HET KABINET EN DE EERSTE KAMER. INDISCHE BEGROOTING IN DE TWEEDE KAMER. ZATERDAG 25 FEBRUARI 1953 REGEERING VERDEDIGT HAAR BELEID. NIEUWE BEZUINIGING? Vergadering van Vrijdag OVERZICHT VAN DE ZITTING. EEN NATIONALE WERKLOOZEN- fARTIJ. ORGANISATIE-VERBOD VOOR MILITAIRE AMBTENAREN. COOP. ZUID-HOLLANDSCHE EIERVEILING. Wie onder militaire ambtenaren worden verstaan. DE MOORDZAAK-ESCHAUZIER. WACHTGELD VOOR PERSONEEL LAND- EN TUINBOUWSCHOLEN. Derde dag. INBRAKEN TE LAREN EN HILVERSUM. OUDERDOMS- EN INVALIDITEITS- UITKEERING VAN MIJN WERKERS OVERZICHT VAN DE ZITTING. WERKLOOSHEID WEER IETS AFGENOMEN. HANDELSBETREKKINGEN NEDERLAND—ROEMENIE. VERLAGING AMBTENAARSSALARIS. SEN TE BRUINISSE. Dat onvoorbereide discussie lang kunnen du ren maar niet aan degelijkheid winnen, heeft de Eerste Kamér bewezen. Drie en halven dag heeft zij besteed aan algemeene beraadslagin gen vooraleer de Regeering aan het woord kwam, die bij monde van Minister Ruys zei, dat men veel gezegd had, hetgeen niet in de stuk ken was behandeld. Er is lang en breed over de Kamerontbinding herhaald, wat Maandag aan de overzijde van het Binnenhof al uitste kend was gezegd en er zijn heele redevoerin gen gehouden over het gebeurde met De Zeven Provinciën, waaromtrent nog een heel Witboek moet verschijnen. Over die Kamerontbinding heeft de Premier niet meer uitvoerig gehandeld: de Regeering meende met de onwillige Kamer niet meer te kunnen werken en abstracte staatsrechterlijke theorieën te mogen offeren aan de eischen, welke het nationale leven nu eenmaal stelt. En Minister de Geer zei er in zijn rede terloops nog even bij, dat men hem geen halsstarrig heid moest verwijten bij de rechtbankenkwestie en evenmin moest zeggen, dat hij bij het Co- lijnsch verzet tegen de opcenten op het tarief coulanter was geweest, want deze opcenten waren tijdelijk bedoeld en de rechterlijke re organisatie blijvend, terwijl hij procentueel bij deze kwestie veel meer had toegegeven. Inzake het gebeuren op De Zeven Provinciën, dat de sociaal-democraten op allerlei manieren hebben trachten te definieeren, zei de Premier kort en goed: wij hebben hier muierij in den zin van het militaire straf wetboek. De zaak zal met spoed en nauwkeurig worden onderzocht, onpartijdig zal worden opgetreden en de ma rine zal gezuiverd moeten worden. Geen Staat, hoe ook geregeerd, kan dulden, dat er in zijn machtsapparaat volgens welberaamd plan ge muit wordt, die muiters waren volstrekt niet allemaal kinderen en hun gages kunnen niet zoo slecht worden genoemd. Intussehen krijgt men sterk den indruk, dat de „meerderen" bij de marine verre van on schuldig zijn aan het groeien van toestanden, welke er toe hebben bijgedragen een geest te scheppen, die lijnrecht met de vereischte krijgs tucht in strijd is. Men komt hier niet klaar met een verwijzing alleen naar „dien rooien bond", want vooreerst moeten er toch onder het per soneel een onevenredig groot aantal voor in fectie gepredisponeerde personen zijn geweest. Wie is er voor die selecteering wel verantwoor delijk? Vervolgens moeten er toch toestanden zijn. die deze infectie in de hand hebben ge werkt. Het zou ook wel eens buitengewoon be langrijk zijn niet alleen de richting der „min deren" te onderzoeken, die aan deze muiterij meededen, maar tevens eens de richting der „meerderen" te achterhalen. Daaruit zouden ook wel eens conclusies te trekken zijn. De heer Moltmaker zeide, dat de S.D.A.P. de muiters niet verdedigd, maar hun houding verklaard had. En wij voor ons willen niet aanvallen of verdedigen, maar wel eens onze vragen be antwoord zien om tot meer klaarheid te komen. Over de bestrijding der werkloosheid heeft de Prémier zeer uitvoerig en met belangrijk materiaal gesproken. Men klaagt hem in een deel der pers als hardvochtig aan wegens be paalde voorschriften aan de gemeenten. In tussehen komen die gemeentebestuurders dik wijls zelf in het ministerieel kabinet om een beslissing vragen. Dan voelen ze zich sterker in hun gemeenteraden. Had prof. van Emb- den Zweden tot voorbeeld gesteld, Minister Ruys ging eens vergelijken tusschen zijn be wind en dat van zijn Zweedschen socialisti- schen collega. Nederland, aldus de Minister, betaalde in 1932 de som van 123 millioen gul den voor werkloozenzorg. Zweden is van plan voor 19331934 de som van 162 V& millioen Zweedsche (gedeprimeerde) kronen "voor het zelfde doel beschikbaar te stellen. D.w.z. Zwe den wil met behulp daarvan gewone openba-. re werken uitvoeren. Deze werken staan in Ne derland op de gewone begrooting: ons departe ment van Waterstaat alleen heeft voor 1933 de som van 112 millioen gulden voor openba re werken uitgetrokken. Zweden besteedde aan eigenlijke werkverschaffing een 25 millioen kronen; Nederland trok in 1932 voor hetzelfde doel 27 millioen gulden uit. Zweden wil bij zijn werken 77.000 werkloozen plaatsen, Ne derland had er in 1932 al ruim 45.000 bij bui tengewone werken. De vakbeweging aldus Minister Ruys, weet dat de Regeering al het mogelijke doet. Een man als de sociaal-demo craat Koos Vorrink geeft toe: „Op dit gebied staat Nederland in de rij der landen vooraan" en de N. V. V.-bestuurder Lindeman verklaar de te Groningen, dat men in negentig van de honderd gevallen bij klachten een gunstig oor vindt bij de Regeering. Het kabinet, aldus de Minister, belette afbraak en hield de sociale wetgeving overeind, maar in wijden kring is nog niet de helft bekend van de waarheid over de vermindering van economisch kunnen. De Regeering wil bij de loonen alle uitersten ver mijden, maar meent rekening te moeten hou den met exportmogelijkheden. In dit verband merkte Z. Exc. tegenover den heer de Bruyn op, dat de Crisisinvoerwet niet alleen in wer king kan worden gesteld om. een bedrijfstak te helpen, maar dat zij overmatigen invoer eischt. Misschien toch dat, in verband met de socialistische verandering van zienswijze, een breeder uitleg van deze wet mogelijk is. Een krachtige regeering, daarvoor voelt mi nister Ruys ook, maar naast kracht zijn ook beleid, zelfbedwang en voorzichtigheid noodig. Met groote woorden regeert men niet en wat zijn burgemeestersbenoemingen betreft, door mr. Fock gecritiseerd, de Premier zei, dat de liberalen moesten begrijpen, dat de tijd van „nul n'a d'esprit que nous et nos amis" voorbij was. Na den Premier heeft minister de Geer den financieelen toestand besproken. Met mr. van Lanschot en mr. Slingenberg achtte hij dezen toestand onrustwekkend en de vervulling van zijn in 1928 gedane profetie: „Hoeden af voor de overschotten, gij zult ze niet terugzien". Ons crediet is nog sterk en er zal geleend moeten worden, maar vlot leenen is duur leenen, brengt geen lager rente-type en verzwaart den rentelast. „Elk land heeft het crediet, dat het verdient". De oorzaak van de huidige narig heid, aldus de Minister, is de oorlog en als daar één land onschuldig aan is, zoo heeft Troelstra zelf op 3 Augustus 1914 in de Tweede Kamer erkend, is het Nederland. Als dat zoo is, ver volgde de bewindsman, heeft de heer Oude geest niet het recht één klasse te verwijten den huidigen toestand van ons land te hebben geschapen en haar daarvoor alleen de verant woordelijkheid te laten dragen. De door den voorzitter der S. D. A. P. aan bevolen middelen heeft de Minister ook bespro ken, o.a. de heffing ineens op het vermogen. Zij is onlogisch, omdat veel vermogens nu sterk geslonken of steriel zijn. Maar zij is ook onrechtvaardig. Waarom, aldus jhr. De Geer terecht, wel een zware belasting op menschen, die leven van een bescheiden vermogen en niet op groote inkomens van menschen, die geen vermogen hebben Dan wilde de Minister liever leenen. Kapitaalsvlucht leek den Minis ter niet onmogelijk, maar men moest hem niet verwijten daartegen geen drastische maatrege len te hebben genomen, want een desbetref fend voorstel verwierp de Kamer in 1927. Voor de overige dingen mogen wij naar het verslag verwijzen. Alleen drie ministevieele toe zeggingen zijn van belang. Minister Ruys beloofde den heer De Bruyn, dat de Bedrijfsradenwet nog voor de sluiting iri behandeling zou komen. De heer Smeenge kreeg de toezegging, dat een steunwet voor de veenkoloniale aardappelen op komst is. Alleen moest hij er dan denken, dat het juist zijn liberale vrienden zijn, die voortdurend tegen te veel steun aan den landbouw reageerden. Tenslotte kwam Minister De Geer niet alleen meedeelen, dat de personeele belasting voor café's herzien zou worden, maar dat hij vandaag een wet zou indienen, houdende blijvende maatregelen om het tijdelijk tekort op de be grooting (een dertig millioen) te dekken. Wel een krasse repliek op dr. Van Embden, die dacht, dat de reorganisatie op de rechterlijke macht de laatste bezuiniging zou zijnDe bedoelde wet, naar welker inhoud wij wel zeer benieuwd zijn, daar 30 millioen blijvende maat regelen geen kleinigheid is, wil de Regeering nog dezen zomer in werking zien treden. De tot sterven gedoemde Kamer geniet wel het vertrouwen van den Minister van Financiën Bij de vele partijtjes, die als de Kamerver kiezingen in zicht komen, uit den grond ple gen op te schieten, heeft zich thans de „Natio nale Werkloozenpartij" (N. W. P.) gevoegd, welke, zooals het bestuur ons schrijft, is op gericht met het doel de belangen der werk loozen te behartigen in het komende parle ment, door zelf candidaten af te vaardigen. Zij wil die taak zelf ter hand nemen, daar de verschillende partijen niet in staat zijn en on machtig, deze belangen en nooden te beharti gen. Het verkiezingsprogram vermeldt o.m.Be strijding van de werkloosheid door voortzet ting van de Zuiderzeewerken en uitvoering van andere openbare werken in versneld tempo. Verleening van extra steun voor kleeding en schoeisel aan gezinshoofden, die een jaar en langer werkloos zijn. Herstel van de staatsfinanciën door het aan boren van nieuwe bronnen, o.a. in uitbreiding Staatsloterij. Inkomstenvermeerdering door directe be lastingen naar draagkracht, ruimere leenings- politiek. En tenslotteverlaging rentevoet en woninghuren naar draagkracht. In verband met den order van den Minister van Defensie waarbij aan de militaire ambte naren der land- en zeemacht verboden is aan gesloten te zijn bij of op eenigerlei wijze steun te verleenen aan groepen of vereenigingen van personen op sociaal-democratischen grondslag wordt er aan herinnerd, dat volgens artikel 1. der wet van 19 December 1931 (Staatsblad no. 519) houdende regelen betreffende den rechts toestand van de militaire ambtenaren, onder militaire ambtenaren worden verstaan: a. zij die zijn aangesteld in militairen open baren dienst om bij de landmacht hier te lande of bij de zeemacht werkzaam te zijn; b. zij die aangesteld in militairen openbaren dienst om bij de landmacht in de overzeesche gebieden werkzaam te zijn, tijdelijk dienst ver richten bij de landmacht hier te lande, voor zoo- zer de algemeen verbindende voorschriften, geldende voor de landmacht hier te lande op hen van toepassing zijn. Blijkens het tweede lid van artikel 1, zijn onder militaire ambtenaren mede begrepen het personeel der Koninklijke marine reserve en het reservepersoneel der Koninklijke landmacht, hetwelk niet valt onder het voorgaande lid. D. BROEKMANS. f Donderdagavond is in den ouderdom van 65 jaren te Soest plotseling overleden de beeld houwer D. Broekmans. De overledene heeft langen tijd in Laren en Soest gewoond. Hij was bekend door zijn beeldhouwwerk en houtsnijkunst. Jaarlijksche vergadering te R'dam. In café-restaurant Coomans te Rotterdam heeft .de Coöp. Zuid-Hollandsche Eierveiling gevestigd te Gouda onder presidium van den heer A. Molenaar uit Gouderak haar jaarlijk sche vergadering gehouden. Het jaarverslag werd uitgebracht door den heer P. J. Lekkerkerker uit Vlist. Volgens dit verslag is het peil der eierprijzen hooger ge worden, zoodat bijzondere maatregelen niet noodig waren. Niettegenstaande de ongunstige omstandigheden is het gelukt den aanvoer aan de veiling belangrijk te doen toenemen. Daar door is het mogelijk geworden over 1932 een behoorlijke winst te maken, waartoe de verla ging der vrachten en het goede beheer van den directeur ook veel hebben bijgedragen. Het te kort van vorige jaren is geheel ingehaald. In vergelijking met 1931 steeg de aanvoer met 2.300.000 eieren of bijna 70 pet.. De gemiddelde prijs echter met 30 pet. De uitkomsten der pluimveehouderij waren in 1932 verre van goed. Voor 1933 zijn de voor uitzichten nog ongunstiger. De uitvoer naar Engeland is onbeteekenend geworden. Duitsch- land, als laatste afzetgebied, zal door verhoo ging van invoerrechten ook wel verloren gaan. Een stijging van het binnenlandsche eieren- verbruik als in 1932 is voor 1933 niet te ver wachten. Wanneer de Regeering niet in een of dnderen vorm hulp kan verleenen zal de pluim veestapel in 1933 ongetwijfeld belangrijk wor den ingekrompen, waarvan de veiling ook de nadeelen zal ondervinden. Het winstsaldo over 1932 bedraagt 2207,45. Na afschrijving blijft een batig saldo over van 69.79. De aftredende bestuursleden de heeren J. A. Koning en A. Zwanenburg werden herkozen. In de plaats van het aftredend bestuurslid den heer G. J. v. d. Zwaard werd gekozen de heer J. Morie A. Bzn. In de plaats van het aftredend en niet her kiesbaar commissarislid den heer H. Schippers •werd aangewezen de heer L. v. d. Beek uit Gouda. Tenslotte volgde een bespreking over de aan sluiting bij de Ned. Pluimvee-Federatie op grond van de moeilijkheden, die in den eier- handel staan te wachten. Met minder onkosten en hetzelfde resultaat leek het 't bestuur beter de Eierveiling te doen aansluiten bij de V. P.- Z. H. (Vereen. Pluimvee Zuid-Holland). Aldus werd door de vergadering besloten. Na de rondvraag volgde sluiting. In Staatsblad no. 52 is afgekondigd een Kon. besluit, waarbij uit overweging, dat tot de vaststelling van een wachtgeldregeling moet worden overgegaan voor het personeel aan de door het Rijk gesubsidiëerde land- en tuin bouwscholen, met ingang van 1 Januari 1933 het K. B. van 3 Augustus 1932 (Stbl. 479) op dit personeel van toepassing .wordt verklaard, j Het Haagsche gerechtshof heeft gisterochtend de behandeling in hooger beroep van de straf zaak tegen den 32-jarigen techniker J. A. J. K. en den 20-jarigen kantoorbediende J. G. W. P., verdacht van den moord op den heer W. G. J. Eschauzier, gepleegd op 9 Mei 1931 in een perceel aan de Prins Hendrikstraat te 's-Gra- venhage, voortgezet. De president, jhr. mr. von Weiier, vraagt aan dr. Hesselink eenige inlichtingen omtrent het endossement en de handteekening Eschauzier op de kwitantie aan Heldring en Pierson. Dr. Hesselink herhaalt zijn verklaring, dat het bij geschrevene op de kwitantie afwijkingen van het handschrift van den heer E. vertoont en diverse punten van overeenkomst met dat van K. Verdachte K. herinnert aan een vorige ver klaring van dr. Hesselink, dat de 66 letters op den achterkant van de kwitantie niets bezwa rends voor hem, verdachte, opleverden, wel de 6 of 7 letters op de voorzijde. President: Hebt u die bijschriften op de kwi tantie geschreven? Verdachte K.: Ik ontken, dat geschreven te hebben. Mr. Nederveen zou dr. Hesselink nog wel het een en ander te vragen hebben, doch hij her innert aan een mededeeling, 10 maanden ge leden door spr. ontvangen, waarbij werd te kennen gegeven, dat dr. H. alléén niet over schriftkundige problemen als deze kan oordee- len. Spr. wil echter nog even terug komen op de verklaring van de commissarissen van politie inzake het uitgescheurde briefje, waarover thans een tiental deskundigen is gehoord. Vanmorgen heeft spr. de verrassende mede deeling gekregen, dat er in October 1932 een correspondentie is geweest tusschen den rech- ter-commissaris en de politie-commissarissen over het aantal uitgescheurde blaadjes. Spr. vraagt of een dergelijke correspondentie heeft plaats gehad. Hoofdcommissaris Van 't Sant: Met mij niet, meneer de president. Commissaris Kramer herinnert zich wel een bespreking met den rechter-commissaris in October, naar aanleiding van een telefoontje van den rechter-commissaris mr. Thorbecke aan spreker, over het uitgescheurde blaadje. Het kan zijn, dat daarover later tevens een brief is geschreven, die zich dan echter in het dossier moet bevinden. Mr. Nederveen: Die brief is In het dossier niet aanwezig. Verdachte K. wil opmerken, dat de heer Van 't Sant wel een onderzoek naar het boekje heeft ingesteld, doch dan wellicht buiten den rechter commissaris om. Commissaris Kramer heeft van den rechter commissaris een verzoek om inlichtingen over het aanvankelijk uitgescheurde blaadje (de aan- teekening betreffende een onderhoud in Cen tral), ontvangen. De rechter-commissaris heeft dat blaadje toen met het boekje vergeleken. Aan het andere agendablaadje, dat hier bij de behandeling voor het Gerechtshof ter tafel is gekomen, heeft spr. toen niet zoo gauw ge dacht, hoewel achteraf beschouwd vaststond, dat dit eveneens uit het boekje van den heei; E., dat zich in het dossier bevond, was ge scheurd, blijkens het in het boekje achter gebleven deel van den rand. Nadat de heer W. Eschauzier nog heeft ver klaard, dat aanvankelijk slechts één blaadje uit het boekje was gescheurd (dat betreffende het onderhoud in Central), v/ordt als deskundige gehoord de heer N. van Nassau, die een onder zoek heeft ingesteld naar het machineschrift op de kwitantie en de Remington-machine bij de Distilleerderij „De Ooievaar", waar o.a. K. werkzaam was geweest. Deskundige verklaart, dat dezelfde letter-af wij kingen van 't machine schrift op de kwitantie voorkwamen als die, welke de Remington-machine bij genoemde distilleerderij vertoonde. President: Is het uitgesloten, dat twee ma chines van eenzelfde serie-merk precies dezelf de letter-afwijkingen vertoonen? Deskundige: Dat acht ik uitgesloten. Advocaat-generaal: Wanneer een schrijfma chine constructiefoutjes in de letters vertoont, dan moeten die toch onder alle omstandigheden in het schrift te ontdekken zijn? Deskundige: Inderdaad, al kan men met een zelfde machine eenigszins uiteenloopend schrift verkrijgen, wanneer men op andere wijze aan slaat of de letters van de machine geen tijd geeft geheel tot hun recht te komen. Mr. Nederveen: Heeft u K. zien typen en de resultaten van dat werk nagegaan? Deskundige: Neen. Inspecteur Waltmann geeft nog eenige inlich tingen over het machineschrift van K„ o.a. in verband met een brief van de A.T.A.M., die volgens verd. dezelfde afwijkingen zou vertoo nen als het schrift op de kwitantie, doch welke overeenkomst in werkelijkheid alleen bij da letter a was te constateeren. Verd. K. zegt bij „de Ooievaar" 3 maanden in betrekking te zijn geweest, doch daar zelden getypt te hebben, omdat zijn werk dat niet meebracht. Hij kan niet typen, behalve dan met één vinger, toets voor toets. Alleen bij uit zondering typte hij op die wijze wel eens borde rellen. Voor het deskundigen-onderzoek naar letter- afwijkingen heeft de politie eerst een professor uit Delft aangezocht, doch die bedankte voor de eer. Daarna is er een monteur, de heer van Nassau, gekomen. Intussehen er zijn ook ver schillen geconstateerd tusschen het schrift van de „Ooievaai "-machine en het schrift op de kwitantie en daarover heeft de heer van Nas sau geen verklaring gegeven. De g op de kwi tantie stond iets hooger en meer naar links dan de andere letters. Bij een door deh subst. grif fier genomen proef met de Remington-macliine kwam een dergelijke afwijking voor den dag, doch toen verd. ermee tikte, waren die afwij kingen er op het machineschrift niet. Mr. Thorbecke, rechter-commissaris bij de Haagsche rechctbank, zegt aan commissaris Kramer te hebben gevraagd (in October 1932), naar het agendaboekje. Spr. is bereid den brief, dien hij toen van de politie heeft ontvangen, even te halen. De president stelt daar prijs op. Getuige Citters antwoordt op een vraag van mr. Bourlier, dat verd. K. enkele dagen voor 9 Mei 1931 in zijn winkel eenige accept-formu lieren heeft gekocht. De heer J. C. Halstein, hoofdinspecteur van politie verklaart, éénige enveloppen in beslag te hebben genomen ten huize van verd. K. Verd. K.: Dat waren meditation-enveloppen van het merk, dat ik in de Passage had gekocht. Mr. de Visser: Zat de kwitantie ook in zulk een enveloppe? Verd. K.: Dat weet ik niet. Mr. Nederveen vraagt dezen getuige of hij erkent, dat verd. op het politiebureau zonder bretels, zijn broek vasthoudend, tusschen twee rechercheurs is voorgebracht voor het jongetje Visser, dat op de Groenmarkt de kwitantie van verd. K. ter verzilvering bij Heldring en Pier son zou hebben ontvangen en dat toen, des gevraagd, het jongetje zou hebben gezegd: „Ja. dat is ie". De heer Halstein erkent dat. Mr. Nederveen: Een bijzondere confrontatie! Mr. Thorbecke toont thans den bewusten brief van de politie, waarin de heer Kramer zegt, dat als hij zich goed herinnert, uit het boekje aan vankelijk slechts 1 blaadje miste. Verder wor den nog eenige ondergeschikte opmerkingen in den brief gemaakt, o.a. dat de rechter-commis saris in Augustus 1931 den heer Kramer had opgebeld om te constateeren, dat toen 1 blaadje ontbrak uit het boekje bij de stukken. De procureur-generaal, mr. de Visser, vraagt thans verdere behandeling met gesloten deuren. De president schorst te 12.35 de openbare zit ting tot nader order. De verbouwing van de brug over de Oude Maas te Spijkenisse is in vollen gang. De behandeling wordt thans met gesloten deuren voortgezet, waarbij de hoofdcommis saris van politie en commissaris Kramer in de zaal aanwezig blijven, terwijl voorts gehoord worden o.a. de doktoren Scholtens en Gerritsen. A.s. Dinsdag te 10 uur zal na de heropening der zitting de advocaat-generaal Mr. J. A. de Visser, requisitoir nemen. Kostbaarheden voor een appel en ei verkocht. In September van het vorige jaar werd in gebroken in de villa „Steenberghen" te Laren, toebehoorende aan de fam. Neyenhoff. Het huis was tijdelijk onbewoond. Er werd een groot aantal sieraden en antiquiteiten vermist. Naar aanleiding van deze inbraak werden drie jonge mannen, woonachtig te Hilversum, gearresteerd. Gisteren stonden voor de Am- sterdamsche rechtbank terecht de 19-jarige A. E., loswerkman; de 24-jarige stoomwever T. v. V. en de 20-jarige monteur J. J. S. verdacht van diefstal met braak in vereeniging. Het drietal bekende volmondig, zij waren binnengedrongen door verbreking van een ruit Den buit hadden zij voor 'een deel verkocht, voor een deel in de heide begraven. Slechts een gedeelte van het gestolene is teruggevonden. De rest van de kostbaarheden had het drie tal voor een appel en een ei verkocht. Van de gestolen antieke munten hadden de verdachten een deel weggegooid, ze wisten er geen weg mee. De officier van justitie mr. Versteeg zeide in zijn requisitoir dat er eenigen tijd geleden vele inbraken in groote villa's in het Gooi ge pleegd werden. Inderdaad zijn deze verdachten door werk loosheid steeds achteruitgegaan, maar goede werklieden waren zij nooit. Tegen E. die reeds eerder is veroordeeld requireerde de Officier negen maanden gevangenisstraf, tegen de beide andere verdachten eischte hij negen maan den, waarvan drie maanden voorwaardelijk. Vervolgens stonden twee jonge mannen uit Hilversum, de timmerman A. V. en H. M. te recht wegens heling. Voor enkele guldens had den zij enkele antieke wapens gekocht van hooge waarde. Het tweetal ontkende, hoewel zij voor den rechter-commissaris hadden be kend. Thans beweerden zij niet te hebben ge weten, dat de wapens van diefstal afkomstig waren. Het O.M. requireerde tegen V. een re cidivist, zes maanden gevangenisstraf en tegen M. zes maanden voorwaardelijk met een proef tijd van drie jaar. Dezelfde twee verdachten V. en M. stonden daarna terecht, samen met den werkman A. E. uit de eerste zaak wegens diefstal met braak in de villa van mevr. de wed. prof. H. Treub en (niet wat betreft den werkman) in een villa te Hilversum. In de villa te Laren werden verschillende kostbaarheden, antiquiteiten, schilderijtjes etc. vermist. Op de vraag of zij hadden ingebroken antwoordde een hunner, dat er eigenlijk al ingebroken was toen men in de Larensche villa kwam. Ook in Hilversum werden allerlei ar tikelen ontvreemd, in het bijzonder had de welvoorziene provisiekast de aandacht getrok ken. Het drietal bekende. Het O.M. eischte tegen A. E. en A. V. elk zes maanden gevangenisstraf. Tegen M. vor derde hij zes maanden voorwaardelijk. De helers voor de rechtbank. Na de pauze werd de behandeling van de Larensche inbraakzaak door de rechtbank voort gezet. De dieven hadden een gedeelte van het ge- gestolene verkocht aan het echtpaar M. H. P. vroeger wonende te Hilversum, thans te Gin- neken. In September hadden zij voor een zeer ge ring bedrag zeven schilderijen en wapens af komstig van mevr. de wed. H. Treub gekocht van de inbrekers. Voor de 7 schilderijen had den zij tien gulden betaald. In de middagzitting nam het echtpaar ver dacht van heling subs schuldheling, in het bankje der beklaagden plaats. Zij gaven toe voor de schilderijen slechts 10 te hebben betaald. Geen oogenblik hadden zij aan diefstal ge dacht. Er bleek voorts dat het echtpaar nog een prismakijker en 60 flesschen wijn had gekocht van de vorige verdachten. Een der verdachten in de vorige zaak, die thans als getuigen werden gehoord, verklaarde na eenige aarzeling, dat de vrouw hem eens had gevraagd of de aankoop „stil" moest blij ven. Getuige had daar bevestigend op geant woord. Vervolgens werd een Duitsche dienstbode ge hoord, die bij het echtpaar, dat een lunchroom exploiteerde, in dienst was. Zoowel de officier als de president drukten haar op het hart de volle waarheid te zeggen. Zij had n.l. kort voor de rechtzitting een brief van haar zuster ontvangen, die thans bij de familie te Ginneken dient, waarin deze haar voorschreef wat zij moest verklaren. Het meisje verklaarde thans, dat het in de lunchroom zeer geheimzinnig toeging. Toen get. met de vrouwelijke verdachte over den wijn had gesproken had deze gezegd, dat de partij ge stolen was door „de schele". Verd.: 't Is niet waar, ik heb geen schuld, ze liegt. De man verduidelijkt de zaak nog wat: „Ziet u Edelachtbare, ze was verloofd met een stuk familielid van m'n vrouw, dat is afgeraakt en ze denkt, dat wij gestookt hebben." De getuige: Mevrouw heeft me zelfs nog ge zegd, nergens over te spreken. Op de vragen van den officier verklaart de getuige nog, dat de beide verdachten haar (Ad Int.) De behandeling der verschillende kleinere wetsontwerpen, welke dezer dagen aan de agenda waren toegevoegd, heeft langer opgehouden dan verwacht was, zoodat minis ter de Graaff zijn beantwoording van de al gemeene beschouwingen bij de Indische be grooting thans slechts kon aanvangen, doch niet beëindigen. Het eerste wetsontwerp waarover zich een gedachtenwisseling ontspon, was dat tot ver zekering van mijnarbeiders tegen geldelijke gevolgen van invaliditeit en ouderdom. Dit wetsontwerp, dat aan een lang gekoes- terden wensch van de Kamer tegemoet komt, heeft tot strekking om ook aan de mijnwer kers, die niet onder de verzekering krachtens de Invaliditeitswet vallen, een ouderdoms- en invaliditeits-uitkeering te verzekeren. Ten be hoeve van deze groep zal gedurende 75 jaar uit het Invaliditeitsfonds aan het Algemeen Mijnwerkersfonds een staatsbijdrage worden verleend van 400.000 per jaar. De katholieke heer Maenen kon zich over het algemeen met dit wetsontwerp zeer goed vereenigen, al had hij nog eenige desiderata; de socialistische heer Drop had er verschillen de grieven en bezwaren tegen, terwijl de com munistische heer Wijnkoop er nu letterlijk niets goeds in kon zien en het voorstelde alsof alle arbeiders er absoluut ontevreden mee wa ren. Minister Verschuur vertelde, dat dit wets ontwerp de vrucht was van een even aange naam als nuttig overleg van een commissie uit de Mijnstreek, waarin alle belangen vertegen woordigd waren. Daaruit volgt, „wat welhaast a priori vaststond", zooals de minister geestig opmerkte, dat hetgeen de heer Wijnkoop over algemeene ontevredenheid beweerde, onjuist is. Tegenover de bezwaren, die de heer Drop had aangevoerd, kan de minister er op wijzen, dat met deze regeling geen enkele arbeider er op achy -uit doch velen er aanmerkelijk op vooruit gaan, wat al terstond in het oog valt, als men bedenkt, dat het Rijk ten behoeve der mijnwerkers jaarlijks 400.000 in het A.M.F. zal storten. Enkele wenschen van den heer Drop en die van den heer Maenen zou de mi nister nog eens in overweging nemen. Nadat de heer Maenen had aangetoond, dat de heer Wijnkoop niets van het Mijnwerkers fonds afweet en maar beter doet er over te zwijgen, werd dit mooie sociale wetsontwerp zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Dat onze beide heeren communisten er tegen waren, stond ook „welhaast a priori vast", niettegenstaande zij zich steeds uitgeven voor „de" strijders voor de belangen van het pro letariaat. Bij het wetsontwerp om gelden beschikbaar te stellen voor proefnemingen met een mecha nisch rijstbedrijf in Suriname kwam de heer Wijnkoop vertellen, dat hij „overhelde tot het vermoeden, dat de kleine landbouw er nadeel van zal ondervinden" weshalve hij een motie indiende tot onmiddellijke invrijheid stelling van den in Suriname gearresteerden communist De Kom! Die combinatie was den voorzitter toch te machtig en hij legde deze motie, zoodra hij ze ontving, dan ook terstond ter zijde, als niet in verband staande met het wetsontwerp. Nadat dit en nog enkele andere wetsontwer pen waren goedgekeurd, kreeg de heer de Vis ser gelegenheid tot het houden van zijn inter pellatie over het feit, dat door maatregelen van de Nederlandsch-Indische Regeering de over legging van schriftelijke verklaringen, als be doeld in art. 39 der Kieswet, aan in het Boven- Digoelkamp vertoevende en bij de a.s. Kamer verkiezing door de communistische partij te stellen candidaten onmogelijk wordt gemaakt. De heer de Visser vertelde, dat het bestuur van zijn partij telegrammen met telegrafische postwissels voor betaald antwoord naar de be doelde heeren in Boven-Digoel had gestuurd, maar dat een en ander als onbestelbaar was teruggekomen, omdat uitreiking aan de betrok kenen was geweigerd. De heer de Visser noemde dit een inbreuk op de bepalingen van Grondwet en Kieswet. Toen hij zelf in 1918 in hechtenis zat, heeft men hem ook geen beletsel, om zijn bereid verklaring voor een Kamercandidatuur in te zenden, in den weg gelegd. Hij kon dus van ondervinding spreken, dat zoo iets geen usance is! Hij vroeg den minister de betrokkenen in de gelegenheid te stellen om van hun staatkun dige rechten gebruik te maken. Minister de Graaff verklaarde zich bereid om terstond aan den G.G. inlichtingen te vra gen en zou dan aan de hand daarvan zijn standpunt bepalen. De heeren Marchant en Vliegen meenden, dat de minister wel bij de Posterijen naar de juistheid van de beweringen van den inter- pellant kon informeeren en dan aan de In dische Regeering moest laten weten, dat zooiets niet te pas kwam. Maar de heer de Visser was tactischer. Hij gunde den minister zijn officieele informatie in Indië, als hij de bereidverklaringen van zijn Boven-Digoel-vrienden (wier namen hij nota-bene ter nauwernood kan uitspreken) maar binnen kreeg. Op zijn verzoek werd \de interpellatie ge schorst 'tot a.s. Dinsdag in de verwachting, dat de minister dan zijn inlichtingen zal hebben ontvangen. hebben gedreigd, ze zouden haar zelfs over de grens laten zetten. De Officier van Justitie mr. Versteeg achtte de heling van de schilderijen, de wapens en den prismakijker, bewezen. Spr. eischte tegen beide verdachten een geldboete van 250 subs. 50 dagen hechtenis, benevens een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van drie jaar. De verdediger mr. B. J. Stokvis bepleitte al lereerst nietigheid van de dagvaarding op ju ridische gronden. Subs, pleitte hij vrijspraak, daar hij den opzet niet bewezen achtte; meer subsidiair drong pl. aan op clementie. Vonnissen in al deze zaken 10 Maart a.s. BLOEDONDERZOEK IN DE VEETEELT. Uit Utrecht meldt men ons: Door Dr. G. M. v. d. Plank werd Woensdag voor het Jubileumfonds van de faculteit der Veeartsenijkunde in samenwerking met den Diergeneeskundigen Studenten Kring een voor dracht gehouden over het bloedonderzoek in de veeteelt. Spr. begon met na te gaan waarom in de studie der veeteelt verschillende bloedonderzoe- kingen zijn aangewend. De gebruikelijke methoden van beoordeeling der constitutie sluiten subjectieve momenten in, welke misschien door bloedonderzoek zouden zijn uit te schakelen. Ook wanneer correlatie aangetoond zou kunnen worden tusschen bloed- bestanddeelen en melkcomponenten zouden er felijke factoren voor melkproductie van run deren beter bestudeerd kunnen worden. De se lectie van manlijk materiaal en jonge niet- produceerende dieren zou daardoor, beter dan tot nu toe, mogelijk gemaakt worden. In den loop der laatste 15 jaren zijn verschei dene publicaties verschenen, waarin aange toond wordt een verband tusschen ras of con stitutie en bloedsamenstelling. Achtereenvolgens worden genoemd: het aantal roode bloedcellen, haemoglobine-gehalte droge stofgehalten, viscositeit van het bloed, bezin- kingssnelheid. Bij nader onderzoek blijkt echter steeds dat wel verschillen in bovenbedoelden zin bestaan, doch dat anderzijds door uitwendige factoren deze verschillen in sterkere mate worden ver oorzaakt en de verschillende waarden bij één enkel individu, zelfs in den loop van 24 uur zoodanig kunnen varieeren dat zij voor selectie niet bruikbaar zijn. Alleen bepaling der alcalireserve schijnt eenige waarde te bezitten voor selectie van paarden voor rennen of afstandsritten. Vervolgens behandelt spr. onderzoekingen van Prof. Kronacher en medewerkers, die de reactie van Aabderhalden hebben ingevoerd en met behulp van de interferometrische methode het systeem der interne secretie beoordeelen. Een typische curve voor afbraakwaarden bij normale dieren is hier gevonden. Dit onderzoek is nog van jongen datum en het staat te be zien of deze methode ons verder zal brengen. Tenslotte deelt spr. nog iets mede over de nieuwe onderzoekingen over bloedgroepen bij mensch en dier. Het vinden van meer nevenfactoren, waar door het aantal van 4 groepen bij menschen (3 bij rund, schaap en varken) sterk wordt uit gebreid, maakt dit onderzoek veel gecompli ceerder doch levert ook perspectieven om b.v. in stamboek-materiaal met groote zekerheid af stamming te controleeren. Hoewel uit alle genoemde onderzoekingen de positieve resultaten niet groot zijn, kunnen zij toch bij erfelijkheidsstudiën van belang zijn, om n.l. met grooter waarschijnlijkheid te bepa len dat een tweelingpaar één-enge tweelingen zijn. Bij de Tweede Kamer is een wetsontwerp in gediend houdende goedkeuring van het op 19 November 1931 te 's-Gravenhage tusschen Nederland en Roemenië gesloten vestigings-, handels- en scheepvaartverdrag, alsmede van het daarbij behoorend slotprotocol. Principieele afwijkingen van de overige door Nederland gesloten verdragen vertoont dit verdrag niet. Hoeveel aan steun wordt uitgekeerd. De directeur van den Rijksdienst der Werk loosheidsverzekering en Arbeidsbemiddeling deelt mede, dat de werkloosheid onder de leden van ingevolge het Werkloosheidsbesluit 1917 gesubsidieerde werkloozenkassen in de week van 6 tot en met 11 Februari 1933 bedroeg 36 procent. In vergelijking met het voorgaande persbericht, dat betrekking had op de week van 23 tot en met 28 Januari 1933, toen de werkloos heid een hoogtepunt van 40 had bereikt, is zij dus met 4 gedaald. Hierbij moet in aan merking worden genomen, dat deze week in een vorstperiode viel, waarvan vooral de bouwvak ken en de land- en tuinbouw den invloed onder gingen. Van den geldelijken invloed, dien de bedrij vigheidsdepressie uitoefent, moge het volgende een beeld geven. De werkloozenkassen, waarop het werkloos heidsbesluit 1917 van toepassing is, worden ge vormd door de bijdragen der leden, het over heidssubsidie (waarvan de helft door het Rijk en de helft door de gemeenten wordt gedragen) en rente, die van de aanwezige reserves wordt gekweekt. De regel is, dat het subsidie 100 van de bijdragen uitmaakt en dat in jaren, die niet abnormaal kunnen worden genoemd, de inkom sten der kassen de daaruit te verstrekken uit- keeringen overtreffen, zoodat reserve ordt ge maakt voor jaren, waarin groote werkloosheid voorkomt. In jaren van bedrijvigheidsdepressie kunnen dan de reserves worden aangesproken. Het Werkloosheidsbesluit 1917 opent bovendien de mogelijkheid, dat het subsidie, indien buiten gewone omstandigheden van tijdelijken aard dat noodig maken, wordt vastgesteld op een hooger percentage dan 100 van de bijdragen. In de jaren 1931 en 1932 is dit laatste voor een aantal werkloozenkassen het geval geweest: ook in 1933 is de mogelijkheid daartoe voor een aantal kassen geopend. In 1931 werd in totaal door de kassen ont vangen uit bijdragen der leden ƒ5.800.000 en aan subsidie 16.000.000; in 1932 waren de bijdragen der leden 7.400.000 en het subsidie ƒ17.400.000. In die jaren waren de uit de kassen verstrekte uitkeeringen in totaal resp. ƒ24.600.000.en 28.700.000.—. Het vermogen der werkloozenkassen steeg ten gevolge van reserveering tot het einde van het jaar 1929 tot een gezamenlijk bedrag van ƒ11.200.000. In 1930 waren de gezamenlijke in komsten der kassen niet steeds meer voldoende om de uitkeeringen te bestrijden en moesten reeds eenigermate reserves worden aangespro ken, waardoor het gezamenlijk vermogen der kassen daalde tot 10.800.000 op het einde van dat jaar. In de jaren 1931 en 1932 moest in totaal ƒ2.600.000 en ƒ3.900.000 uit de reserves worden geput, waardoor het gezamenlijk vermogen der werkloozenkassen daalde tot ƒ8.200.000 op het einde van 1931 en tot ƒ4.300.000 op het einde van 1932. Hierbij valt op te merken, dat deze reserves uitsluitend in het bezit zijn van werk loozenkassen, die nog het hoofd kunnen bieden aan de eischen, die de werkloosheid stelt. De kassen, die het meest lijden onder de gevolgen der crisis en die dan ook in aanmerking komen voor subsidie van meer dan 100 der bijdra gen, bezitten geen reserves meer. Bij 220 organen der openbare arbeidsbemid deling in gemeenten met 5000 of meer inwoners waren op 11 Februari 1933 ingeschreven 302050 werkzoekende mannen, zijnde ruim 7000 minder dan op 28 Januari 1933. Raadsbesluit vernietigd Bij K. B. (Staatsbl. no. 39) is wegens strijd met de wet (door niet aan vereenigingen van ambtenaren gelegenheid te hebben gegeven, daaromtrent haar gevoelen te doen kennen) vernietigd het besluit van den raad van Brui- nisse tot korting op de jaarwedden en beloo ningen van de ambtenaren in dienst dier meen te.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 6