ALLERLEI
OP 'T KANTJE AF.
ONBILLIJKE VER
DENKING.
DE PAASCHKLOKKEN
VAN KASCHIRA.
WOENSDAG 12 APRIL 1933
sA'
1
ftp! v if;
i|*l| W-:fö 1: :m
Evenals wij nu reeds geruimen tijd een pe
riode van ellende en verdwazing doormaken,
zoo beleefden onze voorouders, nu ongeveer
100 jaren geleden, na de scneiding van België,
een even onrustigen tijd.
Het leger was toen gedurende ongeveer negen
jaren op voet van oorlog uitgeiuot en gedurende
die lange jaren hoofdzakelijk in Noord Brabant
ondergebracht. Kampementen waren op ver-
Schillende plaatsen ingericht en bijna ieder
plaatsje had zijn inkwartiering.
Dat daarmee groote sommen gelds gemoeid
waren, laat zich begrijpen. Evenals nu gingen
de meeste zaken slecht, er heerschte een ge
weldige malaise en, toen de opbrengst der be
lastingen steeds verminderde, moest er tot een
gedwongen belasting-heffing worden overge
gaan, en werden daarbij, om iedere ontduiking
te ontgaan of ieder onjuiste opgave te voor
komen, de meest strenge bepalingen in het
leven geroepen.
Een en ander droeg er niet toe bij, om .de
maatschappelijke machine geregeld te doen
loopen, er ontstond overal werkloosheid, de
armoede deed haar intrede en in de onderste
lagen begon het omstreeks 1836 te gisten en te
woelen. Zoolang het zomer was, ging het nog al.
doch toen het najaar intrad, de dagen kort en
de nachten lang werden, de verdiensten op
hielden, toen ontstond een toestand, waarvan
vooral de bewoners van afgelegen en alleen
staande boerenhoeven hadden te lijden en
slachtoffer werden.
Iedere gemeente van eenige beteekenis had
buurten, waarin de mindere lagen der bevolking
waren samengerot en waar een sterke saam-
hoorigheid heerschte. In deze buurten deed de
ontbering zich vooral gelden, on eerst uit nood
druft en later uit zucht om bezit, werden daar
kleine benden gevormd, die er des nachts op
uit trokken om te rooven en te stelen.
Met zwart-gemaakte aangezichten of met don
kere lappen voor het gelaat, met allerlei moord
tuig gewapend gingen zij er op los. En, wee de
boerenwoning, die zij tot doelwit van hun
nachtelijke strooptochten hadden, uitgekozen.
Zonder vorm van proces verbraken zij afslui
tingen, drongen binnen, knevelden de bewo
ners en namen daarna alles mee wat van hun
gading was, en wat zij slechts met mogelijkheid
konden vervoeren. Op het geschrei van vrouwen
en kinderen werd geen acht geslagen en, als
de mannen zich dorsten te verzetten, werden
zij met den dood bedreigd en meerdere land
bouwers ondervonden aan den lijve, dat het
niet geraden was, aan die woestaards weerstand
te bieden.
Schrik en angst heerschten overal op het
platteland, iedere nacht werd met vreeze in
gegaan. Dat het in den avond en den nacht ook
op de wegen niet veilig was, laat zich be
grijpen en zonder groote noodzakelijkheid zou
hét dan ook niemand gewaagd hebben zich des
avonds of des nachts op het pad te begeven.
Toen de onveiligheid toenam en de inbraken
zich bijna eiken nacht herhaalden, was
door het gemeentebestuur van het Noord-Bra-
bantsch stadje O. tot de militaire overheid het
verzoek gericht, des nachts patrouilles te laten
loopen. Of de bandieten nu te voren werden
ingelicht, of dat hun spionnendienst zoo uitmun
tend geregeld was, is niet uit te maken, maar
iedere nacht werd ingebroken, waar de pa
trouilles niet in de buurt waren.
In dit angstig en onrustig tijdperk kreeg de
heer Spaanders, een te O. wonend zakenman,
in den namiddag bericht, dat zijn schoonvader
in het naburige T. ernstig ongesteld geworden
was en dat deze zeer naar zijn komst ver
langde.
Onmiddellijk maakte de heer Spaanders toe
bereidselen om de reis naar T. te aanvaarden.
Het was in het najaar, het begon reeds duister
te worden en, hoewel zijn vrouw er op aan
drong een voertuig te nemen, ging hij daartoe
niet over, hij was volstrekt niet bang uitgeval
len en zou den weg best vinden.
Hij ging op pad en na ruim anderhalf uur,
het was intusschen pikdonker geworden, had
hij de woning van zijn schoonvader bereikt.
Diens toestand was iets verbeterd en, toen
de dokter omstreeks half tien nog een avond
bezoek bracht, en oordeelde, dat alle gevaar
geweken was, besloot de heer Spaanders weer
te voet naar huis terug te keeren. Van alle
zijden ried men hem dit plan af, doch de heer
Spaanders lachte eens met die vrees en zeide,
dat hij gerust de terugreis durfde aanvaarden,
niemand zou hem kwaad doen.
Na afscheid genomen te hebben, aanvaardde
hij den terugtocht. Flink over het zandpad door
stappend, met den dikken knoestigen wandel
stok stevig in den vuist, luisterde hij naar het
minste gerucht, hetwelk op onraad zou kun
nen wijzen. Een half uur had hij reeds gemar
cheerd en in de verte meende hij reeds de om
trekken van de hoeve „het Monnikhof" te kun
nen onderscheiden, toen plotseling uit het kreu
pelhout donkere gestalten te voorschijn kwa
men, die zich zij waren met hun vijven
midden op den zandweg plaatsten. Een van hen
gebood kortweg :Haltü
Het angstzweet brak den heer Spaanders van
alle kanten uit. Een der kerels, die zich onher
kenbaar had gemaakt opende het deurtje van
een belendende stallantaarn en liet het licht
der brandende kaars op het gelaat van den
heer Spaanders vallen. Plotseling deed hij het
deurtje dicht, gebood den heer Spaanders te
blijven staan en bega^ zich naar zijn makkers
ter zijde van den g. Daar ontspon zich een
soort twistgesprek, hetwelk misschien tien mi
nuten duurde, doch den heer Spaanders een
eeuwigheid toeleek. Toen het gesprek geëindigd
was, kwam een der Kerels naar den heer
Spaanders toe en zeide hem:
Je kunt doorgaan, doch verdraaid als je je
bek niet houdt! Opgelucht schreed de heer
Spaanders voort; zijn vrouw, die in duizend
angsten gezeten had, was overgelukkig hem
behouden te zien terugkeeren. Den volgenden
dag ging de mare door het stadje, dat tusschen
O. en T. door twee militaire patrouilles een
bende van vijf boosdoeners reeds gevankelijk
naar de gevangenis te Breda was overgebracht.
Eenige weken lat werden zij door de recht
bank aldaar, tot vijf jaar tuchthuisstraf ver
oordeeld.
Op een mooien voorjaarsdag, vijf jaren later,
wandelde de heer Spaanders langs de velden
rondom het stadje O. en zag daar een man
bezig met aardappelen poten. Toen de heer
Spaanders passeerde, plantte hij zijn schop in
de aarde en vroeg:
Mijnheer Spaanders, kunt u zich nog her
inneren, dat u in het najaar van 1836, des
avonds ongeveer elf uur, op den binnenweg tus
schen O. en T. door eenige personen zijt aan
gehouden?
Nou, zei de heer Spaanders, of ik mij dat
herinner.
v Het scheelde m»*x weiaig of u waart
Mevrouw Sorgens telde de toeren van de
jumper die zij bezig was te breien.
Ellendig toch, dat Bep haar 's middags nooit
eens gezelschap hield. Eén dochter had zij
slechts en het kind besteedde al haar tijd aan
sport.
Met een weemoedig zuchtje staarde me
vrouw Sorgens naar het grillige spel van de
vlammen in den haard.
Opeens viel haar blik op een stuk papier,
op den grond achter de kolenkit. Slordigheid
kon ze niet uitstaan. Onwillig bukte zij
om het op te rapen. Het was een beschreven
velletje briefpapier. Verstrooid begon mevrouw
te lezen: s
„Lieveling,
Reuze fijn, vind je niet, dat die ouwe draak
voor een week de stad uitgaat. Nu zullen we
elkaar tenminste een keertje meer kunnen
ontmoeten"
Met een ruk ging mevrouw Sorgens recht
op in haar stoel zitten. Aan wie was die brief
gericht geweest? Alleen haar man en Bep wis
ten immers, dat zij een week bij haar zuster
zou gaan logeeren?
Met verbeten woede las zij verder. Het schrij
ven was een aaneenschakeling van teedere
woordjes en wemelde van taalfouten. De on-
derteekening luidde: je liefste.
Mevrouw Sorgens was woedend. Dat had zij
er nu van dat ze haar dochter zooveel vrij
heid liet. De hemel wist wat voor onmoge
lijke kennissen het kind maakte. Maar dit
ging te ver!
Ze zou Bep, als ze vanavond thuis kwam,
eens en voor altijd aan haar verstand brengen,
dat haar vrije leventje in het vervolg uit was.
Dus „oude draak", noemden die vriendjes van
Bep haar. Het was afschuwelijk, het was...
Er werd op de deur geklopt. Haastig droog
de mevrouw haar tranen. Tegenover het per
soneel zou ze niets laten merken.n
Mina, het kamermeisje trad binnen.
„Iemand om U te spreken, mevrouw".
„Wie is het?"
De smid, die vanmorgen den haard gerepa
reerd heeft, mevrouw".
„Zeg maar, dat ik niet te spreken ben".
„Maar hij zegt, dat het dringend is, me
vrouw".
Mevrouw aarzelde. Misschien had de man
nog iets aan den haard te doen? „Laat hem
dan maar boven komen", zei ze tenslotte.
Een oogenblik later trad de smid het ver
trek binnen.
„Neem me niet kwalijk, mevrouw, dat ik U
lastig val", zei hij verlegen, „maar heb ik hier
vanmorgen misschien iets laten liggen?"
„Mis je iets van je gereedschap?" vroeg
mevrouw.
„Neen, ziet U, het waseh 'n brief. Ik
kan hem niet meer vinden en toen dacht ik
zoo, dat ik *m bij het bukken misschien"
Mevrouw Sorgens voelde zich plotseling een
geheel ander mensch. Hoe had zij zoo iets laags
van haar lieve Bep kunnen denken.
„Is het een brief die begint met: lieveling
en
„Precies mevrouw. Ik zou hem niet graag
laten slingeren, begrijpt U? Het zou kunnen
zijn, dat hij in verkeerde handen viel. Mijn
meisje is in betrekking moet U weten en"
„Ja, ja, begrijp er alles van", viel mevrouw,
die maar half luisterde, den man in de rede.
„Enfin, hier heb je hem dan terug".
Verheugd nam de smid den brief in ont
vangst..
„Dank u vriendelijk, hoor mevrouw. Trekt
de haard nu weer goed, mevrouw?"
„Heel goed, dank je wel".
Toen mevrouw Sorgens weer alleen was, be
gon zij nerveus de kamer rond te loopen. Hoe
had ze toch zoo dom kunnen zijn Bep te ver
denken? Het kind was altijd even oprecht en
mededeelzaam. Eiken dag, onder het avond
eten. gaf ze ongevraagd een uitvoerig versl->.g
van hetgeen zij den afgeloopen dag zooal had
uitgevoerd.
En dan dat onbeholpen schrift en die taal
fouten. Bespottelijk om te denken, dat een
vriend van Bep dat geschreven kon hebben!
Wat een geluk, dat die smid teruggekomen was
om naar zijn brief te informeeren.
Peinzend keek mevrouw uit het raam.
Stel je voor, dat ze Bep onderhanden ge
nomen had over dien brief. Wat zou zij zich
belachelijk gemaakt hebben. Haar man en Bep
zouden nooit opgehouden hebben haar er mee
te plagen!
Vreemd, onderbrak zij eensklaps haar ge
dachten. De huisdeur had zij nog niet hooren
dichtslaan? Die smid zou toch niet door den
tuin zijn gegaan Mina wist toch, dat zij dat
niet hebben wilde? Het poortje in den tu'n
mocht alleen gebruikt worden door de leden
van het gezin. Zij zou Mina er direct even
over aan spreken.
Juist toen mevrouw Sorgens de trap wilde
afdalen, hoorde zij beneden, in de gang, fluis
terende stemmen, gevolgd door een ander, over
bekend, geluid.
Opeens werd alles haar volkomen duidelijk.
Dus die oude draak sloeg toch wel degelijk op
mij, dacht mevrouw Sorgens grimmig. Enfin,
zuchtte zij, maar net doen of ik van niets weet.
Mina is erg handig en gewillig en voor dat
gesukkel met meisjes, zooals verleden jaar,
voel ik heelemaal niets
(NADRUK VERBODEN.)
er geweest, hernam de man. Mijn makkers
vreesden dat u ons zoudt kennen en dat u ons
zoudt verraden en daarom was de algemeene
opinie, bij het op eenigen afstand gehouden
gesprek: laten wij hem een kopje kleiner ma
ken dan kan hij geen kwaad meer doen. Ik had
u 'echter bij het licht van den lantaarn herkend
en daar u mij en mijn gezin vroeger wel eens
geholpen hadt, heb ik mij met alle kracht te
gen dat voornemen verzet en ten slotte over
wonnen.
Toen wij des nachts ingepikt werden riep er
een: Zie je nou wel daar heb je het al. Doch
ik wist dat u in veiligheid was en was dank
baar, dat ik de moordpoging had kunnen ver
ijdelen. Het scheelde maar een haar, mijnheer
Spaanders! 't Was op het kantje af.
C. A. M.
(NAGRUK VCRBOOStti
Door AXEL DOLINE
Evenals iedere stad in 't land van sikkel en
hamer heeft ook Kaschira haar Raden; haar
commissarissen en functionarissen, haar cur
sussen ter voorlichting en haar partij vergade
ringen.
Maar de menschen van Kaschira gewend aan
armoede en bescheiden van aard, zijn necl
tevreden met hun lot.
Ook Ossip Tiniofejewitsch, wiens kleine erf
goed buiten aan het westeinde van het grond
gebied gelegen is waar de Oha met een wijde
boog het land doorsnijdt.
Ossip is geen Koelak, geen groot Doer die
vijandig tegenover het landbouwplan der Sov
jet staat. Zijn paar bunders land leveren hem
slechts zijn dagelijksch brood en in z'n scha-
melen stal staan maar een paar magere koeien
en de „Loschad Jonka" een oud ruig Kozakken-
paardje.
Wanneer in den winter de grond hard en
taai is moeten Katarina Semenowna, de oude
moeder en Andruschka, de vrouw, de ploeg
mee helpen trekken. Een jonge ijverige amb
tenaar wond zich in het begin daarover ge
weldig op en dreigde met verbod en strenge
straffen. Maar moeder Katja maakte hem on
der een vloed van woorden duidelijk, dat het
zóó moest gaan. En Ossips wist met zijn boe
ren sluwheid den strengen aanhanger der
vrijheid geheel voor zich in te nemen door
z'n handige opmerking, dat een ieder hetzij
man, hetzij vrouw zijn arbeidskracht in dienst"
der Sovjet-Unie moest stellen. Zooals gezegd:
Ossip Tiniofejewitsch is doodtevreden. Van 't
heerlijke leven, dat de levensmiddelenkaarten
voor zware arbeid geven kan, weet hij niets. In
Kaschira betrekken alleen de ambtenaren der
G.P.U. en de plaatselijke commissaris deze
kaarten. En nooit is bij Ossip opgekomen, dat
hij eigenlijk hooge overheden toekomt. God
dank! Het brood is altijd nog toereikend ge
weest, z'n gezin is blakend van gezondheid en
het vee, al is het ook vermagerd, houdt het
uit. Het hofke is wel is waar wat bouwvallig
en de kleine schuur helt vervaarlijk naar eene
zijde over omdat de steunbalken verrot zijn.
Ossips grootste trots is Sonj% zijn dochtertje.
Het vertrouwen, dat de oude Ossip door zijn
wijze woorden bij de Sovjets verkregen had,
bewerkte dat het Sovjetbestuur van kaschira
ook een zeker welwillendheid op de dochter
van Ossip Tiniofejewitsch overgedragen heb
ben. Ossip is altijd trotsch op zijn dochtertje
geweest. Want Sonja is een verstandig kind.
De moeder had tegengesputterd, tegen zondige
hoogmoed gewaarschuwd. Maaar Sonja wist
het door te drijven dat ze de stadschool mocht
bezoeken. Zij leerde daar lezen en schrijven en
volgde zelfs een proletarischen cursus. Sinds
een jaar is Ossip daarover buiten zich zelf van
vreugde en trotsch. Want Towarischtsch Seles-
noi, de plaatselijke commissaris heeft Sonja
Ossipowna tot onderwijzeres aan de stadsschool
benoemd. Stel U eens voor: Sonja leeft thans
als een Barina, heeft een eigen kamertje in
het schoolgebouw, betrekt een arbeidersdistri
butiekaart en ontvangt zelfs 'n salaris. Wan
neer zij 's avonds bij haar ouders komt en met
jeugdig enthousiasme over de leerstellingen
van het zuiver socialisme spreekt, met vlam
mende oogen Marx, Lenin, Bucharin, Vera
Vigner en Stalin citeert, dan luistert Ossip
Tiniofejewitsch eerbiedig en innig gelukkig
toe. Hij begrijpt er wel geen syllabe van, maar
het moet toch wel iets grootsch, iets verhe
vens zijn, dat Communismedat van een
arbeider een heerscher van Rusland en van een
boerendochter een geleerde maken kan. En ook
de vrouwen hebben zich allengs verwend met
de vreemde opvoeding van Sonja.
Vooral sinds het bekend geworden is, dat
Sonja Ossipowna en Sergei Piotrowitsch. hoofd
der kerk in Kaschira binnenkort man en vrouw
zullen zijn. Telkens, wanneer Sonja, bij het
betreden der kamer een buiging maakt voor
het Moedergodsbeeld in den hoek, denkt moe
der Ossip eraan, dat haar kind binnenkort de
vrouw van het hoofd der kerk zal zijn en vel
dank slaat zij een kruis. Hoe was zoo'n geluk
vroeger denkbaar geweest?
De jonge onderwijzeres heeft haar eigen
stille zorgen waarvan zij niet gewaagt. Sergei
haar verloofde staat bij de autoriteiten niet
goed aangeschreven. Zij weet: Sergei staat in
wendig wantrouwend koel tegenover het sys
teem, wil niet volmondig toegeven, dat religio
siteit en Communisme geheel vereenigbaar zijn.
Maar Sergei heeft haar lief en Sergei is een
braaf man
Het zou toch wel vreemd zijn, als zij juist
hem niet bekeeren kon, zij, Sonja Ossipowna,
wier jonge enthousiasme de geheele school
jeugd met vlammende oogen aanvaardt. Ook
haar „hoogere" weldoeners, de commissaris Se-
lesnoi heeft haar reeds aanduidingen in deze
richting gegeven. Sonja weet wat uet proleta
rische Rusiaud van haar verlangt en ze is be
reid met heel den gloed van haar overtuiging
Storm te loopen tegen Sergei's wantrouwen.
tot zijn eigen heil en dat van Rusland
Zoover is alles goed en schoon. De dagen
komen en gaan in Kaschma zonder eenige op
winding. Maar op een zekeren Zondagmorgen
werd aiies anders. Ossip Tiniofejewitsch staat
voor zijn boerderij verwonderd naar de stad te
staren. Alles is anders dan gewoonlijk, daar
zijn de lange rijen lage huizen, daar is het
aak van het witte schoolgebouw, waarin het
dochtertje woont.... daar is de breede koepel
met het vergulde kruisen toch ontbreekt
er iets.... Plotseling doorvoert hem een he
vige schrikde kiokken. De kerkklok luidt
immers niet! Is Sergei Piotrewitsch dan ziek?
Hoofdschuddend luistert Ossip in de zwijgende
stilte
's Avonds komt Sonja koortsachtig opgewon
denEr is iets gebeurd in Kaschira. In den
vroegen morgen was er een commissie uit
Moskou gekomen; een beambte der executieve
en eenige leden van den „Bond der godde-
loozen". De kerk moest gesloten en de klok
verwijderd worden.
En toen gebeurde 't ongelooflijke.... toen
Sergei z'n kameraden in de kerk geleid had
was de klok verdwenen. Met onheilspellende
blikken stonden de goddeloozen voor den lee-
gen klokkenstoelzochten tevergeefs de
heele kerk en omgeving af. Niets.. Sergei zelf
werd aan een pijnlijk kruisverhoor onder
worpen.. Maar kalm wist hij zijn onschuld te
verdedigen. Zelfs Sonja was voor den piaatse-
lijken commissaris geleidof zij er iets van
geweten had, dat de commissie vandaag zou
komen. Natuurlijk juist zooveel en zoo weinig
als alle anderen. In de laatste bijeenkomst
van het Comité was daarom gesproken en ook
met Sergei had zij er bij die gelegenheid over
gepraat. Maar noch zij noch Sergei hadden de
zaak eigenlijk zoo ernstig opgenomen. Het
einde was dat men Sergei liet gaan met het
bevel koste wat kost na te vorschen wie de
uitvoering van het bevel te Moskou gesabo
teerd had. Daarop had de leider der atheisten-
groep voor de kerk een vlammende rede ge
houden, waarin hij aantoonde, dat het een
communist onwaardig was aan God te geloo-
ven en de papen vijanden der Sovjet-Unie
waren.
Zoo vertelde Sonja, terwijl zij de opwindin
gen van den dag nog eens doorleefde. De
vrouwen bekruisigden zich geschrokken. Ossip
echter spleet de heldere blauwe oogen wijd
open.
Ja, zal de klok dan niet meer luiden
Sonja, mijn duifje?
Neen vadertje, luister toch; de papen
bedriegen het volk met hun gedaas. Ze zijn
anti-revolutionnair en willen ons.... sprak
de jonge onderwijzeres vol geestdrift. Doen
met een vermoeid gebaar weerde Ossip af.
Karrascha. Ik begrijp dat niet. Maar het
zal wel zijn zooals je zegt. Jammer maar
de klok.
Nu volgden bittere weken en maanden
voor Ossip Tiniofeejewitsch .bitter en zwaar,
omdat hij begon te tobben. De vrouwen jam
merden en weeklaagden. En Ossip moest
voortdurend denken; hoe slecht alles verliep
den laatsten tijd. Zoo hevig had hij zich ver
heugd over de voortgang der revolutie.
Als goed kameraad der Sovjet-Republiek
teekende hij voor het Vijfjarenplan, zonder
tegensputteren leverde hij zijn paar Tscher-
wauzen af. Het viel hem zeker niet gemak
kelijk maar...., er was niets aan te doen.
God zou alles wel weer terug geven. En de
i Unie was machtig. Had zij zijn dochtertje
geen onderwijzeres gemaakt? Maar nu?
Waarom sluiten zij de kerken en ontnemen
zij de klokken en nog veel.... veel meer....?
Ossip peinsde tot het hoofd hem pijn deed.
Ontnemen zij hem ook niet zijn dochtertje,
zijn trots? Sonja ziet hij nog maar zelden en
wanneer zij komt, buigt zij niet meer voor
de Moeder Gods, houdt zondige, opruiende
toespraken en wil bewijzen, dat er geen God
in den hemel en geen duivel in de hel is.
Dat weet moeder Katja en vrouw Andrusch
ka schimpt over haar kind Zoo blijft
Sonja tenslotte heelemaal weg. Twee maan
den is zij al niet meer thuis geweestEn
de klok heeft men nog altijd niet gevonden.
De goede Sergei is uit zijn ambt ontslagen en
wordt door de Sovjets met argwaan gevolgd.
Hij alleen kan de klok niet verwijderd heb
ben. Des te erger voor hemhij heeft dus
medehelpers gehadMen vermoedt een
complotOssip wordt ziek van het denken
en moet zich op de warme bank bij de kachel
leggen en zich warm laten inpakken.... Wat
moet dat alles toch?Men kan God toch
maar niet zoo eenvoudig uit de wereld ver
jagen als men den Czaar deed. Maar nu van
den anderen kant: moet het niet waar zijn, als
Sonja, zijn geleerd dochtertje het zegt? Ossip
tracht met geweld aan de nieuwe leer te ge-
looven maarhet lukt hem niet.... En
morgen is het Paschen! Ossip wentelt zich ver
moeid op z'n legersteede. Hoe zal Paschen zijn
zonder klok?de dag der verrijzenis zon
der luiden en lofzang? De oude boer wischt
zich met de harde werkhand over 't gelaat,
waarlangs dikke tranen glijden.
Paschen zonder klokken en zonder Sonja,
zijn dochtertje!.... Hij voelt zich plotseling
zoo zwak, zoo moe, want in zijn binnenste
voelt hij het verschrikkelijke: het is dus
zooer bestaat geen Paschen meer. Zij
hebben Christus begraven.
Dan splijt de deur open en met den kou
den stroom, wankelt een meisje, neen, een
vrouw, de kamer binnen, bij wier aanblik
moeder Katja en vrouw Andruschka luid be
ginnen te schreien. Is dat Sonja.... dat arme
boerenmeisje, met de holle oogen, diep in de
kassen verdoken, de bleeke wangen, het ge
rimpelde voorhoofd.... Haar blik valt op het
ziekbed van vader Ossipsnikkend valt zij
op den stoel naast de bank en klaagt haar leed,
haar groot leed, dat zij al deze maanden, een
zaam en alleen gedragen heeft. Wat helpt alle
enthousiasme, wanneer iemand de innerlijke
overtuiging mist! Wanneer het simpele hart
zich kromt en wentelt onder de zweepslagen
van het verstand, die men met lachenden mond
in de school moet uitdeelen. Wanneer men
ziet, hoe alles wat goed en schoon in de jonge
zielen leeft, ineenstort en er niets beters in de
plaats wordt geplant.. En gisteren nog hebben
de grootere jongens op de speelplaats het doch
tertje van Andrei Androwitsch gespuwd en
bloedig geslagen, omdat het kind zich bekrui-
sigde voor een ikoon, dat men op de mesthoop
wilde gooien.... En Sonja, de onderwijzeres,
had 't schreiende, mishandelde kind nog een
standje op den koop toe moeten geven. En toen
zij kort geleden de jeugd wilde verhinderen,
om de prachtige kaarsenluchters in de kerk
te vernielen, hebben de jongens zich bij den
commissaris beklaagd; zij had op den koop toe
een ernstige strafpredikatie te incasseeren.
Sonja heeft gestreden en geleden in slape-
looze nachten en dagen vol sombere mijme
ring. Zij rukte zich de haren uit het hoofd
en schold zch voor een verraadster.tever
geefs; zij kan niet aannemen, dat het goed
is, wat thans geschiedt.
De verhouding tusschen haar en de be
ambten is gespannen geworden. De plaatselijke
commissaris wisselt ternauwernood een woord
met haar en de almachtige leider der G.P.U.
draait het hoofd om, wanneer hij haar op
straat ontmoet. In het geheim zoekt men nog
altijd naar de samenzwering. Sergei staat on
der verdenking. Haar verloofde staat onder
verdenking En zoo verglijdt de nacht onder
Sonja's eindelooze vertellingenonder kla
gen, jammeren en snikken.. Vrouw Andrusch
ka wringt de handen, weent en bergt haar
schuddend hoofd in haar schort. Ossip Tiniofe
jewitsch steunt en staart met wanhopigen blik
naar de zoldering, terwijl zijn koortsheete vin
gers de hand zijner dochter omklemmen.
De oude moeder Katja zit zwijgend en onbe
weeglijk als een standbeeld in den hoek, de
oogen op het beeld der Moeder Gods gericht,
en zij spreekt geen woord.
Opeens hoort men midden in den nacht bui
ten een slee en het snuiven van paarden, zoo
dichtbij dat Sonja angstig omhoog vliegt. Mis
schien is het de G.P.U. om haar weer in ver
hoor te nemen. Maar niemand klopt aan de
deur en de geluiden buiten sterven weer weg.
De morgen daagde, doch zonder licht en
troost. Sonja's gestalte schokte in krampachtig
weenen.
Wat moet het met ons worden vadertje
lief? Ik kan niet meer. Alles is voorbij
Mijn betrekking zal ik verliezen.. En thans is
het PaschenPaschen zonder kerk, zonder
Paascheieren, zonder klok!....
God heeft ons gestraft, schirit vrouw
Andruschka. Alleen God kan ons helpen. Ossip
Tiniofejewitsch schudt troosteloos het bevende
hoofd en zijn glanslooze oogen staren in de
verte
Niemand kan ons helpen, dochtertje. Men
heeft ons God ontnomen. Er bestaat geen
Paaschfeest meer, Christus kan niet verrijzen..
Hoe dan, lieve?Er is geen klok die Hem
nog wekt.
De tranen springen hem in de oogen.
Ik had de klok zoo graag gehoord, mijn
leven
Thans verbreekt moeder Katja voor den
eersten keer in den geheelen nacht haar stom
me zwijgen.
Christus zal verrijzen, zegt zij en stilte valt
in de kamer. Als verlamd zien zij Moeder
Katja aan, nog blinkt in hen na dat bemoedi
gende woord, dat als wierookgeur in de lage
kamer hangt.
En juist als vrouw Andruschka weer gaat
zuchten en snikken, dringt een vreemde toon
van buiten de kamer in, somber en machtig,
zwaar en dreunendDe vrouwen slaken een
kreet van ontzetting. Maar Ossip Tniiofeje-
witsch richt zich van z'n rustbank omhoog en
zijn oogen ronden zich groot en stralend.
_*S8.
ken OKIGINEELE TOONEELSCHERM-DECORATIE. Zeven avondcostumes en zeven monocles maken het hoofd
bestanddeel uit van *en geestige afsluiting van het toonaai in het Trocadero te Londen.
De H. Vader voor de Confessio in de Sf-
Pieter tijdens het jubileumbezoek
De klok.. De Paaschklok! Sonja, mijn
dochtertje, dat is zij.. God heeft ze ons terug
gegeven.
De lucht is vol blij gedreun. Waarachtig,
het is de oude, vertrouwende klank. Alleen
veel machtiger, veel dichterbij, dan men vroe
ger van hier de kerkklok hoorde. Ossip Tinio
fejewitsch vouwt de handen en zinkt terug op
de bank
Sonja vliegt naar de deur, rukt ze open,
loopt naar buiten waar de klokken galmen.
En ziet in het grijze schemerlicht van den
Paaschmorgen een man onder den ouden den
staan, omringd door vier andere donkere ge
stalten. die de bontmutsen van het hoofd ge
rukt hebben. De man in het midden rukt uit
alle macht aan een touw en hoog aan den
knoestigen dennetak zwengelt en dreunt de
klok van Kaschira.
Sergei, schreit Sonja ontzet, wat doe je
wil je ons allen in het verderf storten?
Christus woiskressini!.
Christus is verrezen, dreunt hét sterk
en overtuigd terug en over het dal beiert het
heldere klokgelui.
Sonja wankelt tegen de deur. Nu is alles
voorbij. Ginds in Kaschira ontvlammen reeds
de lichten in de huizen, ook in de ambtswo
ning van den commissaris. Binnen een kwar
tier zullen de mannen der GPU hier zijn, zul
len Sergei en zijn vrienden arresteeren, zij
zelf, de moeder, het arme, zieke vadertje
Heftig snikkend komt Sonja de kamer weer
binnen en sluit de deur achter zich. Beide
vrouwen liggen biddend voor het Madonna
beeld. Ossip Tiniofejewitsch wenkt de dochter
met bovenaardsch schitterende oogen tot zich.
Een stervende richt zich nog eenmaal met
moeite omhoog. In de geelachtige handen houdt
hij een bontgekleurd Paaschei van was, dat
vrouw Andruschka uit de commode haalde.
Ossip Tiniofejewitsch kust het weenende meis
je met sidderende lippen op beide wangen als
traditioneelen Paaschgroet!
Christus is verrezen.
Christus is verrezen, herhaalt Sonja zacht
en geloovig en legt den stervende in de kuil
van z'n kussen.
En de Regeering is goed, voegt de oude
vrouw er tevreden aan toe.
Zie je, mijn duifje, zij heeft ons de klok
terug gegeven. Ge zult je betrekking behouden,
met je Sergei trouwen en Rusland zal geluk
kig zijn. Slawa Bogu God zij gedankt.
En Ossip Tiniofejewitsch blaast glimlachend
den laatsten adem uit
Buiten luidt de klok nog altijd haar Paasch-
boodschap in het sombere morgengrauw
Van Kaschira komt een slee vol zwaargewa
pende leden der G.P.U. aangeraasd....
Volgens de laatste berekeningen telt onze
aarde een milliard 820 millioen bewoners. Azië
herbergt van dit aantal 954 millioen. Europa
478 millioen. Noord Amerika 162 millioen, Zuid
Amerika 77 millioen, Australië en Polynesië 9
millioen.
Men schat, dat de bevolking van de aarde
in het jaar 1650 zoowat 465 millioen was, dus
ongeveer een vierde van het tegenwoordige
getal. Maar het is een groote vraag of dit
aantal juist is, aangezien het jaar 1650 heel
lang geleden is en men niet goed weet, hoe de
toestanden in diverse werelddeelen toen waren.
Het dichtst bevolkt van alle landen ter we
reld is Cochin. In Cochin wonen 814 men
schen per vierkante mijl.
9 B
Tsjecho-Slowaaksche statistici hebben uit
gerekend, in welk een mate de verschillende
Europeesche talen worden gesproken en bo
vendien, hoeveel verschillende talen in het
oude werelddeel aan te wijzen vallen.
Hun conclusie is, dat er 120 talen zijn, die
door meer dan 100.000 menschen worden ge
sproken en 37, die door volken van boven 1
millioen worden gebruikt.
De meest verspreide taal in Europa is het
Duitsch, waarvan meer dan tachtig millioen
menschen zich bedienen, dan volgt het Rus
sisch, dat door meer dan zeventig millioen
menschen gesproken wordt, verder het En-
gelsch met 47 millioen, het Italiaansch met 41
millioen en het Fransch met bijna veertig mil
lioen. Verder volgen respectievelijk het
Spaansch, het Nederlandsch, het Hongaarsch,
het Poolsch etc.
In Havana trouwde Rosa Cannavaciolo met
Tgnacio Florencio Octavio Leopoldo Enrique
Carlos Pedro Luis Joaquin Ramon Salvador
Manuel Lorenzo Esteban Modoeosto Jose Boada
y Marin. Geen wonder, dat Sinterklaas on
danks onze traditie niets met Spanje en du»
ook niet met de voormalige Spaansche ko
loniën heeft uit te staan.