HAVENSCHAP OF HAVENGEWEST. PEPY'S KARAKTER. WOENSDAG 1 MAART 1933 EEN LANGVERWACHT DEBAT OVER EEN ACTUEELE KWESTIE. Tusschen twee insiders pro en contra ROTTERDAMSCHE RECHTBANK. VELDSLAG OP HET MUNTPLEIN. iri JiL DE VEROORDEELING VAN Mr. GREGORY. EEN OPZIENBARENDE POGING TOT HANDEL IN TITELS. (Van onzen correspondent). »,Een algemeen geacht stadgenoot' in de zeventiende eeuw. EEN EIGENAARDIGE „BIECHT". (Van onzen correspondent). LONDEN, 24 Februari 1933. NOODLOTTIGE MOTORONTPLOFFING. rs= Voor het departement Rotterdam van de Maatschappij voor N'Jverheid en Handel heb ben gisteren mr. W. F. Lichtenauer, adjunct secretaris van de Kamer van Koophandel alhier en mr. J. In 't Veld, administrateur bij gemeen tewerken, gesproken over: Havenschap of ha vengewest. Mr. Lichtenauer verdedigt het havenschap. Mr. Lichtenauer, het eerst aan het woord komende, begon met te zeggen, dat het nauwe lijks meer een omstreden punt is dat hervor ming van het havenbestuur van Rotterdam en omstreken noodig is. In 1928 bij de schriftelijke voorbereiding van de groote annexatie hebben B. en W. reeds het denkbeeld van het haven schap, als instantie boven de gemeenten en particulieren die het beheer over de havèn zouden behouden, geopperd en in deze rich ting beweegt zich ook de oplossing in 1931 voorgedragen door de commissie tot onderzoek van de havenbelangen van Rotterdam en om geving, twee jaar tevoren ingesteld door de ministers van waterstaat, binnenlandsche zaken en landbouw en arbeid, handel en nijverheid. Deze commissie ,de commisse-Fortuyn, spreekt echter van havengewest. Haar oplossing gaat veei minder ver dan de eigenlijke havenge dachte, zooals die door de commissie-Plate in haar rapport voor de Maatschappij voor Nijver heid en Handel wordt voorgestaan. Het havenschap zal, evenals een havenge west, zijn 'n centraal publiekrechtelijk lichaam, doch met verder gaande bevoegdheden, te we ten de zelfstandige leiding van het gezamen lijke havencomple'x in'Rotterdam en omgeving, een lichaam, dat de haven in deze streek zal exploiteeren en ontwikkelen. Het havenschap zal dus niet dienen, om wat men uitwassen -acht van het bestaande stelsel, hoofdzakelijk gemeentelijk beheer, te bestrijden en af te snijden, doch het zal zelf treden in de plaats van de beheerders, wier bewind bezwaren heeft medegebracht. De commissie-Fortuyn heeft de bekoring van dit denkbeeld gevoeld, doch daar- aan weerstand geboden. Zij acht haar beperkter oplossing voor het tegenwoordige voldoende en wenscht haar daarom niet te zien als een compromis. Haars inziens is de zaak met de instelling van het havengewest voorloopig afdoende behandeld. Uit 'het later uitgebrachte rapport van de commissie Plate blijkt dit inzicht niet univer seel te zijn. Mr. Lichtenauer ziet dan ook de oplossing Plate Stuart als in de groote lijn de beste. Zij wordt aan het Nederlandsche volk als op een presenteerblaadje aangeboden en als zij als juist moet worden erkend, dan is het daarna aan de eoryphaeën van onze staatkundige en administratieve wetenschappen, haar in te voe gen in het geheel van ons staatsbestel. Spr. behandelt dan de vraag: Verdient het havengebied van Rotterdam en omgeving bij zondere zorgen uit bestuursoogpunt. Hij be- jpjjymordt haar bevestigend, met een verwij zing paar de concurreerende havens. Een tweede vraag is: Mogen wij bij het aan wenden van deze zorg de lijn van het histo risch gewordene op bestuursgebied in onver anderde richting blijven doortrekken? Spr. vergelijkt hier verschillende andere groote havens in Europa, hij gaat de geschie denis na en constateert, dat de opkomst van het nieuwe op het terrein ligt in de jaren na 1870, drie jaren na den krach van Pincoifs, toen de gemeente Rotterdam het historisch gewor dene aanvaardde door een beroeiden boedel over te nemen. Tot den wereldoorlog werd de haven omhoog gestuwd door een vloedgolf van toe nemend verkeer, doch het verkeer veranderde ten volle van karakter. De stad werd steeds min der een onderdeel van den handelsweg en waar maar voldoende water was kon met geringe accomodatie een haven worden aangelegd. Er ontstond een heroïsche strijd tusschen Rotterdam en de zich in het mondingsgebied van Rijn en Maas ontwikkelende havens. In hoofdzaak was die strijd vergeefsch; de emancipatie van het deltagebied buiten Rot terdam was niet tegen te houden. Te meer niet, omdat intusschen het karakter van Rotterdam was veranderd: de klein opgezette, benepen gemeente is een geweldig lichaam met een jaarlijksche begrooting van meer dan honderd millioen gulden geworden, met een veelom vattende taak en nog meer omvattende aspira ties op velerlei ander gebied dan dat van ha venbeheer Vele dier aspiraties kostten grof geld en de gemeentelijke bedrijven en eigen dommen werden de kurk, waarop de geldmid delen drijven. De soepelheid, wélke noodig is voor het drijven van een wereldonderneming tusschen scherpe concurrenten kwam daardoor echter te ontbreken De groote annexatie van 1928 was een poging om de concurrenten beneden Rotterdam te overmannen. Hooger bestuur deed deze gemeentelijke me galomanie een hersenschim blijven en wees den weg in de richting van een publiekrechte lijk bestuurslichaam voor de geheele streek. De havenraad, dien de commissie-Fortuyn over haar havengewest wil stellen, zal een lichaam zijn met overwegend Rotterdamschen invloed. Dit lichaam zal de negatieve taak hebben, om het bestaande zooveel mogelijk van nieuwen hin der te vrijwaren. Dat bestaande is in de eerste plaats Rotterdam. De havenraad kan van allerlei adviseeren en ontraden, doch kan niets scheppen. Spr. be grijpt dat Rotterdam en zelfs de kleinere ha venplaatsen zich achter dit plan kunnen stellen, doch hij vraagt zich af of het belang van het havengebied er het best mee is gediend. Hij wijst er dan op, dat de doorvoer, waarover Nederland weinig heeft te zeggen, en die vrij in zijn bewegingen is, niet binnen Rotterdam te dwingen is. Het kan verder uitwijken, zoo als het ten deele al doet. Voor de moderne techniek is de delta, dit ge heele stukje watergebied één geheel en als het verleer zich daarbinnen niet binnen nog engere grenzen laat beperken, dan is dat niet een uitwas, maar de natuurlijke gang van zaken. Neen, niet de oude negatieve Rotterdamsche politiek tegenover het havengebied buiten Rot terdam mag worden voortgezet. Neen, niet een lichaam in het leven roepen, dat kan adviseeren en verbieden, maar dat het scheppen moet overlaten aan de in zekeren zin chaotische krachten, met ten deele negatieve bedoelingen, die onder dat controleercnde lichaam zullen blijven doorwerken, ieder in haar eigen rich ting. Daarom ook niet de oplossing van de commissie-Fortuyn. In welke richting moeten wij dan de oplos sing zoeken? Spr. meent in de richting door de commissie-Plate aangegeven. Zij overweegt, dat het complex der havens alleen tot den grootst mogelijken bloei gebracht kan worden, wanneer de exploitatie niet meer beschouwd; wórdt uit het oogpunt der verschillende deel hebbende gemeentelijke belangen, maar als een geheel. Daarom stelt zij voor de gemeente lijke haven in de geheele streek tegen een be hoorlijke schadeloosstelling over te dragen aan een publiekrechtelijk besturend en bchcerend lichaam, het havenschap, dat de gebreken mist, welke spr. in het havengewest van de commis sie-Fortuyn heeft aangewezen. Mr. J. in 't Veld voor de instelling van een haven- gewest. Mr. J. in 't Veld is het met den heer Lichte nauer in verschillende opzichteneens. Hij stemt toe, dat aan den bestaanden toestand gebreken kleven, gebreken, die zich in de toe komst ongetwijfeld nog sterker zullen doen gevoelen. Hij deelt vaor'.j de meening, dat slechts de instelling van een boven-gemeente- lijk orgaan een oplossing kan brengen, dat vrijwillige intercommunale samenwerking te kort moet schieten en dat ook annexatie niet het juiste middel is om alle moeilijkhedën te ondervangen. Anderzijds wil hij waarschuwen tegen de opvatting, als zou men met streelc- oplossing annexatie kunnen tegenhouden. Dit zou slechts het geval zijn, wanneer men daar mede de uitbreiding van de stedelijke kernen zou kunnen remmen De wegen loopen echter uiteen, wanneer het op de uitwerking aankomt. Uiteraard brengt het havenschap de eenheid nog sterker tot uitdrukking dan het havenge west, met name wat de exploitatie betreft. Niet temin moet men de beteekenis van het haven gewest toch ook niet onderschatten. Ook dit kan op den duur een rationeele taakverdeeling tot stand brengen, wanneer het slechts ha venuitbreiding toestaat, die in het kader van het geheel verantwoord is. Zooveel is er thans nog niet bedorven en wat reeds bedorven is, kan ook een havenschap niet ongedaan ma ken. De opvatting, dat een havenschap, los van de gemeenten, vrijer zou zijn in het aanwijzen van vestigingsplaatsen voor handelsondernemingen en industrieën, is zeer aanvechtbaar. Voor ver bindingen, levering van gas, water en electri- citeit, enz. is men toch op de gemeenten aan gewezen. Spr. ontkent daarom, dat het haven- complex feitelijk thans reeds een eenheid vormt. In het gebied zijn duidelijk twee hoofd kernen en enkele bij-kernen, te onderschei den. Ook in de exploitatie kan het havengewest meer lijn brengen door bevordering van meer eenheid in tarieven en van geregeld overleg. In Hamburg heeft men het eveneens in deze richting gezocht, zoodat het beroep van de ver dedigers van het havenschap op Hamburg niet gemotiveerd is. Veel blijft er van het voordeel dus niet over, tenzij men als groot bijkomstig voordeel mocht zien het onttrekken van het havenbedrijf aan den invloed van „verpolitiekte" gemeentebestu ren. En de indruk rijst, alsof het daarom eigen lijk begonnen zou zijn. Op deze wijze haalt men echter twee ver schillende problemen' door elkaar en grijpt men een incidenteele oplossing aan voor algemeene bezwaren. Een havenschap voor het gebied der Bene den-Maas is een typisch voorbeeld van de En- gelsche methode om voor elk voorliggend ge val op zichzelf een oplossing, te zoeken, zon der zich van de gevolgen voor het staatsrechte lijk systeem veel rekenschap te geven. Op den duur leidt dit tot een chaos, waarin dan ach teraf weer orde moet worden geschapen. Spr. geeft zich van die gevolgen liever voor af rekenschap. Met eenige voorzichtigheid moet worden te werk gaan om den evenwich- tigen bouw van onze staatsinrichting niet te verstoren. De.grootste moeilijkheid is om hori zontale en verticale decentralisatie tot een lo gisch systeem te verwerken Te veel wordt in de publicatie over deze on derwerpen over het hoofd gezien, dat er tus schen de overrheidsdiensten ook een horizontaal contact bestaat, in dien zin, dat de bemoeiin gen van de gemeente sterk in elkaar grijpen. Voorts zal het havenschap zijn beleid heb ben te richten naar de verzorging van het be lang der streek als geheel. Voert men dit in zijn uiterste consequentie door, dan roept men echter weer het gevaar op, dat de belangen van bepaalde gemeenten onherstelbaar worden geschaad. In het algemeen zullen de gemeen ten niet meer de mogelijkheid hebben een eigen, doelbewuste welvaartspolitiek te voeren Daarbij komen dan nog de moeilijkheden, verbonden aan den overgang van havens en havenwerken aan het havenschap. Op deze gronden concludeert spr., dat het havengewest een veel meer evenwichtig ka rakter draagt dan het havenschap, een juister evenwicht brengt zoowel tusschen horizontale en verticale decentralisatie als tusschen de be langen van het geheel en de deelén. Ook het verband tusschen het havenbelang en de daar mede verband houdende belangen (verbindin gen, volkshuisvesting e.d.) is beter in het oog gehouden. Een bijkomstig voordeel is, dat de draagwijdte van de instelling beter is te over zien; het is een eerste voorzichtige schrede, die zoo noodig gemakkelijk door een tweede kan worden gevolgd, maar ook de mogelijkheid van terugkeer open laat. Het havenschap daaren tegen geeft veel meer kans op ongelukken, die minder gemakkelijk te herstellen zijn. Spr. wijst er ten slofte op, dat naast instelling van een havengewest de aandacht gevestigd moet blijven op versterking van het deskundig element in het gemeentelijk beheer, op een meer doelbewuste nationale havenpolitiek, die elke haven ziet in 1 et kader van het geheel, en op een nog verder strekkende internationale regeling. de oplossing te zoeken in het schema van een algemeene staatsrechtelijke reconstructie. Wat de haventarieven betreft, het zal de bevoegd heid van het havengewest moeten zijn eenheid te bereiken. Hoe? Niet door de gemeentelijke bevoegdheid geheel uit te schakelen. Het geval Pernis staat niet als uitzondering, welke niet meer zal voortkomen, met Rhoon en Baren- drecht zou het bij havens aan de oude Maas den zelfden kant uit gaan. n.l. dat ze niet meer zelfstandig zouden kunnen bestaan. Wanneer de oplossing van het havengewest ontoereikend zou blijken, zou spr. meegaan met uitbreiding van bevoegdheden. Maar voorloopig zou spr. willen volstaan met het havengewest. Dat is voorzichtiger. Het havengewest, zal moeten beschouwd wor den als een doelcorporatie. Van. een „sub-pro vincie" kan men dan ook niet spreken. De hoofdbedoeling van het havengewest zal inderdaad zijn, verxeerde ontwikkeling tegen te gaan. Maar wanneer noodige ontwikkeling uitblijft, heeft spr. geen bezwaar tegen stimu- leerende werking van het havengewest. Zeker is het noodig het eerst binnenkamers eens te worden, maar daar valt ook Amsterdam onder. De voorzitter vatte hierna als conclusie van de twee inleidingen samen, dat de algemeene opinie is, dat de bestaande toestand niet ge handhaafd kan blijven en dat er dus iets zal moeten geschieden. Ds avond werd o.m. bijgewoond door de leden van Ged. Staten Heukels en van Boejen door burgemester Stulemeijer van Schiedam, door mr. dr. van Lier, secr. van de K. v. K. van Rotterdam, door den heer v. d. Linden v. de Heuvel, voorzitter van de K. v. K. van de Beneden-Maas, door ir. A. Plate, voorzitter der commissie-Plate, prof. Huart, door ir. Koomans, directeur van het havenbedrijf van Rotterdam ir. van Dunné, adj. dir. van Gemeentewerken van Rotterdam en verschillende leden van de Kamer van Koophandel. (Zitting van 28 Februari)- Gedachtenwisseling. Van de gelegenheid tot het stellen van vragen werd gebruik gemaakt door Prof. Huart, door ir. Plate en door mr. Salomonson. Ir. Plate zeide 't verschil tusschen havengewest en -schap niet zoo groot te zien als de vaststelling dei- tarieven ook tot de bevoegdheid van het ha vengewest zal behooren. Hierna was weer het woord aan de beide in leiders. Mr. Lichtenauer kan voor een groot gedeelte meegaan met het standpunt-Plate. Het groot ste verschil ziet spr. ook meer in de uitgangs punten, want in de practische beschouwing bleek men zeer nauw elkaar te naderen. Spr. moet betwisten, dat er nog geen ééne haven tusschen Dordrecht en de zee zou bestaan. Richtlijnen alleen acht spr. niet voldoende. Het wetsontwerp-Huart geeft een concreten vorm voor samenwerking en harmonische ontwikke ling. Poortershaven en Vondelingenplaat, plei ten juist voor hervorming. De halfslachtige op lossing in Hamburg houdt verband met het statenprobleem aldaar. Met de havengelden moet men zich niet op het standpunt plaatsen van: is het rendement te hoog in verband met het ingestoken kapitaal, maar kunnen wij het er voor berekenen zonder de haven commer cieel in zwakkere positie te brengen? Het Am sterdam-Rijnkanaal zal de positie van Am sterdam veranderen, maar wie dan leeft, wie dan zorg zorgt. Het havengewest van mr. In 't Veld wordt een soort van sub-provincie. Het havenschap wordt niet gevraagd ten bate van Rotterdam, maar ten bate van de harmonische ontwikkeling van het geheel. Het verdrukken vac niet-Rotterdamsche belangen ziet spr. meer in het havengewest. Niemand zal zich a priori stellen tegen overeenstemming tusschen de drie groote Noordzeehavens. Doch wil men daartoe komen, dan zal men toch eerst binnenshuis tot ordening van zaken moeten ""raken. Mr. In 't Veld dat het zijn bedoeling is Ruzie te Gouda. De 35-jarige grondwerker J. A. uit Gouda hëeft terechtgestaan terzake van poging tot doodslag subs zware mishandeling. Op 22 Nov, v/as er op den Langen Tiendweg te Gouda een vechtpartij geweest tusschen verdachte en ze keren A. Jager, waarbij laatstgenoemde met een mes aan armen borst en rug werd gewond en hem zwaar lichamelijk letsel was toegebracht, doordat de armzenuw was doorgesneden. Bij het verhoor van verdachte, die toegeeft Jager met een mes te hebben gestoken, doch die beweert uit noodweer te hebben gehandeld, bleek, dat hij reeds elf maal is veroordeeld we gens openbare dronkenschap en wederspannig- heid. Volgens verdachte kan dit niet juist zijn. Hij is nü 8 jaar getrouwd, en in dien tijd heeft hij zich behoorlijk gedragen. Het vonnis van de Alkmaarsche rechtbank ook wegens mishandeling van Jager, is anders nog geen vier jaren geleden, merkte de presi dent op. Je werkte toen zeker bij de Zuiderzee werken. Verdachte zegt niets van een vonnis te weten. Je bent tot 25 boete subs 10 dagen hech tenis veroordeeld. Misschien moet het vonnis nog geëxecuteerd worden. Dan toont de president het op verdachte ge vonden mes, een zwaar knipmes, van een model, dat men hier niet veel ziet. Zulke messen ziet men meer aan de recht bank te Winschoten, merkt de president op tot verdachte, die. uit Muntendam afkomstig is, en zich voor die rechtbank ook al eenige malen te verantwoorden heeft gehad. Uit het getuigenverhoor kwam niet vast te staan wat de reden van den twist is geweest. Wel bleek, dat Jager het .voorgevallene heeft uitgelokt,-door-herhaaldelijk met gebalde vuis ten voor verdachte te gaan staan Verdachte» heeft alle moeite gedaan om Jager te ontwijken, maar toen hij met een mes voor hem kwam te staan, had hij ook zijn mes getrokken. Na het gebeurde had verdachte zich naar het politie bureau begeven, waar hij van het voorgevallene melding had gemaakt. Het O.M. waargenomen door mr. J. F. Hoef- felman wilde in aanmerking nemen, dat het slachtoffer niet veel beter was dan de ver dachte en dat Jager de aanleiding tot de ruzie is geweest. Toch had verdachte niet mogen steken en uit de omstandigheid dat verdachte met zulk een zwaar mes herhaaldelijk naar Jager gestoken had, meende het O.M. te mogen afleiden, dat hij het opzet heeft gehad hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Het O.M. eischte 5 maanden gevangenisstrat De verdediger mr. J. Heintz meende, dat het hier een geval betreft, dat zeer dicht bij nood weer ligt. Pleiter concludeerde tot vrijspraak en vroeg subsidiair oplegging van een clemente straf. Uitspraak 14 Maart. Gevaarlijk meerijden. Op 25 Augustus riep de bikker J. C. Staneke óp den Mathenesserdijk een auto aan, om daar mee naar Schiedam medé te rijden. Hij was ach terop die vrachtauto geklommen en toen deze auto vaart minderde -om den Gustoweg in te draaien, was Staneke van de auto geklommen. Terwijl hij daarmee bezig was, werd de vracht auto van achteren aangereden door een per sonen-auto, die bestuurd werd door den 21-jari- gen machinebankwerker A. F. C. B. Het rechter- onderbeen van Staneke raakte bij de botsing tusschen beide voertuigen bekneld, waardoor het brak. Gedurende zeven weken moest Staneke in het ziekenhuis verpleegd worden en geduren de 12 weken had hij geen werk kunnen verrich ten. B. moest terechtstaan wegens het veroorzaken van lichamelijk letsel door schuld. Het bleek, dat de bestuurder van de vrachtauto op voldoende wijze had aangegeven, dat hij links wilde af slaan, zoodat verdachte door onoplettendheid de aanrijding heeft veroorzaakt. Het O.M. eischte 1 maand hechtenis. Dieistal van de lading. In begin October heeft de schipper G. J. B. uit Leiden in de Rijnhaven hout uit een zee schip geladen, dat naar Leiden moest worden vervoerd. De boot van B. werd door de sleep boot van L. P. V. uit Moordrecht getrokken en V. had nu van den schipper 14 kraalschroten gekregen, die hij van de lading had weggeno men. Als verdacht van diefstal heeft B. terecht ge staan, terwijl V. wegens heling zich te verant woorden had. De schipper gaf volmondig toe, dat hij de latjes had weggegeven, toen V. er om gevraagd had. Hij had aanvankelijk het verkeerde ervan niet ingezien, maar nu moest hij toegeven, dat het eigenlijk niet mag. In deze zaak werden nog gehoord de machinist en de stuurman van de sleepboot, die ver klaarden, dat V. de latjes van den schipper had aangepakt. Dat de schipper daarbij gezegd zou hebben, dat V. ze wat weg moest houden, kwam niet vast te staan. Het OM., waargenomen door mr. J. F. Hoef- felman, eischte tegen V. 1 maand gevangenis straf en tegen B. dezelfde straf. De verdediger van V., mr. C. Jonker uit Gou da, wees er op, dat het vroeger de gewoonte was, dat aan den sleepbootkapitein een fooitje werd gegeven. Als B. aan V. ƒ2.zou hebben ge geven uit geld, dat hij van zijn patroon onder zich had. dan zou V. nooit wegens heling ver volgd hebben kunnen worden. Nu hij hetzelfde bedrag aan hout heeft ontvangen, meent men hem wel te kunnen vervolgen. Pleiter wees er vervolgens op, dat de gewoonte bestaat, om wanneer aardappelen vervoerd worden, ook den sluiswachter wel aardappelen te geven. Hij dringt aan op oplegging van een geldboete of een voorwaardelijke straf, in welk geval ver dachte nog gehandhaafd kan blijven. Uitspraken 14 Maart. Valschheid in geschrifte en verduistering. Van October tot eind December was de 42-jarige incasseerder F. P. in dienst geweest van de spaar- en voorschotbank Rotterdam sche goederenhandel en zijn werkzaamheid bleek niet ten voordeele geweest te zijn van den exploitant van die onderneming. In totaal zou hij zich een bedrag van ongeveer 600 wederrechtelijk hebben toegeëigend. Verdach- te's werkzaamheid was het winnen van men schen, die van deze bank een voorschot noo dig hadden. Met deze lieden werd dan een contract aangegaan, waarna hun het ter leen gevraagde bedrag werd uitbetaald in zegels, waarmee zij in verscheidene winkels hun in koopen konden doen. Verdachte had nu ver scheidene zulke overeenkomsten ingeleverd die een valsche onderteekening droegen, die door hem zelf daarop was aangebracht. Hij ontving dan een aantal zegels gelijk aan het ter leen te verstrekken bedrag ën deze zegels gebruikte hij door voor zich zelf in magazijnen allerlei voorwerpen te koopen. Ook met het spaarsysteem van deze inrichting wist ver dachte te 'knoeien. Er waren menschen, die wilden sparen, alvorens tot den aankoop van artikelen over te gaan. Voor het gespaarde be drag werden dan zegels afgegeven. Verdachte verzuimde dan echter hot aldus ontvangen geld aan den exploitant af te dragen. Hij legde een volledige bekentenis af, doch nadat de getuigen waren gehoord werd de zaak voor requisitoir en verdediging aangehouden tot 7 Maart, omdat de verdediger in deze zaak mr. A. Ruijs niet verschenen was. Dierenmishandeling. In den morgen van den 7en December was de 19-jarige vrachtrijder P. J. C. S. van een stal uit het Jaffa vertrokken met een met een paard bespannen wagen. Door de gladheid van de straat kwam het paard op de Vlietlaan te vallen. Het bleek toen, dat het dier een groote wond had onder het schoftzadel, ter grootte van 48 c.M2., waarop wagensmeer was ge smeerd en die door een wollen deken was be dekt. Ondanks deze verwonding had verdachte het paard laten werken en door den kanton rechter was hij ter zake van dierenmishande ling veroordeeld tot 8 boete subs. 2 dagen hechtenis. Van dit vonnis was hij nu in appel gekomen. Hij beweerde niet geweten te heb ben, dat het dier gewond was, toen. hij. er mee uit den stal vertrok. Na den val aan dé Vliet laan, toen verdachte de wond geZien had, was hij er echter nog mee naar .de Hooimarkt ge reden, zoodat het O.M. waargenomen door mr, J. S. Loke geen aanleiding zag vèrandering in Je straf te brengen. Onttrekken van goederen aan een beslag. Vervolgens heeft nog terecht gestaan de 52- -jarige J. F. Th. A. die in verzet gekomen was van' een in 1927 bij verstek gewezen vonnis, waarbij zij wegens het onttrekkën van goe deren aan een beslag, was veroordeeld tot 2 maanden gevangenisstraf. Aan een ten uitvoer legging van die straf heeft men blijkbaar nooit gedacht en de zaak kwam eerst uit, toen de verdachte zich om ondersteuning bij den ge meentelijken dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon wendde, die een onderzoek naar haar instelde. In het najaar van 1926 was-in haar cafe aan de Veemarkt beslaggelegd op den inventaris wegens belastingschuld. Desniettegenstaande had zij alles voor 600 verkocht. Zij had ver zuimd met het ontvangen géld 'ïaar belasting schuld af te doen, zoodat toen executie zou plaats hebben de deurwaarder tegenover den nieuwen eigenaar stond, aan wiens goeden trouw niet te twijfelen was. Nadat eenige getuigen zijn gehoord, heeft het O.M. in aanmerking nemende, dat het feit reeds zoo lang geleden gebeurd ir en verdach te zich gedurende ai dien tijd goed gedragen heeft, Verandering van de straf gevraagd in 30 boete subs. 15 dagen hechtenis. De verdediger, mr. Hoagenbergh pleitte op juridische gronden vrijspraak. Uitspraken 14 Maart. Uitspraken. De rechtbank heeft veroordeeld: M. M. 41 jaar landbouwer te Sommelsdijk, wegens oplichting, verdachte had den secre tarie-ambtenaar J. Knape te Sommelsdijk be wogen tot de afgifte van 13,50 door hem me de te deelen.i dat hij 6 koeien te verzorgen had en dus volgens art. 22 van de Crisiszuivelwet recht had op de uitkeering voor dit aantal, ter wijl hij slechts 5 koeien had, tot 100 boete subs. 14 dagen hechtenis. J. M. L. 21 jaar timmerman, wegens het aan zijn schuld te wijten hebben, dat P. D. Verwer- da op de Linker Rottekade door de door hem bestuurde auto werd aan- en omvergereden, téngevolge waarvan Verwerda een lichte her- sénschudding en een hoofdwond bekomen had, tot 1 maand hechtenis en ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor den tijd van 1 jaar, met toewijzing van de civiele vordering ten bedrage van .15. A. J. de K. 40 jaar heier, gedetineerd in de strafgevangenis en P. J. 29 jaar schilder, wegens diefstal te zamen en in vereenigjng van eenige sieraden uit de woning van de fa milie Kruthoffer aan den Oostzeedijk, waar toe zij zich tijdens afwezigheid der familie toegang hadden verschaft tot ieder 1 jaar en 6 maanden gevangenisstraf. J. A. F. 48 jaar krantenbezorger, gedetineerd wegens het plegen van ontucht met iemand beneden 16 jaar, tot 9 maanden gevangenisstraf. Donker Amsterdam in actie. Men meldt ons uit Amsterdam: In den afgeloopen nacht na het sluiten der café's, omstreeks kwart over ëenen, is het op het Muntplein tot een vechtpartij gekomen tus schen een groot aantal leden, mannen en vrou wen, van donker Amsterdam. Wat de aanlei ding betreft, met zekerheid staat nog niets vast, vermoedelijk echter heeft een der vrouwen een aanklacht tegen een der mannen ingediend. Binnen korten tijd was een zeventigtal heeren en dames met elkander slaags, zoodat het geen verwondering behoeft te wekken, dat de eene agent, die daar op post was niet voldoende was om de gemoederen tot kalmte te brengen. Spoedig was versterking aanwezig van het burea.u Singel, die onder leiding van een bri gadier met behulp van sabel en gummistok al spoedig een einde maakte aan de al te rumoe rige argumentatie der in conflict zijnde partijen. Er werden rake klappen uitgedeeld, en al heel gauw stoven de vechtenden naar alle kan ten heen. Trouwens ook onderling was men niet zachtzinnig opgetreden. Toen de politie nl. arriveerde, had een der heeren reeds een zoo danige afstraffing van een tegenstander gekre gen, dat hij bewusteloos ter aarde was gezegen. De man werd door den G. G. en G. D. naar het ziekenhuis vervoerd, waar echter bleek, dat zijn toestand opname niet noodzakelijk maakte, zoodat hij na te zijn bijgekomen weer huis waarts kon trekken. On het Muntplein was in middels de rust weergekeerd. H Zonder RECLAME ge"n omzet, jt geen winst; de OKUSOKKT is de 1 en fj kracht van 't huidige zakenleven Londen, Februari 1933. Gisteren heeft de politierechter van Bow- street, mr. Maundy Gregory veroordeeld tot een boete van £50 en twee maanden gevange nisstraf wegens onwettige pogingen 10.000 te krijgen van luitenant-kapitein Leake, als mid del om dezen een waardigheid of onderschei ding te bezorgen. De vervolging is de eerste geweest, welke in gesteld is onder de vigeur van de wet van 1925 op het voorkomen van misbruiken bij het ver- ieenen van onderscheidingen. De beklaagde had aanvankelijk verklaard niet schuldig te zijn, maar gisteren, bij de hervatting der zaak deelde Norman Birkett, de beroemde advocaat, mede, dat zijn cliënt op advies van zijn rechtsgeleerden raadsman be sloten had deze verklaring in te trekken, en schuld te bekennen. Het bekennen van schuld heeft in vele ge vallen niet alleen invloed op de strafmaat, maar maakt alle verhooren, die noodzakelijk zijrf om de schuld of onschuld vast te stellen, overbodig. Waarschijnlijk heeft om beide re denen mr. Birkett zijn cliënt in overweging gegeven zich schuldig te verklaren. Sir" Thomas Inskip trad als openbaar aankla ger op. De op de eerste zitting (17 Febr.) door hem gegeven bijzonderheden omtrent de me thode, volgens welke beklaagde te werk ge gaan was, waren in sommige opzichten belang wekkend. Luitenant kapitein Leake zeide hij, is een gepensionneerd zeeofficier, en gedecoreerd met de Distinguished Service Order. Hij kende den beklaagde niet, evenmin als een zekeren Mof- fatt, die hem in -December om een onderhoud vroeg. Een paar malen werd over-en-weer ge schreven en getelefoneerd, en daar Moffatt bleef 'dringen, werd hem ten slotte het onderhoud toegestaan. In den loop van het gesprek toonde Moffat den officier een krant, de „Whitehall Ga- zette" genaamd. Later op den dag begaf hij zich met luit.-kapt. Leake naar het huis van Gregory, die als zijn meening te kennen gaf rorietëy of een knighthood) moest hebben. Er moésten evenwel zekere „deuren geopend wor den" en hiervoor zouden ongeveer 10.000 noodig zijn. De onderscheidingenlijst, zeide Gregory, was zeer vol, maar misschien zou in Februari een aanvullende lijst uitkomen. Zoo niet, dan zou Leake's naam geplaatst worden op' de gewone Junilijst ter gelegenheid van 's konings verjaardag. Twee dagen daarna, op 25 Januari, had een tweede onderhoud plaats in het Carlton-hotel en onmiddellijk daarvan begaf de officier zich naar een vriend, dié een officieele positie be kleedt, deelde dezen een en ander mede, en ver zocht hem de aandacht der autoriteiten er op te vestigen. In den loop van bovenbedoeld gesprek gaf Gregory den officier een aantal referenties. Ook wilde hij ëen afspraak maken voor een lunch op 27 Januari, waaraan „zijn vriend, lord South borough", tegenwoordig zou zijn. Ook zeide hij, dat de zaak voor 10.000 geschikt kon worden, en dat zij stellig in orde zou komen, indien een bedrag van 2.000 gedeponeerd werd. Op 26 Januari ontving luit. kapt. Leake een brief van den beklaagde, waarin deze schreef, dat hij hoopte hem met lord Southborough in het Carlton Hotel te zullen ontmoeten. Luit. kapt. Leake begaf zich- niet naar deze lunch. Deze werd als eerste getuige gehoord, en vulde de mededeelingen van den advocaat- generaal aan. Bij zijn eerste ontmoeting met Gregory zeide deze zeer ernaar verlangd te hebben hem te ontmoeten, daar eenige van de hoogste autoriteiten in het land wenschten, dat hij een onderscheiding zou aannemen. Getuige gaf hierover zijn verbazing te kennen, daar voor zulk een wensch in het geheel geen aanleiding bestond, tenzij als „nasleep van den oorlog". Deze laatste veronderstelling werd door Gre gory beaamd. ,Uw naam", zeide hij, „is in dit verband her haaldelijk genoemd en staat thans zeer hoog op de lijst". Bij de tweede ontmoeting zeide luit. kapt. Leake, dat hij de zaak overwegen moest, en na een bfezoek aan Schotland sloeg hij haar defi nitief af. Gregory „betreurde dit zeer, daar de aangelegenheid zoo goed als geregeld was". Daar gisteren, bij de voortzetting der zaak, de verdediger namens den beklaagde schuld be kende, en hiermede het doel van den openbaren aanklager bereikt was, behoefden geen verdere getuigen gehoord te worden. Becket legde nog den nadruk erop, dat feitelijk geen geld van luit. kapt. Leake Was overgegaan op Gregory, en hij meende, dat aan de eischen van het recht zou worden voldaan, indien den beklaagde een geldstraf, benevens betaling van alle proces kosten opgelegd werd! In de toelichting van zijn vonnis zeide de magistraat dat het vergrijp, op zichzelf in de hoogste mate laakbaar, dubbel' te laken was, daar degeen, die de wet van 1925 overtreedt, tevens poogt een ander te verleiden tot een strafbare handeling. Dit was mislukt, dank zij de zeer correcte houding van luit. kapt. Leake. De maximum-boete van 50 beschouwde hij als geheel onvoldoende, maar aangezien dit het eerste vergrijp was tegen de wet, wilde hij niet de maximum straf van 3 maanden gevangenis met dwangarbeid 1), welke in kort geding kan worden uitgesproken, opleggen. Hij veroordeel de den beklaagde dus tot 2 maanden, een boete van 50 en in de kosten van 50 guineas. Wat een ieder bij het lezen van dit beknopte verslag zal opvallen, is da van het belangrijkste in het geheel niet gewag gemaakt is. Welke „deuren" kon Gregory openen met een „sleutel van 10.000? M.a.w.: welke hooge ambtenaren stonden met hém in betrekking? Hij kon niet optreden gelijk hij deed zonder dat er officieele corruptie bestond. Bij het onderzoek evenwel is niet gebleken dat Gregory zich werkelijk in verstandhouding bevond met eenig ambtenaar. Indien hij erin geslaagd was 2.000 voorschot los te krijgen, dan had hij kunnen hopen, dat zijn „cliënt", ofschoon vruchteloos, op zijn onderscheiding wachtende, het toch nooit zou gewaagd hebben hem openlijk ter verantwoording te roepen. Niemand immers komt er gaarne voor uit, dat hij geld gegeven heeft in de hoop hiervoor een onderscheiding terug te ontvangen. Want of schoon in Engeland en in vele andere landen ridderorden en adellijke titels, behalve wanneer zij dienen ter belooning van partij-politici, geld kosten, en de toekenning ook afhankelijk is van andere factoren, die met de eigenlijke verdien sten van het slachtoffer niets hebben uit te staan, wordt door dit geld de ridderorde of titel niet gekocht, maar „bezegeld". Een andere mogelijkheid is, dat Gregory, die een prachtig en weelderig kantoor onderhield in de regeeringswijk, en daar vele van de be roemdste mannen van onzen tijd ontvangen heeft, op de hoogte was van de plannen, welke de regeering had met betrekking tot het toe kennen van decoraties. Had hij b.v. vernomen, dat Leake op een der volgende lijsten geplaatst zou worden, dan kon hij dezen doen weten, dat hij in de gelegenheid was hem een onderschei ding te bezorgen. Ontving hij het „sleutelgeld" en kwam de naam van zijn cliënt voor op een der volgende lijsten, dan verkeerde deze na tuurlijk in den waan, dat hij dit aan Gregory's bemoeiingen te danken had. Het groote gevaar van de activiteit van zulke mannen schuilt evenwel hierin, dat zij de oor zaak van corruptie in de Civil Service kunnen worden. Neemt men dit in aanmerking, dan. is Gregory ongetwijfeld nogal genadig eraf ge- —Oïïisn. Als bron van geschiedkundige détails is Sa muel Pepys' Dagboek vooral belangrijk, doordat de twee grootste rampen, die Londen sinds de Middeleeuwen geteisterd hebben, de pest-epide- mie en de Groote Brand erin beschreven zijn met alle levendigheid van een ooggetuige, die zijn indrukken onmiddellijk op papier brengt. Belangwekkend zijn voor ons ook Pepys' aan- teekeningen over den tocht naar Chatham, en den indruk dien deze in Engeland, dat toen in een zekeren staat van ontwrichting verkeerde, teweegbracht. Maar den geschiedkundigen aanteekeningen ontbreekt uit den aard der zaak datgene, wat het Dagboek maakt tot een eenig verschijnsel, n.l. de zelf-openbaring. En die zelf-openbaring is des te belangrijker, omdat Pepys een man was, rijk aan goede hoe danigheden, maar ook rijk aan karakterfouten en zwakheden. Gebreken waarover niemand schrijven zal in een Dagboek, dat voor het pu bliek of ook maar voor een eigen kring van verwanten of vrienden bestemd is. John Evelyn, met wien Pepys veertig jaren bevriend geweest was, en die óók een dagboek hield, schreef daarin bij Pepys' dood: „Een zeer waardig, werkzaam en merkwaar dig persoon, die door niemand in Engeland overtroffen wordt in kennis van de marine. On kreukbaar eerlijk.... Hij. was alom bemind, gastvrij, vrijgèvig, goed onderlegd, bedreven in muziek, en zeer gesteld op omgang met geleerde mannen." In wat ouderwetscher bewoordingen dus een hedendaagsche grafrede ter eere van een of an deren „algemeen geachten stadgenoot." Maar uit het Dagboek van den „algemeen ge- achten stadgenoot", die Samuel Pepys was, lee- ren wij dat hij Nell Gwynn, de maitresse van Karei II kuste, dat hij zijn vrouw nu en dan sloeg, zijn dienstboden het hof maakte, zijn loopjongens ranselde en arbeidersvrouwen vér- leidde. Welk een les! Algemeen geachte stadsgenoó- ten, die meer prijs stellen op een fatsoenlijke grafrede dan op onsterfelijkheid, zullen zeer voorzichtig moeten zijn op het punt van dag boeken! Samuel Pepys was geen „mauvais sujet", 'zelfs niet voor dien tijd, toen men zijn vrouw slaan kon zonder daarom als barbaar te gelden, en toen loopjongens voornamelijk de roeping hadden nu en dan een pak ransel te krijgen. Maar hij maakte zijn dienstboden het hof hetgeen eigenlijk 'n koninklijk prerogatief was en hij verleidde arbeidersvrouwen, zonder tevens de macht te bezitten haar tot hertogin te verheffen. Hij had steeds berouw over zijn euveldaden, en een zeker medelijden met zich zelf als slachtoffer van zijn eigen .zwakheid. Hij deed het verkeerde, het zondige, niet uit boos heid, doch uit zwakheid; hij beklaagt zich her haaldelijk erover dat hij het niet laten kan. Zijn aanteekeningen hebben in dit verband soms iets van een biecht. Men krijgt den indruk dat hij in het naar waarheid boekstaven van de ge vallen, waarin hij. aan zijn schuldige zwakheden toegaf, geen voldoening vond, maar wèl zijn geweten erdoor meende te ontlasten. Want hij wan het type van den principieel deugdzamen en conventioneel vromen burger; op God beroept hij zich herhaaldelijk en met klaarblijkelijke oprechtheid. Zijn aanleg even,- wel was „lustig", met zekere neiging tot hét uitbundige. Hij kwam in,aanraking met een li- bertijnschen koning en een door-en-door be dorven hof. De kerk, waartoe hij behoorde, gaf leiding noch steun. Wij hebben ook dit in aanmerking te nemen. Er is een „biechttoon" in vele zijner „bekentenissen", maar.... de ab- solu' 3 gaf hij zelf, en hij schijnt een zeer toe gevend rechter geweest té zijn. Waarschijnlijk was hij een losbol van den eersten rang geworden, indien hij niet in zoo hooge mate zin gehad had voor „burgerlijk fatsoen" benevens die zelf-gemaakte religiosi teit, die men nog steeds aantreft in zoovele zonen van het volk, waarvan Voltaire geschre ven heeft: „L'Anglais, comme homme libre, va au ciel par ie chemin qui lui plait". Kenmer kende uiting van een man die afgevallen ka tholiek was en toch het protestantisme waar schijnlijk als een ketterij beschouwde! Naast deze nogal negatieve goede eigenschap pen stonden ook positieve, welke er meer toe bijgedragen hebben, dat Pepys steeds gebleven is een deugdzaam man met ondeugden, inplaats van geworden te zijn een ondeugdzaam man met deugden. Zijn ijver was voorbeeldeloos. Me nige aanteekening vangt aan met; „Opgestaan om vier uur", en het was niets ongewoons als hij tot middernacht aan den arbeid bleef. In zijn taak werkte hij zich zóó in, dat hij een erkend deskundige in marinezakén werd. In een tijd waarin omkoopbaarheid bijna tot den „bonton" behoorde, was hij de verpersoonlijking van eer lijkheid, en een trouw dienaar van zijn land. Toch was hij niet eenzijdig-ambtenaar. Zijn be langstelling in wetenschappelijke zaken was groot. Zij was nauwer verwant aan nieuwsgie righeid dan aan dorst naar kennis. Het is trouwens merkwaardig dat deze harde en degelijke werker in zoo sterke mate de fri vole eigenschap der nieuwsgierigheid bezat, Overal moest hij „zijn neus insteken". Kij wist precies wat er in de stad omging. De „gossip- writers" der hedendaagsche Engelsche pers zouden hem tot patroon kunnen nemen. Hij luisterde met kinderlijke belangstelling naar de kletspraatjes in de tavernen en clubs, en regis treerde ze. Hij luisterde naar de ongelooflijkste verhalen van reizigers, ei. maakte er in zijn dagboek melding van. En dit werd aldus een onvergelijkelijk mengelwerk, waarin de onbe langrijkste huiselijke tooneelen en nationale rampen, politieke en artistieke praatjes en tragische zelfopenbaringen elkaar over epn per riode van bijna tien jaren opvolgden. ONTPLOFFING IN EEN WEVERIJ. NEURENBERG, 27 Februari. (W. B.) In de goud- en zilverspinnerij en weverij van G. Hirsch en Sohn is vandaag met tot nog toe on bekende oorzaak een flesch zuurstof aan een Dieselmotor uit elkaar gesprongen. De bedrijfsleider en een monteur werden op slag gedood, een machinist, die zwaar gewond werd, stierf op weg naar het ziekenhuis. NEURENBERG, 27 Februari. (V.D.) In de goud- en zilverspinnerij Hirsch en Sohn G.m.b. H. is hedenmiddag een Dieselmotor ontploft, waarbij, voor zoo ver bekend, drie arbeiders zijn gedood. Nadere bijzonderheden ontbreken nog. Hij was een beroemde figuur in Whitehall en in het sociale leven van het Westend; waar schijnlijk heeft niet één privé-persoon te Lon den zooveel binnen- en buitenlandsche ber roemdheden met inbegrip van vorstelijke personen op zijn bureau ontvangen ais hij-. 1) Dwangarbeid (hard labour) bestaat prnc- tisch niet meer in Engeland. De term wordt evenwel nog gebruikt, wanneer veroordeelden gezonden worden naar de 1ste divisie, waar zij onder een strsagar regiem stua» Jin dc 2éê divisie.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 2