DE ONDERGANG VAN HET
SOCIALISME IN OOSTENRIJK.
RUSSISCHE RECHTELOOSHEID.
VRIJDAG 21 APRIL 1933
f EENHEID DER CHRISTELIJK-
SOCIALE PARTIJ HERSTELD,
door DR. FRIEDRICH FUNDER,
DE MEEST GEZONDE SPORT
MILITAIRE BELANGEN-
VEREENIGINGEN.
WAT SIR JOHN SIMON REEDS
LANG WIST.
EN WAT HIJ TE RECHTER TIJD
NIET VOORKWAM.
Reglement houdende beginselen
nopens haar werkzaamheid.
Hoofdredacteur van de „Reichspost".
W e e n e n, April 1933.
De groote militante organisatie der Oosten
rijksche sociaal-democratie, de „Republikani-
sche Schutzbund", is door de regeering ontbon
den. De ontruiming van de secretariaten en
kazernes van den bond, die in Weenen zestig
tot tachtig duizend man omvatten en in geheel
Oostenrijk ongeveer twee honderd duizend,
vond zonder tegenstand plaats.
Jarenlang heeft boven Oostenrijk de socialis
tische dreiging met de „dictatuur van het prole
tariaat" gehangen, waarvan de „Schutzbund"
de gewapende voorbereiding scheen. Na de
staatkundige ineenstorting in het jaar 1918 was
de sociaal-democratie, nadat zij aan het bewind
gekomen was, erin geslaagd uit de verbolsche-
wiekte thuiskomers van het Russische front en
allerlei obscure elementen de zoogenaamde
„Volkswehr" te vormen, een door den staat
betaald leger, dat in werkelijkheid niets anders
dan een wilde lijfgarde van het socialisme
was. Deze ongedisciplineerde horde, waarin de
socialisten het hoogste woord hadden, werd de
schrik van het geheele land. Zij sympathiseer
de met de bloedige Bela Kun-heerschappij in.
Hongarije en hield in het door Oostenrijk en
Joego-Slavië omstreden gebied van Karinthië
op een zoodanige wijze huis, dat zij terugge
trokken moest worden, daar men anders het
ergste had moeten vreezen voor den uitslag
van het volksreferendum, waarmee de volken
bond dreigde. In dien tijd werden voor het eerst
„Esimwehren" opgericht, waarmede de orde
lievende boeren hun dorpen tegen de uit de
steden komende revolutie trachtten te bescher
men. Het duurde na de verdrijving der sociaal
democratie uit de staatsmacht nog jaren, voor
dat het door minister Vaugoin gereorganiseerde
leger van de overblijfselen der revolutionnaire
„Volkswehr" gezuiverd was en als instrument
van het staatsgezag dienen kon. Zelfs nog in
de eerste jaren van het bondskanselierschap
van prelaat dr. Seipel van 1922 tot 1924 ontbrak
de regeering een betrouwbaar instrument tot
handhaving van het gezag.
Toen het Oostenrijksche socialisme, dat niet
ophield te spelen met de gedachte aan een
gewelddadige verovering van de macht, moest
zien, dat het stuk voor stuk den invloed van
het leger ontnomen werd en het de wapens
moest inboeten, waarmede het tot nog toe zijn
tegenstanders had onderdrukt, ging het reeds
in 1923. er toe over zich met de organisatie van
den „Republikanischen Schutzbund" een illegaal
partijleger te scheppen, waarvoor het reeds
vroegtijdig uit de nalatenschap van het oude
keizerlijke leger heimelijk geweldige hoeveel
heden wapens van allerlei soorten achterover
gedrukt had. Dit geheime wapenbezit, over de
sociaal-democratische partij huizen en andere
bergplaatsen verdeeld, was zoo groot, dat uit
de onderaardsche holen van het „Wiener Arse
nal" in het jaar 1928 de volledige uitrusting
'van een heele divisie op oorlogssterkte aan het
licht kon worden gebracht. Uit ontdekkingen
in het sociaal-democratische partij huis in het
16de district van Weenen en andere vondsten
der autoriteiten is gebleken, dat door den
„Schutzbund" op groote schaal handgranaten,
gifgasbommen en de meest gevaarlijke spring
stoffen werden vervaardigd.
Toen de politie met pikhouweelen in de kel
ders van het Ottakringer Vereinsheim de inge
metselde bergplaatsen open brak. uitte de
sociaal-democratische afgevaardigde Sever plot
seling de verschrikte kreet„OphoudenAn
ders vliegen we allemaal in de lucht
Later bleek, dat er zich achter den openge
broken muur een groote hoeveelheid door
schokken explodeerende springstoffen bevond.
Het was een regelrechte bewapening voor
burgeroorlog, uitgevoerd met alle verfijning der
moderne techniek. De huiszoekingen der laatste
dagen brachten tot in de kleinste details uit
gewerkte plannen aan het licht over de wijze,
waarop de aanval op Weenen zou plaats vinden,
hoe de nesten machinegeweren moesten worden
opgesteld, waar prikkeldraadversperringen
moesten worden aangebracht, enz.
Om hun handelwijze te rechtvaardigen maak
ten de sociaal-democratische leiders gebruik
van allerlei fantastische motievenHet was
poodig om de „legitimistische reactie" «f het
„fascistische gevaar" te bezweren.
Hadden de besluiten van den sociaal-demo-
cratischen partijdag te Linz, die veelzeggende
theorieën over een Oostenrijksche „dictatuur
van het proletariaat" verkondigden, niet reeds
genoeg verraden, dan zou zeker in de Julidagen
van 1927 voldoende aan het licht gekomen zijn,
toen Oostenrijk ternauwernood aan een radi
caal-socialistische revolutie ontsnapte.
Terwijl het Weensche paleis van justitie in
brand stond en de „Schutzbund" zich een dag
lang had meester gemaakt van de spoorwegen,
verschenen de sociaal-democratische leiders bij
den toenmaligen kanselier, dr. Seipel, en eisch-
ten de overgave van de staatsmacht. Op de
onverschrokkenheid van den priesterlijken
staatsman en op den trouw der gewapende
macht is echter iedere aanslag gestrand.
Is het wonder, dat in verband met de onop
houdelijke bedreiging van het revolutionnaire
socialistische geweld Oostenrijk langzamerhand
veranderde in een legerkamp van strijdvaardig
tegenover elkander staande partijen en dat in
dit land, hetwelk in zijn economischen nood
zoozeer den burgervrede noodig had, zich de
meest gevaarlijke tegenstellingen ontwikkelden,
de parlementaire democratie daarentegen een
holle fraze werd?
De toestand was ondraaglijk. Met parlemen
taire middelen zou een zuivering niet meer tot
stand gekomen kunnen zijn. Iedereen wist, dat
de door de sociaal-democratische leiders voor
gestelde gelijktijdige ontwapening van alle
bonden voor den republikeinschen Schutzbund
slechts een schijnmanoeuvre geweest zou zijn,
welke zijn voortbestaan onder een anderen
naam zou hebben beteekend, zooals ook thans
de sociaal-democratische pers spot, dat de
ontbinding van den „Schutzbund" door de auto
riteiten een slag in de lucht is geweest, daar
reeds een vorm van organisatie gevonden is,
\yelke de vorige vervangt.
Zeker is daarover maakt niemand' zich
illusies dat met het ontbindingsdecreet en
de daarop gevolgde confiscaties nog niet het
geheele gevaarlijke apparaat van het Oosten
rijksche socialisme is vernietigd. Men heeft
thans echter niet vergeefs den leiders duidelijk
de grootte van hun verantwoordelijkheid voor
oogen gesteld. Het feit, dat de ontbinding van
het socialistische partijleger bijna zonder te
genstand plaats vond, is een bewijs, dat het
Oostenrijksche socialisme zijn tegenwoordige
positie als zeer ongunstig beschouwt. De ge
beurtenissen in Duitsohland werken daartoe
mede. Dit verandert echter niets aan het feit,
dat het socialisme in taktisch opzicht een even
onverwachten als merkwaardigen bondgenoot
gevonden heeft in de nationaal-socialistische
beweging, welke bij den aanval tegen de regee-
ring-Dollfuss met de sociaal-democraten één
lijn trekt.
Het was te verwachten, dat door haar groote
overwinning in Duitschland de nationaal-so
cialistische beweging ook in Oostenrijk een
sterke aanwinst zou boeken. Inderdaad heeft
het den schijn gehad, alpof zij er in slagen zou
over een breeder front de stellingen van de
christelijkelijk-sociale kiezers binnen te drin
gen. De ontgoocheling immers over de on
vruchtbaarheid van de mechanische democra
tie, waarvan de christelijk-sociale partij als
draagster van het regeeringssysteem alle schuld
kreeg, terwijl in werkelijkheid een demagogi
sche heerschappij der oppositie allen opbou-
wenden arbeid verijdelde, had ook de christe
lijk-sociale kiezers aangegrepen en met diepe
ontevredenheid vervuld.
De kracht, waarmede thans bondskanselier
dr. Dollfuss de staatkundige en economische
hervorming over een absoluut ontspoord parle
mentarisme heen tot een christelijk-sociaal
initiatief maakt, heeft echter binnen weinige
weken den toestand volkomen gewijzigd en
tevens een streep gehaald door de nationaal-
socialistische verwachting. Overal in het land
weerklinken uit tallooze vergaderingen van
arbeiders, industrieelen en landbouwers, die
door de noodverordeningen der regeering ein
delijk lang gekoesterde, door den nationalen
raad nooit vervulde wenschen ingewilligd
zien, geestdriftige resoluties, welke de regeering
aansporen aan te blijven en het hervormings
werk voort te zetten. De eenheid der christelijk-
sociale partij is weer hersteld.
Op een massa-vergadering van de katholieke
mannenvereeniging van Weenen, de kerntroe
pen der christelijk-sociale partij in de hoofd
stad, voor wie bondskanselier dr. Dollfuss van
daag een rede heeft gehouden, welke donderend
werd toegejuicht en waarin hij nog voor den
aanvang van het Heilig Jaar de verankering
van de beroepsstandelijke principen van de
encycliek „Quadragesimo Anno" in de Oosten
rijksche grondwet in het vooruitzicht stelde,
was ook de kardinaal-aartsbisschop dr. Innit-
zer verschenen, die het woord nam, met een
voorname gestie het nationaal-socialisme als
politieke belijdenis van den katholiek verwierp
en aanspoorde tot vertrouwen in en hulpver
leening aan die katholieke mannen, die aan
het hoofd van den. staat zich teweer stellen
tegen de bolschewiseering der gemeenschap en
het herstel der volksgemeenschap in den chris-
telijken geest bevorderen. De houding vïr. den
kardinaal, wiens uitgesproken Duitsche ge
zindheid tot nog toe door de nationaal socialis
ten werd uitgegeven voor een sympathiseeren
met hun partij, heeft het demagogische web,
waarmede de Swastica-aanhangers de katho
lieke kiezers trachten te vangen, verscheurd.
De regeering-Dolfuss begint thans aan de wij
ziging van de grondwet. De voorgenomen in
deeling der beroepsstanden in een tweede
kamer vereischt in verband met het ontbreken
van een reeds bestaande organische constructie,
aanzienlijke voorbereidende werkzaamheden.
Vóór den laten herfst valt daarom aan een
hervatting der parlementaire werkzaamheid
niet te denken en het is teekenend met welk
een gelijkmoedigheid het volk zich daarbij
heeft neergelegd. Slechts een parlementarisme,
dat in geest en wezen zich ernstig bezondigde,
kan een zoo beschamend lot te beurt vallen.
En een goedkoope manier van reizen
De omstandigheden hebben verschillende
vertakkingen van sport in Duitschland aan
het bloeien gebracht met een luchtje eraan.
Ten minste voor hen, die de wereld van uit
het standpunt van Versailles bekijken. Daar is
b.v. het begrip „Wehrsport", een woord, dat
ieder wel begrijpt, die zich herinnert hoe de
vrede van Versailles den Duitschers het tegen
natuurlijke gebod van weerloosheid oplegde.
Dan wordt er tegenwoordig veel gesproken
over „Gelandersport" en dat is weer een bran
che van lichaams- en andere oefening, die bij
ons door het militaire „Reglement op den
Velddienst" bestreken wordt.
Maar tegelijk met deze verkapte soldaterij
wordt er ook veel werkelijke sport bedreven
en daarvan is Berlijn ondanks haar Revolutie
de getuige in zoo verre in deze stad op het
oogenblik de eerste tentoonstelling- gehouden
wordt, 'welke geheel aan de watersport gewijd
is. Op dit bijzondere gebied heeft Duitschland
een reputatie hoog te houden en dat geldt zeer
bijzonder van de onderafdeeling kanosport. Bij
onze buren zijn zoowat alle condities, waarvan
het paddelen afhankelijk is, op ideale wijze
vervuld en dank zij dat wordt hun land lang
zamerhand het ideale land voor het kanovaren.
Dit standpunt wordt allang ingenomen door
den Engelschen majoor Raven Hart, een vurig
liefhebber van de onderhavige sport en wel tot
zulke hoogte, dat hij reeds meer dan 8000 K M.
in een kano afgelegd heeft. Wanneer men op
deze prestatie kan bogen, heeft men ook recht
met kennis van zaken, over het paddelen mee
te praten en dat heeft gezegde majoor, die
eigenlijk beter gedaan had admiraal te worden,
onlangs in het beroemde tijdschrift „The Ob
server" gedaan.
Hij heeft in dat periodiek de stelling opge
zet, dat paddelen de gezondste sport is, het
geen overigens een kenmerk van alle soorten
sport is. Bovendien is het de goedkoopste ma
nier van reizen. Een pakkend argument in de
snoode dagen, welke wij beleven. Op grond
van dese twee inzichten raadt hij zijn land-
genooten aan eindelijk ook eens in een kano
te gaan zitten en deze sportbranche met die
zelfde begeestering en met evenveel beleid aan
te pakken als zulks in Germanje geschiedt.
Nadat het wandern, oftewel het voetreizen, en
de jeugdherbergen van Duitschland naar den
Engelschen archipel overgewaaid gekomen zijn,
zullen nu de kano's dus ook het Kanaal over
moeten steken. Of beter gezegd de Engelschen
zullen dat laatste moeten doen, want om wer
kelijk in de geheimen van het vak ingewijd te
raken, behoort men zijn leerjaren in Duitsch
land door te brengen. Nergens beter dan hier
hee't men de mogelijkheid van een ongelikt
recruut tot een zeeheld per kano uit te bloeien
en wanneer men dat eenmaal gedaan heeft
kan men ook in andere gewesten aan het toe
ren gaan. De enthousiaste majoor stelt verder
vast, dat elke Duitsche rivier zijn kanogids
heeft, net als elke stad zijn Baedeker. Dan is
er 't jaarboek van den Bond van kanovaarders,
dat ook al onmisbaar is, maar voorloopig nog
nergens navolging gevonden heeft. Hierin ko
men vele adressen van kanofabrieken voor en
de Engelschman, die zijn huid op de Duitsche
wateren wil wagen, doet het verstandigst een
boot te koopen in een fabriek, welke zoo dicht
mogelijk bij zijn punt van uitgang ligt. De
rest komt dan wel vanzelf maar de heer majoor
Raven Hart vindt toch, dat de Moesel de meest
aangewezen- stroom voor beginnelingen i6.
Daarna komen in aanmerking de Main van
Bamberg uit; de Lahn vanaf Giesen; de Weser
met Münden als punt van uitgang; De Elbe van
Dresden en de Oder van Breslau uit. Maar de
Moesel is den Engelschen majoor toch bijzon
der vast rondom het hart geslingerd geraakt en
hij heeft dezen stroon) dan ook meerdere
malen in zijn kano bevaren. En hij raadt zijn
landgenooten aan met dezen zelfden stroom te
beginnen, want volgens hem kan het niet
anders of dan zijn ze meteen en voor immer
tot over hun ooren in de gezondste sport en de
goedkoopste manier van reizen verliefd ge
raakt.
OUDE OPERETTES.
Onze Brusselsche correspondent meldt ons
Tijdens de zomermaanden zal in den Mant-
schouwburg een serie operettes uit het oude
repertoire worden gegeven, zooals „Mamzelle
Nitouehe", „Orphiée aux enfers", „La belle Hè-
lène", „La jolie parfumeuse", „Giroflé-Girofla",
e.a., allemaal werken van o.m. Lecocq en Of
fenbach, die reeds dertig jaar en langer uit
de mode zijn.
WEL EN WEE AAN DEN KANT. Nauwelijks is Paschen achter den rug of de Leidsche Studenten-roei vereeniging „Njord" is ondanks het koude weer aan het
trainen voor de varsity. Links: het te water laten van een boot brengt eenige sensatie met zich. Rechts: de verrichtingen worden van uit het clubhuis gadegeslagen.
(Van onzen correspondent).
LONDEN, April 1933.
Het proces te Moskou stelt, wat Engeland be
treft, thans alle andere gebeurtenissen in de
schaduw. Wanneer ook deze „donkere wolk"
nog een kleinen zilveren rand heeft, dan is het
dat de aan de regeering zeer onwelkome be
langstelling, welke tot de vorige week hier
heerschte voor hetgeen in een wat minder Oos
telijk deel van Europa voorviel, thans zeer aan
merkelijk verflauwd is. Misschien ook zou men
mogen zeggen, dat de nationale verontwaardi
ging over de behandeling van Britsche onder
danen te Moskou de verbolgenheid over voor
vallen elders te juister tijd gesmoord heeft.
Het Witboek der regeering, voornamelijk
samengesteld uit de briefwisseling tusschen
den Britschen ambassadeur te Moskou en het
Foreign Office, geeft een treffend beeld van
sovjet-rechtspleging. Maar er is niets verras
sends en verwonderlijks in. Men wist dit alles;
wel niet in détail, maar toch in hoofdzaken.
Men weet dat er in Rusland geen rechtsopvat
tingen in den Westerschen zin van het woord
bestaan, en dat het sovjetisme, zoowel cultureel
als economisch een teruggang is tot de oer
tijden der primitieve beschaving. Men heeft dit
steeds geweten. De Ogpu is niet eerst bekend
en berucht geworden van het oogenblik af,
dat zij optrad tegen een aantal Britsche onder
danen te Moskou. Zij is het steeds geweest.
Boeken en krantenpagina's zijn in den loop der
jaren volgeschreven over de barbaarschheid
van Ruslands justitieele methodes.
Er zijn landen geweest welker internationale
erkenning als staatsrechtelijke individuen af
hankelijk was van hun onderwerping aan het
stelsel der capitulaties, waardoor de onderda
nen der mogendheden, waarmede het capitu
latie-verdrag werd aangegaan, onttrokken wa
ren aan de nationale rechtspraak. Onder deze
vernederende omstandigheden verkeerden vóór
1910 onder anderen Turkije en China. De recht
spraak in het Turksche rijk was spreekwoor
delijk corrupt: de rechtsbeginselen, gebaseerd op
de mohamedaansche moraal, waren in hun soort
van veel beter gehalte, al strookten zij natuur
lijk niet met die der Christelijke naties, wier
rechtsbeginselen overigens ook niet steeds be
wonderenswaardig mochten heeten.
Zoowel een met Westersche begrippen niet
te vereenigingen rechtsopvatting, als corruptie
en rechtspraak en barbaarsche strafvoltrekking
gaven het aanzijn aan de capitulaties in mo
derne tijden, ofschoon het privilege van extra
territoriale jurisdictie diep wortelt in de Mid
deleeuwen, en door Haroen-al-Rashid reeds
verleend werd aan de onderdanen van Rusland.
Het moderne stelsel van capitulaties was voor
het land, dat zich eraan onderwierp, een ver
nedering; voor de landen, die het afdwongen,
was het daarentegen een waarborg. Het was
een waarborg voor zijn onderdanen tegen
rechtswillekeur, rechteloosheid en rechtscor-
ruptie.
Sovjet-Rusland zou zeker geweigerd hebben
als prijs voor zijn erkenning door, en aan
knooping van diplomatieke betrekkingen met
Engeland, aan dit land extra-territoriale recht
spraak toe te kennen. Toch wist men hier, dat
er in Rusland geen justitie volgens Westersche
opvattingen bestond, en dat Britsche onder
danen in dat land geen andere bescherming
hadden dan die, welke Engelands prestige hun
verzekerde. Mr. MacDonaid wist dit in 1924
toen hij in diplomatieke betrekkingen met
Moskou trad. Hij wist het in 1929 toen het zijn
eerste werk was de door de conservatieve re
geering afgebroken diplomatieke betrekkin
gen weder aan te knoopen. Britsche onderda
nen in Rusland zouden geen andere bescher
ming genieten dan die hunner nationaliteit. En
in hoeverre deze bescherming verleenen zou,
hing af van Londen.
Ofschoon Engeland op zijn handel met Rus
land jaarlijks millioenen moest bijleggen, of
schoon de relatie met Moskou, van nationaal
standpunt bezien, geen enkel voordeel afwierp,
heeft de labourregeering het steeds doen voor
komen alsof Engelands wel-en-wee ervan af
hing. Zij heeft nooit ernaar gestreefd, als tegen
prestatie voor alle voordeelen die Zij Rusland
verzekerde, rechtszekerheid te bedingen voor
Britsche onderdanen, die naar het sovjetland
trokken, vertrouwend op het prestige hunner
regeering. Zij heeft hiernaar niet gestreefd
omdat.Rusland een beschaafd land immers
zich hierdoor gekrenkt zou hebben gevoeld
Toch waren capitulaties de eenige voorwaar
de geweest, waaronder het verkeer met Rus
land hervat had mogen worden. Niemand had
het Moskou euvel kunnen duiden indien het
geweigerd had capitulaties te aanvaarden, of al
thans iets van dien aard. Maar niemand had het
dan de regeering in Londen kwalijk kunnen
nemen, indien zij geweigerd had officieele be
trekkingen met Moskou aan te knoopen.
Zoo lang Rusland millioenen verdiende aan
een Cobdenistisch Engeland, welks regeering
in het ophemelen der Russische relatie een
partijbélang zag, bestond er weinig kans dat
Britsche onderdanen in het sovjetland in ern
stige moeilijkheden zouden gèraken. Van het
oogenblik af waarop Baldwin te Ottawa, na
veel verzet, zwichtte voor den Canadeeschen
wensch het handelsverdrag met Rusland o?
te zeggen, werden moeilijkheden van dien aard
bijna onvermijdelijk. Rusland werd door Enge
land niet meer goed genoeg betaald om de
onderdanen van dat land te eerbiedigen.
Maar rust niei het grootste deel van den
blaam op het vorige kabinet; dat de positie
van Engeland in Rusland geheel afhankelijk
maakte van het eenzijdige voordeel dat de
sovjets bij de Engelsch-Russische handelsbe
trekkingen hadden
Nu het zoo ver gekomen is als het vroeg of
laat komen moest, vlamt de verontwaardiging
hoog op. De regeering doet druk mee. Zelfs sip
John Simon, de zeer groote jurist en zeer mid
delmatige Foreign Secretary (en vier jaren ge
leden voorstander van Mac Donalds politiek
jegens Rusland) verbaast zich er over dat de
Russische justitie precies is zooals iedereen
steeds geweten heeft dat zij is. Zelfs hij ver
baast zich erover dat de Russische methodes
niet Engelsch, maar Russisch zijn. Zelfs hem
verwondert het dat Britsche onderdanen, tegen
wie een vervolging ingesteld is, verhoord en
behandeld worden volgens dezelfde regelen als
die welke op sovjet-onderdanen toegepast
worden.
Maar waarom heeft hij dan in 1929 de labour
regeering niet geïnterpelleerdwaarom heeft
hij niet, alvorens mede te stemmen voor het
Engelsch-Russische tractaat, van de toenmalige
regeering verengd dat deze bedingen zou dat
Britsche onderdanen in Rusland volgens Brit
sche en niet volgens Russische rechtsbeginselen
behandeld zouden worden
Sir John kende die beginselen toen even goed
als hij ze thans kent.
De labour-regeering, en allen die haar fana
tiek pro-Russisch gedoe steunden, zijn verant
woordelijk voor de positie, waarin die zes Brit
ten te Moskou thans verkeeren.
Zoodra enkele weken geleden bekend werd
dat de Armstrong-Vickess beambten gearres
teerd warem ging hier de kreet op/Jij zijn
onschuldig
Op dat zelfde oogenblik zat hier in de Tower
een Britsch officier in voorarrest, die heden
is de uitspraak officieel bekend gemaakt tot
vijf jaren gevangenisstraf-veroordeeld is wegens
pogingen tot het verkoopen van militaire ge
heimen.
Hoe is het dan mogelijk dat men bij voorbaat
vijf Britsche employé's te Moskou, wier namen
men voor het eerst hoort, onschuldig verklaart
aan misdrijven, die hun ten laste gelegd worden,
en waarvan men den aard nog niet eens kent.
„Zooiets doen Britten niet I"
Mooi, maar die officier in de Tower....
„De sovjet-regeering wil, om de aandacht af
te leiden van den wanhopigen toestand in het
binnenland, het volk vergasten op een twist
met het buitenland".
Mooi, maar' werd die officier in de Tower
gevangen gezet omdat de regeering de aandacht
wilde afleiden van haar wanhopige buitenland-
sche politiek, door het volk te vergasten op
een incident in het binnenland
Ik beweer niet dat ook maar één dier vijf
Engelsche employé's zich aan het geringste ver
grijp schuldig gemaakt heeft. Maar ik beweer
dat het onzinnig is hen bij voorbaat voor on
schuldig te verklaren. En dat het volk hiertoe
alleen kwam, omdat het weet dat een beklaagde
schuldig of onschuldig in Rusland geen
kans heeft op recht in den Westerschen zin
van het woord.
Dit is Ruslands zaak. Maar het is de schuld
van een Britsche regeering dat Britsche onder
danen zich in goed vertrouwen, en in de vanzelf
sprekende veronderstelling dat hun belangen
afdoend gewaarborgd waren, te Moskou vestig
den, terwijl in werkelijkheid de regeering
het labour-kabinet niets gedaan had om zijn
aanhoorigen te beschermen tegen sovjet-rech
teloosheid.
De vraag of de terechtstaande Engelschen
schuldig zijn of niet, kan hier niet beoordeeld
worden. In het oordeel van Moskou stelt hier
niemand vertrouwen en terecht. Maar toen
Henderson in 1929 zich haastte met de sovjets
in onderhandeling te treden, wist hij dat sovjet
rechtspraak iets zuiver-fictiefs is. Sir John
Simon, die hem zijn gang liet gaan, en Mac
Donald, nog steeds eerste minister, wisten het
ook. Zij hebben het niet pas nu ontdekt.
De uitdeeling der bonnen voor de extra-
armenuitkeering in verband met Hitler's
verjaardag
Bij resolutie van den Minister van Defensie
d.d. 18 dezer is vastgesteld het volgende Regle
ment houdende beginselen nopens de werk
zaamheid van militaire belangc-nvareenigingen,
toegelaten vont militairen beneden den rang
van officier.
Artikel 1. Onder een militaire belangen-ver-
eeniging wordt in dit reglement verstaan een
vereeniging van militairen, behoorende tot het
beroepspersoneel van dé zee- of de landmacht,
welke zich uitsluitend of mede ten doel stelt
het bevorderen of behartigen van de met de
militaire positie verband houdende belangen
van haar leden.
Artikel 2. Zij, die een militaire belangenver-
eeniging wenschen op te richten, moeten van
dit voornemen kennis geven aan den comman-
neerenden officier van de zeemacht, onderschei
denlijk den garnizoenscommandant ter plaatse
waar de oprichtingsvergadering zal worden
gehouden. Dag, uur en plaats dezer vergadering
worden hierbij opgegeven.
Artikel 3. 1. De werkzaamheid met betrekking
tot'de in artikel 1 omschreven doelstelling van
een militaire belangenvereeniging en van haar
afdeelingen bepaalt zich, met inachtneming van
de op ieder militair uit hoofde van zijn mili
taire positie en op grond van de krijgstucht
rustende verplichtingen en onverminderd het
geen te dien aanzien in het Reglement betref
fende de krijgstucht is bepaald tot: a. het be
spreken van de met de militaire positie ver
band houdende belangen der leden in vergade
ringen van (hoofd- en afdeelings-) besturen in
afdeelings- en algemeene vergaderingen, zoo
mede in haar orgaan; b. het kenbaar maken
van met bedoelde belangen verband houdende
verzoeken én bezwaren aan de bevoegde macht.
2. Onvereenigbaar met de krijgstucht is het
door militaire belangénvereenigingen verleenen
Van eenigerlei steun aan of het betuigen van
sympathie met gestrafte militairen of uit de
weermacht verwijderde personen,
ging mag: onder welke benaming ook, geen
Artikel 4. 1. Een militaire belangenvereeni-
andere personen als lid aannemen, in haar mid
den hebben of aan haar werkzaamheden laten
deelnemen dan meerderjarige militairen, behoo
rende tot het beroepspersoneel en die hun eer
ste opleiding hebben voltooid.
2. De vereeniging mag slechts bestaan uit één
van onderstaande categorieën van militairen,
met uitsluiting der andere: a. onderofficieren
met den rang (of titulairen rang) van sergeant
en hooger; b. korporaals; c. militairen, die geen
rang bekleeden; tenzij de Minister van Defen
sie in uitzonderingsgevallen tot wederopzegging
toe vergunning heeft verleend tot het samen
gaan van twee of meer categorieën in een be
paalde vereeniging.
3. Het Europeesch en het Inlandsche per
soneel van de zeemacht in Nederlandsch-Indië
mag niet van een en dezelfde belangenvereeni
ging deel uitmaken.
4. Onverminderd het bepaalde in het tweede
lid mogen militairen behoorende tot het wapen
der Koninklijke Marechaussee of tot het korps
Politietroepen behoudens uitzonderingen, door
den Minister van Defensie te stellen, alleen
deel uitmaken van militaire belangenvereeni
gingen, die uitsluitend voor militairen van dat
wapen of dat korps open staan.
Artikel 5. Het is den tot het beroepsperso
neel behoorenden militair verboden zich aan
te sluiten- bij of op eenigerlei wijze steun te
verleenen aan:
a. Meer dan één militaire belangenvereeni
ging;
b. eenige vakvereeniging van burgers;
c. groepen of vereeniging van niet tot het
militaire beroepspersoneel behoorende perso
nen, die op een wijze welke den militair niet
geoorloofd zou zijn, zich bemoeien met de be
langen van den militair.
Artikel 6. 1. Het (hoofd) bestuur en de af
deelingen van een militaire belangenvereeni
ging mogen uitsluitend gevestigd zijn aan den
wal, ter plaatse waar zich een commandeerend
officier der zeemacht bevindt, onderscheiden
lijk in de garnizoensplaatsen.
2. Aan boord van oorlogsvaartuigen, in de
kazerne of in eenige andere inrichting der zee-
of landmacht mogen geen afdeelingen worden
gevormd. Ook andere vertakkingen onder
welke benaming ook zijn daar niet toegela
ten, behoudens correspondentschappen, mits
hun werkzaamheid zich uitsluitend bepaalt tot
het innen van de contributiën en de comman-
deerende officier of andere militaire chef toe
stemming daartoe heeft verleend.
Artikel 7. De militaire belangenvereeniging
mag zich niet aansluiten bij eenige vakvereeni
ging of standsorganisatie van burgers en aan
zoodanige vereeniging of organisatie geen me
dewerking of steun verleenen.
Hetzelfde verbod geldt ten aanzien van groe
pen of vereenigingen van niet-militairen, die
zich op een wijze, welke den militair niet ge
oorloofd zou zijn, bezig houden met de belan
gen van den militair.
Federaties of verbonden van militaire be
langen vereenigingen zijn verboden. De ver
eeniging mag geen algemeene of bijzondere
vertegenwoordigers aanstellen.
Artikel 8. 1. Alle (hoofd- en afdeelings-)
bestuursleden zijn krijgstuchtelijk verantwoor
delijk voor alle handelingen, geschriften en
publicaties van de vereeniging (waaronder
mede begrepen het orgaan der vereeniging)
onderscheidenlijk van de betrokken afdeeling.
2. Het (hoofd) bestuur moet van elke af
levering van liet orgaan der vereeniging en van
elk der andere van de vereeniging uitgaande
publicaties drie exemplaren zenden aan den
Minister' van Defensie.
Artikel 9. 1. Afdeelings- of algemeene ver
gaderingen mogen uitsluitend worden gehou
den: a. door vereéDgingen van militairen, be
hoorende tot de Koninklijke Marine ter plaatse
waar zich een commandeerend officier der zee
macht bevindt; b. door vereenigingen van mi
litairen, behoorende tot de Koninklijke Land
macht in de garnizoensplaatsen.
2. Vergaderingen in de open lucht, aan boord
van oorlogsvaartuigen, in kazernes of in eenige
andere inrichting dei; zee- of landmacht zijn
verboden.
3. De commandeerende officieren der zee
macht en de garnizoenscommandanten zijn be
voegd tot het houden van vergaderingen in
door die autoriteiten aan te wijzen gebouwen
te verbieden.
4. Van elke voorgenomen afdeelings- of al
gemeene vergadering moet het betrokken af
deelings- of hoofdbestuur ten minste driemaal
24 uur tevoren onder opgave van dag, uur,
plaats en agenda der vergadering kennis
geven aan den ter plaatse, waar de vergadering
zal worden gehouden, gevestigden commandee
renden officier der zeemacht, onderscheidenlijk
garnizoenscommandant, en wanneer hét een al
gemeene vergadering betreft, bovendien aan
den Minister van Defensie.
Artikel 10. 1. In vergaderingen van militaire
belangenverenigingen of afdeelingen daarvan
mogen geen voordrachten of besprekingen
worden gehouden, welke buiten de doelstelling
van de vereeniging vallen.
2. De commandeerende officier der zeemacht
onderscheidenlijk de garnizoenscommandant ter
plaatse waar de vergadering wordt gehouden
kan, op verzoek van het betrokken bestuur,
zoonoodig onder door hem te stellen voorwaar
den ontheffing van het in het eerste lid be
doelde verbod verleenen.
Artikel 11/ De militaire belangenvereeniging
op godsdienstigen grondslag kan zich laten bij
staan door een geestelijk adviseur. De geestelijk
adviseur heeft het recht alle vergaderingen van
bestuur en leden bij te wonen.
Artikel 12. 1. Alle afdeelings- en algemeene
vergaderingen zijn behoudens het bepaalde
in het derde en vierde lid en in de art. 11 en
14 uitsluitend toegankelijk voor leden der
betrokken vereeniging.
2. Het is den leden niet vergund de in het
eerste lid bedoelde vergaderingen in burger-
kleeding bij te wonen.
3. De commandeerende officieren der zee
macht, onderscheidenlijk de garnizoenscom
mandanten zijn bevoegd elke vergadering, als
bedoeld in het eerste lid, bij te wonen of door
een of meer door hen aangewezen militairen te
doen bijwonen.
4. Op verzoek van het Bestuur kan de Minis
ter van Defensie in bijzondere gevallen onthef
fing verleenen van het bepaalde in het eerste
lid.
Artikel 13. 1. In de vereenigingsgébouwen of
-lokalen moet gedurende den tijd dat deze vóór
militairen toegankelijk zijn, desverlangd toe
gang moeten worden verleend aan den betrok
ken commandeerenden officier der zeemacht,
onderscheidenlijk garnizoenscommandant en
aan de daartoe door die autoriteiten aangewe
zen militairen.
2. Alleen met toestemming van den comman
deerenden officier der zeemacht, onderscheiden
lijk den garnizoenscommandant, mogen de in
het eerste lid bedoelde gebouwen of lokalen
worden gebezigd voor bijeenkomsten van niet-
militairen.
3. In de in het eerste lid bedoelde vereeni-
gingsgebouwen of -lokalen mogen niet aanwe
zig zijn de geschriften, welke op grond van
het bepaalde in artikel 19, aanhef en sub. c van
het Reglement betreffende krijgstucht aan boord
van de oorlogsvaartuigen, in de kazernes of in
de onder eenige benaming tot huisvesting of
verblijf aanwezige inrichtingen der zee- of land
macht worden geweerd, noch andere geschrif
ten, welke de krijgstucht ondermijnen of het
gezag der meerderen aantasten.
Artikel 14. 1. Indien en voor zoo lang de mi
nister van Defensie daartoe vergunning ver
leent kan de vereeniging burgers in dienst heb
ben of op andere wijze van de diensten van bur
gers gebruik maken. Bestuurs- of vertegen
woordigende bevoegdheden kunnen hun niet
worden toegekend. Het bestuur kan hun toe
staan de vergaderingen bij te wonen tot het
geven van inlichtingen.
2. Neemt de dienstbetrekking of het gebruik
maken van de diensten een einde, dan moet het
betrokken bestuur daarvan kennis geven aan
den minister van Defensie.
Artikel 15. Het ((hoofd) bestuur van een mili
taire belangenvereeniging moet onmiddelijk
aan den minister van Defensie kennis geven
van:
a. wijziging in de statuten;
b. oprichting van nieuwe en opheffing van
bestaande afdeelingen.
Bij de kennisgeving van de oprichting van
een nieuwe afdeeling moet een opgave gevoegd
worden van de namen en de militaire positie
harer bestuursleden.
Artikel 16. 1. De vereenigingen zullen zich bij
haar arbeid voegen naar de voorschriften, door
of vanwege den minister van Defensie gegeven.
2. Wanneer hij dit in het belang van de weer
macht of om andere redenen noodig acht. kan
de minister van Defensie de werkzaamheden
van de vereeniging tijdelijk beperken of doen
staken.
Artikel 17. Aan boord van schepen, in kazer
nes en andere militaire verblijven wordt geen
propaganda voor een vereeniging gemaakt.
Artikel 18. Waar in de Artt. 12 en 16 gespro
ken wordt van den minister van Defensie treedt
ten aanzien van het zich in Nederlandsch-Indië
bevindende gedeelte der zeemacht voor dien
minister de commandant der zeemacht in Ne
derlandsch-Indië in de plaats.
Dit reglement is toegezonden aan de bestu
ren der verschillende bonden van beroepsper
soneel van zee- en landmacht beneden den rang
van officier. Deze zijn in de gelegenheid gestéld
vóór een bepaalden datum den minister de toe
lating te verzoeken van hun organisatie als mi
litaire belangenvereeniging onder overlegging
van een exemplaar van de statuten, welke
met de in het reglement neergelegde beginselen
ten volle rekening moeten houden.