zij overmatigen invoer
eischt. Misschien toch dat, in verband met de
socialistische verandering van zienswijze, een
breeder uitleg van deze wet mogelijk is.
Een krachtige regeering, daarvoor voelt mi
nister Ruys ook, maar naast kracht zijn ook
beleid, zelfbedwang en voorzichtigheid noodig.
Met groote woorden regeert men niet en wat
zijn burgemeestersbenoemingen betreft, door
mr. Fock gecritiseerd, de Premier zei, dat de
liberalen moesten begrijpen, dat de tijd van
„nul n'a d'esprit que nous et nos amis" voorbij
was.
Na den Premier heeft minister de Geer den
financieelen toestand besproken. Met mr. van
Lanschot en mr. Slingenberg achtte hij dezen
toestand onrustwekkend en de vervulling van
zijn in 1928 gedane profetie: „Hoeden af voor
de overschotten, gij zult ze niet terugzien". Ons
crediet is nog sterk en er zal geleend moeten
worden, maar vlot leenen is duur leenen,
brengt geen lager rente-type en verzwaart den
rentelast. „Elk land heeft het crediet, dat het
verdient". De oorzaak van de huidige narig
heid, aldus de Minister, is de oorlog en als daar
één land onschuldig aan is, zoo heeft Troelstra
zelf op 3 Augustus 1914 in de Tweede Kamer
erkend, is het Nederland. Als dat zoo is, ver
volgde de bewindsman, heeft de heer Oude
geest niet het recht één klasse te verwijten
den huidigen toestand van ons land te hebben
geschapen en haar daarvoor alleen de verant
woordelijkheid te laten dragen.
De door den voorzitter der S. D. A. P. aan
bevolen middelen heeft de Minister ook bespro
ken, o.a. de heffing ineens op het vermogen.
Zij is onlogisch, omdat veel vermogens nu
sterk geslonken of steriel zijn. Maar zij is ook
onrechtvaardig. Waarom, aldus jhr. De Geer
terecht, wel een zware belasting op menschen,
die leven van een bescheiden vermogen en niet
op groote inkomens van menschen, die geen
vermogen hebben Dan wilde de Minister
liever leenen. Kapitaalsvlucht leek den Minis
ter niet onmogelijk, maar men moest hem niet
verwijten daartegen geen drastische maatrege
len te hebben genomen, want een desbetref
fend voorstel verwierp de Kamer in 1927.
Voor de overige dingen mogen wij naar het
verslag verwijzen. Alleen drie ministevieele toe
zeggingen zijn van belang.
Minister Ruys beloofde den heer De Bruyn,
dat de Bedrijfsradenwet nog voor de sluiting
iri behandeling zou komen. De heer Smeenge
kreeg de toezegging, dat een steunwet voor de
veenkoloniale aardappelen op komst is. Alleen
moest hij er dan denken, dat het juist zijn
liberale vrienden zijn, die voortdurend tegen
te veel steun aan den landbouw reageerden.
Tenslotte kwam Minister De Geer niet alleen
meedeelen, dat de personeele belasting voor
café's herzien zou worden, maar dat hij vandaag
een wet zou indienen, houdende blijvende
maatregelen om het tijdelijk tekort op de be
grooting (een dertig millioen) te dekken. Wel
een krasse repliek op dr. Van Embden, die
dacht, dat de reorganisatie op de rechterlijke
macht de laatste bezuiniging zou zijnDe
bedoelde wet, naar welker inhoud wij wel zeer
benieuwd zijn, daar 30 millioen blijvende maat
regelen geen kleinigheid is, wil de Regeering
nog dezen zomer in werking zien treden. De
tot sterven gedoemde Kamer geniet wel het
vertrouwen van den Minister van Financiën
Bij de vele partijtjes, die als de Kamerver
kiezingen in zicht komen, uit den grond ple
gen op te schieten, heeft zich thans de „Natio
nale Werkloozenpartij" (N. W. P.) gevoegd,
welke, zooals het bestuur ons schrijft, is op
gericht met het doel de belangen der werk
loozen te behartigen in het komende parle
ment, door zelf candidaten af te vaardigen.
Zij wil die taak zelf ter hand nemen, daar de
verschillende partijen niet in staat zijn en on
machtig, deze belangen en nooden te beharti
gen.
Het verkiezingsprogram vermeldt o.m.Be
strijding van de werkloosheid door voortzet
ting van de Zuiderzeewerken en uitvoering van
andere openbare werken in versneld tempo.
Verleening van extra steun voor kleeding en
schoeisel aan gezinshoofden, die een jaar en
langer werkloos zijn.
Herstel van de staatsfinanciën door het aan
boren van nieuwe bronnen, o.a. in uitbreiding
Staatsloterij.
Inkomstenvermeerdering door directe be
lastingen naar draagkracht, ruimere leenings-
politiek. En tenslotteverlaging rentevoet en
woninghuren naar draagkracht.
In verband met den order van den Minister
van Defensie waarbij aan de militaire ambte
naren der land- en zeemacht verboden is aan
gesloten te zijn bij of op eenigerlei wijze steun
te verleenen aan groepen of vereenigingen van
personen op sociaal-democratischen grondslag
wordt er aan herinnerd, dat volgens artikel 1.
der wet van 19 December 1931 (Staatsblad no.
519) houdende regelen betreffende den rechts
toestand van de militaire ambtenaren, onder
militaire ambtenaren worden verstaan:
a. zij die zijn aangesteld in militairen open
baren dienst om bij de landmacht hier te lande
of bij de zeemacht werkzaam te zijn;
b. zij die aangesteld in militairen openbaren
dienst om bij de landmacht in de overzeesche
gebieden werkzaam te zijn, tijdelijk dienst ver
richten bij de landmacht hier te lande, voor zoo-
zer de algemeen verbindende voorschriften,
geldende voor de landmacht hier te lande op
hen van toepassing zijn.
Blijkens het tweede lid van artikel 1, zijn
onder militaire ambtenaren mede begrepen het
personeel der Koninklijke marine reserve en het
reservepersoneel der Koninklijke landmacht,
hetwelk niet valt onder het voorgaande lid.
D. BROEKMANS. f
Donderdagavond is in den ouderdom van 65
jaren te Soest plotseling overleden de beeld
houwer D. Broekmans. De overledene heeft
langen tijd in Laren en Soest gewoond.
Hij was bekend door zijn beeldhouwwerk en
houtsnijkunst.
Jaarlijksche vergadering te R'dam.
In café-restaurant Coomans te Rotterdam
heeft .de Coöp. Zuid-Hollandsche Eierveiling
gevestigd te Gouda onder presidium van den
heer A. Molenaar uit Gouderak haar jaarlijk
sche vergadering gehouden.
Het jaarverslag werd uitgebracht door den
heer P. J. Lekkerkerker uit Vlist. Volgens dit
verslag is het peil der eierprijzen hooger ge
worden, zoodat bijzondere maatregelen niet
noodig waren. Niettegenstaande de ongunstige
omstandigheden is het gelukt den aanvoer aan
de veiling belangrijk te doen toenemen. Daar
door is het mogelijk geworden over 1932 een
behoorlijke winst te maken, waartoe de verla
ging der vrachten en het goede beheer van den
directeur ook veel hebben bijgedragen. Het te
kort van vorige jaren is geheel ingehaald. In
vergelijking met 1931 steeg de aanvoer met
2.300.000 eieren of bijna 70 pet.. De gemiddelde
prijs echter met 30 pet.
De uitkomsten der pluimveehouderij waren
in 1932 verre van goed. Voor 1933 zijn de voor
uitzichten nog ongunstiger. De uitvoer naar
Engeland is onbeteekenend geworden. Duitsch-
land, als laatste afzetgebied, zal door verhoo
ging van invoerrechten ook wel verloren gaan.
Een stijging van het binnenlandsche eieren-
verbruik als in 1932 is voor 1933 niet te ver
wachten. Wanneer de Regeering niet in een of
dnderen vorm hulp kan verleenen zal de pluim
veestapel in 1933 ongetwijfeld belangrijk wor
den ingekrompen, waarvan de veiling ook de
nadeelen zal ondervinden.
Het winstsaldo over 1932 bedraagt 2207,45.
Na afschrijving blijft een batig saldo over van
69.79.
De aftredende bestuursleden de heeren J. A.
Koning en A. Zwanenburg werden herkozen.
In de plaats van het aftredend bestuurslid den
heer G. J. v. d. Zwaard werd gekozen de heer
J. Morie A. Bzn.
In de plaats van het aftredend en niet her
kiesbaar commissarislid den heer H. Schippers
•werd aangewezen de heer L. v. d. Beek uit
Gouda.
Tenslotte volgde een bespreking over de aan
sluiting bij de Ned. Pluimvee-Federatie op
grond van de moeilijkheden, die in den eier-
handel staan te wachten. Met minder onkosten
en hetzelfde resultaat leek het 't bestuur beter
de Eierveiling te doen aansluiten bij de V. P.-
Z. H. (Vereen. Pluimvee Zuid-Holland). Aldus
werd door de vergadering besloten.
Na de rondvraag volgde sluiting.
In Staatsblad no. 52 is afgekondigd een Kon.
besluit, waarbij uit overweging, dat tot de
vaststelling van een wachtgeldregeling moet
worden overgegaan voor het personeel aan de
door het Rijk gesubsidiëerde land- en tuin
bouwscholen, met ingang van 1 Januari 1933
het K. B. van 3 Augustus 1932 (Stbl. 479) op
dit personeel van toepassing .wordt verklaard, j
Het Haagsche gerechtshof heeft gisterochtend
de behandeling in hooger beroep van de straf
zaak tegen den 32-jarigen techniker J. A. J.
K. en den 20-jarigen kantoorbediende J. G. W.
P., verdacht van den moord op den heer W. G.
J. Eschauzier, gepleegd op 9 Mei 1931 in een
perceel aan de Prins Hendrikstraat te 's-Gra-
venhage, voortgezet.
De president, jhr. mr. von Weiier, vraagt aan
dr. Hesselink eenige inlichtingen omtrent het
endossement en de handteekening Eschauzier
op de kwitantie aan Heldring en Pierson.
Dr. Hesselink herhaalt zijn verklaring, dat
het bij geschrevene op de kwitantie afwijkingen
van het handschrift van den heer E. vertoont
en diverse punten van overeenkomst met dat
van K.
Verdachte K. herinnert aan een vorige ver
klaring van dr. Hesselink, dat de 66 letters op
den achterkant van de kwitantie niets bezwa
rends voor hem, verdachte, opleverden, wel de
6 of 7 letters op de voorzijde.
President: Hebt u die bijschriften op de kwi
tantie geschreven?
Verdachte K.: Ik ontken, dat geschreven te
hebben.
Mr. Nederveen zou dr. Hesselink nog wel het
een en ander te vragen hebben, doch hij her
innert aan een mededeeling, 10 maanden ge
leden door spr. ontvangen, waarbij werd te
kennen gegeven, dat dr. H. alléén niet over
schriftkundige problemen als deze kan oordee-
len. Spr. wil echter nog even terug komen op de
verklaring van de commissarissen van politie
inzake het uitgescheurde briefje, waarover
thans een tiental deskundigen is gehoord.
Vanmorgen heeft spr. de verrassende mede
deeling gekregen, dat er in October 1932 een
correspondentie is geweest tusschen den rech-
ter-commissaris en de politie-commissarissen
over het aantal uitgescheurde blaadjes. Spr.
vraagt of een dergelijke correspondentie heeft
plaats gehad.
Hoofdcommissaris Van 't Sant: Met mij niet,
meneer de president.
Commissaris Kramer herinnert zich wel een
bespreking met den rechter-commissaris in
October, naar aanleiding van een telefoontje
van den rechter-commissaris mr. Thorbecke aan
spreker, over het uitgescheurde blaadje. Het
kan zijn, dat daarover later tevens een brief is
geschreven, die zich dan echter in het dossier
moet bevinden.
Mr. Nederveen: Die brief is In het dossier niet
aanwezig.
Verdachte K. wil opmerken, dat de heer Van
't Sant wel een onderzoek naar het boekje heeft
ingesteld, doch dan wellicht buiten den rechter
commissaris om.
Commissaris Kramer heeft van den rechter
commissaris een verzoek om inlichtingen over
het aanvankelijk uitgescheurde blaadje (de aan-
teekening betreffende een onderhoud in Cen
tral), ontvangen. De rechter-commissaris heeft
dat blaadje toen met het boekje vergeleken.
Aan het andere agendablaadje, dat hier bij de
behandeling voor het Gerechtshof ter tafel is
gekomen, heeft spr. toen niet zoo gauw ge
dacht, hoewel achteraf beschouwd vaststond,
dat dit eveneens uit het boekje van den heei;
E., dat zich in het dossier bevond, was ge
scheurd, blijkens het in het boekje achter
gebleven deel van den rand.
Nadat de heer W. Eschauzier nog heeft ver
klaard, dat aanvankelijk slechts één blaadje uit
het boekje was gescheurd (dat betreffende het
onderhoud in Central), v/ordt als deskundige
gehoord de heer N. van Nassau, die een onder
zoek heeft ingesteld naar het machineschrift op
de kwitantie en de Remington-machine bij de
Distilleerderij „De Ooievaar", waar o.a. K.
werkzaam was geweest. Deskundige verklaart,
dat dezelfde letter-af wij kingen van 't machine
schrift op de kwitantie voorkwamen als die,
welke de Remington-machine bij genoemde
distilleerderij vertoonde.
President: Is het uitgesloten, dat twee ma
chines van eenzelfde serie-merk precies dezelf
de letter-afwijkingen vertoonen?
Deskundige: Dat acht ik uitgesloten.
Advocaat-generaal: Wanneer een schrijfma
chine constructiefoutjes in de letters vertoont,
dan moeten die toch onder alle omstandigheden
in het schrift te ontdekken zijn?
Deskundige: Inderdaad, al kan men met een
zelfde machine eenigszins uiteenloopend schrift
verkrijgen, wanneer men op andere wijze aan
slaat of de letters van de machine geen tijd
geeft geheel tot hun recht te komen.
Mr. Nederveen: Heeft u K. zien typen en de
resultaten van dat werk nagegaan?
Deskundige: Neen.
Inspecteur Waltmann geeft nog eenige inlich
tingen over het machineschrift van K„ o.a. in
verband met een brief van de A.T.A.M., die
volgens verd. dezelfde afwijkingen zou vertoo
nen als het schrift op de kwitantie, doch welke
overeenkomst in werkelijkheid alleen bij da
letter a was te constateeren.
Verd. K. zegt bij „de Ooievaar" 3 maanden in
betrekking te zijn geweest, doch daar zelden
getypt te hebben, omdat zijn werk dat niet
meebracht. Hij kan niet typen, behalve dan
met één vinger, toets voor toets. Alleen bij uit
zondering typte hij op die wijze wel eens borde
rellen.
Voor het deskundigen-onderzoek naar letter-
afwijkingen heeft de politie eerst een professor
uit Delft aangezocht, doch die bedankte voor de
eer. Daarna is er een monteur, de heer van
Nassau, gekomen. Intussehen er zijn ook ver
schillen geconstateerd tusschen het schrift van
de „Ooievaai "-machine en het schrift op de
kwitantie en daarover heeft de heer van Nas
sau geen verklaring gegeven. De g op de kwi
tantie stond iets hooger en meer naar links dan
de andere letters. Bij een door deh subst. grif
fier genomen proef met de Remington-macliine
kwam een dergelijke afwijking voor den dag,
doch toen verd. ermee tikte, waren die afwij
kingen er op het machineschrift niet.
Mr. Thorbecke, rechter-commissaris bij de
Haagsche rechctbank, zegt aan commissaris
Kramer te hebben gevraagd (in October 1932),
naar het agendaboekje. Spr. is bereid den brief,
dien hij toen van de politie heeft ontvangen,
even te halen.
De president stelt daar prijs op.
Getuige Citters antwoordt op een vraag van
mr. Bourlier, dat verd. K. enkele dagen voor
9 Mei 1931 in zijn winkel eenige accept-formu
lieren heeft gekocht.
De heer J. C. Halstein, hoofdinspecteur van
politie verklaart, éénige enveloppen in beslag
te hebben genomen ten huize van verd. K.
Verd. K.: Dat waren meditation-enveloppen
van het merk, dat ik in de Passage had gekocht.
Mr. de Visser: Zat de kwitantie ook in zulk
een enveloppe?
Verd. K.: Dat weet ik niet.
Mr. Nederveen vraagt dezen getuige of hij
erkent, dat verd. op het politiebureau zonder
bretels, zijn broek vasthoudend, tusschen twee
rechercheurs is voorgebracht voor het jongetje
Visser, dat op de Groenmarkt de kwitantie van
verd. K. ter verzilvering bij Heldring en Pier
son zou hebben ontvangen en dat toen, des
gevraagd, het jongetje zou hebben gezegd: „Ja.
dat is ie".
De heer Halstein erkent dat.
Mr. Nederveen: Een bijzondere confrontatie!
Mr. Thorbecke toont thans den bewusten brief
van de politie, waarin de heer Kramer zegt, dat
als hij zich goed herinnert, uit het boekje aan
vankelijk slechts 1 blaadje miste. Verder wor
den nog eenige ondergeschikte opmerkingen in
den brief gemaakt, o.a. dat de rechter-commis
saris in Augustus 1931 den heer Kramer had
opgebeld om te constateeren, dat toen 1 blaadje
ontbrak uit het boekje bij de stukken.
De procureur-generaal, mr. de Visser, vraagt
thans verdere behandeling met gesloten deuren.
De president schorst te 12.35 de openbare zit
ting tot nader order.
De verbouwing van de brug over de Oude
Maas te Spijkenisse is in vollen gang.
De behandeling wordt thans met gesloten
deuren voortgezet, waarbij de hoofdcommis
saris van politie en commissaris Kramer in de
zaal aanwezig blijven, terwijl voorts gehoord
worden o.a. de doktoren Scholtens en Gerritsen.
A.s. Dinsdag te 10 uur zal na de heropening
der zitting de advocaat-generaal Mr. J. A. de
Visser, requisitoir nemen.
Kostbaarheden voor een appel en ei
verkocht.
In September van het vorige jaar werd in
gebroken in de villa „Steenberghen" te Laren,
toebehoorende aan de fam. Neyenhoff. Het huis
was tijdelijk onbewoond. Er werd een groot
aantal sieraden en antiquiteiten vermist.
Naar aanleiding van deze inbraak werden
drie jonge mannen, woonachtig te Hilversum,
gearresteerd. Gisteren stonden voor de Am-
sterdamsche rechtbank terecht de 19-jarige A.
E., loswerkman; de 24-jarige stoomwever T. v.
V. en de 20-jarige monteur J. J. S. verdacht
van diefstal met braak in vereeniging.
Het drietal bekende volmondig, zij waren
binnengedrongen door verbreking van een ruit
Den buit hadden zij voor 'een deel verkocht,
voor een deel in de heide begraven. Slechts
een gedeelte van het gestolene is teruggevonden.
De rest van de kostbaarheden had het drie
tal voor een appel en een ei verkocht.
Van de gestolen antieke munten hadden de
verdachten een deel weggegooid, ze wisten er
geen weg mee.
De officier van justitie mr. Versteeg zeide
in zijn requisitoir dat er eenigen tijd geleden
vele inbraken in groote villa's in het Gooi ge
pleegd werden.
Inderdaad zijn deze verdachten door werk
loosheid steeds achteruitgegaan, maar goede
werklieden waren zij nooit. Tegen E. die reeds
eerder is veroordeeld requireerde de Officier
negen maanden gevangenisstraf, tegen de beide
andere verdachten eischte hij negen maan
den, waarvan drie maanden voorwaardelijk.
Vervolgens stonden twee jonge mannen uit
Hilversum, de timmerman A. V. en H. M. te
recht wegens heling. Voor enkele guldens had
den zij enkele antieke wapens gekocht van
hooge waarde. Het tweetal ontkende, hoewel
zij voor den rechter-commissaris hadden be
kend. Thans beweerden zij niet te hebben ge
weten, dat de wapens van diefstal afkomstig
waren. Het O.M. requireerde tegen V. een re
cidivist, zes maanden gevangenisstraf en tegen
M. zes maanden voorwaardelijk met een proef
tijd van drie jaar.
Dezelfde twee verdachten V. en M. stonden
daarna terecht, samen met den werkman A.
E. uit de eerste zaak wegens diefstal met braak
in de villa van mevr. de wed. prof. H. Treub
en (niet wat betreft den werkman) in een
villa te Hilversum.
In de villa te Laren werden verschillende
kostbaarheden, antiquiteiten, schilderijtjes etc.
vermist. Op de vraag of zij hadden ingebroken
antwoordde een hunner, dat er eigenlijk al
ingebroken was toen men in de Larensche villa
kwam. Ook in Hilversum werden allerlei ar
tikelen ontvreemd, in het bijzonder had de
welvoorziene provisiekast de aandacht getrok
ken.
Het drietal bekende.
Het O.M. eischte tegen A. E. en A. V. elk
zes maanden gevangenisstraf. Tegen M. vor
derde hij zes maanden voorwaardelijk.
De helers voor de rechtbank.
Na de pauze werd de behandeling van de
Larensche inbraakzaak door de rechtbank voort
gezet.
De dieven hadden een gedeelte van het ge-
gestolene verkocht aan het echtpaar M. H. P.
vroeger wonende te Hilversum, thans te Gin-
neken.
In September hadden zij voor een zeer ge
ring bedrag zeven schilderijen en wapens af
komstig van mevr. de wed. H. Treub gekocht
van de inbrekers. Voor de 7 schilderijen had
den zij tien gulden betaald.
In de middagzitting nam het echtpaar ver
dacht van heling subs schuldheling, in het
bankje der beklaagden plaats.
Zij gaven toe voor de schilderijen slechts 10
te hebben betaald.
Geen oogenblik hadden zij aan diefstal ge
dacht.
Er bleek voorts dat het echtpaar nog een
prismakijker en 60 flesschen wijn had gekocht
van de vorige verdachten.
Een der verdachten in de vorige zaak, die
thans als getuigen werden gehoord, verklaarde
na eenige aarzeling, dat de vrouw hem eens
had gevraagd of de aankoop „stil" moest blij
ven. Getuige had daar bevestigend op geant
woord.
Vervolgens werd een Duitsche dienstbode ge
hoord, die bij het echtpaar, dat een lunchroom
exploiteerde, in dienst was.
Zoowel de officier als de president drukten
haar op het hart de volle waarheid te zeggen.
Zij had n.l. kort voor de rechtzitting een
brief van haar zuster ontvangen, die thans bij
de familie te Ginneken dient, waarin deze haar
voorschreef wat zij moest verklaren.
Het meisje verklaarde thans, dat het in de
lunchroom zeer geheimzinnig toeging. Toen get.
met de vrouwelijke verdachte over den wijn had
gesproken had deze gezegd, dat de partij ge
stolen was door „de schele".
Verd.: 't Is niet waar, ik heb geen schuld, ze
liegt.
De man verduidelijkt de zaak nog wat: „Ziet
u Edelachtbare, ze was verloofd met een stuk
familielid van m'n vrouw, dat is afgeraakt en
ze denkt, dat wij gestookt hebben."
De getuige: Mevrouw heeft me zelfs nog ge
zegd, nergens over te spreken.
Op de vragen van den officier verklaart de
getuige nog, dat de beide verdachten haar
(Ad Int.) De behandeling der verschillende
kleinere wetsontwerpen, welke dezer dagen
aan de agenda waren toegevoegd, heeft langer
opgehouden dan verwacht was, zoodat minis
ter de Graaff zijn beantwoording van de al
gemeene beschouwingen bij de Indische be
grooting thans slechts kon aanvangen, doch
niet beëindigen.
Het eerste wetsontwerp waarover zich een
gedachtenwisseling ontspon, was dat tot ver
zekering van mijnarbeiders tegen geldelijke
gevolgen van invaliditeit en ouderdom.
Dit wetsontwerp, dat aan een lang gekoes-
terden wensch van de Kamer tegemoet komt,
heeft tot strekking om ook aan de mijnwer
kers, die niet onder de verzekering krachtens
de Invaliditeitswet vallen, een ouderdoms- en
invaliditeits-uitkeering te verzekeren. Ten be
hoeve van deze groep zal gedurende 75 jaar
uit het Invaliditeitsfonds aan het Algemeen
Mijnwerkersfonds een staatsbijdrage worden
verleend van 400.000 per jaar.
De katholieke heer Maenen kon zich over
het algemeen met dit wetsontwerp zeer goed
vereenigen, al had hij nog eenige desiderata;
de socialistische heer Drop had er verschillen
de grieven en bezwaren tegen, terwijl de com
munistische heer Wijnkoop er nu letterlijk
niets goeds in kon zien en het voorstelde alsof
alle arbeiders er absoluut ontevreden mee wa
ren.
Minister Verschuur vertelde, dat dit wets
ontwerp de vrucht was van een even aange
naam als nuttig overleg van een commissie uit
de Mijnstreek, waarin alle belangen vertegen
woordigd waren. Daaruit volgt, „wat welhaast
a priori vaststond", zooals de minister geestig
opmerkte, dat hetgeen de heer Wijnkoop over
algemeene ontevredenheid beweerde, onjuist is.
Tegenover de bezwaren, die de heer Drop
had aangevoerd, kan de minister er op wijzen,
dat met deze regeling geen enkele arbeider er
op achy -uit doch velen er aanmerkelijk op
vooruit gaan, wat al terstond in het oog valt,
als men bedenkt, dat het Rijk ten behoeve der
mijnwerkers jaarlijks 400.000 in het A.M.F.
zal storten. Enkele wenschen van den heer
Drop en die van den heer Maenen zou de mi
nister nog eens in overweging nemen.
Nadat de heer Maenen had aangetoond, dat
de heer Wijnkoop niets van het Mijnwerkers
fonds afweet en maar beter doet er over te
zwijgen, werd dit mooie sociale wetsontwerp
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Dat onze beide heeren communisten er tegen
waren, stond ook „welhaast a priori vast",
niettegenstaande zij zich steeds uitgeven voor
„de" strijders voor de belangen van het pro
letariaat.
Bij het wetsontwerp om gelden beschikbaar
te stellen voor proefnemingen met een mecha
nisch rijstbedrijf in Suriname kwam de heer
Wijnkoop vertellen, dat hij „overhelde tot het
vermoeden, dat de kleine landbouw er nadeel
van zal ondervinden" weshalve hij een
motie indiende tot onmiddellijke invrijheid
stelling van den in Suriname gearresteerden
communist De Kom! Die combinatie was den
voorzitter toch te machtig en hij legde deze
motie, zoodra hij ze ontving, dan ook terstond
ter zijde, als niet in verband staande met het
wetsontwerp.
Nadat dit en nog enkele andere wetsontwer
pen waren goedgekeurd, kreeg de heer de Vis
ser gelegenheid tot het houden van zijn inter
pellatie over het feit, dat door maatregelen van
de Nederlandsch-Indische Regeering de over
legging van schriftelijke verklaringen, als be
doeld in art. 39 der Kieswet, aan in het Boven-
Digoelkamp vertoevende en bij de a.s. Kamer
verkiezing door de communistische partij te
stellen candidaten onmogelijk wordt gemaakt.
De heer de Visser vertelde, dat het bestuur
van zijn partij telegrammen met telegrafische
postwissels voor betaald antwoord naar de be
doelde heeren in Boven-Digoel had gestuurd,
maar dat een en ander als onbestelbaar was
teruggekomen, omdat uitreiking aan de betrok
kenen was geweigerd.
De heer de Visser noemde dit een inbreuk
op de bepalingen van Grondwet en Kieswet.
Toen hij zelf in 1918 in hechtenis zat, heeft
men hem ook geen beletsel, om zijn bereid
verklaring voor een Kamercandidatuur in te
zenden, in den weg gelegd. Hij kon dus van
ondervinding spreken, dat zoo iets geen usance
is!
Hij vroeg den minister de betrokkenen in de
gelegenheid te stellen om van hun staatkun
dige rechten gebruik te maken.
Minister de Graaff verklaarde zich bereid
om terstond aan den G.G. inlichtingen te vra
gen en zou dan aan de hand daarvan zijn
standpunt bepalen.
De heeren Marchant en Vliegen meenden,
dat de minister wel bij de Posterijen naar de
juistheid van de beweringen van den inter-
pellant kon informeeren en dan aan de In
dische Regeering moest laten weten, dat zooiets
niet te pas kwam.
Maar de heer de Visser was tactischer. Hij
gunde den minister zijn officieele informatie
in Indië, als hij de bereidverklaringen van
zijn Boven-Digoel-vrienden (wier namen hij
nota-bene ter nauwernood kan uitspreken)
maar binnen kreeg.
Op zijn verzoek werd \de interpellatie ge
schorst 'tot a.s. Dinsdag in de verwachting, dat
de minister dan zijn inlichtingen zal hebben
ontvangen.
hebben gedreigd, ze zouden haar zelfs over de
grens laten zetten.
De Officier van Justitie mr. Versteeg achtte
de heling van de schilderijen, de wapens en den
prismakijker, bewezen.
Spr. eischte tegen beide verdachten een
geldboete van 250 subs. 50 dagen hechtenis,
benevens een voorwaardelijke gevangenisstraf
van drie maanden met een proeftijd van drie
jaar.
De verdediger mr. B. J. Stokvis bepleitte al
lereerst nietigheid van de dagvaarding op ju
ridische gronden. Subs, pleitte hij vrijspraak,
daar hij den opzet niet bewezen achtte; meer
subsidiair drong pl. aan op clementie.
Vonnissen in al deze zaken 10 Maart a.s.
BLOEDONDERZOEK IN DE VEETEELT.
Uit Utrecht meldt men ons:
Door Dr. G. M. v. d. Plank werd Woensdag
voor het Jubileumfonds van de faculteit der
Veeartsenijkunde in samenwerking met den
Diergeneeskundigen Studenten Kring een voor
dracht gehouden over het bloedonderzoek in de
veeteelt.
Spr. begon met na te gaan waarom in de
studie der veeteelt verschillende bloedonderzoe-
kingen zijn aangewend.
De gebruikelijke methoden van beoordeeling
der constitutie sluiten subjectieve momenten
in, welke misschien door bloedonderzoek zouden
zijn uit te schakelen. Ook wanneer correlatie
aangetoond zou kunnen worden tusschen bloed-
bestanddeelen en melkcomponenten zouden er
felijke factoren voor melkproductie van run
deren beter bestudeerd kunnen worden. De se
lectie van manlijk materiaal en jonge niet-
produceerende dieren zou daardoor, beter dan
tot nu toe, mogelijk gemaakt worden.
In den loop der laatste 15 jaren zijn verschei
dene publicaties verschenen, waarin aange
toond wordt een verband tusschen ras of con
stitutie en bloedsamenstelling.
Achtereenvolgens worden genoemd: het aantal
roode bloedcellen, haemoglobine-gehalte droge
stofgehalten, viscositeit van het bloed, bezin-
kingssnelheid.
Bij nader onderzoek blijkt echter steeds dat
wel verschillen in bovenbedoelden zin bestaan,
doch dat anderzijds door uitwendige factoren
deze verschillen in sterkere mate worden ver
oorzaakt en de verschillende waarden bij één
enkel individu, zelfs in den loop van 24 uur
zoodanig kunnen varieeren dat zij voor selectie
niet bruikbaar zijn.
Alleen bepaling der alcalireserve schijnt
eenige waarde te bezitten voor selectie van
paarden voor rennen of afstandsritten.
Vervolgens behandelt spr. onderzoekingen van
Prof. Kronacher en medewerkers, die de reactie
van Aabderhalden hebben ingevoerd en met
behulp van de interferometrische methode het
systeem der interne secretie beoordeelen.
Een typische curve voor afbraakwaarden bij
normale dieren is hier gevonden. Dit onderzoek
is nog van jongen datum en het staat te be
zien of deze methode ons verder zal brengen.
Tenslotte deelt spr. nog iets mede over de
nieuwe onderzoekingen over bloedgroepen bij
mensch en dier.
Het vinden van meer nevenfactoren, waar
door het aantal van 4 groepen bij menschen (3
bij rund, schaap en varken) sterk wordt uit
gebreid, maakt dit onderzoek veel gecompli
ceerder doch levert ook perspectieven om b.v.
in stamboek-materiaal met groote zekerheid af
stamming te controleeren.
Hoewel uit alle genoemde onderzoekingen de
positieve resultaten niet groot zijn, kunnen zij
toch bij erfelijkheidsstudiën van belang zijn,
om n.l. met grooter waarschijnlijkheid te bepa
len dat een tweelingpaar één-enge tweelingen
zijn.
Bij de Tweede Kamer is een wetsontwerp in
gediend houdende goedkeuring van het op
19 November 1931 te 's-Gravenhage tusschen
Nederland en Roemenië gesloten vestigings-,
handels- en scheepvaartverdrag, alsmede van
het daarbij behoorend slotprotocol.
Principieele afwijkingen van de overige door
Nederland gesloten verdragen vertoont dit
verdrag niet.
Hoeveel aan steun wordt uitgekeerd.
De directeur van den Rijksdienst der Werk
loosheidsverzekering en Arbeidsbemiddeling
deelt mede, dat de werkloosheid onder de leden
van ingevolge het Werkloosheidsbesluit 1917
gesubsidieerde werkloozenkassen in de week
van 6 tot en met 11 Februari 1933 bedroeg 36
procent. In vergelijking met het voorgaande
persbericht, dat betrekking had op de week van
23 tot en met 28 Januari 1933, toen de werkloos
heid een hoogtepunt van 40 had bereikt, is
zij dus met 4 gedaald. Hierbij moet in aan
merking worden genomen, dat deze week in een
vorstperiode viel, waarvan vooral de bouwvak
ken en de land- en tuinbouw den invloed onder
gingen.
Van den geldelijken invloed, dien de bedrij
vigheidsdepressie uitoefent, moge het volgende
een beeld geven.
De werkloozenkassen, waarop het werkloos
heidsbesluit 1917 van toepassing is, worden ge
vormd door de bijdragen der leden, het over
heidssubsidie (waarvan de helft door het Rijk
en de helft door de gemeenten wordt gedragen)
en rente, die van de aanwezige reserves wordt
gekweekt.
De regel is, dat het subsidie 100 van de
bijdragen uitmaakt en dat in jaren, die niet
abnormaal kunnen worden genoemd, de inkom
sten der kassen de daaruit te verstrekken uit-
keeringen overtreffen, zoodat reserve ordt ge
maakt voor jaren, waarin groote werkloosheid
voorkomt.
In jaren van bedrijvigheidsdepressie kunnen
dan de reserves worden aangesproken. Het
Werkloosheidsbesluit 1917 opent bovendien de
mogelijkheid, dat het subsidie, indien buiten
gewone omstandigheden van tijdelijken aard
dat noodig maken, wordt vastgesteld op een
hooger percentage dan 100 van de bijdragen.
In de jaren 1931 en 1932 is dit laatste voor een
aantal werkloozenkassen het geval geweest: ook
in 1933 is de mogelijkheid daartoe voor een
aantal kassen geopend.
In 1931 werd in totaal door de kassen ont
vangen uit bijdragen der leden ƒ5.800.000 en aan
subsidie 16.000.000; in 1932 waren de bijdragen
der leden 7.400.000 en het subsidie ƒ17.400.000.
In die jaren waren de uit de kassen verstrekte
uitkeeringen in totaal resp. ƒ24.600.000.en
28.700.000.—.
Het vermogen der werkloozenkassen steeg ten
gevolge van reserveering tot het einde van het
jaar 1929 tot een gezamenlijk bedrag van
ƒ11.200.000. In 1930 waren de gezamenlijke in
komsten der kassen niet steeds meer voldoende
om de uitkeeringen te bestrijden en moesten
reeds eenigermate reserves worden aangespro
ken, waardoor het gezamenlijk vermogen der
kassen daalde tot 10.800.000 op het einde van
dat jaar.
In de jaren 1931 en 1932 moest in totaal
ƒ2.600.000 en ƒ3.900.000 uit de reserves worden
geput, waardoor het gezamenlijk vermogen der
werkloozenkassen daalde tot ƒ8.200.000 op het
einde van 1931 en tot ƒ4.300.000 op het einde
van 1932. Hierbij valt op te merken, dat deze
reserves uitsluitend in het bezit zijn van werk
loozenkassen, die nog het hoofd kunnen bieden
aan de eischen, die de werkloosheid stelt. De
kassen, die het meest lijden onder de gevolgen
der crisis en die dan ook in aanmerking komen
voor subsidie van meer dan 100 der bijdra
gen, bezitten geen reserves meer.
Bij 220 organen der openbare arbeidsbemid
deling in gemeenten met 5000 of meer inwoners
waren op 11 Februari 1933 ingeschreven 302050
werkzoekende mannen, zijnde ruim 7000 minder
dan op 28 Januari 1933.
Raadsbesluit vernietigd
Bij K. B. (Staatsbl. no. 39) is wegens strijd
met de wet (door niet aan vereenigingen van
ambtenaren gelegenheid te hebben gegeven,
daaromtrent haar gevoelen te doen kennen)
vernietigd het besluit van den raad van Brui-
nisse tot korting op de jaarwedden en beloo
ningen van de ambtenaren in dienst dier
meen te.