ALLERLEI OP 'T KANTJE AF. ONBILLIJKE VER DENKING. DE PAASCHKLOKKEN VAN KASCHIRA. WOENSDAG 12 APRIL 1933 sA' 1 ftp! v if; i|*l| W-:fö 1: :m Evenals wij nu reeds geruimen tijd een pe riode van ellende en verdwazing doormaken, zoo beleefden onze voorouders, nu ongeveer 100 jaren geleden, na de scneiding van België, een even onrustigen tijd. Het leger was toen gedurende ongeveer negen jaren op voet van oorlog uitgeiuot en gedurende die lange jaren hoofdzakelijk in Noord Brabant ondergebracht. Kampementen waren op ver- Schillende plaatsen ingericht en bijna ieder plaatsje had zijn inkwartiering. Dat daarmee groote sommen gelds gemoeid waren, laat zich begrijpen. Evenals nu gingen de meeste zaken slecht, er heerschte een ge weldige malaise en, toen de opbrengst der be lastingen steeds verminderde, moest er tot een gedwongen belasting-heffing worden overge gaan, en werden daarbij, om iedere ontduiking te ontgaan of ieder onjuiste opgave te voor komen, de meest strenge bepalingen in het leven geroepen. Een en ander droeg er niet toe bij, om .de maatschappelijke machine geregeld te doen loopen, er ontstond overal werkloosheid, de armoede deed haar intrede en in de onderste lagen begon het omstreeks 1836 te gisten en te woelen. Zoolang het zomer was, ging het nog al. doch toen het najaar intrad, de dagen kort en de nachten lang werden, de verdiensten op hielden, toen ontstond een toestand, waarvan vooral de bewoners van afgelegen en alleen staande boerenhoeven hadden te lijden en slachtoffer werden. Iedere gemeente van eenige beteekenis had buurten, waarin de mindere lagen der bevolking waren samengerot en waar een sterke saam- hoorigheid heerschte. In deze buurten deed de ontbering zich vooral gelden, on eerst uit nood druft en later uit zucht om bezit, werden daar kleine benden gevormd, die er des nachts op uit trokken om te rooven en te stelen. Met zwart-gemaakte aangezichten of met don kere lappen voor het gelaat, met allerlei moord tuig gewapend gingen zij er op los. En, wee de boerenwoning, die zij tot doelwit van hun nachtelijke strooptochten hadden, uitgekozen. Zonder vorm van proces verbraken zij afslui tingen, drongen binnen, knevelden de bewo ners en namen daarna alles mee wat van hun gading was, en wat zij slechts met mogelijkheid konden vervoeren. Op het geschrei van vrouwen en kinderen werd geen acht geslagen en, als de mannen zich dorsten te verzetten, werden zij met den dood bedreigd en meerdere land bouwers ondervonden aan den lijve, dat het niet geraden was, aan die woestaards weerstand te bieden. Schrik en angst heerschten overal op het platteland, iedere nacht werd met vreeze in gegaan. Dat het in den avond en den nacht ook op de wegen niet veilig was, laat zich be grijpen en zonder groote noodzakelijkheid zou hét dan ook niemand gewaagd hebben zich des avonds of des nachts op het pad te begeven. Toen de onveiligheid toenam en de inbraken zich bijna eiken nacht herhaalden, was door het gemeentebestuur van het Noord-Bra- bantsch stadje O. tot de militaire overheid het verzoek gericht, des nachts patrouilles te laten loopen. Of de bandieten nu te voren werden ingelicht, of dat hun spionnendienst zoo uitmun tend geregeld was, is niet uit te maken, maar iedere nacht werd ingebroken, waar de pa trouilles niet in de buurt waren. In dit angstig en onrustig tijdperk kreeg de heer Spaanders, een te O. wonend zakenman, in den namiddag bericht, dat zijn schoonvader in het naburige T. ernstig ongesteld geworden was en dat deze zeer naar zijn komst ver langde. Onmiddellijk maakte de heer Spaanders toe bereidselen om de reis naar T. te aanvaarden. Het was in het najaar, het begon reeds duister te worden en, hoewel zijn vrouw er op aan drong een voertuig te nemen, ging hij daartoe niet over, hij was volstrekt niet bang uitgeval len en zou den weg best vinden. Hij ging op pad en na ruim anderhalf uur, het was intusschen pikdonker geworden, had hij de woning van zijn schoonvader bereikt. Diens toestand was iets verbeterd en, toen de dokter omstreeks half tien nog een avond bezoek bracht, en oordeelde, dat alle gevaar geweken was, besloot de heer Spaanders weer te voet naar huis terug te keeren. Van alle zijden ried men hem dit plan af, doch de heer Spaanders lachte eens met die vrees en zeide, dat hij gerust de terugreis durfde aanvaarden, niemand zou hem kwaad doen. Na afscheid genomen te hebben, aanvaardde hij den terugtocht. Flink over het zandpad door stappend, met den dikken knoestigen wandel stok stevig in den vuist, luisterde hij naar het minste gerucht, hetwelk op onraad zou kun nen wijzen. Een half uur had hij reeds gemar cheerd en in de verte meende hij reeds de om trekken van de hoeve „het Monnikhof" te kun nen onderscheiden, toen plotseling uit het kreu pelhout donkere gestalten te voorschijn kwa men, die zich zij waren met hun vijven midden op den zandweg plaatsten. Een van hen gebood kortweg :Haltü Het angstzweet brak den heer Spaanders van alle kanten uit. Een der kerels, die zich onher kenbaar had gemaakt opende het deurtje van een belendende stallantaarn en liet het licht der brandende kaars op het gelaat van den heer Spaanders vallen. Plotseling deed hij het deurtje dicht, gebood den heer Spaanders te blijven staan en bega^ zich naar zijn makkers ter zijde van den g. Daar ontspon zich een soort twistgesprek, hetwelk misschien tien mi nuten duurde, doch den heer Spaanders een eeuwigheid toeleek. Toen het gesprek geëindigd was, kwam een der Kerels naar den heer Spaanders toe en zeide hem: Je kunt doorgaan, doch verdraaid als je je bek niet houdt! Opgelucht schreed de heer Spaanders voort; zijn vrouw, die in duizend angsten gezeten had, was overgelukkig hem behouden te zien terugkeeren. Den volgenden dag ging de mare door het stadje, dat tusschen O. en T. door twee militaire patrouilles een bende van vijf boosdoeners reeds gevankelijk naar de gevangenis te Breda was overgebracht. Eenige weken lat werden zij door de recht bank aldaar, tot vijf jaar tuchthuisstraf ver oordeeld. Op een mooien voorjaarsdag, vijf jaren later, wandelde de heer Spaanders langs de velden rondom het stadje O. en zag daar een man bezig met aardappelen poten. Toen de heer Spaanders passeerde, plantte hij zijn schop in de aarde en vroeg: Mijnheer Spaanders, kunt u zich nog her inneren, dat u in het najaar van 1836, des avonds ongeveer elf uur, op den binnenweg tus schen O. en T. door eenige personen zijt aan gehouden? Nou, zei de heer Spaanders, of ik mij dat herinner. v Het scheelde m»*x weiaig of u waart Mevrouw Sorgens telde de toeren van de jumper die zij bezig was te breien. Ellendig toch, dat Bep haar 's middags nooit eens gezelschap hield. Eén dochter had zij slechts en het kind besteedde al haar tijd aan sport. Met een weemoedig zuchtje staarde me vrouw Sorgens naar het grillige spel van de vlammen in den haard. Opeens viel haar blik op een stuk papier, op den grond achter de kolenkit. Slordigheid kon ze niet uitstaan. Onwillig bukte zij om het op te rapen. Het was een beschreven velletje briefpapier. Verstrooid begon mevrouw te lezen: s „Lieveling, Reuze fijn, vind je niet, dat die ouwe draak voor een week de stad uitgaat. Nu zullen we elkaar tenminste een keertje meer kunnen ontmoeten" Met een ruk ging mevrouw Sorgens recht op in haar stoel zitten. Aan wie was die brief gericht geweest? Alleen haar man en Bep wis ten immers, dat zij een week bij haar zuster zou gaan logeeren? Met verbeten woede las zij verder. Het schrij ven was een aaneenschakeling van teedere woordjes en wemelde van taalfouten. De on- derteekening luidde: je liefste. Mevrouw Sorgens was woedend. Dat had zij er nu van dat ze haar dochter zooveel vrij heid liet. De hemel wist wat voor onmoge lijke kennissen het kind maakte. Maar dit ging te ver! Ze zou Bep, als ze vanavond thuis kwam, eens en voor altijd aan haar verstand brengen, dat haar vrije leventje in het vervolg uit was. Dus „oude draak", noemden die vriendjes van Bep haar. Het was afschuwelijk, het was... Er werd op de deur geklopt. Haastig droog de mevrouw haar tranen. Tegenover het per soneel zou ze niets laten merken.n Mina, het kamermeisje trad binnen. „Iemand om U te spreken, mevrouw". „Wie is het?" De smid, die vanmorgen den haard gerepa reerd heeft, mevrouw". „Zeg maar, dat ik niet te spreken ben". „Maar hij zegt, dat het dringend is, me vrouw". Mevrouw aarzelde. Misschien had de man nog iets aan den haard te doen? „Laat hem dan maar boven komen", zei ze tenslotte. Een oogenblik later trad de smid het ver trek binnen. „Neem me niet kwalijk, mevrouw, dat ik U lastig val", zei hij verlegen, „maar heb ik hier vanmorgen misschien iets laten liggen?" „Mis je iets van je gereedschap?" vroeg mevrouw. „Neen, ziet U, het waseh 'n brief. Ik kan hem niet meer vinden en toen dacht ik zoo, dat ik *m bij het bukken misschien" Mevrouw Sorgens voelde zich plotseling een geheel ander mensch. Hoe had zij zoo iets laags van haar lieve Bep kunnen denken. „Is het een brief die begint met: lieveling en „Precies mevrouw. Ik zou hem niet graag laten slingeren, begrijpt U? Het zou kunnen zijn, dat hij in verkeerde handen viel. Mijn meisje is in betrekking moet U weten en" „Ja, ja, begrijp er alles van", viel mevrouw, die maar half luisterde, den man in de rede. „Enfin, hier heb je hem dan terug". Verheugd nam de smid den brief in ont vangst.. „Dank u vriendelijk, hoor mevrouw. Trekt de haard nu weer goed, mevrouw?" „Heel goed, dank je wel". Toen mevrouw Sorgens weer alleen was, be gon zij nerveus de kamer rond te loopen. Hoe had ze toch zoo dom kunnen zijn Bep te ver denken? Het kind was altijd even oprecht en mededeelzaam. Eiken dag, onder het avond eten. gaf ze ongevraagd een uitvoerig versl->.g van hetgeen zij den afgeloopen dag zooal had uitgevoerd. En dan dat onbeholpen schrift en die taal fouten. Bespottelijk om te denken, dat een vriend van Bep dat geschreven kon hebben! Wat een geluk, dat die smid teruggekomen was om naar zijn brief te informeeren. Peinzend keek mevrouw uit het raam. Stel je voor, dat ze Bep onderhanden ge nomen had over dien brief. Wat zou zij zich belachelijk gemaakt hebben. Haar man en Bep zouden nooit opgehouden hebben haar er mee te plagen! Vreemd, onderbrak zij eensklaps haar ge dachten. De huisdeur had zij nog niet hooren dichtslaan? Die smid zou toch niet door den tuin zijn gegaan Mina wist toch, dat zij dat niet hebben wilde? Het poortje in den tu'n mocht alleen gebruikt worden door de leden van het gezin. Zij zou Mina er direct even over aan spreken. Juist toen mevrouw Sorgens de trap wilde afdalen, hoorde zij beneden, in de gang, fluis terende stemmen, gevolgd door een ander, over bekend, geluid. Opeens werd alles haar volkomen duidelijk. Dus die oude draak sloeg toch wel degelijk op mij, dacht mevrouw Sorgens grimmig. Enfin, zuchtte zij, maar net doen of ik van niets weet. Mina is erg handig en gewillig en voor dat gesukkel met meisjes, zooals verleden jaar, voel ik heelemaal niets (NADRUK VERBODEN.) er geweest, hernam de man. Mijn makkers vreesden dat u ons zoudt kennen en dat u ons zoudt verraden en daarom was de algemeene opinie, bij het op eenigen afstand gehouden gesprek: laten wij hem een kopje kleiner ma ken dan kan hij geen kwaad meer doen. Ik had u 'echter bij het licht van den lantaarn herkend en daar u mij en mijn gezin vroeger wel eens geholpen hadt, heb ik mij met alle kracht te gen dat voornemen verzet en ten slotte over wonnen. Toen wij des nachts ingepikt werden riep er een: Zie je nou wel daar heb je het al. Doch ik wist dat u in veiligheid was en was dank baar, dat ik de moordpoging had kunnen ver ijdelen. Het scheelde maar een haar, mijnheer Spaanders! 't Was op het kantje af. C. A. M. (NAGRUK VCRBOOStti Door AXEL DOLINE Evenals iedere stad in 't land van sikkel en hamer heeft ook Kaschira haar Raden; haar commissarissen en functionarissen, haar cur sussen ter voorlichting en haar partij vergade ringen. Maar de menschen van Kaschira gewend aan armoede en bescheiden van aard, zijn necl tevreden met hun lot. Ook Ossip Tiniofejewitsch, wiens kleine erf goed buiten aan het westeinde van het grond gebied gelegen is waar de Oha met een wijde boog het land doorsnijdt. Ossip is geen Koelak, geen groot Doer die vijandig tegenover het landbouwplan der Sov jet staat. Zijn paar bunders land leveren hem slechts zijn dagelijksch brood en in z'n scha- melen stal staan maar een paar magere koeien en de „Loschad Jonka" een oud ruig Kozakken- paardje. Wanneer in den winter de grond hard en taai is moeten Katarina Semenowna, de oude moeder en Andruschka, de vrouw, de ploeg mee helpen trekken. Een jonge ijverige amb tenaar wond zich in het begin daarover ge weldig op en dreigde met verbod en strenge straffen. Maar moeder Katja maakte hem on der een vloed van woorden duidelijk, dat het zóó moest gaan. En Ossips wist met zijn boe ren sluwheid den strengen aanhanger der vrijheid geheel voor zich in te nemen door z'n handige opmerking, dat een ieder hetzij man, hetzij vrouw zijn arbeidskracht in dienst" der Sovjet-Unie moest stellen. Zooals gezegd: Ossip Tiniofejewitsch is doodtevreden. Van 't heerlijke leven, dat de levensmiddelenkaarten voor zware arbeid geven kan, weet hij niets. In Kaschira betrekken alleen de ambtenaren der G.P.U. en de plaatselijke commissaris deze kaarten. En nooit is bij Ossip opgekomen, dat hij eigenlijk hooge overheden toekomt. God dank! Het brood is altijd nog toereikend ge weest, z'n gezin is blakend van gezondheid en het vee, al is het ook vermagerd, houdt het uit. Het hofke is wel is waar wat bouwvallig en de kleine schuur helt vervaarlijk naar eene zijde over omdat de steunbalken verrot zijn. Ossips grootste trots is Sonj% zijn dochtertje. Het vertrouwen, dat de oude Ossip door zijn wijze woorden bij de Sovjets verkregen had, bewerkte dat het Sovjetbestuur van kaschira ook een zeker welwillendheid op de dochter van Ossip Tiniofejewitsch overgedragen heb ben. Ossip is altijd trotsch op zijn dochtertje geweest. Want Sonja is een verstandig kind. De moeder had tegengesputterd, tegen zondige hoogmoed gewaarschuwd. Maaar Sonja wist het door te drijven dat ze de stadschool mocht bezoeken. Zij leerde daar lezen en schrijven en volgde zelfs een proletarischen cursus. Sinds een jaar is Ossip daarover buiten zich zelf van vreugde en trotsch. Want Towarischtsch Seles- noi, de plaatselijke commissaris heeft Sonja Ossipowna tot onderwijzeres aan de stadsschool benoemd. Stel U eens voor: Sonja leeft thans als een Barina, heeft een eigen kamertje in het schoolgebouw, betrekt een arbeidersdistri butiekaart en ontvangt zelfs 'n salaris. Wan neer zij 's avonds bij haar ouders komt en met jeugdig enthousiasme over de leerstellingen van het zuiver socialisme spreekt, met vlam mende oogen Marx, Lenin, Bucharin, Vera Vigner en Stalin citeert, dan luistert Ossip Tiniofejewitsch eerbiedig en innig gelukkig toe. Hij begrijpt er wel geen syllabe van, maar het moet toch wel iets grootsch, iets verhe vens zijn, dat Communismedat van een arbeider een heerscher van Rusland en van een boerendochter een geleerde maken kan. En ook de vrouwen hebben zich allengs verwend met de vreemde opvoeding van Sonja. Vooral sinds het bekend geworden is, dat Sonja Ossipowna en Sergei Piotrowitsch. hoofd der kerk in Kaschira binnenkort man en vrouw zullen zijn. Telkens, wanneer Sonja, bij het betreden der kamer een buiging maakt voor het Moedergodsbeeld in den hoek, denkt moe der Ossip eraan, dat haar kind binnenkort de vrouw van het hoofd der kerk zal zijn en vel dank slaat zij een kruis. Hoe was zoo'n geluk vroeger denkbaar geweest? De jonge onderwijzeres heeft haar eigen stille zorgen waarvan zij niet gewaagt. Sergei haar verloofde staat bij de autoriteiten niet goed aangeschreven. Zij weet: Sergei staat in wendig wantrouwend koel tegenover het sys teem, wil niet volmondig toegeven, dat religio siteit en Communisme geheel vereenigbaar zijn. Maar Sergei heeft haar lief en Sergei is een braaf man Het zou toch wel vreemd zijn, als zij juist hem niet bekeeren kon, zij, Sonja Ossipowna, wier jonge enthousiasme de geheele school jeugd met vlammende oogen aanvaardt. Ook haar „hoogere" weldoeners, de commissaris Se- lesnoi heeft haar reeds aanduidingen in deze richting gegeven. Sonja weet wat uet proleta rische Rusiaud van haar verlangt en ze is be reid met heel den gloed van haar overtuiging Storm te loopen tegen Sergei's wantrouwen. tot zijn eigen heil en dat van Rusland Zoover is alles goed en schoon. De dagen komen en gaan in Kaschma zonder eenige op winding. Maar op een zekeren Zondagmorgen werd aiies anders. Ossip Tiniofejewitsch staat voor zijn boerderij verwonderd naar de stad te staren. Alles is anders dan gewoonlijk, daar zijn de lange rijen lage huizen, daar is het aak van het witte schoolgebouw, waarin het dochtertje woont.... daar is de breede koepel met het vergulde kruisen toch ontbreekt er iets.... Plotseling doorvoert hem een he vige schrikde kiokken. De kerkklok luidt immers niet! Is Sergei Piotrewitsch dan ziek? Hoofdschuddend luistert Ossip in de zwijgende stilte 's Avonds komt Sonja koortsachtig opgewon denEr is iets gebeurd in Kaschira. In den vroegen morgen was er een commissie uit Moskou gekomen; een beambte der executieve en eenige leden van den „Bond der godde- loozen". De kerk moest gesloten en de klok verwijderd worden. En toen gebeurde 't ongelooflijke.... toen Sergei z'n kameraden in de kerk geleid had was de klok verdwenen. Met onheilspellende blikken stonden de goddeloozen voor den lee- gen klokkenstoelzochten tevergeefs de heele kerk en omgeving af. Niets.. Sergei zelf werd aan een pijnlijk kruisverhoor onder worpen.. Maar kalm wist hij zijn onschuld te verdedigen. Zelfs Sonja was voor den piaatse- lijken commissaris geleidof zij er iets van geweten had, dat de commissie vandaag zou komen. Natuurlijk juist zooveel en zoo weinig als alle anderen. In de laatste bijeenkomst van het Comité was daarom gesproken en ook met Sergei had zij er bij die gelegenheid over gepraat. Maar noch zij noch Sergei hadden de zaak eigenlijk zoo ernstig opgenomen. Het einde was dat men Sergei liet gaan met het bevel koste wat kost na te vorschen wie de uitvoering van het bevel te Moskou gesabo teerd had. Daarop had de leider der atheisten- groep voor de kerk een vlammende rede ge houden, waarin hij aantoonde, dat het een communist onwaardig was aan God te geloo- ven en de papen vijanden der Sovjet-Unie waren. Zoo vertelde Sonja, terwijl zij de opwindin gen van den dag nog eens doorleefde. De vrouwen bekruisigden zich geschrokken. Ossip echter spleet de heldere blauwe oogen wijd open. Ja, zal de klok dan niet meer luiden Sonja, mijn duifje? Neen vadertje, luister toch; de papen bedriegen het volk met hun gedaas. Ze zijn anti-revolutionnair en willen ons.... sprak de jonge onderwijzeres vol geestdrift. Doen met een vermoeid gebaar weerde Ossip af. Karrascha. Ik begrijp dat niet. Maar het zal wel zijn zooals je zegt. Jammer maar de klok. Nu volgden bittere weken en maanden voor Ossip Tiniofeejewitsch .bitter en zwaar, omdat hij begon te tobben. De vrouwen jam merden en weeklaagden. En Ossip moest voortdurend denken; hoe slecht alles verliep den laatsten tijd. Zoo hevig had hij zich ver heugd over de voortgang der revolutie. Als goed kameraad der Sovjet-Republiek teekende hij voor het Vijfjarenplan, zonder tegensputteren leverde hij zijn paar Tscher- wauzen af. Het viel hem zeker niet gemak kelijk maar...., er was niets aan te doen. God zou alles wel weer terug geven. En de i Unie was machtig. Had zij zijn dochtertje geen onderwijzeres gemaakt? Maar nu? Waarom sluiten zij de kerken en ontnemen zij de klokken en nog veel.... veel meer....? Ossip peinsde tot het hoofd hem pijn deed. Ontnemen zij hem ook niet zijn dochtertje, zijn trots? Sonja ziet hij nog maar zelden en wanneer zij komt, buigt zij niet meer voor de Moeder Gods, houdt zondige, opruiende toespraken en wil bewijzen, dat er geen God in den hemel en geen duivel in de hel is. Dat weet moeder Katja en vrouw Andrusch ka schimpt over haar kind Zoo blijft Sonja tenslotte heelemaal weg. Twee maan den is zij al niet meer thuis geweestEn de klok heeft men nog altijd niet gevonden. De goede Sergei is uit zijn ambt ontslagen en wordt door de Sovjets met argwaan gevolgd. Hij alleen kan de klok niet verwijderd heb ben. Des te erger voor hemhij heeft dus medehelpers gehadMen vermoedt een complotOssip wordt ziek van het denken en moet zich op de warme bank bij de kachel leggen en zich warm laten inpakken.... Wat moet dat alles toch?Men kan God toch maar niet zoo eenvoudig uit de wereld ver jagen als men den Czaar deed. Maar nu van den anderen kant: moet het niet waar zijn, als Sonja, zijn geleerd dochtertje het zegt? Ossip tracht met geweld aan de nieuwe leer te ge- looven maarhet lukt hem niet.... En morgen is het Paschen! Ossip wentelt zich ver moeid op z'n legersteede. Hoe zal Paschen zijn zonder klok?de dag der verrijzenis zon der luiden en lofzang? De oude boer wischt zich met de harde werkhand over 't gelaat, waarlangs dikke tranen glijden. Paschen zonder klokken en zonder Sonja, zijn dochtertje!.... Hij voelt zich plotseling zoo zwak, zoo moe, want in zijn binnenste voelt hij het verschrikkelijke: het is dus zooer bestaat geen Paschen meer. Zij hebben Christus begraven. Dan splijt de deur open en met den kou den stroom, wankelt een meisje, neen, een vrouw, de kamer binnen, bij wier aanblik moeder Katja en vrouw Andruschka luid be ginnen te schreien. Is dat Sonja.... dat arme boerenmeisje, met de holle oogen, diep in de kassen verdoken, de bleeke wangen, het ge rimpelde voorhoofd.... Haar blik valt op het ziekbed van vader Ossipsnikkend valt zij op den stoel naast de bank en klaagt haar leed, haar groot leed, dat zij al deze maanden, een zaam en alleen gedragen heeft. Wat helpt alle enthousiasme, wanneer iemand de innerlijke overtuiging mist! Wanneer het simpele hart zich kromt en wentelt onder de zweepslagen van het verstand, die men met lachenden mond in de school moet uitdeelen. Wanneer men ziet, hoe alles wat goed en schoon in de jonge zielen leeft, ineenstort en er niets beters in de plaats wordt geplant.. En gisteren nog hebben de grootere jongens op de speelplaats het doch tertje van Andrei Androwitsch gespuwd en bloedig geslagen, omdat het kind zich bekrui- sigde voor een ikoon, dat men op de mesthoop wilde gooien.... En Sonja, de onderwijzeres, had 't schreiende, mishandelde kind nog een standje op den koop toe moeten geven. En toen zij kort geleden de jeugd wilde verhinderen, om de prachtige kaarsenluchters in de kerk te vernielen, hebben de jongens zich bij den commissaris beklaagd; zij had op den koop toe een ernstige strafpredikatie te incasseeren. Sonja heeft gestreden en geleden in slape- looze nachten en dagen vol sombere mijme ring. Zij rukte zich de haren uit het hoofd en schold zch voor een verraadster.tever geefs; zij kan niet aannemen, dat het goed is, wat thans geschiedt. De verhouding tusschen haar en de be ambten is gespannen geworden. De plaatselijke commissaris wisselt ternauwernood een woord met haar en de almachtige leider der G.P.U. draait het hoofd om, wanneer hij haar op straat ontmoet. In het geheim zoekt men nog altijd naar de samenzwering. Sergei staat on der verdenking. Haar verloofde staat onder verdenking En zoo verglijdt de nacht onder Sonja's eindelooze vertellingenonder kla gen, jammeren en snikken.. Vrouw Andrusch ka wringt de handen, weent en bergt haar schuddend hoofd in haar schort. Ossip Tiniofe jewitsch steunt en staart met wanhopigen blik naar de zoldering, terwijl zijn koortsheete vin gers de hand zijner dochter omklemmen. De oude moeder Katja zit zwijgend en onbe weeglijk als een standbeeld in den hoek, de oogen op het beeld der Moeder Gods gericht, en zij spreekt geen woord. Opeens hoort men midden in den nacht bui ten een slee en het snuiven van paarden, zoo dichtbij dat Sonja angstig omhoog vliegt. Mis schien is het de G.P.U. om haar weer in ver hoor te nemen. Maar niemand klopt aan de deur en de geluiden buiten sterven weer weg. De morgen daagde, doch zonder licht en troost. Sonja's gestalte schokte in krampachtig weenen. Wat moet het met ons worden vadertje lief? Ik kan niet meer. Alles is voorbij Mijn betrekking zal ik verliezen.. En thans is het PaschenPaschen zonder kerk, zonder Paascheieren, zonder klok!.... God heeft ons gestraft, schirit vrouw Andruschka. Alleen God kan ons helpen. Ossip Tiniofejewitsch schudt troosteloos het bevende hoofd en zijn glanslooze oogen staren in de verte Niemand kan ons helpen, dochtertje. Men heeft ons God ontnomen. Er bestaat geen Paaschfeest meer, Christus kan niet verrijzen.. Hoe dan, lieve?Er is geen klok die Hem nog wekt. De tranen springen hem in de oogen. Ik had de klok zoo graag gehoord, mijn leven Thans verbreekt moeder Katja voor den eersten keer in den geheelen nacht haar stom me zwijgen. Christus zal verrijzen, zegt zij en stilte valt in de kamer. Als verlamd zien zij Moeder Katja aan, nog blinkt in hen na dat bemoedi gende woord, dat als wierookgeur in de lage kamer hangt. En juist als vrouw Andruschka weer gaat zuchten en snikken, dringt een vreemde toon van buiten de kamer in, somber en machtig, zwaar en dreunendDe vrouwen slaken een kreet van ontzetting. Maar Ossip Tniiofeje- witsch richt zich van z'n rustbank omhoog en zijn oogen ronden zich groot en stralend. _*S8. ken OKIGINEELE TOONEELSCHERM-DECORATIE. Zeven avondcostumes en zeven monocles maken het hoofd bestanddeel uit van *en geestige afsluiting van het toonaai in het Trocadero te Londen. De H. Vader voor de Confessio in de Sf- Pieter tijdens het jubileumbezoek De klok.. De Paaschklok! Sonja, mijn dochtertje, dat is zij.. God heeft ze ons terug gegeven. De lucht is vol blij gedreun. Waarachtig, het is de oude, vertrouwende klank. Alleen veel machtiger, veel dichterbij, dan men vroe ger van hier de kerkklok hoorde. Ossip Tinio fejewitsch vouwt de handen en zinkt terug op de bank Sonja vliegt naar de deur, rukt ze open, loopt naar buiten waar de klokken galmen. En ziet in het grijze schemerlicht van den Paaschmorgen een man onder den ouden den staan, omringd door vier andere donkere ge stalten. die de bontmutsen van het hoofd ge rukt hebben. De man in het midden rukt uit alle macht aan een touw en hoog aan den knoestigen dennetak zwengelt en dreunt de klok van Kaschira. Sergei, schreit Sonja ontzet, wat doe je wil je ons allen in het verderf storten? Christus woiskressini!. Christus is verrezen, dreunt hét sterk en overtuigd terug en over het dal beiert het heldere klokgelui. Sonja wankelt tegen de deur. Nu is alles voorbij. Ginds in Kaschira ontvlammen reeds de lichten in de huizen, ook in de ambtswo ning van den commissaris. Binnen een kwar tier zullen de mannen der GPU hier zijn, zul len Sergei en zijn vrienden arresteeren, zij zelf, de moeder, het arme, zieke vadertje Heftig snikkend komt Sonja de kamer weer binnen en sluit de deur achter zich. Beide vrouwen liggen biddend voor het Madonna beeld. Ossip Tiniofejewitsch wenkt de dochter met bovenaardsch schitterende oogen tot zich. Een stervende richt zich nog eenmaal met moeite omhoog. In de geelachtige handen houdt hij een bontgekleurd Paaschei van was, dat vrouw Andruschka uit de commode haalde. Ossip Tiniofejewitsch kust het weenende meis je met sidderende lippen op beide wangen als traditioneelen Paaschgroet! Christus is verrezen. Christus is verrezen, herhaalt Sonja zacht en geloovig en legt den stervende in de kuil van z'n kussen. En de Regeering is goed, voegt de oude vrouw er tevreden aan toe. Zie je, mijn duifje, zij heeft ons de klok terug gegeven. Ge zult je betrekking behouden, met je Sergei trouwen en Rusland zal geluk kig zijn. Slawa Bogu God zij gedankt. En Ossip Tiniofejewitsch blaast glimlachend den laatsten adem uit Buiten luidt de klok nog altijd haar Paasch- boodschap in het sombere morgengrauw Van Kaschira komt een slee vol zwaargewa pende leden der G.P.U. aangeraasd.... Volgens de laatste berekeningen telt onze aarde een milliard 820 millioen bewoners. Azië herbergt van dit aantal 954 millioen. Europa 478 millioen. Noord Amerika 162 millioen, Zuid Amerika 77 millioen, Australië en Polynesië 9 millioen. Men schat, dat de bevolking van de aarde in het jaar 1650 zoowat 465 millioen was, dus ongeveer een vierde van het tegenwoordige getal. Maar het is een groote vraag of dit aantal juist is, aangezien het jaar 1650 heel lang geleden is en men niet goed weet, hoe de toestanden in diverse werelddeelen toen waren. Het dichtst bevolkt van alle landen ter we reld is Cochin. In Cochin wonen 814 men schen per vierkante mijl. 9 B Tsjecho-Slowaaksche statistici hebben uit gerekend, in welk een mate de verschillende Europeesche talen worden gesproken en bo vendien, hoeveel verschillende talen in het oude werelddeel aan te wijzen vallen. Hun conclusie is, dat er 120 talen zijn, die door meer dan 100.000 menschen worden ge sproken en 37, die door volken van boven 1 millioen worden gebruikt. De meest verspreide taal in Europa is het Duitsch, waarvan meer dan tachtig millioen menschen zich bedienen, dan volgt het Rus sisch, dat door meer dan zeventig millioen menschen gesproken wordt, verder het En- gelsch met 47 millioen, het Italiaansch met 41 millioen en het Fransch met bijna veertig mil lioen. Verder volgen respectievelijk het Spaansch, het Nederlandsch, het Hongaarsch, het Poolsch etc. In Havana trouwde Rosa Cannavaciolo met Tgnacio Florencio Octavio Leopoldo Enrique Carlos Pedro Luis Joaquin Ramon Salvador Manuel Lorenzo Esteban Modoeosto Jose Boada y Marin. Geen wonder, dat Sinterklaas on danks onze traditie niets met Spanje en du» ook niet met de voormalige Spaansche ko loniën heeft uit te staan.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 4