DE ONDERGANG VAN HET SOCIALISME IN OOSTENRIJK. RUSSISCHE RECHTELOOSHEID. VRIJDAG 21 APRIL 1933 f EENHEID DER CHRISTELIJK- SOCIALE PARTIJ HERSTELD, door DR. FRIEDRICH FUNDER, DE MEEST GEZONDE SPORT MILITAIRE BELANGEN- VEREENIGINGEN. WAT SIR JOHN SIMON REEDS LANG WIST. EN WAT HIJ TE RECHTER TIJD NIET VOORKWAM. Reglement houdende beginselen nopens haar werkzaamheid. Hoofdredacteur van de „Reichspost". W e e n e n, April 1933. De groote militante organisatie der Oosten rijksche sociaal-democratie, de „Republikani- sche Schutzbund", is door de regeering ontbon den. De ontruiming van de secretariaten en kazernes van den bond, die in Weenen zestig tot tachtig duizend man omvatten en in geheel Oostenrijk ongeveer twee honderd duizend, vond zonder tegenstand plaats. Jarenlang heeft boven Oostenrijk de socialis tische dreiging met de „dictatuur van het prole tariaat" gehangen, waarvan de „Schutzbund" de gewapende voorbereiding scheen. Na de staatkundige ineenstorting in het jaar 1918 was de sociaal-democratie, nadat zij aan het bewind gekomen was, erin geslaagd uit de verbolsche- wiekte thuiskomers van het Russische front en allerlei obscure elementen de zoogenaamde „Volkswehr" te vormen, een door den staat betaald leger, dat in werkelijkheid niets anders dan een wilde lijfgarde van het socialisme was. Deze ongedisciplineerde horde, waarin de socialisten het hoogste woord hadden, werd de schrik van het geheele land. Zij sympathiseer de met de bloedige Bela Kun-heerschappij in. Hongarije en hield in het door Oostenrijk en Joego-Slavië omstreden gebied van Karinthië op een zoodanige wijze huis, dat zij terugge trokken moest worden, daar men anders het ergste had moeten vreezen voor den uitslag van het volksreferendum, waarmee de volken bond dreigde. In dien tijd werden voor het eerst „Esimwehren" opgericht, waarmede de orde lievende boeren hun dorpen tegen de uit de steden komende revolutie trachtten te bescher men. Het duurde na de verdrijving der sociaal democratie uit de staatsmacht nog jaren, voor dat het door minister Vaugoin gereorganiseerde leger van de overblijfselen der revolutionnaire „Volkswehr" gezuiverd was en als instrument van het staatsgezag dienen kon. Zelfs nog in de eerste jaren van het bondskanselierschap van prelaat dr. Seipel van 1922 tot 1924 ontbrak de regeering een betrouwbaar instrument tot handhaving van het gezag. Toen het Oostenrijksche socialisme, dat niet ophield te spelen met de gedachte aan een gewelddadige verovering van de macht, moest zien, dat het stuk voor stuk den invloed van het leger ontnomen werd en het de wapens moest inboeten, waarmede het tot nog toe zijn tegenstanders had onderdrukt, ging het reeds in 1923. er toe over zich met de organisatie van den „Republikanischen Schutzbund" een illegaal partijleger te scheppen, waarvoor het reeds vroegtijdig uit de nalatenschap van het oude keizerlijke leger heimelijk geweldige hoeveel heden wapens van allerlei soorten achterover gedrukt had. Dit geheime wapenbezit, over de sociaal-democratische partij huizen en andere bergplaatsen verdeeld, was zoo groot, dat uit de onderaardsche holen van het „Wiener Arse nal" in het jaar 1928 de volledige uitrusting 'van een heele divisie op oorlogssterkte aan het licht kon worden gebracht. Uit ontdekkingen in het sociaal-democratische partij huis in het 16de district van Weenen en andere vondsten der autoriteiten is gebleken, dat door den „Schutzbund" op groote schaal handgranaten, gifgasbommen en de meest gevaarlijke spring stoffen werden vervaardigd. Toen de politie met pikhouweelen in de kel ders van het Ottakringer Vereinsheim de inge metselde bergplaatsen open brak. uitte de sociaal-democratische afgevaardigde Sever plot seling de verschrikte kreet„OphoudenAn ders vliegen we allemaal in de lucht Later bleek, dat er zich achter den openge broken muur een groote hoeveelheid door schokken explodeerende springstoffen bevond. Het was een regelrechte bewapening voor burgeroorlog, uitgevoerd met alle verfijning der moderne techniek. De huiszoekingen der laatste dagen brachten tot in de kleinste details uit gewerkte plannen aan het licht over de wijze, waarop de aanval op Weenen zou plaats vinden, hoe de nesten machinegeweren moesten worden opgesteld, waar prikkeldraadversperringen moesten worden aangebracht, enz. Om hun handelwijze te rechtvaardigen maak ten de sociaal-democratische leiders gebruik van allerlei fantastische motievenHet was poodig om de „legitimistische reactie" «f het „fascistische gevaar" te bezweren. Hadden de besluiten van den sociaal-demo- cratischen partijdag te Linz, die veelzeggende theorieën over een Oostenrijksche „dictatuur van het proletariaat" verkondigden, niet reeds genoeg verraden, dan zou zeker in de Julidagen van 1927 voldoende aan het licht gekomen zijn, toen Oostenrijk ternauwernood aan een radi caal-socialistische revolutie ontsnapte. Terwijl het Weensche paleis van justitie in brand stond en de „Schutzbund" zich een dag lang had meester gemaakt van de spoorwegen, verschenen de sociaal-democratische leiders bij den toenmaligen kanselier, dr. Seipel, en eisch- ten de overgave van de staatsmacht. Op de onverschrokkenheid van den priesterlijken staatsman en op den trouw der gewapende macht is echter iedere aanslag gestrand. Is het wonder, dat in verband met de onop houdelijke bedreiging van het revolutionnaire socialistische geweld Oostenrijk langzamerhand veranderde in een legerkamp van strijdvaardig tegenover elkander staande partijen en dat in dit land, hetwelk in zijn economischen nood zoozeer den burgervrede noodig had, zich de meest gevaarlijke tegenstellingen ontwikkelden, de parlementaire democratie daarentegen een holle fraze werd? De toestand was ondraaglijk. Met parlemen taire middelen zou een zuivering niet meer tot stand gekomen kunnen zijn. Iedereen wist, dat de door de sociaal-democratische leiders voor gestelde gelijktijdige ontwapening van alle bonden voor den republikeinschen Schutzbund slechts een schijnmanoeuvre geweest zou zijn, welke zijn voortbestaan onder een anderen naam zou hebben beteekend, zooals ook thans de sociaal-democratische pers spot, dat de ontbinding van den „Schutzbund" door de auto riteiten een slag in de lucht is geweest, daar reeds een vorm van organisatie gevonden is, \yelke de vorige vervangt. Zeker is daarover maakt niemand' zich illusies dat met het ontbindingsdecreet en de daarop gevolgde confiscaties nog niet het geheele gevaarlijke apparaat van het Oosten rijksche socialisme is vernietigd. Men heeft thans echter niet vergeefs den leiders duidelijk de grootte van hun verantwoordelijkheid voor oogen gesteld. Het feit, dat de ontbinding van het socialistische partijleger bijna zonder te genstand plaats vond, is een bewijs, dat het Oostenrijksche socialisme zijn tegenwoordige positie als zeer ongunstig beschouwt. De ge beurtenissen in Duitsohland werken daartoe mede. Dit verandert echter niets aan het feit, dat het socialisme in taktisch opzicht een even onverwachten als merkwaardigen bondgenoot gevonden heeft in de nationaal-socialistische beweging, welke bij den aanval tegen de regee- ring-Dollfuss met de sociaal-democraten één lijn trekt. Het was te verwachten, dat door haar groote overwinning in Duitschland de nationaal-so cialistische beweging ook in Oostenrijk een sterke aanwinst zou boeken. Inderdaad heeft het den schijn gehad, alpof zij er in slagen zou over een breeder front de stellingen van de christelijkelijk-sociale kiezers binnen te drin gen. De ontgoocheling immers over de on vruchtbaarheid van de mechanische democra tie, waarvan de christelijk-sociale partij als draagster van het regeeringssysteem alle schuld kreeg, terwijl in werkelijkheid een demagogi sche heerschappij der oppositie allen opbou- wenden arbeid verijdelde, had ook de christe lijk-sociale kiezers aangegrepen en met diepe ontevredenheid vervuld. De kracht, waarmede thans bondskanselier dr. Dollfuss de staatkundige en economische hervorming over een absoluut ontspoord parle mentarisme heen tot een christelijk-sociaal initiatief maakt, heeft echter binnen weinige weken den toestand volkomen gewijzigd en tevens een streep gehaald door de nationaal- socialistische verwachting. Overal in het land weerklinken uit tallooze vergaderingen van arbeiders, industrieelen en landbouwers, die door de noodverordeningen der regeering ein delijk lang gekoesterde, door den nationalen raad nooit vervulde wenschen ingewilligd zien, geestdriftige resoluties, welke de regeering aansporen aan te blijven en het hervormings werk voort te zetten. De eenheid der christelijk- sociale partij is weer hersteld. Op een massa-vergadering van de katholieke mannenvereeniging van Weenen, de kerntroe pen der christelijk-sociale partij in de hoofd stad, voor wie bondskanselier dr. Dollfuss van daag een rede heeft gehouden, welke donderend werd toegejuicht en waarin hij nog voor den aanvang van het Heilig Jaar de verankering van de beroepsstandelijke principen van de encycliek „Quadragesimo Anno" in de Oosten rijksche grondwet in het vooruitzicht stelde, was ook de kardinaal-aartsbisschop dr. Innit- zer verschenen, die het woord nam, met een voorname gestie het nationaal-socialisme als politieke belijdenis van den katholiek verwierp en aanspoorde tot vertrouwen in en hulpver leening aan die katholieke mannen, die aan het hoofd van den. staat zich teweer stellen tegen de bolschewiseering der gemeenschap en het herstel der volksgemeenschap in den chris- telijken geest bevorderen. De houding vïr. den kardinaal, wiens uitgesproken Duitsche ge zindheid tot nog toe door de nationaal socialis ten werd uitgegeven voor een sympathiseeren met hun partij, heeft het demagogische web, waarmede de Swastica-aanhangers de katho lieke kiezers trachten te vangen, verscheurd. De regeering-Dolfuss begint thans aan de wij ziging van de grondwet. De voorgenomen in deeling der beroepsstanden in een tweede kamer vereischt in verband met het ontbreken van een reeds bestaande organische constructie, aanzienlijke voorbereidende werkzaamheden. Vóór den laten herfst valt daarom aan een hervatting der parlementaire werkzaamheid niet te denken en het is teekenend met welk een gelijkmoedigheid het volk zich daarbij heeft neergelegd. Slechts een parlementarisme, dat in geest en wezen zich ernstig bezondigde, kan een zoo beschamend lot te beurt vallen. En een goedkoope manier van reizen De omstandigheden hebben verschillende vertakkingen van sport in Duitschland aan het bloeien gebracht met een luchtje eraan. Ten minste voor hen, die de wereld van uit het standpunt van Versailles bekijken. Daar is b.v. het begrip „Wehrsport", een woord, dat ieder wel begrijpt, die zich herinnert hoe de vrede van Versailles den Duitschers het tegen natuurlijke gebod van weerloosheid oplegde. Dan wordt er tegenwoordig veel gesproken over „Gelandersport" en dat is weer een bran che van lichaams- en andere oefening, die bij ons door het militaire „Reglement op den Velddienst" bestreken wordt. Maar tegelijk met deze verkapte soldaterij wordt er ook veel werkelijke sport bedreven en daarvan is Berlijn ondanks haar Revolutie de getuige in zoo verre in deze stad op het oogenblik de eerste tentoonstelling- gehouden wordt, 'welke geheel aan de watersport gewijd is. Op dit bijzondere gebied heeft Duitschland een reputatie hoog te houden en dat geldt zeer bijzonder van de onderafdeeling kanosport. Bij onze buren zijn zoowat alle condities, waarvan het paddelen afhankelijk is, op ideale wijze vervuld en dank zij dat wordt hun land lang zamerhand het ideale land voor het kanovaren. Dit standpunt wordt allang ingenomen door den Engelschen majoor Raven Hart, een vurig liefhebber van de onderhavige sport en wel tot zulke hoogte, dat hij reeds meer dan 8000 K M. in een kano afgelegd heeft. Wanneer men op deze prestatie kan bogen, heeft men ook recht met kennis van zaken, over het paddelen mee te praten en dat heeft gezegde majoor, die eigenlijk beter gedaan had admiraal te worden, onlangs in het beroemde tijdschrift „The Ob server" gedaan. Hij heeft in dat periodiek de stelling opge zet, dat paddelen de gezondste sport is, het geen overigens een kenmerk van alle soorten sport is. Bovendien is het de goedkoopste ma nier van reizen. Een pakkend argument in de snoode dagen, welke wij beleven. Op grond van dese twee inzichten raadt hij zijn land- genooten aan eindelijk ook eens in een kano te gaan zitten en deze sportbranche met die zelfde begeestering en met evenveel beleid aan te pakken als zulks in Germanje geschiedt. Nadat het wandern, oftewel het voetreizen, en de jeugdherbergen van Duitschland naar den Engelschen archipel overgewaaid gekomen zijn, zullen nu de kano's dus ook het Kanaal over moeten steken. Of beter gezegd de Engelschen zullen dat laatste moeten doen, want om wer kelijk in de geheimen van het vak ingewijd te raken, behoort men zijn leerjaren in Duitsch land door te brengen. Nergens beter dan hier hee't men de mogelijkheid van een ongelikt recruut tot een zeeheld per kano uit te bloeien en wanneer men dat eenmaal gedaan heeft kan men ook in andere gewesten aan het toe ren gaan. De enthousiaste majoor stelt verder vast, dat elke Duitsche rivier zijn kanogids heeft, net als elke stad zijn Baedeker. Dan is er 't jaarboek van den Bond van kanovaarders, dat ook al onmisbaar is, maar voorloopig nog nergens navolging gevonden heeft. Hierin ko men vele adressen van kanofabrieken voor en de Engelschman, die zijn huid op de Duitsche wateren wil wagen, doet het verstandigst een boot te koopen in een fabriek, welke zoo dicht mogelijk bij zijn punt van uitgang ligt. De rest komt dan wel vanzelf maar de heer majoor Raven Hart vindt toch, dat de Moesel de meest aangewezen- stroom voor beginnelingen i6. Daarna komen in aanmerking de Main van Bamberg uit; de Lahn vanaf Giesen; de Weser met Münden als punt van uitgang; De Elbe van Dresden en de Oder van Breslau uit. Maar de Moesel is den Engelschen majoor toch bijzon der vast rondom het hart geslingerd geraakt en hij heeft dezen stroon) dan ook meerdere malen in zijn kano bevaren. En hij raadt zijn landgenooten aan met dezen zelfden stroom te beginnen, want volgens hem kan het niet anders of dan zijn ze meteen en voor immer tot over hun ooren in de gezondste sport en de goedkoopste manier van reizen verliefd ge raakt. OUDE OPERETTES. Onze Brusselsche correspondent meldt ons Tijdens de zomermaanden zal in den Mant- schouwburg een serie operettes uit het oude repertoire worden gegeven, zooals „Mamzelle Nitouehe", „Orphiée aux enfers", „La belle Hè- lène", „La jolie parfumeuse", „Giroflé-Girofla", e.a., allemaal werken van o.m. Lecocq en Of fenbach, die reeds dertig jaar en langer uit de mode zijn. WEL EN WEE AAN DEN KANT. Nauwelijks is Paschen achter den rug of de Leidsche Studenten-roei vereeniging „Njord" is ondanks het koude weer aan het trainen voor de varsity. Links: het te water laten van een boot brengt eenige sensatie met zich. Rechts: de verrichtingen worden van uit het clubhuis gadegeslagen. (Van onzen correspondent). LONDEN, April 1933. Het proces te Moskou stelt, wat Engeland be treft, thans alle andere gebeurtenissen in de schaduw. Wanneer ook deze „donkere wolk" nog een kleinen zilveren rand heeft, dan is het dat de aan de regeering zeer onwelkome be langstelling, welke tot de vorige week hier heerschte voor hetgeen in een wat minder Oos telijk deel van Europa voorviel, thans zeer aan merkelijk verflauwd is. Misschien ook zou men mogen zeggen, dat de nationale verontwaardi ging over de behandeling van Britsche onder danen te Moskou de verbolgenheid over voor vallen elders te juister tijd gesmoord heeft. Het Witboek der regeering, voornamelijk samengesteld uit de briefwisseling tusschen den Britschen ambassadeur te Moskou en het Foreign Office, geeft een treffend beeld van sovjet-rechtspleging. Maar er is niets verras sends en verwonderlijks in. Men wist dit alles; wel niet in détail, maar toch in hoofdzaken. Men weet dat er in Rusland geen rechtsopvat tingen in den Westerschen zin van het woord bestaan, en dat het sovjetisme, zoowel cultureel als economisch een teruggang is tot de oer tijden der primitieve beschaving. Men heeft dit steeds geweten. De Ogpu is niet eerst bekend en berucht geworden van het oogenblik af, dat zij optrad tegen een aantal Britsche onder danen te Moskou. Zij is het steeds geweest. Boeken en krantenpagina's zijn in den loop der jaren volgeschreven over de barbaarschheid van Ruslands justitieele methodes. Er zijn landen geweest welker internationale erkenning als staatsrechtelijke individuen af hankelijk was van hun onderwerping aan het stelsel der capitulaties, waardoor de onderda nen der mogendheden, waarmede het capitu latie-verdrag werd aangegaan, onttrokken wa ren aan de nationale rechtspraak. Onder deze vernederende omstandigheden verkeerden vóór 1910 onder anderen Turkije en China. De recht spraak in het Turksche rijk was spreekwoor delijk corrupt: de rechtsbeginselen, gebaseerd op de mohamedaansche moraal, waren in hun soort van veel beter gehalte, al strookten zij natuur lijk niet met die der Christelijke naties, wier rechtsbeginselen overigens ook niet steeds be wonderenswaardig mochten heeten. Zoowel een met Westersche begrippen niet te vereenigingen rechtsopvatting, als corruptie en rechtspraak en barbaarsche strafvoltrekking gaven het aanzijn aan de capitulaties in mo derne tijden, ofschoon het privilege van extra territoriale jurisdictie diep wortelt in de Mid deleeuwen, en door Haroen-al-Rashid reeds verleend werd aan de onderdanen van Rusland. Het moderne stelsel van capitulaties was voor het land, dat zich eraan onderwierp, een ver nedering; voor de landen, die het afdwongen, was het daarentegen een waarborg. Het was een waarborg voor zijn onderdanen tegen rechtswillekeur, rechteloosheid en rechtscor- ruptie. Sovjet-Rusland zou zeker geweigerd hebben als prijs voor zijn erkenning door, en aan knooping van diplomatieke betrekkingen met Engeland, aan dit land extra-territoriale recht spraak toe te kennen. Toch wist men hier, dat er in Rusland geen justitie volgens Westersche opvattingen bestond, en dat Britsche onder danen in dat land geen andere bescherming hadden dan die, welke Engelands prestige hun verzekerde. Mr. MacDonaid wist dit in 1924 toen hij in diplomatieke betrekkingen met Moskou trad. Hij wist het in 1929 toen het zijn eerste werk was de door de conservatieve re geering afgebroken diplomatieke betrekkin gen weder aan te knoopen. Britsche onderda nen in Rusland zouden geen andere bescher ming genieten dan die hunner nationaliteit. En in hoeverre deze bescherming verleenen zou, hing af van Londen. Ofschoon Engeland op zijn handel met Rus land jaarlijks millioenen moest bijleggen, of schoon de relatie met Moskou, van nationaal standpunt bezien, geen enkel voordeel afwierp, heeft de labourregeering het steeds doen voor komen alsof Engelands wel-en-wee ervan af hing. Zij heeft nooit ernaar gestreefd, als tegen prestatie voor alle voordeelen die Zij Rusland verzekerde, rechtszekerheid te bedingen voor Britsche onderdanen, die naar het sovjetland trokken, vertrouwend op het prestige hunner regeering. Zij heeft hiernaar niet gestreefd omdat.Rusland een beschaafd land immers zich hierdoor gekrenkt zou hebben gevoeld Toch waren capitulaties de eenige voorwaar de geweest, waaronder het verkeer met Rus land hervat had mogen worden. Niemand had het Moskou euvel kunnen duiden indien het geweigerd had capitulaties te aanvaarden, of al thans iets van dien aard. Maar niemand had het dan de regeering in Londen kwalijk kunnen nemen, indien zij geweigerd had officieele be trekkingen met Moskou aan te knoopen. Zoo lang Rusland millioenen verdiende aan een Cobdenistisch Engeland, welks regeering in het ophemelen der Russische relatie een partijbélang zag, bestond er weinig kans dat Britsche onderdanen in het sovjetland in ern stige moeilijkheden zouden gèraken. Van het oogenblik af waarop Baldwin te Ottawa, na veel verzet, zwichtte voor den Canadeeschen wensch het handelsverdrag met Rusland o? te zeggen, werden moeilijkheden van dien aard bijna onvermijdelijk. Rusland werd door Enge land niet meer goed genoeg betaald om de onderdanen van dat land te eerbiedigen. Maar rust niei het grootste deel van den blaam op het vorige kabinet; dat de positie van Engeland in Rusland geheel afhankelijk maakte van het eenzijdige voordeel dat de sovjets bij de Engelsch-Russische handelsbe trekkingen hadden Nu het zoo ver gekomen is als het vroeg of laat komen moest, vlamt de verontwaardiging hoog op. De regeering doet druk mee. Zelfs sip John Simon, de zeer groote jurist en zeer mid delmatige Foreign Secretary (en vier jaren ge leden voorstander van Mac Donalds politiek jegens Rusland) verbaast zich er over dat de Russische justitie precies is zooals iedereen steeds geweten heeft dat zij is. Zelfs hij ver baast zich erover dat de Russische methodes niet Engelsch, maar Russisch zijn. Zelfs hem verwondert het dat Britsche onderdanen, tegen wie een vervolging ingesteld is, verhoord en behandeld worden volgens dezelfde regelen als die welke op sovjet-onderdanen toegepast worden. Maar waarom heeft hij dan in 1929 de labour regeering niet geïnterpelleerdwaarom heeft hij niet, alvorens mede te stemmen voor het Engelsch-Russische tractaat, van de toenmalige regeering verengd dat deze bedingen zou dat Britsche onderdanen in Rusland volgens Brit sche en niet volgens Russische rechtsbeginselen behandeld zouden worden Sir John kende die beginselen toen even goed als hij ze thans kent. De labour-regeering, en allen die haar fana tiek pro-Russisch gedoe steunden, zijn verant woordelijk voor de positie, waarin die zes Brit ten te Moskou thans verkeeren. Zoodra enkele weken geleden bekend werd dat de Armstrong-Vickess beambten gearres teerd warem ging hier de kreet op/Jij zijn onschuldig Op dat zelfde oogenblik zat hier in de Tower een Britsch officier in voorarrest, die heden is de uitspraak officieel bekend gemaakt tot vijf jaren gevangenisstraf-veroordeeld is wegens pogingen tot het verkoopen van militaire ge heimen. Hoe is het dan mogelijk dat men bij voorbaat vijf Britsche employé's te Moskou, wier namen men voor het eerst hoort, onschuldig verklaart aan misdrijven, die hun ten laste gelegd worden, en waarvan men den aard nog niet eens kent. „Zooiets doen Britten niet I" Mooi, maar die officier in de Tower.... „De sovjet-regeering wil, om de aandacht af te leiden van den wanhopigen toestand in het binnenland, het volk vergasten op een twist met het buitenland". Mooi, maar' werd die officier in de Tower gevangen gezet omdat de regeering de aandacht wilde afleiden van haar wanhopige buitenland- sche politiek, door het volk te vergasten op een incident in het binnenland Ik beweer niet dat ook maar één dier vijf Engelsche employé's zich aan het geringste ver grijp schuldig gemaakt heeft. Maar ik beweer dat het onzinnig is hen bij voorbaat voor on schuldig te verklaren. En dat het volk hiertoe alleen kwam, omdat het weet dat een beklaagde schuldig of onschuldig in Rusland geen kans heeft op recht in den Westerschen zin van het woord. Dit is Ruslands zaak. Maar het is de schuld van een Britsche regeering dat Britsche onder danen zich in goed vertrouwen, en in de vanzelf sprekende veronderstelling dat hun belangen afdoend gewaarborgd waren, te Moskou vestig den, terwijl in werkelijkheid de regeering het labour-kabinet niets gedaan had om zijn aanhoorigen te beschermen tegen sovjet-rech teloosheid. De vraag of de terechtstaande Engelschen schuldig zijn of niet, kan hier niet beoordeeld worden. In het oordeel van Moskou stelt hier niemand vertrouwen en terecht. Maar toen Henderson in 1929 zich haastte met de sovjets in onderhandeling te treden, wist hij dat sovjet rechtspraak iets zuiver-fictiefs is. Sir John Simon, die hem zijn gang liet gaan, en Mac Donald, nog steeds eerste minister, wisten het ook. Zij hebben het niet pas nu ontdekt. De uitdeeling der bonnen voor de extra- armenuitkeering in verband met Hitler's verjaardag Bij resolutie van den Minister van Defensie d.d. 18 dezer is vastgesteld het volgende Regle ment houdende beginselen nopens de werk zaamheid van militaire belangc-nvareenigingen, toegelaten vont militairen beneden den rang van officier. Artikel 1. Onder een militaire belangen-ver- eeniging wordt in dit reglement verstaan een vereeniging van militairen, behoorende tot het beroepspersoneel van dé zee- of de landmacht, welke zich uitsluitend of mede ten doel stelt het bevorderen of behartigen van de met de militaire positie verband houdende belangen van haar leden. Artikel 2. Zij, die een militaire belangenver- eeniging wenschen op te richten, moeten van dit voornemen kennis geven aan den comman- neerenden officier van de zeemacht, onderschei denlijk den garnizoenscommandant ter plaatse waar de oprichtingsvergadering zal worden gehouden. Dag, uur en plaats dezer vergadering worden hierbij opgegeven. Artikel 3. 1. De werkzaamheid met betrekking tot'de in artikel 1 omschreven doelstelling van een militaire belangenvereeniging en van haar afdeelingen bepaalt zich, met inachtneming van de op ieder militair uit hoofde van zijn mili taire positie en op grond van de krijgstucht rustende verplichtingen en onverminderd het geen te dien aanzien in het Reglement betref fende de krijgstucht is bepaald tot: a. het be spreken van de met de militaire positie ver band houdende belangen der leden in vergade ringen van (hoofd- en afdeelings-) besturen in afdeelings- en algemeene vergaderingen, zoo mede in haar orgaan; b. het kenbaar maken van met bedoelde belangen verband houdende verzoeken én bezwaren aan de bevoegde macht. 2. Onvereenigbaar met de krijgstucht is het door militaire belangénvereenigingen verleenen Van eenigerlei steun aan of het betuigen van sympathie met gestrafte militairen of uit de weermacht verwijderde personen, ging mag: onder welke benaming ook, geen Artikel 4. 1. Een militaire belangenvereeni- andere personen als lid aannemen, in haar mid den hebben of aan haar werkzaamheden laten deelnemen dan meerderjarige militairen, behoo rende tot het beroepspersoneel en die hun eer ste opleiding hebben voltooid. 2. De vereeniging mag slechts bestaan uit één van onderstaande categorieën van militairen, met uitsluiting der andere: a. onderofficieren met den rang (of titulairen rang) van sergeant en hooger; b. korporaals; c. militairen, die geen rang bekleeden; tenzij de Minister van Defen sie in uitzonderingsgevallen tot wederopzegging toe vergunning heeft verleend tot het samen gaan van twee of meer categorieën in een be paalde vereeniging. 3. Het Europeesch en het Inlandsche per soneel van de zeemacht in Nederlandsch-Indië mag niet van een en dezelfde belangenvereeni ging deel uitmaken. 4. Onverminderd het bepaalde in het tweede lid mogen militairen behoorende tot het wapen der Koninklijke Marechaussee of tot het korps Politietroepen behoudens uitzonderingen, door den Minister van Defensie te stellen, alleen deel uitmaken van militaire belangenvereeni gingen, die uitsluitend voor militairen van dat wapen of dat korps open staan. Artikel 5. Het is den tot het beroepsperso neel behoorenden militair verboden zich aan te sluiten- bij of op eenigerlei wijze steun te verleenen aan: a. Meer dan één militaire belangenvereeni ging; b. eenige vakvereeniging van burgers; c. groepen of vereeniging van niet tot het militaire beroepspersoneel behoorende perso nen, die op een wijze welke den militair niet geoorloofd zou zijn, zich bemoeien met de be langen van den militair. Artikel 6. 1. Het (hoofd) bestuur en de af deelingen van een militaire belangenvereeni ging mogen uitsluitend gevestigd zijn aan den wal, ter plaatse waar zich een commandeerend officier der zeemacht bevindt, onderscheiden lijk in de garnizoensplaatsen. 2. Aan boord van oorlogsvaartuigen, in de kazerne of in eenige andere inrichting der zee- of landmacht mogen geen afdeelingen worden gevormd. Ook andere vertakkingen onder welke benaming ook zijn daar niet toegela ten, behoudens correspondentschappen, mits hun werkzaamheid zich uitsluitend bepaalt tot het innen van de contributiën en de comman- deerende officier of andere militaire chef toe stemming daartoe heeft verleend. Artikel 7. De militaire belangenvereeniging mag zich niet aansluiten bij eenige vakvereeni ging of standsorganisatie van burgers en aan zoodanige vereeniging of organisatie geen me dewerking of steun verleenen. Hetzelfde verbod geldt ten aanzien van groe pen of vereenigingen van niet-militairen, die zich op een wijze, welke den militair niet ge oorloofd zou zijn, bezig houden met de belan gen van den militair. Federaties of verbonden van militaire be langen vereenigingen zijn verboden. De ver eeniging mag geen algemeene of bijzondere vertegenwoordigers aanstellen. Artikel 8. 1. Alle (hoofd- en afdeelings-) bestuursleden zijn krijgstuchtelijk verantwoor delijk voor alle handelingen, geschriften en publicaties van de vereeniging (waaronder mede begrepen het orgaan der vereeniging) onderscheidenlijk van de betrokken afdeeling. 2. Het (hoofd) bestuur moet van elke af levering van liet orgaan der vereeniging en van elk der andere van de vereeniging uitgaande publicaties drie exemplaren zenden aan den Minister' van Defensie. Artikel 9. 1. Afdeelings- of algemeene ver gaderingen mogen uitsluitend worden gehou den: a. door vereéDgingen van militairen, be hoorende tot de Koninklijke Marine ter plaatse waar zich een commandeerend officier der zee macht bevindt; b. door vereenigingen van mi litairen, behoorende tot de Koninklijke Land macht in de garnizoensplaatsen. 2. Vergaderingen in de open lucht, aan boord van oorlogsvaartuigen, in kazernes of in eenige andere inrichting dei; zee- of landmacht zijn verboden. 3. De commandeerende officieren der zee macht en de garnizoenscommandanten zijn be voegd tot het houden van vergaderingen in door die autoriteiten aan te wijzen gebouwen te verbieden. 4. Van elke voorgenomen afdeelings- of al gemeene vergadering moet het betrokken af deelings- of hoofdbestuur ten minste driemaal 24 uur tevoren onder opgave van dag, uur, plaats en agenda der vergadering kennis geven aan den ter plaatse, waar de vergadering zal worden gehouden, gevestigden commandee renden officier der zeemacht, onderscheidenlijk garnizoenscommandant, en wanneer hét een al gemeene vergadering betreft, bovendien aan den Minister van Defensie. Artikel 10. 1. In vergaderingen van militaire belangenverenigingen of afdeelingen daarvan mogen geen voordrachten of besprekingen worden gehouden, welke buiten de doelstelling van de vereeniging vallen. 2. De commandeerende officier der zeemacht onderscheidenlijk de garnizoenscommandant ter plaatse waar de vergadering wordt gehouden kan, op verzoek van het betrokken bestuur, zoonoodig onder door hem te stellen voorwaar den ontheffing van het in het eerste lid be doelde verbod verleenen. Artikel 11/ De militaire belangenvereeniging op godsdienstigen grondslag kan zich laten bij staan door een geestelijk adviseur. De geestelijk adviseur heeft het recht alle vergaderingen van bestuur en leden bij te wonen. Artikel 12. 1. Alle afdeelings- en algemeene vergaderingen zijn behoudens het bepaalde in het derde en vierde lid en in de art. 11 en 14 uitsluitend toegankelijk voor leden der betrokken vereeniging. 2. Het is den leden niet vergund de in het eerste lid bedoelde vergaderingen in burger- kleeding bij te wonen. 3. De commandeerende officieren der zee macht, onderscheidenlijk de garnizoenscom mandanten zijn bevoegd elke vergadering, als bedoeld in het eerste lid, bij te wonen of door een of meer door hen aangewezen militairen te doen bijwonen. 4. Op verzoek van het Bestuur kan de Minis ter van Defensie in bijzondere gevallen onthef fing verleenen van het bepaalde in het eerste lid. Artikel 13. 1. In de vereenigingsgébouwen of -lokalen moet gedurende den tijd dat deze vóór militairen toegankelijk zijn, desverlangd toe gang moeten worden verleend aan den betrok ken commandeerenden officier der zeemacht, onderscheidenlijk garnizoenscommandant en aan de daartoe door die autoriteiten aangewe zen militairen. 2. Alleen met toestemming van den comman deerenden officier der zeemacht, onderscheiden lijk den garnizoenscommandant, mogen de in het eerste lid bedoelde gebouwen of lokalen worden gebezigd voor bijeenkomsten van niet- militairen. 3. In de in het eerste lid bedoelde vereeni- gingsgebouwen of -lokalen mogen niet aanwe zig zijn de geschriften, welke op grond van het bepaalde in artikel 19, aanhef en sub. c van het Reglement betreffende krijgstucht aan boord van de oorlogsvaartuigen, in de kazernes of in de onder eenige benaming tot huisvesting of verblijf aanwezige inrichtingen der zee- of land macht worden geweerd, noch andere geschrif ten, welke de krijgstucht ondermijnen of het gezag der meerderen aantasten. Artikel 14. 1. Indien en voor zoo lang de mi nister van Defensie daartoe vergunning ver leent kan de vereeniging burgers in dienst heb ben of op andere wijze van de diensten van bur gers gebruik maken. Bestuurs- of vertegen woordigende bevoegdheden kunnen hun niet worden toegekend. Het bestuur kan hun toe staan de vergaderingen bij te wonen tot het geven van inlichtingen. 2. Neemt de dienstbetrekking of het gebruik maken van de diensten een einde, dan moet het betrokken bestuur daarvan kennis geven aan den minister van Defensie. Artikel 15. Het ((hoofd) bestuur van een mili taire belangenvereeniging moet onmiddelijk aan den minister van Defensie kennis geven van: a. wijziging in de statuten; b. oprichting van nieuwe en opheffing van bestaande afdeelingen. Bij de kennisgeving van de oprichting van een nieuwe afdeeling moet een opgave gevoegd worden van de namen en de militaire positie harer bestuursleden. Artikel 16. 1. De vereenigingen zullen zich bij haar arbeid voegen naar de voorschriften, door of vanwege den minister van Defensie gegeven. 2. Wanneer hij dit in het belang van de weer macht of om andere redenen noodig acht. kan de minister van Defensie de werkzaamheden van de vereeniging tijdelijk beperken of doen staken. Artikel 17. Aan boord van schepen, in kazer nes en andere militaire verblijven wordt geen propaganda voor een vereeniging gemaakt. Artikel 18. Waar in de Artt. 12 en 16 gespro ken wordt van den minister van Defensie treedt ten aanzien van het zich in Nederlandsch-Indië bevindende gedeelte der zeemacht voor dien minister de commandant der zeemacht in Ne derlandsch-Indië in de plaats. Dit reglement is toegezonden aan de bestu ren der verschillende bonden van beroepsper soneel van zee- en landmacht beneden den rang van officier. Deze zijn in de gelegenheid gestéld vóór een bepaalden datum den minister de toe lating te verzoeken van hun organisatie als mi litaire belangenvereeniging onder overlegging van een exemplaar van de statuten, welke met de in het reglement neergelegde beginselen ten volle rekening moeten houden.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 2