f
m
DE „BEKENDSTEN" ONDER ONS.
HET DUITSCHE MEISJE
MODEPRAATJES.
HAInDT/ERKRUBRIEK.
ZATERDAG 25 MAART 1933
KUNT U MIJ OOK ZEGGEN
HET HOEDJE
EN DE HALS.
mmm
BIJ MEVROUW W. BIJVOET-
VAN HAAREN.
GESTREEPTE STOF.
GULDEN FLITSEN.
INTERESSANTIGHEDEN.
-•
"HU -
(Ingezonden)
Maandagmorgen; week-end, menschen kee-
ren naar hun werk terug, in een derde klas
damescoupé (nieuwe wagen) zit ik en lees,
blij een hoekplaatsje bemachtigd te hebben.
Een licht tikje op mijn voet doet mij opkijken.
„Verzeihung", zegt de eigenares van den
voet, welke den mijnen per ongeluk had ge
raakt. Ik kijk op en zie een meisje, dat ver
legen wordend onder mijn blik, zich naar het
raampje buigt, een jazzdeuntje neuriënde.
Mijn belangstelling is plotseling gewekt: ik
heb de situatie door. De jonge Duitsche is
geen toeriste (hoewel haar kleeding daarmee
niet in tegenspraak is), maar een van de vele
Duitsche dienstmeisjes, die ons land over
stroomd hebben. Dat zie ik aan de groote kar
tonnen doos, welke boven haar in 't bagage
net ligt.
„Gehen Sie wieder nach der Heimat"? vraag
ik als mijn overbuurvrouw weer zit.
„Ja, ich gehe wieder zurück, aber ich komme
wieder, ich bin noch ja kein sechszehn Jahre
alt".
En nu komt de geheele geschiedenis, zonder
de minste terughouding, met verbluffende
openhartigheid vertelt ze haar bevindingen.
Haar moeder, Krieger-witwe, is voor de
tweede maal getrouwd. Vader en broer zijn
beiden werkloos, de eenige uitkomst was, dat
Gretel naar Holland ging om te dienen.
In een Duitsch blad las zij een advertentie
van een betrekking in Amsterdam:
„Tamelijk hoog salaris, veel vrij".
Zij schreef. Antwoord: Gretel kon komen
niettegenstaande ze eigenlijk negen maanden
te jong was. (De Duitsche meisjes, die in Hol
land willen dienen, moeten zestien jaar ge
weest zijn).
Ik vroeg verder, „waar had ze gediend"?
Ze noemde het adres. Een hotelletje met twij-
felachtigen naam.
Wat deed ze in haar vrijen tijd, ging ze naar
de vereeniging voor Duitsche meisjes Nee,
daar had ze nooit van gehoord. Ik legde haar
uit waarvoor deze vereeniging is, vertelde dat
er zelfs een Duitsch priester aan verbonden
is, zoodat de meisjes in haar eigen taal kunnen
biechten.
Ze toonde slechts weinig belangstelling. Ze
ging iederen Zaterdagavond „ins Kino Tus-
chinski", „Ganz wunderbar". „Ik ga ook wel
eens met heeren, maar als 't donker wordt,
ga ik alleen".
Ik zweeg en peinsde, of dit kind van vijftien
dat er uitzag als twintig, misschien bij haar
hgengaan van een bezorgde moedér den raad
gekregen had, „nooit in 't donker met heeren
mee te gaan" en of ze dit in haar naiveteit nu
letterlijk opvolgde.
„Je bent nog veel te jong om alleen in een
vreemd land te zijn", zei ik. „Is er geen
andere oplossing te vinden om iets te verdie
nen"? Ze schokschouderde, mompelde iets
over de slechte tijden en de groote werkloos
heid in Duitschland.
Even zitten we beiden zwijgend. Dan komt
uit de groote bruine handtasch, een brief,
een brief van Gretel's moeder, en ik moet hem
lezen.
Op herhaald aandringen, vouw ik den brief
open, al is 't dan ook nog aarzelend. Een brief,
die een moeder aan haar kind geschreven had.
En ik, een vreemde, die dat lezen moest.
Wat mij vooral opviel in dien brief, was,
dat deze moeder zoo dringend bij haar kind
aandrong, om toch vooral gehoorzaam te zijn
tegenover de „Herrschaften". Een groote
angst, dat in den tijd, dat Gretel naar huis
was, een ander in haar plaats zou komen,
sprak eruit. De ƒ20, die haar dochter maande
lijks naar huis stuurde, konden onmogelijk
gemist worden.
Ik gaf den brief terug. „Hoe lang ga je naar
huis 7"
„Een half jaar, totdat ik zestien ben. De
politie is erachter gekomen, dat ik nog maar
vijftien ben".
..Kucken Sie mal". Er worden een paar
prentbriefkaarten op mijn schoot gelegd, die
maar al te duidelijk een bepaalde mentaliteit
verraden.
Als ik opkijk en zeggen wil, dat ik ze niet
zoo'heel erg mooi vind, zie ik 't gezicht tegen
over mij plotseling veranderd. Een vuurroode
boog teekende zich om den kleinen mond.
Afschuw las ze blijkbaar in mijn oogen,
want ze verontschuldigde zich: „nicht schön
Alle feine Damen farben sich".
„Als je zoo thuiskomt, herkennen ze je niet
en echte fijne dames verven zich niet, dat
weet je heusch wel. Trouwens (ik probeer te
lachen) je hebt het heelemaal niet noodig".
Dan met een resoluut gebaar, hetwelk haar
spontaneïteit verried, nam ze een zakdoekje en
veegde de rouge af.
Ik gaf de kaarten terug, zonder er iets van
te zeggen, 't Meisje staarde me aan, waarschijn
lijk vond ze mij bespottelijk in mijn bezorgd
heid en afkeuring. Ik was op de plaats van
bestemming en wenschte Gretel „eine gute
Reise". Met Duitsche gratie gaf ze een 'hand
en dankte „für die Liebenswürdigkeit".
Denzelfden avond schreef ik naar de „Veree
niging voor de bescherming van meisjes" te
Amsterdam en gaf 't adres op, dat Gretel mij
genoemd had en waar nog twee Duitsche
meisjes dienen. Wellicht heeft de Voorzienig
heid mij Gretel in den coupé gestuurd om veel
te voorkomen.
Hoeveel Gretel's loopea's avonds in onze
groote steden rond
Wij, moeders van groote kinderen, groote
dochters, geven wij ons daar weieens reken
schap van Weten wij altijd, hoe onze dienst
meisjes (onverschillig of het Duitsche of Hol-
landsche zijn) haar vrijen tijd doorbrengen
Bedenken wij wel, dat zij ook kinderen zijn,
even oud, of beter gezegd, even jong als onze
studeerende dochters, kinderen met dezelfde
neigingen, dezelfde verlangens, dezelfde driften
als de onzen
Wat zou er van uw kind, van u zelf terecht
gekomen zijn, als u eens als Gretel op vijftien
jarigen leeftijd alleen in een groote stad had
gestaan, vol gevaren en verleiding, die u niet
kende
Bedenk, dat, als onze kinderen naar H.B.S,
Lycea of Gymnasia gaan, de arbeiderskinde
ren naar fabriek, atelier^ winkel of dienstje
gaan.
Zij zijn volwassen, als onze kinderen nog
kinderen zijn. Als wij dat steeds bedachten,
dan zouden onze zorgen meer uitgaan naar
onze dienstbaren.
Wij, die moeder zijn, zullen wij achter blij
ven, zullen wij de zielen, die ons zijn toever
trouwd, laten verongelukken?
Wat zullen wij den Goddelijken Rechter ant
woorden, als Hij ons ter verantwoording roept
cn vraagt: „Wat deed u voor uw dienstmeisje,
uw naaister, uw kinderjuffrouw"?
Zullen wij beschaamd moeten antwoorden,
dat wij nooit aan haar dachten en meenden
genoeg gedaan te hebben, als wij onze eigen
kinderen voor gevaren beschermden?
„Hebt uw naaste lief als u zeiven" werd ons
als gebod gegeven en toch denken vele me
vrouwen van de 20ste eeuw nog, dat zij haar
plicht gedaan hebben, als zij haar „meisjes"
op tijd haar loon uitbetaalden en zorgden, dat
zij een vrijen avond hadden.
Vragen wij Haar, Die de Moeder is van God
en van alle menschen en in 't bijzonder van 't
arbeidende meisje, dat door ons toedoen geen
zielen verloren mogen gaan.
4
HELOISE. MARIA.
P a r ij s, 21 Maart 1933.
Het is heel practisch in den lentetijd een
ensemble te hebben met een langen mantel,
welken men ook bij een andere robe kan dra
gen. Nu tegenstellin
gen in stof en kleur
contrasten meer dan
ooit gewild zijn, kan
men van zulk een
langen mantel profi
teered om hem met
verschillende ensem
bles te combineeren.
In het meer een
voudige genre, waar
toe wij ons op 't
oogenblik beperken,
worden wollen stof
fen met een discre
te fantasie veel ge
dragen. Men kan dus
een van deze stof
fen voor het hier
naast weergegeven
model kiezen, waar
bij men alle vrijheid
heeft om verschil
lende tinten te com
bineeren.
Indien men een
ensemble voor sport
of op reis wenscht,
dan kleze men voor
den mantel een vrij
dikken stof, roest
bruin bijv. met licht
beige moesjes, of
wel gedekt-groen
met licht-grijs.
Wenscht men meer een ensemble voor de
stad, dan kan men bijv. marine-blauw kiezen
met witte moesjes.
De groote col intusschen, die aan den mantel
een breed schoudereffect geeft in overeenstem
ming met de moderne mode-eischen, moet ge
maakt worden uit een effen stof in de nuance
van de moesjes; in de gegeven gevallen dus
beige, grijs, of wit. Men kan den col op twee
verschillende manieren dragen, of geheel open,
bij mooi weer, of geheel gesloten, als het een
koudere dag is.
De robe is heel eenvoudig van lijn, van het
genre tailleur met een klein plastron-chemisier
van dun linon en eèn ceintuur van soepel leer.
Deze twee laatste détails liefst in de tint van
de revers van den mantel. Intusschen zal een
petite-robe van beige of wit ook uitstekend
bij den mantel harmonieeren, hetgeen te pas
kan komen als de zomerdagen beginnen te ko
men.
Kinderkleeding.
„Bezorgde huismoeder I" AT de ons gestelde
vragen kunt u beantwoord vinden in de brochu
re voor zuigelingen en kinderkleeding tot en
met 17 jaar, uitgegeven door de vakschool voor
vrouwen en kinderkleeding te Amsterdam. De
volledige brochure kost 75 cent. U kunt hier
vinden hoe ge de kinderen het doelmatigst,
aardig en billijk kunt kleeden, zuinig en goed
koop.
De brochure wordt u gaarne toegezonden.
Uwe vragen zijn heelemaal niet wat u dom
noemt; er is zulk een radicale omwenteling
in de kinderkleeding in vergelijking met 't half
dozijn dat wij vroeger te dulden hadden, dat
't niets vreemd is, zoo men aan den huidigen
voorpraten eenvoud twijfelt.
Omgekrulde tapijten.
Een gloeide ergernis, nietmaar mevrouwtje,
zoo'n omkrullende rand. Dit euvel is zeer een
voudig te verhelpen. Men naait aan de achter
zijde langs den geheelen rand een stevigen
reep linnen te naaien met kleine steken. Neem
vooral maar grauw linnen; van omkrullen geen
sprake meer.
Ontvlekken.
Een slaolie-vlek in een bouclé tapijt. Men
belegt deze met een poreus papier, vloei papier
of grauw ruig grijs papier, en strijkt er met een
warm ijzer over. De olie dringt in het papier,
telkens een nieuw stukje tot 't laatste verdwe
nen is.
Met een beetje water met ammoniak zes
deelen water op 1 ammoniak nawrijven, niet
te hard.
Parketvloeren.
Parketvloeren mag men nooit met water af
doen dan raakt de bovenste laag los en ze gaan
krom trekken.
Maak de vlekken met schuurlinnen of staal-
wol weg. Neem vooral fijne staalwol.
Daarna wrijft men de vloer zeer dun in met
de daarvoor verkrijgbare parketwas, welke u
het beste bij leveranciers van parketvloeren be
komen kunt, zeer dunne zuivere was.
Dagelijks vegen en met den wrijver oppoet
sen. Zorg altijd staalwol in huis te hebben om
vlekken weg te krijgen. De los zittende stukjes
kunt u weer vast laten zetten.
Een roode blazer.
Daar wij niet weten uit welke stof deze bla
zer bestaat, wol, peau de pêche, kunnen wij
slechts aanraden deze vette kraag met een op
lossing van 8 deelen water op één deel am-
monie, met een lapje van dezelfde stof af te
doen.
Daarna aan de achterzijde met een nat doekje
oppersen.
Probeer echter eerst een lapje daar wijnrood
een zeer gevaarlijke kleur is.
De divan.
Een a.s. mevrouwtje vraagt of zij in haar mo
derne woning een divan of rustbank zal aan
schaffen.
Ze zijn beiden zeer practisch; de moderne
banken zijn omgebouwde divans, iets meer ge
kleed.
Uw meubelinrichting kan u hierin het mooiste
en nieuwste toonen. Een eenvoudige divan met
een mooi Perzisch kleed of anderszins doet het
nog steeds.
Moderne lingerie.
Wanneer u gewend is zuivere wolletjes te
dragen, kunt u zich in den zomer wel aan de
lichtere soorten als tricot, interlock enz. gewen
nen. Doch ook in de zuiver wollen zijn zeer
elegante modellen te verkrijgen.
Uw bezwaren hebben geen reden, de moderne
halsuitsnijdingen en schouderbandjes met knoop
en knoopsgat zijn zeer practisch.
Geen zorgen daaromtrent dat redt zich van
zelf en u wilt toch niet graag ouderwetsch
zijn is 't wel?
Neem liever wat minder kwantiteit doch
prima kwaliteit, die gemakkelijk in onze goede
Hollandsche zeepsoorten gewasschen kunnen
worden.
Emaille of aluminium
Voor de keuken kunnen wij u beiden aan
raden mits prima kwaliteit wel kostbaar,
doch op den duur het beste.
Aluminium is heel mooi, en moet goed on
derhouden met de daarvoor bestemde zeep.
Emaille is eenvoudiger te onderhouden, doch
op den duur eischt ook dit veel zorg.
De vraag in deze is, wat u zelf het mooiste
vindt. Bij een huishoudmagazijn geeft men u de
beste methode aan.
Aluminium is voordeeliger omdat het dun is
en gauwer heet; daarentegen is oppassen de
boodschap voor aanbranden. U ziet het, het
voor en tegen is het zelfde.
Lichte kousen.
De zomer brengt natuurlijk weer lichtere
kftusen en schoentjes naar gelang de lichtere
kleeding; de ijle zomertoiletjes vragen lichter
schoeisel, ziet u maar eens de voorjaarsetalages;
de lichte reptiel, de gevlochten, licht grijze,
groene, blauwe opanken enz.
Handwerken.
Mevrouw K. te M. vraagt om een beschrijving
van de „breisteek plissé".
Ik vermoed dat U daarmede bedoeltbrei
werk dat er uit ziet alsof het geplisseerd is
daarvan volgt hier de beschrijving.
Brei in heen en weer gaande toeren. Zet
zooveel steken op als er noodig zijn, maar dat
aantal moet eenige malen 8 steken zijn en dan
nog 3 steken. Brei steeds 7 steken recht en 1
steek averecht, maar eindig met 3 steken recht.
Volgende toer weer beginnen met 7 steken
recht, 1 steek averecht, en dan dus ook weer
eindigen met 3 steken recht en zoo aldoor
breien tot de vereischte lengte verkregen is en
U zult dan een zeer mooi geplisseerd breiwerk
hebben.
Een ander patroon, dat in de rondte gebreid
wordt, is5 steken recht, 2 steken averecht,
maar dan moet U zorgen dat bij iedere toer
de 5 rechte steken komen op de 5 rechte van
de vorige toer en de averechte steken dan dus
eveneens.
Mevrouw S. te D. heeft eens een Fransche
uitgave gezien, van een blad, waarin voorbeel
den en aanwijzingen van het borduren van
randen van albe en superplizij vraagt of daar
ook een Hollandsche uitgave van bestaat. Tot
mijn spijt weet ik dat niet.
Kan misschien één van onze lezeressen hier
antwoord op geven
Mejuffrouw M. te A. In het patroon van het
kleedje in kantbreiwerk, gegeven in het blad
van 15 Januari j.l. waren eenige drukfouten,
Het bovenste hoedje is
van licht groen vilt ge
maakt en de bol hiervan,
die van „glooien" is voor
zien, vertoont wel een heele
nieuwe lijn. Twee gros-
grain lintjes, het eene zwart
en het andere onbewerkt,
werden van voren tot een
strikje vereenigd.
In zeer veel gevallen vindt
men de garneering van den
hoed aan den hals, althans
als een of ander détail van
de japon terug. Bij het
tweede figuur een hoofd
deksel van marine stroo
zien wij, hoe het Schotsche
taf, dat voor het lint is ge
kozen, ook het materiaal
van de das is en daaren
boven een garneering van
de handschoenen vormt.
Verder zij vermeld, dat
twee veertjes, die eenigszins
Schdtsch gekleurd zijn, ach
ter aan den hoed zijn be
vestigd.
Ten slotte een paar op
merkelijke toepassingen van
bloemgarneering. Eerst een
veld van witte klap'roosjes
óp een toque-hoedje, dat
gecompleteerd wordt door
een zwarte violette en een
dat van witte crêpe, welke
met dezelfde bloemen ver
sierd is.
Lieve vergeet-mij-nietjes ziet men op een
coiffure van in zijn natuurlijke kleur gehou
den stroo. Een zeer verdienstelijke vondst is
dat breede collier, dat uit dezelfde bloempje
is samengesteld en dat zoo'n frisschen noot geeft
zelfs aan de overigens heel eenvoudige zwarte
japon. Zoo vormen de japonnen en de hoeden
te zamen ensembles van een volkomen har
monie.
die echter in de bladen van 5 en 26 Februari
verbeterd zijn.
Mejuffrouw V. p. a. K. te R. In den handwerk
winkel, waar U dat kleedje in Richelieu-werk
hebt gekocht, zal men het ook zeker voor U
willen uitknippenmaar zoo heel moeilijk is
het niet om dat zelf te doen met een goed
scherp schaartje alléén moet U wat voorzich
tig te werk gaan, zoodat U niet het geborduurde
raakt.
Mevrouw R. te R. Gaarne wil ik U de ge
vraagde patronen van een gebreid crapaud-
kleedje en een gebreide dressoir-looper geven,
maar dan zult U nog 'n poosje moeten wachten.
Er zijn nog zoo vele aanvragen, die eerst aan
de beurt moeten komen. Als U er niet lang op
kunt wachten, raad ik U een „Beyers" boekje te
kopen, namelijk „Kunstbreiwerk H. 311" (goed-
koope uitgave) of H. 62 of H. 64; daarin zult U
ook wel iets naar Uw zin vinden.
TANTE TOET.
Gehaakte babycape.
Voor de dames L. te G., A. te A., en R. te
H., volgt hier een patroon van een gehaakte
baby-cape.
Deze cape, gehaakt in schulpsteek, van
witte wol met een zijdendraadje is ongeveer
50 c.M. lang en 120 c.M. wijd. Men begint aan
het balsje met 62 losse steken.
Ie toer: 4 stokjes op de 3e losse steek, 1 vaste
in de volgende losse, 4 stokjes in de volgende
losse, daarna weer 1 vaste; dit de geheele toer
herhalen, eindigende met 4 stokjes. Men heeft
dan 30 schulpjes.
Iedere toer keeren met 2 losse steken.
2e toer: op iedere vaste steek van de vorige
toer 4 stokjes (beide lussen opnemen).
3e toer: 5 stokjes op het 4e stokje van het
le schulpje, dit steeds herhalen, dus 5 stokjes
op het laatste stokje van ieder schulpje.
4e toer: als 3e toer, enz.
\-«i.
In de le en 2e toer bestaan de schulpjes
uit 4 stokjes; in de 3e tot en met de 8e toer
uit 5; in de 9e tot en met de 21e toer uit 6;
in de 22e tot en met 34de toer uit 7 en in de
35e tot en met de 43e toer uit 8 steken.
De eerste 6 toeren worden op de 30 schulp
jes gehaakt. Bij de 7e toer wordt gemeerderd
door op de tusschen de 8e tot de 12e en de
19e tot de 23e schulp in plaats van 1 dan 2
schulpjes te haken; het aantal wordt dan 38.
Daarna wordt op de opzetsteken, een rij
dubbele stokjes gehaakt, voor het doorrijgen
van een lint.
Voor het kapje Worden op de middelste 12
schulpen 20 toeren gehaakt, waarin in de le
tot de 14e toer iedere schulp bestaat uit 5
stokjes en in de 15e tot de 20e uit 6 stokjes.
Dan wordt de laatste toer samen gehaakt of
genaaid en aan de punt een kwastje gemaakt.
Vervolgens wordt rond de cape en het kapje
van witte zijde een picotje gehaakt en door de
rij dubbele stokjes een lint gehaald.
Baby manteltje.
Van dezelfde steek kan men een heel mooi
manteltje maken.
Men begint weer aan het halsje met 82
losse steken.
le toer: 3 stokjes in de 3e losse steek, 1
vaste in de volgende losse steek, 3 stokjes in de
volgende losse, dan weer 1 vaste enz. eindigen
met 3 stokjes, dan heeft men 40 schulpjes.
Iedere toer met 2 losse steken keeren.
2e toer: 3 stokjes op iedere vaste steek van de
vorige toer (2 lussen opnemen).
3e toer: 4 stokjes op het 3e stokje van het
le schulpje dit steeds herhalen.
4e toer: als 3e toer.
Dan 3 toeren van 5 stokjes.
Men verdeelt de 40 schulpjes nu als volgt:
7 schulpjes voor het voorpand 7 voor het
armsgat, 12 voor den rug, weer 7 voor het arms
gat en 7 voor het andere voorpand.
8e toer: eerst 7 keer een schulpje van 5
stokjes, dan 7 schulpjes overslaan, dan weer
12 schulpjes maken, weer 7 overslaan en dan
weer 7 schulpjes maken.
Nu wordt het manteltje afgemaakt als volgt:
nog 2 toeren van 5 stokjes
dan 6 toeren van 6 stokjes
dan 6 toeren van 7 stokjes
dan 6 toeren van 8 stokjes
In het geheel heeft men dan 28 toeren.
Nu haakt men het mouwtje af, heen en weer
5 toeren van 5 stokjes, daarna 4 toeren van
4 stokjes; dan dichtnaaien en nog 4 rijen
stokjes eraan haken waarvoor men alleen
de achterste lussent opneemt Daarna als af
werking 6 stokjes op 1 stokje 1 vaste op het
2e volgende stokje enz.
Op de opzetsteken van het manteltje haakt
men nu eerst 1 toer stokjes, daarna 1 toer
dubbele stokjes.
Tot slot wordt om het geheele manteltje en de
manchetjes van zijde een picotje gehaakt en
door de dubbele stokjes een lint gehaald.
TANTE TOET.
Handel in vrouwen en meisjes geen
denkbeeldig gevaar.
II. (Slot).
In het verdere verloop van het interview
vertelde mevrouw Bijvoet van Haaren nog het
volgende staaltje van gelukkige activiteit van
de overheid, haar bij gelegenheid van een
bijeenkomst te Freiburg (Zw.) medegedeeld
door Mgr. Besson, bisschop van Freiburg en
Genève:
„Op een mijner reizen werd ik, zoo
vertelde de bisschop, aan de grens ongewoon
lang opgehouden. Er scheen iets niet in orde
met mijn paspoort. Lang nadat alle reizigers
waren verdwenen, stond de beambte nog te
draaien met mijn papieren en hield rugge
spraak met zijn collega's. En, toen ik bij het
'vrijgeven ietwat kortaf opmerkte, dat ze zich
ook niet overhaast hadden, antwoordde de
man: Omdat het priesterkleed over het alge
meen eerbied afdwingt, is het een van de
geliefdste vermommingen geworden voor min
derwaardige individuën. Vandaar dat wij stren
ge instructies hebben voor verscherpte con
trole!
Hoe noodig deze verhoogde activiteit is be
wijst het volgende. Nog maar heel onlangs wist
een agent van den vrouwenhandel, die zich
vermond had als priester zich langer dan een
week aan een pastorie te Luzern te handhaven,
om tenslote te verdwijnen met een meisje,
waarop hij al lang geloerd had.
Zelfs in schijnbaar voorname families lig
gen vaak voetangels en klemmen. In Parijs
werd onlangs het volgende complot ontdekt.
Het viel de R. K. Meisjesbescherming op, dat
er abnormaal veel meisjes van 16 en 17 jaar
gevraagd werden in betrekkingen, waar pas
enkele maanden tevoren zulke kinderen ge
plaatst waren. Bij onderzoek kwam echter niets
aan het licht, dat in het nadeel was van de
voor het meerendeel voorname families.
Tóch bleef men waakzaam en daardoor kwam
men tot de ontdekking, dat na korten tijd alle
meisjes weer uit' haar betrekikng verdwenen
waren en men hier te doen had met een wijd
vertakt net van behoedzaam werkende ronse
laars.
Nog maar heel kort geleden kreeg onze Ver
eeniging in Italië van overheidswege het ver
zoek om een post te willen aanstellen in de
haven van Ancona, waar de vrouwenhandel
zeer actief blijkt te zijn.
Zelf maakte een onzer stationsdames onlangs
het volgende mee: Ze ziet een echt onbeholpen
buitenkind in gesprek met een keurig, buiten
gewoon voorkomend heerschap; gaat er op af
en, toen ze zag, dat de man een vreemde voor
het meisje was, nam ze het kind onder be
scherming. Toen ze merkte, dat het meisje de
mededeelzaamheid al zóó ver gedreven had,
dat de man precies wist, wéér-ze in betrekking
zou gaan, kreeg ze de ingeving om het kind
niet alleen op den juisten trein te zetten,
maar zelf mee te reizen. Wat goed gezien
bleek, want aangekomen in het gehucht, werd
haar vermoeden, dat de man zijn slachtoffer
niet zoo gemakkelijk zou prijsgeven, bewaar
heid, want hij wachtte doodkalm met zijn
wagen aan den uitgang van het station.
Een verijdelde poging tegenover het veel te
hooge aantal geslaagden!
Het spreekt, dat de taak van onze vereeniging
met het afleveren van zoo'n meisje niet afge-
loopen is. We blijven wel degelijk controle
uitoefenen en sporen 'ook de familie, waar ze
terecht komt aan tot waakzaamheid. Een van
de machtigste lokmiddelen is overgroote ge
dienstigheid, terwijl ook armoede willige
slachtoffers kweekt.
Een ketting van controle-posten.
Een jongeman uit Rotterdam had er geen
vrede mee, dat zijn meisje alleen naar Rome
zou reizen. Hij wendde zich tot ons en.het resul
taat was, dat aan ieder station van beteekenis
het meisje begroet werd door een onzer dames,
geholpen met overstappen enz. en eindelijk in
Rome in ontvangst genomen en direct naar een
onzer tehuizen geleid. Herhaaldelijk wendt men
zich in soortgelijke gevallen tot ons om toe
zicht.
Onze tehuizen worden meer en meer op mo
dernen voet geschoeid, zoodat zij een alleszins
comfortabel onderdak bieden. Op den duur
moet iedere alleenreizende vrouw daar terecht
komen. Vandaar ook het ageeren voor grooter
bewegingsvrijheid van de gasten; het aansturen
op een dag- en nacht geopend blijven. Men mag
niet riskeeren, dat een jonge vrouw vergeefs
om onderdak komt vragen en daardoor in ver
keerde handen komt. Ofwel zich niet behaag
lijk voelt door bekrompen voorschriften, b.v. in
verband met het sluitingsuur,
altijd blijft een meisje waard om uit den goot
opgeraapt te worden Niet dat reclasseerings-
werk onder prostituées makkelijk zou zijn,
maar in ieder geval is het plicht om het te pro-
beeren. Niet zoo maar in het wilde weg, want
daar is het percentage van 1 op iO.OOO te klein
voor. Maar elk geval, dat zich meldt voor ver
betering, móet ter hand genomen worden, hoe
uiterst gering de kans op doorzetten ook is
In Duitschland wordt op dit gebied prachtig
werk gedaan. In meer dan 100 asyls trachten
zulke vrouwen tot een beter leven te komen.
Ze worden in klassen ingedeeld en stijgen tel
kens hooger naar afdeelingen van vrouwen, die
al langer standhielden.
Het is vooral heel moeilijk om ze tfe genezen
van het minderwaardigheidsgevoel, dat zich
maar al te vaak openbaart in een grenzelooze
brutaliteit. Vruchtbaarder is het werk voor de
Ongehuwde Moeders.
Het verwijt, als werkten we voor slechts
vrouwen en zouden daardoor de slechtheid nog
in de hand werken, is allerminst op zijn plaats.
Iedereen zal toch moeten toegeven, dat het
over het algemeen niet de allerslechtsten zijn,
die de gevolgen van een onberaden stap onder
oogen moeten zien.
Daar is moed voor noodig en wij helpen om
dien moed, om straf voor de zonde te dragen,
aan te kweeken. Het niet al te zwaar te ma
ken. Door hardheid erger zonde niet in de hand
te werken. De gelegenheid daartoe is immers
makkelijk genoeg te vinden.
Wij rapen de uitgeworpene op en trachten
haar te vormen tot een goede moeder. De laat
ste maanden voor de groote gebeurtenis laten
we ze in onze doorgangshuizen werken, waar
ze ook nog drie maanden na babies' komst blij
ven om den band tusschen moeder en kind
sterker te maken.
Volgens mijn opvatting kan men de onge
huwde moeder nooit genoeg helpen in haar
zoo moeilijke taak. Zoo ooit, dan geldt hier:
„Wie uwer zonder zonde is, dat hij de eerste
steen werpe". Hoevelen, wier leven allesbehalve
rein is, maar die desondanks geëerd zijn spu
wen niet op die beklagenswaardige wezens,
wier leven soms door één enkele onbedacht
zaamheid hopeloos verknoeid werd.
Over het algemeen is de ongehuwde moeder
goed voor haar kind. Ondervinding leerde me,
wat een liefdevol en verstandig woord hier
kan uitwerken en welke heldendaden er soms
gevraagd worden door die vrouwen, die ge
heel alleen de gevolgen dragen van de zónde
Ik wilde, dat men eens een kijkje ging nemen
in een onzer doorgangshuizen en ben er zeker
van, dat daardoor heel wat vooroordeel wegge
nomen zou worden.
Misschien schijnt het feit, dat in 1930 juist
uit onze kringen heftig geprotesteerd werd
tegen het voorstel om de ongehuwde moeder
te doen vallen onder de ziektewet, wel eenigs
zins in tegenspraak met mijn uitspraak, dat we
zooveel in ons vermogen is, moeten helpen.
Toch is dat niet zoo. Het gaat hier alleen om
het principe. De hulp moet komen van de
charitatieve vereenigingen en niet van de over
heid. Verplichte ultkeering zou den schijn wek
ken van sanctie van hoogerhand
Met maar een enkele onderbreking van mijn
zijde, vertelde mevrouw Bijvoet langer dan een
uur over het werk, dat niet alleen héél haar
top wij ding heeft, maar dat zij ook zoo graag
meer bekend en daardoor beter gewaardeerd
zou zien. Op het eind van ons onderhoud, toen
er nog enkele tragische gevallen van héél jonge
kinderen, die onwetend in den val liepen, ter
sprake kwamen, vroeg ik deze insider, hoe zij
staat tegenover het brandende vraagstuk der
Aufkliirung.
„Ouders kan niet genoeg op het hart gedrukt
worden, dat zij hun kinderen bijtijds moeten
inlichten. Vader den jongen; moeder het meis
je. Het is schandelijk om kinderen te lang
onwetend te laten. De theorie: „Mijn kind loopt
geen gevaar, daarvoor is het veel te rein", gaat
hier allerminst op, want juist op het gebied
van ontwakende sexualiteit weten ouders vaak
zoo heel weinig van wat er in hun kinderen
omgaat.
Absoluut voorstandster van tijdige voorlich
ting, moet ik toch niets hebben van openbare
bespreking van onderwerpen, die binnens
kamers behandeld moeten worden. Dat stompt
het natuurlijk schaamtegevoel van het kind af.
Van hoeveel belang dit vraagstuk is, bewijst
het feit, dat het in den breede werd behan
deld op ons congres, dat in 1926 te Luxemburg
gehouden werd.
Professor de Langen Wendels z.g., erop wij
zend, dat ,,'t meisje van heden de moeder van
morgen is", meent, dat zij ook tijdig al de daar
aan verbonden verplichtingen moet leeren ken
nen, om te voorkomen, dat zij mogelijk zedelijk
ten onder zou gaan met alle physieke conse
quenties, daaraan verbonden."
Nieuwe gasten maken een eind aan dit
„ademloos" interview. Maar goed ook, want het
doel was wél om te schrijven over mevrouw
Bijvoet en haar werk, maar heelemaal niet om
een verhandeling te houden over den nood
zaak van een verstandige sexueele voorlichting
van de jeugd. CATY VERBEEK.
Den Haag, Maart 1933.
Men legt meestal eenige schuchterheid aan
den dag, wanneer het er om gaat iets te maken
van een ge-
=mjr~streepte stof.
--A L, Dit materiaal
houdt men over
het algemeen
voor te opzich
tig.
Het is echter
een feit. dat dit
in de practijk
veel minder erg
is dan men zou
denken, en wel
omdat strepen
veel van hun
effect verliezen,
als men ze in
verschillende
richtingen laat
loopen.
Ons plaatje
toont een spor-
tieven mantel,
vervaardigd van
een bijzonder
sprekende gestreepte stof. Desondanks moet
men onmiddellijk erkennen, hoe er door de ma
nier waarop de hals en de schouders zijn ver
werkt, door de ceintuur en ook door de mou
wen een geheel nieuw effect teweeggebracht
wordt.
Een dubbele rij knoopen en een rolkraag ge
tuigen van een fijnen smaak.
AC,
Het is een harde taak voor een mensch om
zich zelf, zoo spoedig en zoo bewust als het
kan geheel onmisbaar te maken bij degenen die
ons lang niet missen kondendat vraagt een
hoogen graad van belangeloosheid.
Katholiek opvoeder zijn, beteekenthet kind
zelfstandig te maken om den weg door 't leven
heen zelf af te leggen, naar God toe.
God heeft het schepsel zóó gevormd, dat 'n
vrouw al van riature aanleg heeft om onbaat
zuchtig, èn om Godvreezend, vroom te zijn.
De vrouw is gemaakt voor stille toewijding
en offervaardigheid.
DR. J. DE VREEZE S. J.
(tusschen kostschool en verloving)
BIJ HET VERVAARDIGEN van 'n goeden
vulpenhouder heeft men materiaal noodig, dat
van alle kanten der aarde moet komen. Meer
dan tweehonderd nauwkeurige verrichtingen
zijn noodig om zoo'n onnoozel dingske te ma
ken
De eigenlijke pen is van goud, dat immers
niet kan roesten. Maar het goud is een zacht
metaal en daarom wordt de punt „bekleed"
met een nog duurder metaal, irridium dat 'n
heel stuk harder is dan goud
DE JAPANNEEZEN besteden veel zorg aan
het schikken van bloemen in hun prachtige
vazen. Hoe hun bouquetten er ook uitzien, de
leidende gedachte is deze: 'n hóófd-twijg of
stengel stelt voor den hemel- Een andere sten
gel wordt nederwaarts gebogen en beduidt de
aarde. Tusschen deze twee twijgen in komt
de derde zinnebeeldige tak, die den mensch
verbeeldt. Op deZe wijze duiden de Japanners
de betrekking aan van den mensch tot het
heelal. „Bloemenmeesters" geven onderricht in
deze moeilijke kunst en alle meisjes der middel
bare scholen volgen een cursus in bloemen-
schikken (ikebana).
VOOR ONZE PELZEN! Gedurende het jaar
1927 werden te Londen aan de bont-markt ge
bracht: 51.000 bever-huiden, 625.000 vossen, 1%
millioen opossims, 2 millioen mollen, 3 mil-
lioen eekhoorns, één millioen Persianervelletjes
(lammeren), 39.000 steenmarters, 558.000 mar
motten, 1 millioen sneeuwhazen, 213.000 herme-
lijntjes
Een paar moderne colliersin 't midden
een voor avondtoilet, op zij 'n collier en
armband voor den namiddag. Op zij een
een aardig taschje van Perzische stofa