MODEPRAATJES.
MENU'S VOOR MAART.
SATERDAG li F N RT 1933
ML
FIJNGEVOELIGHEID
KINDEREN.
BIJ
KUNT U MIJ OOK-ZEGGEN.
-
x
-
AANGEKNOOPT BONT-PLASTRON
GULDEN FLITSEN.
RECEPTEN OP VERZOEK.
DE MANTEL IN DE LENTE.
3 eiè
mms
DE VROUW EN DE GENEESKUNDE
Veel te veel wordt over het algemeen in te
genwoordigheid der kleinen over hun eigen
aardigheden gesproken en er om gelachen.
Er was eens een moeder met een allerleukst,
klein, grappig dochtertje, een echte wildebras,
dat de dolste dingen uithaalde.
Zoo klauterde zij eens over een puntig hek,
waarbij helaas, een gedeelte van een zeer
noodzakelijk kleedingstuk, aan een pin bleef
heken. Toen moeder 's avonds de kleine ont
kleedde, kwam zij tot de ontdekking dat een
groot deel van zusjes directoirtje daarbuiten
aan het hek wapperde.
Den volgenden dag kwam er bezoek en moe
der vertelde in kleuren en geuren aan het ge
zelschap wat Trudi had uitgespookt. Allen
lachten maar 't kleine ding stond er met een
vuurrood kopje verlegen bij, en wist van
schaamte geen raad. Te klein om den humor te
vatten, kon 't kindje zich alleen maar schamen.
Soms bespreken de ouders in het bijzijii
der kinderen, hun gebreken, soms zeer eigen
aardige, en 't arme kind, denkt: „waarom moet
Moesje, van wien ik zooveel houd, nu dit alles
over vertellen."
Soms heeft 't kind aan moeder iets bele
den wat in zijn oogen verkeerd was en moeder
vertelt 't iedereen, maakt 't tot iets belache
lijks. Niets treft een kind zoozeer, dan be
lachelijk te zijn,
Groote menschen zijn zoo gevoelig voor spot,
zou 'n kind het dan minder zijn
Spreekt gerust over uwe kinderen, over hun
lief en leed, deugd en ondeugd, doch niet in
hun bijzijn.
't Beste is zoo weinig mogelijk over hun
kleine guitenstreken te praten, bewaar ze in
uw'hart, ze zijn 'n kostbare herinnering voor
later; een richtsnoer vaak voor wat later ge
beurt.
Ook is 't voor anderen niet prettig altijd over
uw kinderen te hooren; gij doet tenslotte of zij
zoo iets buitengewoons zijn.
Want wat U zoo goed en geestig lijkt, is in
de nuchtere oogen van vreemden niets bizon-
ders.
Te veel lof, te veel afkeuring in 't bijzijn van
een kind is zeer schadelijk, maakt verwaand
of mismoedig. Zoo lang mogelijk moet het
kind onbevangen, ongekunsteld voortdartelen;
moeten wij zijn soms uiterst fijngevoelig
hartje sparen,
Want 'n kind dat zich niet uiten kan, en niet
realiseeren, kan dieper voelen, dieper lijden
dan een, die brutaal weg repliceert en er uit
flapt wat 't niet aanstaat.
De Bruidssluier.
L
Het a.s. bruidje moeten wij tot onzen spijt
het antwoord schuldig blijven; zij richte zich
tot een goede hoedenzaak, welke haar 't beste
en nieuwste kan adviseeren en in orde maken.
Roode inkt.
Een pas gehuwd vrouwtje maakt roode inkt
vlekken op 'n frotté tafelkleed en donker
groen pluche stoelen.
Protjeer het maar met citroensap, opdruppe-
len en met 'n lepeltje opscheppen. De inkt lost
op't gaat niet gauw, doch 't eindresultaat
is goed.
Eén tweede middel isleg boraxpoeder op
t -•
Een handig beursje. Alleen ongemakkelijk
als men de handschoenen ergens laat lig
gen m Wat ook wel eens gebeurt.
de vlek, druppel er wat water op, zoodat t een
papje wordt, druk er flink op, doch wrijf niet.
Na eén dag en nacht, als het droog is, ver
wijdert U de poederzoo noodig herhalen
leg onder 't tafelkleed een schoteltje of papier.
De vuile voering.
„Hoe reinig ik deze zelf", vraagt een lezeres.
Wanneer van een 'mooie tasch de voering
vuil is geworden en men deze niet verwijderen
kan, kunt U deze met warme zemelen schoon
maken, flink inwrijven en met schoonen borstel
uitdoen.
De watervlekken op een theemeubel van
eikenhout, kan men met wat fijn schuurpapier,
dat heele lichte wat de meubelmakers gebrui
ken, verwijderen, een kurk met fijne asch helpt
ook wel eens. Daarna wat beits erop en als
deze droog is, met was nawrijven.
Is het gepolitoerd hout, dan kan alleen de
meubelmaker U helpen.
Slobkousen.
Wij veronderstellen, dat met deze benaming
sous-pieds bedoeld zijn.
Ze zijn zeer goed te reinigen in 'n zuiver
benzine- of Linola-badje.
Deze huisvrouw vraagt ook een middel om
vliegenvuil van een bruin zijden lampekap te
verwijderen.
Is deze kleurecht, dompel haar dan gerust
in een kuip met water waarin een scheut am
monia, met schoon water naspoelen b.v. over
gieten met een sproeier en in warm vertrek
drogen.
Verbleekte tulle gordijnen worden eerst goed
schoon gewasschen.
Men zet sterke thee, en als deze afgekoeld
is, doet men die in teil of kom. Daarin doopt
men 'n wit stukje tulleprobeert de kleuren
daarna de gordijnen geheel.
Lang of kort er in laten, hangt af van den
smaak der huisvrouwen.
Men kan ook saffraan nemen, doch dit wordt
gauw te schel van tint.
Algemeene wenken.
Naar aanleiding van enkele klachten onzer
abonnees, omtrent het bederven van gewasschen
D. M. C. handwerken dlene het volgende
Regelrecht van de fabriek gewerd ons door
bemiddeling van den vertegenwoordiger het
antwoord op de klachten.
De handwerken zijn onderzocht, en bleken
verkeerd behandeld of met andere borduur
garens bewerkt te zijn.
Men houde zich absoluut bij gebruik van
D. M. C. garens aan de daarbij gaande verstrekte
D. M. C. waschvoorschriften, dan is teleurstel
ling onmogelijk.
Het voornaamste gebod in deze is welge
bruik nooit soda, noch scherpe waschmiddelen,
zelfs niet bij indanthrenstoffen. Gebruik bij
D. M. C. alleen prima en goede Hollandsehe
zeepmiddelen.
Ecru gordijnen.
Wil men dezen gordijnen de oorspronkelijke
kleur hergeven, is het beste deze aan een goede
verfinrichting te geven.
Ecru is een moeilijk aan te brengen kleur.
Lectuur.
Het boekje van pater Palau S. J. getiteld:
„de Kath, Vrouw van de daad" is in iederen
Roomschen boekhandel verkrijgbaar of te be
stellen. Prijs ongeveer 60 cent.
HUISMOEDER.
Smokwerk.
Mej. T. te E. vraagt:' „Hoe moet ik smokwerk
aan kinderjurkjes enz. maken?"
Het zou te veel plaats vragen om dit hier
goed uit te leggen; daarom raad ik u aan om
het volgende boekje te koopen: „Smokwerk
voor kinderjurkjes en blouses" Beyers Extra
serie H 315 (uitgever A. de Lange, Amsterdam).
De prijs van het boekje is 50 ets. en u vindt
daarin niet alleen een goede methode maar
ook heel veel patroontjes.
TANTE TOET.
Margarine.
Aan mevr. H. te N. Tot mijn spijt moet
ik u mededeelen, dat in „het Rijk der Vrou
wen" nooit behandeld is hoe margarine zelf te
maken, daar dit niet goed mogelijk is.
M. M.
Op modegebied is er bijna niets, dat volkomen
verdwijnt. Geheel vergeten garneeringen en
effecten komen van tijd tot tijd weer te voor
schijn, opnieuw aan
gepast aan de lijn en
den smaak van het
oogenblik. Ook de
cape schijnt weer te
herleven. Men zal dit
jaar verschillende
ensembles weer zien
met een vrij om
vangrijke cape, spe
ciaal wanneer 't een
ensemble betreft van
een eenvoudig genre.
In de lente zullen
deze creaties het on
getwijfeld doen en
ook van den zomer
zal men er vaak een
dankbaar gebruik
van kunnen maken,
wanneer men een
_niet al te hinderlij
ken mantel om de
schouders wil wer
pen, op reis, aan 't
strand, als het een
stille dag is enz.
Allerlei wollen stof-
len zijn voor de uit
voering van zulk
een ensemble aan
gewezen. Heel prac
tisch zijn vooral de
nieuwe fantasie-stof
fen, waarvan de meeste discreet van teekening
en kleurencombinatie zijn.
Voor de lente zijn in het bijzonder de grijze
en beige stoffen erg gewild; men kan ze dan
altijd nog opvroolijken met een detail van lich
tere kleur.
Het teekeningetje hierboven geeft een heel
aantrekkelijk voorbeeld van zulk een ensemble.
Voor den rok, die zeer eenvoudig is en voor de
groote cape heeft men een grijsachtige stof ge
kozen, waarvan de tint verkregen wordt door
kleine witte en zwarte ruitjes met enkele roode
moesjes.
Het ensemble wordt gecompleteerd door een
blouse van witte tricot de laine, versierd met
knoopen van wit gelatine met zwart bekruist.
Aan den hals van den jumper een sjaal van
witte wol, die het geheel sierlijk garneert.
Daarbij tenslotte een canotier van wit stroo
met zwart gros-grain gegarneerd.
De sportieve en onofficieele garderobe is
op bijzondere wijze verrijkt door de uitvin
ding van het aangeknoopte bont-plastron.
Men moet echter met de keuze van net bont
voorzichtig zijn: alleen vlak bont mag hier
worden gebruikt, daar het figuur anders on-
noodig „sterk gemaakt" zou worden.
Aanvaard alles wat van Gode komt, versmaad
alles wat de duivel u biedt.
Wie zich te veel bezorgd maakt, over wat
anderen van haar zeggen, is nooit op haar
plaats, hoe hoog zij ook is gezeten.
Het goede in den mensch, en zijn eergevoel
bestaan vooral in het zich goed kwijten van
zijn taak.
Wie meester is over zich zelf, is bij zich zelve
thuis en leeft van binnen uit.
G. J. PALAU S.J.
Wanneer men dus eventueel de niet te dure
Borneo-Breitschwanz (in beige of grijs) of
geschoren lamsvel voor het plastron kiest,
kan men zeker zijn van een zeer goed effect.
Over het algemeen is het met een sjieke
kraagpartij vereenigd plastron aan den voor
kant vastgeknoopt en zóó lang, dat het het
wordt dan een soort vest nog onder de
ceintuur uitkomt.
Natuurlijk is het effect van het bont ten op
zichte van sprekende mode-kleuren (even
tueel groen, rood, roestbruin, oranje of fel
blauw) veel dankbaarder dan op minder uit
gesproken tinten; nog afgezien hiervan, dat de
huidige en komende mode juist erg op leven
dige kleuren is ingesteld.
Zoute pinda's. Ontdoe de nootjes van de bas
ten en bruine velletjes en bak ze in wat sla
olie of boter even op. Laat ze uitlekken op
grauw papier en bestrooi ze met fijn zout.
Zoute amandelen. Zet de gepelde amandelen
op met wat water, breng het water aan de
kook, giet ze af en verwijder de bruine schil
letjes. Behandel de amandelen dan verder als
de zoute pinda's.
M. M.
De bontgarneeringen, welke ons eenmaal zoo
bekoorden, beginnen wij nu wat zwaar te vin
den; ook de groote bonten kragen werpen wij
van onze mantels af en wij slaken daarbij een
zucht van verlichting. Beteekent dit ondank
baarheid jegens deze eenmaal zoo verdienste
lijke ornameiiten? Geen sprake van, maar wij
worden nu onweerstaanbaar aangetrokken door
die charmante luchtige lente-kleedij; welke men
ons overal aanbiedt en die ons weldra als ver
nieuwd en verjongd te voorschijn zal doen
treden. En wat een variatie vindt men bij die
mantels! Zij vormen een bijna tactischen over
gang naar de lichte japonnetjes van een zon-
nigen zomer!
Kijken .'j eerst eens naar den practischen
mantel, die ons altijd zulke goede diensten be
wijst, al is het maar bij regenachtig en buiïg
weer. Hij wordt gemaakt van een dier ruwe,
ruige wollen stoffen, die zoo populair zijn, of
wel van een diagonaal-fantaisie. Ons eerste
model is een geslaagd voorbeeld van wat hier
wordt bedoeld; het is voorzien van een soort
pelerientje, dat de schouders wat breeder
maakt en van een ceintuur. Hier gebruiken wij
witte en zwarte wol, bespikkeld met kleine,
koperkleurige, onregelmatige dingskes en hun
tint wordt tevens voor de das gebruikt, die van
eenvoudige toile de laine wordt vervaardigd,
maar er frisch genoeg uitziet om aan het geheel
een sjiek cachet te geven. Het toilet wordt ge
completeerd door een klein hoedje van dezelfde
wol, waarop een toef van koperkleurig genu
anceerd gros-grain.
Gaan wij nu over naar een werkelijk elegant
geheel. "Ter wille hiervan kan men dit model
wat langer maken dan het vorige, dat laten
wij dat niet vergeten te zeggen acht-en-
twintig centimeter van den grond afSlijft. Voor
dit tweede model, dat in lichtgrijs wordt ge
houden, kan men het beste een enkelvoudige
wollen stof, b.v. nog al effen wollen crêpe
nemen. Het goed dient zich vrij nauw om het
lichaam te sluiten, met dien verstande echter,
dat het van onder wat wijder wordt.
Zooals men ziet, is de modelijn tamelijk recht
en accentueert zij de slanke silhouette. Bij het
onderhavige model treffen wij langs den rand
van het pelerientje een bontgarneering aan; in
dezen vorm houdt men er nog aan vast, vooral
voor meer gekleede typen. Op dezen lichtgrijzen
mantel maakt astrakan of caracul marron een
heel goed effect.
En nu het laatste plaatje. Ook dit geeft een
duidelijk beeld van den nieuwen geest, want
het stelt een drie-kwart-paletot voor, recht, een
beetje onbestemd, van ruige toile de laine ver
vaardigd en daarbij een wollen rokje met fijne
blauwe ruitjes.
Ónze sympathie gaat steeds meer uit naar
deze fantasie-stoffen, die geruit, gestreept ofwel
geribd zijn. Men ga echter niet te ver in deze
richting! Het bescheiden ruitje vinden wij als
garneering aan de zakken en op de das terug,
ja zelfs aan het hoedje, dat van hetzelfde weef
sel als de mantel is gemaakt.
1. Koninginnesoep, gestoofde nier*), schor
seneren, aardappelen, bitterkoekjespudding.
2. Erwtensoep, deensche appelschotel;
3. Gekookt pekelvleesch uit glas of bus, bo
tersaus, aardappelen, warme broodpudding.
4. Runderrolletjes, raapstelen, aardappelen,
broodommelette met jam.
5. Vermicellisoep, gekookte ossetong met
piquante saus, doperwten uit glas of blik, aard
appelen, chocolade soufflé
6. Peren met klapstuk aardappelen,
pannekoekén.
7. Kerrysoep, gestoofde garnalen, gebakken
aardappelen, sla van dunsel, rijstebrij.
8. Selderij soep, gestoofde leng of kabel
jauw, aardappelpuree, gembervla.
9. Gebakken bokking, roode kool, aardap
pelen, rijstrand met rhabarber.
10. Varkensbiefstuk, gedroogde appeltjes,
aardappelen, macaroni met rozijnen.
11. Hutspot met klapstuk, aardappelen, peen
en uien, grutjes in karnemelk mét boter en
stroop.
12. Preisoep, runderrollade, spinazie, aard-
sappelen, vanillevla met appelmoes.
bruin. Voeg de bouillon, paper, nootmuscaat en
soja toe en laat ze zachtjes nog drie kwartier
stoven.
Bind de saus voor het opdoen met bloem of
maizena.
CHOCOLADE SOUFFLE:
KL.
40 gr. u. ,.„o.
GESTOOFDE NIER
2 kalfsnieren.
50 gr. boter.
L. bouillon.
1 uitje.
Zout, peper, nootmuscaat, soja, bloem of
maizena.
Week de nieren een paar uur in water, spoel
ze af, zet ze met ruim koud water op en breng
ze aan de kook en giet ze af. Snijd ze daarna in
schijven, bestrooi ze met wat zout en bak ze
zachtjes met wat fijn gehakte ui in de boter
*75 gr. en 50 gr. suike
6-to-'
25 gr. maizena.
vanille.
Laat de vanille trekken in de melk en breng
ze aan de kook. Klop de eierdooiers met de
75 gr. suiker, voeg hierbij cacao en maizena en
langzaam aan de kokende melk, laat de mas
sa onder flink roeren even doorkoken en ver
meng dat met de helft van het stijfgeklopte
eiwit en doe het dan in een vuurvast schoteltje.
Voeg bij de rest van het eiwit de 50 gr. sui
ker, epreid dit over de vla en laat het dan
in den oven licht bruin worden.
PEREN MET KLAPSTUK:
2 K.G. harde winterperen (ponds- of klei-
peren).
1 K.G. doorregen klapstuk.
Wat zout.
Zet de peren, die niet geschild zijn, maar al
leen van het kroontje ontdaan zijn, op met
zooveel kokend water als er voor de saus noo
dig is. Laat ze dan drie kwartier koken en
leg er dan het klapstuk tusschen en wat zout,
sluit de pan goed en laat alles 3 4 uur zacht
jes koken.
Het perennat is dan mooi rood en eenigszins
gebonden e™ dient als saus bij de aardappelen.
M. M.
gg'C
Twee aardige nieuwe lente-costuums
beide Parijsche creaties.
Het afgestudeerde meisje 'maakt een
goede kans.
Het resultaat van ons onderhoud met dr. Elise
Sanders een van onze bekende vrouwelijke
artsen en tevens gynaecologe van naam, ,^as
een voorraad copy, voldoende om een dik boek
te schrijven over: „de vrouwelijke dokter" En
daar komt juist op het allerlaatste nippertje,
toen mijn eene voet al boven den drempel
zweefde, de bekende „stands-eer" een spaak in
het wiel steken.
Dr. Sanders, die zoo gezellig en zonder eenige
terughouding verteld had over haar leven en
werken, krijgt den onzaligen inval om mij te
verzoeken al het persoonlijke uit het onder
houd te willen beschouwen als strikt vertrou-
welijk, opdat dit artikel toch maar vooral niet
naar „reclame" zou ruilfen.
En van mijn kant heb ik eerbied genoeg
voor de ongeschreven wetten van journalistiek
fatsoen om me voor mijn volle 100 pCt. aan
dit verzoek te houden! Zij het dan ook met
bloedend hart, want: weg illusie om voor den
dag te komen met een boeiend: „Dagboek van
een Vrouwenarts". Nu zal ik me moeten beper
ken tot een min of meer zakelijke bespreking
van studie- en toekomstplannen van het meisje
dat zich geroepen voelt om medicijnen te gaan
Etudeeren.
In de wachtkamer van het groot, ouder-
wetsche huis in de Vondelstraat sloeg me al
direct een golf van antiseptische geurtjes te
gemoet nèt groot genoeg om me direct in de
vereischte stemming te brengen voor een „dok
ters-interview".
De blik, dien ik door de opengekierde deur
Jcon werpen in de „behandelkamer", waaraan
enderzoektafel, kasten vol instrumenten en
geheimzinnige fleschjes en potjes een ze
kere griezeligheid gaven, was daarvoor niet
meer noodig. Een enkele minuut, niet lang
genoeg om te realiseeren wét de wachtkamer
deed uitblinken boven die, welke men gewoon
lijk bij dokters en tandartsen pleegt aan te
treffen en dr. Sanders noodt me in haar ge
zellige zitkamer. Waar ze, weggedoken in
easy-chair, uitrust van den vermoeienden dag.
Of liever „tracht" uit te rusten, want met ge
regelde tusschenpoozen van slechts enkele mi
nuten rinkelt de telefoon! Nu eens een angstige
patient, dan een zuster van een of ander zie
ken huis, of een collega.
Dat telkens moeten opwippen uit den mak
kelijken stoel provoceert de veronderstelling:
„Uw leven moet toch wel erg vermoeiend zijn."
„Daarom zou ik ook, naast een na
tuurlijken aanleg voor het beroep, lichame
lijke geschiktheid hoofdvereischte willen noe
men. Een meisje, dat niet volmaakt gezond en
méér dan middelmatig sterk is, zal nooit opge
wassen zijn tegen de vermoeienissen van het
beroep. En nu spreek ik niet alleen van de
huisarts, die dagelijks tientallen trappen op en
neer draaft en er 's nachts vrij geregeld uit
gehaald wordt, maar even goed van de specia
listen. Neem nu eens de gunstigste uitzonde
ringen op dit gebied. Ook de oog- en oorarts
wordt zoo nu en dan op minder gewenschte
tijden ontboden en het langdurig achter el
kaar staan eischt ook een krachtig gestel. Van
de zenuwarts zal daartegenover heel wat gees
teskracht geëischt wordenWat mijn eigen
specialiteit betreft, de laatste helft van Decem
ber zag ik in vijf van de tien nachten mijn bed
niet! En van overdag de schade inhalen komt
ook al weinig want polikliniek, spreekuur, con
sulten en de regelmatig voorkomende opera
ties en bevallingen nemen ieder uur van den
dag in beslag. Nogmaals ons beroep eischt een
ijzersterk gestel.
Als tweede voorwaarde zou ik willen noemen
een opgewekt karakter want zoo iemand de
misère van het leven in den vollen omvang
te hooren krijgt dan is het wel de arts en in
nog hoogere mate de vrouwenarts. De vrou
wenarts moet niet alleen een open oog en por
hebben voor het lichamelijk lijden van de pa-
tienten, maar evenzeer voor haar sociale en
geestelijke moeielijkheden.
Ik weet wel, dat de huisarts, vooral de ouder-
wetsche ,die overal zoo'n graag geziene gast
in den huiselijken kring is, gewoonlijk de
vraagbaak en vertrouweling van de heele fa
milie wordt, maar toch komen er oogenblikken
in het vrouwenleven, dat ze over meer in
tieme aangelegenheden liever spreekt met een
vrouwenarts. Vaak is het de huisarts zelf, die
haar dien raad geeft. Een deel der vrouwen
zal makkelijker praten met een mannelijken
arts, terwijl anderen slechts openlijk willen
of durven spreken met een vrouw. En het zijn
juist die gevallen, die de vrouwelijke arts ge
legenheid bieden mooi sociaal werk te doen.
Hoe menige .aanstaande moeder gpat na een
opbeurende bespreking met verlicht hart naar
huis om voor de zesde, of zevende maal vol
liefde het wiegje in orde te brengenEn de
ongehuwde moeder, die de a.s. gebeurtenis vol
afgrijzen tegemoet zag en bij haar komst zich
nog een paria voelde, verlaat de spreek
kamer getroost en verzorgd en durft de wereld
weer in de oogen te zien.
Hoe vaak moet de vrouwenarts niet raad
geven in huwelijks-aangelegenheden! Heeft
dan het geluk van het gezin in handen. Vraag
echter niet, wat daarbij soms van onze ener
gie gevergd wordt, want men eischt onze
volle aandacht. We moeten ons in zulke geval
len geheel uitschakelen en Verplaatsen in het
leven en de moeilijkheden van de patiënten.
Als het resultaat nu maar is, dat we die men
schen wat gelukkiger gemaakt hebben, voelen
we ons ruimschoots beloond. En als de psyche
weer beter in evenwicht is, dan gaat de patiën
te gewoonlijk ook physiek vooruit en de blij
vende kwaaltjes worden met meer berusting
aanvaard.
Menig meisje, dat zich tot de medische studie
geroepen voelt, zal om bovenvermelde redenen
toch beter doen een ander beroep te kie
zen."
Wat betreft vooropleiding duur van de studie
enz. vertelt Dr. Sanders het volgende:
„Na het eindexamen Gymnasium,
H.B.S. of Staatsexamen duurt de studie gemid
deld zeven jaar. De vrouwelijke artsen gaan
dan gewoonlijk niet direct in de praktijk, in
tegenstelling met haar mannelijke collega's.
Ook zij, die zich niet willen specialiseeren zoe
ken gewoonlijk eerst een tijdelijke assistent
plaats in een of ander groot ziekenhuis en ma
ken soms van dien tijd gebruik om een proef
schrift te schrijven. Het bewerken en schrijven
van een proefschrift kost meer tijd dan men
wel zoo oppervlakkig zou denken. Er komt
heel wat voor kijken, zooals het doorwerken
van de betreffende litteratuur, het uittrekken
van eventueele ziekte-geschiedenissen en dp
persoonlijk te nemen proeven of onderzoekin
gen. Dit werk kost dengenen, die een vasten
werkkring hebben, gewoonlijk twee of drie
jaar.
Over de kosten die deze universitaire studie
mèt zich brengt, moet ik vaag blijven, want
zooveel verschillende factoren oefenen daar
invloed op uit. Of het meisje thuis kan wonen,
of kamers moet betalen; of men lid wordt van
de vele vereenigingen, die het studentenleven
zoo veraangenamen, maar die heel wat kosten.
Ook het proefschrift kost naast een massa
tijd gewoonlijk een aardig bedrag aan geld.
Natuurlijk is het mogelijk om met krappe
beurs ook zijn doel te bereiken, maar mijn
opinie is dat de toekomstige artse, van wie
gedurende de laatste studiejaren en ook in haar
toekomstig leven zooveel opofferingen en in
spanning gevraagd worden, zoolang 't nog kan
zooveel mogelijk genoegen en ontspanning
dient te hebben. En ik sta lang niet alleen met
deze overtuiging!
Wat het specialiseeren betreft, dat is de laat
ste jaren gelukkig geregeld. Het is niet meer
voldoende om eenigen tijd naar het buiten
land te verdwijnen om daarna plots een groot
bord met de nieuwe waardigheid in dikke
letters op zijn deur te spijkeren! Zoo men zich
niet minstens drie jaar onafgebroken in een
van de erkende inrichtingen of ziekenhuizen
in een bepaald onderdeel van de geneeskunde
ingewerkt heeft, mag men zich niet als spe
cialist vestigen.
De assistentplaatsen zijn schaarsch en het
gebeurt vaak, dat na behaald arts-diploma
men meer dan twee of drie jaar daarop moet
wachten. Deze jaren dienen toch zeker mee
gerekend te worden bij de berekening van de
kosten van de opleiding tot een of ander spe
cialisme."
„Hoewel ik voorop stel, dat een
druk leven als het mijne voor de gehuwde
vrouw niet goed mogelijk zou zijn met het oog
op haar plichten als echtgenoote en huisvrouw,
misschien zelfs ook nog als moeder, onderschrijf
ik de meening als zou de studie van de vrou
welijke artse van nul en geener waarde worden
bij haar huwelijk, geenszins. .Vooral niet, waar
huwelijken tusschen mannelijke en vrouwelijke
doktoren nogal eens voorkomen. Ook zonder
zelf te practiseeren kan de echtgenoote haar
man een groote steun zijn. Denk b.v. eens aan
het bijhouden van de vak-litteratuur, wat uren
en uren kost en wat zij hem ten deele uit de
hand kan nemen door de voor hem belangrijke
punten eruit te lichten en te sorteeren.
Vooral als ze in een „buiten-praktijk" te
recht komen, waar de arts het noodige contact
met collega's missen moet, kan-de vrouw hem
in schijnbaar hopelooze gevallen niet alleen een
moreele steun zijn, maar ook werkdadig op
treden.
Wat betreft de onderlinge verhouding van
de vrouwelijke collega's is deze zoo gezellig,
dat ze er in Amsterdam een vereeniging op
na houden, die uitsluitend gericht is op vriend-
schaps-verkeer. Toen een mannelijke arts er
onlangs een lezing gehouden had, kon hij niet
nalaten ruiterlijk te getuigen: „Zoo'n gezellige
verhouding is onder mannelijke collega's niet
denkbaar"!
Met de verhouding tot de mannelijke collega's,
die vroeger nogal eens wat te wenschen over
liet, gaat het tegenwoordig best. De vooroor-
deelen van vijftien, twintig jaar terug, waar
door de vrouwelijke arts het toen zoo moeilijk
had en soms zelfs slechts met moeite geduld
werd b.v. in verschillende R. K. Ziekenhuizen,
zijn over het algemeen verdwenen."
Een zuiver zakelijk telefoontje met een col
lega over een te verrichten operatie deed me
dermate griezelen dat ik de veronderstelling
opperde, dat het studeerend meisje wel heel
dikwijls de tanden op elkaar zal moeten zetten
vóór ze door alle narigheid van snijden en ont
leden heen. is.
„Dat valt heus;h nogal mee. Het
meisje, dat de studie in de medicijnen begint,
is evenals de jongen, die dit beroep kiest, ge
woonlijk van andere makelij dan het door
snee meisje. Meestal vindt men daar in haar
jeugd al trekjes van b.v. dat zij zich op bijzon
dere wijze aangetrokken voelde tot den lijden
den mensch of dier. En bovendien gaat alles
zoo geleidelijk. Ik herinner me best, dat ik bij
het eerste- injectie-spuitje, dat ik geven mocht,
veel nerveuzer was dan later bij een veel
grooter ingreep.
Mij persoonlijk geeft het sociale lijden, dat
in zoo menig gezin of door het individu wordt
meegemaakt, veel meer hartzeer dan de ziekte
of kwaal, waarvoor ze komen. Die kunnen we
zooal niet genezen, dan toch meestal verlich
ten."
Het is dr. Elise Sanders aan te zien, dat ze
met hart en ziel opgaat in het eens gekozen be
roep. En het volgend gezegde versterkte mij
nog, in die meening.
„Natuurlijk maak ik als vrouwen
arts kennis met menig ellendig geval, maar
toch heb ik nog geen oogenblik spijt gehad van
mijn keuze. Zelfs niet als ik denk aan de vele
offers, die het beroep voortdurend van ons
eischt. Het is zoo'n groote voldoening om niet
alleen het lichaam te kunnen helpen, maar ge
lijktijdig ook nog sociaal werk te verrichten.
Dat er voor ons vrouwen ook nog wel wat te
bereiken valt, getuigt de vrouwelijke profes
sor in de paediatrie of minder geleerd: Kin
dergeneeskunde: dr. Cornelia de Lange. De
schare vrouwelijke artsen in Nederland groeit
steeds aan; wij tellen er al ruim 300. Mijn
meening is, dat het meisje, dat roeping
gevoelt om de lichamelijke en sociale
nooden van haar evenmensch te lenigen,
dat wat meer presteert dan het gemiddel
de, voor wie de kosten geen bezwaar zijn en
dat zich geestelijk en lichamelijk opgewassen
voelt tegen de vele steeds trugkeerende moei
lijkheden, de studie met een gerust hart kan
beginnen. Zij zal deze niet alleen tot een suc
cesvol einde kunnen brengen, maar zij zal een
voortdurend geluk vinden in het feit, dat zij
haar plaats in de maatschappij zoo dubbel en
dwars waard is."
Haag, 5—3—'33 CATY VERBEEK.