f m DE „BEKENDSTEN" ONDER ONS. HET DUITSCHE MEISJE MODEPRAATJES. HAInDT/ERKRUBRIEK. ZATERDAG 25 MAART 1933 KUNT U MIJ OOK ZEGGEN HET HOEDJE EN DE HALS. mmm BIJ MEVROUW W. BIJVOET- VAN HAAREN. GESTREEPTE STOF. GULDEN FLITSEN. INTERESSANTIGHEDEN. -• "HU - (Ingezonden) Maandagmorgen; week-end, menschen kee- ren naar hun werk terug, in een derde klas damescoupé (nieuwe wagen) zit ik en lees, blij een hoekplaatsje bemachtigd te hebben. Een licht tikje op mijn voet doet mij opkijken. „Verzeihung", zegt de eigenares van den voet, welke den mijnen per ongeluk had ge raakt. Ik kijk op en zie een meisje, dat ver legen wordend onder mijn blik, zich naar het raampje buigt, een jazzdeuntje neuriënde. Mijn belangstelling is plotseling gewekt: ik heb de situatie door. De jonge Duitsche is geen toeriste (hoewel haar kleeding daarmee niet in tegenspraak is), maar een van de vele Duitsche dienstmeisjes, die ons land over stroomd hebben. Dat zie ik aan de groote kar tonnen doos, welke boven haar in 't bagage net ligt. „Gehen Sie wieder nach der Heimat"? vraag ik als mijn overbuurvrouw weer zit. „Ja, ich gehe wieder zurück, aber ich komme wieder, ich bin noch ja kein sechszehn Jahre alt". En nu komt de geheele geschiedenis, zonder de minste terughouding, met verbluffende openhartigheid vertelt ze haar bevindingen. Haar moeder, Krieger-witwe, is voor de tweede maal getrouwd. Vader en broer zijn beiden werkloos, de eenige uitkomst was, dat Gretel naar Holland ging om te dienen. In een Duitsch blad las zij een advertentie van een betrekking in Amsterdam: „Tamelijk hoog salaris, veel vrij". Zij schreef. Antwoord: Gretel kon komen niettegenstaande ze eigenlijk negen maanden te jong was. (De Duitsche meisjes, die in Hol land willen dienen, moeten zestien jaar ge weest zijn). Ik vroeg verder, „waar had ze gediend"? Ze noemde het adres. Een hotelletje met twij- felachtigen naam. Wat deed ze in haar vrijen tijd, ging ze naar de vereeniging voor Duitsche meisjes Nee, daar had ze nooit van gehoord. Ik legde haar uit waarvoor deze vereeniging is, vertelde dat er zelfs een Duitsch priester aan verbonden is, zoodat de meisjes in haar eigen taal kunnen biechten. Ze toonde slechts weinig belangstelling. Ze ging iederen Zaterdagavond „ins Kino Tus- chinski", „Ganz wunderbar". „Ik ga ook wel eens met heeren, maar als 't donker wordt, ga ik alleen". Ik zweeg en peinsde, of dit kind van vijftien dat er uitzag als twintig, misschien bij haar hgengaan van een bezorgde moedér den raad gekregen had, „nooit in 't donker met heeren mee te gaan" en of ze dit in haar naiveteit nu letterlijk opvolgde. „Je bent nog veel te jong om alleen in een vreemd land te zijn", zei ik. „Is er geen andere oplossing te vinden om iets te verdie nen"? Ze schokschouderde, mompelde iets over de slechte tijden en de groote werkloos heid in Duitschland. Even zitten we beiden zwijgend. Dan komt uit de groote bruine handtasch, een brief, een brief van Gretel's moeder, en ik moet hem lezen. Op herhaald aandringen, vouw ik den brief open, al is 't dan ook nog aarzelend. Een brief, die een moeder aan haar kind geschreven had. En ik, een vreemde, die dat lezen moest. Wat mij vooral opviel in dien brief, was, dat deze moeder zoo dringend bij haar kind aandrong, om toch vooral gehoorzaam te zijn tegenover de „Herrschaften". Een groote angst, dat in den tijd, dat Gretel naar huis was, een ander in haar plaats zou komen, sprak eruit. De ƒ20, die haar dochter maande lijks naar huis stuurde, konden onmogelijk gemist worden. Ik gaf den brief terug. „Hoe lang ga je naar huis 7" „Een half jaar, totdat ik zestien ben. De politie is erachter gekomen, dat ik nog maar vijftien ben". ..Kucken Sie mal". Er worden een paar prentbriefkaarten op mijn schoot gelegd, die maar al te duidelijk een bepaalde mentaliteit verraden. Als ik opkijk en zeggen wil, dat ik ze niet zoo'heel erg mooi vind, zie ik 't gezicht tegen over mij plotseling veranderd. Een vuurroode boog teekende zich om den kleinen mond. Afschuw las ze blijkbaar in mijn oogen, want ze verontschuldigde zich: „nicht schön Alle feine Damen farben sich". „Als je zoo thuiskomt, herkennen ze je niet en echte fijne dames verven zich niet, dat weet je heusch wel. Trouwens (ik probeer te lachen) je hebt het heelemaal niet noodig". Dan met een resoluut gebaar, hetwelk haar spontaneïteit verried, nam ze een zakdoekje en veegde de rouge af. Ik gaf de kaarten terug, zonder er iets van te zeggen, 't Meisje staarde me aan, waarschijn lijk vond ze mij bespottelijk in mijn bezorgd heid en afkeuring. Ik was op de plaats van bestemming en wenschte Gretel „eine gute Reise". Met Duitsche gratie gaf ze een 'hand en dankte „für die Liebenswürdigkeit". Denzelfden avond schreef ik naar de „Veree niging voor de bescherming van meisjes" te Amsterdam en gaf 't adres op, dat Gretel mij genoemd had en waar nog twee Duitsche meisjes dienen. Wellicht heeft de Voorzienig heid mij Gretel in den coupé gestuurd om veel te voorkomen. Hoeveel Gretel's loopea's avonds in onze groote steden rond Wij, moeders van groote kinderen, groote dochters, geven wij ons daar weieens reken schap van Weten wij altijd, hoe onze dienst meisjes (onverschillig of het Duitsche of Hol- landsche zijn) haar vrijen tijd doorbrengen Bedenken wij wel, dat zij ook kinderen zijn, even oud, of beter gezegd, even jong als onze studeerende dochters, kinderen met dezelfde neigingen, dezelfde verlangens, dezelfde driften als de onzen Wat zou er van uw kind, van u zelf terecht gekomen zijn, als u eens als Gretel op vijftien jarigen leeftijd alleen in een groote stad had gestaan, vol gevaren en verleiding, die u niet kende Bedenk, dat, als onze kinderen naar H.B.S, Lycea of Gymnasia gaan, de arbeiderskinde ren naar fabriek, atelier^ winkel of dienstje gaan. Zij zijn volwassen, als onze kinderen nog kinderen zijn. Als wij dat steeds bedachten, dan zouden onze zorgen meer uitgaan naar onze dienstbaren. Wij, die moeder zijn, zullen wij achter blij ven, zullen wij de zielen, die ons zijn toever trouwd, laten verongelukken? Wat zullen wij den Goddelijken Rechter ant woorden, als Hij ons ter verantwoording roept cn vraagt: „Wat deed u voor uw dienstmeisje, uw naaister, uw kinderjuffrouw"? Zullen wij beschaamd moeten antwoorden, dat wij nooit aan haar dachten en meenden genoeg gedaan te hebben, als wij onze eigen kinderen voor gevaren beschermden? „Hebt uw naaste lief als u zeiven" werd ons als gebod gegeven en toch denken vele me vrouwen van de 20ste eeuw nog, dat zij haar plicht gedaan hebben, als zij haar „meisjes" op tijd haar loon uitbetaalden en zorgden, dat zij een vrijen avond hadden. Vragen wij Haar, Die de Moeder is van God en van alle menschen en in 't bijzonder van 't arbeidende meisje, dat door ons toedoen geen zielen verloren mogen gaan. 4 HELOISE. MARIA. P a r ij s, 21 Maart 1933. Het is heel practisch in den lentetijd een ensemble te hebben met een langen mantel, welken men ook bij een andere robe kan dra gen. Nu tegenstellin gen in stof en kleur contrasten meer dan ooit gewild zijn, kan men van zulk een langen mantel profi teered om hem met verschillende ensem bles te combineeren. In het meer een voudige genre, waar toe wij ons op 't oogenblik beperken, worden wollen stof fen met een discre te fantasie veel ge dragen. Men kan dus een van deze stof fen voor het hier naast weergegeven model kiezen, waar bij men alle vrijheid heeft om verschil lende tinten te com bineeren. Indien men een ensemble voor sport of op reis wenscht, dan kleze men voor den mantel een vrij dikken stof, roest bruin bijv. met licht beige moesjes, of wel gedekt-groen met licht-grijs. Wenscht men meer een ensemble voor de stad, dan kan men bijv. marine-blauw kiezen met witte moesjes. De groote col intusschen, die aan den mantel een breed schoudereffect geeft in overeenstem ming met de moderne mode-eischen, moet ge maakt worden uit een effen stof in de nuance van de moesjes; in de gegeven gevallen dus beige, grijs, of wit. Men kan den col op twee verschillende manieren dragen, of geheel open, bij mooi weer, of geheel gesloten, als het een koudere dag is. De robe is heel eenvoudig van lijn, van het genre tailleur met een klein plastron-chemisier van dun linon en eèn ceintuur van soepel leer. Deze twee laatste détails liefst in de tint van de revers van den mantel. Intusschen zal een petite-robe van beige of wit ook uitstekend bij den mantel harmonieeren, hetgeen te pas kan komen als de zomerdagen beginnen te ko men. Kinderkleeding. „Bezorgde huismoeder I" AT de ons gestelde vragen kunt u beantwoord vinden in de brochu re voor zuigelingen en kinderkleeding tot en met 17 jaar, uitgegeven door de vakschool voor vrouwen en kinderkleeding te Amsterdam. De volledige brochure kost 75 cent. U kunt hier vinden hoe ge de kinderen het doelmatigst, aardig en billijk kunt kleeden, zuinig en goed koop. De brochure wordt u gaarne toegezonden. Uwe vragen zijn heelemaal niet wat u dom noemt; er is zulk een radicale omwenteling in de kinderkleeding in vergelijking met 't half dozijn dat wij vroeger te dulden hadden, dat 't niets vreemd is, zoo men aan den huidigen voorpraten eenvoud twijfelt. Omgekrulde tapijten. Een gloeide ergernis, nietmaar mevrouwtje, zoo'n omkrullende rand. Dit euvel is zeer een voudig te verhelpen. Men naait aan de achter zijde langs den geheelen rand een stevigen reep linnen te naaien met kleine steken. Neem vooral maar grauw linnen; van omkrullen geen sprake meer. Ontvlekken. Een slaolie-vlek in een bouclé tapijt. Men belegt deze met een poreus papier, vloei papier of grauw ruig grijs papier, en strijkt er met een warm ijzer over. De olie dringt in het papier, telkens een nieuw stukje tot 't laatste verdwe nen is. Met een beetje water met ammoniak zes deelen water op 1 ammoniak nawrijven, niet te hard. Parketvloeren. Parketvloeren mag men nooit met water af doen dan raakt de bovenste laag los en ze gaan krom trekken. Maak de vlekken met schuurlinnen of staal- wol weg. Neem vooral fijne staalwol. Daarna wrijft men de vloer zeer dun in met de daarvoor verkrijgbare parketwas, welke u het beste bij leveranciers van parketvloeren be komen kunt, zeer dunne zuivere was. Dagelijks vegen en met den wrijver oppoet sen. Zorg altijd staalwol in huis te hebben om vlekken weg te krijgen. De los zittende stukjes kunt u weer vast laten zetten. Een roode blazer. Daar wij niet weten uit welke stof deze bla zer bestaat, wol, peau de pêche, kunnen wij slechts aanraden deze vette kraag met een op lossing van 8 deelen water op één deel am- monie, met een lapje van dezelfde stof af te doen. Daarna aan de achterzijde met een nat doekje oppersen. Probeer echter eerst een lapje daar wijnrood een zeer gevaarlijke kleur is. De divan. Een a.s. mevrouwtje vraagt of zij in haar mo derne woning een divan of rustbank zal aan schaffen. Ze zijn beiden zeer practisch; de moderne banken zijn omgebouwde divans, iets meer ge kleed. Uw meubelinrichting kan u hierin het mooiste en nieuwste toonen. Een eenvoudige divan met een mooi Perzisch kleed of anderszins doet het nog steeds. Moderne lingerie. Wanneer u gewend is zuivere wolletjes te dragen, kunt u zich in den zomer wel aan de lichtere soorten als tricot, interlock enz. gewen nen. Doch ook in de zuiver wollen zijn zeer elegante modellen te verkrijgen. Uw bezwaren hebben geen reden, de moderne halsuitsnijdingen en schouderbandjes met knoop en knoopsgat zijn zeer practisch. Geen zorgen daaromtrent dat redt zich van zelf en u wilt toch niet graag ouderwetsch zijn is 't wel? Neem liever wat minder kwantiteit doch prima kwaliteit, die gemakkelijk in onze goede Hollandsche zeepsoorten gewasschen kunnen worden. Emaille of aluminium Voor de keuken kunnen wij u beiden aan raden mits prima kwaliteit wel kostbaar, doch op den duur het beste. Aluminium is heel mooi, en moet goed on derhouden met de daarvoor bestemde zeep. Emaille is eenvoudiger te onderhouden, doch op den duur eischt ook dit veel zorg. De vraag in deze is, wat u zelf het mooiste vindt. Bij een huishoudmagazijn geeft men u de beste methode aan. Aluminium is voordeeliger omdat het dun is en gauwer heet; daarentegen is oppassen de boodschap voor aanbranden. U ziet het, het voor en tegen is het zelfde. Lichte kousen. De zomer brengt natuurlijk weer lichtere kftusen en schoentjes naar gelang de lichtere kleeding; de ijle zomertoiletjes vragen lichter schoeisel, ziet u maar eens de voorjaarsetalages; de lichte reptiel, de gevlochten, licht grijze, groene, blauwe opanken enz. Handwerken. Mevrouw K. te M. vraagt om een beschrijving van de „breisteek plissé". Ik vermoed dat U daarmede bedoeltbrei werk dat er uit ziet alsof het geplisseerd is daarvan volgt hier de beschrijving. Brei in heen en weer gaande toeren. Zet zooveel steken op als er noodig zijn, maar dat aantal moet eenige malen 8 steken zijn en dan nog 3 steken. Brei steeds 7 steken recht en 1 steek averecht, maar eindig met 3 steken recht. Volgende toer weer beginnen met 7 steken recht, 1 steek averecht, en dan dus ook weer eindigen met 3 steken recht en zoo aldoor breien tot de vereischte lengte verkregen is en U zult dan een zeer mooi geplisseerd breiwerk hebben. Een ander patroon, dat in de rondte gebreid wordt, is5 steken recht, 2 steken averecht, maar dan moet U zorgen dat bij iedere toer de 5 rechte steken komen op de 5 rechte van de vorige toer en de averechte steken dan dus eveneens. Mevrouw S. te D. heeft eens een Fransche uitgave gezien, van een blad, waarin voorbeel den en aanwijzingen van het borduren van randen van albe en superplizij vraagt of daar ook een Hollandsche uitgave van bestaat. Tot mijn spijt weet ik dat niet. Kan misschien één van onze lezeressen hier antwoord op geven Mejuffrouw M. te A. In het patroon van het kleedje in kantbreiwerk, gegeven in het blad van 15 Januari j.l. waren eenige drukfouten, Het bovenste hoedje is van licht groen vilt ge maakt en de bol hiervan, die van „glooien" is voor zien, vertoont wel een heele nieuwe lijn. Twee gros- grain lintjes, het eene zwart en het andere onbewerkt, werden van voren tot een strikje vereenigd. In zeer veel gevallen vindt men de garneering van den hoed aan den hals, althans als een of ander détail van de japon terug. Bij het tweede figuur een hoofd deksel van marine stroo zien wij, hoe het Schotsche taf, dat voor het lint is ge kozen, ook het materiaal van de das is en daaren boven een garneering van de handschoenen vormt. Verder zij vermeld, dat twee veertjes, die eenigszins Schdtsch gekleurd zijn, ach ter aan den hoed zijn be vestigd. Ten slotte een paar op merkelijke toepassingen van bloemgarneering. Eerst een veld van witte klap'roosjes óp een toque-hoedje, dat gecompleteerd wordt door een zwarte violette en een dat van witte crêpe, welke met dezelfde bloemen ver sierd is. Lieve vergeet-mij-nietjes ziet men op een coiffure van in zijn natuurlijke kleur gehou den stroo. Een zeer verdienstelijke vondst is dat breede collier, dat uit dezelfde bloempje is samengesteld en dat zoo'n frisschen noot geeft zelfs aan de overigens heel eenvoudige zwarte japon. Zoo vormen de japonnen en de hoeden te zamen ensembles van een volkomen har monie. die echter in de bladen van 5 en 26 Februari verbeterd zijn. Mejuffrouw V. p. a. K. te R. In den handwerk winkel, waar U dat kleedje in Richelieu-werk hebt gekocht, zal men het ook zeker voor U willen uitknippenmaar zoo heel moeilijk is het niet om dat zelf te doen met een goed scherp schaartje alléén moet U wat voorzich tig te werk gaan, zoodat U niet het geborduurde raakt. Mevrouw R. te R. Gaarne wil ik U de ge vraagde patronen van een gebreid crapaud- kleedje en een gebreide dressoir-looper geven, maar dan zult U nog 'n poosje moeten wachten. Er zijn nog zoo vele aanvragen, die eerst aan de beurt moeten komen. Als U er niet lang op kunt wachten, raad ik U een „Beyers" boekje te kopen, namelijk „Kunstbreiwerk H. 311" (goed- koope uitgave) of H. 62 of H. 64; daarin zult U ook wel iets naar Uw zin vinden. TANTE TOET. Gehaakte babycape. Voor de dames L. te G., A. te A., en R. te H., volgt hier een patroon van een gehaakte baby-cape. Deze cape, gehaakt in schulpsteek, van witte wol met een zijdendraadje is ongeveer 50 c.M. lang en 120 c.M. wijd. Men begint aan het balsje met 62 losse steken. Ie toer: 4 stokjes op de 3e losse steek, 1 vaste in de volgende losse, 4 stokjes in de volgende losse, daarna weer 1 vaste; dit de geheele toer herhalen, eindigende met 4 stokjes. Men heeft dan 30 schulpjes. Iedere toer keeren met 2 losse steken. 2e toer: op iedere vaste steek van de vorige toer 4 stokjes (beide lussen opnemen). 3e toer: 5 stokjes op het 4e stokje van het le schulpje, dit steeds herhalen, dus 5 stokjes op het laatste stokje van ieder schulpje. 4e toer: als 3e toer, enz. \-«i. In de le en 2e toer bestaan de schulpjes uit 4 stokjes; in de 3e tot en met de 8e toer uit 5; in de 9e tot en met de 21e toer uit 6; in de 22e tot en met 34de toer uit 7 en in de 35e tot en met de 43e toer uit 8 steken. De eerste 6 toeren worden op de 30 schulp jes gehaakt. Bij de 7e toer wordt gemeerderd door op de tusschen de 8e tot de 12e en de 19e tot de 23e schulp in plaats van 1 dan 2 schulpjes te haken; het aantal wordt dan 38. Daarna wordt op de opzetsteken, een rij dubbele stokjes gehaakt, voor het doorrijgen van een lint. Voor het kapje Worden op de middelste 12 schulpen 20 toeren gehaakt, waarin in de le tot de 14e toer iedere schulp bestaat uit 5 stokjes en in de 15e tot de 20e uit 6 stokjes. Dan wordt de laatste toer samen gehaakt of genaaid en aan de punt een kwastje gemaakt. Vervolgens wordt rond de cape en het kapje van witte zijde een picotje gehaakt en door de rij dubbele stokjes een lint gehaald. Baby manteltje. Van dezelfde steek kan men een heel mooi manteltje maken. Men begint weer aan het halsje met 82 losse steken. le toer: 3 stokjes in de 3e losse steek, 1 vaste in de volgende losse steek, 3 stokjes in de volgende losse, dan weer 1 vaste enz. eindigen met 3 stokjes, dan heeft men 40 schulpjes. Iedere toer met 2 losse steken keeren. 2e toer: 3 stokjes op iedere vaste steek van de vorige toer (2 lussen opnemen). 3e toer: 4 stokjes op het 3e stokje van het le schulpje dit steeds herhalen. 4e toer: als 3e toer. Dan 3 toeren van 5 stokjes. Men verdeelt de 40 schulpjes nu als volgt: 7 schulpjes voor het voorpand 7 voor het armsgat, 12 voor den rug, weer 7 voor het arms gat en 7 voor het andere voorpand. 8e toer: eerst 7 keer een schulpje van 5 stokjes, dan 7 schulpjes overslaan, dan weer 12 schulpjes maken, weer 7 overslaan en dan weer 7 schulpjes maken. Nu wordt het manteltje afgemaakt als volgt: nog 2 toeren van 5 stokjes dan 6 toeren van 6 stokjes dan 6 toeren van 7 stokjes dan 6 toeren van 8 stokjes In het geheel heeft men dan 28 toeren. Nu haakt men het mouwtje af, heen en weer 5 toeren van 5 stokjes, daarna 4 toeren van 4 stokjes; dan dichtnaaien en nog 4 rijen stokjes eraan haken waarvoor men alleen de achterste lussent opneemt Daarna als af werking 6 stokjes op 1 stokje 1 vaste op het 2e volgende stokje enz. Op de opzetsteken van het manteltje haakt men nu eerst 1 toer stokjes, daarna 1 toer dubbele stokjes. Tot slot wordt om het geheele manteltje en de manchetjes van zijde een picotje gehaakt en door de dubbele stokjes een lint gehaald. TANTE TOET. Handel in vrouwen en meisjes geen denkbeeldig gevaar. II. (Slot). In het verdere verloop van het interview vertelde mevrouw Bijvoet van Haaren nog het volgende staaltje van gelukkige activiteit van de overheid, haar bij gelegenheid van een bijeenkomst te Freiburg (Zw.) medegedeeld door Mgr. Besson, bisschop van Freiburg en Genève: „Op een mijner reizen werd ik, zoo vertelde de bisschop, aan de grens ongewoon lang opgehouden. Er scheen iets niet in orde met mijn paspoort. Lang nadat alle reizigers waren verdwenen, stond de beambte nog te draaien met mijn papieren en hield rugge spraak met zijn collega's. En, toen ik bij het 'vrijgeven ietwat kortaf opmerkte, dat ze zich ook niet overhaast hadden, antwoordde de man: Omdat het priesterkleed over het alge meen eerbied afdwingt, is het een van de geliefdste vermommingen geworden voor min derwaardige individuën. Vandaar dat wij stren ge instructies hebben voor verscherpte con trole! Hoe noodig deze verhoogde activiteit is be wijst het volgende. Nog maar heel onlangs wist een agent van den vrouwenhandel, die zich vermond had als priester zich langer dan een week aan een pastorie te Luzern te handhaven, om tenslote te verdwijnen met een meisje, waarop hij al lang geloerd had. Zelfs in schijnbaar voorname families lig gen vaak voetangels en klemmen. In Parijs werd onlangs het volgende complot ontdekt. Het viel de R. K. Meisjesbescherming op, dat er abnormaal veel meisjes van 16 en 17 jaar gevraagd werden in betrekkingen, waar pas enkele maanden tevoren zulke kinderen ge plaatst waren. Bij onderzoek kwam echter niets aan het licht, dat in het nadeel was van de voor het meerendeel voorname families. Tóch bleef men waakzaam en daardoor kwam men tot de ontdekking, dat na korten tijd alle meisjes weer uit' haar betrekikng verdwenen waren en men hier te doen had met een wijd vertakt net van behoedzaam werkende ronse laars. Nog maar heel kort geleden kreeg onze Ver eeniging in Italië van overheidswege het ver zoek om een post te willen aanstellen in de haven van Ancona, waar de vrouwenhandel zeer actief blijkt te zijn. Zelf maakte een onzer stationsdames onlangs het volgende mee: Ze ziet een echt onbeholpen buitenkind in gesprek met een keurig, buiten gewoon voorkomend heerschap; gaat er op af en, toen ze zag, dat de man een vreemde voor het meisje was, nam ze het kind onder be scherming. Toen ze merkte, dat het meisje de mededeelzaamheid al zóó ver gedreven had, dat de man precies wist, wéér-ze in betrekking zou gaan, kreeg ze de ingeving om het kind niet alleen op den juisten trein te zetten, maar zelf mee te reizen. Wat goed gezien bleek, want aangekomen in het gehucht, werd haar vermoeden, dat de man zijn slachtoffer niet zoo gemakkelijk zou prijsgeven, bewaar heid, want hij wachtte doodkalm met zijn wagen aan den uitgang van het station. Een verijdelde poging tegenover het veel te hooge aantal geslaagden! Het spreekt, dat de taak van onze vereeniging met het afleveren van zoo'n meisje niet afge- loopen is. We blijven wel degelijk controle uitoefenen en sporen 'ook de familie, waar ze terecht komt aan tot waakzaamheid. Een van de machtigste lokmiddelen is overgroote ge dienstigheid, terwijl ook armoede willige slachtoffers kweekt. Een ketting van controle-posten. Een jongeman uit Rotterdam had er geen vrede mee, dat zijn meisje alleen naar Rome zou reizen. Hij wendde zich tot ons en.het resul taat was, dat aan ieder station van beteekenis het meisje begroet werd door een onzer dames, geholpen met overstappen enz. en eindelijk in Rome in ontvangst genomen en direct naar een onzer tehuizen geleid. Herhaaldelijk wendt men zich in soortgelijke gevallen tot ons om toe zicht. Onze tehuizen worden meer en meer op mo dernen voet geschoeid, zoodat zij een alleszins comfortabel onderdak bieden. Op den duur moet iedere alleenreizende vrouw daar terecht komen. Vandaar ook het ageeren voor grooter bewegingsvrijheid van de gasten; het aansturen op een dag- en nacht geopend blijven. Men mag niet riskeeren, dat een jonge vrouw vergeefs om onderdak komt vragen en daardoor in ver keerde handen komt. Ofwel zich niet behaag lijk voelt door bekrompen voorschriften, b.v. in verband met het sluitingsuur, altijd blijft een meisje waard om uit den goot opgeraapt te worden Niet dat reclasseerings- werk onder prostituées makkelijk zou zijn, maar in ieder geval is het plicht om het te pro- beeren. Niet zoo maar in het wilde weg, want daar is het percentage van 1 op iO.OOO te klein voor. Maar elk geval, dat zich meldt voor ver betering, móet ter hand genomen worden, hoe uiterst gering de kans op doorzetten ook is In Duitschland wordt op dit gebied prachtig werk gedaan. In meer dan 100 asyls trachten zulke vrouwen tot een beter leven te komen. Ze worden in klassen ingedeeld en stijgen tel kens hooger naar afdeelingen van vrouwen, die al langer standhielden. Het is vooral heel moeilijk om ze tfe genezen van het minderwaardigheidsgevoel, dat zich maar al te vaak openbaart in een grenzelooze brutaliteit. Vruchtbaarder is het werk voor de Ongehuwde Moeders. Het verwijt, als werkten we voor slechts vrouwen en zouden daardoor de slechtheid nog in de hand werken, is allerminst op zijn plaats. Iedereen zal toch moeten toegeven, dat het over het algemeen niet de allerslechtsten zijn, die de gevolgen van een onberaden stap onder oogen moeten zien. Daar is moed voor noodig en wij helpen om dien moed, om straf voor de zonde te dragen, aan te kweeken. Het niet al te zwaar te ma ken. Door hardheid erger zonde niet in de hand te werken. De gelegenheid daartoe is immers makkelijk genoeg te vinden. Wij rapen de uitgeworpene op en trachten haar te vormen tot een goede moeder. De laat ste maanden voor de groote gebeurtenis laten we ze in onze doorgangshuizen werken, waar ze ook nog drie maanden na babies' komst blij ven om den band tusschen moeder en kind sterker te maken. Volgens mijn opvatting kan men de onge huwde moeder nooit genoeg helpen in haar zoo moeilijke taak. Zoo ooit, dan geldt hier: „Wie uwer zonder zonde is, dat hij de eerste steen werpe". Hoevelen, wier leven allesbehalve rein is, maar die desondanks geëerd zijn spu wen niet op die beklagenswaardige wezens, wier leven soms door één enkele onbedacht zaamheid hopeloos verknoeid werd. Over het algemeen is de ongehuwde moeder goed voor haar kind. Ondervinding leerde me, wat een liefdevol en verstandig woord hier kan uitwerken en welke heldendaden er soms gevraagd worden door die vrouwen, die ge heel alleen de gevolgen dragen van de zónde Ik wilde, dat men eens een kijkje ging nemen in een onzer doorgangshuizen en ben er zeker van, dat daardoor heel wat vooroordeel wegge nomen zou worden. Misschien schijnt het feit, dat in 1930 juist uit onze kringen heftig geprotesteerd werd tegen het voorstel om de ongehuwde moeder te doen vallen onder de ziektewet, wel eenigs zins in tegenspraak met mijn uitspraak, dat we zooveel in ons vermogen is, moeten helpen. Toch is dat niet zoo. Het gaat hier alleen om het principe. De hulp moet komen van de charitatieve vereenigingen en niet van de over heid. Verplichte ultkeering zou den schijn wek ken van sanctie van hoogerhand Met maar een enkele onderbreking van mijn zijde, vertelde mevrouw Bijvoet langer dan een uur over het werk, dat niet alleen héél haar top wij ding heeft, maar dat zij ook zoo graag meer bekend en daardoor beter gewaardeerd zou zien. Op het eind van ons onderhoud, toen er nog enkele tragische gevallen van héél jonge kinderen, die onwetend in den val liepen, ter sprake kwamen, vroeg ik deze insider, hoe zij staat tegenover het brandende vraagstuk der Aufkliirung. „Ouders kan niet genoeg op het hart gedrukt worden, dat zij hun kinderen bijtijds moeten inlichten. Vader den jongen; moeder het meis je. Het is schandelijk om kinderen te lang onwetend te laten. De theorie: „Mijn kind loopt geen gevaar, daarvoor is het veel te rein", gaat hier allerminst op, want juist op het gebied van ontwakende sexualiteit weten ouders vaak zoo heel weinig van wat er in hun kinderen omgaat. Absoluut voorstandster van tijdige voorlich ting, moet ik toch niets hebben van openbare bespreking van onderwerpen, die binnens kamers behandeld moeten worden. Dat stompt het natuurlijk schaamtegevoel van het kind af. Van hoeveel belang dit vraagstuk is, bewijst het feit, dat het in den breede werd behan deld op ons congres, dat in 1926 te Luxemburg gehouden werd. Professor de Langen Wendels z.g., erop wij zend, dat ,,'t meisje van heden de moeder van morgen is", meent, dat zij ook tijdig al de daar aan verbonden verplichtingen moet leeren ken nen, om te voorkomen, dat zij mogelijk zedelijk ten onder zou gaan met alle physieke conse quenties, daaraan verbonden." Nieuwe gasten maken een eind aan dit „ademloos" interview. Maar goed ook, want het doel was wél om te schrijven over mevrouw Bijvoet en haar werk, maar heelemaal niet om een verhandeling te houden over den nood zaak van een verstandige sexueele voorlichting van de jeugd. CATY VERBEEK. Den Haag, Maart 1933. Men legt meestal eenige schuchterheid aan den dag, wanneer het er om gaat iets te maken van een ge- =mjr~streepte stof. --A L, Dit materiaal houdt men over het algemeen voor te opzich tig. Het is echter een feit. dat dit in de practijk veel minder erg is dan men zou denken, en wel omdat strepen veel van hun effect verliezen, als men ze in verschillende richtingen laat loopen. Ons plaatje toont een spor- tieven mantel, vervaardigd van een bijzonder sprekende gestreepte stof. Desondanks moet men onmiddellijk erkennen, hoe er door de ma nier waarop de hals en de schouders zijn ver werkt, door de ceintuur en ook door de mou wen een geheel nieuw effect teweeggebracht wordt. Een dubbele rij knoopen en een rolkraag ge tuigen van een fijnen smaak. AC, Het is een harde taak voor een mensch om zich zelf, zoo spoedig en zoo bewust als het kan geheel onmisbaar te maken bij degenen die ons lang niet missen kondendat vraagt een hoogen graad van belangeloosheid. Katholiek opvoeder zijn, beteekenthet kind zelfstandig te maken om den weg door 't leven heen zelf af te leggen, naar God toe. God heeft het schepsel zóó gevormd, dat 'n vrouw al van riature aanleg heeft om onbaat zuchtig, èn om Godvreezend, vroom te zijn. De vrouw is gemaakt voor stille toewijding en offervaardigheid. DR. J. DE VREEZE S. J. (tusschen kostschool en verloving) BIJ HET VERVAARDIGEN van 'n goeden vulpenhouder heeft men materiaal noodig, dat van alle kanten der aarde moet komen. Meer dan tweehonderd nauwkeurige verrichtingen zijn noodig om zoo'n onnoozel dingske te ma ken De eigenlijke pen is van goud, dat immers niet kan roesten. Maar het goud is een zacht metaal en daarom wordt de punt „bekleed" met een nog duurder metaal, irridium dat 'n heel stuk harder is dan goud DE JAPANNEEZEN besteden veel zorg aan het schikken van bloemen in hun prachtige vazen. Hoe hun bouquetten er ook uitzien, de leidende gedachte is deze: 'n hóófd-twijg of stengel stelt voor den hemel- Een andere sten gel wordt nederwaarts gebogen en beduidt de aarde. Tusschen deze twee twijgen in komt de derde zinnebeeldige tak, die den mensch verbeeldt. Op deZe wijze duiden de Japanners de betrekking aan van den mensch tot het heelal. „Bloemenmeesters" geven onderricht in deze moeilijke kunst en alle meisjes der middel bare scholen volgen een cursus in bloemen- schikken (ikebana). VOOR ONZE PELZEN! Gedurende het jaar 1927 werden te Londen aan de bont-markt ge bracht: 51.000 bever-huiden, 625.000 vossen, 1% millioen opossims, 2 millioen mollen, 3 mil- lioen eekhoorns, één millioen Persianervelletjes (lammeren), 39.000 steenmarters, 558.000 mar motten, 1 millioen sneeuwhazen, 213.000 herme- lijntjes Een paar moderne colliersin 't midden een voor avondtoilet, op zij 'n collier en armband voor den namiddag. Op zij een een aardig taschje van Perzische stofa

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 4