HAVENSCHAP OF HAVENGEWEST.
PEPY'S KARAKTER.
WOENSDAG 1 MAART 1933
EEN LANGVERWACHT DEBAT
OVER EEN ACTUEELE
KWESTIE.
Tusschen twee insiders pro
en contra
ROTTERDAMSCHE RECHTBANK.
VELDSLAG OP HET MUNTPLEIN.
iri
JiL
DE VEROORDEELING VAN
Mr. GREGORY.
EEN OPZIENBARENDE POGING
TOT HANDEL IN TITELS.
(Van onzen correspondent).
»,Een algemeen geacht stadgenoot'
in de zeventiende eeuw.
EEN EIGENAARDIGE „BIECHT".
(Van onzen correspondent).
LONDEN, 24 Februari 1933.
NOODLOTTIGE MOTORONTPLOFFING.
rs=
Voor het departement Rotterdam van de
Maatschappij voor N'Jverheid en Handel heb
ben gisteren mr. W. F. Lichtenauer, adjunct
secretaris van de Kamer van Koophandel alhier
en mr. J. In 't Veld, administrateur bij gemeen
tewerken, gesproken over: Havenschap of ha
vengewest.
Mr. Lichtenauer verdedigt
het havenschap.
Mr. Lichtenauer, het eerst aan het woord
komende, begon met te zeggen, dat het nauwe
lijks meer een omstreden punt is dat hervor
ming van het havenbestuur van Rotterdam en
omstreken noodig is. In 1928 bij de schriftelijke
voorbereiding van de groote annexatie hebben
B. en W. reeds het denkbeeld van het haven
schap, als instantie boven de gemeenten en
particulieren die het beheer over de havèn
zouden behouden, geopperd en in deze rich
ting beweegt zich ook de oplossing in 1931
voorgedragen door de commissie tot onderzoek
van de havenbelangen van Rotterdam en om
geving, twee jaar tevoren ingesteld door de
ministers van waterstaat, binnenlandsche zaken
en landbouw en arbeid, handel en nijverheid.
Deze commissie ,de commisse-Fortuyn, spreekt
echter van havengewest. Haar oplossing gaat
veei minder ver dan de eigenlijke havenge
dachte, zooals die door de commissie-Plate in
haar rapport voor de Maatschappij voor Nijver
heid en Handel wordt voorgestaan.
Het havenschap zal, evenals een havenge
west, zijn 'n centraal publiekrechtelijk lichaam,
doch met verder gaande bevoegdheden, te we
ten de zelfstandige leiding van het gezamen
lijke havencomple'x in'Rotterdam en omgeving,
een lichaam, dat de haven in deze streek zal
exploiteeren en ontwikkelen. Het havenschap
zal dus niet dienen, om wat men uitwassen
-acht van het bestaande stelsel, hoofdzakelijk
gemeentelijk beheer, te bestrijden en af te
snijden, doch het zal zelf treden in de plaats
van de beheerders, wier bewind bezwaren heeft
medegebracht. De commissie-Fortuyn heeft de
bekoring van dit denkbeeld gevoeld, doch daar-
aan weerstand geboden. Zij acht haar beperkter
oplossing voor het tegenwoordige voldoende en
wenscht haar daarom niet te zien als een
compromis. Haars inziens is de zaak met de
instelling van het havengewest voorloopig
afdoende behandeld.
Uit 'het later uitgebrachte rapport van de
commissie Plate blijkt dit inzicht niet univer
seel te zijn.
Mr. Lichtenauer ziet dan ook de oplossing
Plate Stuart als in de groote lijn de beste. Zij
wordt aan het Nederlandsche volk als op een
presenteerblaadje aangeboden en als zij als
juist moet worden erkend, dan is het daarna
aan de eoryphaeën van onze staatkundige en
administratieve wetenschappen, haar in te voe
gen in het geheel van ons staatsbestel.
Spr. behandelt dan de vraag: Verdient het
havengebied van Rotterdam en omgeving bij
zondere zorgen uit bestuursoogpunt. Hij be-
jpjjymordt haar bevestigend, met een verwij
zing paar de concurreerende havens.
Een tweede vraag is: Mogen wij bij het aan
wenden van deze zorg de lijn van het histo
risch gewordene op bestuursgebied in onver
anderde richting blijven doortrekken?
Spr. vergelijkt hier verschillende andere
groote havens in Europa, hij gaat de geschie
denis na en constateert, dat de opkomst van
het nieuwe op het terrein ligt in de jaren na
1870, drie jaren na den krach van Pincoifs, toen
de gemeente Rotterdam het historisch gewor
dene aanvaardde door een beroeiden boedel over
te nemen. Tot den wereldoorlog werd de haven
omhoog gestuwd door een vloedgolf van toe
nemend verkeer, doch het verkeer veranderde
ten volle van karakter. De stad werd steeds min
der een onderdeel van den handelsweg en waar
maar voldoende water was kon met geringe
accomodatie een haven worden aangelegd.
Er ontstond een heroïsche strijd tusschen
Rotterdam en de zich in het mondingsgebied
van Rijn en Maas ontwikkelende havens.
In hoofdzaak was die strijd vergeefsch; de
emancipatie van het deltagebied buiten Rot
terdam was niet tegen te houden. Te meer niet,
omdat intusschen het karakter van Rotterdam
was veranderd: de klein opgezette, benepen
gemeente is een geweldig lichaam met een
jaarlijksche begrooting van meer dan honderd
millioen gulden geworden, met een veelom
vattende taak en nog meer omvattende aspira
ties op velerlei ander gebied dan dat van ha
venbeheer Vele dier aspiraties kostten grof
geld en de gemeentelijke bedrijven en eigen
dommen werden de kurk, waarop de geldmid
delen drijven. De soepelheid, wélke noodig is
voor het drijven van een wereldonderneming
tusschen scherpe concurrenten kwam daardoor
echter te ontbreken
De groote annexatie van 1928 was een poging
om de concurrenten beneden Rotterdam te
overmannen.
Hooger bestuur deed deze gemeentelijke me
galomanie een hersenschim blijven en wees
den weg in de richting van een publiekrechte
lijk bestuurslichaam voor de geheele streek. De
havenraad, dien de commissie-Fortuyn over haar
havengewest wil stellen, zal een lichaam zijn
met overwegend Rotterdamschen invloed. Dit
lichaam zal de negatieve taak hebben, om het
bestaande zooveel mogelijk van nieuwen hin
der te vrijwaren. Dat bestaande is in de eerste
plaats Rotterdam.
De havenraad kan van allerlei adviseeren en
ontraden, doch kan niets scheppen. Spr. be
grijpt dat Rotterdam en zelfs de kleinere ha
venplaatsen zich achter dit plan kunnen stellen,
doch hij vraagt zich af of het belang van het
havengebied er het best mee is gediend. Hij
wijst er dan op, dat de doorvoer, waarover
Nederland weinig heeft te zeggen, en die vrij
in zijn bewegingen is, niet binnen Rotterdam
te dwingen is. Het kan verder uitwijken, zoo
als het ten deele al doet.
Voor de moderne techniek is de delta, dit ge
heele stukje watergebied één geheel en als
het verleer zich daarbinnen niet binnen nog
engere grenzen laat beperken, dan is dat niet
een uitwas, maar de natuurlijke gang van
zaken.
Neen, niet de oude negatieve Rotterdamsche
politiek tegenover het havengebied buiten Rot
terdam mag worden voortgezet. Neen, niet een
lichaam in het leven roepen, dat kan adviseeren
en verbieden, maar dat het scheppen moet
overlaten aan de in zekeren zin chaotische
krachten, met ten deele negatieve bedoelingen,
die onder dat controleercnde lichaam zullen
blijven doorwerken, ieder in haar eigen rich
ting. Daarom ook niet de oplossing van de
commissie-Fortuyn.
In welke richting moeten wij dan de oplos
sing zoeken? Spr. meent in de richting door
de commissie-Plate aangegeven. Zij overweegt,
dat het complex der havens alleen tot den
grootst mogelijken bloei gebracht kan worden,
wanneer de exploitatie niet meer beschouwd;
wórdt uit het oogpunt der verschillende deel
hebbende gemeentelijke belangen, maar als
een geheel. Daarom stelt zij voor de gemeente
lijke haven in de geheele streek tegen een be
hoorlijke schadeloosstelling over te dragen aan
een publiekrechtelijk besturend en bchcerend
lichaam, het havenschap, dat de gebreken mist,
welke spr. in het havengewest van de commis
sie-Fortuyn heeft aangewezen.
Mr. J. in 't Veld voor de
instelling van een haven-
gewest.
Mr. J. in 't Veld is het met den heer Lichte
nauer in verschillende opzichteneens. Hij
stemt toe, dat aan den bestaanden toestand
gebreken kleven, gebreken, die zich in de toe
komst ongetwijfeld nog sterker zullen doen
gevoelen. Hij deelt vaor'.j de meening, dat
slechts de instelling van een boven-gemeente-
lijk orgaan een oplossing kan brengen, dat
vrijwillige intercommunale samenwerking te
kort moet schieten en dat ook annexatie niet
het juiste middel is om alle moeilijkhedën te
ondervangen. Anderzijds wil hij waarschuwen
tegen de opvatting, als zou men met streelc-
oplossing annexatie kunnen tegenhouden. Dit
zou slechts het geval zijn, wanneer men daar
mede de uitbreiding van de stedelijke kernen
zou kunnen remmen
De wegen loopen echter uiteen, wanneer het
op de uitwerking aankomt.
Uiteraard brengt het havenschap de eenheid
nog sterker tot uitdrukking dan het havenge
west, met name wat de exploitatie betreft. Niet
temin moet men de beteekenis van het haven
gewest toch ook niet onderschatten. Ook dit
kan op den duur een rationeele taakverdeeling
tot stand brengen, wanneer het slechts ha
venuitbreiding toestaat, die in het kader van
het geheel verantwoord is. Zooveel is er thans
nog niet bedorven en wat reeds bedorven is,
kan ook een havenschap niet ongedaan ma
ken.
De opvatting, dat een havenschap, los van de
gemeenten, vrijer zou zijn in het aanwijzen van
vestigingsplaatsen voor handelsondernemingen
en industrieën, is zeer aanvechtbaar. Voor ver
bindingen, levering van gas, water en electri-
citeit, enz. is men toch op de gemeenten aan
gewezen. Spr. ontkent daarom, dat het haven-
complex feitelijk thans reeds een eenheid
vormt. In het gebied zijn duidelijk twee hoofd
kernen en enkele bij-kernen, te onderschei
den.
Ook in de exploitatie kan het havengewest
meer lijn brengen door bevordering van meer
eenheid in tarieven en van geregeld overleg.
In Hamburg heeft men het eveneens in deze
richting gezocht, zoodat het beroep van de ver
dedigers van het havenschap op Hamburg niet
gemotiveerd is.
Veel blijft er van het voordeel dus niet over,
tenzij men als groot bijkomstig voordeel mocht
zien het onttrekken van het havenbedrijf aan
den invloed van „verpolitiekte" gemeentebestu
ren. En de indruk rijst, alsof het daarom eigen
lijk begonnen zou zijn.
Op deze wijze haalt men echter twee ver
schillende problemen' door elkaar en grijpt men
een incidenteele oplossing aan voor algemeene
bezwaren.
Een havenschap voor het gebied der Bene
den-Maas is een typisch voorbeeld van de En-
gelsche methode om voor elk voorliggend ge
val op zichzelf een oplossing, te zoeken, zon
der zich van de gevolgen voor het staatsrechte
lijk systeem veel rekenschap te geven. Op den
duur leidt dit tot een chaos, waarin dan ach
teraf weer orde moet worden geschapen.
Spr. geeft zich van die gevolgen liever voor
af rekenschap. Met eenige voorzichtigheid
moet worden te werk gaan om den evenwich-
tigen bouw van onze staatsinrichting niet te
verstoren. De.grootste moeilijkheid is om hori
zontale en verticale decentralisatie tot een lo
gisch systeem te verwerken
Te veel wordt in de publicatie over deze on
derwerpen over het hoofd gezien, dat er tus
schen de overrheidsdiensten ook een horizontaal
contact bestaat, in dien zin, dat de bemoeiin
gen van de gemeente sterk in elkaar grijpen.
Voorts zal het havenschap zijn beleid heb
ben te richten naar de verzorging van het be
lang der streek als geheel. Voert men dit in
zijn uiterste consequentie door, dan roept men
echter weer het gevaar op, dat de belangen van
bepaalde gemeenten onherstelbaar worden
geschaad. In het algemeen zullen de gemeen
ten niet meer de mogelijkheid hebben een eigen,
doelbewuste welvaartspolitiek te voeren
Daarbij komen dan nog de moeilijkheden,
verbonden aan den overgang van havens en
havenwerken aan het havenschap.
Op deze gronden concludeert spr., dat het
havengewest een veel meer evenwichtig ka
rakter draagt dan het havenschap, een juister
evenwicht brengt zoowel tusschen horizontale
en verticale decentralisatie als tusschen de be
langen van het geheel en de deelén. Ook het
verband tusschen het havenbelang en de daar
mede verband houdende belangen (verbindin
gen, volkshuisvesting e.d.) is beter in het oog
gehouden. Een bijkomstig voordeel is, dat de
draagwijdte van de instelling beter is te over
zien; het is een eerste voorzichtige schrede, die
zoo noodig gemakkelijk door een tweede kan
worden gevolgd, maar ook de mogelijkheid van
terugkeer open laat. Het havenschap daaren
tegen geeft veel meer kans op ongelukken, die
minder gemakkelijk te herstellen zijn.
Spr. wijst er ten slofte op, dat naast instelling
van een havengewest de aandacht gevestigd
moet blijven op versterking van het deskundig
element in het gemeentelijk beheer, op een
meer doelbewuste nationale havenpolitiek, die
elke haven ziet in 1 et kader van het geheel, en
op een nog verder strekkende internationale
regeling.
de oplossing te zoeken in het schema van een
algemeene staatsrechtelijke reconstructie. Wat
de haventarieven betreft, het zal de bevoegd
heid van het havengewest moeten zijn eenheid
te bereiken. Hoe? Niet door de gemeentelijke
bevoegdheid geheel uit te schakelen. Het geval
Pernis staat niet als uitzondering, welke niet
meer zal voortkomen, met Rhoon en Baren-
drecht zou het bij havens aan de oude Maas
den zelfden kant uit gaan. n.l. dat ze niet meer
zelfstandig zouden kunnen bestaan. Wanneer
de oplossing van het havengewest ontoereikend
zou blijken, zou spr. meegaan met uitbreiding
van bevoegdheden. Maar voorloopig zou spr.
willen volstaan met het havengewest. Dat is
voorzichtiger.
Het havengewest, zal moeten beschouwd wor
den als een doelcorporatie. Van. een „sub-pro
vincie" kan men dan ook niet spreken.
De hoofdbedoeling van het havengewest zal
inderdaad zijn, verxeerde ontwikkeling tegen
te gaan. Maar wanneer noodige ontwikkeling
uitblijft, heeft spr. geen bezwaar tegen stimu-
leerende werking van het havengewest. Zeker
is het noodig het eerst binnenkamers eens te
worden, maar daar valt ook Amsterdam onder.
De voorzitter vatte hierna als conclusie van
de twee inleidingen samen, dat de algemeene
opinie is, dat de bestaande toestand niet ge
handhaafd kan blijven en dat er dus iets zal
moeten geschieden.
Ds avond werd o.m. bijgewoond door de
leden van Ged. Staten Heukels en van Boejen
door burgemester Stulemeijer van Schiedam,
door mr. dr. van Lier, secr. van de K. v. K.
van Rotterdam, door den heer v. d. Linden v.
de Heuvel, voorzitter van de K. v. K. van de
Beneden-Maas, door ir. A. Plate, voorzitter der
commissie-Plate, prof. Huart, door ir. Koomans,
directeur van het havenbedrijf van Rotterdam
ir. van Dunné, adj. dir. van Gemeentewerken
van Rotterdam en verschillende leden van de
Kamer van Koophandel.
(Zitting van 28 Februari)-
Gedachtenwisseling.
Van de gelegenheid tot het stellen van vragen
werd gebruik gemaakt door Prof. Huart, door
ir. Plate en door mr. Salomonson. Ir. Plate
zeide 't verschil tusschen havengewest en -schap
niet zoo groot te zien als de vaststelling dei-
tarieven ook tot de bevoegdheid van het ha
vengewest zal behooren.
Hierna was weer het woord aan de beide in
leiders.
Mr. Lichtenauer kan voor een groot gedeelte
meegaan met het standpunt-Plate. Het groot
ste verschil ziet spr. ook meer in de uitgangs
punten, want in de practische beschouwing
bleek men zeer nauw elkaar te naderen. Spr.
moet betwisten, dat er nog geen ééne haven
tusschen Dordrecht en de zee zou bestaan.
Richtlijnen alleen acht spr. niet voldoende. Het
wetsontwerp-Huart geeft een concreten vorm
voor samenwerking en harmonische ontwikke
ling. Poortershaven en Vondelingenplaat, plei
ten juist voor hervorming. De halfslachtige op
lossing in Hamburg houdt verband met het
statenprobleem aldaar. Met de havengelden
moet men zich niet op het standpunt plaatsen
van: is het rendement te hoog in verband met
het ingestoken kapitaal, maar kunnen wij het
er voor berekenen zonder de haven commer
cieel in zwakkere positie te brengen? Het Am
sterdam-Rijnkanaal zal de positie van Am
sterdam veranderen, maar wie dan leeft, wie
dan zorg zorgt. Het havengewest van mr. In 't
Veld wordt een soort van sub-provincie. Het
havenschap wordt niet gevraagd ten bate van
Rotterdam, maar ten bate van de harmonische
ontwikkeling van het geheel. Het verdrukken
vac niet-Rotterdamsche belangen ziet spr. meer
in het havengewest.
Niemand zal zich a priori stellen tegen
overeenstemming tusschen de drie groote
Noordzeehavens. Doch wil men daartoe komen,
dan zal men toch eerst binnenshuis tot ordening
van zaken moeten ""raken.
Mr. In 't Veld dat het zijn bedoeling is
Ruzie te Gouda.
De 35-jarige grondwerker J. A. uit Gouda
hëeft terechtgestaan terzake van poging tot
doodslag subs zware mishandeling. Op 22 Nov,
v/as er op den Langen Tiendweg te Gouda een
vechtpartij geweest tusschen verdachte en ze
keren A. Jager, waarbij laatstgenoemde met een
mes aan armen borst en rug werd gewond en
hem zwaar lichamelijk letsel was toegebracht,
doordat de armzenuw was doorgesneden.
Bij het verhoor van verdachte, die toegeeft
Jager met een mes te hebben gestoken, doch
die beweert uit noodweer te hebben gehandeld,
bleek, dat hij reeds elf maal is veroordeeld we
gens openbare dronkenschap en wederspannig-
heid. Volgens verdachte kan dit niet juist zijn.
Hij is nü 8 jaar getrouwd, en in dien tijd heeft
hij zich behoorlijk gedragen.
Het vonnis van de Alkmaarsche rechtbank
ook wegens mishandeling van Jager, is anders
nog geen vier jaren geleden, merkte de presi
dent op. Je werkte toen zeker bij de Zuiderzee
werken.
Verdachte zegt niets van een vonnis te weten.
Je bent tot 25 boete subs 10 dagen hech
tenis veroordeeld. Misschien moet het vonnis
nog geëxecuteerd worden.
Dan toont de president het op verdachte ge
vonden mes, een zwaar knipmes, van een model,
dat men hier niet veel ziet.
Zulke messen ziet men meer aan de recht
bank te Winschoten, merkt de president op tot
verdachte, die. uit Muntendam afkomstig is, en
zich voor die rechtbank ook al eenige malen
te verantwoorden heeft gehad.
Uit het getuigenverhoor kwam niet vast te
staan wat de reden van den twist is geweest.
Wel bleek, dat Jager het .voorgevallene heeft
uitgelokt,-door-herhaaldelijk met gebalde vuis
ten voor verdachte te gaan staan Verdachte»
heeft alle moeite gedaan om Jager te ontwijken,
maar toen hij met een mes voor hem kwam te
staan, had hij ook zijn mes getrokken. Na het
gebeurde had verdachte zich naar het politie
bureau begeven, waar hij van het voorgevallene
melding had gemaakt.
Het O.M. waargenomen door mr. J. F. Hoef-
felman wilde in aanmerking nemen, dat het
slachtoffer niet veel beter was dan de ver
dachte en dat Jager de aanleiding tot de ruzie
is geweest. Toch had verdachte niet mogen
steken en uit de omstandigheid dat verdachte
met zulk een zwaar mes herhaaldelijk naar
Jager gestoken had, meende het O.M. te mogen
afleiden, dat hij het opzet heeft gehad hem
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Het
O.M. eischte 5 maanden gevangenisstrat
De verdediger mr. J. Heintz meende, dat het
hier een geval betreft, dat zeer dicht bij nood
weer ligt. Pleiter concludeerde tot vrijspraak
en vroeg subsidiair oplegging van een clemente
straf.
Uitspraak 14 Maart.
Gevaarlijk meerijden.
Op 25 Augustus riep de bikker J. C. Staneke
óp den Mathenesserdijk een auto aan, om daar
mee naar Schiedam medé te rijden. Hij was ach
terop die vrachtauto geklommen en toen deze
auto vaart minderde -om den Gustoweg in te
draaien, was Staneke van de auto geklommen.
Terwijl hij daarmee bezig was, werd de vracht
auto van achteren aangereden door een per
sonen-auto, die bestuurd werd door den 21-jari-
gen machinebankwerker A. F. C. B. Het rechter-
onderbeen van Staneke raakte bij de botsing
tusschen beide voertuigen bekneld, waardoor het
brak. Gedurende zeven weken moest Staneke
in het ziekenhuis verpleegd worden en geduren
de 12 weken had hij geen werk kunnen verrich
ten.
B. moest terechtstaan wegens het veroorzaken
van lichamelijk letsel door schuld. Het bleek, dat
de bestuurder van de vrachtauto op voldoende
wijze had aangegeven, dat hij links wilde af
slaan, zoodat verdachte door onoplettendheid de
aanrijding heeft veroorzaakt. Het O.M. eischte
1 maand hechtenis.
Dieistal van de lading.
In begin October heeft de schipper G. J. B.
uit Leiden in de Rijnhaven hout uit een zee
schip geladen, dat naar Leiden moest worden
vervoerd. De boot van B. werd door de sleep
boot van L. P. V. uit Moordrecht getrokken en
V. had nu van den schipper 14 kraalschroten
gekregen, die hij van de lading had weggeno
men.
Als verdacht van diefstal heeft B. terecht ge
staan, terwijl V. wegens heling zich te verant
woorden had.
De schipper gaf volmondig toe, dat hij de
latjes had weggegeven, toen V. er om gevraagd
had. Hij had aanvankelijk het verkeerde ervan
niet ingezien, maar nu moest hij toegeven, dat
het eigenlijk niet mag.
In deze zaak werden nog gehoord de machinist
en de stuurman van de sleepboot, die ver
klaarden, dat V. de latjes van den schipper had
aangepakt. Dat de schipper daarbij gezegd zou
hebben, dat V. ze wat weg moest houden, kwam
niet vast te staan.
Het OM., waargenomen door mr. J. F. Hoef-
felman, eischte tegen V. 1 maand gevangenis
straf en tegen B. dezelfde straf.
De verdediger van V., mr. C. Jonker uit Gou
da, wees er op, dat het vroeger de gewoonte was,
dat aan den sleepbootkapitein een fooitje werd
gegeven. Als B. aan V. ƒ2.zou hebben ge
geven uit geld, dat hij van zijn patroon onder
zich had. dan zou V. nooit wegens heling ver
volgd hebben kunnen worden. Nu hij hetzelfde
bedrag aan hout heeft ontvangen, meent men
hem wel te kunnen vervolgen. Pleiter wees er
vervolgens op, dat de gewoonte bestaat, om
wanneer aardappelen vervoerd worden, ook den
sluiswachter wel aardappelen te geven. Hij
dringt aan op oplegging van een geldboete of
een voorwaardelijke straf, in welk geval ver
dachte nog gehandhaafd kan blijven.
Uitspraken 14 Maart.
Valschheid in geschrifte en
verduistering.
Van October tot eind December was de
42-jarige incasseerder F. P. in dienst geweest
van de spaar- en voorschotbank Rotterdam
sche goederenhandel en zijn werkzaamheid
bleek niet ten voordeele geweest te zijn van
den exploitant van die onderneming. In totaal
zou hij zich een bedrag van ongeveer 600
wederrechtelijk hebben toegeëigend. Verdach-
te's werkzaamheid was het winnen van men
schen, die van deze bank een voorschot noo
dig hadden. Met deze lieden werd dan een
contract aangegaan, waarna hun het ter leen
gevraagde bedrag werd uitbetaald in zegels,
waarmee zij in verscheidene winkels hun in
koopen konden doen. Verdachte had nu ver
scheidene zulke overeenkomsten ingeleverd
die een valsche onderteekening droegen, die
door hem zelf daarop was aangebracht. Hij
ontving dan een aantal zegels gelijk aan het
ter leen te verstrekken bedrag ën deze zegels
gebruikte hij door voor zich zelf in magazijnen
allerlei voorwerpen te koopen. Ook met het
spaarsysteem van deze inrichting wist ver
dachte te 'knoeien. Er waren menschen, die
wilden sparen, alvorens tot den aankoop van
artikelen over te gaan. Voor het gespaarde be
drag werden dan zegels afgegeven. Verdachte
verzuimde dan echter hot aldus ontvangen geld
aan den exploitant af te dragen.
Hij legde een volledige bekentenis af, doch
nadat de getuigen waren gehoord werd de zaak
voor requisitoir en verdediging aangehouden
tot 7 Maart, omdat de verdediger in deze zaak
mr. A. Ruijs niet verschenen was.
Dierenmishandeling.
In den morgen van den 7en December was
de 19-jarige vrachtrijder P. J. C. S. van een
stal uit het Jaffa vertrokken met een met een
paard bespannen wagen. Door de gladheid van
de straat kwam het paard op de Vlietlaan te
vallen. Het bleek toen, dat het dier een groote
wond had onder het schoftzadel, ter grootte
van 48 c.M2., waarop wagensmeer was ge
smeerd en die door een wollen deken was be
dekt. Ondanks deze verwonding had verdachte
het paard laten werken en door den kanton
rechter was hij ter zake van dierenmishande
ling veroordeeld tot 8 boete subs. 2 dagen
hechtenis. Van dit vonnis was hij nu in appel
gekomen. Hij beweerde niet geweten te heb
ben, dat het dier gewond was, toen. hij. er mee
uit den stal vertrok. Na den val aan dé Vliet
laan, toen verdachte de wond geZien had, was
hij er echter nog mee naar .de Hooimarkt ge
reden, zoodat het O.M. waargenomen door mr,
J. S. Loke geen aanleiding zag vèrandering in
Je straf te brengen.
Onttrekken van goederen aan een beslag.
Vervolgens heeft nog terecht gestaan de 52-
-jarige J. F. Th. A. die in verzet gekomen was
van' een in 1927 bij verstek gewezen vonnis,
waarbij zij wegens het onttrekkën van goe
deren aan een beslag, was veroordeeld tot 2
maanden gevangenisstraf. Aan een ten uitvoer
legging van die straf heeft men blijkbaar nooit
gedacht en de zaak kwam eerst uit, toen de
verdachte zich om ondersteuning bij den ge
meentelijken dienst voor Maatschappelijk
Hulpbetoon wendde, die een onderzoek naar
haar instelde.
In het najaar van 1926 was-in haar cafe aan
de Veemarkt beslaggelegd op den inventaris
wegens belastingschuld. Desniettegenstaande
had zij alles voor 600 verkocht. Zij had ver
zuimd met het ontvangen géld 'ïaar belasting
schuld af te doen, zoodat toen executie zou
plaats hebben de deurwaarder tegenover den
nieuwen eigenaar stond, aan wiens goeden
trouw niet te twijfelen was.
Nadat eenige getuigen zijn gehoord, heeft
het O.M. in aanmerking nemende, dat het feit
reeds zoo lang geleden gebeurd ir en verdach
te zich gedurende ai dien tijd goed gedragen
heeft, Verandering van de straf gevraagd in
30 boete subs. 15 dagen hechtenis.
De verdediger, mr. Hoagenbergh pleitte op
juridische gronden vrijspraak.
Uitspraken 14 Maart.
Uitspraken.
De rechtbank heeft veroordeeld:
M. M. 41 jaar landbouwer te Sommelsdijk,
wegens oplichting, verdachte had den secre
tarie-ambtenaar J. Knape te Sommelsdijk be
wogen tot de afgifte van 13,50 door hem me
de te deelen.i dat hij 6 koeien te verzorgen had
en dus volgens art. 22 van de Crisiszuivelwet
recht had op de uitkeering voor dit aantal, ter
wijl hij slechts 5 koeien had, tot 100 boete
subs. 14 dagen hechtenis.
J. M. L. 21 jaar timmerman, wegens het aan
zijn schuld te wijten hebben, dat P. D. Verwer-
da op de Linker Rottekade door de door hem
bestuurde auto werd aan- en omvergereden,
téngevolge waarvan Verwerda een lichte her-
sénschudding en een hoofdwond bekomen had,
tot 1 maand hechtenis en ontzegging van de
bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen
voor den tijd van 1 jaar, met toewijzing van
de civiele vordering ten bedrage van .15.
A. J. de K. 40 jaar heier, gedetineerd in de
strafgevangenis en P. J. 29 jaar schilder,
wegens diefstal te zamen en in vereenigjng
van eenige sieraden uit de woning van de fa
milie Kruthoffer aan den Oostzeedijk, waar
toe zij zich tijdens afwezigheid der familie
toegang hadden verschaft tot ieder 1 jaar en
6 maanden gevangenisstraf.
J. A. F. 48 jaar krantenbezorger, gedetineerd
wegens het plegen van ontucht met iemand
beneden 16 jaar, tot 9 maanden gevangenisstraf.
Donker Amsterdam in actie.
Men meldt ons uit Amsterdam:
In den afgeloopen nacht na het sluiten der
café's, omstreeks kwart over ëenen, is het op
het Muntplein tot een vechtpartij gekomen tus
schen een groot aantal leden, mannen en vrou
wen, van donker Amsterdam. Wat de aanlei
ding betreft, met zekerheid staat nog niets vast,
vermoedelijk echter heeft een der vrouwen een
aanklacht tegen een der mannen ingediend.
Binnen korten tijd was een zeventigtal heeren
en dames met elkander slaags, zoodat het geen
verwondering behoeft te wekken, dat de eene
agent, die daar op post was niet voldoende was
om de gemoederen tot kalmte te brengen.
Spoedig was versterking aanwezig van het
burea.u Singel, die onder leiding van een bri
gadier met behulp van sabel en gummistok al
spoedig een einde maakte aan de al te rumoe
rige argumentatie der in conflict zijnde partijen.
Er werden rake klappen uitgedeeld, en al
heel gauw stoven de vechtenden naar alle kan
ten heen. Trouwens ook onderling was men
niet zachtzinnig opgetreden. Toen de politie nl.
arriveerde, had een der heeren reeds een zoo
danige afstraffing van een tegenstander gekre
gen, dat hij bewusteloos ter aarde was gezegen.
De man werd door den G. G. en G. D. naar
het ziekenhuis vervoerd, waar echter bleek, dat
zijn toestand opname niet noodzakelijk maakte,
zoodat hij na te zijn bijgekomen weer huis
waarts kon trekken. On het Muntplein was in
middels de rust weergekeerd.
H Zonder RECLAME ge"n omzet,
jt geen winst; de OKUSOKKT is de 1 en
fj kracht van 't huidige zakenleven
Londen, Februari 1933.
Gisteren heeft de politierechter van Bow-
street, mr. Maundy Gregory veroordeeld tot
een boete van £50 en twee maanden gevange
nisstraf wegens onwettige pogingen 10.000 te
krijgen van luitenant-kapitein Leake, als mid
del om dezen een waardigheid of onderschei
ding te bezorgen.
De vervolging is de eerste geweest, welke in
gesteld is onder de vigeur van de wet van 1925
op het voorkomen van misbruiken bij het ver-
ieenen van onderscheidingen.
De beklaagde had aanvankelijk verklaard
niet schuldig te zijn, maar gisteren, bij de
hervatting der zaak deelde Norman Birkett, de
beroemde advocaat, mede, dat zijn cliënt op
advies van zijn rechtsgeleerden raadsman be
sloten had deze verklaring in te trekken, en
schuld te bekennen.
Het bekennen van schuld heeft in vele ge
vallen niet alleen invloed op de strafmaat,
maar maakt alle verhooren, die noodzakelijk
zijrf om de schuld of onschuld vast te stellen,
overbodig. Waarschijnlijk heeft om beide re
denen mr. Birkett zijn cliënt in overweging
gegeven zich schuldig te verklaren.
Sir" Thomas Inskip trad als openbaar aankla
ger op. De op de eerste zitting (17 Febr.) door
hem gegeven bijzonderheden omtrent de me
thode, volgens welke beklaagde te werk ge
gaan was, waren in sommige opzichten belang
wekkend.
Luitenant kapitein Leake zeide hij, is een
gepensionneerd zeeofficier, en gedecoreerd met
de Distinguished Service Order. Hij kende den
beklaagde niet, evenmin als een zekeren Mof-
fatt, die hem in -December om een onderhoud
vroeg. Een paar malen werd over-en-weer ge
schreven en getelefoneerd, en daar Moffatt bleef
'dringen, werd hem ten slotte het onderhoud
toegestaan. In den loop van het gesprek toonde
Moffat den officier een krant, de „Whitehall Ga-
zette" genaamd. Later op den dag begaf hij
zich met luit.-kapt. Leake naar het huis van
Gregory, die als zijn meening te kennen gaf
rorietëy of een knighthood) moest hebben. Er
moésten evenwel zekere „deuren geopend wor
den" en hiervoor zouden ongeveer 10.000
noodig zijn. De onderscheidingenlijst, zeide
Gregory, was zeer vol, maar misschien zou in
Februari een aanvullende lijst uitkomen. Zoo
niet, dan zou Leake's naam geplaatst worden
op' de gewone Junilijst ter gelegenheid van
's konings verjaardag.
Twee dagen daarna, op 25 Januari, had een
tweede onderhoud plaats in het Carlton-hotel
en onmiddellijk daarvan begaf de officier zich
naar een vriend, dié een officieele positie be
kleedt, deelde dezen een en ander mede, en ver
zocht hem de aandacht der autoriteiten er op
te vestigen.
In den loop van bovenbedoeld gesprek gaf
Gregory den officier een aantal referenties. Ook
wilde hij ëen afspraak maken voor een lunch
op 27 Januari, waaraan „zijn vriend, lord South
borough", tegenwoordig zou zijn. Ook zeide hij,
dat de zaak voor 10.000 geschikt kon worden,
en dat zij stellig in orde zou komen, indien een
bedrag van 2.000 gedeponeerd werd.
Op 26 Januari ontving luit. kapt. Leake een
brief van den beklaagde, waarin deze schreef,
dat hij hoopte hem met lord Southborough in
het Carlton Hotel te zullen ontmoeten. Luit.
kapt. Leake begaf zich- niet naar deze lunch.
Deze werd als eerste getuige gehoord, en
vulde de mededeelingen van den advocaat-
generaal aan. Bij zijn eerste ontmoeting met
Gregory zeide deze zeer ernaar verlangd te
hebben hem te ontmoeten, daar eenige van de
hoogste autoriteiten in het land wenschten, dat
hij een onderscheiding zou aannemen. Getuige
gaf hierover zijn verbazing te kennen, daar voor
zulk een wensch in het geheel geen aanleiding
bestond, tenzij als „nasleep van den oorlog".
Deze laatste veronderstelling werd door Gre
gory beaamd.
,Uw naam", zeide hij, „is in dit verband her
haaldelijk genoemd en staat thans zeer hoog op
de lijst".
Bij de tweede ontmoeting zeide luit. kapt.
Leake, dat hij de zaak overwegen moest, en na
een bfezoek aan Schotland sloeg hij haar defi
nitief af. Gregory „betreurde dit zeer, daar de
aangelegenheid zoo goed als geregeld was".
Daar gisteren, bij de voortzetting der zaak,
de verdediger namens den beklaagde schuld be
kende, en hiermede het doel van den openbaren
aanklager bereikt was, behoefden geen verdere
getuigen gehoord te worden. Becket legde nog
den nadruk erop, dat feitelijk geen geld van
luit. kapt. Leake Was overgegaan op Gregory,
en hij meende, dat aan de eischen van het recht
zou worden voldaan, indien den beklaagde een
geldstraf, benevens betaling van alle proces
kosten opgelegd werd!
In de toelichting van zijn vonnis zeide de
magistraat dat het vergrijp, op zichzelf in de
hoogste mate laakbaar, dubbel' te laken was,
daar degeen, die de wet van 1925 overtreedt,
tevens poogt een ander te verleiden tot een
strafbare handeling. Dit was mislukt, dank zij
de zeer correcte houding van luit. kapt. Leake.
De maximum-boete van 50 beschouwde hij
als geheel onvoldoende, maar aangezien dit het
eerste vergrijp was tegen de wet, wilde hij niet
de maximum straf van 3 maanden gevangenis
met dwangarbeid 1), welke in kort geding kan
worden uitgesproken, opleggen. Hij veroordeel
de den beklaagde dus tot 2 maanden, een boete
van 50 en in de kosten van 50 guineas.
Wat een ieder bij het lezen van dit beknopte
verslag zal opvallen, is da van het belangrijkste
in het geheel niet gewag gemaakt is. Welke
„deuren" kon Gregory openen met een „sleutel
van 10.000? M.a.w.: welke hooge ambtenaren
stonden met hém in betrekking? Hij kon niet
optreden gelijk hij deed zonder dat er officieele
corruptie bestond.
Bij het onderzoek evenwel is niet gebleken
dat Gregory zich werkelijk in verstandhouding
bevond met eenig ambtenaar. Indien hij erin
geslaagd was 2.000 voorschot los te krijgen,
dan had hij kunnen hopen, dat zijn „cliënt",
ofschoon vruchteloos, op zijn onderscheiding
wachtende, het toch nooit zou gewaagd hebben
hem openlijk ter verantwoording te roepen.
Niemand immers komt er gaarne voor uit, dat
hij geld gegeven heeft in de hoop hiervoor een
onderscheiding terug te ontvangen. Want of
schoon in Engeland en in vele andere landen
ridderorden en adellijke titels, behalve wanneer
zij dienen ter belooning van partij-politici, geld
kosten, en de toekenning ook afhankelijk is van
andere factoren, die met de eigenlijke verdien
sten van het slachtoffer niets hebben uit te
staan, wordt door dit geld de ridderorde of
titel niet gekocht, maar „bezegeld".
Een andere mogelijkheid is, dat Gregory, die
een prachtig en weelderig kantoor onderhield
in de regeeringswijk, en daar vele van de be
roemdste mannen van onzen tijd ontvangen
heeft, op de hoogte was van de plannen, welke
de regeering had met betrekking tot het toe
kennen van decoraties. Had hij b.v. vernomen,
dat Leake op een der volgende lijsten geplaatst
zou worden, dan kon hij dezen doen weten, dat
hij in de gelegenheid was hem een onderschei
ding te bezorgen. Ontving hij het „sleutelgeld"
en kwam de naam van zijn cliënt voor op een
der volgende lijsten, dan verkeerde deze na
tuurlijk in den waan, dat hij dit aan Gregory's
bemoeiingen te danken had.
Het groote gevaar van de activiteit van zulke
mannen schuilt evenwel hierin, dat zij de oor
zaak van corruptie in de Civil Service kunnen
worden. Neemt men dit in aanmerking, dan. is
Gregory ongetwijfeld nogal genadig eraf ge-
—Oïïisn.
Als bron van geschiedkundige détails is Sa
muel Pepys' Dagboek vooral belangrijk, doordat
de twee grootste rampen, die Londen sinds de
Middeleeuwen geteisterd hebben, de pest-epide-
mie en de Groote Brand erin beschreven zijn
met alle levendigheid van een ooggetuige, die
zijn indrukken onmiddellijk op papier brengt.
Belangwekkend zijn voor ons ook Pepys' aan-
teekeningen over den tocht naar Chatham, en
den indruk dien deze in Engeland, dat toen in
een zekeren staat van ontwrichting verkeerde,
teweegbracht.
Maar den geschiedkundigen aanteekeningen
ontbreekt uit den aard der zaak datgene, wat
het Dagboek maakt tot een eenig verschijnsel,
n.l. de zelf-openbaring.
En die zelf-openbaring is des te belangrijker,
omdat Pepys een man was, rijk aan goede hoe
danigheden, maar ook rijk aan karakterfouten
en zwakheden. Gebreken waarover niemand
schrijven zal in een Dagboek, dat voor het pu
bliek of ook maar voor een eigen kring van
verwanten of vrienden bestemd is.
John Evelyn, met wien Pepys veertig jaren
bevriend geweest was, en die óók een dagboek
hield, schreef daarin bij Pepys' dood:
„Een zeer waardig, werkzaam en merkwaar
dig persoon, die door niemand in Engeland
overtroffen wordt in kennis van de marine. On
kreukbaar eerlijk.... Hij. was alom bemind,
gastvrij, vrijgèvig, goed onderlegd, bedreven in
muziek, en zeer gesteld op omgang met geleerde
mannen."
In wat ouderwetscher bewoordingen dus een
hedendaagsche grafrede ter eere van een of an
deren „algemeen geachten stadgenoot."
Maar uit het Dagboek van den „algemeen ge-
achten stadgenoot", die Samuel Pepys was, lee-
ren wij dat hij Nell Gwynn, de maitresse van
Karei II kuste, dat hij zijn vrouw nu en dan
sloeg, zijn dienstboden het hof maakte, zijn
loopjongens ranselde en arbeidersvrouwen vér-
leidde.
Welk een les! Algemeen geachte stadsgenoó-
ten, die meer prijs stellen op een fatsoenlijke
grafrede dan op onsterfelijkheid, zullen zeer
voorzichtig moeten zijn op het punt van dag
boeken!
Samuel Pepys was geen „mauvais sujet",
'zelfs niet voor dien tijd, toen men zijn vrouw
slaan kon zonder daarom als barbaar te gelden,
en toen loopjongens voornamelijk de roeping
hadden nu en dan een pak ransel te krijgen.
Maar hij maakte zijn dienstboden het hof
hetgeen eigenlijk 'n koninklijk prerogatief was
en hij verleidde arbeidersvrouwen, zonder
tevens de macht te bezitten haar tot hertogin
te verheffen. Hij had steeds berouw over zijn
euveldaden, en een zeker medelijden met zich
zelf als slachtoffer van zijn eigen .zwakheid. Hij
deed het verkeerde, het zondige, niet uit boos
heid, doch uit zwakheid; hij beklaagt zich her
haaldelijk erover dat hij het niet laten kan. Zijn
aanteekeningen hebben in dit verband soms
iets van een biecht. Men krijgt den indruk dat
hij in het naar waarheid boekstaven van de ge
vallen, waarin hij. aan zijn schuldige zwakheden
toegaf, geen voldoening vond, maar wèl zijn
geweten erdoor meende te ontlasten.
Want hij wan het type van den principieel
deugdzamen en conventioneel vromen burger;
op God beroept hij zich herhaaldelijk en met
klaarblijkelijke oprechtheid. Zijn aanleg even,-
wel was „lustig", met zekere neiging tot hét
uitbundige. Hij kwam in,aanraking met een li-
bertijnschen koning en een door-en-door be
dorven hof. De kerk, waartoe hij behoorde, gaf
leiding noch steun. Wij hebben ook dit in
aanmerking te nemen. Er is een „biechttoon"
in vele zijner „bekentenissen", maar.... de ab-
solu' 3 gaf hij zelf, en hij schijnt een zeer toe
gevend rechter geweest té zijn.
Waarschijnlijk was hij een losbol van den
eersten rang geworden, indien hij niet in zoo
hooge mate zin gehad had voor „burgerlijk
fatsoen" benevens die zelf-gemaakte religiosi
teit, die men nog steeds aantreft in zoovele
zonen van het volk, waarvan Voltaire geschre
ven heeft: „L'Anglais, comme homme libre,
va au ciel par ie chemin qui lui plait". Kenmer
kende uiting van een man die afgevallen ka
tholiek was en toch het protestantisme waar
schijnlijk als een ketterij beschouwde!
Naast deze nogal negatieve goede eigenschap
pen stonden ook positieve, welke er meer toe
bijgedragen hebben, dat Pepys steeds gebleven
is een deugdzaam man met ondeugden, inplaats
van geworden te zijn een ondeugdzaam man
met deugden. Zijn ijver was voorbeeldeloos. Me
nige aanteekening vangt aan met; „Opgestaan
om vier uur", en het was niets ongewoons als hij
tot middernacht aan den arbeid bleef. In zijn
taak werkte hij zich zóó in, dat hij een erkend
deskundige in marinezakén werd. In een tijd
waarin omkoopbaarheid bijna tot den „bonton"
behoorde, was hij de verpersoonlijking van eer
lijkheid, en een trouw dienaar van zijn land.
Toch was hij niet eenzijdig-ambtenaar. Zijn be
langstelling in wetenschappelijke zaken was
groot. Zij was nauwer verwant aan nieuwsgie
righeid dan aan dorst naar kennis.
Het is trouwens merkwaardig dat deze harde
en degelijke werker in zoo sterke mate de fri
vole eigenschap der nieuwsgierigheid bezat,
Overal moest hij „zijn neus insteken". Kij wist
precies wat er in de stad omging. De „gossip-
writers" der hedendaagsche Engelsche pers
zouden hem tot patroon kunnen nemen. Hij
luisterde met kinderlijke belangstelling naar de
kletspraatjes in de tavernen en clubs, en regis
treerde ze. Hij luisterde naar de ongelooflijkste
verhalen van reizigers, ei. maakte er in zijn
dagboek melding van. En dit werd aldus een
onvergelijkelijk mengelwerk, waarin de onbe
langrijkste huiselijke tooneelen en nationale
rampen, politieke en artistieke praatjes en
tragische zelfopenbaringen elkaar over epn per
riode van bijna tien jaren opvolgden.
ONTPLOFFING IN EEN WEVERIJ.
NEURENBERG, 27 Februari. (W. B.) In de
goud- en zilverspinnerij en weverij van G.
Hirsch en Sohn is vandaag met tot nog toe on
bekende oorzaak een flesch zuurstof aan een
Dieselmotor uit elkaar gesprongen.
De bedrijfsleider en een monteur werden op
slag gedood, een machinist, die zwaar gewond
werd, stierf op weg naar het ziekenhuis.
NEURENBERG, 27 Februari. (V.D.) In de
goud- en zilverspinnerij Hirsch en Sohn G.m.b.
H. is hedenmiddag een Dieselmotor ontploft,
waarbij, voor zoo ver bekend, drie arbeiders
zijn gedood. Nadere bijzonderheden ontbreken
nog.
Hij was een beroemde figuur in Whitehall en
in het sociale leven van het Westend; waar
schijnlijk heeft niet één privé-persoon te Lon
den zooveel binnen- en buitenlandsche ber
roemdheden met inbegrip van vorstelijke
personen op zijn bureau ontvangen ais hij-.
1) Dwangarbeid (hard labour) bestaat prnc-
tisch niet meer in Engeland. De term wordt
evenwel nog gebruikt, wanneer veroordeelden
gezonden worden naar de 1ste divisie, waar zij
onder een strsagar regiem stua» Jin dc 2éê
divisie.