aschwoens* DE PASJA#ZO NDER/VREES. DAG. WIE TIPPELT ER MEE? ALLERLEI. VOOR KNUTSELAAR. DOE JE TAAK MET PLEZIER. SLANGEN OP DEN BODEM DER ZEE» ZATERDAG 25 FEBRUARI 1933 iiiilfl De oplossing. OVER DE CURIE* KARDINALEN. MISCHINKA, DE WONDER* DOENER. Oplossing vorig letterraadsel. I WAAR DE PROFEET JONAS BEGRAVEN LIGT. 'n Brievenweger. 'WIE KLEURT ER MEE? Met Asch-Woensdag begint de tijd van ver sterving, van het brengen van kleine en ook wel groote offers, van boete. De Vastentijd is de tijd, waarin van ons ge vraagd wordt den hof van onze ziel 'n extra beurt te geven; daardoor zal deze tuin betere en meerdere vruchten gaan opbrengen. Die tijd valt gedeeltelijk samen met de lente en in de lente kan men de landbouwers bezig zien de laatste draden van het onkruid uit de aarde te rukken, afgebroken wortels, die zoo gaarne nog eens tot bloei zouden komen! Geen kans! Tot de diepste vezelen moeten eraan gelooven! Stel je voor, dat dit niet geschiedde! Dat de wieder een oogje dichtkneep voor dit schade lijke goedje! Het zou hem al te gauw over het hoofd groeien! Misschien dat hierin obk 'n lesje ligt voor den tuin van onze ziel. Of zouden zich daarin geen zaden van vergeten zonden schuil houden? Zou het veeleer juist daardoor komen, dat de bloe men er zoo gering in getal zijn, het doft zoo wormstekig is en de schoonheid ver te zoeken? We wandelen zoo weinig door dien tuin! We merken niet eens meer, hoe de geur er ont breekt en het gouden schijnsel, dat b.v. op het aangezicht van Mozes glinsterde, toen hij van de hoogte neerdaalde na zijn gesprek met God. De H. Vastentijd is er om met het oog van een bezorgden landman den hof onzer ziel te door zoeken en er zooveel mogelijk orde te scheppen. Niemand hoeft met 'n gezicht als 'n oorworm door deze veertig dagen van inkeer te gaan. Sint Paulus, de Apostel, verheugde zich altijd en zèg, dat hij wat lasten te dragen had, nog heel wat zwaarder dan een groote Vasten! Las ten wegens zijn gebrekkige gezondheid, die God, zelfs na herhaald smeeken, niet van hem wilde wegnemen. De lasten van den tijd, waarin hij de H. Kerk vervolgde. Hij legde dit alles evenwel neer aan de voeten van zijn Meester, piekerde er niet meer over en ging verheugd, altoos verheugd, zijn zéér sterken weg, 'n glim lach op het mannelijk gelaat. Deze Vastentijd moet ons brengen van den witten steen op den rooden. Wat dat beteekent? Dat zal ik je uitleggen; De onsterfelijke Dante beschrijft in zijn ge dicht over het Vagevuur een Engel, tronend op een steen van diamant. De dichter moest drie treden bestijgen, eer hij dien kostbaren steen kon bereiken. De eerste trede was van wit marmer en zóó blank geslepen, dat zijn eigen beeld er zich in weerspiegelde. Hij zag zichzelf! Zeïf-onderzoek! Loopen door den tuin van je eigen ziel! De tweede was nog donkerder gekleurd dan purper, gebarsten over de volle lengte en de volle breedte! Het berouw van een gebroken en deemoedig hart! Van zelf-onderzoek tot zelf kennis, belijdenis. De laatste trede vlamde als scharlaken, of er 'n bloedstraal uit den ader spoot! De vlam mende liefde, die het vaste voornemen maakte te overwinnen, ondanks de zwaarste offers! Rood is de bloedstraal, die uit het hart welt en het hart is het embleem, het zinnebeeld, der liefde. Wie zou niet graag deze drie treden achter zich hebben, tegen Paschen, om dan met den Verrezen Christus te staan op een adamanten vloer? Adamant is het onoverwinnelijke; de Engel draagt dan ook, in 's dichters visioen, een snijdend zwaard! Mocht dit de H. Vastentijd voor ons allemaal brengen! Van de zeer vele goede oplossingen zeefden wij er een stuk of vijf uit, die eenig in haar soort waren. Twee daarvan niet twee uit vele, maar twee uit de weinige dus! worden geplaatst. Eéne van onzen kameraad Joh. J., die zijn 10e inzending herdenkt, de andere, déze, van Toos Br., Alphen am Rhein. Honneur aux dames, wat jij, Johan? Volgende week kom jij! „Wie tippelt d'r mee?" Was 't dezen keer. Op ons reisje door 't land, Was 't heerlijk weer. Wij kwamen 't allereerst door 'n gehucht De huisjes die waren er klein. De zon scheen warm en blauw was de lucht, De kippen liepen rond over 't plein, 't Tweede was 'n plaats waar oude vrouwtjes wonen ,,'t Wordt ook wel „Begijnhof" genoemd. De goedheid van deze Begijntjes, Is over heel de wereld beroemd. Daarna kwamen wij bij de duinen. Daar was 't klimmen, hè! hé! >1 Konijn glipte weg voor onz' voeten, In de verte zagen wij de zee. Met den trein gingen wij toen naar Artis. Het was daar heerlijk en mooi. De gemzen die zaten achter 'n hek, De apen in hun kooi. De vijfde tocht bracht ons over de hei! Wat was *t daar heerlijk en frisch! De schaapkens genoten volop en blij, De herder hun zorgzame gids. Ten leste 'n akker, De vogelverschrikker, die er stond, Joeg blijkbaar de vogels schrik aan, Er vloog er geen één in 'trond! „De Maasbode" is 'n leerzame krant, Vooral het blad voor de jeugd. Dat schept eiken Zaterdag, als 't verschijnt, Bij ons, kmd ren, 'n groote vreugd. Zijne Heiligheid zal wederom eenige nieuwe kardinalen aan het Heilig College der Zeventig toevoegen. Onder hen kunnen 'n tweetal curie kardinalen worden, 's Pausen dagelij ksche raad gevers in de Romeinsche Congregaties. De woning van een kardinaal moge nog zoo eenvoudig wezen, de vertrekken, waarin de Keurvorst der H. Kerk ontvangt, moeten na tuurlijk met zijn hooge waardigheid, die hem hooger stelt dan den hoogsten rijksadel, over eenkomen. In den regel ziet zoo'n woning er aldus uit, gelijk mgr. J. O. Smit ons heeft be richt in zijn boek over „Het Vaticaan". Er is een groote hal, waar onder een rood baldaltijn, het wapen van Zijne Hoogwaardige Eminentie hangt, geen wapen om mee te vech ten wel te verstaan, maar 'n blazoen, 'n wapen schild. In die hal bevindt zich een hooge tafel, waarop de bediende de jassen, hoeden enz. van dé bezoekers neerlegt. Dan komt de wacht kamer en daarna volgt de bonnet-zaal. Deze zaal heet zoo, omdat de kardinaals-bonnet daar wordt bewaard, vóór 'n crucifix. Deze bonnet werd den benoemden kardinaal bij zijn inklee ding door den Paus op het hoöfd geplaatst. Na de bonnet-zaal komt men in het bureau van 's kardinaals' secretaris en dan in de con greszaal, waar kleinere bijeenkomsten en be sprekingen worden gehouden, die de tegen woordigheid van Z. H. Em. vereischen. De troonzaal eindelijk, met haar vergulde stoelen en met rood damast bekleede muren, vertoont onder een baldakijn 's Pausen portret. Hier staat ook de gouden troon, welke alléén door dfen Paus mag gebruikt worden, wanneer Deze den kardinaal zou wenschen te spreken. De ont vangkamer des kardinaals heeft 'n sofa, waarop de bezoekers kunnen plaats nemen, terwijl de gastheer zich met een fauteuil vergenoegt. Dit zijn zoo de officieele vertrekken in een kardinaals-paleis. De eigenlijke huis-kamers zijn aan géén voorschriften onderworpen; hier is Zijne Emirienntie geheel onbelemmerd in zijn doen en laten. Niet zoodra verlaat de Kardinaal zijn woning, of hij valt onder de regels der étiquette, die tot in onderdeelen zijn voorgeschreven. Wenscht hij zich te voet door de Eeuwige Stad te be geven, dan dient hij geheel in bet zwart, als 'n gewoon priester, gekleed te zijn. Zelfs de hoed heeft dan geen rood-gouden snoer noch eikelvormige kwasten of goud borduursel. Slechts aan het scharlakenroode calotje zucchetto dat even onder den priesterhoed uitkomt, kan men dan merken, met Wien men te doen heeft. Het is dus onjuist te denken, dat een kardinaal steeds den meters-langen sleep der Cappa-magna draagt. Gedurende den H. Vastentijd wordt zelfs géén stof van scharlaken kleur gedragen; de Eminenties gaan dan ge kleed in het violet der bisschoppen, ten teeken van rouw. Het Kerkelijk Wetboek somt 24 voorrechten op aan de kardinaals-waardigheid verbonden, 'n Kardinaal heeft steeds voorrang boven bis schoppen en aartsbisschoppen, patriarchen, (de aartsbisschop van Venetië, kard. Lafontaine, draagt b.v. den titel van „patriarch") en ge zanten van den H. Stoel. De ring, met een saf fier versierd, wordt gedragen aan den ring vinger der rechterhand. Hij was in heel de omgeving van Nisnji Nowgorod bekend, deze Russische heilige. Uit verren omtrek kwam men naar hem toe om genezing van kwalen te bekomen. Zijn houten woning was op een beplante helling gebouwd, 'n Heg groeide erom heen. Men moest altijd heel lang bellen, om binnen te kunnen komen. De communistische politie bemoeide zich met het geval. Zij vond in de blokhut veel kamertjes, die eigenlijk meer op cellen geleken. Iedere cel had 'n deur en 'n venster. In zes cellen stond een nieuwe doodkist. Vijf ervan bleken krullen te bevatten, krullen van hout, wel te verstaan, en ouwe lorren. De zesde omsloot het schrijn met de beroemde reliekwieën. Deze relieken bleken niet veel bijzonders te zijn; het doodshoofd was zelfs van hout! Naast de woning bevond zich het vermaarde bad, waarin de booze geesten door Mischinka werden uitgedreven. Hij gebruikte er een too- ver-degen bij, 'n ijzeren staaf, dien hij onge makkelijk op de botte ruggen zijner vrome klanten liet dansen! 'n Tweede bad was met steenen van verschillende kleur ingelegd. Op het bevel van den „heilige" ploften zijn be zoekers dagelijks zeer eendrachtiglijk in het genezende water, om zoodoende van hun kwa len en narigheden af te komen. Hielp dat alles niet, dan verscheen 'n fiksche heibezem op de vlakte, waarmee de kranke lichamen duchtig werden bewerkt. De wonder doener noemde dit recept; het uitdrijven der booze geesten! De politie heeft nu de blokhut verzegeld! De Volkenbond. 1. D, voor 500; 2. dek; 3. Ave; 4. Drost; 5. Palts; 6. Jonkman; 7. bevelen; 8. lente; 9. fabel; 10. lok; 11- enk; 12. d, voor dominuendo, afnemend. De plantennamen waren: Peen Gebroken hartjes Linde Le pelblad Braam Pijlkruid Veenbes Kruisbes. (Slot). In 1881 ontplooide de Mahdi het vaan van den opstand over heel den Soedan. De Mahdi (het woord beteekent; aanvoerder, leider), werd door velen beschouwd als degene, die aan het einde der tijden het Mohamme- daansch geloof en het recht zou komen herstel len. Eigenlijk heette de man Mohammed Ahmed, en hij was koning over alle derwischen (bedel monniken) daarginder. Op 'n klein eiland in nen Nijl geboren, had Allah hem, naar hij be weerde, bestemd om het rijk van den grooten profeet Mohammed verder uit te breiden en te zuiveren. Alle ware geloovigen riep hij op tol dien heiligen oorlog, waarin iedere gesneuvelde zoon van Mohammed als een martelaar voor de goede zaak van het zuivere geloof wordt be schouwd. Zijn stem klonk vooral onder de on tevredenen, die door het verbod van slaven handel ernstige schade in hun beurs hadden geleden, en dat kunnen de meeste menschen moeilijk verkroppen, 'n Leger van 10.000 Egyp- tenaren, afgezonden om den dollen Mahdi een lesje te geven, werd verpletterend verslagen! Bijna niemand ontkwam aan de algemeene slachting! Groote voorraden aan wapentuig vie len den opstandelingen in handen! De troepen der Engelsche regeering trokken zich nu uit den Soedan terug. Zij bleven slechts in enkele plaatsen, zooals te Khartoem, aan den Nijl gelegen. De moeilijkheid was, hoe hen te redden uit de handen van den vermetelen Mahdi? Hoe moest -het den ambtenaren met hun gezinnen gaan, den zieken, den zwakken? Dat waren óók allemaal christen-honden, met wie de mannen van den Mahdi al heel weinig op hadden. Aan Gordon werd nu opgedragen deze men schen te redden uit de dreigende omsingeling der muitende Mohammedanen. Over Cairo (beteekent: „De zegevierende"), reed hij door de groote zandwoestijnen op zijn kameel naar Karthoem. Hoewel de geheele streek in vuur en vlam stond, bleek de weg open, de reis verliep zonder eenige stoornis. Gordon betrok zijn vroegere paleis den 18en Februari 1884, bevrijdde de gevangenen, die reeds maanden in hun sombere kerkers smacht ten, vernietigde de martelwerktuigen, waar mede men hun lichamen had gepijnigd en liet ze in den Nijl gooien. Bijna drie duizend per sonen, meerendeels vrouwen en kinderen, kon den uit de benarde stad worden' geleid naar veiliger oorden. Intusschen liet Engeland de beste kansen voorbijgaan om Gordon door meerdere troepen een steun in den rug te geven. De ministers hadden het schijnbaar veel te druk met andere zaken! Wie niet stil zat, dat was de „gekke Mahdi"! Zijn dweepzieke legerscharen sloten zich al vaster om den gehaten, doch gevreesden Engelschman aaneen. De telegraafverbinding met Cairo werd vernield. Tegen het einde van April zaten de Europeanen als ratten in de val! Wel probeerde Gordon door het wagen van een uitval zijn vijanden afbreuk te doen; hij ver loor zevenhonderd man, nam verschillende Arabische verschansingen, maar slaagde er niet in de knip uit te komen! De belegeraars hadden nog wel zóóveel ontzag voor den „witten pasja", dat ze het niet tot een overrompeling der stad lieten komen. Zij besloten af te wachten, en rekenden daarbij op de hulp van een tekort aan levensmiddelen, van den hongerdood dus. Gedurende de maand September bereikte de Nijl zijn hoogsten waterstand. Des nachts slaag den de meeste Europeanen erin met een stoom bootje te ontkomen. Zij werden vergezeld door vijftig soldaten en namen van Gordon uitvoe rige berichten mee over den geheelen toestand der belegerde vesting! De bevelhebber zelf bleef, slechts door één Engelschen officier geholpen. De veertigduizend inwoners waren lang niet allen te vertrouwen en meer op vluchten be dacht dan op het bieden van taaien tegenstand. Slechts met veel moeite gelukte het den „wit ten pasja" hen te bewegen versterkingen aan te brengen, oefeningen te houden, de kanonnen een goede plaats te geven, de wallen met blauw katoen te bekleeden, waardoor de belegeraars in den waan gebracht werden, dat deze van stalen platen waren voorzien, gepantserd wa ren! Hoeveel malen zal Gordon naar hulp hebben uitgezien! Die hulp daagde nochtans niet op. De stoom boot met de vliedende Europeanen was in han den van de Mahdistische troepen gevallen. Alle gegevens omtrent de sterkte van Khartoem, de kansen op behoud, de voorraden levensmiddelen enz., werden zoodoende den Mahdi bekend. Alle opvarenden werden ter dood gebracht. Uit Gordon's dagboek weten wij eenigermate, hoe het hem na September tot aan den val der stad gegaan is. Terwijl hij de regelen schreef, die men niet zonder .sterke ontroering kan lezen, werd de Engelsche legeering door haar eigen onderdanen half en half geprest iets voor haar bedreigden officier te doen. Groote leger scharen werden op de been gebracht, booten gebouwd om den Nijl te bevaren, een en ander met ergerlijke langzaamheid, terwijl Gordon's dagen reeds geteld schenen. Het dagboek uit geen enkele klacht over het bitter harde van dit lot. Ver van het vaderland, ver van vrienden en kennissen, alléén het hoofd te moeten bieden aan dweepzieke opstandelin gen, dit alles vereischt een waren heldenmoed, dien men maar zelden aantreft. De eenige klacht, die de „witte pasja" aan zijn dagboek toevertrouwde was deze, dat 'n nederlaag voor zijn land de verschrikkelijkste gevolgen na Zich zou sleepen. Die nederlaag kon haast niet meer uitblijven, vooral niet, daar de Mahdi met alle zwakke plekken in het harnas op de hoogte was gebracht door de gegevens, die hem in handen waren gevallen. Hij liet niet na zulks Gordon mede te deelen. Hij becijferde zelfs den dag, waarop de vesting genoodzaakt zou zijn te val len. Geen nood! „Al nam je 20.000 schepen van mij af, ik sta hier als ijzer!" luidde Gordon's antwoord! Dagelijks liet hij 40.000 kogels naar de belegeraars schieten! Kruit en lood genoeg, nog wel voor veertig dagen; de levensmiddelen zouden echter na 'n maand reeds op zijn. Rusteloos arbeidde de „witte pasja" voort. Wjn moed herleefde, toen majoor Kitchener, crkleed als Arabier, hem een brief deed toe komen, gewikkeld in krantenpapier, die den aantocht van een leger meldde, dat, intusschen nog 450 K.M. voor den boeg had! Het was „al" twee dagen op marsch! Wie ook op marsch gingen, dat waren de ratten, welke het zinkende schip verlieten, overloopers, deserteurs, die Gordon den rug toekeerden! De laatste bladzijde van het journaal werd den 14en December ge schreven en aan den bode meegegeven, die de veegè vesting langs sluippaden verliet. Op die bladzij staat: „Now, mark this, if the expedi tionary force and I ask for no more than 200 men does not come in ten days, the town may fall, and I have done my best for the honour of my country". („Let nu hierop: als het ontzettingsleger en ik heb slechts 200 man noodig niet binnen tien dagen opdaagt, zal de stad wel vallen en heb ik mijn best gedaan voor de eer van mijn land"). Hoe het dan toch nog mogelijk geweest is geen tien, maar veertig dagen stand te houden, zal wel nooit geheel opgelost worden. We weten dit, dat, toen al het eten was verteerd, de menschen zich voedden met ratten en muizen, huiden en leder. Zij schilden den bast van de palmboomen en bereidden daar nog eenig voedsel uit. De Egyptische officieren smeekten tot het strijken der vlag over te gaan, maar daar kwam de onbuigzame bevelhebber niet van in. Den 28en Januari bereikten de Nijlbooten na eindeloos getreuzel de omgeving van Khartoem. Aller oogen richtten zich naar het hooge paleis! De Engelsche vlag wapperde er niet meer. Die was juist twee dagen tevoren door de derwi schen neergehaald. Den 26en deden de Muzelmannen hun laatsten aanval. De uitgehongerde verdedigers boden slechts geringen tegenstand, hoewel Gordon 's avonds tevoren nog een vuurwerk voor hen had laten ontsteken om hen wat op te monteren. Op de bovenste treden van de trap, die naar het gouverneurs-paleis voerde, wachtte, Gordon zijn belagers af. Zij doorstaken hem met een lans. Zij scheidden het hoofd van den romp. Zij vierden hun dolle woede bot en lieten hun wraakzucht den vrijen teugel. Het afgehouwen hoofd bracht men voor den dollen Mahdi. Deze zeide, dat hij den generaal liever levend in handen had gekregen, hoewel hij daartoe in 't geheel geeh bevelen had ge geven; pure huichelarij dus. Daarna toonden zij hun gruwelijke trofee aan een geboeiden Oos- tenrijksch officier, Rudolf Slatin, die vroeger in Gordon's dienst was geweest, maar tijdens het oproer was gevangen genomen door de Mahdisten. Vermoord hadden zij hem niet, daar hij, naar hij beweerde, tot den godsdienst van den Waren Profeet was overgegaan, en dus een geloofsbroeder mocht heeten. „Is dat niet die, ongeloovige, Uw oom?" vroeg een der soldaten, het hoofd toonend, dat als 'n slapend hoofd in een witten doek lag. „En wat zou dat? Hij was in ieder geval een dapper soldaat die op zijn post is gesneuveld! Heil hem!" „Je durft dien ongeloovige nog te.prijzen? Dat zullen we je betaald zetten!" luidde het drei gende antwoord der soldaten. Een lijdensperiode van elf lange jaren ving voor Slatin aan. De Mahdi en zijn opvolgers sleepten hem mee naar alle windstreken en be dreigden hem meermalen met den dood. Pas in 1895 gelukte- het „Slatin pasja" te vluchten. Onder Kitchener, den wreker van Gordon, be kleedde Rij in Egypte een hoogen rang. In 1900 werd „Sir Rudolf" inspecteur-generaal van den Soedan. Pas bij het uitbreken van den wereld oorlog keerde hij naar Weenen terug. Daar is hij vorig jaar overleden (October 1932), na een veelbewogen leven, vol avonturen en gevaren. („Feuer und Schwert im Sudan" is van zijn hand) Maar keeren wij naar Khartoem terug, waar de moordzieke benden van den Mahdi een schrikbewind uitoefenden, dat zich niet be schrijven laat. Moord en doodslag, pijniging en plundering waren aan de orde van den dag. Het zou boekdeelen vullen schrijft Slatin wanneer men alle moorden wilde vermelden, die men aan weerloozen beging. Meesters wer den gedood door hun eigen dienaren! Het Engelsche ontzettingsleger deinsde af en de Mahdi bleef heer en meester van de stad! Lang plezier van zijn gruweldaden had hij niet. Hij overleed vijf maanden later, 28 Juni 1885, en werd opgevolgd door Abdoellahi, die dertien jaren lang de macht in handen hield. Kitchener wist veel later Khartoem te be zetten. Op de plaats, waar Gordon viel, werd een plechtige dienst gehouden; de Soendanee- zen bliezen er den lievelingsmarsch van den „witten pasja". De laatste woorden, die Gordon tot zijn zuster richtte in een brief, toen hij zijn dood nabij wist, luidden als volgt: „Ik gevoel mij, dank zij God, geheel gelukkig en ik heb getracht mijn plicht te doen!" Te Khartoem heeft men een fraai standbeeld voor hem opgericht. Dicht bij de ruïnen van het aloude Ninivé ligt een klein dorpje, Nabbi Eunice genaamd. Een rare naam? Laat ik dien dan vertalen voor je: „De profeet Jonas!" Dit gehuchtje bezit een schrijn, dat door de Mohammedanen in hooge vereering wordt ge houden, want het wordt gezegd, de relikwie van den Profeet Jonas te bevatten, die, zegt men, in datzelfde Ninivé begraven werd, waar hij eens boete en versterving predikte. Het is voor christenen niet erg gemakkelijk deze bedevaartplaats met een vroom bezoek te vereeren. De oude mullah, die het graf bewaakt, is zelfs voor een „bak-sjiesj" (fooi) niet te be wegen 'n sleutel te gaan halen. „De sleutel is zoek" heet het dan, maar zoodra er Moham medanen komen, is hij aanstonds gevonden! Volgelingen valt „Isa" (Jesus), ziet men op de heilige plaatsen der Muselmannen liever gaan dan komen! 'n Ander schrijn wordt bewaard te Elkosh, eveneens in de buurt van Ninivé. In Elkosh leefde vele eeuwen geleden een groote van het Oude Testament. Dat was de profeet Nahum „Trooster"). Deze Nahum wordt tot de „kleine profeten" gerekend. Hij heeft ons veel over Ninivé verhaald. Hij heeft er de huldiging van de afgoden gezien en de wreedheid der inwoners; hij bemerkte, dat heel deze groote stad God in den steek liet, en dat viel hem zwaar te dragen. Te Elkosh bevindt zich zijn graf en jaarlijks begeven zich duizenden Jodep naar dit schrijn om er hun gebeden te storten. Naast het schrijn groeit een boschje. En omdat het in de scha duw van een zóó heilige plaats ontsproot, wordt het zelf óók als heilig beschouwd. Tusschen de takken wemelt het van flarden. Hoe dit daar komen? Die zijn daar opgehangen door be droefde of gekwelde harten. Iedere flard is 'n gebroken hart! Er hangen er duizend in het struikgewas rond Nahum's schrijn. Sommige vromen brengen er wel tien, twintig keer een flard heen; ook offeren zij kaarsen. DEN 26en SEPTEMBER is het in de Schot- sche Hooglanden „the day of roaring", „brui- dag". De herten beginnen dan met elkaar te vechten, wie de leiding der kudde op zich ne men zal. Op twee mijl (3 K.M.) afstand kan men dit geluid vernemen; het brullen van 'n lc duw dringt door tot op 'n afstand van zes mijl] We maken samen een brievenweger en wel van zeer eenvoudige grondstoffen. Wat is b.v. eenvoudiger dan 'n bezemsteel? Je hebt 'n stuk van 30 c.m. noodig. Het wordt aan één kant verzwaard, door er een emmertje met lood aan te hangen, zóóveel lood, dat de steel zoo'n centimeter of tien boven het water uitsteekt, als we ons meet-toestel daarin dompelen. Het emmertje maken we van een deksel van een bus en bevestigen er een hengsel aan van ijzerdraad, waarmede we het onder aan den steel kunnen ophangen. Boven op den steel maken we, ook al weer van 'n deksel, een schaaltje. De verdeeling wordt „empirisch", proefonder vindelijk, aangebracht. Leg een gulden op het schaaltje. Verdeel den afstand tusschen het eerste en tweede punt van inzinking in tien gelijke stukjes. Zet deze verdeeling voort naar boven. Het heele gevalletje wordt geschilderd, ten einde het indringen van water tegen te gaan. Wat waard is gedaan te worden, is ook waard, dat het goed gedaan wordt, anders blijft het beter achterwege. Iets kan pas dan goed gedaan worden, als je er hart voor hebt, als je er wat mee op hebt. Half werk is verloren tijd eii ver loren moeite. De bekende Julius Caesar was niet alleen een groot soldaat, maar tevens geschiedschrij ver, wettenmaker. Eén van zijn boeken heet „commentaren" (aanteekeningen) over den oor log in Gallië Deze bladen droeg Ceasar altijd bij zich tijdens dezen veldtocht. Hij hechtte eraan. Zij waren een stukje van hemzelf ge worden. Op een goeien dag moest het leger over een breeden stroom. Er was géén andere manier dan zwemmende den overkant zien te bereiken. Het was een heele toer, doch niemand aarzelde Zeker Caesar niet. Hij nam de vellen der „com mentaren" in zijn mond en zóó sloeg hij zich door het water heen, vele andere zaken achter latende! Liefde voor zijn werk. Ergens in een Parijsch museum staat een prachtig standbeeld, niet in marmer of steen uit gehouwen, maarin klei, boetseer-klei Alle beelden worden eerst in klei uitgevoerd en dan pas in steen. Het is afkomstig van een kunstenaar die heel arm was en op een vlierinkje moest werken Dat valt des zomers niet mee, wanneer de Parijsche zon de pannen gloeiend maakt, maar des winters bij strenge vorst nog veel min der. De beeldhouwer had aan het klei-model het beste plekje van zijn „mansarde" ingeruimd. Hij deed al zij» best om er kunst van te maken en dat lukte hem wonder wel. Op een goeien nacht alle nachten en dagen heeten in verhaaltjes nu eenmaal goed werd de kunstenaar wakker. Een stekende pijn had hem doen ontwaken. Door het smalle dak venstertje zag hij de sterretjes bibberen van de koude. Zijn eerste gedachte was aan zijn beeld, zijn dierbare kunst. Het vocht in de boet- seerklei zou licht kunnen bevriezen. De qdele vormen van het model zouden verstarren en ten- slitte basten en in stukken vallen, 't Moeizame werk van dagen en nachten ware daardooi vernietigd. Haastig rukte de beeldhouwer de weinige dekens van zijn bed en plooide die om zijn schepping, zooals een moeder haar kindje zou inwikkelen tegen de koude. Den anderen dag zou hij wel ergens een kacheltje zien op te scharrelen.... Toen de vale morgen door het venster zeeg, kwam zijn kostjuffrouw al met zoo'n kacheltje aanzetten. Haar dochter torste enkele flinke houtblokken. Maar ze vonden den kunstenaar verstard van kou op zijn bed. DE OOGEN VAN 'N KAT, de pupillen van de oogen eigenlijk, verwijden zich in de duisternis om van ieder lichtstraaltje nog te kunnen pro- fiteeren. Bij hel licht vernauwen deze pupillen zich tot een smal streepje. De leeuw vertoont dit verschijnsel niet. Neen, niet over de zeeslang. Dat lieve dier heeft nog tijd tot het wat warmer wordt. Dan duikt er vast hier of daar wel weer 'n schip of 'n 'matroos op, die het raadselachtige, grie zelige monster, de zeeslang, ergens in de gaten gekregen heeft en de krantenmenschen komen zoodoende, in die hondsdagen, weer aan stof om hun kolommen vol te maken! Maar ik wil het nu eens hebben over zee slangen, die voor 1840 nog niet bestonden, ja, aan wier bestaan haast nog nooit iemand voor de toekomst had gedachtToen tus schen 1840 en 1850 'n Amerikaansche prof. S. F. B. Morse, van zoo'n slang kikte, dachten z'n vrienden heusch, dat hij rijp werd voor het krankzinnigengesticht! En toen had hij er een gemaakt, 'n Kabel onder water, 'n baby kabel weliswaar, maar Morse voegde eraan toe, dat er één zulke kabels tusschen Amerika en Engeland zouden komen te liggen en daar om tikten z'n vrienden met hun wijsvinger tegen d'r voorhoofd. Het zaakje bleef 'n jaar oi nen rusten, doch toen kreeg de prof. gelijk. De eerste kabel werd gelegd tusschen Dover en Calais, Engeland verbindend met het continent van Europa'n Kabel van koper draad, met gutta-percha omwoeld en om dat heele gevalletje heen 'n looden buisEr kon lekkertjes getelegrafeerd wordenMaar op 'n goeien dag het is gek hoeveel nare din gen er ooit op 'n goeien dag gebeuren! kwam er letterlijk 'n kink in den kabel. Dat zat 'm niet in dien kabel, maar in een Fran- schen visscherman, die op zoek was naar zee palingen. Nu weten jullie allemaal, dat die lieve dieren niet bepaald aan de oppervlakte hun smakelijke lichamen plegen te vertoonen. Goed. De visscher wist dat ook. Hij vischte heel diep, en warempel, daar kreeg-ie beet.l Goeie heip, wat 'n kanjer aan z'n haak! Geen paling, nee, maar 'n machtige zeegras-stam zeker! Even proeven.... bah, wat was dat ding taai. Wèg d'r mee, onder water Daar ging de eerste kabel 'n Hortje later kreeg hij wéér beet! Op halen Ha, hetzelfde dingMaar nu moest hij er toch haring of kuit van hebben! Hij sneed er 'n stuk af en nam het mee naar z'n dorp om z'n vrienden te laten zien, welke gekke voorwerpen er tegenwoordig toch wel in zeewater groeiden Intusschen zaten de telegrafisten te tikken aan hun toestellen en snapten maar niet, waarom er geen syllabe meer van over kwam! Doch daarom niet getreurd! Gauw 'n nieu wen kabel gemaaktZoo kregen Frankrijk en Engeland onder het Kanaal door met eikaar contact in het jaar 1851. Ondertusschen werd ook gewerkt aan de verbinding van de Oude met de Nieuwe We reld. Het was hier geen vraagstuk van 'n paar tientallen, maar van 'n paar duizend mijlen (1 mijl 1600 meter)! Duizenden guldens zouden er mee gemoeid zijn, die men, bij één wrong of kink in den kabel, als letterlijk in zee gesmeten kon beschouwen De eerste poging werd gewaagd in 1857. Ka belschepen met kabelklossen, toestellen om de diepte der zee te peilen, snelheidsmeters, alles kwam er aan te pas. Floep, daar ging het eerste stuk het grauwe water in'n Tijdje liep alles goed KrakDaar knapte de heele zaak af en men kon onverrichterzake huistoe gaan Het jaar daarop werd het wéér eens gepro beerd, nu met twéé schepen, die ieder de helft van de zeeslang aan boord voerden. Zij ont moetten elkaar op een bepaald punt in den Oceaan; daarna voer het eene vaartuig West-, het andere Oostwaarts. Wéér brak de slang Later nóg 'n keer Pas in 1864 had men 'n snoer klaar,, dat 'n beetje beter tegen 'n stootje kon. Iedere „mijl" ervan woog 'n paar duizend pond. 'n Prachtig schip, de „Great Eastern", had het dure gevalletje aan boord, 'n Kapitaal van belang, dat snap je zeker wel Reeds was de moeilijke taak voor de helft volbracht, toen tjoep, het onderste stuk weer afbrak en den matrozen het nakijken liet Dagen achtereen bleef de „Great Eastern" speuren op den bodem der zee, nochtans zon der resultaat. Eerst na 'n jaar slaagde men er in het verloren eind te grijpen.maar toen lag er reeds 'n nieuwe kabel, waarnaast deze gebroken kabel rustig werd neergevlijd Zoodoende waren Amerika en Engeland door 'n dubbel snoer met elkaar verbondenDe aanhouder wint Gevaar voor 'n kink blijft natuurlijk altijd bestaan! Bij stormachtig weer kan 'n kabel wegens zijn eigen zwaarte dóórbreken. Ver schuivingen op den zeebodem kunnen hem op kantige hellingen plaatsen, waardoor het stuk in het „dal" afknapt, Maar hoe dan ook, wij hooien nu bij het ontbijt, wat er 's avonds tevoren in Afrika, Canada of China is gebeurd en dat danken we toch maar grootendeéls aan die smakelooze zee-palingen! We hoeven er geen jaar meer op te wachten, zooals de men schen van 'n paar eeuwen terug! De draadloo- ze telegraphie heeft, intusschen, het aandeel van de onderzeesche kabels in de snelle be richtgeving voor een zeer belangrijk deel over genomen. Duitschland heeft na den Wereld-Oorlog (1918) al z'n onderzeekabels verloren. L 'n Teekenv j.dstrijd! Zoo Komen er zes! Dit is nummer één! Vol gende week no. twee enz.! Er worden twee prijzen verloot. Wie er liever 'n gedicht op maakt, ga z'n gang!

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 9