HOE GORDON GEWROKEN WERD, ZATERDAG '4 MAART 1933 EIGEN WERK, VOOR KNUTSELAARS.1 Rooktaf elt je. REUZEN OP AARDE. WIE TIPPELT ER MEE Uitslag en verloting. YOOR DE MEISJES. Wiegen in het Oosten. Het vuur werd gestolen DE NATUUR IN. WIE KLEURT ER MEE Land en zee. Oplossing van dien vorigen rebus. De misdaad op den heeten zomermiddag. LETTERRAADSEL. wagen.^ „In die dagen leefden er reuzen op aarde" staat in den Bijbel te lezen. Van de menschelijke reuzen weten wij weinig af, maar de reuzen in het dierenrijk hebben sporen genoeg over het aardrijk nagelaten! Toen de aardkorst haar Middeleeuwen be leefde, die lang niet met ónze Middeleeuwen samenvielen, leefden de schrikwekkende hage dissen of dinosauriërs, de reusachtigste wezens, welke ooit den bodem deden sidderen onder hun voetstappen. Het is treurig om te zien, hoe hun neefjes en nichtjes, de hagedissen, kroko dillen. slangen of schildpadden zóó uit den aard geslagen zijn, dat het mieren lijken bij paarden vergeleken! De „stvraco saurus" was een pianten-etende „hagedis" met stevigen kangeroe-staart en een neushoorn. De huid van dit lieve dier was als met wratten bezet, net als bij de padden. Men heeft eieren van deze soort gevonden in de on metelijke woestijnen van de Gobi in Azië. De arsinoi theriums waren óók geen Schoot hondjes! Grooter dan 'n neushoorn, waarop zij het meest geleken! Toch waren zij meer familie van den olifant. Uit hun gebit valt op te maken, dat deze reuzen, met hun sterke horens op den kop, zich met planten voedden! Die horens waren naar voren gericht en dienden niet alleen tot verdediging, maar ook om wortels uit den grond te breken. Deze „spaden" waren van been; met den hoorn van neushoorns hadden zij niets te maken. Overblijfselen, fossielen, van den stegosaurus zijn in Amerika en Engeland gevonden. Het dier was zes meter lang en meer dan drie meter hoog. Het was zwaar gepantserd en die pantser-platen kwamen deze hagedis goed te pas in haar strijd tegen de roovers onder de dinosauriërs. Deze stegosaurus had maar heel weinig hersenruimte, des te meer ruggemerg in de lendenstreek, een bewijs, dat zijn gees telijke eigenschappen niet op 'n erg hoog peil stonden. Met dat al was deze sauriër 'n onge vaarlijk dier, dat er met zijn geweldige rug schubben als cactus-blaren, indrukwekkend ge noeg uitzag en zich met planten voedde. De diplodocus was over de twintig meter lang. Zijn wervelkolom telde meer dan honderd wervels, welke zich voortzetten in een enormen staart, die als 'n reusachtige slang achter het dier aanschuifelde. Hij stond aan de oevers der machtige stroomen en scharrelde met z'n langen nek onder water naar allerlei kruid, net als 'n eend! Zijn hals was net 'n giraffe-hals en da kop die van een groote hagedis. Al deze reuzen zijn van de aarde verdwenen. DE BLOEDDORSTIGE ARENDEN bestaan al leen maar in verhaaltjes. De koningen der lucht zijn veeleer schuwe en bangelijke dieren, die zich geruimen tijd van hun horst verwijderd houden, wanneer het nest door menschen wordt verstoord. Het monument van Gordon te Khartoem, waar bij sneuvelde tegen den Mahdi. op stond, grieft mij meer, dan ik u duidelijk kan maken, ja, het heeft mij £elfs ziek ge maakt. Mijn hart bloedt wegens u, zijn zuster, die ter wille van hem zooveel angsten had te doorstaan, en die haar beminden broeder lief had, zooals hij dat verdiende". Horatio Herbert Kitchener (spr.: „Kit-sje- ne") was eigenlijk nog maar 'n jongen, toen de bloedige oorlog tusschen Frankrijk en Duitschland uitbrak. In den winter van het jaar 1871 vinden wij hem in de rijen der Franschen hoewel hij heelemaal geen verlof had bekomen zich als Engelschman in vreemden krijgsdienst te begeven. De Duitschers hadden met hun vijanden gemakkelijk spel. Deze hadden lang geen geweren genoeg en zelfs geen kogels, al had 'n Fransch generaal gezegd: „Er ontbreekt geen knoop aan de slobkousen onzer soldaten" Op zekeren nacht steeg Kitchener in een luchtballon op. Het was geweldig koud. Tegen den morgen kon hij de Duitsche legers waar nemen, die als 'n zwerm sprinkhanen over het Fransche land kwamen neergestreken. Toen de ballon daalde, moest Kitchener zijn tol aan de felle koude betalen: hij geraakte bewusteloos en kreeg 'n zware longontsteking, waarvan hij zijn heele verdere leven last heeft gehad. Na zijn herstel moest hij bij den Britschen opperbevelhebber komen. „Waarom is u in vreemden krijgsdienst ge gaan „Ik begreep, dat ik hier voorloopig gemist kon worden, Hoogheid Ik had heele maal geen behoefte om niets te loopen doen. Ik dacht daarginds iets te kunnen leeren De oude houwdegen ging niet zoo n klein beetje aan, doch hij eindigde aldus: „Het kan mij eigenlijk niet schelen je er bij te zeggen, dat ik in jouw plaats hetzelfde gedaan zbu hebben Adieu In 1881 werd de jonge officier majoor van het Engelsch-Egyptische leger, en als zoodanig nam hij aan verschillende pogingen deel om Gordon |e hulp *e komen. Zijn groote kennis van het Arabische leven stelde hem in staat zich heelemaal als 'n zoon der woestijn te ge dragen. Zoo werden er eens twee spionnen van den opstandigen Mahdi gevangen, den vijand der Engelscheri, uit wie men geen woord kon krijgen Goede raad was duur De beide Arabieren werden in een tent op gesloten en het duurde niet lang, of 'n derde spion, in boeien geklonken, kwam daar hun gezelschap deelen. Zij raakten aan het praten en de een vertelde dèn ander zijn geheimen Ten leste stond de laatst-gevangene Arabier op! Hij was,,Kitchener! Wanneer Horatio Herbert aanvoerder der be vrijdingstroepen ware geweest, zou men Gor don misschien hebben kunnen behouden, die hem eens „iemand met 'n helderen kop en 'n sterk gestel" had genoemd. Nu gelukte dat niet. Later, als „Sirdar" zooveel als gouverneur - over Egypte, wist Kitchener in den bloedigen slag by Omdoerman den tegenstand vgn de Kitchener tijdens den Fransch-Duitschen Oorlog in 1871. aldus verhalen de Ouden, door den god Prome theus (proo-méé-tuis), die het van den heiligen berg der goden, den Olympus, haalde. Hij bracht het tot de menschen, die er een zeer dankbaar gebruik van maakten. Ongelukkigerwijze kreeg de oppergod, Ju piter, in de gaten wat er gebeurd was, toen hij een vreemd schijnsel op de aarde waar nam. Oogenblikkelij k werd Prometheus gegre pen en in het bergland van den Kaukasus vast geklonken aan een rots. Dagelijks kwam een gier zich voeden met zijn lever, die evenwél des nachts wederom aangroeide, zoodat er aan de ondraaglijke smarten van den vuur-dief geen einde scheen te zullen komen. Eerst vele eeuwen later slaagde de reus Her cules of Héracles erin den wreeden vogel te (boden en Prometheus zijn vrijheid weer te geven. I 't Lijkt moeilijker dan het is! Begin dus met een gerust hart! Snijd vier stukken karton naar het voorbeeld van de bovenste figuur. Be vestig deze vier stukken in de hoeken op vier kante latjes, welke van onder tot boven door- loopcn, (spijkeren natuurlijk). Nu omranden en met sierpapier beplakken. Het blad laat je twee centimeter oversteken. Ook hierbij is het wel goed om de hoeken wat steviger te maken, door er aan de onderzijde hoekjes tegen aan de zetten van een plankje van een sigarenkistje. Dit doe je vóór het om randen en beplakken, zoodat je er niets van zien kunt als het klaar is. Je zult zien, 't wordt een stevig tafeltje, dat jaren meegaat. Misschien laat ik 'n volgenden keer er 'n compleet rookstel bij maken! Zorg nu, dat je tafeltje tegen dien tijcl klaar is! "j," - .nu. Onze „vaste medewerker", Joh. J„ zond zijn tiende oplossing in, waarvan hij dezen keer nog eens extra-werk heeft gemaakt! Wij moes ten haar iets bekorten. De inzendersprijs wordt verdeeld tusschen hem en Toos Br., Prins Hendrikstraat 45 te Alphen am Rhein. Nog verwierven een prijs: le. Agues W„ Vcr- hulststraat. 52, Den Haag; la. Tilla M., 44 Spoor straat, Blerik (fraai teekenwerk); 2e. Jakob v. d. K., Tollenstraat 130, Gouda. Troostprijs: B. Orn., 37, v. d. Venstraat, Den Bosch. Eerst zal Frederik van Eeden Voordat we nu tippelen gaan Ons ons kleine land bezingen Dan begint ons zwerfbestaan. Mijn Land, mijn Land, hoe blinken spiegelklaar uw vlieten in de riet-bewassen zoomen, stil glijdt het bruine scheepszeil langs de boomen, kalm ligt het vreedige gehuchtje daar. 1) 't Dorpje waar deez' menschen leven Hééft Felix Rutten ons beschreven: Mijn dorpje in het stille dal, Gedoken tusschen groen, Waar vlotte beek en waterval Muziek weerklinken doen. Waar ik de mooiste bloemen pluk, Die alle wereld weet, Mijn stille dorpje van geluk, Dat ik u nooit vergeet. Manna de Wijs—Mouton laat hooren Hoe haar het hofje kon bekoren: 'k Ben weer in mijn oude hofje Met zijn proop're huizenrij, 't Bleekje met de appelboomen Zonnig, vredig stukje wei. 'k Hoor het suizlend boomenrüischen, 'k Hoor den pompenslmger gaan, En 't gesliffer van de muiltjes, 't Vrouwtjes-dribb'len af en aan. Louwerse heeft in het strand Bezongen ons zoo schoone land: Waar de blanke top der duinen Schittert in den zonnegloed, En de Noordzee vricnd'lijk bruisend, Neêrlands smalle kust begroet, Juich ik aan 't vlakke strand: 'k Heb u lief, mijn Nederland. Voor zoover ik althans weet Rijmde een Nederlandsch poëet Nooit over een dierenpark. Onderstaand is „aige wark". Dierentuin: veel vreemde beesten Uit de Oost en uit de West Zie je daar bijeen verzameld, Saamgebracht uit vreemd gewest. Zeboe, luipaard en hyena, Antilopen en leeuwin En nog vele andere dieren Vind je ook nog binnen in. In „de Schepper" beschrijft Perk De heide onder 't avondzwerk. Een zee van golvend purper, in verbazen e-7-fgln ademloos, verstijfd als waar' zij dood Bij 't zien van 't eindloos-vlammend avondrood ZoO schijnt de heide, waar wie honig lazen. Met d'avondlast langs bloem en purper razen, Om niet te keeren, vóór de nacht ontvlood. En, scheidend, houdt de delling in haar schoot De blanke heerden, die al ruischend grazen. En zoo zijn we weer gekomen Aan het einde van het stel. De bewoner van dit landschap Beviel Hubert Poot heel wel, Want hij heeft in „Akkerleven" Onder andere dit geschreven: Hoe genoeglijk rolt het leven Des gerusten Lantmans heen, Die zijn zaligh lot, hoe kleen, Om geen koningskroon zou geven 1 Lage rust braveert den lof Van het hoogste koningshof. JOH. J. 1) Wijlen Frederik van Eeden bediende zich van een eigen spelling. terecht, die, tenslotte den Oceaan bereiken! Alle vlietende wateren sleuren van dit puin mee; hoe sterker de stroom, hoe meer kracht hij bezit als puin-drager. Bergstroomen hebben hun bagage aan kiezelsteenen; grootere torsen zelfs zware keien mee. Het klinkt misschien wat vreemd.... maar waar is het tóch, kijk slechts naar de alles-vernielende cn meesleurende kracht van de zee aan den duinkant. Zoo ont vangt de Oceaan niet alleen bergen water, doch ook bergen land! Op de plaats waar het rivier water het zoute ontmoet, zal een zandbank ont staan, doordat het tot rust gekomen puin hier bezinkt. De Nijl-Delta, de Ganges-Delta en die van de Mississippi („delta" is de Grieksche let ter „d", in don vorm van een geoponden waaier)! zijn daar om dit te bewijzen. Kleinere rivieren vertonnen dit verschijnsel in geringe- ren omvang. De zwaarste keien gaan het eerst naar den bodem cn vormen een „bank". Dan komt 'n streep water en wéér 'n bank, veroor zaakt door het zakken van het lichtere mate riaal. Er wordt, zoodoende, land gevormd, eilan den van zand of slib of keien, die niet zelden een heele oppervlake bestrijken. Men heeft eêns negentien belangrijke rivieren onderzocht om na te gaan, hoeveel zij aan be zinksel meevoerden'. De geleerden kwamen toen tot de lichtelijk verontrustende ontdekking, dat elke kubieke mijl (1 mijl is 1609 M.) rivierwater bezwaard was met 760.000 tonnen (1 ton is 100 kg.) van het land afgevoerd materiaal, dat allemaal terecht komt op den bodem van den Oceaan. Niet daér terecht komt, waar de zee Op haar diepst is Cn op haar kalmst, maar op een diepte van ongeveer zeshonderd voet (pl.m. 200 meter). Groote strooken ondiepe zee zullen tot droog land worden na verloop van tijd. Indien zich géén andere krachten daartegen zouden verzetten, wanneer alles op deze manier dóórging, zou de zee na zes millioen jaar al het land hebben weggespoeld...., maar, er bestaan nog terdege krachten, waarover misschien een volgenden keer. Het land tusschen dc rivieren Euphraat en Tigris, waar volgens sommigen ééns het aard- sche paradijs te bloeien stond, is rijk aan wiegen, wiegen voor heele kleine baby's en wiegen voor grootere, wiegen om mee op reis te gaan en wiegen voor in huis, wiegen inge legd met paarlemoer en zilver en heel een voudige, die toch ook haar nut hebben. Er wonen daarginds zelfs menschen, die zich per wieg naar het hospitaal laten vervoeren, het geen allicht niet zoo akelig eruit ziet als in een brancard. 'n Wieg met 'n jongen d'r in is een geluk- wensch waard! Dan straalt de moeder van geluk en de vader wijst vol trots op den klei nen bewoner. Maar o wee! als het 'n meisje is; dan zou het hoogst ongepast zijn een felicitatie af te geven! De ouders zouden deze als 'n be spotting beschouwen; meisjes zijn daarginds nu eenmaal weinig in tel! 'n „Deydijah" is 'n wieg, waar groote kin deren hun plaats vinden. Ze liggen daar met hun fluweelen mutsje op, dat bij de rijkeren niet zelden met gouden muntstukken is ver sierd. Deze muntstukken zijn voor de kléine bewoners wat rammelaars en popjes voor ónze babies zijn. De eigenlijke wieg wordt gedra gen door twee staven, die van haken zijn voorzien, zoodat alles goed kan schommelen en daartoe dient 'n wieg toch eigenlijk! Het komt niet zeldeh Voor, dat deze wiegen met fraai snijwerk zijn versierd of met prachtige kleuren beschilderd. Eens werd er bij dc deur van een Engelsch ziekenhuis een wieg neergezet, die op het eerste gezicht niets dan lompen cn vodden bleek te bevatten. Bij nauwkeuriger onderzoek kwam 'n tienjarig meisje te voorschijn, Fatima, dat begon te schreien om een steenen hart te verscheuren. Het was 'n sla.Vin. Haar mees ter had haar voor 'n paar tientjes gekocht, toen zij nog maar 'n klein meisje wasméér zijn kleine meisjes nu eenmaal niet waard. De vrouw van dezen man leerde haar allerlei klei ne, huisoudelijke bezigheden; wanneer zij den gasten een kopje geurige koffie bracht, morste zij nooit een druppeltje en niemand kon zóó sierlijk de lange waterpijpen of „nargilehs" aan steken als kleine Fatima Dat was 'n heel ple zierig leventjeDe menschen noemden haar „kersebloesem" en „hart van parel" en ze von den haar zoo'n leuk prinsesje Maar toen werd de kleine slavin ziek. Wat haar eigenlijk precies mankeerde wist niemand! Alle heilige derWischen (bedelmonniken) kon den haar niet meer op de been helpen. Ze was maar zoo moe, zoo moeEn wat duurde die moeheid langEr leek wel geen eind aan te komen Toen werd het met grauwen en snau wen geprobeerd, maar die hielpen de kleine Fatima ook al niet. Het makkelijkste was, haar maar heelemaal aan d'r lot over te laten, het was immers tóch maar 'n meisje l En nu gebeurde het op zekeren dag, dat er zóó maar 'n bak met gloeiende kolen op het arme wezentje neerstortteMisschien zouden die de moeheid wat verdrijven 'n Meelijdende vrouw stopte het schreiende meisje in een wieg en zette deze neer voor net hospitaal der „christenen". Daar lieten de zusters zich méér aan haar gelegen liggen dan haar meester en haar meesteres. Na eenigen tijd werd Fatima door de kleine Engelen in den Hemel gewiegd! Het Engelsché blad „Punch" bracht den 14en Februari 1885 een plaat, voorstellend den aan val der derwischen op Khartoem. De Gerech tigheid, het zwaard in de vuist, bedekt vol schaamte haar gelaat: „Te laat!" Koningin Victoria schreef in haar dagboek: „Vreeselijk nieuws na het ontbijt. Khartoem gevallen. Het lot van Gordon onzeker. Allen 'zijn zeer bedroefd. Het is al te verschrikkelijk. Het bestuur verdient een standje, omdat het zoo getalmd heeft met het zenden van hulp. Ik heb den Ministers duidelijk getelegrafeerd hoe ontzettend mij dit nieuws aangreep, te meer, waar men alles had kunnen voorkomen". Minister Gladstone schreef Hare Majesteit daarop terug: „Mijnheer Gladstone waagt het niet de gron den te beoordeelen, die uwe majesteit er toe leidden te seinen, dat de val van Khartoem voorkomen had kunnen worden. Maar zoover als hij het beoordeelen kan en Zoover hij zich herinnert, is hij niet geheel en al in staat de meening te deelen, die het Uwe Majesteit be haagde aldus te verkondigen. Hij spreekt echter met onderdanigheid op dit stuk van zaken!" Aan Gordon's zuster schreef de Engelsche koningin: „Beste juffrouw Gordon! Hoe zal ik u schrijven of hoe zal ik u dui delijk maken wat ik gevoel! Te denken aan uw waarden, edelen, heldhaftigen Broeder, die zijn land en zijn vorsting zoo waarachtig en als 'n held diende, met een zelf-opoffering, die heel de wereld heeft gesticht en nog niet eens gered Dat de beloften om te komen hel pen niet werden vervuld, terwijl ik er zóó sterk Gordon s laatste portret. De stad ligt als 'n wit-stoffige oven te blake ren in de stralen van de zomerzon. De menski sjokken voort in het smalle reepje schaduw dat langs de huizen valt. Nat glimmen de gezi Lten van de hitte. De huizen lijken als dood. De jalouzieën zijn neergelaten, de markiezen uit gerold. De rinkelende bel van een groentekar brengt nog ietwat leven. Traag wordt er hier en daar 'n deur geopend en verschijnen de verhitte gezichten van de klanten. 'n Jochie van 'n jaar of tien drentelt beslui teloos langs 'n molmend hek, dat den toegang tot 'n stadstuin afsluit. „Artikel 461, Wetboek van Strafrecht" staat er dreigend op 'n bordje te lezen. Jammer 1 Er staan prachtige, blanke margrieten te bloeien met hun hartje van goud. En moeder is zoo ziek Zou hij even door 'n kier den luin binnen gaan en wat van die bloemen plukken? De groenteman is voorbij Geen agent te zien.... Hij wringt zich tusschen de latten door Roef, roef, rukt hij de taaie stengels der wiegelende planten af.... Daar verschijnt plotseling het noodlot, be lichaamd in een grooten, dikken agent. Als hij 't jochie in de gaten krijgt, wordt z'n roodè hoofd paars-blauw, z'n oogen puilen uit en z'n mond zakt open van verbazing. Zóó'n misdaad bij zóó'n hitteLoom-landerig strekt-ie z'n armen uit, maar in het volgende oogenblik laat-ie ze weer slap langs z'n lijf vallen De kleine gauw-dief heeft niet op 'm gewacht, maar is onder zijn grijp-armen doorgedoken, en loopt nu tergend-lachend, vijf meter voor den dienaar der wet. Hijgend én puffend komt de agent op gang, maar schooiertje behoudt zijn voorsprong, tot hij verdwijnt in een smal steegje en als de agent hem zoo ver gevolgd is, ziet hij juist de deur voor z'n neus dicht slaan. Als een kat die op een muis loert, zal de zoon van Hermandad in dit koele steegje zijn prooi afwachten, want als hij belt wordt hem toch niet opengedaan. Dat wachten is in- tusschen meer eigen- dan dienstbelang, want in 't steegje is het koeler dan in de heete stoffige straten. De jongen is intusschcn een steile, krakende trap opgeklommen, totdat hij op een zolder kamertje belandt. Een versleten doek voor 't dakvenster, moet de verzengende zonnestralen buitensluiten, maar desondanks is de tempera tuur verstikkend. Op een matras, waarvan 't stroo door de gaten naar buiten steekt, ligt een vermagerde gestalte. De was-bleeke neusvleu gels gaan heftig op en neer, telkens als de vrouw hijgend adem haalt. „Moeder", zegt de jongen, „kijk 's". Stralend toont hij haar de bloemen. De dunne bloedlooze lippen vertrekken zich tot een pijn lijken glimlach. Moeder streelt het vlas-blonde jongenshoofd voor haar. „Kom je daar eerlijk..,,?" De jongen begrijpt en om zijn verlegenheid te verbergen, begint ie de bloemen in een glas te zetten, 't Magere vrouwtje volgt met liaar oogen elke beweging van den jongenHaar jongen, met zijn gouden hart Buiten zit een dikke agent op een regenton. Z'n helm is scheefgezakt, z'n hoofd rust op z'n borst, z'n ademhaling lijkt een motor. Hij slaapt..,. De stad ligt als een wit-stoffige oven te bla keren >n de felle stralen van de zomerzon „Op het smartelijk gelaat der kranke Blonk een glimlach, als van ouds. Lièfkoozend nam ze 't jongske tot zich En zij kuste hem. Heur laatste glimlach was 't, Heur laatste kus." Vrij naar J. A. M. B. Mijn geheelbestaat Uit'twaalf Tetters en is een bekende dag, midden in de week. X 1 X 2 X 3 X 4 X 5 X 6 .«•.X«a.. 7 ...X... g •-•X... 9 X 10 X 11 X 12 1 Afkorting voor 1 dam.2 2 Ratelpopulier of abeel. 3 Grondstof van chocolade-poeder. 4. Partij, volgelingen. 5. Plan, grondslag, idee. 6. Opvliegend, spoedig boos of driftig. 7. Van of uit het Oosten komend. 8. Meeningen, beschouwingen. 9. Hét gedaan geven aan iemand, iemand zijn congé geven. 10. Verleden tijd van een werkwoord, dat „uit het gevaar helpen" beteekent. 11. Oogenblik, tijdstip, tred. 12. Afkorting voor honderd cents. II Nummer twee van deze serie! Zóó zag het er vóór Aschwoensdag uit! 'n Jolig stel, niet? Maak er 'n leuke kleurteekening van of schrijf of dicht er wat bij, al naar je gaven zijn! Er worden drie prijzen aan deze serie ver bonden. Land en zee leven altijd met elkaar als kat en hónd. 'tLand probeert te houden wat het beeften de zee is er steeds op uit daarvan wat af te knabbelen. De bedoeling is intusschen niet zoo heel verkeerd, want de Oceaan draagt de gestolen aarde altijd weer naar 'n plaats, waar zij voor een belangrijk gedeelte meehelpt aan land-uitbreiding! Zoo bestaan er kleine eilandjes, die misschien ooit tot groote vaste landen zullen uitgroeiendoch die thans zoo ver nog lang niet zijn. 4 t iLr,^,enLna,®r de ..riviertjes", die op straat u u S^ibngen ontstaan na een r "bui, wanneer het lang droog ge- 7eïo f ter ziet haast zwart. De regen Gn de dake" gewasschen, de wordl nM; heele Chippen zand en Dit hezinlcspl komt rnee8esleurd naar beneden! Dit bezinksel komt vaak in beekjes of rivieren Mahdieten te breken. Maar wat veel mooier was, hij richtte voor de bewoners van den Soe dan te Khartoem een school op, 'n college, waar zij van alles konden leeren. Die school bestaat er nu nog. Heel Engeland stortte er geld voor, 'n bedrag van honderduizend pond (1 pond was toen 12). Er is 'n soort Mulo- school aan verbonden, 'n middelbaar-technische school, 'n kweekschool voor onderwijzers en dorpsrechlers, en 'n militaire normaalschool. Toch s de géést van den Mahdi daarginds nog niet dood en blijft Khartoem een doorn in het oog van menigen Arabier of Mohammedaan. Het trotsche standbeeld aldaar, Gordon voor stellend, gezeten op zijn kameel: „De Tele graaf", wordt door menigen volgeling van Mo hammed met leede oogen aanschouwd Eens had het weinig gescheeld, of wéér was er in Egypte een betreurenswaardige oorlog uit gebroken. De Fransche majoor Marchand had ,een gedeelte van Nijlland in bezit genomen en dat was heelemaal niet naar den zin van het Britsche Rijk. Kitchener er op af Het volgende gesprek ontstond tusschen de twee kloeke legeraanvoerders. „Majoor, zou u niet willen terugtrekken na uw grootsche krijgsverrichtingen in Afrika?" „Nee, generaal, ik wacht op nieuwe bevelen „Is het al lang geleden, dat men u orders uit Frankrijk deed toekomen" ,,'n Paar maanden, maar ik moet hier op nieuwe wachten." „U kunt anders mijn schépen krijgen Om over den Nijl naar Europa terug te keeren „Erg lief van u, maar ik dank u. Ik wacht op bevelen van mijn oversten. Die zullen mij niet in den steek laten Ondanks armoede kan men gelukkig zijn; in den hoogen nood zoekt men juist samen naar hulp. Kitchener voert de Engelsche troepen aan legen de volgelingen van den Mahdi bij Omdoerman aan den Nijl. „Ja, maar ik moet hier toch heusch de Egyp tische vlag hijschen „Nou, dan zal ik 'n handje helpen om dat te doen boven het Egyptisch dorp daar!" „Ook over uw vesting". „Nee, daar blijft u af „Weet u wel, majoor, dat deze zaak op een oorlog tusschen Frankrijk en Engeland zou kunnen uitdraaien Marchand boogmaar gaf geen ant woord. Kitchener, zeer bleek, stond op. „Wij zijn sterker dan u" vermaande hij den Franschman „Dat zou alleen een gevecht kunnen be slissen .„Precies!" antwoordde Kitchener. Hij liet zijn blik gaan over zijn twee duizend man. Toen keek liijr naar de blinkende -bajonetten op de Wallen der Fransche vesting! Eén verkeerd wóórd en eeiï oorlog zou "tusschen twee be schaafde landen uitbarsten met al le ellende daaraan verbondénGelukkig, dat dat Ver keerde woord...... niet kwam! „Gaat u mee Dan drinken we samen een glaasje stelde de Engelschman voor 'n Oorlog voorkomen Tijdens den wereldoorlog, die in 1914 de halve wereld in bloed en tranen dompelde, scheepte Kitchener zich in op de „Hampshire" naar Rusland. Ondanks het uiterst ongunstige weer en het mijnen-gevaar, wilde de veldmaarschalk niet van deze zeereis afzien. Het was op dezen tocht, dat de dood hem achterhaalde: het schip stiet op "n verborgen mijn en vloog in de lucht. Slechts twaalf man konden zich met moeite en nood redden. Onder hen waren drie matrozen, die Kitche ner voor het laatst zagen, wandelend op het dek van de zinkende schuit naast enkele an dere officieren, geheel bedaard en volkomen rustig. Ten laatste zagen zij hem stilstaan. Als 'n koning Saul stak hij hoog boven alle anderen aan boord uit

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 9