HOE
GORDON GEWROKEN WERD,
ZATERDAG '4 MAART 1933
EIGEN WERK,
VOOR KNUTSELAARS.1
Rooktaf elt je.
REUZEN OP AARDE.
WIE TIPPELT ER MEE
Uitslag en verloting.
YOOR DE MEISJES.
Wiegen in het Oosten.
Het vuur werd gestolen
DE NATUUR IN.
WIE KLEURT ER MEE
Land en zee.
Oplossing van dien vorigen
rebus.
De misdaad op den heeten
zomermiddag.
LETTERRAADSEL.
wagen.^
„In die dagen leefden er reuzen op aarde"
staat in den Bijbel te lezen.
Van de menschelijke reuzen weten wij weinig
af, maar de reuzen in het dierenrijk hebben
sporen genoeg over het aardrijk nagelaten!
Toen de aardkorst haar Middeleeuwen be
leefde, die lang niet met ónze Middeleeuwen
samenvielen, leefden de schrikwekkende hage
dissen of dinosauriërs, de reusachtigste wezens,
welke ooit den bodem deden sidderen onder
hun voetstappen. Het is treurig om te zien, hoe
hun neefjes en nichtjes, de hagedissen, kroko
dillen. slangen of schildpadden zóó uit den aard
geslagen zijn, dat het mieren lijken bij paarden
vergeleken!
De „stvraco saurus" was een pianten-etende
„hagedis" met stevigen kangeroe-staart en een
neushoorn. De huid van dit lieve dier was als
met wratten bezet, net als bij de padden. Men
heeft eieren van deze soort gevonden in de on
metelijke woestijnen van de Gobi in Azië.
De arsinoi theriums waren óók geen Schoot
hondjes! Grooter dan 'n neushoorn, waarop zij
het meest geleken! Toch waren zij meer familie
van den olifant. Uit hun gebit valt op te maken,
dat deze reuzen, met hun sterke horens op den
kop, zich met planten voedden! Die horens
waren naar voren gericht en dienden niet alleen
tot verdediging, maar ook om wortels uit den
grond te breken. Deze „spaden" waren van
been; met den hoorn van neushoorns hadden
zij niets te maken.
Overblijfselen, fossielen, van den stegosaurus
zijn in Amerika en Engeland gevonden. Het
dier was zes meter lang en meer dan drie
meter hoog. Het was zwaar gepantserd en die
pantser-platen kwamen deze hagedis goed te
pas in haar strijd tegen de roovers onder de
dinosauriërs. Deze stegosaurus had maar heel
weinig hersenruimte, des te meer ruggemerg
in de lendenstreek, een bewijs, dat zijn gees
telijke eigenschappen niet op 'n erg hoog peil
stonden. Met dat al was deze sauriër 'n onge
vaarlijk dier, dat er met zijn geweldige rug
schubben als cactus-blaren, indrukwekkend ge
noeg uitzag en zich met planten voedde.
De diplodocus was over de twintig meter
lang. Zijn wervelkolom telde meer dan honderd
wervels, welke zich voortzetten in een enormen
staart, die als 'n reusachtige slang achter het
dier aanschuifelde. Hij stond aan de oevers der
machtige stroomen en scharrelde met z'n langen
nek onder water naar allerlei kruid, net als 'n
eend! Zijn hals was net 'n giraffe-hals en da
kop die van een groote hagedis.
Al deze reuzen zijn van de aarde verdwenen.
DE BLOEDDORSTIGE ARENDEN bestaan al
leen maar in verhaaltjes. De koningen der lucht
zijn veeleer schuwe en bangelijke dieren, die
zich geruimen tijd van hun horst verwijderd
houden, wanneer het nest door menschen wordt
verstoord.
Het monument van Gordon te Khartoem,
waar bij sneuvelde tegen den Mahdi.
op stond, grieft mij meer, dan ik u duidelijk
kan maken, ja, het heeft mij £elfs ziek ge
maakt. Mijn hart bloedt wegens u, zijn zuster,
die ter wille van hem zooveel angsten had te
doorstaan, en die haar beminden broeder lief
had, zooals hij dat verdiende".
Horatio Herbert Kitchener (spr.: „Kit-sje-
ne") was eigenlijk nog maar 'n jongen, toen
de bloedige oorlog tusschen Frankrijk en
Duitschland uitbrak. In den winter van het jaar
1871 vinden wij hem in de rijen der Franschen
hoewel hij heelemaal geen verlof had bekomen
zich als Engelschman in vreemden krijgsdienst
te begeven. De Duitschers hadden met hun
vijanden gemakkelijk spel. Deze hadden lang
geen geweren genoeg en zelfs geen kogels, al
had 'n Fransch generaal gezegd: „Er ontbreekt
geen knoop aan de slobkousen onzer soldaten"
Op zekeren nacht steeg Kitchener in een
luchtballon op. Het was geweldig koud. Tegen
den morgen kon hij de Duitsche legers waar
nemen, die als 'n zwerm sprinkhanen over het
Fransche land kwamen neergestreken. Toen de
ballon daalde, moest Kitchener zijn tol aan de
felle koude betalen: hij geraakte bewusteloos
en kreeg 'n zware longontsteking, waarvan hij
zijn heele verdere leven last heeft gehad.
Na zijn herstel moest hij bij den Britschen
opperbevelhebber komen.
„Waarom is u in vreemden krijgsdienst ge
gaan „Ik begreep, dat ik hier voorloopig
gemist kon worden, Hoogheid Ik had heele
maal geen behoefte om niets te loopen doen.
Ik dacht daarginds iets te kunnen leeren
De oude houwdegen ging niet zoo n klein
beetje aan, doch hij eindigde aldus: „Het kan
mij eigenlijk niet schelen je er bij te zeggen,
dat ik in jouw plaats hetzelfde gedaan zbu
hebben Adieu
In 1881 werd de jonge officier majoor van
het Engelsch-Egyptische leger, en als zoodanig
nam hij aan verschillende pogingen deel om
Gordon |e hulp *e komen. Zijn groote kennis
van het Arabische leven stelde hem in staat
zich heelemaal als 'n zoon der woestijn te ge
dragen. Zoo werden er eens twee spionnen van
den opstandigen Mahdi gevangen, den vijand
der Engelscheri, uit wie men geen woord kon
krijgen Goede raad was duur
De beide Arabieren werden in een tent op
gesloten en het duurde niet lang, of 'n derde
spion, in boeien geklonken, kwam daar hun
gezelschap deelen. Zij raakten aan het praten
en de een vertelde dèn ander zijn geheimen
Ten leste stond de laatst-gevangene Arabier
op! Hij was,,Kitchener!
Wanneer Horatio Herbert aanvoerder der be
vrijdingstroepen ware geweest, zou men Gor
don misschien hebben kunnen behouden, die
hem eens „iemand met 'n helderen kop en 'n
sterk gestel" had genoemd. Nu gelukte dat
niet.
Later, als „Sirdar" zooveel als gouverneur
- over Egypte, wist Kitchener in den bloedigen
slag by Omdoerman den tegenstand vgn de
Kitchener tijdens den Fransch-Duitschen
Oorlog in 1871.
aldus verhalen de Ouden, door den god Prome
theus (proo-méé-tuis), die het van den heiligen
berg der goden, den Olympus, haalde. Hij
bracht het tot de menschen, die er een zeer
dankbaar gebruik van maakten.
Ongelukkigerwijze kreeg de oppergod, Ju
piter, in de gaten wat er gebeurd was, toen
hij een vreemd schijnsel op de aarde waar
nam. Oogenblikkelij k werd Prometheus gegre
pen en in het bergland van den Kaukasus vast
geklonken aan een rots. Dagelijks kwam een
gier zich voeden met zijn lever, die evenwél
des nachts wederom aangroeide, zoodat er aan
de ondraaglijke smarten van den vuur-dief
geen einde scheen te zullen komen.
Eerst vele eeuwen later slaagde de reus Her
cules of Héracles erin den wreeden vogel te
(boden en Prometheus zijn vrijheid weer te
geven. I
't Lijkt moeilijker dan het is! Begin dus met
een gerust hart! Snijd vier stukken karton
naar het voorbeeld van de bovenste figuur. Be
vestig deze vier stukken in de hoeken op vier
kante latjes, welke van onder tot boven door-
loopcn, (spijkeren natuurlijk).
Nu omranden en met sierpapier beplakken.
Het blad laat je twee centimeter oversteken.
Ook hierbij is het wel goed om de hoeken wat
steviger te maken, door er aan de onderzijde
hoekjes tegen aan de zetten van een plankje
van een sigarenkistje. Dit doe je vóór het om
randen en beplakken, zoodat je er niets van
zien kunt als het klaar is.
Je zult zien, 't wordt een stevig tafeltje, dat
jaren meegaat. Misschien laat ik 'n volgenden
keer er 'n compleet rookstel bij maken!
Zorg nu, dat je tafeltje tegen dien tijcl
klaar is!
"j," -
.nu.
Onze „vaste medewerker", Joh. J„ zond zijn
tiende oplossing in, waarvan hij dezen keer
nog eens extra-werk heeft gemaakt! Wij moes
ten haar iets bekorten.
De inzendersprijs wordt verdeeld tusschen
hem en Toos Br., Prins Hendrikstraat 45 te
Alphen am Rhein.
Nog verwierven een prijs: le. Agues W„ Vcr-
hulststraat. 52, Den Haag; la. Tilla M., 44 Spoor
straat, Blerik (fraai teekenwerk); 2e. Jakob
v. d. K., Tollenstraat 130, Gouda.
Troostprijs: B. Orn., 37, v. d. Venstraat, Den
Bosch.
Eerst zal Frederik van Eeden
Voordat we nu tippelen gaan
Ons ons kleine land bezingen
Dan begint ons zwerfbestaan.
Mijn Land, mijn Land, hoe blinken spiegelklaar
uw vlieten in de riet-bewassen zoomen,
stil glijdt het bruine scheepszeil langs de
boomen,
kalm ligt het vreedige gehuchtje daar. 1)
't Dorpje waar deez' menschen leven
Hééft Felix Rutten ons beschreven:
Mijn dorpje in het stille dal,
Gedoken tusschen groen,
Waar vlotte beek en waterval
Muziek weerklinken doen.
Waar ik de mooiste bloemen pluk,
Die alle wereld weet,
Mijn stille dorpje van geluk,
Dat ik u nooit vergeet.
Manna de Wijs—Mouton laat hooren
Hoe haar het hofje kon bekoren:
'k Ben weer in mijn oude hofje
Met zijn proop're huizenrij,
't Bleekje met de appelboomen
Zonnig, vredig stukje wei.
'k Hoor het suizlend boomenrüischen,
'k Hoor den pompenslmger gaan,
En 't gesliffer van de muiltjes,
't Vrouwtjes-dribb'len af en aan.
Louwerse heeft in het strand
Bezongen ons zoo schoone land:
Waar de blanke top der duinen
Schittert in den zonnegloed,
En de Noordzee vricnd'lijk bruisend,
Neêrlands smalle kust begroet,
Juich ik aan 't vlakke strand:
'k Heb u lief, mijn Nederland.
Voor zoover ik althans weet
Rijmde een Nederlandsch poëet
Nooit over een dierenpark.
Onderstaand is „aige wark".
Dierentuin: veel vreemde beesten
Uit de Oost en uit de West
Zie je daar bijeen verzameld,
Saamgebracht uit vreemd gewest.
Zeboe, luipaard en hyena,
Antilopen en leeuwin
En nog vele andere dieren
Vind je ook nog binnen in.
In „de Schepper" beschrijft Perk
De heide onder 't avondzwerk.
Een zee van golvend purper, in verbazen
e-7-fgln ademloos, verstijfd als waar' zij dood
Bij 't zien van 't eindloos-vlammend
avondrood
ZoO schijnt de heide, waar wie honig lazen.
Met d'avondlast langs bloem en purper razen,
Om niet te keeren, vóór de nacht ontvlood.
En, scheidend, houdt de delling in haar schoot
De blanke heerden, die al ruischend grazen.
En zoo zijn we weer gekomen
Aan het einde van het stel.
De bewoner van dit landschap
Beviel Hubert Poot heel wel,
Want hij heeft in „Akkerleven"
Onder andere dit geschreven:
Hoe genoeglijk rolt het leven
Des gerusten Lantmans heen,
Die zijn zaligh lot, hoe kleen,
Om geen koningskroon zou geven 1
Lage rust braveert den lof
Van het hoogste koningshof.
JOH. J.
1) Wijlen Frederik van Eeden bediende zich
van een eigen spelling.
terecht, die, tenslotte den Oceaan bereiken! Alle
vlietende wateren sleuren van dit puin mee; hoe
sterker de stroom, hoe meer kracht hij bezit
als puin-drager. Bergstroomen hebben hun
bagage aan kiezelsteenen; grootere torsen zelfs
zware keien mee. Het klinkt misschien wat
vreemd.... maar waar is het tóch, kijk slechts
naar de alles-vernielende cn meesleurende
kracht van de zee aan den duinkant. Zoo ont
vangt de Oceaan niet alleen bergen water, doch
ook bergen land! Op de plaats waar het rivier
water het zoute ontmoet, zal een zandbank ont
staan, doordat het tot rust gekomen puin hier
bezinkt. De Nijl-Delta, de Ganges-Delta en die
van de Mississippi („delta" is de Grieksche let
ter „d", in don vorm van een geoponden
waaier)! zijn daar om dit te bewijzen. Kleinere
rivieren vertonnen dit verschijnsel in geringe-
ren omvang. De zwaarste keien gaan het eerst
naar den bodem cn vormen een „bank". Dan
komt 'n streep water en wéér 'n bank, veroor
zaakt door het zakken van het lichtere mate
riaal. Er wordt, zoodoende, land gevormd, eilan
den van zand of slib of keien, die niet zelden
een heele oppervlake bestrijken.
Men heeft eêns negentien belangrijke rivieren
onderzocht om na te gaan, hoeveel zij aan be
zinksel meevoerden'. De geleerden kwamen toen
tot de lichtelijk verontrustende ontdekking, dat
elke kubieke mijl (1 mijl is 1609 M.) rivierwater
bezwaard was met 760.000 tonnen (1 ton is
100 kg.) van het land afgevoerd materiaal, dat
allemaal terecht komt op den bodem van den
Oceaan. Niet daér terecht komt, waar de zee
Op haar diepst is Cn op haar kalmst, maar op
een diepte van ongeveer zeshonderd voet (pl.m.
200 meter). Groote strooken ondiepe zee zullen
tot droog land worden na verloop van tijd.
Indien zich géén andere krachten daartegen
zouden verzetten, wanneer alles op deze manier
dóórging, zou de zee na zes millioen jaar al het
land hebben weggespoeld...., maar, er bestaan
nog terdege krachten, waarover misschien een
volgenden keer.
Het land tusschen dc rivieren Euphraat en
Tigris, waar volgens sommigen ééns het aard-
sche paradijs te bloeien stond, is rijk aan
wiegen, wiegen voor heele kleine baby's en
wiegen voor grootere, wiegen om mee op reis
te gaan en wiegen voor in huis, wiegen inge
legd met paarlemoer en zilver en heel een
voudige, die toch ook haar nut hebben. Er
wonen daarginds zelfs menschen, die zich per
wieg naar het hospitaal laten vervoeren, het
geen allicht niet zoo akelig eruit ziet als in
een brancard.
'n Wieg met 'n jongen d'r in is een geluk-
wensch waard! Dan straalt de moeder van
geluk en de vader wijst vol trots op den klei
nen bewoner. Maar o wee! als het 'n meisje is;
dan zou het hoogst ongepast zijn een felicitatie
af te geven! De ouders zouden deze als 'n be
spotting beschouwen; meisjes zijn daarginds nu
eenmaal weinig in tel!
'n „Deydijah" is 'n wieg, waar groote kin
deren hun plaats vinden. Ze liggen daar met
hun fluweelen mutsje op, dat bij de rijkeren
niet zelden met gouden muntstukken is ver
sierd. Deze muntstukken zijn voor de kléine
bewoners wat rammelaars en popjes voor ónze
babies zijn. De eigenlijke wieg wordt gedra
gen door twee staven, die van haken zijn
voorzien, zoodat alles goed kan schommelen
en daartoe dient 'n wieg toch eigenlijk! Het
komt niet zeldeh Voor, dat deze wiegen met
fraai snijwerk zijn versierd of met prachtige
kleuren beschilderd.
Eens werd er bij dc deur van een Engelsch
ziekenhuis een wieg neergezet, die op het
eerste gezicht niets dan lompen cn vodden
bleek te bevatten. Bij nauwkeuriger onderzoek
kwam 'n tienjarig meisje te voorschijn, Fatima,
dat begon te schreien om een steenen hart
te verscheuren. Het was 'n sla.Vin. Haar mees
ter had haar voor 'n paar tientjes gekocht,
toen zij nog maar 'n klein meisje wasméér
zijn kleine meisjes nu eenmaal niet waard. De
vrouw van dezen man leerde haar allerlei klei
ne, huisoudelijke bezigheden; wanneer zij den
gasten een kopje geurige koffie bracht, morste
zij nooit een druppeltje en niemand kon zóó
sierlijk de lange waterpijpen of „nargilehs" aan
steken als kleine Fatima Dat was 'n heel ple
zierig leventjeDe menschen noemden haar
„kersebloesem" en „hart van parel" en ze von
den haar zoo'n leuk prinsesje
Maar toen werd de kleine slavin ziek. Wat
haar eigenlijk precies mankeerde wist niemand!
Alle heilige derWischen (bedelmonniken) kon
den haar niet meer op de been helpen. Ze was
maar zoo moe, zoo moeEn wat duurde die
moeheid langEr leek wel geen eind aan te
komen Toen werd het met grauwen en snau
wen geprobeerd, maar die hielpen de kleine
Fatima ook al niet. Het makkelijkste was, haar
maar heelemaal aan d'r lot over te laten, het
was immers tóch maar 'n meisje l
En nu gebeurde het op zekeren dag, dat er
zóó maar 'n bak met gloeiende kolen op het
arme wezentje neerstortteMisschien zouden
die de moeheid wat verdrijven 'n Meelijdende
vrouw stopte het schreiende meisje in een
wieg en zette deze neer voor net hospitaal der
„christenen". Daar lieten de zusters zich méér
aan haar gelegen liggen dan haar meester en
haar meesteres.
Na eenigen tijd werd Fatima door de kleine
Engelen in den Hemel gewiegd!
Het Engelsché blad „Punch" bracht den 14en
Februari 1885 een plaat, voorstellend den aan
val der derwischen op Khartoem. De Gerech
tigheid, het zwaard in de vuist, bedekt vol
schaamte haar gelaat: „Te laat!"
Koningin Victoria schreef in haar dagboek:
„Vreeselijk nieuws na het ontbijt. Khartoem
gevallen. Het lot van Gordon onzeker. Allen
'zijn zeer bedroefd. Het is al te verschrikkelijk.
Het bestuur verdient een standje, omdat het
zoo getalmd heeft met het zenden van hulp.
Ik heb den Ministers duidelijk getelegrafeerd
hoe ontzettend mij dit nieuws aangreep, te
meer, waar men alles had kunnen voorkomen".
Minister Gladstone schreef Hare Majesteit
daarop terug:
„Mijnheer Gladstone waagt het niet de gron
den te beoordeelen, die uwe majesteit er toe
leidden te seinen, dat de val van Khartoem
voorkomen had kunnen worden. Maar zoover
als hij het beoordeelen kan en Zoover hij zich
herinnert, is hij niet geheel en al in staat de
meening te deelen, die het Uwe Majesteit be
haagde aldus te verkondigen. Hij spreekt echter
met onderdanigheid op dit stuk van zaken!"
Aan Gordon's zuster schreef de Engelsche
koningin:
„Beste juffrouw Gordon!
Hoe zal ik u schrijven of hoe zal ik u dui
delijk maken wat ik gevoel! Te denken aan
uw waarden, edelen, heldhaftigen Broeder, die
zijn land en zijn vorsting zoo waarachtig en
als 'n held diende, met een zelf-opoffering, die
heel de wereld heeft gesticht en nog niet
eens gered Dat de beloften om te komen hel
pen niet werden vervuld, terwijl ik er zóó sterk
Gordon s laatste portret.
De stad ligt als 'n wit-stoffige oven te blake
ren in de stralen van de zomerzon. De menski
sjokken voort in het smalle reepje schaduw dat
langs de huizen valt. Nat glimmen de gezi Lten
van de hitte. De huizen lijken als dood. De
jalouzieën zijn neergelaten, de markiezen uit
gerold. De rinkelende bel van een groentekar
brengt nog ietwat leven. Traag wordt er hier
en daar 'n deur geopend en verschijnen de
verhitte gezichten van de klanten.
'n Jochie van 'n jaar of tien drentelt beslui
teloos langs 'n molmend hek, dat den toegang
tot 'n stadstuin afsluit. „Artikel 461, Wetboek
van Strafrecht" staat er dreigend op 'n bordje
te lezen. Jammer 1 Er staan prachtige, blanke
margrieten te bloeien met hun hartje van goud.
En moeder is zoo ziek
Zou hij even door 'n kier den luin binnen
gaan en wat van die bloemen plukken?
De groenteman is voorbij
Geen agent te zien....
Hij wringt zich tusschen de latten door
Roef, roef, rukt hij de taaie stengels der
wiegelende planten af....
Daar verschijnt plotseling het noodlot, be
lichaamd in een grooten, dikken agent. Als hij
't jochie in de gaten krijgt, wordt z'n roodè
hoofd paars-blauw, z'n oogen puilen uit en z'n
mond zakt open van verbazing. Zóó'n misdaad
bij zóó'n hitteLoom-landerig strekt-ie z'n
armen uit, maar in het volgende oogenblik
laat-ie ze weer slap langs z'n lijf vallen De
kleine gauw-dief heeft niet op 'm gewacht,
maar is onder zijn grijp-armen doorgedoken,
en loopt nu tergend-lachend, vijf meter voor
den dienaar der wet. Hijgend én puffend komt
de agent op gang, maar schooiertje behoudt
zijn voorsprong, tot hij verdwijnt in een smal
steegje en als de agent hem zoo ver gevolgd
is, ziet hij juist de deur voor z'n neus dicht
slaan. Als een kat die op een muis loert, zal
de zoon van Hermandad in dit koele steegje
zijn prooi afwachten, want als hij belt wordt
hem toch niet opengedaan. Dat wachten is in-
tusschen meer eigen- dan dienstbelang, want
in 't steegje is het koeler dan in de heete
stoffige straten.
De jongen is intusschcn een steile, krakende
trap opgeklommen, totdat hij op een zolder
kamertje belandt. Een versleten doek voor 't
dakvenster, moet de verzengende zonnestralen
buitensluiten, maar desondanks is de tempera
tuur verstikkend. Op een matras, waarvan 't
stroo door de gaten naar buiten steekt, ligt een
vermagerde gestalte. De was-bleeke neusvleu
gels gaan heftig op en neer, telkens als de
vrouw hijgend adem haalt.
„Moeder", zegt de jongen, „kijk 's".
Stralend toont hij haar de bloemen. De dunne
bloedlooze lippen vertrekken zich tot een pijn
lijken glimlach. Moeder streelt het vlas-blonde
jongenshoofd voor haar.
„Kom je daar eerlijk..,,?"
De jongen begrijpt en om zijn verlegenheid
te verbergen, begint ie de bloemen in een glas
te zetten, 't Magere vrouwtje volgt met liaar
oogen elke beweging van den jongenHaar
jongen, met zijn gouden hart
Buiten zit een dikke agent op een regenton.
Z'n helm is scheefgezakt, z'n hoofd rust op z'n
borst, z'n ademhaling lijkt een motor. Hij
slaapt..,.
De stad ligt als een wit-stoffige oven te bla
keren >n de felle stralen van de zomerzon
„Op het smartelijk gelaat der kranke
Blonk een glimlach, als van ouds.
Lièfkoozend nam ze 't jongske tot zich
En zij kuste hem.
Heur laatste glimlach was 't,
Heur laatste kus."
Vrij naar J. A. M. B.
Mijn geheelbestaat Uit'twaalf Tetters en is
een bekende dag, midden in de week.
X 1
X 2
X 3
X 4
X 5
X 6
.«•.X«a.. 7
...X... g
•-•X... 9
X 10
X 11
X 12
1 Afkorting voor 1 dam.2
2 Ratelpopulier of abeel.
3 Grondstof van chocolade-poeder.
4. Partij, volgelingen.
5. Plan, grondslag, idee.
6. Opvliegend, spoedig boos of driftig.
7. Van of uit het Oosten komend.
8. Meeningen, beschouwingen.
9. Hét gedaan geven aan iemand, iemand
zijn congé geven.
10. Verleden tijd van een werkwoord, dat
„uit het gevaar helpen" beteekent.
11. Oogenblik, tijdstip, tred.
12. Afkorting voor honderd cents.
II
Nummer twee van deze serie!
Zóó zag het er vóór Aschwoensdag uit! 'n
Jolig stel, niet?
Maak er 'n leuke kleurteekening van of
schrijf of dicht er wat bij, al naar je gaven
zijn!
Er worden drie prijzen aan deze serie ver
bonden.
Land en zee leven altijd met elkaar als kat
en hónd. 'tLand probeert te houden wat het
beeften de zee is er steeds op uit daarvan
wat af te knabbelen. De bedoeling is intusschen
niet zoo heel verkeerd, want de Oceaan draagt
de gestolen aarde altijd weer naar 'n plaats,
waar zij voor een belangrijk gedeelte meehelpt
aan land-uitbreiding! Zoo bestaan er kleine
eilandjes, die misschien ooit tot groote vaste
landen zullen uitgroeiendoch die thans zoo
ver nog lang niet zijn. 4
t iLr,^,enLna,®r de ..riviertjes", die op straat
u u S^ibngen ontstaan na een
r "bui, wanneer het lang droog ge-
7eïo f ter ziet haast zwart. De regen
Gn de dake" gewasschen, de
wordl nM; heele Chippen zand en
Dit hezinlcspl komt rnee8esleurd naar beneden!
Dit bezinksel komt vaak in beekjes of rivieren
Mahdieten te breken. Maar wat veel mooier
was, hij richtte voor de bewoners van den Soe
dan te Khartoem een school op, 'n college,
waar zij van alles konden leeren. Die school
bestaat er nu nog. Heel Engeland stortte er
geld voor, 'n bedrag van honderduizend pond
(1 pond was toen 12). Er is 'n soort Mulo-
school aan verbonden, 'n middelbaar-technische
school, 'n kweekschool voor onderwijzers en
dorpsrechlers, en 'n militaire normaalschool.
Toch s de géést van den Mahdi daarginds nog
niet dood en blijft Khartoem een doorn in het
oog van menigen Arabier of Mohammedaan.
Het trotsche standbeeld aldaar, Gordon voor
stellend, gezeten op zijn kameel: „De Tele
graaf", wordt door menigen volgeling van Mo
hammed met leede oogen aanschouwd
Eens had het weinig gescheeld, of wéér was
er in Egypte een betreurenswaardige oorlog uit
gebroken. De Fransche majoor Marchand had
,een gedeelte van Nijlland in bezit genomen en
dat was heelemaal niet naar den zin van het
Britsche Rijk.
Kitchener er op af
Het volgende gesprek ontstond tusschen de
twee kloeke legeraanvoerders.
„Majoor, zou u niet willen terugtrekken na
uw grootsche krijgsverrichtingen in Afrika?"
„Nee, generaal, ik wacht op nieuwe bevelen
„Is het al lang geleden, dat men u orders
uit Frankrijk deed toekomen"
,,'n Paar maanden, maar ik moet hier op
nieuwe wachten."
„U kunt anders mijn schépen krijgen Om
over den Nijl naar Europa terug te keeren
„Erg lief van u, maar ik dank u. Ik wacht
op bevelen van mijn oversten. Die zullen mij
niet in den steek laten
Ondanks armoede kan men gelukkig zijn;
in den hoogen nood zoekt men juist samen
naar hulp.
Kitchener voert de Engelsche troepen aan
legen de volgelingen van den Mahdi bij
Omdoerman aan den Nijl.
„Ja, maar ik moet hier toch heusch de Egyp
tische vlag hijschen
„Nou, dan zal ik 'n handje helpen om dat
te doen boven het Egyptisch dorp daar!"
„Ook over uw vesting".
„Nee, daar blijft u af
„Weet u wel, majoor, dat deze zaak op een
oorlog tusschen Frankrijk en Engeland zou
kunnen uitdraaien
Marchand boogmaar gaf geen ant
woord.
Kitchener, zeer bleek, stond op.
„Wij zijn sterker dan u" vermaande hij
den Franschman
„Dat zou alleen een gevecht kunnen be
slissen
.„Precies!" antwoordde Kitchener. Hij liet zijn
blik gaan over zijn twee duizend man. Toen
keek liijr naar de blinkende -bajonetten op de
Wallen der Fransche vesting! Eén verkeerd
wóórd en eeiï oorlog zou "tusschen twee be
schaafde landen uitbarsten met al le ellende
daaraan verbondénGelukkig, dat dat Ver
keerde woord...... niet kwam!
„Gaat u mee Dan drinken we samen een
glaasje stelde de Engelschman voor
'n Oorlog voorkomen
Tijdens den wereldoorlog, die in 1914 de halve
wereld in bloed en tranen dompelde, scheepte
Kitchener zich in op de „Hampshire" naar
Rusland.
Ondanks het uiterst ongunstige weer en het
mijnen-gevaar, wilde de veldmaarschalk niet
van deze zeereis afzien. Het was op dezen tocht,
dat de dood hem achterhaalde: het schip stiet
op "n verborgen mijn en vloog in de lucht.
Slechts twaalf man konden zich met moeite
en nood redden.
Onder hen waren drie matrozen, die Kitche
ner voor het laatst zagen, wandelend op het
dek van de zinkende schuit naast enkele an
dere officieren, geheel bedaard en volkomen
rustig.
Ten laatste zagen zij hem stilstaan.
Als 'n koning Saul stak hij hoog boven alle
anderen aan boord uit